Cultuureducatie met kwaliteit Beleidskader 1. Inleiding In zijn uitgangspuntennota voor het cultuurbeleid ‘Meer dan kwaliteit’ kondigde de staatssecretaris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het programma Cultuureducatie met kwaliteit aan. Dit programma heeft tot doel de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs door middel van een landelijk samenhangende aanpak te borgen. Het programma beoogt -
de beoordeling van het behalen van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie te bevorderen;
-
het werken met een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie te stimuleren;
-
docenten te ondersteunen bij het onderhouden en verdiepen van hun bekwaamheden op het gebied van cultuureducatie;
-
te bevorderen dat culturele instellingen een beleid voeren gericht op educatie en participatie van kinderen en jongeren, in het bijzonder dat zij komen tot een op de kerndoelen van het primair onderwijs afgestemd cultuureducatief aanbod.
Onderdeel van het programma Cultuureducatie met kwaliteit zijn afspraken tussen gemeenten, provincies en het Rijk over programma’s die op lokaal niveau scholen en culturele instellingen ondersteunen bij de versterking van de kwaliteit van cultuureducatie. Deze afspraken hebben geleid tot het Bestuurlijk Kader Cultuureducatie met kwaliteit dat voortbouwt op de samenwerking tussen genoemde overheden in het kader van de Matchingsregeling Cultuurparticipatie van het ministerie van OCW. Het bestuurlijk kader is van kracht in de jaren 2013 tot en met 2016.
In paragraaf 3 van deze notitie zal dit kader verder worden toegelicht. Kern van het bestuurlijk kader is de bereidheid van het Rijk een op basis van het aantal inwoners bepaald subsidiebedrag beschikbaar te stellen voor cultuureducatie in het primair onderwijs, onder de voorwaarde dat de desbetreffende gemeente of provincie eenzelfde bedrag beschikbaar stelt. In juli 2012 heeft wethouder Sport en Recreatie, Kunst en Cultuur namens het college door het ondertekenen van een intentieverklaring aangegeven voornemens te zijn minimaal de in het bestuurlijk kader voor Rotterdam genoemde matchingsbedrag ad € 486.590,-- te reserveren. 2. Waarom cultuureducatie? Cultureel bewustzijn en culturele competentie is in de eenentwintigste eeuw een kerncompetentie. Niet alleen bestaat alom de overtuiging dat cultureel bewustzijn en actief participeren op cultureel gebied bijdragen aan persoonlijke, sociale, cognitieve en motorische ontwikkeling, steeds meer wordt duidelijk dat de betekenis van creativiteit als productiefactor toeneemt en daarmee de noodzaak ook in het onderwijs structureel en gestructureerd aandacht te besteden aan de ontwikkeling van creatieve (en dus ook culturele) competenties. In zijn studie The impact of
1
culture on creativity wijst het instituut KEA, European Affairs (2009) op de economische betekenis van ‘culture-based creativity’. De Onderwijsraad adviseert in zijn advies Onderwijs vormt (2011) (culturele) vorming nadrukkelijker onderdeel van het onderwijs te laten zijn.
In hun gezamenlijke advies Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! (2012) onderschrijven de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad het belang en de wenselijkheid van cultuuronderwijs. Cultuuronderwijs behoort naar hun mening tot de kerndoelen van het onderwijs: het ontsluit, het vormt, het ontwikkelt. Zij concluderen evenwel dat cultuureducatie niet verankerd is in het curriculum van de scholen. Het is steeds meer weggeorganiseerd van de scholen; de deskundigheid is verschoven van scholen en leraren naar het culturele veld. Het aantal vakdocenten binnen de school is gestaag teruggelopen, er zijn maar weinig scholen die werken met een doorgaande leerlijn cultuureducatie en de samenwerking tussen scholen en culturele organisaties kan structureler en met meer samenhang in het aanbod. De Raden concluderen dat de door de staatssecretaris gewenste kwaliteitsslag in de afgelopen jaren niet of onvoldoende gemaakt is. Cultuureducatie moet weer terug naar het hart van het onderwijs, aldus de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad. Om de deskundigheid bij scholen en leraren te vergroten is volgens hen de hulp van culturele instellingen, expertisecentra, lerarenopleidingen en overheden gewenst. Samengevat adviseren zij: -
geef scholen meer grip op de inhoud (door middel van onder meer referentiekaders cultuureducatie en opneming van cultuureducatie in de evaluatieve cyclus van leerlingen);
-
bevorder de deskundigheid van de school (door middel van onder andere deskundigheidsbevordering van aankomende en zittende docenten en benutting van creatieve passies en talenten van docenten, ouders en culturele faciliteiten in de omgeving van de school);
-
stel de culturele infrastructuur in dienst van de school (door middel van onder andere samenwerking tussen culturele instellingen onderling en met scholen en dialooggestuurd werken).
3. Het Bestuurlijk kader Cultuureducatie met kwaliteit De afgelopen jaren hebben Rijk, provincies en gemeenten met elkaar samengewerkt op het terrein van cultuureducatie. In de jaren 2002-2008 was deze samenwerking gelieerd aan het Actieprogramma Cultuurbereik; in de jaren 2009-2012 viel cultuureducatie onder de matchingsregeling voor overheden van het Fonds voor Cultuurparticipatie. In een aantal opzichten heeft deze samenwerking landelijk tot verbeteringen geleid: -
scholen en culturele organisaties werken meer samen;
-
culturele instellingen stemmen hun aanbod meer af op de vraag van het onderwijs;
-
een groeiend aantal scholen heeft een cultuurplan als onderdeel van het schoolwerkplan;
-
een flink aantal basisscholen heeft een interne cultuurcoördinator.
1
KEA, European Affairs is een in Brussel gevestigd consultancybureau gespecialiseerd in cultuur, creativiteit, media en sport. Het bureau doet voor de EU en diverse landen, regio’s en steden in de EU onderzoek en analyses.
2
Tegelijkertijd hebben de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad echter ook gelijk als zij stellen dat de inhoudelijke borging van cultuureducatie, zowel bij scholen als bij culturele instellingen, nog te wensen overlaat: er zijn nog te veel initiatieven die incidenteel zijn en gericht op eerste kennismaking, er wordt nog te weinig van ervaringen geleerd, er zijn nog te weinig scholen die cultuureducatie verbonden heeft met het curriculum en het reguliere onderwijsprogramma.
Het programma Cultuureducatie met kwaliteit van de staatssecretaris van OCW heeft tot doel op onder meer de hiervoor genoemde punten een kwaliteitsslag te maken door middel van een landelijk samenhangende aanpak. De kwaliteitsslag bestaat uit een verankering van cultuureducatie binnen het onderwijs en binnen de culturele instellingen. Als operationele doelen heeft de staatssecretaris geformuleerd: -
bevorderen van de beoordeling van het behalen van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie;
-
stimuleren van scholen en culturele instellingen om te werken met een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie;
-
stimuleren van docenten om hun bekwaamheden op het gebied van cultuureducatie te onderhouden en verdiepen;
-
bevorderen dat culturele instellingen een beleid voeren gericht op educatie en participatie van kinderen en jongeren, in het bijzonder dat zij komen tot een op de kerndoelen afgestemd aanbod voor scholen in het primair onderwijs.
Om de doelen te realiseren kent het programma drie niveaus met parallele trajecten voor de periode 2013-2016: •
Centraal (door OCW en rijksfondsen en gericht op het landelijke onderwijs- en culturele veld)
•
Decentraal (door OCW, provincies en gemeenten gezamenlijk en gericht op concrete uitvoeringsplannen op lokaal niveau)
•
Onderwijs (gericht op het behalen van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie in het primair onderwijs door continuering van de € 10,90 per leerling in de prestatiebox van het primair onderwijs)
Het navolgende heeft in de eerste plaats een relatie met het decentrale traject. Het gaat daarbij om een matchingsregeling van Rijk, provincies en gemeenten voor de ondersteuning van lokale projecten en programma’s, gericht op de realisatie van de vier hoofddoelen van het programma (hierna te noemen ‘Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit’). 4. De Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit De Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit biedt culturele organisaties de mogelijkheid bij het Fonds voor Cultuurparticipatie een subsidie aan te vragen voor cultuureducatieve activiteiten in het primair onderwijs. Voorwaarde is dat de gemeente of provincie waar de activiteit wordt uitgevoerd een adhesieverklaring toevoegt aan de aanvraag en ten minste eenzelfde bedrag voor de activiteit beschikbaar stelt als aan het Fonds gevraagd wordt. Gemeenten en provincies
3
bepalen derhalve door middel van hun matchingsbijdrage welke plannen het Fonds voor Cultuurparticipatie in behandeling neemt en welk bedrag het Fonds maximaal beschikbaar stelt. De gemeente of provincie ziet erop toe dat de aanvraag past binnen de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit maar kijkt ook naar de lokale beleidsprioriteiten. De eigenstandige verantwoordelijkheid van deze twee bestuurslagen wordt in de regeling dus niet alleen gerespecteerd maar zelfs primair gesteld. Zeer recent is de Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs 2013-2016 in de Staatscourant gepubliceerd en daarmee van kracht geworden. De regeling is ter informatie als bijlage aan het voorliggende Rotterdamse beleidskader toegevoegd. Belangrijk element in de regeling is dat deze openstaat voor aanvragen die – voorzien van een adhesiebetuiging van een aan de matchingsafspraken deelnemende gemeente of provincie – worden gedaan door een (culturele) instelling. Omdat bovendien van gemeenten en provincies gevraagd wordt een (aanzienlijke) bijdrage aan de in te dienen plannen te verlenen, ligt het in de rede als gemeente of provincie een eigen programma Cultuureducatie met Kwaliteit of op zijn minst een beleidskader voor dit doel te ontwikkelen, aansluitend bij het landelijke bestuurlijk kader, het Rotterdamse Collegewerkprogramma, de Rotterdamse cultuureducatieve beleidsuitgangspunten en het Rotterdamse onderwijsbeleid. De navolgende paragrafen vormen tesamen het Rotterdamse beleidskader Cultuureducatie met kwaliteit. 5. Cultuureducatie met kwaliteit in Rotterdam Rotterdam heeft een lange traditie op het gebied van cultuureducatie. Rotterdam blijkt daarbij niet alleen stevig in te zetten op dit onderwerp maar ook een koploperspositie in te nemen. De al jaren bestaande samenwerking tussen culturele instellingen in het Cultuurtraject, de oprichting van het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR), het programma Ieder Kind Een Instrument (IKEI) en de Muziekcoalitie, de ateliers op school, Kunst-ID en het pilotproject Denken, Voelen, Doen (DVD): het zijn initiatieven waarmee Rotterdam binnen de stad een stevige basis heeft gelegd voor cultuureducatie en zich landelijk op de kaart heeft weten te zetten.
De afgelopen jaren heeft Rotterdam zich sterk gericht op verankering en versterking van de binnenschoolse cultuureducatie. Bewust is niet ingezet op de ontwikkeling van losse activiteiten en eenmalige projecten. In de eerste plaats omdat de overtuiging bestaat dat cultuureducatie gebaat is bij doorgaande leerlijnen en samenhangend aanbod dat aansluit bij de leerdoelen van het onderwijs en bij de ontwikkelingsfase van de leerlingen. In de tweede plaats niet omdat de stad wil investeren in de basisvoorwaarden die nodig zijn om te kunnen komen tot effectieve cultuureducatie. Het KCR en het programma DVD zijn daar bij uitstek de exponenten van. Ook in de komende jaren willen wij de nadruk leggen op verankering, versterking en samenhang. Niet zozeer door nieuwe programma’s en projecten te ontwikkelen, maar door die programma’s en projecten die succesvol zijn gebleken dan wel kansvol lijken te zijn (maar die nog te kortgeleden gestart zijn om conclusies te trekken over de effecten ervan) te continueren of uit te breiden.
4
Enkele van de hiervoor genoemde programma’s zijn in de afgelopen vier jaar gefinancierd met tijdelijk geld, bijvoorbeeld uit het Programma Cultuurbereik of met een stimuleringsbijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Als gevolg van het eindigen van deze tijdelijke financieringsstromen dreigen enkele activiteiten die bijdragen aan de door ons gewenste verankering en versterking in het nauw te komen. Waar dat het geval is, hebben deze activiteiten prioriteit gekregen bij de opstelling van het navolgende voorstel. Bij onze keuzes voor programmalijnen is verder vooral ook gekeken naar de behoeften die in het veld zelf leven blijkens de aanvragen van scholen en instellingen. Dit wordt bij de desbetreffende paragrafen verder toegelicht. Op grond van die bevindingen zullen in de periode 2013-2016 via de regeling Cultuureducatie met kwaliteit de volgende meerjarige activiteiten ondersteund worden: 1) Advisering en begeleiding van basisscholen bij hun planontwikkeling voor inbedding van cultuureducatie in hun curriculum en implementatie van een instrumentarium voor het beoordelen van de ontwikkeling van leerlingen door middel van cultuureducatie 2) Uitbreiding en ondersteuning van de realisatie van ateliers op school rond verschillende kunstdisciplines 3) Continuering en zo mogelijk uitbreiding van de implementatie en doorontwikkeling van het Masterplan Muziekeducatie Rotterdam 4) Implementatie van een doorgaande leerlijn Cultureel erfgoed 5) Ontwikkeling en implementatie van een doorgaande leerlijn ‘kunstzinnige leertijd’ 6) Deskundigheidsbevordering van docenten, icc’ers en medewerkers van culturele organisaties; samenwerking met pabo’s Het is duidelijk dat dit slechts een klein deel is van de veelheid aan cultuureducatieve activiteiten die in Rotterdam binnen en buiten het reguliere onderwijs plaatsvinden. De wens om op een beperkt aantal stromen stevig in te zetten en daarmee een slag te slaan in de verankering en kwaliteitsversterking van cultuureducatie in het basisonderwijs prevaleert echter boven het ondersteunen van een groter aantal projecten en programma’s. Het besluit van het FCP om als bodem voor subsidieaanvragen een bedrag van € 90.000,-- per jaar te hanteren, is daarbij bovendien enerzijds een richtinggevende eis en anderzijds een stimulans om bewuste keuzes te maken in onze eigen beleidsontwikkeling.
Ad 1.Advisering en begeleiding Vrijwel alle Rotterdamse basisscholen participeren op dit moment in het Cultuurtraject dat de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam samen met andere culturele organisaties aanbiedt. Via het Cultuurtraject maken leerlingen in twee projecten per jaar kennis met kunst en cultuur. Het Cultuurtraject heeft een incidenteel karakter en heeft geen rechtstreekse verbinding met de overige onderwijsactiviteiten. Daarnaast kiest een aantal scholen voor verdere verdieping en intensivering van het cultuuronderwijs, in één of meer kunstdisciplines. Voor een goede inbedding van cultuureducatie wordt het van belang geacht dat basisscholen in de gelegenheid zijn zich te laten ondersteunen bij het maken van keuzes voor de intensiteit van cultuuronderwijs en de bantwoording van vragen als:
5
- Welke inhoud moet cultuuronderwijs hebben? Welke cultuur of culturen staan centraal? Welke kunst(en) kies ik voor het cultuuronderwijs? Waarom? - In welke vorm biedt de school het cultuuronderwijs aan (bijv. individueel; klassikaal, grootte van groepen, geïntegreerd of juist niet)? Welke didactiek kiest de school? En met welke argumenten? - Wanneer wordt cultuuronderwijs aangeboden? Waar? Hoeveel, hoe vaak, hoe lang? En ook hier weer: met welke argumenten? - En ten slotte: door wie wordt het cultuuronderwijs gegeven (bijv. een culturele organisatie of de eigen docent? En wederom: waarom? Vervolgens is het van belang dat scholen die een visie op cultuuronderwijs hebben ontwikkeld ook ondersteuning kunnen inroepen bij de implementatie daarvan. Continuering van Denken, Voelen, Doen, zij het in een vorm die rekening houdt met de bevindingen tijdens de pilotfase, lijkt daarvoor een geëigende mogelijkheid te zijn. Voor de drie aanvraagronden die het programma Denken, Voelen, Doen inmiddels doorlopen heeft, overtrof het aantal intekenende scholen telkens verre het aantal beschikbare plaatsen. Daaruit mag worden afgeleid dat bij scholen behoefte bestaat aan deze vorm van begeleiding. Naar de effecten van Denken, Voelen, Doen op de leerprestaties en de (culturele) vaardigheden van leerlingen loopt op dit moment onderzoek. De eerste resultaten daarvan zullen in het najaar van 2012 bekend worden; het onderzoek wordt ook in het schooljaar 2012-2012 gecontinueerd om de langeretermijneffecten te kunnen meten. Bij de tussentijdse evaluatie van Cultuureducatie met kwaliteit in 2014 zullen de resultaten van het onderzoek worden meegewogen. Scholen die aan een begeleidingstraject deelnemen zullen na afloop naar verwachting beter in staat zijn hun vragen en behoeften richting het culturele veld te articuleren, beter in staat zijn het cultuuronderwijs zo in te richten dat het aantoonbaar bijdraagt aan de leerprestaties van de leerlingen en beschikken over handvatten om de school zo te ontwikkelen dat deze daadwerkelijk een in alle opzichten rijke leeromgeving wordt. Ondersteund door bijvoorbeeld het KCR kunnen de desbetreffende scholen vervolgens relevante kunstinstellingen uitnodigen met hen samen invulling te geven aan het cultuuronderwijs op hun school. Zoveel mogelijk basisscholen die nu nog niet deelnemen aan langdurige programma’s als KunstID, Denken,Voelen,Doen, de ateliers op school of de doorgaande leerlijn muziekeducatie, zouden ondersteuning moeten kunnen krijgen bij het vinden van de antwoorden op de hiervoor geformuleerde vragen, bij het concretiseren van een visie op cultuureducatie en bij de opneming van cultuureducatie in het curriculum van de school. Op basis daarvan kan vervolgens effectief met scholen verder worden gesproken over de invulling van hun werkplan voor cultuuronderwijs (in samenhang met andere onderwijsgebieden).
In 2011 is de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd in het kader van Denken, Voelen, Doen en het landelijke onderzoek Cultuur in de spiegel, dat deels in Rotterdam wordt uitgevoerd, een instrument te ontwikkelen dat door basisschooldocenten zelf gehanteerd kan worden voor het beoordelen van de culturele ontwikkeling van leerlingen. Doel daarvan was te komen tot een eenduidiger beoordelingssystematiek van de effectiviteit van cultuureducatieve activiteiten, niet alleen voor wat betreft de culturele competenties van leerlingen, maar ook voor wat betreft de
6
transfer naar andere leergebieden, zoals taal, rekenen en andere vaardigheden. De aanleiding vormde onze behoefte om beter zichtbaar te maken welke cultuureducatieve activiteiten in welke mate bijdragen aan de doelstellingen van het Rotterdamse Onderwijsbeleid. Rotterdam is ook op dit gebied koploper. Dat betekent niet alleen dat een instrument ontwikkeld is dat voor de stad van dienst kan zijn, maar ook dat Rotterdam een bijdrage kan leveren aan de landelijke ontwikkeling van flankerend instrumentarium op het gebied van cultuureducatie. Vanuit de regeling Cultuureducatie met kwaliteit wil Rotterdam zorg dragen voor de invoering van dit instrument door de Rotterdamse basisscholen en de Rotterdamse culturele organisaties die in het basisonderwijs werkzaam zijn. Voor een uitvoeringsplan dat hieraan invulling geeft, is een bedrag beschikbaar van maximaal € 15.000,-- (incl. matching door het FCP). Dit uitvoeringsplan dient in verband met de ondergrens voor subsidieaanvragen onderdeel te vormen van een aanvraag voor advisering en begeleiding van scholen.
Voor het totale onderdeel Advisering en begeleiding van het programma Cultuureducatie met kwaliteit is een totaalbedrag van jaarlijks maximaal € 215.000,-- (incl. matching door het FCP) beschikbaar, te verdelen over de kosten van -
schooladvisering en –begeleiding
-
netwerkbijeenkomsten en (digitale) kennisoverdracht, monitoring en evaluatie
-
implementatie van het door de RuG ontwikkelde beoordelingsinstrument.
Subsidie voor dit onderdeel zal aan slechts één culturele organisatie of samenwerkingsverband van culturele organisaties verleend worden.
Ad 2. Ateliers op school In de aanloop naar 2013 heeft het KCR met een aantal scholen en culturele organisaties een kenniskring ‘Atelier op school’ opgericht om kennis en ervaring met het werken in ateliers verder te ontwikkelen aan de hand van praktijkervaringen in verschillende kunstdisciplines. KCR ontwikkelt met de kenniskring een methodologisch kader, waarmee de ateliers gemonitord zullen worden. Doel van dit methodologische kader is ervoor t zorgen dat het effect van cultuuronderwijs op de ontwikkeling van de leerling meetbaar is, inclusief de transfer naar rekenen en taal. Ateliers op school bieden veel mogelijkheden om cultuuronderwijs binnen de school te verankeren. Uit een pilot met drie basisscholen is gebleken dat het atelier de context vormde waarbinnen de leerlingen hun creatieve vermogens konden ontwikkelen. Voor de leerlingen is het atelier de plek waar zij, onder begeleiding van een kunstenaar(of dat nu een beeldend kunstenaar is of een kunstenaar uit een andere discipline), leren ontdekken, begrijpen en betekenis geven; vaardigheden die zij vervolgens op andere onderwijsgebieden in de praktijk brengen (de zogeheten ‘transfer’). De kunstenaar op school werkt bovendien niet alleen met leerlingen, maar ook met docenten samen, en mede daardoor biedt het atelier continuïteit in het cultuuronderwijs op school. De aanwezigheid van het atelier blijkt te leiden tot een verandering van de sfeer binnen de school. Dat is te zien aan de vele kunstwerken van leerlingen die in de scholen geëxposeerd worden, maar ook aan het feit dat leerlingen en docenten op een andere manier over kunst en cultuur communiceren (meer en intensiever).
7
Op dit moment heeft Rotterdam vier scholen met een eigen atelier (althans: voor zover de gemeente daar wegens eigen betrokkenheid van op de hoogte is). en – last but not least – docenten aangeven dat zij zelf ook van het project geleerd hebben voor hun onderwijspraktijk en hun kennis over kunst en cultuur in relatie tot het onderwijs. In de komende vier jaar zullen meer scholen in staat gesteld worden een atelier rond een kunstdiscipline te realiseren. Uitgangspunt is dat het atelier zorgt voor samenhang in (cultuur) onderwijs, en dat het altijd gaat om langdurige samenwerking tussen een kunstenaar (of kunstinstelling) en een school. De school dient te zorgen voor de aanwezigheid van een geschikte ruimte voor het atelier alsmede voor de inrichting ervan en de materialen die in het atelier worden gebruikt. Van de school wordt bovendien een jaarlijks groeiende bijdrage verwacht in de kosten van de kunstenaar of kunstinstelling die in het atelier werkt. Vanuit de regeling Cultuureducatie met kwaliteit worden de kosten gedekt van -
methodiekontwikkeling en kennisoverdracht vanuit de kenniskring tot een maximum van € 15.000,-- per jaar
-
uitvoering van het atelier door een kunstenaar of kunstinstelling gedurende één dag per week tot een maximum van € 10.000,-- per school in het eerste jaar van deelname.
In totaal is voor dit onderdeel van de regeling Cultuureducatie met kwaliteit een bedrag van jaarlijks maximaal € 115.000,-- (incl. matching door het FCP). (Samenwerkingsverbanden van) culturele organisaties worden uitgenodigd een plan in te dienen voor de realisering van ateliers op school en daarbij de relevante geïnteresseerde Rotterdamse culturele organisaties uit verschillende kunstdisciplines te betrekken. Aan slechts één culturele organisatie of samenwerkingsverband van culturele organisaties zal subsidie voor dit onderdeel verleend worden.
Ad 3. Masterplan Muziekeducatie In gezamenlijkheid hebben zes Rotterdamse muziekinstellingen (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam, Hogeschool voor de kunsten Codarts, World Music and Dance Centre, Rotterdams Philharmonisch Orkest, Concert- en congresgebouw de Doelen en Music Matters) de afgelopen jaren het ‘Masterplan Muziekeducatie ’ opgesteld. Uitgaande van een breed gedragen visie op muziekeducatie biedt dit plan een analyse van het bestaande aanbod, de lacunes en de zwakke plekken daarin, gevolgd door een gezamenlijke missie en een plan van aanpak voor het verstevigen van muziekeducatie in doorgaande leerlijnen. In de doorgaande leerlijn muziekeducatie voor het basisonderwijs is een belangrijke plaats ingeruimd voor het programma Ieder Kind Een Instrument. Dit programma dekt echter niet het volledige aantal leerjaren van de basisschool en kan door de relatief hoge kosten op een beperkt aantal scholen worden aangeboden (op dit moment 22 met als doel door te groeien naar 30). De vraag naar muziekeducatie is vanuit de basisscholen groot; niet alleen naar IKEI maar ook naar eenvoudiger muziektrajecten die door de docenten zelf, eventueel met ondersteuning van een vakdocent van buiten de school, wordt aangeboden. Op die wensen heeft het plan van aanpak van de muziekcoalitie ingespeeld: het plan bestaat uit een aanbod aan zang- en instrumentale kennismakingprojecten waar iedere school gebruik van kan maken (inclusief een begeleidings- en
8
ontwikkelingstraject voor groep 1 tot en met 8) en een intensieve leerlijn die als extra wordt aangeboden op 30 scholen in de wijken die het laagst scoren op de sociale index (en waarvan IKEI deel uitmaakt). Voor de uitvoering van het plan van aanpak in 2011, 2012 en de eerste helft van 2013 heeft het FCP vanuit de stimuleringsregeling ‘Er zit muziek in ieder kind’ een bijdrage aan de muziekcoalitie verleend. Om de inzet in de komende jaren te kunnen continueren, wordt de Muziekcoalitie uitgenodigd een plan in te dienen voor de periode 2013-2016 waarin op basis van de bevindingen uit de afgelopen jaren aangegeven wordt op welke wijze en in welke omvang zij het eerdere plan van aanpak de komende jaren wil voortzetten. Daarbij wordt van belang geacht dat de huidige Muziekcoalitie ook andere partijen uit de stad bij haar werkzaamheden betrekt (zoals overigens op dit moment ook al het geval is). Voor dit onderdeel van de regeling Cultuureducatie met kwaliteit is een bedrag beschikbaar van jaarlijks maximaal € 250.000,-- (incl. matching door het FCP).
Ad 4. Doorgaande leerlijn Cultureel Erfgoed Naar aanleiding van het Masterplan Muziekeducatie Rotterdam hebben enkele erfgoedinstellingen in de stad aangegeven een soortgelijk plan te willen ontwikkelen voor de erfgoededucatie. Geconstateerd werd dat het aanbod van erfgoededucatie op dit moment nog erg versnipperd is en dat afstemming tussen de instellingen ontbreekt. Het plan zou de basis moeten vormen voor een doorgaande leerlijn erfgoededucatie voor het basisonderwijs naar analogie van de doorgaande leerlijn muziekeducatie. Het Gemeentearchief Rotterdam heeft het initiatief genomen om in 2012 een Masterplan Ergoededucatie te ontwikkelen in samenwerking met de belangrijkste instellingen op het terrein van het cultureel erfgoed (Museum Rotterdam, Maritiem Museum Rotterdam, OorlogsVerzetsMuseum) aangevuld met het KCR, enkele toonaangevende basisscholen en (waar mogelijk en relevant) andere partijen in de culturele sector. Het initiatief is ondersteund met een subsidie uit het Programma Cultuurbereik. De Rotterdamse erfgoedinstellingen worden uitgenodigd een implementatieplan in te dienen en ervoor zorg te dragen dat Rotterdamse basisscholen met ingang van het schooljaar 2013-2014 gebruik kunnen maken van een doorgaande leerlijn erfgoededucatie, die -
aansluit bij de tijdvakken van De Rooij
-
aansluit bij de ontwikkeling van de leerlingen
-
ruimte laat voor eigen inbreng van de afnemende scholen
-
vernieuwend is in het gebruik van didactieken en materialen
-
samenhang brengt in het educatieve aanbod van de individuele erfgoedinstellingen
-
een einde maakt aan de veelheid van incidentele educatieprojecten rond tijdelijke tentoonstellingen.
Voor dit onderdeel van de regeling Cultuureducatie met kwaliteit is een bedrag beschikbaar van maximaal € 150.000,-- per jaar (incl. de matching door het FCP). In verband met de ondergrens voor subsidies uit de regeling Cultuureducatie met kwaliteit zal aan slechts één culturele organisatie of samenwerkingsverband van culturele organisaties subsidie voor dit onderdeel verleend worden.
9
Ad 5. Doorgaande leerlijn ‘kunstzinnige leertijd’ Met theatergroep MAAS (de fusie van Theatergroep Max, dansgezelschap Meekers en Theatergroep Siberia) krijgt Rotterdam met ingang van 2013 een gezelschap in de stad dat theater en dans voor een jong publiek maakt en presenteert in onder meer het eigen huis De Gouvernestraat, een huis met theater en dans voor een jong en nieuwsgierig publiek, waar jong talent wordt getoond en waar het publiek een kijkje in de theaterkeuken krijgt. Met een aantal culturele instellingen in de stad werkt MAAS aan een plan voor kunstzinnige leertijd: langer lopende projecten of lessenreeksen rond voorstellingen en exposities. Door deze ontwikkeling blijft het educatieve deel van het aanbod niet beperkt tot theater en dans maar wordt het verbreed naar andere kunstvormen buiten de podiumkunsten. Daarvoor werkt MAAS onder andere samen met Villa Zebra. De bereidheid bestaat een ontwikkeling als deze te ondersteunen vanuit de regeling Cultuureducatie met kwaliteit te ondersteunen mits uit het in te dienen plan overtuigend blijkt dat: -
bij de uitwerking ook basisscholen en het KCR betrokken zijn
-
het zonder enige twijfel gaat om doorgaande leerlijnen over langere periodes binnen het schooljaar en door de schooljaren heen
-
het plan van aanpak geen onderdeel is van de reguliere educatieve werkzaamheden van de deelnemende instellingen
-
de activiteiten uiterlijk met ingang van het schooljaar 2013-2014 starten.
Voor de ontwikkeling en implementatie van dit onderdeel van de regeling Cultuureducatie met kwaliteit is een bedrag beschikbaar van maximaal € 150.000,-- per jaar (incl. matching door het FCP). In verband met de ondergrens voor subsidies uit de regeling Cultuureducatie met kwaliteit zal aan slechts één culturele organisatie of samenwerkingsverband van culturele organisaties subsidie voor dit onderdeel verleend worden.
Ad 6. Deskundigheidsbevordering Voor een goede verankering van cultuureducatie in het basisonderwijs en een vruchtbare samenwerking tussen scholen en culturele organisaties wordt het van belang geacht dat beide kanten van het spectrum beschikken over adequate kennis en vaardigheden. Van docenten en interne cultuurcoördinatoren op scholen wordt dan ook verwacht dat zij bereid en in de gelegenheid zijn zich verder te bekwamen op cultuureducatief terrein. Educatief medewerkers bij de culturele instellingen worden geacht te beschikken over de noodzakelijke kennis van onderwijskundige ontwikkelingen en de landelijke en lokale educatieve agenda. Om de genoemde partijen in staat te stellen deze kennis en vaardigheden op te doen en bij te houden worden kennisinstellingen voor cultuureducatie uitgenodigd in samenwerking met een of meer pabo’s in de stad en met partijen uit het onderwijs- en culturele veld een kenniskring op te richten voor de ontwikkeling van een geschikt aanbod aan activiteiten en daarbij aan te geven welke organisatie(s) deze activiteiten gericht op de bevordering van kennis en vaardigheden zal/zullen uitvoeren.
10
Aan een eventuele bijdrage wordt de voorwaarde verbonden dat de aan de kenniskring deelnemende partijen, alsmede de afnemers van de activiteiten een eigen bijdrage beschikbaar stellen, hetzij in natura, hetzij in financiële zin. Indien de bijdrage in natura is, dient deze in de begroting gekwantificeerd te worden. Voor de ontwikkeling en uitvoering van dit aanbod is een jaarlijks bedrag van maximaal € 100.000,-- beschikbaar (incl. matching door het FCP). In verband met de ondergrens voor subsidies uit de regeling Cultuureducatie met kwaliteit zal aan slechts één culturele organisatie of samenwerkingsverband van culturele organisaties subsidie voor dit onderdeel verleend worden.
Samengevat zijn voor de afzonderlijke onderdelen van de Rotterdamse beleidsregel Cultuureducatie met kwaliteit de volgende bedragen beschikbaar Advisering en begeleiding basisscholen
€ 215.000,--
Ateliers op school rond verschillende disciplines
€ 115.000,--
Doorgaande leerlijn Muziekeducatie
€ 250.000,--
Doorgaande leerlijn Cultureel erfgoed
€ 150.000,--
Doorgaande leerlijn ‘kunstzinnige leertijd’
€ 150.000,--
Deskundigheidsbevordering en samenwerking met pabo’s
€ 100.000,--
TOTAAL
€ 980.000,--
6. Voorwaarden Zoals hiervoor aangegeven zijn de voorwaarden en criteria zoals verwoord in de ‘Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs 2013–2016’ van het Fonds voor Cultuurparticipatie onverkort van toepassing op aanvragen die in het kader van Cultuureducatie met kwaliteit worden ingediend bij de gemeente Rotterdam. De regeling van het FCP is op 13 augustus 2012 in de Staatscourant gepubliceerd. Voor enkele punten in de regeling wordt specifieke aandacht gevraagd: -
aanvragen bij het FCP dienen eerst te worden ingediend bij de gemeente Rotterdam, Kunst en Cultuur. Pas nadat de gemeente een positief besluit heeft genomen en heeft aangegeven subsidie te zullen verlenen, kan een aanvraag worden ingediend bij het FCP;
-
het FCP wenst aanvragen uiterlijk 14 december 2012 vóór 17.00 uur te ontvangen. Voor die datum moet de gemeente Rotterdam de aanvraag hebben ontvangen, beoordeeld en voorzien van een gemotiveerde adhesieverklaring. De uiterste indieningsdatum voor een aanvraag bij de gemeente Rotterdam is dan ook 2 november 2012 vóór 17.00 uur.
Naast de Deelregeling Cultuureducatie met Kwaliteit in het primair onderwijs 2013-2016 van het FCP zijn uiteraard de Subsidieverordening Rotterdam 2005 en de Uitvoeringsregeling Subsidieverordening 2005 van toepassing op de bij de gemeente Rotterdam in te dienen plannen. Voor criteria en voorwaarden die specifiek op Rotterdam van toepassing zijn, wordt verwezen naar de beleidsregel Cultuureducatie met kwaliteit.
11