Prof. dr. A. Schilder RA
Datum
Directeur
28 oktober 2004
Cultuur, geloof en publiek belang: de inzet van Prof. Herman Bavinck (inclusief een doorkijkje naar De Nederlandsche Bank)
Prof.dr.Arnold Schilder RA
1914: Hectiek
1 “ De zenuwen jagen het leven. Alles is ontsteld en verschrikt.” Dat schrijft Abraham Kuyper op 19 augustus 1914 aan zijn penvriend A.W.F.Idenburg, gouverneur-generaal van Nederlands Oost-Indië. 1 In enkele maanden tijds is Europa een heksenketel geworden van instabiliteit – en het bleef niet beperkt tot Europa. Nederland was weliswaar neutraal, maar Kuyper’s uitroep zegt voldoende over de sfeer hier. Hoe was dat bij “het symbool van soliditeit en degelijkheid”, zoals Mr P.A.Diepenhorst De Nederlandsche Bank enkele maanden daarvoor had omschreven bij het eeuwfeest van de Bank? 2 Niet veel beter. Op 1 augustus 1914 ontstond er een run op de Nederlandsche Bank omdat de bevolking massaal bankbiljetten wilde omruilen in zilveren munten. Het waren maanden van financiële crisis. Scherpe koersdalingen aan de effectenbeurs, een omvangrijk steunsyndicaat om snel in financieringsbehoeften te voorzien, in enkele uren besluiten tot twee nieuwe typen bankbiljet, de creatie van zilverbonnen. President G.Vissering schrijft over die dagen: “Het was buitengewoon moeilijk om in die eerste dagen van algemeene verwarring en van een le tterlijk met het uur toenemende angst den juisten weg te vinden.” 3 . En Bavinck? Wat zou er door hem heen gegaan zijn, kijkend op de gracht vanuit zijn 17e eeuwse woonhuis aan de Singel 62? Vrij kort na het uitbreken van de oorlog publiceerde hij een beschouwing over het oorlogsvraagstuk. De opening is: “ Vier maanden scheiden ons reeds van den dag, waarop de oorlog uitbrak, en nog altijd woedt hij voort, dood en verderf spreidend onder de volken van Europa. Zijne verschrikkingen en gruwelen zijn zoo talrijk en zoo groot, dat wij De Nederlandsche Bank DIR/2004/01619/as
Datum
28 oktober 2004 -2-
ze ons niet in de geest realiseeren kunnen. Maar toch blijft hij ons bezighouden dag aan dag; hij neemt schier heel onze ziel in beslag..” 4
Keerpunt
2 Nog maar kort daarvoor leek er een rustpunt in Bavinck’s leven gekomen te zijn. Bremmer schrijft daarover: “Het is niet altijd even gemakkelijk in het leven van een mens een incisie te maken en dat leven in perioden in te delen. Het jaar 1902 (benoeming aan de Vrije Universiteit als hoogleraar dogmatiek in de vacature Kuyper, en daarmee het vertrek uit Kampen, AS) was zeker zo’n beslissend punt in Bavincks leven. We zouden 1914 in zekere zin een rustpunt kunnen noemen….Opeens brak echter in dat jaar met zijn zonnige zomer als een bliksemstraal de eerste wereldoorlog uit. “5 Hepp zowel als Bremmer concluderen dat Bavinck rond 1913 in feite zijn theologisch-dogmatisch werk had afgesloten 6 , en zijn vele publikaties gaan dan in toenemende mate over psychologie, pedagogiek en onderwijs, filosofie en politiek. 7 Aan dat laatste droeg bepaald bij Bavinck’s benoeming tot lid van de Eerste Kamer voor de Antirevolutionaire Partij in 1911, een “totale verrassing” voor hem. 8 Het ‘rustpunt’ lijkt dan ook eerder een tussenstop in zijn 60e levensjaar, waarna “een periode van koortsachtige activiteit” 9 volgde tot zijn ziekte in 1920 en overlijden in 1921.
De persoon Bavinck
3 Bovenstaande inkijkjes in de toestand rond 1914 tonen een grote hectiek. Tegen die achtergrond is het relevant te verkennen hoe Bavinck zich vastbeet in de ‘cultuur’, het thema voor dit referaat. Allereerst vallen diverse persoonlijke kenmerken op. Een enorme belezenheid bijvoorbeeld. Een zakelijke betoogtrant waar de emotie toch regelmatig door heen breekt. Een grote principiële overtuiging in combinatie met een evengrote bereidheid tot luisteren, leren en DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 -3-
relativeren10. Confrontatie èn dialoog. Sterke internationale focus, Europa, Amerika maar zeker ook de specifieke situatie in ‘ons’ Indië. Doordachte visie op een breed terrein. Stellig, maar tegelijk verzoenend, bijv. in een conflict rond het leiderschap in de ARP in 1915. 11 Gezaghebbend en bescheiden. 12 Bremmer, samenvattend Bavinck’s ‘ blijvende betekenis’, spreekt van “de openheid en moed, waarmee hij de problemen van de moderne wetenschap en cultuur tegemoet trad en die confronteerde met het Evangelie.”13 Deze combinatie van bijzondere eigenschappen is reeds een stijlkenmerk van Bavinck’s omgang met, en opvattingen over cultuur. Maar wat is dat dan voor Bavinck, cultuur?
Het begrip ‘cultuur’
4 We komen diverse typeringen van ‘cultuur’ bij Bavinck tegen. Enkele voorbeelden. a) 1908: “alle arbeid, die door menschelijke krachten aan de natuur wordt besteed.”14 Bremmer schrijft dit dan uit tot “hetgeen de mens in de loop der eeuwen in geestelijke activiteit tot ontwikkeling gebracht heeft in allerlei wetenschap en kennis van de wereld en van zichzelf.” b) 1910: op de volgens het register enige plek in Bavinck’s vierdelige Gereformeerde Dogmatiek waar het begrip ‘cultuur’voorkomt 15, spreekt hij over het ‘in cultuur brengen’, een plaats in de wereld veroveren, doch dat dit nooit bevredigt en geen verlossing tot stand brengt. “Want alle cultuur bevredigt, maar schept en wekt ook behoeften…Naarmate de mensch de wereld aan zijne voeten onderwerpt, voelt hij zich te meer afhankelijk van die hemelsche machten…Daarom heeft altijd naast de cultuur de religie bestaan; of liever, de religie ging aan de cultuur vooraf, en de cultuur kwam overal onder den invloed der religie tot aanzijn en ontwikkeling.” c) 1916: “Wijl de cultuur in het algemeen omschreven kan worden als eene heerschappij van den geest over de stof, onderstelt zij dien geest, dat is de mensch als een redelijk en zedelijk wezen. Maar toch begint zij met kleine aanvangen, DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 -4-
werkt ontwikkelend op den geest zelven terug en stijgt zij, met vallen en opstaan, steeds hooger op.”16 d) 1919: Bavinck bereidde een brochure voor over ‘de zaak-Netelenbos’, een felle kerkelijke discussie over het gezag van de Bijbel. De brochure is er niet gekomen, maar de uitgave van Bavinck’s voorbereidende notities, vaak wat in telegramstijl, is er niet minder boeiend om. 17 Enkele citaten om het betoog- in-opbouw en het raakvlak Christendom – cultuur te illustreren. ”Aan het gezag der HS.(Heilige Schrift, AS) mag in Chr.kring niet getwijfeld…Maar Schriftgebruik, Schriftuitlegging is andere zaak. Hier relatieve vrijheid, omdat er geen onfeilbare uitlegging bestaat, belijdenis revisibel, en kerk vatbaar voor dwaling is….De toepassing der nieuwere, betere (exegese-, AS) methoden heeft dan ook ongetwijfeld veel bijgedragen tot beter verstand der H.S….Daaraan danken we nu, dat we den Bijbel beschouwen als een historisch boek, dat onder Gods leiding in den tijd, in bepaald milieu, door bepaalde personen enz is ontstaan…..Waarom is en heet de Schrift Gods Woord? Om formeele of materieele redenen? Omdat ze van God ingegeven is van woord tot woord, of omdat ze Gods woord bevat nl. Gods verlossingsplan, Gods heilsraad? …Zoo draagt alles historisch karakter….Natuur en geschiedenis hebben voor ons gansch andere beteekenenis. De natuurwet.(enschap, AS) heeft ons ontdekkingen gebracht, voor wereld- en levensbeschouwing van groot belang. Denk aan de natuurwetten, de natuurcausaliteit, de relativiteitstheorie (Einstein). En dan de geschiedenis….Neem de heidenwereld; no g geen 500 mill Christenen van de 1600….Is het denkbaar, dat al die volken geen beteekenis hebben voor de toekomst van ’t Godsrijk? Hebben ze alleen geleefd voor het verderf? Moet de Christ. geschiedbeschouwing z niet wijzigen, evenals die van de natuur? Wat is de verhouding Christ[endom, AS] en cultuur? Alleen antithetisch? Alleen veroordeelend, verwerpend? [Tussenkopje, AS:] Christ en cultuur positief. …Alles wijst erop, dat we in ’t Christ meer ‘t universeele, katholieke, kosmische, ethisch-religieuze naar voren schuiven….in één woord in en tegenover de moderne cultuur, de wetenschap, de kunst (het theater, de opera enz.), Calv. en kunst. Het Calv. is universeel, is althans in theorie niet tegen de kunst. De DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 -5-
Jongeren willen deze theorie nu ook omzetten in de practijk. Zij gevoelen ’t gemis in onzen kring van aesthetische vorming en genieting. [Slot, AS:] Resultaat. Wij moeten ons verwijden. Breeder horizon zien. Heel de wereld binnen onze gezichtskring trekken. “
Passie voor kerk en cultuur
5 Men zou wel van een ‘passie’ van Bavinck mogen spreken, deze intensieve dialoog tussen theologie en moderne wetenschap, ‘in en tegenover de moderne cultuur’. Tegelijkertijd gaat er een grote ontspanning van uit. Bavinck heeft het niet nodig zich af te zetten tegen de cultuur, die omspannende benaming voor de uitkomsten van geschiedenis, wetenschap, kunst, filosofie. Hij bevraagt de uitkomsten van die wereldwijde culturele ontwikelingen met grote doch kritische interesse. Hetzelfde doet hij met het Christelijk denken, de Bijbel, de dogmatiek. 18 Er spreekt een stellig vertrouwen uit dat deze horizonverbreding tot beter ‘resultaat’ leidt – een nuchtere zakelijkheid die een centrale bankier niet zou misstaan.
Een ander mooi voorbeeld van Bavinck’s combinatie van brede interesse en belezenheid met emotie en maatschappelijke bewogenheid is de studie die hij in 1915 in opdracht van de regering publiceerde ten dienste van de voorlichting over Nederland in de Verenigde Staten, getiteld “Mental, religious and social forces in the Netherlands”. In goed 60 bladzijden beschrijft Bavinck daarin de geestelijke ontwikkelingen in Nederland vanaf de 16e eeuw. Het grootste deel gaat over de 19e eeuw en behandelt met breed overzicht ontwikkelingen inzake filosofie, theologie, psychologie, literatuur, schilderkunst, architectuur, politiek en natuurwetenschap. Een enkel citaat: “Society, spiritually and materially, is subject to such a change from day to day that through the rapid progress of the sciences (history, e.g., of races, culture, languages, religions, morals, &c.) all security appears to be vanishing, and no one knows whither we are drifting.”(p. 49).....”[S]ociety itself trembles on its foundations, and has above all things need DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 -6-
of principles and forms whereby it can live, develop and be guided. What is lacking in the present generation in all its wealth of civilization and culture is firmness of conviction and certainty of faith. “(p. 52). Maar hij eindigt toch positief: “And thus in the chaos of expectations that is observable today on all sides, including the Netherlands, a twofold unity is after all to be seen,viz: a unity of belief that this dark world, after all is said and done, originated in thought and idea, and a unity of hope that light will finally come forth out of darkness. And this inspires man to live on from age to age.”(p.63).
Uw eigen rector hier, prof. Frits de Lange, verzuchtte op Koninginnedag : “De theologie mist de aansluiting. Er vindt eigenlijk geen uitwisseling meer plaats tussen kerk en cultuur.” 19 Bavinck wàs die uitwisseling zelve. Maar daar lijkt wel een heel bijzondere combinatie van eigenschappen voor nodig: de combinatie van ratio en emotie, van vertwijfeling en hoop, van diepgaand analyserend onderzoek en intuïtieve, van boven of van buiten ‘erin gestorte’ 20 levenslust. Is dat wel calvinistisch of gereformeerd ? Het leuke is dat Bavinck dat helemaal geen vraag vindt, dus ook geen interessante of goede vraag.
Inzet voor politiek en cultuur
6 Een andere interessante vindplaats van Bavinck’s opvattingen over Christendom en cultuur vormen de Handelingen van de Eerste Kamer uit de jaren 1911-1920. Bavinck heeft daar diverse fundamentele beschouwingen gehouden over culturele en sociaal-ethische onderwerpen. Daartoe behoren zaken als het vrouwenkiesrecht, de armenzorg, het onderwijs, de verzorging van militairen en het tegengaan van vloeken, straf en vergelding, en ook de ‘ouderdomsrenten’. Herhaaldelijk nam een volgende spreker het woord na zo’n betoog met de opening dat hij nu wat praktische, meer aardse dingen ging zeggen! 21 Bij de behandeling van de begroting van Nederlandsch-Indië komt het thema cultuur bij Bavinck nadrukkelijk aan de orde. 22 In december 1911 opent DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 -7-
Bavinck met de stelling dat “onze moderne cultuur, waarnaar in de laatste jaren in het Oosten in het algemeen en bepaaldelijk in onze koloniën het verlangen uitgaat, van het Christendom en van den godsdienst in het algemeen niet los te maken is.” Hij betoogt daartoe dat de vooruitgang in de natuurwetenschap en in de geschiedkundige wetenschap door het Christendom mogelijk is gemaakt. Bovendien moet men rekening houden met de invloed van Mohammedanisme, Hindoeïsme en animistische godsdiensten. Dus staan “missie en cultuur of m.a.w. het brengen van onzen Christelijken godsdienst of wil men liever van onze Christelijke wereld- en levensbeschouwing en het brengen van onze cultuur niet tegenover elkander, maar (behooren zij) in de nauwste harmonie met elkander gepaard te gaan.” In januari 1914 gaat Bavinck uitgebreid op dit onderwerp door. Opnieuw enkele sprekende citaten. “Er ligt in die ethische politiek (van de Regeering sinds 1885) toch ook een verheven beginsel, in dienst van de verheffing, van de zedelijke, geestelijke, verstandelijke en economische verheffing van die lager staande bevolkingen, welke aan onze zorgen zijn toevertrouwd. “ Centraal daarin ziet Bavinck “de waarde der persoonlijkheid. Indien er in de moraal iets nieuws in het Christendom aan het licht is gebracht, dan is het die waarde der persoonlijkheid.” Neutraliteit acht Bavinck in dezen onmogelijk. De Christenvolken hebben een geestelijke superioriteit, en het is hun plicht van daaruit Christendom en cultuur tegelijk te brengen. Dat gaat strak tegen het Islamisme/Mohammedanisme, het Bouddisme en het Confucianisme, waarmee wij “een geestelijke worsteling hebben aan te gaan”. En zo concludeert Bavinck dat de zending een zaak is “van algemeen belang, zij is een volksbelang, een Nederlands belang, een internationaal belang, een belang van de gansche Westerse beschaving in haar handhaving tegenover de Oostersche. “ Zo concludeert hij dat wij “ons allen kunnen stellen buiten en boven de partijen op het algemeen cultuurstandpunt. Een van de machtigste hefboomen van de cultuur in de historie is in ons oog altijd geweest de godsdienst en in verband daarmee de moraal.” Over de verhouding tot de Islam heeft Bavinck ook intensief gecorrespondeerd met zijn studievriend en Islamkenner prof. Snouck Hurgronje. Laatstgenoemde DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 -8-
pleitte voor associatie tussen Christendom en Islam. Bavinck geloofde daar niet in, en verwachtte juist een verzwakking van de Westers/Christelijke positie, omdat de panislam- gedachte “ten innigste” samenhangt met het mohammedaanse geloof. De strijd wordt dus beslist op dat niveau. “Want ’t geloof kan doen lijden en dragen, kan martelaars maken; maar cultuur niet, dan bij hooge uitzondering.”23 In het najaar van 1914 koos de sultan van Turkije de zijde van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, en riep hij de heilige oorlog uit tegen de entente- mogendheden Engeland, Frankrijk en Rusland. 24
Actualiteit: de islam
7 Het is frappant hoe actueel dit felle debat, 90 jaar later, nog en opnieuw is. In de NRC van 3 juni 2004 schreef Job Cohen een lang artikel onder de titel “Een godsdienstpolitie is niet nodig – we moeten in integratiebeleid erkennen dat religie ‘werkt’ voor gelovigen.” Cohen schrijft bijna letterlijk als Bavinck: “Ook moslimlanden als Indonesië,…, Turkije zijn verwikkeld in een moderniseringsproces. Laten wij niet vergeten dat de aantrekkingskracht van onze moderne, politieke cultuur, enorm is. Honderden miljoenen mensen over de gehele wereld hangen Westerse ideeën aan.” Maar dan komt de vraag. “Maar er zijn ook factoren die afbreuk doen aan die aantrekkingskracht: * Het gevaar dat het Westen, de waarden die het symboliseert, en de oplossingen die het biedt, slechts een papieren realiteit vertegenwoordigt, en geen oplossingen heeft voor de dagelijkse noden, de existentiële vraagstukken en politieke problemen van moslims. * De vrees voor het verlies aan geborgenheid, saamhorigheid en sociale verbanden (gezin, familie, religie). * De minachting die veel Westerlingen voelen voor de islam en die breed wordt gevoeld als minachting voor de individuele moslim. Dit alles kan ertoe leiden en leidt ertoe dat moslims zich van Westerse waarden afkeren en zich tot traditionele vormen van de islam wenden, zich opsluiten in de eigen groep en cultuur.” Cohen roept dan op tot “de zoektocht naar een rechtvaardige samenleving,” daarin zouden “gelovigen en seculieren elkaar de hand kunnen reiken. ” DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 -9-
Bavinck zou op die vraag een stellig antwoord hebben gegeven, vanuit zijn diepe geloofsovertuiging tezamen met zijn cultuurbegrip: de waarden van de Christelijke cultuur zijn een echte realiteit; gezin en familie staan hoog genoteerd; en minachting voor de individuele moslim – dat paste al helemaal niet bij hem. Maar een gezamenlijke zoektocht – dat zou meer aangesloten hebben bij Snouck Hurgronje.
President Vissering op de Nederlandsche Bank
8 We zagen in Bavinck een boeiende combinatie van onafhankelijke analyse en emotionele betrokkenheid, van diep gevoelde beginselen en een brede dialoog, en een gedreven bouwen aan een waardige samenleving, ook op internationaal niveau. Er is daarin meer dan een oppervlakkige parallel met de noeste arbeid in het statige pand aan de Oude Turfmarkt, de zetel van De Nederlandsche Bank in die tijd. President Vissering schreef in juni 1917: “Van de laatste jaren heb ik maar één doorlopende indruk, dat is een doorlopende groote roes.” En een maand later meldt hij dat hij aan het eigenlijke bankwerk nagenoeg niet meer toekomt, “omdat mijn tijd ten volle in beslag wordt genomen door de groote internationale questies, waarin wij op bankgebied worden meegesleept.” Het aanhoudende werken en leven onder grote spanning mat hem af. Vissering had bij zijn aanstelling in 1912 gehoopt het na zijn zes jaren in Indië als president van de Javasche Bank, bij DNB wat rustiger te krijgen, meer gelegenheid voor wetenschappelijke ontwikkeling van de zaak ook. 25 Evenals bij Bavinck dus allerminst een rustpunt! Er gebeurde dan ook heel veel in die jaren. We memoreerden al even het – sober gehouden – eeuwfeest in het voorjaar van 1914. Diepenhorst 26 had daarbij een zeer waarderende kroniek geschreven. Hij leidde zijn conclusies in met de stelling: “Duurzame soliditeit wordt slechts gewaarborgd door het in acht nemen der rechte beginselen.” Die beginselen nam Diepenhorst waar in de “welDIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 - 10 -
gefundeerde disconto-politiek”, het “zooveel mogelijk aanraking zoeken met alle geledingen van Neerlands maatschappelijk bedrijfsleven”, het geworden zijn van “een Bank voor het Nederlandse Volk…niet alleen voor de aanzienlijken, ook voor de kleine burgerij”; en “ de zelfbewuste onafhankelijkheid tegenover den Staat”. Diepenhorst besloot met: “In die nauwgezette plichtsbetrachting, welke voor fiere onafhankelijkheid tegenover de allermachtigsten den weg baant, zoeke de Nederlandsche Bank ook voor de toekomst haar kracht! “ Welnu, de oorlogsjaren boden alle gelegenheid die dure plicht te betrachten.
Economie in de Eerste Wereldoorlog
9 “De Eerste Wereldoorlog liet diepe sporen na in de economie en het bankwezen”, aldus Vanthoor. 27 Hij memoreert een sterk teruglopende economische groei; de kosten van levensonderhoud namen met 65% toe, de staatsschuld steeg van 40% bbp tot 60% bbp. Tegelijkertijd ontwikkelde het internationale betalingsverkeer zich snel en het commerciële bankwezen maakte een spectaculaire groei en tevens concentratie door. Dit laatste werd mede veroorzaakt door de beurssluiting eind juli 1914, waardoor het publiek zijn geld meer stalde bij de banken, en bedrijven hun kredieten grotendeels van diezelfde banken moesten hebben. Vanwege de behoefte aan giraal betalen werd in 1918 de Postchèque- en Girodienst opgericht. De goudvoorraad liep sterk op, van 6% bbp in 1913 tot 17,5 % in 1918, omdat oorlogvoerende landen goederenaankopen met goud betaalden en het neutrale Nederland aantrekkelijk was voor buitenlands vluchtkapitaal. Het personeelsbestand op de Hoofdbank verdubbelde in de oorlogsjaren bijna, van 147 tot 263 personeelsleden; op de Bijbank te Rotterdam en de agentschappen ging het van 166 naar 206. (Daaronder in Oktober 1914 de eerste vrouwelijke werkneemster, vanwege de in gebruik genomen telefooncentrale 28). Een en ander resulteerde in een nieuwe, effectievere directiestructuur in 1919. 29 Ook trad DNB meer naar buiten in discussie en publieke verantwoording; ‘transparanter’, zouden we nu zeggen. Tevens groeide de basis voor het toezicht door DNB op de andere banken. Dat bleek kort na de DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 - 11 -
oorlog hard nodig, toen zich in het bankwezen een crisis voordeed in de jaren 1920-1922, waarna opnieuw een bloeitijd volgde tot 1929. Temidden van dit alles vond op de Nederlandsche Bank een internationale oriëntering plaats, “die voor 1914 ondenkbaar was.”30 Dat had alles te maken met de neutrale positie van Nederland. Voor de economische overleving was intensief overleg nodig, in nauw samenspel met de regering, met het buitenland, alleen al voor de doorgang van het goederentransport. Dit leidde onder meer tot de oprichting van de Nederlandse Uitvoer Maatschappij, waar DNB een centrale rol in speelde. Vissering’s verzuchtingen over de enorme spanning en tijdsdruk worden zo wel zeer begrijpelijk.
Het gelaat van Nederland veranderd
10 Zo hebben we kort gezien hoe twee heel verschillende mannen, op korte fysieke afstand van elkaar, vanuit zeer uiteenlopende instellingen en verantwoordelijkheden, in zeer bijzondere omstandigheden, hun energie, intelligentie en bezieling in dienst stelden van het publieke belang. Persoonlijke overtuiging, scherpe analyse, werklust, internationale oriëntatie, en brede interesse waren daarin belangrijke factoren. Ten dienste van de cultuur in brede zin. Bremmer’s eindwoord over Bavinck: “Het was ondanks zijn tegenslagen en teleurstellingen mede aan hem te danken dat het gelaat van Nederland in 1921 wel zeer veranderd was vergeleken bij 1854, zijn geboortejaar” 31, is moeiteloos te transponeren naar Vissering.
Kernwaarden
11 Op de laatste dag van dit Bavinck-seminar, 30 oktober 2004, fuseert DNB met de Pensioen- en Verzekeringskamer. Ook dat is een stukje gelaatsverandering van Nederland. In het kader van dit fusieproces hebben we vier ‘kernwaarden’
DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 - 12 -
geformuleerd. Daaraan willen we onszelf houden, en naar buiten toe herkenbaar zijn. Deze kernwaarden luiden: samenwerking, openheid, eigen verantwoordelijkheid en veranderingsgezindheid. Met Bavinck en Vissering als ijkpunt lijkt dat zo slecht nog niet.
Noten 1 J.de Bruin en G.Puchinger, Briefwisseling Kuyper-Idenburg, 1985, p. 468. 2 P.A.Diepenhorst, Economische Kroniek “Het Eeuwfeest der Nederlandsche Bank”, in: Stemmen des Tijds, derde jaargang no 7, april 1914 3 Joh.de Vries, Geschiedenis van de Nederlandsche Bank, Vijfde deel, Visserings tijdvak, 1989, p. 61 4 H.Bavinck, Het probleem van den oorlog, 1914, p. 7 5 R.H.Bremmer, Herman Bavinck en zijn tijdgenoten, 1966, p. 218, 252 6 V.Hepp, Dr.Herman Bavinck, 1921, p. 317; Bremmer, a.w. p. 249 7 Zie Hepp, a.w., p. 318, en de bibliografie in de dissertatie van R.H.Bremmer, Herman Bavinck als dogmaticus, 1961, p. 428/9 88 Aldus Bavinck in een brief d.d. 1 september 1911 aan C. Snouck Hurgronje, in: J.de Bruijn en G.Harinck (red.), Een Leidse vriendschap, 1999 9 Bremmer, a.w. 1966, p. 255 10 Mooi voorbeeld hiervan H.Bavinck, Mijne reis naar Amerika (1892), bezorgd en toegelicht door G.Harinck, 1998. Bavinck merkt hier onder meer op: “Wij zijn zoo verbazend principieel dat het practische erbij in schiet.”, en hij besluit met “Het calvinisme is toch niet de enige waarheid!” Maar Harinck tekent hier onderbouwd bij aan: “het feit dat hij oog had voor de betrekkelijkheid van het calvinisme wil geenszins zeggen, dat Bavinck geen calvinist in harten en nieren was.” 11 A.Anema, H.Bavinck, P.A.Diepenhorst, Th.Heemskerk en S.de Vries, Leider en Leiding in de AntiRevolutionaire Partij, 1915; Bavinck was de concipiënt van dit scherp analyserende en tegelijk verzoenende geschrift (zo o.a. in P.A.Diepenhorst, Herinneringen, red. J.de Bruijn en R.E. van der Woude, 2003, p.84, en G.Harinck e.a, ‘Als Bavinck nu maar eens kleur bekende’, 1994, p. 9, voetnoot 5). 12 W.F.de Gaay Fortman, zijn vader citerend: “Kuyper wist precies hoe alles in elkaar zat. Het was alsof hij boven was geweest en zich daar geïnformeerd had. Bavinck was veel bescheidener.” (P.Bak, Pientere knaap, Jeugdjaren van W.F.de Gaay Fortman, 2003) 13 Bremmer, a.w. 1966, p. 392
DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028
Datum
28 oktober 2004 - 13 -
14 Geciteerd uit de Stone-lezingen van 1908 door Bremmer, a.w. 1961, p. 314 (hoofdstuk “Cultuur en Evangelie”) 15 H.Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, deel III, 1910, p. 351 16 H.Bavinck, De overwinning der ziel, 1916, p.27 17 G.Harinck e.a., ‘Als Bavinck nu maar eens kleur bekende’, 1994; citaten vanaf p. 54. 18 Bremmer, a.w. 1961, p.313-371, heeft uitgebreid geanalyseerd welke achtergronden en geestelijke stromingen een dominerende rol speelden, ‘voor wat betreft het binnendringen van de cultuur in de gedachtenwereld van Bavinck’. In het bijzonder noemt hij ‘de ideeënleer van Plato in de door Augustinus en Thomas gekerstende vorm’, en het ‘calvinistisch Réveil’, nader ‘zijn aansluiting bij de theologie van dr A.Kuyper inzake de opvatting van de wedergeboorte als instorting van het nieuwe leven en eerste aanvang van de heilsorde’. Tevens het nieuwere natuurwetenschappelijke denken, o.m. Darwin. (p.370/371). In de citaten in paragraaf 4 lijkt dat goed herkenbaar. 19 Interview in Trouw, 30 april 2004, p. 14, met als titel: “Koers van het schip is geheel onduidelijk.” 20 Zie het citaat in noot 18. 21 Bijvoorbeeld de heer Verheyen, 10 juni 1915: “Na de zeer hooge redevoeringen die vooraf zijn gegaan, zal ik van den Olympus afdalen tot het gewone practische leven.” Of de heer Laan op 7 januari 1914: “Na de hoogst interessante redevoeringen, verleden week en heden vernomen, hoop ik dat een beetje practijk op dit moment niet al te zeer misplaatst zal zijn.” 22 Handelingen d.d. 29 december 1911 en 7 januari 1914. 23 Brief Bavinck aan Snouck Hurgronje d.d. 19 januari 1913, in De Bruijn en Harinck, a.w. 1999, p. 171. 24 Zie in idem, brief van 28 januari 1915 en voetnoot 2 daarbij. 25 Zie Joh.de Vries, a.w. 1989, p. 91, 105 en 135. 26 A.w. 1914, p. 15-16 27 W.Vanthoor, De Nederlandsche Bank 1814-1998, Van Amsterdamse kredietinstelling naar Europese stelselbank, 2004, hoofdstuk 3: “Centrale bank in een bewogen tijdvak, 1914-1948 28 Joke Mooij, Corporate Culture of Central Banks: Lessons from the Past, DNB Working Paper, 2004 29 In een brief van 6 juni 1914 aan de heer M.Mees schrijft Vissering dat “binnenkort in de wyze van werken (der Directie) waarschynlyk eene belangryke wyziging (zal) komen.” De oorlog heeft dat kennelijk 5 jaar vertraagd! Bron: archief DNB. 30 De Vries, a.w. p. 93 (hoofdstuk 2.2., De internationale oriëntering als oorlogsgevolg). 31 Bremmer, a.w. 1966, p.275
DIR/2004/01619/as De Nederlandsche Bank e028