UNIVERSITEIT TWENTE
Crowdsourcen en interactieve beleidsvorming Afstudeerscriptie Master Public Management ir. Arjan Lenferink MPM 22 maart 2012 Versie 1.0a
Begeleiders: Prof. Dr. Jos van Hillegersberg Drs. Robin Effing
Onderzoek naar de mogelijkheden van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming bij de gemeente Hengelo.
Samenvatting In dit onderzoek is beschreven op welke wijze crowdsourcen binnen interactieve beleidsvormingsprocessen kan worden gebruikt om kennis, ideeën en oplossingen die reeds in de maatschappij aanwezig zijn te benutten. Het resultaat van dit onderzoek is een stappenplan waarmee (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo effectief 1 crowdsourcen binnen interactieve beleidsvormingsprocessen kunnen inzetten. Het stappenplan is op basis van de in de literatuur bekende informatie rondom crowdsourcen en interactieve beleidsvorming opgesteld en rondom vier thema’s gecategoriseerd: “crowdsourcen en de soort problemen”, “crowdsourcen binnen de fasen van beleidsvoorbereiding”, “voorwaarden crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming” en “motivatie voor deelname aan crowdsourcen”. Met behulp van dit stappenplan kan een (beleids)medewerker van de gemeente Hengelo eenvoudig de mogelijke stappen bij het toepassen van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming doorlopen. Tevens is per stap een tekstuele toelichting beschikbaar, zodat een extra verdieping per stap kan worden gevonden. Het al dan niet effectief kunnen toepassen van het stappenplan bij een crowdsourcing initiatief binnen interactieve beleidsvorming door een (beleids)medewerker van de gemeente Hengelo is gevalideerd aan de hand van een expertpanel, bestaande uit toekomstige gebruikers van het stappenplan die reeds affiniteit met Social Media hebben. De opmerkingen naar aanleiding van het expertpanel zijn in een nieuwe versie van het stappenplan verwerkt. De belangrijkste keuzes uit het stappenplan die een medewerker moet maken zijn: 1. Bepaal of de problematiek geschikt is. Het toepassen van crowdsourcen zou primair vanuit een inhoudelijk verrijkingsmotief moeten plaatsvinden. Indien het motief voor crowdsourcen het creëren van draagvlak ten aanzien van bepaald beleid of het verbeteren van de democratie is, zou crowdsourcen niet toegepast moeten worden. Ook het aspect van representativiteit zou niet als uitgangspunt bij crowdsourcing initiatieven moeten worden gehanteerd. Crowdsourcen kan ingezet worden voor tamme en wicked problemen. Tamme problemen kunnen worden omschreven als goed gedefinieerde en afgebakende problemen en wicked problemen als niet goed gedefinieerde en afgebakende problemen, waarbij vanuit meerdere kennisgebieden naar het probleem moet worden gekeken om een oplossing te realiseren. Binnen interactieve beleidsvormingsprocessen gaat het om wicked problemen. 2. Bepaal binnen welke fase van het beleidsvormingsproces crowdsourcen wordt ingezet. De crowdsourcing vormen die kunnen worden toegepast voor wicked problemen zijn: “Knowledge Discovery and Management Approach” en “Peer-vetted Creative Production Approach”. De eerst genoemde vorm wordt gebruikt om het wicked probleem helder te krijgen en wordt dan ook tijdens de fase Probleemvinding van het beleidsvormingsproces gebruikt. De laatstgenoemde vorm wordt gebruikt om creatieve ideeën en/of oplossingen te genereren en wordt dan ook gebruikt tijdens de fase Deelontwerpen vervaardigen. Binnen de overige fasen van het beleidsvormingsproces ligt het toepassen van crowdsourcen minder voor de hand. 1
Met effectief wordt in deze context bedoeld: biedt het stappenplan een betere ondersteuning voor de inzet van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming dan wanneer hier geen gebruik van gemaakt zou worden.
2
3. Bepaal of aan de voorwaarden voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming wordt voldaan. Wanneer een (beleids)medewerker crowdsourcen wil inzetten binnen een interactief beleidsvormingsproces, moet de (beleids)medewerker eerst bepalen of aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Op basis van de uitgevoerde literatuurstudie zijn de onderstaande voorwaarden van belang: 1. Openheid geven, controle loslaten en transparant zijn ten aanzien van het probleem met crowdsourcen; 2. Duidelijkheid vooraf over de rol en competenties van bestuur en ambtenaren; 3. Inzien en overtuiging van de meerwaarde van participatie en crowdsourcen ten aanzien van het probleem; 4. Er is een constructieve relatie tussen de gemeentelijke organisatie en de deelnemers mogelijk ten aanzien van het probleem met crowdsourcen; 5. De problematiek is geschikt: niet urgent, voldoende belangrijk, het betreft openbare informatie; 6. Er zijn ten aanzien van het probleem voldoende capaciteit en middelen beschikbaar voor de uitvoering van het crowdsourcing initiatief. Indien aan een voorwaarde niet kan worden voldaan moet overwogen worden of het wel verstandig is crowdsourcen binnen de gegeven situatie in te zetten. 4. Bepaal op welke wijze de burger gemotiveerd kan worden. Burgers nemen deel aan een crowdsourcing initiatief om verschillende redenen. Dit kan een excentrieke of intrinsieke motivatie zijn. Op basis van de literatuurstudie blijkt dat de volgende motivaties een rol spelen bij de online participatie: geld verdienen, bijdrage aan carrière mogelijkheden, erkend worden door gelijken (peers), nieuwe mensen ontmoeten en socializen, plezier hebben, bijdragen aan een collectieve inspanning, middel om verveling te voorkomen, nieuwe vaardigheden en kennis verwerven en zichzelf te uiten/eigen belang. Naast de mogelijkheden om burgers te motiveren deel te nemen aan het initiatief is het ook belangrijk de burger te motiveren tijdens de uitvoering van het initiatief. De uitvoering van het initiatief vindt plaats op een online platform. Teneinde dit online platform optimaal vorm te geven, zodat de motivatie van de burger ook tijdens het proces wordt vast gehouden, moeten de richtlijnen voor online participatie worden doorlopen. Op basis van de literatuurstudie zijn de volgende richtlijnen van toepassing en moeten voorafgaand aan het initiatief doorlopen en ingekaderd worden: accessible, free of censorship, autonomous, accountable and relevant, transparent, equal and responsive, pluralistic, inclusive, informed, public en facilitated. Er zijn diverse mogelijkheden beschikbaar om het initiatief via een online platform te implementeren. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden om het initiatief op een bestaand platform, een kant-en-klaar platform of via een zelf te ontwikkelen platform uit te voeren. Daarnaast kan gekozen worden om het initiatief volledig te outsourcen via een intermediair. De uitkomsten van de reeds doorlopen stappen van het stappenplan, is de input voor deze keuze. Het alleen beschikbaar hebben van het platform is uiteraard niet voldoende. Aandacht zal ook besteed moeten worden aan de wijze waarop het initiatief wordt gepromoot. Een communicatieplan moet worden opgesteld.
3
Het stappenplan is ontwikkeld op basis van een literatuurstudie en is gevalideerd door een expertpanel van de gemeente Hengelo. Ten einde vast te stellen of het stappenplan ook bij andere gemeenten en overheidsinstanties kan worden toegepast, is een nadere een validatie op basis van een expertpanel met daarin vertegenwoordigd afgevaardigden (gebruikers van het stappenplan en affiniteit met Social Media of crowdsourcen) van andere gemeenten en overheidsinstanties wenselijk. Overigens is de verwachting dat het stappenplan dermate generiek is dat het ook kan worden toegepast bij andere gemeenten. Het betreft immers een hulpmiddel voor het inzetten van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvormingsprocessen, waarbij een (beleids)medewerker wordt aangezet de inhoudelijke consequenties te analyseren op basis van een aantal stappen. Het resultaat na het doorlopen van het stappenplan kan dus wel anders zijn. Op basis van het doorlopen van het stappenplan kan bijvoorbeeld blijken dat een soortgelijk beleid bij gemeente A wel via crowdsourcen kan worden uitgevoerd en bij gemeente B niet, doordat bijvoorbeeld de houding van het bestuur ten aanzien van participatie anders is. Tenslotte is het wenselijk om zo snel mogelijk te starten met het uitvoeren van crowdsourcing initiatieven binnen interactieve beleidsvormingsprocessen op basis van het stappenplan, zodat de juistheid van bepaalde stappen en een mogelijke nadere detaillering van bepaalde stappen ook op basis van praktijkvoorbeelden kan worden vastgesteld. Het advies is dan ook: start spoedig met het uitvoeren van diverse crowdsourcing initiatieven binnen interactieve beleidsvormingsprocessen!
4
Voorwoord Dit onderzoek is de afsluiting van mijn Master Public Management aan de universiteit Twente. De aanleiding voor het onderzoek is grotendeels ontstaan op basis van eigen ervaringen rondom burgerparticipatie. In 2011 heeft de gemeente Hengelo burgers betrokken bij het genereren van ideeën ten aanzien van mogelijke financiële bezuinigingen. De wijze waarop hieraan vorm werd gegeven was volgens een traditionele aanpak: burgers werden uitgenodigd om drie avonden met elkaar in het gemeentehuis mee te helpen ideeën te genereren voor mogelijke bezuinigingen. De vraag die direct bij mij op kwam was: zijn er geen andere mogelijkheden om gebruik te maken van kennis, ideeën en/of oplossingen van burgers? De zoektocht naar deze andere mogelijkheden leidde al snel naar Social Media en dan specifiek crowdsourcen als vorm waarmee kennis, ideeën en/of oplossingen van burgers kunnen worden benut. Het resultaat van dit onderzoek, een stappenplan voor het inzetten van crowdsourcing binnen interactieve beleidsvorming, kan (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo helpen bij het opzetten van toekomstige initiatieven via crowdsourcen, zodat gebruik gemaakt kan worden van kennis, ideeën en/of oplossingen die reeds in de maatschappij aanwezig zijn. Gedurende mijn afstudeerperiode ben ik bijgestaan door een aantal personen zonder wie dit rapport nooit tot stand had kunnen komen. Allereerst wil ik Jos van Hillegersberg en Robin Effing bedanken. Zij hebben mij vanuit de Universiteit Twente begeleid. Dankzij hun kritische en altijd opbouwende feedback, hebben zij mij gestimuleerd om tot het best mogelijke resultaat te komen. Daarnaast wil ik Riny Coenders, directeur bij de gemeente Hengelo, bedanken. De eerste schetsen van het stappenplan voor het inzetten van crowdsourcen zijn door haar van een kritische noot voorzien en hebben geleid tot een andere aanpak. Tevens heeft zij vanuit het perspectief van de gemeente Hengelo verrijkende feedback gegeven. Een ander dankwoord gaat uit naar alle geïnterviewde personen die tijd en moeite hebben gestoken in hun medewerking bij dit onderzoek en het stappenplan hebben gevalideerd. Zonder hun bijdrage zou de betekenis van dit rapport minimaal zijn geweest. Tot slot wil ik nadrukkelijk Annette Jutte van Skopos bedanken. Zij heeft veel tijd en energie besteed aan het helder en leesbaar krijgen van het stappenplan. De vele discussies die ik samen met haar heb gevoerd, hebben tot voortdurende reflectie geleid en uiteindelijk tot een verbeterd resultaat van het stappenplan. Hengelo, 2012 Arjan Lenferink
5
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................ 2 Voorwoord ............................................................................................................................................ 5 Inhoudsopgave...................................................................................................................................... 6 1
2
Onderzoeksopzet ........................................................................................................................... 8 1.1
Aanleiding ............................................................................................................................. 8
1.2
Onderzoeksvraag ................................................................................................................... 9
1.3
Structuur van het onderzoek ................................................................................................. 10
1.4
Literatuuronderzoek ............................................................................................................. 11
1.5
Expertpanelonderzoek........................................................................................................... 12
1.6
Leeswijzer ........................................................................................................................... 12
Crowdsourcen.............................................................................................................................. 14 2.1
Inleiding.............................................................................................................................. 14
2.2
Definitie crowdsourcen .......................................................................................................... 14
2.3
Waarom crowdsourcen? ........................................................................................................ 15
2.3.1
Wisdom of the crowds ................................................................................................... 15
2.3.2
Collective intelligence .................................................................................................... 16
2.4
3
4
2.4.1
Opkomst internet.......................................................................................................... 16
2.4.2
Opkomst Web2.0 en Social Media ................................................................................... 16
2.4.3
Opkomst van de amateur .............................................................................................. 18
2.4.4
Opkomst van de prosumer ............................................................................................. 18
2.5
Voorbeeld crowdsourcing binnen interactieve beleidsvorming ..................................................... 19
2.6
Samenvatting ...................................................................................................................... 19
Interactieve beleidsvorming .......................................................................................................... 20 3.1
Inleiding.............................................................................................................................. 20
3.2
Definitie interactief beleid ...................................................................................................... 20
3.3
Waar komt interactief beleid vandaan? .................................................................................... 20
3.4
Motieven van interactief beleid ............................................................................................... 21
3.5
Interactieve beleidsvorming en crowdsourcen .......................................................................... 21
3.6
Samenvatting ...................................................................................................................... 22
Toepassen van crowdsourcen op verschillende soorten problemen ..................................................... 23 4.1
Inleiding.............................................................................................................................. 23
4.2
Tamme versus wicked problemen ........................................................................................... 23
4.3
Heldere en duidelijke problemen ............................................................................................ 24
4.4
Vormen ............................................................................................................................... 24
4.4.1
Knowledge Discovery and Management Approach ............................................................. 24
4.4.2
The Broadcast Search Approach ..................................................................................... 25
4.4.3
Peer-Vetted Creative Production Approach ....................................................................... 26
4.4.4
Distributed Human Intelligence Tasking ........................................................................... 27
4.5 5
Opkomst crowdsourcen ......................................................................................................... 16
Samenvatting ...................................................................................................................... 28
Voorwaarden crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming ......................................................... 29 5.1
Inleiding.............................................................................................................................. 29
5.2
Voorwaarden ....................................................................................................................... 29
6
5.2.1
Openheid en controle .................................................................................................... 29
5.2.2
Duidelijkheid vooraf over de rol en competenties van bestuur en ambtenaar ........................ 30
5.2.3
Meerwaarde participatie ................................................................................................ 31
5.2.4
Constructieve relatie ..................................................................................................... 32
5.2.5
Geschikte problematiek ................................................................................................. 32
5.2.6
Voldoende personele capaciteit en hulpmiddelen............................................................... 33
5.3 6
Samenvatting ...................................................................................................................... 33
Crowdsourcen binnen de fasen van beleidsvoorbereiding .................................................................. 35 6.1
Inleiding.............................................................................................................................. 35
6.2
Beleidsvoorbereidingsproces .................................................................................................. 35
6.3
Samenvatting ...................................................................................................................... 37
7
Motivatie voor deelname aan crowdsourcen..................................................................................... 39 7.1
Inleiding.............................................................................................................................. 39
7.2
Motivatie voor de start van het initiatief .................................................................................. 39
7.3
Motivatie tijdens de uitvoering van het initiatief ....................................................................... 40
7.4
Samenvatting ...................................................................................................................... 44
8
Stappenplan ................................................................................................................................ 45 8.1
Inleiding.............................................................................................................................. 45
8.2
Stappenplan crowdsourcing binnen interactieve beleidsvorming ................................................. 46
8.3
Toelichting stappenplan......................................................................................................... 48
9
Expert review .............................................................................................................................. 53 9.1
Inleiding.............................................................................................................................. 53
9.2
Resultaten ........................................................................................................................... 53
10
9.2.1
Resultaat: duidelijkheid en volledigheid van het stappenplan.............................................. 53
9.2.2
Resultaat: meerwaarde van het stappenplan .................................................................... 59
Conclusies en aanbevelingen ......................................................................................................... 61
10.1
Inleiding.............................................................................................................................. 61
10.2
Beantwoording centrale vraagstelling onderzoek ...................................................................... 61
10.3
Aanbevelingen en beperkingen onderzoek ............................................................................... 61
10.4
Aanbevelingen versie 1.1 van het stappenplan ......................................................................... 64
10.5
Tips voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming ....................................................... 64
11
Referenties.................................................................................................................................. 66
Bijlage 1: Vragenlijst semi-gestructureerde interviews ............................................................................. 69 Bijlage 2: Uitwerking interviews ............................................................................................................ 71 Bijlage 3: Voorbeeld uitvoeren stappenplan crowdsourcen ........................................................................ 88 Bijlage 4: Voorbeeld crowdsourcing interactieve beleidsvorming ................................................................ 96 Bijlage 5: Overzicht beschikbare crowdsourcing platforms ...................................................................... 100
7
1
Onderzoeksopzet
1.1 Aanleiding In een moderne samenleving als de onze zijn gemeenten verantwoordelijk voor een groot aantal belangrijke taken. Denk hierbij aan bijvoorbeeld ruimtelijke ontwikkeling binnen een gemeente, de bestrijding van de armoede of het bijdragen aan een verbetering van de algemene gezondheid van de burgers. Deze taken worden vormgegeven door het beleid dat hiervoor is opgesteld. Na het voorbereiden van het beleid wordt het beleid vastgesteld en wordt het ten uitvoering gebracht. Tenslotte wordt het beleid op de effectiviteit geëvalueerd. De laatste jaren worden binnen deze vier verschillende fasen steeds meer actoren betrokken (Pröpper, 2009). Vooral het betrekken van burgers wordt door gemeentebesturen, waaronder ook de gemeente Hengelo (Gemeente Hengelo, 2010), als belangrijk ervaren. Burgerparticipatie is dan ook een veelgehoord begrip. De focus van dit onderzoek ligt op de eerste twee fasen van het beleidsproces: voorbereiding en bepaling van het beleid, waarbij burgers wordt betrokken. Hoppe et al. (2008) stellen dat goed beleid uit gaat van heen- en terugdenken. Hiermee wordt bedoeld dat vanuit politieke doelen wordt “heengedacht” en wordt “teruggedacht” vanuit de doelgroepen. Het heen- en terugdenken heeft een interactief karakter in zich zitten. Het opstellen en vastleggen van beleid waarbij burgers in een zo vroeg mogelijk stadium worden betrokken, wordt door Pröpper (2009) interactieve beleidsvorming genoemd. De afgelopen decennia hebben de technologische ontwikkelingen ervoor gezorgd dat eenvoudiger en met een groter bereik kan worden gecommuniceerd tussen mensen en gemakkelijker een bijdrage kan worden geleverd aan inhoudelijke onderwerpen zonder dat daarbij de mensen fysiek bij elkaar hoeven te komen (Meer & Meuleman, 2011). Effing, Hillegersberg & Huibers (2011) geven echter aan dat de verwachting rondom de ontwikkeling van het Internet nog niet heeft geleid tot een toename in het publieke participatieproces. Commerciële bedrijven hebben echter de klanten wel weten te betrekken bij de bedrijfsvoering onder gebruikmaking van de nieuwe technologische mogelijkheden. Bedrijven zoals PickWick2, Lays3 en KLM4 hebben hier onder andere crowdsourcen voor ingezet. Crowdsourcen kan worden geduid als een nieuw probleemoplossingsmodel, waarbij gebruik wordt gemaakt van kennis, ideeën en oplossingen uit de maatschappij voor het oplossen van problemen. Een nadere definitie van crowdsourcen wordt in hoofdstuk 2 gegeven. Ook een aantal gemeenten heeft reeds op kleine schaal initiatieven op het gebied van crowdsourcen ondernomen. Voorbeelden hiervan zijn de gemeente Amsterdam 5, Gemeente Zoetermeer6, gemeente Eindhoven7 en de gemeente Haarlem8. Ter illustratie is in paragraaf 2.5 een uitgewerkt voorbeeld opgenomen. Naast het relatief beperkte aantal crowdsourcing initiatieven is er echter nog weinig bekend over de wijze waarop gemeenten crowdsourcen kunnen inzetten en in welke mate dit kan bijdragen aan de 2 3 4 5 6 7 8
http://www.pickwick.nl/dutchteablend http://www.youtube.com/watch?v=daZ5ARE3ieo http://www.facebook.com/KLM#!/KLM?sk=app_154045304665443 http://www.amsterdamopent.nl http://www.zoetermeer.nl/index.php?mediumid=5&pagid=3337 http://bezuinigen.eindhoven.nl http://goudenregels.haarlem.nl/
8
ambitie om meer burgerparticipatie tijdens interactieve beleidsvormingsprocessen te verkrijgen en of crowdsourcing binnen interactieve beleidsvormingsprocessen überhaupt wel leidt tot verhoogde burgerparticipatie. De gemeente Hengelo heeft, zoals veel gemeenten, de ambitie om burgerparticipatie op een hoger niveau te brengen (Gemeente Hengelo, 2010). Onlangs heeft zij dan ook bij het bezuinigingsvraagstuk haar burgers betrokken en gevraagd om mee te denken over mogelijke bezuinigingen9. De gemeente Hengelo heeft gekozen voor een traditionele vorm van participatie. De burgers konden tijdens drie sessies van drie uur in het Stadhuis van Hengelo ideeën genereren en uitwerken. Uiteindelijk hebben 32 burgers deelgenomen. De meningen over het succes van deze gehanteerde participatievorm zijn verdeeld. De vraag werd dan ook gesteld of de burgerparticipatie niet op een andere wijze zou moeten worden georganiseerd, waarbij het Internet een belangrijke rol zou kunnen vervullen.
1.2 Onderzoeksvraag Het doel van dit onderzoek is de (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo een raamwerk te bieden waarmee op gestructureerde wijze in kaart gebracht kan worden op welke wijze crowdsourcen ingezet kan worden binnen haar interactieve beleidsvormingsprocessen. De centrale vraag kan dan ook als volgt worden gedefinieerd: Hoe ziet een stappenplan voor het effectief inzetten van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming voor de gemeente Hengelo eruit? Met effectief wordt in deze context bedoeld: biedt het stappenplan een betere ondersteuning voor de inzet van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming dan wanneer hier geen gebruik van gemaakt zou worden. Het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming voor de gemeente Hengelo, wordt op basis van literatuur ontwikkeld en door experts10 wordt ten aanzien van de effectiviteit een validatie uitgevoerd. In de volgende paragrafen is de onderzoeksopzet in meer detail beschreven. Op basis van deze centrale vraagstelling zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
Wat is crowdsourcing?
Wat is interactieve beleidsvorming?
Welke onderwerpen zijn van belang bij in zetten van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming en op welke wijze moet hier rekening mee worden gehouden in het stappenplan?
Het resultaat van de beantwoording van de deelvragen is een stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming.
9
http://www.hengelo.nl/Pdf_Internet/Actueel/InternetpanelHengelo%202011-mrt.pdf De experts betreffen (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo die uiteindelijk het stappenplan gaan gebruiken en affiniteit met Social Media hebben. In hoofdstuk 9 is een nadere detaillering van de uitgevoerde aanpak te vinden. 10
9
1.3 Structuur van het onderzoek Het onderzoek wordt gekenmerkt als een ontwerpstudie. Hevner (2004) heeft hiervoor een model ontwikkeld. Het onderstaande figuur is hier een bewerking van en is ingevuld op basis van de kenmerken van het uit te voeren onderzoek. Onderzoek
Omgeving
Kennis Literatuur
Technologie Internet Web2.0
Crowdsourcen (Howe, Levy, Surowiecki)
Social media
Interactieve
Ontwikkelen Stappenplan (model)
beleidsvorming
Gemeente/burger Burgerparticipatie
(Pröpper, Hoppe et al.)
Interactieve
(Brabham, Weick)
beleidsvorming
Soort problemen Voorwaarden Business needs
Kennis
Bepalen
Verbeteren
crowdsourcen (Brabham, Pröpper)
Fasen beleidsvoorbereiding (Hoppe et al.)
Motivatie (Brabham, Noveck)
Evalueren Expertpanel (interviews)
Toepassen
Aanpassingen
Figuur 1: Onderzoekontwerp op basis van het Research Framework van Hevner (2004).
De behoefte van de gemeente Hengelo op het gebied van burgerparticipatie, interactieve beleidsvorming en de ontwikkelingen ten aanzien van het Internet, Web2.0 en Social Media vormen de uitgangspunten van het onderzoek en zijn input voor het op te stellen stappenplan (model) ten aanzien van crowdsourcen. Het resultaat van het onderzoek is een stappenplan (model) dat de (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo kunnen gebruiken bij het in praktijk brengen van crowdsourcen in combinatie met interactieve beleidsvorming. Het initiële stappenplan wordt opgesteld op basis van literatuuronderzoek. Op basis van interviews met een aantal gemeentelijke experts, bestaande uit toekomstige gebruikers van het stappenplan die reeds affiniteit met Social Media hebben, wordt een eerste validatie van het stappenplan uitgevoerd. Op basis van de inzichten die hiermee worden opgedaan, wordt het stappenplan daar waar nodig aangepast.
10
In de literatuur is nog weinig informatie te vinden over bijvoorbeeld geëvalueerde crowdsourcing initiatieven binnen interactieve beleidsvorming. De op dit moment uit de literatuur bekende categorieën van informatie die een rol spelen bij crowdsourcen en interactieve beleidsvorming zijn “Motivatie voor deelname aan crowdsourcen”, “Voorwaarden crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming”, “Crowdsourcen binnen de fasen van beleidsvoorbereiding” en “Crowdsourcen en de soort problemen”. Op deze plaats is het dan ook belangrijk om te vermelden dat voor zowel de “breedte” van de categorieën als ook de “diepte” van de categorieën mogelijk nader vervolgonderzoek noodzakelijk is.
Crowdsourcen (H2)
Voorwaarden crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming (H5)
Crowdsourcen binnen de fasen van beleidsvoorbereiding (H6)
Motivatie voor deelname aan crowdsourcen (H7) Crowdsourcen en de soort problemen (H4)
Burger
Gemeente
Interactieve beleidsvorming (H3)
Figuur 2: Samenhang categorieën onderwerpen tussen crowdsourcen en interactieve beleidsvorming
In de volgende paragraaf wordt beschreven op welke wijze deze categorieën zijn gevonden. In het onderstaande figuur zijn deze in samenhang gepresenteerd:
1.4 Literatuuronderzoek Via literatuuronderzoek wordt achterhaald welke algemene relevante informatie over crowdsourcen en interactieve beleidsvorming is te vinden en specifiek welke categorieën van onderwerpen van toepassing zijn bij crowdsourcen binnen interactieve
11
beleidsvormingsprocessen en gebruikt kunnen worden voor het ontwikkelen van het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvormingsprocessen. Er wordt gebruik gemaakt van een “snowbal methode”: via gevonden artikelen en boeken worden op basis van de abstract, de inhoud en/of de aanwezige literatuurlijst bij deze artikelen en boeken, nieuwe artikelen en boeken gezocht. Gestart wordt met het doorzoeken van de wetenschappelijk databases Web of Science, Picarta, Skopus en de UB catalogus. De gehanteerde zoektermen zijn: “crowdsourcen” en “crowdsourcing”. De gevonden resultaten zijn daar waar nodig verder verfijnd met de termen “government”, “municipalities”, “overheid” en/of “gemeente”. Naast de zoektermen die gerelateerd zijn aan crowdsourcen wordt tevens gezocht op de zoektermen: “beleid”, “beleidsvorming”, “policy making”. De gevonden resultaten worden verder verfijnd door te zoeken op de termen “interactief”, “interactive”, “overheid”, “gemeente”, “goverment” en/of “municipalities”. Daarnaast worden internetbronnen gebruikt, zoals GoogleScholar, forums, Twitter, Facebook en blogs die over de onderwerpen crowdsourcen, overheid en interactieve beleidsvorming gaan. De informatie uit de verschillende hierboven beschreven bronnen wordt gebruikt om een overzicht te krijgen van de verschillende categorieën onderwerpen die een rol spelen bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming.
1.5 Expertpanelonderzoek De validatie ten aanzien van de effectiviteit van het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming wordt gedaan door gebruik te maken van een expertpanel. Het expertpanel wordt als volgt vormgegeven: Via semi-gestructureerde interviews wordt aan een aantal (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo vragen over het stappenplan gesteld. De vragen zijn in bijlage 1 opgenomen. Gekozen is om medewerkers met affiniteit omtrent Social Media én beleid te interviewen. Deze medewerkers kunnen het stappenplan beoordelen op geschiktheid vanuit het beleidsperspectief van de gemeente Hengelo en bepalen of het stappenplan voor crowdsourcen daadwerkelijk een effectieve bijdrage kan leveren bij het toepassen hiervan voor een crowdsourcing initiatief. Door de beperkte tijd en het feit dat het stappenplan in eerste instantie een hulpmiddel voor de gemeente Hengelo moet zijn, is gekozen is om (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo te interviewen. De resultaten van deze semi-gestructureerde interviews zijn in hoofdstuk 9 opgenomen. Tevens is in dit hoofdstuk beschreven welke wijzigingen op ten aanzien van het stappenplan zijn doorgevoerd.
1.6 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt allereerst een nadere detaillering van crowdsourcing gegeven. Onder andere de definitie van crowdsourcen, welke voordelen van crowdsourcen er zijn en waarom crowdsourcen juist nu zo in de belangstelling staat, komen aan bod. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een uiteenzetting gegeven van interactieve beleidsvorming. Wat wordt onder interactieve beleidsvorming verstaan en welke
12
motieven van interactieve beleidsvorming zijn te onderkennen, zijn de belangrijkste vragen waar in dit hoofdstuk antwoord op wordt gegeven. Het oplossen van problemen is zowel bij interactieve beleidsvorming en crowdsourcen een belangrijk aspect. Om deze reden wordt in hoofdstuk 4. Allereerst dieper in gegaan op de soort problemen die binnen interactieve beleidsvorming én via crowdsourcen kunnen worden voorgelegd aan de burger. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens ingegaan op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als crowdsourcen wordt toegepast binnen interactieve beleidsvorming. Interactieve beleidsvorming is een proces dat uit verschillende fasen bestaat. Deze fasen worden in hoofdstuk 6 nader beschreven. Tevens worden de mogelijkheden en onmogelijkheden van crowdsourcen binnen de verschillende fasen van interactieve beleidsvorming in dit hoofdstuk behandeld. In hoofdstuk 7 wordt niet vanuit het perspectief van de gemeente gekeken naar crowdsourcen, maar vanuit het perspectief van de burger. Op welke wijze kan de burger worden gemotiveerd om te gaan deelnemen aan interactieve beleidsvorming waarbij crowdsourcen wordt ingezet en op welke wijze kan de motivatie gedurende het proces worden vastgehouden, zijn vragen die beantwoord worden in dit hoofdstuk. De beschrijving in de hoofdstukken 1 t/m 7 leidt in hoofdstuk 8 tot een beschrijving van een stappenplan waarmee de gemeente Hengelo effectiever crowdsourcen kan in zetten binnen haar interactieve beleidsvormingsprocessen. De validatie van het stappenplan is door middel van een expertpanel uitgevoerd. De wijze waarop dit heeft plaatsgevonden en de bevindingen hiervan zijn in hoofdstuk 9 beschreven. Het onderzoek wordt tenslotte in hoofdstuk 10 afgesloten met enkele aanbevelingen voor de gemeente Hengelo.
13
2
Crowdsourcen
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het begrip crowdsourcen nader verkend. Allereerst zal een definitie van crowdsourcen worden gegeven en worden ingegaan op de toegevoegde waarde van crowdsourcen. Aangezien crowdsourcen al enkele honderden jaren bestaat, wordt ook stil gestaan bij de vraag waarom crowdsourcen juist nu een “trend” is.
2.2 Definitie crowdsourcen Jeff Howe (2006a) heeft voor het eerst de term crowdsourcing gebruikt in een nummer van Wired magazine11. De term beschrijft een nieuw internet gebaseerd business model dat een beroep doet op creatieve oplossingen binnen gedistribueerde netwerken van individuen op basis van een “open call”. Howe (2006b) beschrijft het als volgt: Simply defined, crowdsourcing represents the act of a company or institution taking a function once performed by employees and outsourcing it to an undefined (and generally large) network of people in the form of an open call. This can take the form of peerproduction (when the job is performed collaboratively), but is also often undertaken by sole individuals. The crucial prerequisite is the use of the open call format and the large network of potential laborers. De term “a function” in de bovenstaande definitie is door Brabham (2011a) omschreven als het oplossen van problemen. Hij onderscheidt vier categorieën van problemen waarvoor oplossingen gevonden kunnen worden. Deze indeling wordt in hoofdstuk 4 in meer detail beschreven. In dit onderzoek wordt de door Brabham gehanteerde terminologie gehanteerd. Howe (2006c) beschrijft daarnaast dat het alleen crowdsourcen betreft als een organisatie een probleem online plaatst en vervolgens een hoeveelheid onbekende individuen oplossingen voor het probleem aandragen. Volgens de definitie van Howe is Wikipedia12 dan ook geen vorm van crowdsourcen. Wikipedia is een vorm van samenwerken dat door Benkler (2002) wordt gezien als “commons-based peer production”. Binnen wikipedia werken volgens hem mensen samen om een resultaat te produceren zonder de sturing/controle van een organisatie. Een ander voorbeeld dat niet tot de categorie crowdsourcen behoort maar wel “commons-based peer production” is, is de ontwikkeling van open source software zoals Linux.
11 12
http://www.wired.com http://www.wikipedia.org
14
2.3 Waarom crowdsourcen? Crowdsourcen is niet een hype van deze tijd. Crowdsourcen bestaat al eeuwen lang. Een bekend voorbeeld van crowdsourcen waarbij een grote groep mensen is betrokken voor het bedenken van oplossingen voor een probleem is de Longitude Prize (Dash, 2000). Tijdens de achttiende eeuw verdwenen er veel schepen. Er was toen nog niet voldoende kennis over waar een schip zich nu precies bevond. Ondanks dat de zeevaart in die tijd van groot belang was, kon geen oplossing voor het probleem gevonden worden. De Engelse overheid heeft daarom in 1706 een aanzienlijke geldprijs uitgeloofd om een oplossing voor dit probleem te bedenken. Opvallend was dat uiteindelijk John Harrison, een lokale klokkenmaker, de oplossing voor zee navigatie had. Een iets recenter voorbeeld wordt door Surowiecki (2005) gegeven. Aan het begin van de twintigste eeuw konden bezoekers van de Engelse County Fair het gewicht van een os raden. De bezoekers van deze Fair bestonden uit boeren, slagers en willekeurige andere bezoekers. In totaal bestond de groep uit ongeveer 700 verschillende personen. Op basis van de gegeven antwoorden bleek dat het gemiddelde gewicht van de os op 1198 pond uit kwam. Het echte gewicht van de os was 1197 pond. Het verschil was dus slechts een halve kilo. Uiteindelijk bleek ook niemand dichter bij het juiste antwoord te zitten dan het groepsgemiddelde. De vraag is uiteraard waarom een grote groep mensen het gewicht van de os zo nauwkeurig konden voorspellen. Surowiecki (2005) geeft dit in zijn boek “The wisdom of the crowds” heel treffend aan: After all, think about what happens if you ask a hundred people to run a 100meter race, and average their times. The average time will not be better than the time of the fastest runners. It will be worse. It will be a mediocre time. But ask a hundred people to answer a question or solve a problem, and the average answer will often be at least as good as the answer of the smartest answer. With most things, the average is mediocrity. With decision making, it’s often excellence. You should say it’s as if we ‘ve been programmed to be collectively smart (Surowiecki, 2005, p. 11) 2.3.1 Wisdom of the crowds Surowiecki (2005) stelt dat de bovenstaande stelling op gaat als aan drie voorwaarden is voldaan: diversiteit, onafhankelijkheid en decentralisatie. Diversiteit is belangrijk omdat mensen vaak geneigd zijn oplossingen te vinden op een manier zoals ze dat al eerder hebben gedaan of eerder is gebeurd. Daarnaast zoek je vaak slechts naar informatie die je aannames kunnen bevestigen. Juist door gebruik te maken van een grote, diverse groep mensen worden deze beperkingen geminimaliseerd. Onafhankelijk zijn van elkaar is de tweede voorwaarde waar aan voldaan moet worden. Onafhankelijkheid betekent niet dat je “geïsoleerd” bent van anderen. Het gaat om het niet afhankelijk zijn van de informatie van anderen en het gaat om het niet beïnvloed worden door anderen, zodat je juist op zoek kunt gaan naar “nieuwe” informatie. Hierdoor kunnen nieuwe inzichten ontstaan. Decentralisatie is ten slotte belangrijk, omdat hier wordt uitgegaan van een omgeving waarin individuen niet afhankelijk zijn van een leidend figuur of een centraal organisatieonderdeel, maar dat individuen juist belangrijke beslissingen zelf kunnen nemen op basis van lokale en specifieke kennis.
15
2.3.2 Collective intelligence Ook Lévy (1997) gaat uit van een grote menigte die een collectieve intelligentie bezit. Hij gaat ervan uit dat “niemand alles weet en iedereen alles weet”. Hij geeft aan dat door de juiste technologie in te zetten dit talent kan worden gebruikt. Hij gaat met andere woorden uit van een gedistribueerde intelligentie die continu wordt verbeterd en resulteert in een effectieve mobilisatie van vaardigheden. Samengevat kan crowdsourcen dan ook worden gezien als een mechanisme dat de “wisdom of the crowds” operationaliseert en de collectieve intelligentie van de menigte gebruikt (Brabham, 2009).
2.4 Opkomst crowdsourcen Als crowdsourcen al eeuwenlang bestaat en de “kracht van de menigte” bekend is, waarom staat dan crowdsourcen juist nu veel in de belangstelling? Het antwoord hierop is: de opkomst van het Internet, de opkomst van Web2.0, de opkomst van Social Media, de opkomst van de amateur en de opkomst van de prosumer. 2.4.1 Opkomst internet Een eerste aanjager voor de groei van crowdsourcen is de opkomst van het Internet. Het Internet stelt mensen in staat om gemakkelijk zonder rekening te houden met landsgrenzen, wereldwijd met mensen te communiceren en netwerken te vormen. De term “The world is flat” (Friedman, 2005) wordt in deze context vaak aangehaald. De onderlinge communicatie tijdens de beginfase van het Internet was veelal unidirectioneel of in een aantal gevallen gericht op één of enkele anderen en wordt ook wel aangeduid als Web1.0 (Bekkers & Meijer, 2010). 2.4.2 Opkomst Web2.0 en Social Media De volgende twee elkaar opvolgende fasen zijn Web2.0 en Social Media. Beide fasen hebben crowdsourcen een belangrijke impuls gegeven. Frissen et al. (2006) hebben diverse publicaties over Web 2.0 naast elkaar gelegd en hebben op basis daarvan de volgende definitie van Web 2.0 opgesteld: 1. Het ontstaan van platforms op het Internet waar gebruikers zich kunnen organiseren, samenwerken, vriendschappen onderhouden, delen, ruilen, handelen en/of creëren, die 2. open toegankelijk zijn en decentraal georganiseerd, 3. waardoor een actieve inbreng van gebruikers mogelijk is, 4. en waar alles wat op die platforms gebeurt maximaal geëxploiteerd wordt. Een belangrijk element is de actieve inbreng van de gebruikers. Gebruikers zijn niet meer passieve ontvangers van informatie, kennis, meningen en dergelijke, maar actieve producenten van content. Vanuit dit perspectief wordt Web2.0 vaak aangeduid als het “sociale web” en het “participatieve web” (Bekkers & Meijer, 2010). Effing, Hillegersberg en Huibers (2011) geven ook aan dat participatie een belangrijk kenmerk van web 2.0 is: dingen samen doen. Een ander belangrijk element uit deze definitie is het ontstaan van platforms (ook wel online communities genoemd) waarop de participatie plaatsvindt. Een online community wordt door Berlo (2009) beschreven als een decentrale virtuele gemeenschap waar deelnemers kennis uitwisselen, discussiëren of samenwerken rond een bepaald onderwerp. Volgens Effing en Holsheimer (2007) zijn virtuele gemeenschappen
16
praatgroepen op het Internet waar mensen met gemeenschappelijke interesses elkaar op de hoogte houden van de meest recente (persoonlijke) nieuwtjes, afspraken maken, chatten en bestanden, links, interesses en tips uitwisselen. Deze digitale gemeenschappen zijn als het ware levende organismen waarin de massa richting kiest en zichzelf corrigeert. Leden kennen elkaar vaak alleen online. Een digitale gemeenschap kan deel uitmaken van een grotere overkoepelende community website. Soms ontstaan de gemeenschappen min of meer spontaan. Leden zijn vaak ook lid van meerdere communities. Eén op de drie Nederlanders in de leeftijd van 16 tot 46 jaar participeert in online communities (Effing & Holsheimer, Online communities, 2007). Volgens Effing, Hillegerbergs & Huibers (2011) is de media hype rondom Web2.0 aan het afnemen. Tegenwoordig is Social Media de hype. Volgens hen is Social Media echter meer dan een hype. Zij zien dit dan ook als een fase volgend op de Web2.0 fase. Een fase waarin participatie en collaboratie een nog hoger niveau hebben bereikt. Zij duiden deze evolutie door gebruik te maken van de drie online participatie stadia van Macintosh. eEnabling gaat primair over het geven van toegang en informatie aan leden, burgers of gebruikers. Zij koppelen e-Enabling aan de fase rondom de opkomst van het Internet. Bij e-Engaging kunnen mensen daarnaast ook interacteren met de organisatie en een dialoog starten. Zij koppelen e-Engaging aan de fase rondom de opkomst van Web2.0. Bij e-Empowering gaat het tenslotte ook om de samenwerking tussen gebruikers, leden of burgers. Zij koppelen e-Empowering aan de fase van de opkomst van Social Media. Uit onderzoek van het Amerikaanse bedrijf Universal McCann Global Headquaters (2010) is duidelijk geworden dat steeds meer mensen ook willen bijdragen aan het leveren van inhoud, willen samenwerken, meningen hebben, content en informatie willen delen of gewoon informatie willen zoeken. Het figuur hieronder geeft het aantal mensen wereldwijd aan dat dagelijks gebruik maakt van het Internet en welke vorm van interactie ze daarbij gebruiken:
Ik creëer content en werk samen met mensen en organisaties
350.000.000 Ik zoek vaak informatie om bij te blijven
200.000.000
Ik deel meningen, content en informatie
150.000.000 Ik zoek soms informatie over organisaties wanneer ik het nodig heb
500.000.000
Figuur 3: Dwarsdoorsnede (in aantallen mensen) van het Internetgedrag van de "wereldbevolking" Universal McCann Global Headquaters (2010). In: (Meer & Meuleman, 2011).
Volgens het CBS (2011) heeft 12% van de personen in Nederland met toegang tot het Internet in 2010 een eigen weblog, leest 35% van de personen met toegang tot het Internet een weblog en plaatsten 29% van de personen in Nederland met toegang tot het Internet berichten op “chat sites” of “online discussieforums”. Het rapport geeft ook aan
17
dat er een verschil in gebruik is tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden. Het percentage laagopgeleiden dat gebruik maakt van Social Media netwerksites zoals Hyves, Twitter en Facebook is hoger dan bij hoogopgeleiden. Dit geldt ook voor het schrijven van weblogs. Hoogopgeleiden scoren alleen beter bij het lezen van weblogs. Onderscheid tussen mannen en vrouwen is niet aanwezig. Deze cijfers laten zien dat mensen bereidt zijn om bij te dragen aan de inhoud op het Internet. Dit wordt ook wel user-generated content genoemd. Effing (2008) geeft in zijn artikel over user-generated content verschillende voorbeelden: waardering geven (aantal sterren, cijfer, poll); responding; tekstgebaseerde reacties en commentaren (gebruikersforum, polls); blogging, editorials, dagboeken, fotoblogging; social communities (gebruikersforum, discussieplatform, delen van content); foto’s uploaden; video’s uploaden (en videoreactie); podcasts (abonneren op audio- en videofragmenten); ander materiaal insturen (zelfgemaakte game, ringtone, 3D-wereld); cocreëren van producten en diensten (nieuw type schoen bijvoorbeeld). Effing (2007) geeft tevens aan dat de massale aandacht voor de ‘amateur’ een belangrijke ontwikkeling is waarom mensen online participeren. Ook Howe (2009) geeft in zijn boek “Crowdsourcing: Why the power of the crowd is driving the future of business” aan waarom mensen bereidt zijn een bijdrage te leveren aan content op het Internet: de opkomst van de amateur. 2.4.3 Opkomst van de amateur Howe (2009) geeft aan dat steeds meer mensen hoger opgeleid zijn en vervolgens niet werkzaam zijn in de beroepen die een directe relatie hebben met de genoten opleiding. Hij geeft aan dat het resultaat hiervan is dat veel mensen hun passie, creativiteit en genoegdoening niet in hun werk kwijt kunnen en zoeken naar andere mogelijkheden voor het kunnen ontplooien van deze activiteiten. Deze groep mensen kwalificeert hij als “amateurs”. Door de beschikbaarheid van het Internet en Web2.0 en steeds goedkoper wordende gereedschappen hebben deze amateurs dezelfde mogelijkheden als professionele mensen om zich te ontplooien. 2.4.4 Opkomst van de prosumer Een laatste factor die heeft bijgedragen aan de opkomst van crowdsourcen is het begrip democratizing innovation en prosumer. Eric von Hippel schrijft hierover in zijn boek “Democratizing Innovation”: When I say that innovation is being democratized, I mean that users of products and services—both firms and individual consumers—are increasingly able to innovate for themselves. User-centered innovation processes offer great advantages over the manufacturer-centric innovation development systems that have been the mainstay of commerce for hundreds of years. Users that innovate can develop exactly what they want, rather than relying on manufacturers to act as their (often very imperfect) agents. Moreover, individual users do not have to develop everything they need on their own: they can benefit from innovations developed and freely shared by others (Hippel, 2005).
18
De kern van zijn opvatting is dat er een verandering plaatsvindt van een pure consumenten benadering naar een meer prosumer benadering. Consumenten willen niet alleen maar consumeren en gewillig wachten op producten en diensten die leveranciers bedenken en leveren. Ze willen zelf creëren en meewerken aan de producten en diensten: de consument is tevens producent. Ook Prahalad (2004) geeft aan dat organisaties zich moeten richten op de voortdurende realisatie van waarde voor de organisatie én consument: co-creatie van waarde (producten of diensten) door de organisatie én de consument. Tenslotte geven ook Tapscott en Williams (2006) aan dat de consument steeds vaker ook producent wil zijn. Ook zij duiden dit als “prosumer”. Zij stellen tevens dat gebruikers niet meer wachten om uitgenodigd te worden om te participeren in een “prosumer” proces. Ze starten gewoon zelf een platform waar ze product gerelateerde informatie delen en samenwerken binnen de mogelijkheden van het product. Een van de eerste en meest bekende “prosumer” community, is de community rondom Lego producten.
2.5 Voorbeeld crowdsourcing binnen interactieve beleidsvorming Om een beeld te krijgen hoe crowdsourcing binnen interactieve beleidsvorming er in de praktijk uitziet, wordt verwezen naar http://goudenregels.haarlem.nl/. In 2011 heeft de gemeente Haarlem aan haar burgers gevraagd mee te denken over de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Op de website is daarover het volgende te lezen: Waar in Haarlem komt u graag en waarom? Welke aspecten van de stad moeten we koesteren? En vice versa: welke plekken ervaart u als onaangenaam en waarom? Op dit platform nodigen we u om mee te denken over de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Gouden Regels, maak ze mee! De concrete opdracht aan de burgers was: wij willen graag dat u een beschrijving geeft van een locatie in Haarlem die volgens u een uitstekend voorbeeld is van hoe het moet of waarvan u denkt: zo moet het vooral niet! Burgers konden met foto’s hun bijdrage verduidelijken. Tevens konden burgers op elkaars ideeën reacties geven en stemmen op de beste bijdrage. In totaal zijn 56 bijdragen geleverd, 294 reacties gegeven en 534 stemmen uitgebracht. De bijdragen van de burgers zijn gebruikt bij het opstellen door de gemeente Haarlem van een conceptnota. Het doel is om vervolgens inspraak te laten plaatsvinden, zodat maatschappelijke haalbaarheid getoetst kan worden. In bijlage 4 zijn een aantal screenshots opgenomen, zodat een beter beeld van een mogelijk crowdsourcing initiatief kan worden verkregen.
2.6 Samenvatting In dit hoofdstuk is in meer detail de achtergrond van crowdsourcen beschreven: “wisdom of the crowds” en “collective intelligence”. Tevens zijn de redenen waarom crowdsourcen juist nu toegevoegde waarde kan opleveren, beschreven: opkomst Internet, Web2.0 en Social Media, opkomst amateur en de opkomst van de prosumer. Aangezien een stappenplan voor het toepassen van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming wordt ontwikkeld, zal in het volgende hoofdstuk eerst kort stil worden gestaan bij interactieve beleidsvorming. In de daarop volgende hoofdstukken worden de categorieën onderwerpen die crowdsourcen en interactieve beleidsvorming verbinden nader beschreven (Figuur 2).
19
3
Interactieve beleidsvorming
3.1 Inleiding Crowdsourcen gaat simpel gezegd om het benutten van kennis en creativiteit uit de samenleving (zie vorige hoofdstuk). Gemeenten zijn al jaren bezig, onder andere met behulp van interactieve beleidsvormingsprocessen, de burgers meer bij hun gemeente te betrekken en gebruik te maken van deze kennis en creativiteit. In dit hoofdstuk wordt nader uit één gezet wat de definitie van interactief beleid is, waar het vandaan komt en welke motieven een gemeente heeft voor interactieve beleidsvorming.
3.2 Definitie interactief beleid Hoppe et al. (2008) definiëren een beleid als een politiek bekrachtigd plan van aanpak, liefst een oplossing, van een maatschappelijk probleem, waarbij geldt dat men een probleem “ziet” als er een kloof is tussen een maatstaaf (beginsel, ideaal, norm, criterium) en een voorstelling van een bestaande of toekomstige situatie. Volgens Pröpper (2009) betekent interactief beleid dat een overheid in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijk organisaties, bedrijven en/of andere overheden bij het beleid betrekt om in open wisselwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, de uitvoering en/of evaluatie van beleid te komen. Zoals in hoofdstuk 1 is aangeven ligt de focus van dit onderzoek op de voorbereiding en bepaling van beleid waarbij burgers worden betrokken.
3.3 Waar komt interactief beleid vandaan? Zoals in de inleiding is aangegeven, is interactief beleid in het Nederlandse openbaar bestuur al jaren populair. Sinds 1990 zijn in gemeenten onder de noemer van “politieke en bestuurlijke vernieuwing” verschillende initiatieven ondernomen rondom interactieve beleidsvorming (Edwards, 2001). De experimenten met interactieve beleidsvorming kunnen worden gezien als aanzetten om vormen van directe democratie te introduceren binnen de bestaande representatieve democratie. Deze ontwikkeling kan worden gezien als een ontwikkeling richting een participatieve democratie. Volgens Pröpper (2009) moeten overheden in een dergelijke situatie bereid zijn een substantieel deel van haar invloed af te staan. Dit betekent dat burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven actief kunnen participeren en het beleid in hoge mate kunnen beïnvloeden. Het kan ook inhouden dat de overheid met burgers samenwerkt op basis van gelijkheid. Afstaan van invloed kan zelfs zover gaan dat de overheid tegen de burgers zegt dat het probleem in eerste instantie hun eigen probleem is en dat zij zelf beleid moeten ontwikkelen. Pröpper (2009) geeft overigens aan dat dit niet betekent dat de overheid niet is geïnteresseerd in de problemen en dat zij geen rol wil spelen. Zij kan de samenwerking tussen de betrokken partijen stimuleren en ondersteunen. De opkomst van interactief beleid kan ten slotte worden begrepen tegen de achtergrond van een aantal samenhangende en elkaar versterkende maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen op het terrein van de politieke cultuur: democratie en burgerschap, sturingsfilosofie, coördinatie tussen de “beleidskokers” en ten slotte leren in de samenleving (Pröpper, 2009).
20
3.4 Motieven van interactief beleid De motieven die het bestuur van een gemeente hanteert ten aanzien van interactieve beleidsvorming zijn volgens Edelenbos & Monnikhof (1998): Creëren van draagvlak – Door burgers en belangenorganisaties te betrekken bij de beleidsvorming wordt het draagvlak voor beleidsbeslissingen en de uitvoering van beleid vergroot. Kwaliteitsverbetering – Interactieve beleidsontwikkeling kan de inhoud van het beleid kwalitatief verbeteren door de verschillende zienswijzen die bij het totstandkomingproces naar boven komen. Democratiseringsverbetering – Interactieve beleidsvorming maakt burgers vertrouwd met het openbaar bestuur en leidt hen op tot goede staatsburgers, wat de kwaliteit van de democratie ten goede komt. Pröpper (2009, pp. 145-146) geeft echter aan dat er geen sprake is van interactief beleid als democratisering of een verbeterd draagvlak het primaire motief is. Het primaire motief volgens hem voor interactieve beleidsvorming is dan ook kwaliteitsverbetering. Pröpper (2009) geeft tevens aan dat het bij inhoudelijke verbetering van beleid het onder andere gaat over het verkrijgen van informatie over de aard, omvang en ernst van de problematiek en het verkrijgen van inzicht in alternatieven of nieuwe oplossingen.
3.5 Interactieve beleidsvorming en crowdsourcen In hoofdstuk 2 is het onderwerp crowdsourcen beschreven en in dit hoofdstuk is interactieve beleidsvorming beschreven. Beide onderwerpen blijken een belangrijke overeenkomst te hebben: het betrekken van groepen mensen bij het oplossen van problemen. Gezien deze overeenkomst is het interessant om te bezien in hoeverre crowdsourcen dan ook kan worden ingezet binnen interactieve beleidsvorming. Zoals in paragraaf 3.4 is aangegeven zijn er drie motieven om interactieve beleidsvorming in te zetten. Het primaire motief voor interactieve beleidsvorming is kwaliteitsverbetering ten aanzien van de inhoud van het beleid door gebruik te maken van verschillende zienswijzen die bij het totstandkomingsproces naar boven komen. Dit motief correspondeert met crowdsourcen. Het gaat bij crowdsourcen immers ook om het verzamelen van informatie voor het beter in kaart brengen van het probleem, het oplossen van problemen of vinden van ideeën. Het gaat bij crowdsourcen niet primair om het betrekken van burgers voor een verkrijgen van een verbeterd draagvlak of een verbeterde democratisering. Als gevolg van crowdsourcen kan weliswaar ook een beter draagvlak en een verbetering ten aanzien van de democratisering worden gerealiseerd, maar het inzetten van crowdsourcing initiatieven wordt niet primair vanuit een democratiseringsperspectief of ten behoeve van het creëren van draagvlak geïnitieerd. Het motief voor interactieve beleidsvorming en tevens de overeenkomst tussen interactief beleid en crowdsourcen kan dan ook worden omgeschreven als: inhoudelijke verrijking. Bij de start van een crowdsourcing initiatief binnen interactieve beleidsvorming is het dan ook belangrijk te achterhalen welke motief wordt gehanteerd. Als het niet primair vanuit een inhoudelijk verrijkingsmotief wordt geïnitieerd is het dus zeer de vraag in hoeverre er echt sprake is van crowdsourcen en er een toegevoegde waarde kan worden geleverd
21
met crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming. Omgekeerd lijkt het zo te zijn dat als het motief voor interactieve beleidsvorming inhoudelijk verrijking is, crowdsourcen een middel kan zijn om samen met de menigte maatschappelijke problemen op te lossen. In de volgende hoofdstukken wordt in meer detail stilgestaan bij de mogelijke onderwerpen die van belang zijn als de keuze is gemaakt om crowdsourcen in te zetten binnen interactieve beleidsvorming.
3.6 Samenvatting In dit hoofdstuk is kort uiteengezet wat onder interactieve beleidsvorming wordt verstaan, waar het vandaan komt en welke motieven het bestuur van een gemeente hiervoor kan hanteren. In relatie tot crowdsourcen gaat het bij interactieve beleidsvorming primair om inhoudelijke verrijking. Het bepalen of hier aan voldaan wordt is dan ook een eerste stap die genomen moet worden bij het beoordelen of crowdsourcen ingezet kan worden (zie stappenplan hoofdstuk 8) binnen interactieve beleidsvormingsprocessen. In de volgende hoofdstukken 4, 5, 6 en 7 worden de categorieën onderwerpen die “Crowdsourcen” en “Interactieve beleidsvorming” verbinden nader beschreven (Figuur 2).
22
4
Toepassen van crowdsourcen op verschillende soorten problemen
4.1 Inleiding Interactieve beleidsvorming en crowdsourcen hebben een belangrijke gemeenschappelijke factor: het gaat over het oplossen van problemen. Verschillende soorten problemen kunnen worden onderscheiden. In dit hoofdstuk zal een nadere beschrijving worden gegeven van deze soorten problemen. Onderscheid kan worden gemaakt in “tamme” en “wicked” problemen. Het soort probleem bepaalt welke vorm van crowdsourcen kan worden gehanteerd. De verschillende crowdsourcing vormen en de daarbij behorende kenmerken worden tevens in dit hoofdstuk behandeld.
4.2 Tamme versus wicked problemen Volgens Weick (1995) kan er een onderscheid worden gemaakt in “tamme” en “wicked“ problemen. Tamme problemen kunnen worden omschreven als goed gedefinieerde en afgebakende problemen. De oplossing kan vaak objectief worden beoordeeld als goed of fout en via “trial and error” worden gevonden. Voorbeelden zijn: hoe kan het energieverbruik van straatlantaarns met 10% worden gereduceerd of op welke wijze kan de gegenereerde omzet van de winkelende niet-Hengeloërs worden bepaald? Het is echter lastiger wanneer voor het vinden van een oplossing elementen van meerdere kennisgebieden of vanuit meerdere perspectieven gecombineerd moeten worden. Bijvoorbeeld: Hoe kan het armoedebeleid kwalitatief worden verbeterd of wat is de beste plek voor een skatebaan voor de jeugd? Dergelijke problemen worden betiteld als “wicked problemen”. Volgens Brabham (2011a) zijn zowel tamme als wicked problemen via crowdsourcen aan de menigte voor te leggen. De tamme problemen definieert hij als wetenschappelijke problemen en de wicked problemen als creatieve problemen. Een groot deel van het ‘oplossen’ van een “wicked probleem” bestaat meestal uit het voortdurend herdefiniëren en zodoende beter begrijpen van het probleem. In de volgende tabel is een opsomming van de kenmerken van “tamme” en “wicked problemen” opgenomen. Tamme problemen Goed gedefinieerde en afgebakende problemen met een duidelijk eind. Beoordeling van de oplossing kan objectief als juist, of onjuist worden beoordeeld. Hoort tot een groep van problemen die op dezelfde manier opgelost kunnen worden. Toetsen van oplossingen kan plaatsvinden op basis van “trial en error”.
Wicked problemen Problemen die matig geformuleerd zijn. Er zijn veel stakeholders met conflicterende waarden en normen Elk probleem is in essentie uniek Problemen worden geassocieerd met morele en politieke zaken Je komt nooit tot een volledige, correcte oplossing van het probleem omdat geen objectieve criteria voorhanden zijn om het te beoordelen.
Tabel 1: Tamme versus wicked problemen. In: Simons (2009)
In paragraaf 3.2 is beschreven dat het resultaat van het proces van beleidsvorming een oplossing is voor een maatschappelijke probleem. Een kenmerk van maatschappelijke
23
problemen zijn de meervoudige perspectieven rondom het probleem. Tot het beleidsvormingsdomein behoren dan ook de “wicked problemen”. Ook Rittel en Webber (1973) geven aan dat het bij beleidsvorming gaat om het oplossen van “wicked” problemen. Zij stellen dat een wettenschappelijke aanpak voor het oplossen van beleidsproblemen per definitie niet zal gaan werken. Dit impliceert niet dat “tamme” problemen niet via crowdsourcen kunnen worden opgelost, maar dat binnen het beleidsdomein crowdsourcen betrekking heeft op “wicked” problemen.
4.3 Heldere en duidelijke problemen Volgens Brabham (2011a) is het belangrijk dat bij crowdsourcen de vraagstelling en het probleem duidelijk gedefinieerd zijn. Als dit niet gebeurt weten de participanten niet waar ze op moeten reageren en zullen daardoor waarschijnlijk niet reageren of op niet verwachte en zeer diverse manieren. Hoppe et al. (2008) geven daarnaast aan dat binnen een gemeentelijke context problemen vaak nog niet volledig helder zijn. Hiermee wordt bedoeld dat niet iedereen het gedefinieerde probleem als het daadwerkelijke probleem ervaart. Het is dan belangrijk, voordat naar oplossingen voor het probleem wordt gezocht, eerst de aandacht te richten op het helder maken van het probleem. Het helder krijgen van een probleem kan volgens Brabham (2011a) prima via crowdsourcen worden gerealiseerd. Het betreft hier dan het verzamelen van informatie en het uitwisselen van de verschillende perspectieven rondom het probleem, zodat uiteindelijk het “wicked” probleem helder gemaakt kan worden. Daarna kan eventueel getracht worden met crowdsourcen voor het helder gemaakte probleem oplossingen of ideeën te genereren. In beide gevallen is het helder formuleren van de vraag een belangrijk aspect. Het duidelijk formuleren van een vraag roept op tot actie, tot concrete tips en hulp ( (Koerts & Roemen, 2011). Koerts & Roemen geven aan dat ‘hoe’-vragen vaak meer opleveren dan andere typen vragen. ‘Hoe’-vragen zorgen er namelijk voor dat mensen creatief gaan meedenken.
4.4 Vormen De wijze waarop de problemen worden geformuleerd, is zoals gezegd belangrijk. Niet alleen om te bepalen of het probleem helder en duidelijk is, maar ook om te bepalen welke crowdsourcing vorm bij probleem behoort. Brabham (2010) heeft een typologie voor deze verschillende vormen van crowdsourcen opgesteld. Hij beschrijft vier vormen van crowdsourcen aan de hand van het probleem dat hiermee opgelost kan worden: Knowledge Discovery and Management Approach, Broadcast Search Approach, PeerVetted Creative Production Approach en Distributed Human Intelligence Tasking. Hieronder worden deze vier vormen nader uitgewerkt. 4.4.1 Knowledge Discovery and Management Approach Bij “Knowledge Discovery and Management Approach” is het uitgangspunt dat kennis zich in het netwerk bevindt. Deze vorm van crowdsourcen wordt primair gebruikt voor het verzamelen van kennis en informatie gerelateerd aan het problemen (Brabham, 2011a). Op het weblog van Brabham (2011b) is te vinden: This approach is useful when knowledge exists in the network (e.g., in written records, prior art, and other published sources) and there is a need to find and assemble that knowledge in a coherent way in a single location. De organisatie gebruikt met andere woorden de menigte, tegen geen of een beperkte vergoeding (Guittard & Schenk, 2010), als verlengstuk van haar eigen resources om informatie te verzamelen en deze te aggregeren. Het is vergelijkbaar met
24
de wijze waarop wiki’s werken, behalve dat bij deze crowdsourcing vorm de organisatie het proces dicteert. De meest bekende wiki is Wikipedia13. Met behulp van een wiki kunnen groepen van individuen gezamenlijk werken aan een online document (Noveck, 2009). Een wiki moet volgens haar minimaal de volgende aspecten ondersteunen: Deelnemers moeten concepten kunnen schrijven en moeten achtergrond informatie over het onderwerp kunnen plaatsen; Deelnemers moeten andere participanten/experts kunnen uitnodigen of de toegevoegde informatie kunnen delen; Er moeten mogelijkheden zijn om de claims van experts van commentaar te voorzien; Er moeten mogelijkheden zijn om de concepten te kunnen evalueren en samenvattingen te kunnen schrijven; Mogelijkheden zijn aanwezig om misbruik en slechte bijdragen te identificeren; Discussies moeten gemodereerd kunnen worden; Mogelijkheden om de wiki eenvoudig te promoten naar andere Social Media moeten aanwezig zijn. Een voorbeeld van deze crowdsourcing vorm is het peer-to-patent project14. Aan de burgers worden ingediende patentvoorstellen van organisaties voorgelegd. De burgers gaan vervolgens op basis van aanwezige kennis binnen de ondersteunende wiki of persoonlijke kennis (bijvoorbeeld: oplossing heb ik al eerder gezien) en op basis van het combineren van kennis van anderen “bepalen” of het patent toegekend zou kunnen worden. Via de wiki wordt de kennis door de menigte rondom een patent verzameld, geaggregeerd en van een update voorzien, zodat de anderen weer gebruik kunnen maken van deze kennis. Binnen interactieve beleidsvormingsprocessen kan deze crowdsourcing vorm worden gebruikt om het probleem helder te krijgen. Door het aandragen van kennis, zoals bijvoorbeeld wettelijke-, technische-, sociale- en milieu-aspecten in relatie tot het probleem en deze kennis gezamenlijk te aggregeren kan het probleem verdiept worden. Veelal betreft het hier dan ook feitelijke informatie (Brabham, 2011b) opgenomen in reeds gepubliceerde documenten, (kranten) artikelen, verordeningen en dergelijke. Ook Noveck (2009) geeft aan dat één van de tekortkomingen van de huidige publieke consultatie een reductie in de kwaliteit van data is. Ze geeft aan dat het huidige paradigma erg kwetsbaar is voor ideologische voorkeuren en manipulatie. Ondanks dat er weliswaar informatie rondom het probleem wordt verzameld, is dit meestal alleen vanuit de gewenste perspectieven, bekende perspectieven en via een beperkte en traditionele bronnen, zoals enquêtes en bijeenkomsten. Een “open call” via crowdsourcen kan deze valkuil vermijden. 4.4.2 The Broadcast Search Approach De “Broadcast Search Approach” vorm van crowdsourcen is van toepassing als er een empirisch juist antwoord bestaat voor een probleem en de kennis van een enkele expert (of een aantal experts) in het netwerk benodigd is om een antwoord te vinden (Brabham, 2011b). Binnen deze crowdsourcing vorm wordt expliciet een vraag gesteld aan een grote, diverse groep mensen. Onafhankelijkheid van de deelnemers is echter een belangrijke voorwaarde voor het vinden van de juiste oplossingen (Surowiecki, 2005). 13 14
http://www.wikipedia.org http://www.peertopatent.org
25
Hier is veelal sprake van “individueel crowdsourcen”. Volgens Simons (2010) geven deelnemers bij individueel crowdsourcen afzonderlijk een bijdrage, is er geen discussie, worden er concrete oplossingen in plaats van ideeën gegeven en is er weinig interactie tussen de probleemoplossers en de ambtenaar. De problemen zijn eenduidig, duidelijk gedefinieerd en goed afgebakend (Brabham, 2010). Vanwege het wetenschappelijke karakter en het moeilijk kunnen vinden van een oplossing voor het probleem, is de vergoeding voor de juiste oplossing hoog te noemen (Guittard & Schenk, 2010). Ten slotte gaat het hier niet zozeer om het aggregeren van de kennis of meningen, maar juist om het vinden van die ene briljante oplossing (Guittard & Schenk, 2010). Deze vorm van crowdsourcen correspondeert dan ook met “tamme problemen”. In paragraaf 4.2 is beschreven dat “tamme” problemen niet tot het beleidsvormingsdomein behoren. Om deze reden past deze vorm van crowdsourcen niet binnen interactieve beleidsvormingsprocessen. Een voorbeeld van deze vorm wordt toegepast door het bedrijf InnoCentive15. Organisaties zoals P&C plaatsen hier via een “open-call” een wetenschappelijk probleem. InnoCentive verspreidt deze vraag naar de bij het bedrijf aangesloten, veelal op amateurbasis werkende wetenschappers. Amateur in de zin dat het niet hun dagelijkse werkzaamheden zijn. Oplossingen van dergelijke problemen worden veelal juist gevonden door deze groep “amateurs” (Surowiecki, 2005). P&C heeft op deze wijze al enkele honderden nieuwe producten op de markt gezet (Tapscott & Williams, 2006). 4.4.3 Peer-Vetted Creative Production Approach Bij deze vorm van crowdsourcen is het achterliggende concept om een probleem aan een online community voor te leggen hetzelfde als bij de “Broadcast Search Approach”. Toch zijn er enkele verschillen. Brabham (2010) geeft aan dat deze vorm van crowdsourcen overeenkomt met de zuivere vorm van crowdsourcen zoals Jeff Howe (2009) het in zijn boek “Crowdsourcing: why the power of the crowd is driving the future of business” heeft beschreven. Het gaat binnen deze vorm van crowdsourcen om het genereren van creatieve ideeën onder een diverse, grote groep mensen met als doel het genereren van enkele superieure ideeën of oplossingen (Brabham, 2009). Deze vorm van crowdsourcen kan worden gebruikt als er geen empirisch goed antwoord mogelijk is, maar slechts een goed antwoord dat wordt ondersteund door de markt (Brabham, 2011b). Het uitgangpunt voor de organisatie moet dan ook het profiteren van de creatieve kracht van de menigte zijn (Guittard & Schenk, 2010). Daarnaast is het gezamenlijk bedenken van een creatieve bijdrage een belangrijk aspect binnen deze vorm (Brabham, 2010). Hierbij kan gedacht worden aan het uitbrengen van stemmen door de menigte voor het beste idee naast het inbrengen van eigen ideeën en voortborduren op ingebrachte ideeën. Simons (2010) noemt dit “interactief crowdsourcen”. Bij interactief crowdsourcen wordt er niet noodzakelijkerwijze uitgegaan van één briljante geest in de samenleving. Deelnemers gaan in discussie met elkaar en bouwen voort op elkaars ideeën en geven antwoord op elkaars vragen. Er is interactie tussen deelnemers onderling en met de ambtenaar. Het resultaat kan een verbetering van de probleemdefinitie zijn en/of een definitieve oplossing (Brabham, 2010). Ten slotte wordt er ook rekening gehouden met meerdere perspectieven op het probleem. De problemen kunnen dan ook als “wicked problemen” worden gekarakteriseerd. Ook het principe van “peer production” (Benkler, 2002) is 15
http://www.innocentive.com
26
meestal bij deze vorm van crowdsourcen van toepassing: verzamelen van kennis door en het bewerken dan wel verder borduren op basis van deze kennis tussen gelijkgestemden. Het door Surowiecki (2005) geopperde onafhankelijkheidsaspect ten aanzien van de menigte hoeft hier dan ook niet van toepassing te zijn. Ingebrachte ideeën kunnen vaak leiden tot nieuwe ideeën bij andere deelnemers (Brabham, 2010). Tenslotte is deze vorm van crowdsourcen een systeem waar goede oplossingen tevens de populaire oplossingen zijn en de “markt” de uiteindelijke geproduceerde oplossing ondersteunt (Brabham, 2010). Ondanks dat weliswaar de beloning voor de deelnemers binnen deze vorm van crowdsourcen divers is (Amabile, 1998), geven Guittard & Schenk (2010) aan dat op basis van observaties van diverse crowdsourcing platforms ten aanzien van creatieve taken kan worden geconcludeerd dat de beloning voor creatieve bijdragen meestal onder de honderd Euro blijven. Een voorbeeld van een dergelijk creatief proces is de via het televisieprogramma Pauw en Witteman uitgeschreven opdracht om mee te schrijven aan de Troonrede van het Volk16. De vraag aan het volk was: “Schrijf mee aan de Troonrede van het Volk! Welke ideeën maken u vrolijk en moeten in de Troonrede voor het volk worden opgenomen?”. Op basis van deze vraag zijn meer dan 800 creatieve ideeën ingebracht. De deelnemers konden op basis van ingediende ideeën, reageren en tevens zelf nieuwe ideeën indienen op basis van al eerder ingediende ideeën. Tevens konden de deelnemers stemmen op de beste ideeën. De beloning voor het beste idee was een iPad. Voorbeelden binnen interactieve beleidsvormingsprocessen waar deze crowdsourcing vorm toegepast kan worden, zijn bijvoorbeeld het ontwerpen van een nieuwe woonwijk, het bepalen van de locatie van een nieuwe skatebaan en hoe deze er moet komen te zien of op welke wijze “groen” in de wijk moet worden vormgegeven. 4.4.4 Distributed Human Intelligence Tasking De crowdsourcing vorm “Distributed Human Intelligence Tasking” wordt toegepast voor grootschalige data analyse wanneer de menselijke intelligentie meer efficiënt en effectief is dan analyse door computers (Brabham, 2009). Deze vorm wordt over het algemeen gebruikt wanneer “micro taken” uitgevoerd moeten worden. Organisaties leggen deze “micro taken” aan een online community voor. De werkwijze van de online community is dan vergelijkbaar met de wijze waarop systemen zoals SETI@Home 17 en Rosetta@Home18 werken: bedoeld om data te verwerken (Brabham, 2011b). Het betreft hier problemen, waarvoor een kleine vergoeding wordt gegeven (Guittard & Schenk, 2010). Deze vorm van crowdsourcing verwacht weinig creatieve ideeën en er wordt dan ook weinig intelligentie verwacht (Brabham, 2010). Binnen de scope van het onderzoek is deze crowdsourcing vorm niet van toepassing. Een voorbeeld van deze vorm van crowdsourcen is Amazon Mechanical Turk project (https://www.mturk.com/mturk/welcome). Op de website van Amazon Mechanical Turk kunnen organisaties simpele taken plaatsen. Mensen kunnen vervolgens voor een kleine vergoeding deze taken uitvoeren. Een voorbeeld is het “taggen” (=toevoegen van een labels, trefwoorden) van plaatjes of foto’s op websites, zodat een zoekmachine de plaatjes of foto’s beter kan vinden.
16 17 18
http://penw.queetz.com http://setiathome.berkeley.edu http://boinc.bakerlab.org
27
4.5 Samenvatting Binnen een gemeentelijke context zijn zowel “tamme” en “wicked” problemen te onderkennen. Zowel “tamme” als ook “wicked” problemen kunnen via crowdsourcen aan de burgers worden voorgelegd. De “wicked” problemen behoren echter tot het interactieve beleidsvormingsdomein. Belangrijk is om voor aanvang van het crowdsourcing initiatief te bepalen of het probleem al voldoende helder is en direct gestart kan worden met het genereren van oplossingen/ideeën of dat via crowdsourcen het probleem nog eerst verder helder moet worden gemaakt. Zie hiervoor ook het stappenplan in hoofdstuk 8. De vraagstelling moet daarnaast voldoende duidelijk zijn geformuleerd. Een niet duidelijke vraagstelling leidt tot niet verwachte resultaten. Afhankelijk van het type probleem is een bepaalde vorm van crowdsourcen toepasbaar. Elke vorm heeft z’n eigen kenmerken. Zie onderstaande tabel voor een samenvatting. Crowdsourcing vorm Peer-Vetted Creative Production Approach
Omschrijving De organisatie vraagt de menigte om creatieve ideeën te creëren en te selecteren
Distributed Human Intelligence Tasking
De organisatie vraagt de menigte om grote hoeveelheden informatie te analyseren
Knowledge Discovery and Management Approach
De organisaties vraagt de menigte om informatie en kennis te verzamelen rondom het probleem De organisatie vraagt de menigte om empirische problemen op te lossen
Broadcast Search Approach
Soort problemen Ideaal voor problemen waar de oplossingen een kwestie zijn van smaak of vanuit meerdere perspectieven benaderd kunnen worden Ideaal voor grootschalige data analyse in situaties waar de menselijke intelligentie efficiënter of effectiever is dan analyse door computers Ideaal voor het verdiepen van informatie rondom het probleem Ideaal voor problemen waarvoor een empirische oplossing bestaat
Tabel 4: Crowdsourcing vormen
De meest zuivere vorm van crowdsourcen is de “Peer-Vetted Creative Production Approach”. Voor interactieve beleidsvormingsprocessen zijn de “Distributed Human Intelligence Tasking” en “Broadcast Search Approach “ vormen van crowdsourcing niet van toepassing. Voor het verzamelen van kennis om bijvoorbeeld eerst het probleem helder te krijgen kan het beste de “Knowledge Discovery and Management Approach” worden gehanteerd. De “Peer-Vetted Creative Production Approach” kan worden ingezet om oplossingen/ideeën voor “wicked” problemen te verkrijgen. Afhankelijk van de fase van het beleidsvormingsproces waarin crowdsourcen wordt toegepast kan “Peer-Vetted Creative Production Approach” of “Knowledge Discovery and Management Approach” worden toegepast. In hoofdstuk 6 wordt dieper ingegaan op de fasen en het inzetten van de verschillende vormen. In het stappenplan in hoofdstuk 8 zijn de verschillende te gebruiken crowdsourcing vormen schematisch gepresenteerd. Naast de kennis van de verschillende mogelijke crowdsourcing vormen en de wijze waarop deze crowdsourcing vormen ingezet kunnen worden, is het belangrijk te bepalen of de ingrediënten voor succesvol crowdsourcen wel aanwezig zijn. In het volgende hoofdstuk worden daarom de voorwaarden voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming nader beschreven.
28
5
Voorwaarden crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming
5.1 Inleiding Teneinde crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming mogelijk te maken moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Aangezien het onderzoek gaat over crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming is gekozen om de voorwaarden waaronder crowdsourcen ingezet kan worden te categoriseren op basis van de voorwaarden van interactieve beleidsvorming. In dit hoofdstuk worden deze voorwaarden beschreven en wordt de relatie naar crowdsourcen aangegeven.
5.2 Voorwaarden Pröpper (2009) heeft de volgende voorwaarden voor interactieve beleidsvorming beschreven: 1. Openheid 2. Duidelijkheid vooraf over de rol en competenties van bestuur en ambtenaar 3. Meerwaarde participatie 4. Constructieve relatie 5. Geschikte problematiek 6. Voldoende personele capaciteit en hulpmiddelen Deze voorwaarden worden in de volgende paragrafen nader beschreven en gerelateerd aan crowdsourcen. 5.2.1 Openheid en controle Pröpper (2009) geeft aan dat openheid zowel voor het bestuur als ook voor de participanten geldt en dat de inhoud van het beleid niet op voorhand al moet vaststaan. Het niet op voorhand al vast staan van de inhoud van beleid bij een crowdsourcing initiatief wordt ook door Brabham (2011a) als erg belangrijk gezien. Hij stelt dat organisaties zich moeten committeren aan de uitkomsten van het crowdsourcing initiatief en openheid moeten betrachten. Dit impliceert onder andere dat vooraf openheid moet worden gegeven over wat er met de uitkomsten wordt gedaan. Uiteraard hoeft een organisatie niet per definitie zich te committeren aan alle uitkomsten, maar het commitment moet minimaal vooraf zijn bepaald en worden gecommuniceerd. De burger moet van te voren weten dat de hoeveelheid energie die ze steken in het initiatief serieus wordt genomen. Daarnaast moet het bestuur bereid zijn invloed te delen met de participanten (Pröpper, 2009). Dit betekent dat de gemeente deels de controle over het proces dat via crowdsourcen wordt uitgevoerd moet durven los te laten en deze aan de burgers overlaten (Brabham, 2010). Crowdsourcen in relatie tot inhoudelijke verrijking gaat immers niet primair om het bereiken van de doelen van de eigen organisatie, maar om het betrekken van de burgers bij de organisatie (Brabham, 2010). De controle loslaten heeft ook betrekking op wie toegang krijgt tot het crowdsourcing initiatief (bijvoorbeeld: alleen inwoners van de gemeenten mogen participeren versus iedereen mag participeren). Uitgangspunt bij crowdsourcing initiatieven is het bereiken van een zo groot mogelijke en diverse groep mensen (zie hoofdstuk 2). Het beperken van deelname aan het crowdsourcing initiatief heeft dan ook effect op het behalen van een mogelijke oplossing. De gemeente moet daarnaast transparant (durven) zijn. Alle informatie ten aanzien van het probleem moet worden verstrekt. Dit kan betekenen dat gevoelige informatie over het niet goed functioneren van de organisatie kan worden blootgelegd (Brabham,
29
2011a). Afhankelijk van de controle die de gemeente wil hebben op wie kan deelnemen aan het crowdsourcing initiatief, kan de informatie in tegenstelling tot traditionele vormen, zoals bijeenkomsten in het gemeentehuis, een groter verspreidingsbereik hebben (Meer & Meuleman, 2011). 5.2.2 Duidelijkheid vooraf over de rol en competenties van bestuur en ambtenaar Voorafgaand aan het traject moet helder zijn wat de rol van het bestuur en van de gemeentelijke organisaties is binnen in het interactieve traject ten aanzien van het beleidsprobleem en welke competenties benodigd zijn en ingebracht kunnen worden tijdens het proces ten aanzien van het gebruik van crowdsourcen. Rol en competenties bestuur Welke houding een bestuur heeft ten aanzien van interactieve beleidsvorming, wordt bepaald door de gehanteerde bestuursstijl. Volgens Pröpper (2009) kunnen zeven verschillende bestuursstijlen worden onderscheiden. De faciliterende stijl kenmerkt zich door het bieden van ondersteuning aan partijen bij het maken van het beleid. De participant is de initiatiefnemer en tevens beleidseigenaar. De samenwerkende stijl kenmerkt zich door op basis van gelijkwaardigheid met andere partijen samen te werken aan het beleid. De rol van de participant is dan ook een samenwerkingspartner. Binnen de delegerende stijl geeft het bestuur de participant de bevoegdheid om zelf binnen randvoorwaarden beslissingen ten aanzien van het op te stellen beleid te nemen. De rol van de participant is dan ook een medebeslisser. Bij een participatieve stijl vraagt het bestuur een open advies over het beleid, waarbij veel ruimte voor discussie en inbreng is. De rol van de participant is een adviseur. Bij de consultatieve stijl raadpleegt het bestuur de participant over een gesloten vraagstelling ten aanzien van het beleid. De rol van de participant binnen deze stijl is ook een adviseur, echter hier alleen aan het einde van het traject. Bij de open autoritaire stijl voert het bestuur geheel zelfstandig beleid. De rol van de participant is toeschouwer en ontvanger van informatie. Bij de gesloten autoritaire stijl voert het bestuur geheel zelfstandig beleid en verschaft hierover geen informatie. De participant heeft binnen deze stijl dan ook geen enkele rol. Duidelijk is dat niet elke stijl binnen interactieve beleidsvorming past. De faciliterende, samenwerkende, delegerende en participatieve stijl behoren tot het interactieve beleidsvorming domein. De consultatieve stijl is daarentegen meer gericht op inspraak dan op interactieve beleidsvorming. Bij inspraak krijgen de participanten de gelegenheid om hun mening te geven over het beleid van overheid, maar niet de mogelijkheid om oplossingsrichtingen aan te dragen (Pröpper, 2009). Crowdsourcen is in deze situatie minder van toepassing. De open autoritaire en gesloten autoritaire stijl maken ten slotte geheel geen onderdeel uit van interactieve beleidsvorming. Ook bij deze twee bestuursstijlen geldt dat er geen sprake is van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming. Volgens Pröpper (2009) zijn er geen goede of slechte bestuursstijlen, wel slecht gekozen bestuursstijlen bij beleidsproblemen. Het beleidsprobleem moet passen bij de te hanteren bestuursstijl. Zo kan voor het ene beleidsprobleem een participatieve stijl worden gehanteerd en voor het andere beleidsprobleem een meer consultatieve stijl en kan het bestuur ten aan zien van het ene beleidsprobleem volledig openstaan om zowel het genereren van ideeën als ook de keuze voor het beste idee volledig over te laten aan de burgers. Voor een ander beleidsprobleem kan deze houding veel minder open zijn. Belangrijk is dat voorafgaand aan het initiatief de houding van het bestuur ten aanzien van het beleidsprobleem wordt bepaald. Indien deze houding een open autoritaire,
30
gesloten autoritaire of consultatieve houding betreft, is het de vraag of het inzetten van crowdsourcen bijdraagt aan het motief van kwaliteitsverbetering. Het creëren van draagvlak en het verbeteren van de democratisering lijken dan de motieven te zijn. Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, is dit niet het primaire doel van crowdsourcen. Indien de houding van het bestuur ten aanzien van het beleidsprobleem een faciliterende, samenwerkende, delegerende of participatieve houding betreft, is het aannemelijk dat het achterliggende motief voor interactieve beleidsvorming kwaliteitsverbetering betreft en crowdsourcen een toegevoegde waarde op de kwaliteitsverbetering kan leveren. Rol en competenties ambtenaar De rol die een ambtenaar heeft binnen een interactief proces moet niet onderschat worden. Edwards (2001) geeft aan dat de rol van een ambtenaar binnen interactieve beleidsvormingsprocessen een faciliterende rol moet zijn en dat binnen deze faciliterende rol de ambtelijke medewerkers kennis en informatie inbrengen ten behoeve van alle deelnemers. De ambtenaar binnen interactieve beleidsprocessen is dus niet zoals Edwards aangeeft “der Beambte ohne Eigenschaften” die als een soort doorgeefluik fungeert of de “Deskundige” die gaat voor eigen resultaat. De ambtenaren die participeren in een crowdsourcing initiatief moeten dan ook de controle over hun eigen werk durven los te laten en juist in een faciliterende rol naar buiten treden en onderdeel uit gaan maken van de horizontale netwerken (Berlo, 2009). Ook Noveck (2009) onderkent het probleem van het niet uit handen durven geven van het beleid aan de burgers. Zij geeft aan dat de ambtenaren zich op z’n minst oncomfortabel voelen wanneer het schrijven van het beleid (deels) aan de burgers wordt overgelaten. Naast de andere rolopvatting van ambtenaren is nog een andere complicerende factor te onderkennen. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven is crowdsourcen sterk verbonden aan Web2.0 en Social media. Het gebruik van Facebook, Hyves en Twitter als onderdeel van het crowdsourcing proces wordt veel toegepast (Meer & Meuleman, 2011). Deze Social Media kunnen gebruikt worden om de samenleving zelf de promotionele activiteiten te laten uitvoeren (Howe, 2009) of om vragen te beantwoorden en informatie te verstrekken. De kennis, en kunde om met deze nieuwe vormen om te gaan, moet in de gereedschapskist van de ambtenaar aanwezig zijn. Berlo (2009) geeft aan dat ambtenaren in staat moeten zijn invulling te geven aan deze rol, in horizontale netwerken moeten kunnen werken en daar de juiste instrumenten voor weten in te zetten. 5.2.3 Meerwaarde participatie Voor de start van interactieve beleidsvorming moet duidelijk zijn waarom het traject interactief met behulp van crowdsourcen wordt uitgevoerd. Met andere woorden de meerwaarde van participatie en de inzet van crowdsourcen moet bekend zijn. Bijvoorbeeld: de organisatie onderkend voorafgaand aan het initiatief dat er onvoldoende kennis rondom de problematiek in huis is ten aanzien van het creëren van een oplossing. Of de organisatie onderkent voorafgaand aan het initiatief dat er mogelijk door participatie nieuwe perspectieven kunnen ontstaan. Met andere woorden: het bestuur heeft een verwachting van de bijdrage van de participanten (Pröpper, 2009). Deze verwachting bestaat, in het geval van crowdsourcen, uit het leveren van relevante of ontbrekende kennis. Indien hier geen sprake van is, ligt het niet voor de hand het probleem via crowdsourcen aan de burger voor te leggen. Het verkrijgen van draagvlak kan weliswaar een motief zijn, maar zoals in paragraaf 3.4 is beschreven is dit geen motief om te crowdsourcen. Tenslotte moet het bestuur en de gemeentelijke organisatie overtuigd zijn dat met crowdsourcen een meerwaarde kan worden verkregen. Als op
31
voorhand al bekend is dat waarschijnlijk geen meerwaarde met crowdsourcen kan worden verkregen, is het raadzaam het initiatief niet met crowdsourcen uit te voeren. 5.2.4 Constructieve relatie Volgens Pröpper (2009) moet de relatie tussen het bestuur en de participanten binnen interactieve beleidsvormingsprocessen constructief zijn. Het moet volgens hem niet om een vrijblijvende relatie gaan, er moet een gemeenschappelijke zin- of betekenisgeving aanwezig moet zijn en persoonlijke conflicten mogen een vruchtbare samenwerking niet in de weg staan. De vraag is in hoeverre ten aanzien van crowdsourcen een niet vrijblijvende relatie noodzakelijk is. Bij crowdsourcen gaat het immers om het aanwenden van kennis en creativiteit uit de maatschappij. Zeker voor het genereren van ideeën en oplossingen hoeft deze voorwaarde niet van toepassing te zijn. Ten einde crowdsourcen succesvol te laten zijn, is immers een zo groot mogelijk en diverse groep (onafhankelijke) mensen benodigd (zie hoofdstuk 2). Mogen burgers van bijvoorbeeld andere gemeenten deelnemen aan het crowdsourcing initiatief om het probleem helder te krijgen of ideeën en/of oplossingen aan te dragen? Affiniteit met de situationele problematiek speelt hier dan wellicht een belangrijke rol (Brabham, 2010). Tenslotte geldt dat ongeacht het doel waarvoor crowdsourcen ingezet wordt, conflicten tijdens het initiatief moeten worden vermeden (Brabham, 2007). Conflicten kunnen leiden tot “crowdslapping” (zie hoofdstuk 7). 5.2.5 Geschikte problematiek Niet alle problemen lenen zich voor interactief beleid (Pröpper, 2009) en voor crowdsourcing (zie hoofdstuk 4). Een belangrijke voorwaarde is dan ook om voorafgaand aan het interactieve beleidsvormingsproces met crowdsourcing na te gaan of de problematiek geschikt is. Naast het feit dat het probleem een “wicked” probleem moet zijn (zie hoofdstuk 3), moet volgens Pröpper het onderwerp niet urgent zijn en moet er tijd zijn om na te denken. Ondanks dat Social Media 24x7 doorgaan en reacties en bijdragen worden geleverd, is het aspect van urgentie ook bij crowdsourcing initiatieven belangrijk. Het initiatief moet immers worden voorbereid en daarna nog worden gerealiseerd. Deze activiteiten kosten gewoonweg tijd. Wellicht kan de doorlooptijd tijdens de uitvoering van het participatietraject met behulp van crowdsourcen korter zijn ten opzichte van een traditioneel uitgevoerd participatietraject. Door het ontbreken van uitgevoerde en geëvalueerde crowdsourcing initiatieven kan hier echter nog geen uitspraak over worden gedaan. Tevens stelt Pröpper dat de problematiek voldoende belangrijk moet zijn en voldoende belangstelling hebben. Ten slotte moet het probleem openbaar gemaakt kunnen worden. Met andere woorden: er moet geen geheimhouding op het probleem rusten. Ten opzichte van interactieve beleidsvorming zonder crowdsourcen wordt dit laatste aspect met crowdsourcen nog eens versterkt. Het initiatief speelt zich immers op het Internet af en iedereen kan hier in principe aan deelnemen en heeft daarmee ook inzage in de informatie en mogelijkheden voor snelle verspreiding van de informatie rondom het probleem (Meer & Meuleman, 2011). Tenslotte is het op deze plaats belangrijk nogmaals te benadrukken dat crowdsourcen uitgaat van zoveel mogelijk deelnemers: het “wisdom of the crowds” en “collective intelligence” principe (hoofdstuk 2). Het uitsluiten van bepaalde doelgroepen, bijvoorbeeld inwoners van andere gemeenten of juist de wil om te voldoen aan het representativiteitsaspect, kan leiden tot het niet optimaal gebruik maken van deze principes. Problemen die zich hier niet voor lenen, zijn dan ook minder geschikt.
32
5.2.6 Voldoende personele capaciteit en hulpmiddelen Interactieve beleidsvorming vergt meestal een extra inspanning ten opzichte van de uitvoering van “klassieke” beleidsprocessen. Dit impliceert dat voor de start van het interactieve traject duidelijk moet zijn hoeveel mankracht, geld en andere hulpmiddelen benodigd en beschikbaar zijn (Pröpper, 2009). Brabham (2010) geeft bijvoorbeeld aan dat ten aanzien van het crowdsourcing initiatief rekening moet worden gehouden met hoge kosten voor het opzetten en onderhouden van het online platform. Uiteraard kan er ook voor gekozen worden niet een volledig eigen platform te ontwikkelen maar gebruik te maken van op de markt verkrijgbare oplossingen. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden om aan te sluiten op bestaande social media platforms, zoals LinkedIn 19, Facebook20 of PleiO21. Op deze platforms kan met behulp van de standaard aanwezige functionaliteit een omgeving worden ingericht voor het plaatsen van een probleem en waar deelnemers tevens ideeën of oplossingen achter kunnen laten. Ook kan gekozen worden voor een kant-en-klare platform, zoals Ning22, Elgg23 of Ideavibes24. Met een kant-en-klaar platform kan eenvoudig op basis van het invullen van parameters relatief snel een werkend platform worden gegenereerd. Tenslotte kan ook gekozen worden om het probleem volledig uit te besteden aan intermediairs. Het doorgeven van het probleem is dan meestal al voldoende. Deze intermediairs zorgen dat het initiatief bekend wordt gemaakt en verzorgen het genereren van bijdragen. Op dit moment is nog niet voldoende duidelijk in welke situatie in relatie tot welke categorieën van beleidsproblemen welk platform gekozen moet worden. Het is raadzaam om bij de eerste initiatieven klein te beginnen en gebruik te maken van sociale media platforms voor het crowdsourcing initiatief, gebruik te maken van kant-en-klare platforms of het crowdsourcing initiatief uit te besteden aan een intermediair en daarna mogelijk te kiezen voor het opzetten van een eigen platform 25. In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van de verschillende crowdsourcing platforms die gebruikt kunnen worden om het crowdsourcing initiatief vorm te geven. Ook zijn hier enkele voorbeelden van vooraanstaande bedrijven te vinden die een eigen crowdsourcing platform hebben opgezet. Tenslotte moet ook rekening worden gehouden met mogelijke extra arbeidskosten. Aangezien crowdsourcen 24*7 plaatsvindt, is het verstandig ook capaciteit buiten kantoortijden beschikbaar te hebben. Participanten verlangen immers ook buiten kantoortijden snel een antwoord (Meer & Meuleman, 2011). Onafhankelijk van deze keuze moet in ieder geval duidelijk worden gemaakt wat de deelnemers mogen verwachten (zie hoofdstuk 7).
5.3 Samenvatting Om het inhoudelijke verrijkingsmotief binnen interactieve beleidsvorming met crowdsourcen gestalte te kunnen geven, moet voorafgaand aan het initiatief duidelijk zijn welke mogelijkheden gegeven de situatie rondom het probleem er zijn. De mogelijkheden zijn in dit hoofdstuk gecategoriseerd aan de hand van een aantal voorwaarden: 19 20 21 22 23 24 25
http://www.linkedin.com http://www.facebook.com http://www.pleio.nl http://www.ning.com http://www.elgg.org http://www.ideavibes.com http://www.amsterdamopent.nl
33
Voorwaarde Openheid en controle Duidelijkheid vooraf over de rol en competenties van bestuur en ambtenaar
Meerwaarde participatie Constructieve relatie Geschikte problematiek Voldoende personele capaciteit en hulpmiddelen
Toelichting Openheid geven, controle loslaten en transparant zijn t.a.v. het probleem De houding/rol van het bestuur t.a.v. het probleem moet in lijn liggen met de crowdsourcing mogelijkheden. Dit geldt uiteraard ook voor de ambtenaar. Tevens moeten de betrokken personen over de juiste competenties beschikken om het initiatief vorm te geven. Inzien en overtuiging hebben van de meerwaarde van participatie t.a.v. het probleem Er is een constructieve relatie mogelijk tussen het bestuur en de participanten t.a.v. het probleem Het probleem is niet urgent, is voldoende belangrijk, het betreft openbare informatie Er zijn voldoende capaciteit en middelen beschikbaar voor de uitvoering van het crowdsourcing initiatief
Tabel 2: Voorwaarden voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming
De mate waarin aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan, zodat sprake is van succesvol inzetten van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming, is in de literatuur nog weinig over te vinden. Het is echter wel duidelijk dat het niet kunnen voldoen aan een bepaalde voorwaarde, impliceert dat crowdsourcen als middel binnen interactieve beleidsvorming niet ingezet zou moeten worden (Brabham, 2010). In het stappenplan (hoofdstuk 8) is het beoordelen van de voorwaarden voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming dan ook als één van de eerste stappen opgenomen. In het volgende hoofdstuk wordt dieper in gegaan op de fasen van het interactieve beleidsvormingsproces en binnen welke fasen crowdsourcen ingezet kan worden.
34
6
Crowdsourcen binnen de fasen van beleidsvoorbereiding
6.1 Inleiding Interactieve beleidsvorming bestaat, zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven uit een aantal fasen. Het onderzoek richt zich op de fasen voorbereiding en bepaling, ook wel het beleidsvoorbereidingsproces genoemd. Het beleidsvoorbereidingsproces bestaat op haar beurt ook weer uit een aantal fasen. Niet binnen alle fasen van het beleidsvoorbereidingsproces kan crowdsourcen worden ingezet. In de volgende paragraaf worden de verschillende fasen van het beleidsvoorbereidingsproces en de mogelijkheden om crowdsourcen toe te passen, beschreven.
6.2 Beleidsvoorbereidingsproces Het beleidsvoorbereidingsproces bestaat volgens Hoppe et al. (2008) uit de fasen Opdrachtformulering, Probleemvinding, Hoofdlijnenkeuze, Deelontwerpen vervaardigen, Toetsen, Haalbaarheidstoetsing en Besluiten. Hieronder worden de verschillende fasen nader beschreven en zal worden aangegeven tijdens welke fasen crowdsourcen ingezet kan worden: Opdrachtformulering – Deze fase betreft de precieze formulering van het mandaat tot beleidsvoorbereiding (Hoppe, Jeliazkova, Graag, & Grin, 2008). Deze fase is de formele start van het beleidsproces. Tijdens deze fase is het niet aannemelijk dat er sprake is van crowdsourcen. Probleemvinding – Deze fase betreft vooral het stellen van grondvragen. Dit is het vinden van de centrale kwesties in het beleidsprobleem die vitaal zijn voor het formuleren van een beleidsontwerp (Hoppe, Jeliazkova, Graag, & Grin, 2008). Het resultaat van deze fase is veelal een geherformuleerd beleidsprobleem. Voor het helder krijgen van het probleem kan “Knowledge Discovery and Management Approach” (zie hoofdstuk 3) worden in gezet. Aan de burgers kan via een “open call” worden gevraagd kennis rondom het probleem te verzamelen en deze kennis via een wiki-achtige wijze te aggregeren, zodat een beter beeld vanuit meerdere perspectieven en kennisgebieden ontstaat rondom het probleem. Op basis van de verzamelde en geaggregeerde kennis en informatie kan de gemeente het probleem beter en completer formuleren. Noveck (2009) geeft aan dat met een wiki-achtige wijze het door een groep individuen gezamenlijk werken aan een online “document” wordt bedoeld. Wikipedia26 is het bekendste voorbeeld van een wiki. Binnen een gemeentelijke context zouden bijvoorbeeld verschillende experts/amateurs kunnen werken aan verschillende delen van het onderwerp verdeeld naar expertise. Gezamenlijk wordt op deze wijze de context van het probleem meer verdiept. Uiteraard kan het resultaat van deze fase, na verstrijken van de vooraf bepaalde termijn waarbinnen het crowdsourcing initiatief plaatsvindt, zijn dat er nog steeds geen sprake is van een helder probleem. De periode waarbinnen het crowdsourcing initiatief plaatsvindt, is mede afhankelijk van het type beleidsprobleem. Welke periode gehanteerd moeten worden voor welke type beleidsproblemen is nog niet voldoende duidelijk. Hier zal nader onderzoek naar moeten worden uitgevoerd. Afhankelijk van de oorzaken voor het niet behaald hebben van de resultaten, kan de gemeente besluiten deze fase nog een keer 26
http://www.wikipedia.org
35
via crowdsourcen aan de burger voor te leggen. Mogelijke oorzaken kunnen zijn: te weinig deelnemers aan het crowdsourcing initiatief, doordat het initiatief niet voldoende bekend was (mogelijk resultaat: geen bijdragen), de diversiteit van de deelnemers was niet voldoende (mogelijk resultaat: inbreng van de deelnemers is hetzelfde), de burgers zijn niet op de juiste wijze gemotiveerd, het gehanteerde online platform kon het proces niet op de juiste wijze ondersteunen, de termijn om een bijdrage te leveren was te kort, enzovoort. Crowdsourcen in deze fase gaat niet zo zeer om het bij elkaar brengen van een representatieve groep participanten. Het gaat bij crowdsourcen immers om het bereiken van een zo groot en divers mogelijke groep mensen die gezamenlijk kennis proberen aan te reiken (zie hoofdstuk 2). Hoofdlijnenkeuze – Deze fase betreft het vastleggen van randvoorwaarden en strategische hoofdlijnen waaraan niet getornd mag worden bij de uitwerking van het beleid. Deze randvoorwaarden worden veelal door de politieke krachtsverhoudingen bepaald (Hoppe, Jeliazkova, Graag, & Grin, 2008). Tijdens deze fase worden dan ook de politieke doelen en voorwaarden opgesteld. Deze politieke doelen en voorwaarden worden bij een gemeente door de Raad als uitgangspunten aan het verder opstellen van het initiatief meegegeven. Het betreft in deze fase dus niet het genereren van ideeën of kennis ten aanzien van een probleem. Het betreft hier het verzamelen van uitgangspunten die moeten worden gerespecteerd tijdens de uitvoering van het initiatief. Een voorbeeld van een uitgangspunt kan zijn: vooraf worden de sociale kaders voor een nieuw ontwikkelgebied bepaald. Bijvoorbeeld: het minimale aantal sociale huurwoningen, buurthuizen en dergelijke). Het inzetten van crowdsourcen is gedurende deze fase dan ook niet aannemelijk, omdat deze hoofdlijnen door de politieke kleur van de gemeente worden bepaald. De uitgangspunten en politieke doelen moeten tijdens het crowdsourcing initiatief echter wel duidelijk aan de burgers worden medegedeeld, zodat helder is wat de burger kan verwachten (zie hoofdstuk 7). Deelontwerpen vervaardigen – Deze fase betreft het vervaardigen van verschillende oplossingen en ideeën ten aanzien van het beleidsprobleem. De crowdsourcing vorm “Peer-Vetted Creative Production Approach” kan in deze fase worden ingezet. De burgers leveren in deze fase dan ook een belangrijke bijdrage aan het beleid. Belangrijk is om alvorens deze crowdsourcing vorm in te zetten te bepalen of aan de voorwaarden van crowdsourcen is voldaan (hoofdstuk 5). Afhankelijk van de resultaten, kan de gemeente besluiten nogmaals deze fase via crowdsourcen aan de burger voor te leggen. Mogelijk oorzaken voor het niet gerealiseerd hebben van de resultaten kunnen zijn: te weinig ideeën/oplossingen doordat het initiatief niet voldoende bekend was, de burgers zijn niet op de juiste wijze gemotiveerd, enzovoort. Crowdsourcen in deze fase gaat niet zo zeer om het bij elkaar brengen van een representatieve groep participanten. Het gaat bij crowdsourcen immers om het bereiken van een zo groot en divers mogelijke groep mensen die gezamenlijk ideeën/oplossingen proberen aan te reiken (zie hoofdstuk 2). Haalbaarheidstoetsing – In deze stap wordt het meest geprefereerde beleidsalternatief beoordeeld op politieke- en maatschappelijke aanvaardbaarheid (Hoppe, Jeliazkova, Graag, & Grin, 2008)Ten aanzien van deze maatschappelijke aanvaardbaarheid is van crowdsourcen binnen deze stap waarschijnlijk geen sprake. Het aspect van
36
representativiteit speelt in deze fase immers een belangrijke rol. Zoals besproken in hoofdstuk 3 gaat het bij crowdsourcen niet primair om een bereiken van een representatieve groep deelnemers, maar om een zo groot mogelijke, diverse groep deelnemers zodat kennis, ideeën en oplossingen worden verkregen. Tijdens deze stap wordt veelal naar de mening van de burgers gevraagd. Uiteraard kan een gemeente er wel voor kiezen om deze stap samen met de burgers uit te voeren, waarbij internet technologieën, zoals een internetpanel of een internetraadpleging kunnen worden ingezet. Aan een representatieve afvaardiging van de burgers kan bijvoorbeeld worden gevraagd hun mening te geven over de tijdens het crowdsourcing initiatief verkregen beste idee of oplossing. Belangrijk is echter dat de groep dan wel voldoende representatief dient te zijn. Indien echter de groep deelnemers aan het crowdsourcing initiatief uit de vorige fase achteraf voldoende representatief blijkt te zijn, kan deze fase wellicht worden overgeslagen voor wat betreft het toetsen op maatschappelijke aanvaardbaarheid. Tenslotte kan bijvoorbeeld, als tijdens de vorige fase aan de menigte is overgelaten de drie beste alternatieven te kiezen, met traditionele middelen, zoals een inspraakavond , aan een representatieve groep burgers hun mening worden gevraagd. In deze situatie is dan geen sprake van crowdsourcen. Besluitvorming – Deze fase betreft de feitelijk formele besluitvorming. Binnen een gemeentelijke context is er dan sprake van politieke fiattering van het totaalontwerp tot officieel verklaard beleid (Hoppe, Jeliazkova, Graag, & Grin, 2008). Crowdsourcen tijdens deze fase is dan ook niet aannemelijk gedurende deze fase.
6.3 Samenvatting De volgende tabel geeft een overzicht van de fasen van het beleidsvormingsproces. Tevens is aangegeven binnen welke fasen crowdsourcen toegepast zou kunnen worden. Fasen beleidsvormingsproces Opdrachtformulering (Crowdsourcen niet aannemelijk)
Toelichting Formele start van het proces. Mandaat tot uitvoering.
Probleemvinding (Crowdsourcen zéér aannemelijk: Knowledge Discovery and Management Approach)
Vinden van de centrale kwesties in het beleidsprobleem die vitaal zijn voor het formuleren van een beleidsontwerp
Hoofdlijnenkeuze (Crowdsourcen niet aannemelijk)
Vastleggen van randvoorwaarden en strategische hoofdlijnen waaraan niet getornd mag worden
Deelontwerpen vervaardigen (Crowdsourcen zéér aannemelijk: PeerVetted Creative Production Approach) Haalbaarheidstoetsing (Crowdsourcen niet aannemelijk) Besluitvorming (Crowdsourcen niet aannemelijk)
Oplossingen/ideeën tav het beleid creëren Beoordelen op politieke- en maatschappelijke aanvaardbaarheid Geen crowdsourcen (Formele besluitvorming)
Tabel 3: Mogelijkheden van crowdsourcen binnen de fasen van het beleidsvormingsproces
Binnen de fasen “Probleemvinding” en “Deelontwerpen vervaardigen” is het, het meest aannemelijk dat crowdsourcen wordt toegepast vanuit de doelen die met crowdsourcen gerealiseerd zouden kunnen worden. Hoe het crowdsourcing initiatief in deze twee fasen uiteindelijk vorm krijgt, hangt af van de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de
37
motivatie van de burger en het online platform waarop het initiatief wordt gerealiseerd. Deze relatie is in het stappenplan terug te vinden (hoofdstuk 8). In het volgende hoofdstuk wordt dieper in gegaan op de genoemde motivatie en online participatie.
38
7
Motivatie voor deelname aan crowdsourcen
7.1 Inleiding Om een crowdsourcing initiatief binnen interactieve beleidsvorming succesvol te implementeren is het belangrijk om de burger te motiveren, zodat de burger gaat deelnemen aan het initiatief. De redenen voor participatie zijn divers. In deze paragraaf worden de motivaties van burger om aan een online participatieproces deel te nemen behandeld. Tevens wordt stil gestaan bij de wijze waarop de motivatie tijdens het participatieproces kan worden behouden. Dit zal worden gedaan door naar de richtlijnen van het online participatieproces te kijken.
7.2 Motivatie voor de start van het initiatief Voor de start van het crowdsourcing initiatief moet geïnventariseerd worden op welke wijze de doelgroep gemotiveerd kan worden. Bekkers & Meijer (2010) geven aan dat de motieven van burgers om samen te werken met de overheid kunnen worden gegroepeerd in drie categorieën: burgers willen het publiek belang dienen, burgers willen een groepsbelang dienen, en burgers willen hun eigenbelang dienen. Deze indeling is ook terug te vinden in de categorisering die Brabham (2010) heeft opgesteld. Hij heeft de verschillende soorten motivaties om deel te nemen aan online initiatieven, samengevat in negen brede categorieën: 1. Geld verdienen; 2. Bijdrage aan carrière mogelijkheden; 3. Erkend worden door gelijken (peers); 4. Nieuwe mensen ontmoeten en socializen; 5. Plezier hebben; 6. Bijdragen aan een collectieve inspanning; 7. Middel om verveling te voorkomen; 8. Nieuwe vaardigheden en kennis verwerven; 9. Zichzelf te uiten/eigen belang. De motivatie voor deelname aan een crowdsourcing initiatief is persoonlijk en situatie specifiek (Brabham, 2010). Hij geeft tevens aan dat overkoepelend kan worden gesteld dat individuen die gebonden zijn in welke vorm van online activiteit dan ook ‘vinden dat hun contributie een verschil maakt en voelen een mate van sociale verbondenheid met elkaar’. Voor een probleem dat alle burgers aangaat dan wel persoonlijk raakt, is het waarschijnlijk eenvoudiger deelnemers aan te trekken dan voor een probleem dat de burgers niet persoonlijk aangaat dan wel raakt. Voordat het crowdsourcing initiatief in de praktijk gebracht gaat worden, is het dan ook belangrijk te onderzoeken op basis van de hierboven beschreven motivaties welke groepen burgers een bijdrage (kunnen) gaan leveren op basis van het probleem en te bepalen vanuit welke motivatie zij dit doen. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven gaat het bij crowdsourcen om het bereiken van een zo groot mogelijke diverse groep mensen. Bij het bepalen van welke motivatie van toepassing is, moet dan ook niet alleen naar de inwoners van de gemeente zelf worden gekeken.
39
7.3 Motivatie tijdens de uitvoering van het initiatief Ook tijdens de uitvoering van het initiatief wordt de motivatie van de burger beïnvloed. Het platform waarop het initiatief zich afspeelt heeft daar een belangrijke rol in. Noveck (2003) heeft vanuit het perspectief van een “participatieve democratie” gekeken naar de wijze waarop een online platform ingericht moet worden, zodat er sprake is van een effectief online participatieproces. Zij heeft een aantal richtlijnen voor online participatie gedefinieerd. De reden waarom gekozen is voor het raamwerk van Beth Simone Noveck ligt in het feit dat zij het raamwerk heeft ontwikkeld voor gebruik binnen overheden en op basis van een crowdsourcing initiatief ook heeft toegepast en aanpassingen heeft doorgevoerd. Zij was verantwoordelijk voor het succesvolle crowdsourcing project Peerto-Patent 27 (zie hoofdstuk 4 voor een beschrijving). Daarnaast heeft zij veel initiatieven gestart en uitgevoerd met betrekking tot het gebruik van technologie binnen de overheid. Accessible – De virtuele ruimte waarin het initiatief zich afspeelt moet toegankelijk zijn voor een grote groep mensen. Ten aanzien van dit aspect moet dan ook rekening worden gehouden met de “digital divided”. Volgens Dijk & Deursen (2011) refereerde de term “digital divided” initieel naar het niet kunnen beschikken over toegang tot een computer. Sinds de opkomst van het Internet, wordt daar volgens van Dijk ook de toegang tot het Internet toegerekend. Volgens een rapport van het CBS (2011) had 92% van de huishoudens in 2010 de beschikking over een PC of een Laptop en had tevens 91% van de huishoudens de beschikking over een Internetaansluiting. Dijk & Deursen (2011) bevestigen ook dat de twee genoemde “toegangsaspecten” een minder belangrijke rol spelen ten aanzien van “digital divided”. Daarvoor in de plaats is volgens hen echter een andere vorm van “digitale divided” gekomen: de digitale vaardigheden. Volgens hen zijn de hoger opgeleiden en jongeren beter instaat met de mogelijkheden van het Internet om te gaan dan lager opgeleiden en de ouderen. Ook Korvorst & Linden (2008) noemen de vaardigheden van de ouderen als belangrijk aspect rondom de term “digital divided”. Bij het inzetten van bijvoorbeeld gereedschappen, zogenaamde toolboxes (Meer & Meuleman, 2011), voor bijvoorbeeld het creëren van ontwerpen door de deelnemers, moet dan ook rekening worden gehouden met de bruikbaarheid van deze tools. Ook dient rekening te worden gehouden met de mensen met een beperking. Belangrijk in dit kader is ook dat het platform voldoet aan de webrichtlijnen 28. De webrichtlijnen gaan over het ontwerpen, bouwen en beheren van websites. Ze zijn gebaseerd op internationale standaarden voor kwaliteit en toegankelijkheid, en op in de praktijk beproefde oplossingen van professionals. Free of censorship – De (virtuele) ruimte moet de vrijheid van meningsuiting beschermen. Indien het crowdsourcing initiatief veel belang hecht aan interactie tussen de participanten moeten de (virtuele) ruimte deze mogelijkheid faciliteren en iedereen de mogelijkheid geven om op elkaar te reageren en bijdragen te leveren. Ook wanneer er sprake is van bijvoorbeeld stemmen op de beste ideeën/oplossingen, moet iedereen gelijke kansen hebben. Concreet zou het platform bijvoorbeeld de mogelijkheid moeten hebben een positieve stem dan wel een negatieve stem uit te brengen en daarnaast de mogelijkheid om een stem weer in te trekken.
27 28
http://www.peertopatent.org www.webrichtlijnen.nl
40
Autonomous – Het participatieproces moet de deelnemers niet behandelen als passieve ontvangers van informatie, maar als actieve deelnemers in een publiekelijk proces. Het gaat hier niet zozeer om de interactie tussen de participanten, maar meer om de informatie-uitwisseling, zoals deze plaatsvindt tussen de participant en de crowdsourcing partij. Vragen die door de participant worden gesteld, moeten adequaat beantwoord worden door de crowdsourcing partij. Het actief beantwoorden van vragen, reageren op stellingen of verstrekken van algemene en specifieke informatie door gemeenteambtenaren zijn hier voorbeelden van. Accountable and relevant – Deelnemers mogen niet anoniem zijn binnen het platform. Een aanmeldservice en een eigen profielmogelijkheid zijn concrete voorbeelden op welke wijze aan deze richtlijn zou kunnen worden voldaan. De belangrijkste reden die Noveck hiervoor aangeeft, is dat deelnemers op deze wijze verantwoording naar elkaar kunnen af leggen. Bijvoorbeeld bij het geven van reacties. Brabham (2010) geeft echter ook aan dat het anoniem kunnen zijn van mensen kan leiden tot snellere deelname aan het initiatief. Ook durven mensen anoniem eerder een mening te geven. Bij het ontwerp van het initiatief moet dan ook goed overwogen worden welke mate van anonimiteit gewenst is. Een manier om toch enige anonimiteit te garanderen en toch het verantwoordingsaspect tussen de deelnemers aanwezig te laten zijn, kan volgens Brabham (2010) ook via het “reputational rating system” worden gerealiseerd. Deelnemers geven op basis van bijvoorbeeld geleverde bijdragen, diepgang van discussies, gedrag, enzovoort elkaar een score. Deze score wordt bij het profiel en bijdragen die de deelnemer aan het platform levert altijd getoond. Op deze wijze kunnen andere deelnemers bepalen welke waarde ze moeten toekennen aan een nieuwe bijdrage van deze deelnemer. Transparent – De regels van het initiatief moeten (vooraf) duidelijk zijn voor alle deelnemers. Hierbij kan gedacht worden aan het duidelijk (vooraf) kenbaar maken van wie het initiatief is, wie de (virtuele) ruimte beheert, of er sprake is van monitoring, of er sprake is van moderatie, gedurende welke periode deelnemers kunnen participeren en in hoeverre de crowdsourcing partij zich committeert aan de uitkomsten, enzovoort. Equal and responsive – Het platform moet zorgdragen dat alle deelnemers gelijke mogelijkheden hebben. De architectuur van het platform mag niet resulteren in bepaalde privileges voor bepaalde personen of groepen personen. Indien bijvoorbeeld stemmen onderdeel uitmaakt van het crowdsourcing initiatief, moet het stemproces eerlijk verlopen. Maatregelen moeten worden getroffen om vals spelen te voorkomen. Mogelijke oplossingen om vals spelen te voorkomen zijn: controle op IP-adressen, analyse op geolocaties en het analyseren van stempatronen (Brabham, 2010). Pluralistic en Inclusive – Het platform moet zorgdragen dat zo veel mogelijk perspectieven rondom het probleem kunnen worden geventileerd en elke deelnemer op het platform moet een kans hebben om gehoord te worden. Het platform moet dan ook trachten het fenomeen van “super contributers” zoveel mogelijk te beperken. Super contributers zijn een beperkte groep gebruikers die verantwoordelijk zijn voor bijna alle bijdragen (Effing, Hillegersberg, & Huibers, 2011). Het uitbrengen van positieve en negatieve stemmen rondom een probleem, de mogelijkheid om reacties op ideeën te geven, het continu rouleren van ingediende ideeën op de startpagina zijn voorbeelden waardoor mogelijk aan deze richtlijnen kan worden voldaan (Brabham, 2010).
41
Informed – Elke deelnemer moet binnen het platform toegang hebben tot de juiste informatie, perspectieven, achtergrondinformatie en dergelijke om effectieve beslissingen te kunnen nemen. Alle informatie rondom het probleem moet daarom open en transparant beschikbaar worden gesteld. Statusberichten (email) en koppeling met Social Media zoals Hyves, Linkedin en Twitter zijn voorbeelden op welke wijze deze richtlijn kan worden ingevuld. Public – De dialogen moeten open en toegankelijk zijn voor alle geïnteresseerden. Worden bijvoorbeeld alleen inwoners van de gemeente toegelaten of is het initiatief voor een veel breder publiek toegankelijk? Moeten potentiële deelnemers eerst een account aanmaken en wordt vervolgens elke deelnemer gecontroleerd? Zijn eventuele subgroepen voor specifieke expertise ook toegankelijk (lezen, muteren en verwijderen) voor alle deelnemers? Facilitated – Bepaalde vormen van moderatie binnen een platform zijn noodzakelijk. Het online platform moet de interactie tussen de deelnemers en de bijdragen van de deelnemers stimuleren en negatieve elementen moeten zoveel mogelijk worden tegengegaan. Met behulp van moderatie kan bijvoorbeeld mogelijk “crowdslapping” worden voorkomen. Deze term geeft aan dat de menigte zich keert tegen de organisatie die het crowdsourcing initiatief is gestart (Howe, 2006d). Brabham (2007) heeft drie verschillende vormen van crowdslapping geïdentificeerd. Disruptieve crowdslapping komt overeen met protest in openbare ruimtes. Disruptieve crowdslapping zorgt voor het verstoren van de goede werking van een crowdsourcing initiatief. Doordat een aantal deelnemers alleen maar kritiek en klachten uiten, worden overige deelnemers gehinderd in het constructief bijdragen aan het initiatief. In dit kader wordt het begrip “flaming” ook wel gebruikt. Volgens Wikipedia29 wordt onder flaming verstaan: het plaatsen van berichten die aanvallend of beledigend zijn. Uiteindelijk kan flaming leiden tot crowdslapping. Bij destructieve crowdslapping worden deelnemers daarentegen tegengewerkt om bij te dragen. Het plaatsen van grote hoeveelheden inhoudsloze reacties is hier een voorbeeld van. De derde vorm van crowdslapping is “cracking”. Dit betekent dat bewust schade wordt toegebracht aan het platform of dat de resultaten worden gemanipuleerd. Om crowdslapping en flaming tegen te gaan is moderatie noodzakelijk. De bovenstaande aspecten voor een goed online participatieproces moeten in acht worden genomen bij het inrichten van een platform voor het crowdsourcing initiatief. Hierbij kan gekozen worden om aan te sluiten op bestaande social media platforms, zoals LinkedIn30, Facebook31 of PleiO32. Op deze platforms kan met behulp van de standaard aanwezige functionaliteit een omgeving worden ingericht voor het plaatsen van een probleem en waar deelnemers tevens ideeën of oplossingen achter kunnen laten. Ook kan gekozen worden voor een kant-en-klare platform, zoals Ning33, Elgg34 of Ideavibes35. Met een kant-en-klaar platform kan eenvoudig op basis van het invullen van parameters relatief snel een werkend platform worden gegenereerd. Het platform Elgg kan 29 30 31 32 33 34 35
http://nl.wikipedia.org/wiki/flaming http://www.linkedin.com http://www.facebook.com http://www.pleio.nl http://www.ning.com http://www.elgg.org http://www.ideavibes.com
42
bijvoorbeeld prima worden gebruikt tijdens de beleidsfase “Probleemvinding” voor het toepassen van wiki’s. Tenslotte kan ook gekozen worden om het probleem volledig uit te besteden aan intermediairs. Slechts het doorgeven van het probleem is dan voldoende. Deze intermediairs zorgen dat het initiatief bekend wordt gemaakt en verzorgen het genereren van bijdragen. Het voordeel van aansluiten bij een bestaand social media platform, bijna kant-en-klaar platform of uitbesteden aan een intermediair is volgens Simons (2010) dat er snel kon worden gestart, dat het goedkoper is en al enige bekendheid heeft. In bijlage 5 is een overzicht te vinden van bestaande social media platforms die gebruikt kunnen worden, bijna kant-en-klare platforms die gebruikt kunnen worden voor het genereren van een platform en is een overzicht te vinden van een aantal intermediairs aan wie het volledige initiatief uitbesteed kan worden. Afhankelijk van de inventarisatie van de eisen en wensen die aan het online platform gesteld worden, is het ene platform meer geschikt dan het andere platform. De beperking in tijd voor dit onderzoek heeft tot een beperking in de scope van het onderzoek genoodzaakt. Met behulp van een vervolgonderzoek zou een overzicht gemaakt kunnen worden van functionaliteiten die de verschillende platforms bieden en een “mapping” kunnen worden gemaakt naar de mogelijke eisen en wensen die gezien de situatie en de problematiek van toepassing zijn. De gemeente Amsterdam heeft geen gebruik gemaakt van een bestaand platform of een kant-en-klaar platform. Zij hebben gekozen om zelf een platform te ontwikkelen 36. De gemeente Amsterdam geeft aan dat de belangrijkste reden hiervoor is het kunnen inzetten van het platform voor meerdere toekomstige initiatieven, waardoor de kosten over meerdere projecten kunnen worden verdeeld. Een ander bijkomend voordeel van aansluiten op een bestaand platform is dat het platform op een bepaald moment bekend is onder de menigte en een levendige community kan ontstaan (Meer & Meuleman, 2011). Brabham (2010) geeft aan dat bij een mogelijke nieuw lid van een startende community, de community kan overkomen als een “spookstad”, waardoor het mogelijke nieuwe lid snel de community kan verlaten. De bekendheid van het platform is dan ook een belangrijk aspect. Volgens Brabham (2010) is zelfs één van de meest cruciale stappen bij het opzetten van een crowdsourcing initiatief het bereiken van de online community Het gebruik van Social Media, zoals Twitter, Hyves en Facebook kan hierbij een toegevoegde waarde bieden. Lays37 heeft bij haar crowdsourcing initiatief bijvoorbeeld intensief gebruik gemaakt van deze Social Media. Lays was op zoek naar een nieuwe smaak voor haar chips en heeft de consument betrokken door hen zelf een nieuwe smaak te laten verzinnen. Lays heeft onder andere een eigen “lay’s fanpage” gemaakt op hyves. Ongeveer 66.000 consumenten hebben zich uiteindelijk aangemeld voor deze fanpagina (Meer & Meuleman, 2011). De consumenten verspreiden op deze manier het nieuws vanzelf.
36 37
http://www.amsterdamopent.nl http://www.youtube.com/watch?v=daZ5ARE3ieo
43
7.4 Samenvatting De motivatie van de burger vormt een belangrijk aspect in relatie tot het succes van het crowdsourcing initiatief binnen interactieve beleidsvorming. Onderscheid kan worden gemaakt in motivatie voor de start van het initiatief en motivatie tijdens de uitvoering van het initiatief. Bij het inzetten van crowdsourcen door een gemeente dient met de beide aspecten van motivatie rekening te worden gehouden en duidelijk in kaart te worden gebracht op welke wijze hier vorm aan moet worden gegeven. Brabham (2010) onderscheid de volgende motivaties waar voorafgaand aan het initiatief aandacht aan moet worden gegeven: Motivaties voor deelname aan crowdsourcing initiatieven Geld verdienen Nieuwe vaardigheden en kennis te leren Bijdrage aan carrière mogelijkheden Alternatief om verveling te voorkomen Erkent worden door gelijken (peers) Bijdragen aan een collectieve inspanning Nieuwe mensen ontmoeten en socializen Plezier hebben Zichzelf te uiten/eigen belang Tabel 4: Motivaties voorafgaand aan het initiatief (Brabham, 2010)
Noveck (2003) heeft de volgende richtlijnen voor online participatie opgesteld, zodat ook tijdens de uitvoering van het initiatief de motivatie van de burgers kan worden gewaarborgd: Richtlijnen online participatie Accessible
Public
Toelichting Het platform is (voor een grote groep) toegankelijk en te gebruiken Deelnemers zijn geen ontvangers van informatie, maar actieve deelnemers in public proces De regels van het initiatief zijn duidelijk voor alle deelnemers De regels van het platform mogen niet bepaalde deelnemers uitsluiten en alle deelnemers hebben evenveel kans om gehoord te worden Dialogen die worden gevoerd zijn voor iedereen zichtbaar
Free of censorship
Vrijheid van meningsuiting wordt beschermd
Accountable and relevant
Deelnemers mogen niet anoniem zijn binnen het platform
Equal and responsive
Het platform moet zorgdragen dat alle deelnemers gelijke mogelijkheden hebben Elke deelnemer heeft toegang tot de juiste informatie
Autonomous Transparent Pluralistic en Inclusive
Informed Facilitated
Faciliteren van een goed werkende interactie en bijdragen tussen deelnemers
Tabel 5: Richtlijnen online participatie (Noveck, 2003)
Aan welke richtlijnen minimaal invulling moet worden gegeven en in welke mate, zodat een online participatieproces succesvol kan zijn, is nog niet voldoende in de literatuur beschreven. Uitgangpunt is wel dat deze richtlijnen voor het toepassen van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming moeten worden doorlopen. Hierbij moeten de in de vorige hoofdstukken behandelde categorieën onderwerpen (Figuur 2) worden meegenomen. Deze categorieën onderwerpen kunnen invloed hebben op de invulling van de richtlijnen en dienen dan ook als input voor deze analyse. In het stappenplan is deze afhankelijkheid dan tevens terug te vinden (zie hoofdstuk 8).
44
8
Stappenplan
8.1 Inleiding In de vorige hoofdstukken zijn de onderwerpen die samenhangen met crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming beschreven. In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van deze onderwerpen, zodat een gemeente kan bepalen op welke wijze crowdsourcing ingezet kan worden binnen interactieve beleidsvorming. Deze samenvatting wordt in de vorm van een stappenplan gepresenteerd. Een uitgewerkt voorbeeld van het doorlopen van het stappenplan en een beschrijving van het resultaat is in bijlage 3 opgenomen. De afkorting CS in het stappenplan staat voor crowdsourcen. De afkorting IB in het stappenplan staat voor interactieve beleidsvorming. Het stappenplan bestaat uit een grafische weergave en een toelichting daarop. De grafische weergave bestaat uit twee delen. Deel 1 visualiseert de hoofdstappen die doorlopen moeten worden om te bepalen of en hoe het crowdsourcing initiatief ingezet kan worden. Alleen de fasen van interactieve beleidsvorming waarin crowdsourcen gebruikt kan worden, zijn in dit stappenplan voor crowdsourcen opgenomen. Voor een stappenplan hoe interactieve beleidsvorming in het algemeen het beste kan worden geïmplementeerd, wordt naar de literatuur verwezen. Deel 2 is een detaillering van sommige hoofdstappen.
De oranje gekleurde stap “Bepaal de CS mogelijkheden” in deel 1, correspondeert met de detaillering in het oranje gekleurde blok “Bepaal de CS mogelijkheden (6 en 12)” in deel 2. De groen gekleurde stap “Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS” in deel 1, correspondeert met de detaillering in het groen gekleurde blok “Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS (6 en 14)” in deel 2. De geel gekleurde blokken “CS vorm is Knowledge Discovery” en CS vorm is PeerVetted” in deel 1, corresponderen met de detaillering in het gele blok “Crowdsourcen vormen binnen IB (4 en 5)” in deel 2.
De opgenomen nummers en letters in het stappenplan corresponderen met de nummers en letters in de toelichting. Op deze wijze kan eenvoudig de toelichting worden gelezen en de verwijzing naar een onderdeel binnen het stappenplan worden gevonden. Het stappenplan start in het blok “Analyse (a)” bij de “Start”. Opgemerkt moet worden dat de stappen 24 tot en met 27 slechts ten dele tijdens de behandeling van de categorieën in de hoofdstukken 4 tot en met 7 naar voren zijn gekomen. Om toch een compleet stappenplan op te leveren zijn deze stappen voor de volledigheid toegevoegd. De keuze voor het juiste platform op basis van de wensen en eisen, die tijdens het doorlopen van het stappenplan zijn verzameld, vertaald naar functionaliteiten en de wijze waarop het initiatief kenbaar wordt gemaakt, zijn onderwerpen die via een vervolgonderzoek nader gekaderd moeten worden. Door de begrensde tijd van het onderzoek zijn deze twee onderwerpen op een iets abstracter niveau beschreven. Het verdient aanbeveling hier in een vervolgonderzoek in meer detail onderzoek naar te doen (zie ook hoofdstuk 10).
45
8.2 Stappenplan crowdsourcing binnen interactieve beleidsvorming Deel 1: Stappenplan crowdsourcen Fase: Probleemvinding (b)
Analyse (a)
9
Ja
Start
Is het motief voor IB inhoudelijke verrijking?
Nee
Einde
Nee
Einde
Is opnieuw analyseren zinvol?
Nee
Uitvoeren van het initiatief
Resultaat behaald?
11
10
Nee
Ja
Einde
Einde
1
Ja
Is het een wicked probleem? 2
4
* CS vorm is Knowledge Discovery
7
6
Bepaal een duidelijke vraagstelling voor de burger
* Bepaal de CS mogelijkheden
Ja
8
* Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS
Probleem helder krijgen
Voor welk doel wordt CS ingezet? 3
Ideeën/oplossingen genereren voor problemen door de burgers
Fase: Deelontwerpen vervaardigen (c)
5
* CS vorm is PeerVetted
13
12
Bepaal een duidelijke vraagstelling voor de burger
* Bepaal de CS mogelijkheden
14
* Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS
15
Ja
Is opnieuw analyseren zinvol?
Nee
Resultaat behaald?
17
16
Nee
Ja
Einde
Einde
Uitvoeren van het initiatief
* De kleuren van deze onderdelen corresponderen met de detaillering die in deel 2 is weergegeven IB = Interactieve beleidsvorming CS = Crowdsourcen
Figuur 5: Deel 1 stappenplan crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming
46
Deel 2: Stappenplan crowdsourcen Einde
Bepaal de CS mogelijkheden (6 en 12)
Nee
Voorwaarden voor inzetten CS voor ideeen en oplossingen genereren binnen interactieve beleidsvorming (IB)19tav het beleidsprobleem Openheid geven, controle loslaten en transparant zijn tav het probleem met CS Duidelijkheid vooraf over de rol en competenties van bestuur en ambtenaar Inzien en overtuiging van de meerwaarde van participatie en CS tav het probleem Er is een constructieve relatie mogelijk tussen de gemeentelijke organisatie en de deelnemers tav het probleem met CS De problematiek is geschikt: niet urgent, voldoende belangrijk, het betreft openbare informatie Er zijn voldoende capaciteit en middelen beschikbaar voor de uitvoering van CS tav het probleem
Is aan de voorwaarden voor inzetten CS voldaan?
Start
18
Ja
Verder
Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS (8 en 14) Start 21
Mogelijke motivaties (burger) om aan CS deel te nemen 23
Richtlijnen voor online participatie Accessible: het platform is (voor een grote groep) toegankelijk en te gebruiken Free of censorship: vrijheid van meningsuiting wordt beschermd
20
Is bekend aan welke mogelijke motivaties invulling moet worden gegeven? 20
Bijdrage aan carrieremogelijkheden Erkend worden door gelijken (peers) Nieuwe mensen ontmoeten en socializen
Is bekend aan welke vw. voor online participatie invulling wordt gegeven?
Accountable and Relevant: deelnemers mogen niet anoniem zijn binnen het platform Transparent: de regels van het initiatief zijn duidelijk voor alle deelnemers
Pluralistic: de regels van het platform mogen niet bepaalde deelnemers uitsluiten
Bijdragen aan collectieve inspanning
Ja
Autonomous: deelnemers zijn geen ontvangers van informatie, maar actieve deelnemers in public proces
Equal and Responsive: het platform moet zorgdragen dat alle deelnemers gelijke mogelijkheden hebben
Nee
Bepaal tav het beleidsprobleem aan welke motivatie van de burger (extra) aandacht wordt besteed
Ja
Plezier hebben
22
22
Bepaal op welke wijze de voorwaarden van het online platform worden ingevuld
Inclusive: alle deelnemers hebben evenveel kans om gehoord te worden
Nee
Zichzelf te uiten Bepaal welk platform 24 het meest geschikt is (bestaand/zelf ontwikkelen) obv vw. online participatie en motivatie kenmerken
Informed: elke deelnemer heeft toegang tot de juiste informatie Public: dialogen die worden gevoerd zijn voor iedereen zichtbaar
Alternatief om verveling te voorkomen Nieuwe vaardigheden en kennis te leren Geld verdienen
25
Bepaal op welke wijze het initiatief bekend wordt gemaakt
Facilitated: faciliteren van een goed werkende interactie en bijdragen tussen deelnemers
Kan het initiatief worden gerealiseerd? 26
Ja
27 Richt het online platform in en start de communicatie en uitvoering van het initiatief
Verder
Nee Einde
Crowdsourcing vormen binnen IB (4 en 5) Knowledge Discovery and Management Approach 4 (Helder krijgen van het probleem door gebruik te maken van aanwezige kennis in het netwerk)
5 Peer-vetted Creative Production Approach (Vinden van een oplossing door gebruik te maken van de menigte)
Verzamelen van kennis en aggregeren van deze kennis rondom een probleem
Verzamelen van oplossingen/ideeen voor problemen waar geen empirisch juist antwoord voor beschikbaar is
Via wiki-achtige wijze wordt de kennis verzameld en geaggregeerd, de gemeente verzorgt de aansturing
Kan eventueel ook leiden tot verheldering van het probleem
Profiteer van de aanwezige kennis in het netwerk
Profiteer van de creatieve kracht van de burgers voor het vinden van een oplossing
Zoveel mogelijk burgers participeren en leveren een bijdrage.
Zoveel mogelijk burgers participeren en leveren een bijdrage, waarbij de gemeente de aansturing verzorgd
Verzamelen van (feitelijke) bv. technische, wettelijke, milieu en sociale aspecten rondom het probleem
Interactie tussen de participanten (incl. ambtenaren) leidt tot betere ideeen
Het probleem wordt vanuit meerdere kennisgebieden bekeken
Het probleem wordt vanuit meerdere perspectieven en kennisgebieden bekeken
Geldelijke vergoeding voor deelname is meestal gering
Kan leiden tot een verhoogd draagvlak en democratisering als bijkomend effect Goede oplossingen zijn tevens de oplossingen die door de “markt” worden gedragen Geldelijke vergoeding voor deelname is meestal gering
Figuur 6: Deel 2 stappenplan crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming
47
8.3 Toelichting stappenplan Deel 1: Blok “Analyse” (a): Het stappenplan start in het blok “Analyse”. Als eerste stap (1) moet de vraag worden gesteld of er sprake is van inhoudelijke verrijking. Wanneer het primaire motief voor interactieve beleidsvorming het creëren van draagvlak of het verbeteren van de democratisering is dan is het niet verstandig om verder te gaan. Tevens moet het om een “wicked” probleem gaan (2), oftewel een probleem dat vanuit meerdere perspectieven kan worden benaderd of meerdere kennisgebieden omvat. Niet “wicked” problemen worden ook wel tamme problemen genoemd (Brabham, 2011a). Dit zijn problemen waar een eenduidige, wetenschappelijke oplossing door middel van trail-anderror voor gevonden kan worden en behoren niet tot het domein van interactieve beleidsvorming. Na deze twee vragen beantwoord te hebben moet duidelijk worden gemaakt voor welk doel crowdsourcen ingezet wordt (3): moet eerst nog het probleem verder worden uitgediept met behulp van crowdsourcen of is het probleem voldoende helder en wordt crowdsourcen direct ingezet om ideeën/oplossingen te genereren. De interactieve beleidsvormingsfase “Probleemvinding” (b) correspondeert met het helder krijgen van het probleem. Hiervoor kan de crowdsourcing vorm Knowledge Discovery (4) worden ingezet. De interactieve beleidsvormingsfase “Deelontwerpen vervaardigen” (c) correspondeert met het genereren van ideeën/oplossingen. Hiervoor kan de crowdsourcing vorm Peer-Vetted (5) worden ingezet. Deel 1: Blok “Fase: Probleemvinding” (b): Beleidsproblemen kunnen soms nog niet voldoende helder zijn (Pröpper, 2009). Crowdsourcen kan dan ingezet worden om het probleem verder uit te diepen (Brabham, 2011a). Crowdsourcen wordt dan als middel ingezet. De crowdsourcing vorm die hiervoor ingezet kan worden is Knowledge-Discovery (4). De kenmerken van deze crowdsourcing vorm zijn te vinden in het gele blok “Crowdsourcing vormen binnen IB (4 en 5) in deel 2. Met behulp van deze crowdsourcing vorm wordt zo veel mogelijk kennis en relevante informatie ten aanzien van het probleem op wiki-achtige wijze verzameld, waarbij aan de burgers wordt gevraagd om actief de kennis via deze wiki’s te delen. Het gaat hier om het (feitelijk) verzamelen van kennis en informatie rondom het probleem ten aanzien van bijvoorbeeld technische-, wettelijke-, sociale- en milieu-aspecten. De informatie en kennis wordt op basis van bijvoorbeeld bestaande openbare documenten, krantenartikelen en verordeningen aangedragen door de burgers. Deze informatie wordt vervolgens daar waar mogelijk geaggregeerd. Dat wil zeggen samengevoegd, zodat eventuele nieuwe inzichten dan wel nieuwe perspectieven kunnen ontstaan. Het is belangrijk te realiseren dat representativiteit in deze fase niet het primaire uitgangspunt is. Het gaat immers bij crowdsourcen om het bereiken van een zo groot mogelijke en diverse groepen mensen. Het representativiteitsaspect is pas van toepassing tijdens de maatschappelijke haalbaarheidstoetsing. Deze activiteit wordt uitgevoerd tijdens een andere fase van het beleidsvormingsproces: “Haalbaarheidstoetsing”. Deze fase volgt na de fase “Deelontwerpen vervaardigen” zie hoofdstuk 6. Wel zal er moeten worden voldaan aan de voorwaarden van crowdsourcen. De wijze waarop dit kan worden uitgevoerd is beschreven in het blok “Bepaal de CS mogelijkheden (6 en 12)” in deel 2 en wordt bereikt via de stap “Bepaal de CS mogelijkheden” (6) in deel 1. Nadat de mogelijkheden voor het inzetten van crowdsourcen zijn bepaald, moet een duidelijke vraagstelling voor de burgers worden
48
gedefinieerd (7). Het duidelijk formuleren van een vraag roept op tot actie, tot concrete tips en hulp. ‘Hoe’-vragen leveren vaak meer op dan andere typen vragen. ‘Hoe’-vragen zorgen er namelijk voor dat mensen creatief gaan meedenken (Koerts & Roemen, 2011). Daarna moet worden bepaald op welke wijze de burger gemotiveerd kan worden met als doel er voor zorgen dat zoveel mogelijk burgers gaan participeren (Howe, 2009). Tevens moet een analyse van het online participatie platform worden gemaakt (Noveck, 2003), zodat helder is op welke wijze invulling aan de richtlijnen van online participatie moet worden gegeven en op welke wijze de motivatie-aspecten hierin moeten worden meegenomen. Deze analyse wordt in het blok “Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS (8 en 14)” in deel 2 nader uitgewerkt en wordt bereikt via de stap “Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS” (8) in deel 1. Ten slotte wordt het initiatief, binnen de vooraf bepaalde termijn, uitgevoerd (9) en moet worden bepaald of de resultaten voldoende zijn (10). Mogelijke oorzaken voor het niet behalen van de resultaten kunnen zijn: te weinig deelnemers aan het crowdsourcing initiatief, doordat het initiatief niet voldoende bekend was (mogelijk resultaat: geen bijdragen), de diversiteit van de deelnemers was niet voldoende (mogelijk resultaat: inbreng van de deelnemers is hetzelfde), de burgers zijn niet op de juiste wijze gemotiveerd, het gehanteerde online platform kon het proces niet op de juiste wijze ondersteunen, de termijn om een bijdrage te leveren was te kort, enzovoort. Indien de resultaten niet zijn behaald en de oorzaken voor het niet behaald hebben van de resultaten zijn bekend en er zijn mogelijkheden om deze te voorkomen, kan er voor gekozen worden het proces nog een keer uit te voeren (11). Het is dan verstandig om op basis van de verkregen informatie de vragen uit het blok “Analyse (a)” nog een keer te beantwoorden. Door de verkregen informatie kunnen mogelijk andere antwoorden worden gegeven op de vragen. Indien het probleem voldoende helder is, kan gestart worden met de volgende fase van het beleidsvormingsproces: “Deelontwerpen vervaardigen”. De wijze waarop crowdsourcen wordt ingezet voor deze fase verloopt via hetzelfde stappenplan. Deel 1: Blok “Fase: Deelontwerpen vervaardigen” (c) Indien het beleidsprobleem al voldoende helder is, kan direct gekozen worden om het genereren van ideeën/oplossingen met behulp van crowdsourcen aan de burger over te laten. Crowdsourcen wordt dan als middel ingezet. De crowdsourcing vorm die hiervoor ingezet kan worden is Peer-Vetted (5). Het doel van de crowdsourcing vorm Peer-Vetted is het profiteren van de creatieve kracht van de burgers voor het vinden van oplossing en ideeën (Brabham, 2011a), waarbij de interactie tussen de burgers en met de ambtenaren een belangrijk aspect vormen. De kenmerken van deze crowdsourcing vorm zijn te vinden in het gele blok “Crowdsourcing vormen binnen IB (4 en 5) in deel 2. Een voorbeeld is het tot stand komen van een nieuwe woonwijk in Smallingerland. De gedachte bij de realisatie van deze nieuwe woonwijk is dat iedereen ter wereld, die daar zin in heeft, mee kan ontwerpen aan de nieuwe woonwijk. Uiteindelijk moet dat leiden tot een veelheid aan ideeën, waaruit vervolgens een keus kan worden gemaakt. Normaal bepaalt de gemeente vooraf hoeveel en welk soort woningen er gebouwd moeten worden. Op basis daarvan wordt dan een stedenbouwkundig plan gemaakt dat vervolgens de inspraak ingaat. In het geval van Smallingerland was er naast de begrenzing nog helemaal niets op papier gezet. Het is belangrijk te realiseren dat representativiteit in deze fase niet het primaire uitgangspunt is. Het representativiteitsaspect is pas van toepassing tijdens de
49
maatschappelijke haalbaarheidstoetsing. Deze activiteit wordt uitgevoerd tijdens een andere fase van het beleidsvormingsproces: “Haalbaarheidstoetsing”. Deze fase volgt na de fase “Deelontwerpen vervaardigen” zie hoofdstuk 7. Dit uitgangspunt betekent ook dat vooraf door het bestuur een commitment ten aanzien van mogelijke stemrondes kan worden gegeven. Bijvoorbeeld: de participanten kiezen door middel van een stemmen (“likes” en “dislikes”) de 10 beste ideeën. Deze 10 ideeën worden tijdens de fase “Haalbaarheidstoetsing” op de politieke en maatschappelijke haalbaarheid getoetst. Voordat een duidelijke vraagstelling wordt geformuleerd (13), moet eerst bepaald worden of er voldoende mogelijkheden zijn voor crowdsourcen van het beleidsprobleem. De wijze waarop dit voor de crowdsourcing vorm Peer-Vetted kan worden gedaan, is beschreven in het blok “Bepaal de CS mogelijkheden (6 en 12)” in deel 1 en wordt bereikt via de stap “Bepaal de CS mogelijkheden” (12) in deel 1. Het duidelijk formuleren van een vraag roept op tot actie, tot concrete tips en hulp. ‘Hoe’-vragen leveren vaak meer op dan andere typen vragen. ‘Hoe’-vragen zorgen er namelijk voor dat mensen creatief gaan meedenken (Koerts & Roemen, 2011). Nadat de mogelijkheden voor crowdsourcen zijn bepaald en een duidelijke vraagstelling is geformuleerd, moet worden bepaald op welke wijze de burger gemotiveerd kan worden met als doel er voor zorgen dat zoveel mogelijk burgers gaan participeren (Howe, 2009). Tevens moet een analyse van het online participatie platform worden gemaakt (Noveck, 2003), zodat helder is op welke wijze invulling aan de richtlijnen van online participatie moet worden gegeven en op welke wijze de motivatieaspecten hierin moeten worden meegenomen. Deze analyse wordt in het blok “Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS (8 en 14)” in deel 2 nader uitgewerkt en wordt bereikt via de stap “Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS” (14) in deel 1. Na deze analyse kan het initiatief, binnen de vooraf bepaalde termijn, ten uitvoer worden gebracht (15), waarna een evaluatie zal plaatsvinden of de resultaten zijn behaald (16). Mogelijke oorzaken voor het niet behalen van resultaten kunnen zijn: te weinig deelnemers aan het crowdsourcing initiatief, doordat het initiatief niet voldoende bekend was (mogelijk resultaat: geen bijdragen), de diversiteit van de deelnemers was niet voldoende (mogelijk resultaat: inbreng van de deelnemers is hetzelfde), de burgers zijn niet op de juiste wijze gemotiveerd, het gehanteerde online platform kon het proces niet op de juiste wijze ondersteunen, de termijn om een bijdrage te leveren was te kort, enzovoort. Indien de resultaten niet zijn behaald en de oorzaken voor het niet behaald hebben van de resultaten zijn bekend en er zijn mogelijkheden om deze te voorkomen, kan er voor gekozen worden het proces nog een keer uit te voeren (11). Het is dan verstandig om op basis van de verkregen informatie de vragen uit het blok “Analyse (a)” nog een keer te beantwoorden. Door de verkregen informatie kunnen mogelijk andere antwoorden worden gegeven op de vragen. Het resultaat van deze fase kan ook zijn dat er weliswaar geen ideeën en oplossingen zijn gevonden, maar dat duidelijk is geworden dat het om een ander probleem gaat dan aanvankelijk was bedacht. Op basis van dit resultaat kan het stappenplan nog een keer doorlopen worden met dit nieuwe, helder gemaakte probleem als basis.
50
Deel 2: Blok “Bepaal de CS mogelijkheden” (6 en 12): Binnen dit blok wordt op basis van de voorwaarden van crowdsourcen (19) binnen interactieve beleidsvorming een analyse gemaakt in hoeverre het inzetten van crowdsourcen mogelijk is. Doordat “taken” aan burgers worden overgelaten moet de gemeente openheid rondom het probleem kunnen geven. Ook moeten de ambtenaren die normaal gesproken zelfstandig het beleid opstellen de controle durven lost te laten en over de juiste competenties beschikken. Daarnaast moet voldoende capaciteit aanwezig zijn om het crowdsourcing proces ook buiten kantoortijden te begeleiden. Ook moet het probleem niet urgent zijn: er moet voldoende tijd zijn om het initiatief voor te bereiden en beschikbaar te stellen. Een laatste en niet onbelangrijk voorbeeld van een voorwaarde voor crowdsourcen is het bepalen van het commitment van de gemeente ten aanzien van de uitkomsten. Dit commitment moet duidelijk voorafgaand aan het initiatief worden gecommuniceerd, zodat de burgers voor aanvang van het proces kunnen bepalen hoeveel energie ze in het initiatief willen steken en de gemeente een inschatting kan maken van welke motivatieprikkels gebruik moet worden gemaakt. Het resultaat van deze analyse is een beeld of crowdsourcen ten aanzien van het beleidsprobleem mogelijk is (18). Als duidelijk wordt dat niet kan worden voldaan aan één of meerdere voorwaarden dan zal crowdsourcen minder of weinig toegevoegde waarde opleveren en moet overwogen worden of crowdsourcen wel het juiste middel is. Deel 2: Blok “Bepaal de wijze waarop de burger wordt gemotiveerd en invulling wordt gegeven aan CS” (8 en 14) Ten aanzien van het beleidsprobleem moet worden bepaald op welke wijze de burger gemotiveerd kan worden om online te participeren (Brabham, 2010) (21). Aangezien bij crowdsourcen het bereiken van een zo groot mogelijke en diverse groepen burgers belangrijk is (Howe, 2009), kan het bijvoorbeeld voor bepaalde beleidsproblemen zinvol zijn een hoge geldelijke vergoeding beschikbaar te stellen (bijvoorbeeld wanneer de verwachting van de totale deelname laag zal zijn en overige prikkels niet van toepassing zijn). Een geldelijke vergoeding hoeft overigens niet de enige motivatie te zijn voor deelname aan het initiatief. De gemeente zal dan ook moeten analyseren op welke wijze de doelgroepen worden gemotiveerd, zodat maximale deelname aan het initiatief wordt bereikt (20). Het platform waarop het initiatief wordt ingericht moet rekening houden met deze geanalyseerde motivatieprikkels. Indien bijvoorbeeld burgers deel willen nemen aan het initiatief omdat plezier maken belangrijk is dan heeft dit uiteraard gevolgen voor de wijze waarop het platform moet worden ingericht (24). Daarnaast moet het platform voldoen aan een aantal richtlijnen van online participatie (Noveck, 2003) (23). Per richtlijn moet worden bepaald op welke wijze het online platform hier invulling aan gaat geven en op basis van welke functionaliteit dit kan worden gerealiseerd (22). Er moet bijvoorbeeld bepaald worden hoe en in welke mate vorm wordt gegeven aan moderatie (bv. ingrijpen bij het plaatsen van beledigende teksten) tijdens het crowdsourcing proces. Bij de keuze van het platform moet dan ook rekening worden gehouden met de invulling van deze richtlijnen voor online participatie (24). Opgemerkt moet worden dat het hier om richtlijnen gaat en niet om voorwaarden. Naarmate er meer crowdsourcing initiatieven uitgevoerd en geëvalueerd zijn, kan scherper worden bepaald welke richtlijnen uiteindelijk ook voorwaarden worden. Nadat invulling is gegeven aan de richtlijnen voor online participatie en de noodzakelijke functionaliteiten zijn bepaald, moet worden bepaald welke platform het meest geschikt is
51
(24). Hierbij kan gekozen worden om aan te sluiten op bestaande social media platforms, zoals LinkedIn38, Facebook39 of PleiO40. Op deze platforms kan met behulp van de standaard aanwezige functionaliteit een omgeving worden ingericht voor het plaatsen van een probleem en waar deelnemers tevens ideeën of oplossingen achter kunnen laten. Ook kan gekozen worden voor een kant-en-klare platform, zoals Ning41 en Elgg42. Met een kant-en-klaar platform kan eenvoudig op basis van het invullen van parameters relatief snel een werkend platform worden gegenereerd. Het platform Elgg kan bijvoorbeeld prima worden gebruikt tijdens de beleidsfase “Probleemvinding” voor het toepassen van wiki’s. Tenslotte kan ook gekozen worden om het probleem volledig uit te besteden aan intermediairs. Slechts het doorgeven van het probleem is dan voldoende. Deze intermediairs zorgen dat het initiatief bekend wordt gemaakt en verzorgen het genereren van bijdragen. In bijlage 5 is een overzicht te vinden van beschikbare crowdsourcing platforms en waar ze voor gebruikt kunnen worden. Uiteraard kan er ook gekozen worden een platform volledig zelfstandig te ontwikkelen. De keuze voor het platform is afhankelijk van de mogelijkheid om de geïnventariseerde motivatie aspecten van de burger te kunnen realiseren, in hoeverre met het platform invulling aan de richtlijnen van online participatie kan worden gegeven en in hoeverre de kenmerken van de gekozen crowdsourcing vorm kunnen worden gerealiseerd. De mogelijkheden om alle eisen en wensen te voldoen zijn bij een bestaand platform het kleinst en bij een maatwerkoplossing logischerwijze het grootst. De kant-en-klare platforms bevinden zich daar ergens tussen in. Uiteraard is het zelfstandig opzetten van een platform kostbaarder en vergt meer capaciteit van de ambtenaren dan wanneer wordt aangesloten bij een bestaand of kant-en-klaar platform. Een inschatting van de capaciteit en middelen is dan ook belangrijk (19). Indien zelf ontwikkelen niet mogelijk is en aansluiten bij bestaande platforms of kant-en-klare platforms geen optie is, is het verstandig te besluiten niet verder te gaan met het initiatief (26). Voordat echter het platform ingericht wordt, moet het communicatieplan voor het bekendmaken van de het crowdsourcing initiatief worden opgesteld (25). De beslissingen en invullingen uit alle voorgaande stappen moeten worden meegenomen bij het opstellen van het plan. Als bijvoorbeeld ten aanzien van het beleidsprobleem is gebleken dat bepaalde groepen burgers alleen willen deelnemen om zich zelf te uiten, kan het noemen in de communicatie-uitingen van invloedrijke deelnemers een belangrijk aspect zijn. Een ander voorbeeld dat in het communicatieplan aan bod kan komen is de wijze waarop Social Media wordt ingezet om het initiatief bekend te maken door bijvoorbeeld de burgers zelf de promotie te laten doen. Indien blijkt dat het communicatieplan niet uitvoerbaar is of niet aansluit bij het gekozen platform is het verstandig te besluiten niet verder te gaan met het initiatief (26). De laatste stap van het stappenplan is het daadwerkelijk inrichten van het platform en uitvoering geven aan het communicatieplan en het initiatief (27). Deel 2: Blok “Crowdsourcing vormen binnen IB” (4 en 5) Dit blok bevat een samenvatting van de twee mogelijke crowdsourcing vormen die kunnen worden gehanteerd binnen interactieve beleidsvorming.
38 39 40 41 42
http://www.linkedin.com http://www.facebook.com http://www.pleio.nl http://www.ning.com http://www.elgg.org
52
9
Expert review
9.1 Inleiding Het stappenplan uit hoofdstuk 8 is op basis van de in de literatuur aanwezige informatie opgesteld. Om te bepalen of het stappenplan daadwerkelijk een bijdrage levert aan het effectief 43 inzetten van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming wordt een validatie van dit stappenplan uitgevoerd met behulp van een expertpanel. Het expertpanel is als volgt vormgegeven: Via semi-gestructureerde interviews is aan een aantal (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo vragen over het stappenplan gesteld. De vragen zijn in bijlage 1 opgenomen. Gekozen is om toekomstige gebruikers van het stappenplan te interviewen. Daarnaast moeten deze medewerkers affiniteit met Social Media hebben, zich bezighouden met beleid op het gebied van burgerparticipatie. Deze medewerkers kunnen het stappenplan beoordelen op geschiktheid vanuit het beleidsperspectief en bepalen of het stappenplan daadwerkelijk een effectieve bijdrage kan leveren aan het toepassen van crowdsourcen. De uitwerking van de interviews is in bijlage 2 opgenomen. Een beschrijving welke personen zijn gekozen en welke redenen daarvoor zijn gehanteerd, is in bijlage 1 opgenomen. Naast het afnemen van de interviews, is tevens op basis van het stappenplan een online platform ingericht ten behoeve van het genereren van ideeën/verbeteringen ten aanzien van hetzelfde stappenplan. Hierdoor is een eerste inschatting gemaakt van de mogelijkheden van het stappenplan en is tevens een crowdsourcing voorbeeld ter illustratie beschikbaar. De resultaten van deze exercitie zijn in bijlage 2. In deze bijlage zijn tevens de belangrijkste bevindingen naar aanleiding van het experiment opgenomen.
9.2 Resultaten De resultaten van de het expertpanel zijn onder te verdelen in de volgende categorieën: 1. Duidelijk- en volledigheid van het stappenplan (qua vorm en inhoud) 2. Meerwaarde van het stappenplan Het resultaat is in verhalende vorm geschreven, aangevuld met kaders waarin de opmerkingen van de respondenten, zoals deze tijdens de interviews zijn gegeven, kort worden weergegeven. In de bijlage 2 zijn de volledig uitgewerkte interviews van de respondenten A, B, C en D te vinden. 9.2.1 Resultaat: duidelijkheid en volledigheid van het stappenplan De respondenten A, B, C en D gaven aan dat naast het stappenplan en de toelichting op het stappenplan de definitie van crowdsourcen, de definitie van interactieve beleidsvorming en de korte beschrijving van wat crowdsourcen inhoud en de ontstaansgeschiedenis hiervan als zeer waardevol zijn ervaren. Respondent C gaf tevens aan dat door de goed afgebakende en gehanteerde definitie wordt voorkomen dat het begrip crowdsourcen net zo als bij het begrip duurzaamheid een containerbegrip wordt.
43
Met effectief wordt in deze context bedoeld: biedt het stappenplan een betere ondersteuning voor de inzet van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming dan wanneer geen gebruik van het stappenplan zou worden gemaakt. Zie ook hoofdstuk 1.
53
Respondent A: Door de meegestuurde informatie is CS en IB weer meer helder gemaakt. Respondent B: Goed en fijn dat de definities van CS en IB zijn meegestuurd. Dat maakt het beeld erg veel helderder. Respondent C: Wat de definities helder hebben gemaakt is dat het strak is gedefinieerd. Heel veel initiatieven worden CS genoemd die het eigenlijk helemaal niet zijn. Ik vind het goed dat je het strak hebt gedefinieerd Respondent D: De achtergrond informatie is erg nuttig. Hierdoor was het kader van het stappenplan duidelijk en bood hierdoor goede input om het stappenplan te doorgronden. Kader 1: Antwoorden respondenten
Respondent B gaf daarnaast aan de tweedeling van het stappenplan als erg overzichtelijk te hebben ervaren. Door gebruik te maken van kleuren en deze in deel 2 nader te detailleren, wordt het overzicht behouden. De respondenten B, C en D gaven aan geen stappen te missen en het stappenplan helder en duidelijk te vinden. Respondent A gaf aan behoefte te hebben aan een “totaalstappenplan” voor interactieve beleidsvorming, waarbij dan als mogelijk middel crowdsourcen ingezet zou kunnen worden. Aangezien de scope van het onderzoek crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming is, is deze aanpassing niet doorgevoerd in het stappenplan. Wel is in de toelichting explicieter beschreven dat het stappenplan onderdeel is van interactieve beleidsvorming. Dat crowdsourcen een middel is en geen doel is tevens in de toelichting duidelijker beschreven. Alle respondenten gaven daarnaast duidelijk aan het stappenplan in de vorm van een processchema als erg positief te hebben ervaren. De respondenten B, C en D gaven aan dat hierdoor tijdens het doorlopen van het stappenplan op deze wijze wordt geborgd dat bepaalde stappen of informatie niet wordt overgeslagen. Respondent A: Er zou eigenlijk een deel boven het stappenplan moeten komen. Hierin zouden de stappen moeten worden opgenomen die horen bij interactieve beleidsvorming zonder al bepaald te hebben of IB van toepassing is en of je daarbinnen weer CS kunt inzetten. CS is geen doel, maar een middel. Respondent B: Erg positief over het resultaat. Ik dacht dat ik veel moeite zou hebben om het te begrijpen, omdat het een ver-van-mijn-bed show [het stappenplan in de vorm van schema’s] is. Respondent B: Stappenplan is erg duidelijk. Of je iets mist dan merk je dat pas als je er in de praktijk mee gaat werken. Dat is moeilijk vanaf papier te bepalen. Zonder stappenplan zou ik er niet aan beginnen. Respondent B: Ik heb geen moeite met het lezen van schema’s. Het was mij eigenlijk heel snel duidelijk hoe het in elkaar zat. Je hebt wel een toelichting nodig. En je moet inderdaad niet te veel stappen in het grafische schema benoemen. Tevens mooi en duidelijk dat op de achterkant (deel 2) via de kleuren een meer detaillering van het stappenplan is gegeven. Respondent C: Ik ben een groot voorstander van stroomschema’s. Het maakt helder wat je moet doen. Tevens zorgt het er voor dat je geen stappen vergeet bij het uitvoeren van het proces.
54
Respondent D: Ik ben begonnen met het lezen van de toelichting. De toelichting was helder en duidelijk. In combinatie met het stappenplan en de meegestuurde definitie en toelichting over CS is een volledig beeld over hoe CS te gebruiken helder geworden. Respondent D: Met het stappenplan is duidelijk geworden welke aspecten spelen rondom CS en IB en de kans dat je bepaalde aspecten vergeet is hierdoor klein. Kader 2: Antwoorden respondenten
De respondenten C en D gaven expliciet aan weliswaar bekend te zijn met het begrip crowdsourcen, maar waren nog niet bekend met mogelijkheden voor gemeenten. De meningen van de respondenten over de toelichting van het stappenplan zijn verdeeld. De respondenten A, B en D gaven aan deze wel nodig te hebben. Respondent C gaf echter aan dat ook zonder de toelichting het stappenplan prima kan worden gevolgd en ondersteuning bij de uitvoering van crowdsourcen biedt. Respondent A: Als de toelichting er bij is gaat het stappenplan mij helpen bij de uitvoering. Als die niet aanwezig is dan verzuip ik. Respondent B: Je hebt wel de toelichting nodig om het stappenplan te lezen. Respondent C: In de praktijk hoor je er nog weinig over. Niet alleen bij gemeenten, maar ook bij bedrijven. Toevallig zag ik het bij Pauw & Witteman en wordt het steeds bekender. Respondent C: Ik ben het met je eens dat wij de eerste stappen uit het stappenplan [onbekendheid mogelijkheden CS] hebben overgeslagen bij de bouw van het nieuwe stadskantoor. Respondent C: De toelichting was bijna overbodig. Het schema is zo helder. Voor mensen die wat moeilijker de stroomschema’s kunnen lezen, kan het een goede aanvulling zijn. Respondent D: We willen bij de bouw van het nieuwe stadskantoor de start van de bouw tot en met de oplevering vastleggen. Als voorstel hoe dit te doen heb ik voorgesteld om een medewerker een opdracht te geven om tegen een vergoeding deze verslaglegging te doen. De organisatie reageerde enthousiast. Door jouw verhaal lijkt dit wat weinig ambitieus. Hier kunnen we ook de burgers voor gebruiken. Respondent D: Ik ben begonnen met het lezen van de toelichting. Kader 3: Antwoorden respondenten
Uit de semi-gestructureerde interviews blijkt dat representativiteit bij interactieve beleidsvorming een belangrijk aspect is. De respondenten A en D gaven expliciet aan dat hierdoor vaak initiatieven mislukken. Respondent A gaf aan dat het doordrukken van een bepaalde mening van bepaalde groepen de oorzaak is van het niet goed functioneren van interactieve beleidsvorming. Respondent D gaf aan dat het huis van Thorbecke en besluitvorming samen met de burger minder goed samengaan.
55
Respondent A: Ik denk dat het vaak gebeurt dat burgers wel betrokken worden bij interactieve beleidsvorming, maar dat de keuze toch door anderen wordt gemaakt of al lang is gemaakt en dat het vaak wordt gebruikt om draagvlak te creëren. Respondent D: Bekeken vanuit het huis van Thorbecke wordt de Raad door de burgers elke 4 jaar gekozen. Het actief deelnemen aan besluitvorming door burgers in besluitvormingsprocessen past daar minder bij. Kader 4: Antwoorden respondenten
De respondenten B, C en D gaven aan dat bij crowdsourcen representativiteit inderdaad niet het uitgangspunt is en dit ook duidelijk uit het stappenplan naar voren kwam. Respondent A gaf echter initieel aan dat het ook belangrijk is bij het crowdsourcing initiatief rekening te houden met representativiteit. Aangezien representativiteit bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming niet het primaire doel is, is gekozen om dit in de toelichting van het stappenplan nog sterker te benadrukken. Respondent A gaf ook aan dat het stappenplan niet voldoende duidelijk maakt dat de representativiteit in een andere fase (organisatorische, maatschappelijke en politieke haalbaarheidstoetsing) van het beleidsvormingsproces een belangrijke rol speelt. In de toelichting van het stappenplan is dit extra benadrukt. Respondent A: Hoe zit het met de representativiteit bij CS? De gemeente maakt onderdeel uit van een democratie. Hoe ga je dan om met het gegeven dat een Raad een ander beeld heeft bij de gekozen oplossing? Respondent B: Het creëren van draagvlak is inderdaad geen primair onderdeel van CS. Wat wel duidelijk wordt is dat je met CS ook draagvlak kunt creëren. Waarschijnlijk is dat ook een groot gevaar bij CS: CS gebruiken om draagvlak te creëren. Het stemmen op bepaalde ideeën heeft wel een bepaalde representativiteit in zich zitten. Echter representativiteit speelt dan inderdaad in de volgende fase een rol. Respondent C: Het klopt dat het bij CS niet om representativiteit gaat. De uiteindelijke ideeën en oplossingen hoeven niet de uiteindelijke definitieve ideeën en oplossingen te zijn. Er vindt nog steeds in de volgende fase een politieke, maatschappelijke en organisatorische haalbaarheidstoets plaats. Respondent D: Bij CS gaat het vooral om het mobiliseren van zoveel mogelijk mensen. Het beslissen over een bepaald onderwerp is geen onderdeel van CS. Kader 5: Antwoorden respondenten
Respondent B gaf aan dat de mogelijkheid om op ideeën te stemmen tijdens de beleidsvormingsfase “Deelontwerpen vervaardigen” het representativiteitsvraagstuk raakt. Het was de respondent niet voldoende duidelijk dat het hier het stemmen op ideeën/oplossingen betreft om te bepalen welke ideeën/oplossing het meest gewaardeerd worden door de deelnemers aan het online initiatief en dat de definitieve keuze (inclusief het representativiteitsvraagstuk) tijdens de volgende fasen van het beleidsvormingsproces wordt genomen. In de toelichting van het stappenplan is dit duidelijker beschreven. De respondenten A en B gaven aan dat het stappenplan niet voldoende duidelijk maakt welke platforms gebruikt kunnen worden voor online participatie. De beschreven informatie over bijvoorbeeld de online participatieplatforms Elgg en Ning was niet
56
voldoende duidelijk. Ook het gebruik van welk platform in welke situatie was volgens hen niet voldoende duidelijk. Ten aanzien van de online platforms is in de toelichting van het stappenplan meer informatie opgenomen. Onder andere is duidelijker opgenomen welke aspecten een rol spelen bij het maken van de keuze voor een bepaald platform en welke categorieën van platforms nu al beschikbaar zijn. Tevens is een overzicht van de verschillende te gebruiken categorieën van platforms toegevoegd. Respondent A: Elgg en Ning zeggen me niets. Het eerste dat bij me opkwam bij in relatie tot CS was LinkedIn. Ik had gedacht dat er zou staan dat je voor deze vorm van CS voor dit platform zou kiezen. Respondent B: Het toepassen van de Social Media platforms Ning en Elgg voor crowdsourcen is niet voldoende helder. De gemiddelde beleidsmedewerker weet niet op welke wijze ze het kunnen inrichten en gebruiken. Kader 6: Antwoorden respondenten
Respondent A gaf aan dat het stappenplan voldoende helder maakt dat de fase “Probleemvinding” leidt tot het helder krijgen van het probleem, maar niet dat na deze fase crowdsourcen ook weer ingezet kan worden om ideeën/oplossingen te genereren. De grafische weergave van het stappenplan is niet aangepast. In de toelichting is hier extra aandacht aan besteed. Respondent C vroeg of het mogelijk was om vanuit de stap “Is opnieuw analyseren zinvol?” direct naar de stap “Bepaal de CS mogelijkheden” kan worden overgegaan. Ondanks dat de antwoorden op de vragen binnen het blok “Analyse” al bekend zijn, is het desondanks wenselijk deze vragen toch weer opnieuw te doorlopen. In de toelichting van het stappenplan is dit duidelijker omschreven. Respondent A gaf aan het vreemd te vinden dat bij crowdsourcen een probleem niet urgent kan zijn. Een kenmerk van Social Media, zo stelde deze respondent, is immers het snel geven en ontvangen van reacties en het snel verspreiden van informatie op basis van het sneeuwbaleffect via netwerken. Ongeacht deze kenmerken moet een probleem dat met behulp van crowdsourcen aan de menigte wordt aangeboden niet urgent zijn. Immers de voorbereiding en de realisatie van een crowdsourcing initiatief kost nu eenmaal tijd (bijvoorbeeld: het opzetten en van het online platform of het opstellen van een communicatieplan). Zeker bij de implementaties van de eerste crowdsourcing initiatieven moet rekening worden gehouden met een extra tijdsbeslag. Wellicht kan de doorlooptijd tijdens de uitvoering van het traject met behulp van crowdsourcen korter zijn ten opzichte van een traditioneel uitgevoerd participatietraject. Door het ontbreken van al uitgevoerde crowdsourcing initiatieven kan hier echter nog geen uitspraak over worden gedaan. In de toelichting van het stappenplan en in hoofdstuk 5 is hier een detaillering op gegeven. De respondenten A, C en D geven expliciet aan dat bij sommige stappen een nadere detaillering wenselijk is: welke richtlijnen van online platforms voor online participatie minimaal aanwezig moeten zijn en de wijze waarop de burgers kunnen worden verleid (motivatie) (bijvoorbeeld bij welke typen beleidsproblemen hoort welke motivatie, voor welke typen beleidsproblemen kan het beste crowdsourcen worden ingezet, wat moet de grootte en de diversiteit van de groep zijn bij de verschillende beleidsproblemen en welke termijnen voor het initiatief horen bij welke beleidsproblemen) om te participeren zijn
57
twee stappen waarvoor een nadere detaillering gewenst is. De respondenten B, C en D geven tevens aan dat het implementeren van een crowdsourcing initiatief binnen een interactief beleidsvormingsproces, vanzelf zal leiden tot een verdere detaillering van bepaalde stappen en bevestigen of adviseren dan ook zo spoedig mogelijk een beleidsprobleem via crowdsourcen uit te voeren. Respondent A: Het stappenplan zou eigenlijk nog een niveau dieper mogen zijn. Bijvoorbeeld: welk platform en motivatie past nu het beste bij mijn type probleem? Respondent B: Of je iets mist dat merk je pas als je er in de praktijk mee gaat werken. Dat is moeilijk om vanaf papier te bepalen. Respondent C: Je gaat nog wel een paar keer je neus stoten bij het gebruik van crowdsourcen bij verschillende beleidsproblemen. Niet alle beleidsproblemen zijn allemaal even geschikt. Deze kunnen alleen maar nader worden gekaderd door er mee aan de slag te gaan. Respondent C: Het wordt dan ook duidelijk welke richtlijnen voor online participatie je nodig hebt. Welke zijn bijvoorbeeld kritisch? Deze kunnen inderdaad alleen maar nader worden gekaderd door er mee aan de slag te gaan. Respondent D: Je moet het echter vooral ook gewoon gaan doen, zodat duidelijk wordt waar eventueel een nadere detaillering benodigd is, bijvoorbeeld de grootte van de groep en de termijn van het initiatief. Kader 7: Antwoorden respondenten
De respondenten A en B gaven aan een uitgewerkt voorbeeld van een crowdsourcing initiatief in de vorm van een bijlage bij het stappenplan als toegevoegde waarde te zien. Een uitgewerkt voorbeeld geeft een indicatie hoe een crowdsourcing initiatief er uit kan komen te zien en is daarmee een erg praktische toevoeging. In de toelichting van het stappenplan is een verwijzing naar een (versimpeld) uitgewerkt voorbeeld opgenomen. Respondent A: Bijlage maken met een voorbeeld zou enorm helpen. Dit voorbeeld zou het volledige stappenplan moeten beschrijven. Respondent B: Voorbeeld stappenplan laat zien hoe het dan uiteindelijk er uit komt te zien. Dit maakt het beeld helder. Kader 8: antwoorden respondenten
Samenvatting doorgevoerde wijzigingen Er is duidelijker in de toelichting van het stappenplan opgenomen dat representativiteit bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming niet het primaire uitgangspunt is. Er is duidelijker in de toelichting van het stappenplan opgenomen dat bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming de maatschappelijke haalbaarheid (en daarmee ook de representativiteit) wordt getoetst tijdens de fase “Haalbaarheidstoets” en niet zozeer tijdens de fase “Probleemvinding” en “Deelontwerpen vervaardigen”.
58
Er is duidelijker in de toelichting van het stappenplan opgenomen welke typen platforms voor online participatie beschikbaar zijn en duidelijker aangegeven in welke situaties de verschillende platforms gehanteerd kunnen worden. Er is duidelijker in het stappenplan opgenomen welke mogelijkheden na de stap “Is opnieuw analyseren zinvol?” beschikbaar zijn. Er is duidelijker in hoofdstuk 5 en in de toelichting van het stappenplan opgenomen op welke wijze het aspect urgentie ten aanzien van het probleem moet worden geïnterpreteerd. Er is duidelijker in de toelichting van het stappenplan opgenomen dat crowdsourcen een middel is en niet een doel. Er is duidelijker in de toelichting opgenomen dat er nog maar weinig initiatieven zijn gestart en dat een nadere detaillering van een aantal stappen pas op basis van uitgevoerde initiatieven kan worden toegevoegd. Tevens is toegevoegd welke nadere detaillering wenselijk is. In de toelichting van het stappenplan is een verwijzing naar een uitgewerkt voorbeeld opgenomen.
9.2.2 Resultaat: meerwaarde van het stappenplan De respondenten C en D geven expliciet aan dat het stappenplan goede mogelijkheden biedt om crowdsourcen zelf toe te passen bij het opstellen van nieuw beleid, dan wel door een andere (beleids)medewerker te laten uitvoeren. Zonder het gebruik van het gepresenteerde stappenplan zou het in de praktijk toepassen van crowdsourcen waarschijnlijk niet worden uitgevoerd. De respondenten A en B waren daar iets minder expliciet over. Respondent A: [Gaat het stappenplan je nu meer helpen als je een beleidsprobleem moet oplossen met crowdsourcen?] Als de andere onderdelen (toelichting en nadere detaillering uit de scriptie er bij zijn: Ja. Respondent B: [Stel je hebt een beleidsprobleem. Durf je CS toe te passen?] Ja. Ik kan dan het stappenplan prima toepassen. Respondent C: Ik zou CS nu wel gaan toepassen bij een volgend project, ondanks dat het in de praktijk nog niet zoveel wordt toegepast. Het stappenplan zet je wel aan het denken. Respondent D: Het lezen van het stappenplan heeft mij doen nadenken over de mogelijkheden om CS in te zetten. Aangezien het weliswaar een term is die bekend was, waren de mogelijkheden voor het toepassen mij nog niet voldoende bekend. Kader 9: Antwoorden respondenten
59
De Respondenten A en B gaven aan dat ze de meeste stappen zelfstandig kunnen uitvoeren. Het gaat hier dan om de stappen waar een analyse voor moet worden gemaakt. Voor de stappen waar het daadwerkelijk de uitvoering betreft of een ICTcomponent bevat, is ondersteuning benodigd. Beide respondenten geven aan dat bijvoorbeeld bij de stap “Bepaal welk platform het meest geschikt is (bestaand/zelf ontwikkelen) obv vw. online participatie en motivatie kenmerken” ICT-ondersteuning voor de realisatie benodigd is. Respondent A: Het probleem zit in de stap “Bestaand platform of zelf ontwikkelen”. Daar heb ik andere mensen voor nodig. Respondent B: Ik kan het stappenplan prima toepassen. Alleen heb ik voor sommige stappen wel hulp nodig. Vooral aan de technische kant om daar invulling aan te geven. Om het stappenplan te doorlopen en de eisen zelfstandig te bepalen gaat prima. Kader 10: Antwoorden respondenten
Respondent A en B gaven ten slotte na afloop van het interview het advies om het stappenplan in de vorm van een boekwerkje beschikbaar te stellen, zodat medewerkers van de gemeente Hengelo het breed kunnen inzetten. Na afloop van de interviews gaven ten slotte alle respondenten aan dat door het stappenplan een andere kijk op het verkrijgen van kennis is verkregen: de burger betrekken bij het verkrijgen van ideeën/oplossingen/kennis is een aantrekkelijk alternatief ten opzichte van de traditionele wijze waarop op dit moment informatie wordt verkregen.
60
10 Conclusies en aanbevelingen 10.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt allereerst een terugkoppeling gegeven op de in hoofdstuk 1 opgenomen centrale vraagstelling en de daaraan gerelateerde deelvragen. Daarna worden een aantal algemene aanbevelingen. Tenslotte wordt een kort stilgestaan bij versie 1.1 van het stappenplan. In deze paragraaf worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot de volgende versie van het stappenplan. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een aantal belangrijke basisregels en tips die bekend moeten zijn als een (beleids)medewerker van de gemeente Hengelo crowdsourcen binnen interactieve beleidsvormingsprocessen gaat toepassen
10.2 Beantwoording centrale vraagstelling onderzoek De in hoofdstuk 1 opgenomen centrale vraagstelling is: Hoe ziet een stappenplan voor het effectief inzetten van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming voor de gemeente Hengelo eruit? Met effectief wordt in deze context bedoeld: biedt het stappenplan een betere ondersteuning voor de inzet van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming dan wanneer hier geen gebruik van gemaakt zou worden. Op basis van de beschikbare literatuur is een stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming opgesteld. Dit stappenplan is in hoofdstuk 8 beschreven. In hoeverre het stappenplan effectief ingezet kan worden, is in hoofdstuk 9 beschreven. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat de geïnterviewde medewerkers van de gemeente Hengelo van mening zijn dat het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming goede mogelijkheden biedt om crowdsourcen zelf toe te passen, dan wel door andere (beleids)medewerkers te laten uitvoeren. Zonder het gebruik van het gepresenteerde stappenplan zou het in de praktijk toepassen van crowdsourcen waarschijnlijk niet worden uitgevoerd. Wat is crowdsourcing? Het antwoord op deze deelvraag is beschreven in hoofdstuk 2. Wat is interactieve beleidsvorming? Het antwoord op deze deelvraag is beschreven in hoofdstuk 3 Welke op dit moment bekende onderwerpen zijn van belang bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming en op welke wijze moet hier rekening mee worden gehouden? Het antwoord op deze deelvraag is in de hoofdstukken 4 tot en met 7 beschreven.
10.3 Aanbevelingen en beperkingen onderzoek Aanbeveling 1: Start zo spoedig mogelijk met een crowdsourcing initiatief Aangezien nog weinig gemeentelijke crowdsourcing initiatieven zijn uitgevoerd binnen het domein van interactieve beleidsvorming, is het wenselijk spoedig meerdere initiatieven te starten, waarbij het stappenplan wordt gehanteerd, zodat de in dit onderzoek uitgevoerde validatie kan worden aangevuld met een praktische validatie. Belangrijk is tevens deze initiële initiatieven te evalueren. Op deze wijze kan het
61
stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming nader worden gevalideerd en daardoor mogelijk worden verbeterd. Aanbeveling 2: Verbeter het stappenplan met behulp van een aantal interactieve sessies De keuze om een aantal (beleids)medewerkers via semi-gestructureerde interviews het stappenplan te laten valideren heeft zijn oorsprong in de beschikbare tijd en de vanuit de opleiding opgelegde te besteden tijd (250 uur). Een mogelijke additionele inspanning die tot een verrijking van het stappenplan kan leiden, kan het organiseren van een aantal interactieve sessies met dezelfde (beleids)medewerkers zijn. Het uitwisselen van ideeën, zienswijzen en perspectieven kunnen op deze manier mogelijk tot nieuwe ideeën, zienswijzen en perspectieven leiden. Aanbeveling 3: Pas het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming op basis van ervaringen aan. De verbetering van het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming, betreft mogelijk zowel het toevoegen van extra stappen, verwijderen van bestaande stappen en het doorvoeren van een nadere detaillering van bestaande stappen. Onderdelen waar mogelijk nadere detaillering dan wel uitbreiding van het stappenplan gewenst is: De geïdentificeerde en beschreven onderwerpen (hoofdstuk 4 tot en met 7) die een rol spelen bij crowdsourcen en interactieve beleidsvorming zijn soms gebaseerd op een beperkt aantal referenties. Het uitvoeren van crowdsourcing initiatieven binnen interactieve beleidsvorming zal leiden tot een betere (breedte en diepte) beeldvorming rondom deze onderwerpen. In het stappenplan is een overzicht van richtlijnen voor online participatie opgenomen. Op basis van uitgevoerde crowdsourcing initiatieven is het wellicht mogelijk betere uitspraken te doen over mogelijke voorwaarden voor succesvolle online participatie in plaats van richtlijnen voor online participatie. Ook voor wat betreft de motivaties van burger voor deelname aan het initiatief en de duur van het initiatief in relatie tot het type beleidsprobleem is het wenselijk de beschikking te hebben over de resultaten van uitgevoerde crowdsourcing initiatieven. Mogelijk kan aan de hand van deze uitgevoerde crowdsourcing initiatieven worden bepaald voor welk type beleidsprobleem welke motivatiefactoren en termijnen van toepassing zijn. Ondanks dat het duidelijk is dat het bij interactieve beleidsvorming om wicked problemen gaat, is de verwachting dat er een nadere categorisering is te maken voor beleidsproblemen die gemakkelijker dan wel lastiger via crowdsourcen aan de burgers kunnen worden voorgelegd. Op basis van uitgevoerde crowdsourcing initiatieven is het wellicht mogelijk hier betere uitspraken over te doen. Duidelijk is dat burgers om verschillende redenen participeren. De motivaties die burgers hebben om te participeren kunnen vooraf in kaart gebracht worden en daar kan adequaat op worden ingespeeld. Het is echter ook belangrijk de doelgroep op de juiste wijze te benaderen. Traditionele media en Sociale Media kunnen hiervoor ingezet worden. In welke mate traditionele media dan wel Sociale Media in relatie tot welke beleidsproblemen kan worden ingezet, is nog niet voldoende duidelijk. Ook de benodigde grootte en diversiteit van de groep in relatie tot de verschillende beleidsproblemen en de wijze hoe deze te bereiken, is nog niet voldoende duidelijk. Op basis van uitgevoerde crowdsourcing initiatieven is het wellicht mogelijk hier betere uitspraken over te doen.
62
Aanbeveling 4: Uitvoeren van vervolgonderzoek om in kaart te brengen welke crowdsourcing platforms in welke situaties (bijvoorbeeld: typen beleid) het meest geschikt zijn en hoe het initiatief bekend kan worden gemaakt. In dit onderzoek is weliswaar aandacht besteed aan de mogelijkheden om crowdsourcing initiatieven te implementeren: via bestaande social media platforms, via kant-en-klare platforms, via het outsourcing van het initiatief of via een zelf ontwikkelen van een eigen crowdsourcing platform. Nadere diepgang met betrekking tot deze crowdsourcing platforms is wenselijk. Zo is het wenselijk inzicht te verkrijgen in de soorten platforms die gebruikt kunnen worden in welke situatie en voor welke beleidsproblemen ze ingezet kunnen worden. Met andere woorden: kunnen de eisen en wensen als resultaat van het stappenplan worden verstaald naar functionaliteiten en kan op basis daarvan een relatie worden gelegd naar de categorieën van crowdsourcing platforms op basis van mogelijke typen beleidsproblemen. Uit het uitgevoerde expertpanel blijkt tevens deze wens aanwezig te zijn. Ook ten aanzien van het opstellen en uitvoeren van een marketingcampagne van het initiatief geldt dat het wenselijk is vervolgonderzoek uit te voeren. Marketing en communicatie is een discipline op zich. In het onderhavige onderzoek is dit domein weliswaar aangestipt, maar niet in detail uitgewerkt. Teneinde de (beleids)medewerkers nog meer handvatten te bieden is een detaillering van deze stappen wenselijk. Aanbeveling 5: Valideer het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming met behulp van medewerkers uit andere gemeenten en overheden. Het expertpanel voor dit onderzoek bestond uit (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo met affiniteit met Social Media. De scope van het onderzoek betrof immers de gemeente Hengelo: realiseren van een stappenplan voor de (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo om effectief crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming in te zetten. Of het stappenplan ook toegepast kan worden voor andere gemeenten en wellicht voor overheidsorganisaties in het algemeen is aannemelijk, maar dient nog gevalideerd te worden. Teneinde het stappenplan generiek van toepassing te laten zijn, is het dan ook wenselijk een panel op te zetten waarin medewerkers van andere gemeenten en overheden participeren, mogelijk aangevuld met crowdsourcing experts. Aanbeveling 6: Valideer het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming met behulp van het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft al enige ervaring opgedaan met crowdsourcen. Uiteraard zijn er verschillen tussen het bedrijfsleven en gemeenten. Echter door vanuit het perspectief van het bedrijfsleven naar crowdsourcen binnen gemeenten te kijken kunnen waardevolle ideeën en inzichten ontstaan. Mogelijk vervolgonderzoek ten aanzien van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming zou hier gebruik van kunnen maken. Aanbeveling 7: Uitvoeren van kwantitatief onderzoek naar crowdsourcen. De validatie van het stappenplan is uitgevoerd op basis van een expertpanel gevormd door (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo die affiniteit hebben met Social Media. De resultaten hiervan zijn van kwalitatieve aard. Een mogelijke verrijking voor het toetsen dan wel verbeteren van het stappenplan is het uitvoeren van meer kwantitatief onderzoek. Hierbij kan gedacht worden aan het uitvoeren van twee soortgelijke processen als experiment, waarbij crowdsourcen wel en niet wordt toegepast bij verschillende gemeenten (bijvoorbeeld: ideeën genereren voor de in te boeken bezuinigingen voor 2013).
63
10.4 Aanbevelingen versie 1.1 van het stappenplan Op basis van de algemene aanbevelingen uit de vorige paragraaf is het interessant een doorkijkje te geven naar de volgende versie van het stappenplan: versie 1.1. Hieronder is een aantal verbeteringen beschreven die in versie 1.1 aanwezig zouden kunnen zijn. De lijst pretendeert niet een uitputtende lijst te zijn, maar een lijst waarmee een indicatie wordt gegeven van de als eerste door te voeren verbeteringen: 1. In de volgende versie zouden een aantal extra stappen aan het stappenplan kunnen worden toegevoegd. Gedacht kan worden aan het toevoegen van een stap waarmee een (beleids)medewerker gemakkelijk kan bepalen wat de doorlooptijd van een crowdsourcing initiatief in relatie tot een bepaald beleidsprobleem is of het toevoegen van een stap waarmee de (beleids)medewerker een business case44 ten aanzien van het crowdsourcing initiatief kan opstellen. 2. Het toevoegen van een lijst met typen beleidsproblemen die mogelijk eenvoudig dan wel minder gemakkelijk via crowdsourcen zijn uit te voeren en welke motivaties van burgers om te participeren hieraan gekoppeld zijn. 3. Een vertaling van de richtlijnen voor een online participatie platform naar voorwaarden voor een online participatie platform. 4. Het toevoegen van een checklijst waarmee na de analyse van het online platform en de verwachte motivatie-aspecten, eenvoudiger bepaald kan worden welke functionaliteiten benodigd zijn. 5. Een overzicht toevoegen van verschillende op de markt te verkrijgen platforms (bestaande Sociale Media platforms, kant-en-klare platforms en platforms die door de intermediairs worden geboden) gecategoriseerd naar aanwezige functionaliteiten, zodat eenvoudiger een keuze kan worden gemaakt voor een bepaald platform en ingericht kan worden. 6. Toevoegen van een aantal detailleringsstappen, zodat de (beleids)medewerker op een meer gedetailleerde wijze het communicatieplan kan opstellen en uitvoeren.
10.5 Tips voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming Ter afsluiting van dit hoofdstuk wordt in deze paragraaf een overzicht gegeven van een aantal tips die een (beleids)medewerkers kan gebruiken bij het opzetten en uitvoeren van een crowdsourcing initiatief. 1. Realiseer dat het bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming om inhoudelijke verrijking gaat en niet zozeer om het verbeteren van draagvlak ten aanzien van het beleid of verbeteren van de democratisering. 2. Realiseer dat het bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming om het betrekken van een zo groot mogelijke, diverse groepen mensen gaat die kennis, ideeën en/of oplossingen aandragen en niet om een juiste representativiteit van de deelnemers. 3. Realiseer dat het bij crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming om het genereren van kennis, ideeën en/of oplossingen voor wicked problemen gaat en niet om het genereren van kennis, ideeën en/of oplossingen voor tamme problemen. 4. Realiseer dat crowdsourcen een middel is en geen doel en dat voor het initiatief capaciteit, resources en andere competenties van de (beleids)medewerkers benodigd 44
Een business case wordt gebruikt om de benodigde financiële middelen te verkrijgen, het op de juiste wijze prioriteren van de beschikbare middelen, te identificeren op welke wijze de combinatie van ICT en organisatie veranderingen gezamenlijk bijdragen aan het bereiken van de voordelen, het verkrijgen van commitment van het management en het creëren van een basis waarmee een evaluatie kan worden uitgevoerd (Daniel, Peppard, & Ward, 2008).
64
zijn en dat hier mogelijk extra kosten aan verbonden zijn. Het opstellen van een kosten-baten analyse ten behoeve van het initiatief kan dan ook van toegevoegde waarde zijn. Ook als het een eerste initiatief is. 5. Pas crowdsourcen toe binnen de fase “probleemvinding” en de fase “vervaardigen deelontwerpen” van het beleidsvormingsproces. Voor de andere fasen is het gebruik van crowdsourcen minder toepasselijk. 6. Besteed voldoende aandacht aan de inventarisatie van de voorwaarden van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming. Indien niet aan een voorwaarde kan worden voldaan, is het advies om geen crowdsourcen toe te passen. 7. Definieer een duidelijke vraagstelling. Zonder duidelijke vraagstelling is de kans groot dat weliswaar een antwoord wordt gegeven op de vraag, maar dat dit antwoord niet bijdraagt aan het oplossen van het probleem. 8. Besteed voldoende aandacht aan de inventarisatie van de motivatie van burgers. Met andere woorden: waarom willen de burgers deelnemen? 9. Besteed voldoende aandacht aan het inventariseren van de eisen en wensen ten aanzien van het online participatie en begin niet direct met het inrichten van het online platform. 10. Begin niet direct met het opzetten van een eigen online platform, maar analyseer eerst in hoeverre bestaande platforms dan wel kant-en-klare platforms kunnen voorzien in de behoefte. 11. Besteed voldoende aandacht aan het promoten van het initiatief. Hiervoor kunnen traditionele media en Sociale Media worden gebruikt. Een platform zonder deelnemers komt bij nieuwe deelnemers over als een “sprookstad”. Last but not least: 12. Besteed voldoende tijd en aandacht aan het doorlopen van het stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming en wees niet bang om fouten te maken. De eerste initiatieven zijn altijd lastig. Begin daarom niet met de meest complexe beleidsproblemen waarvoor creatieve ideeën of oplossingen gevonden moeten worden. Succes!
65
11 Referenties Amabile, T. (1998). How to kill creativity. Harvard Business Review, 76(5). Bekkers, V., & Meijer, A. (2010). Cocreatie in de publieke sector. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Benkler, Y. (2002). Coase's penguin, or, Linux and The nature of the firm. Yale Law Journal(112(3)), 369-446. Berlo, D. v. (2009). Ambtenaar 2.0: Nieuwe ideeën en parktische tips om te werken in overheid 2.0. Den Haag: Den Haag Mediagroep. Brabham, D. (2007). Crowdslapping the Goverment: First Amendement Protections for the Crowd in Goverment Crowdsourcing Ventures. Utah: University of Utah. Brabham, D. (2009). Crowdsourcing the public participation process for planning projects. Planning Theory, 2009(8), 242-262. Brabham, D. (2010). Crowdsourcing as a model for problem solving: leverage the collective intelligence of online communities for public goods. Utah: The University of Utah, Departement of communication. Brabham, D. (2011a). Crowdsourcing: A Model for Leveraging Online Communities. North Carolina: University of North Carolina. Brabham, D. (2011b, juni 25). Crowdsourcing. Opgeroepen op september 18, 2011, van Daren C. Brambham, Ph.D.: http://dbrabham.wordpress.com/crowdsourcing/ Brabham, D. (2011c). De crowd is het hart van het crowdsourcing-initiatief. In R. v. Meer, & T. Meuleman, De C2B Revolutie. 7 stappen & 19 praktijkvoorbeelden van crowdsourcing (pp. 148-149). BBP bv. Carp, J. (2004). Wit, style, and substance: How planners shape public participation. Journal of Planning Education and Research, 23(3), 242-254. CBS. (2011). ICT, kennis en economie. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek. Daniel, E., Peppard, J., & Ward, J. (2008, Maart). Building Better Business Cases for IT Investments. Mis Quarterly Executive, Vol. 7 No 1., 1 - 15. Dash, J. (2000). The longitude prize. Ney York: Farrar, Straus and Giroux. Deursen, A. v., & Dijk, J. v. (2011). Internet skills The digital divided. New media & Society, 13(6), 893 - 911. Edelenbos, J., & Monnikhof, R. (1998). Spanning in interactie, een analyse van interactief. Instituut voor Publiek en Politiek. Edwards, A. (2001). Interactieve beleidsvorming en de instituties van het lokale bestuur. In J. Edelenbos, & R. Monnikhof (red.), Lokale interactieve beleidsvorming (pp. 117-142). Utrecht: Lemma. Edwards, A. (2001). Interactieve beleidsvorming en de instituties van het lokale bestuur. In J. Edelenbos, & R. Monnikhof (red.), Lokale interactieve beleidsvorming (pp. 117-142). Utrecht: Lemma. Effing, R. (2008). Bang voor consumenten. Automatiseringsgids, 2008(18 april), pp. 2021. Effing, R., & Holsheimer, M. (2007). Online communities. Opgeroepen op augustus 12, 2011, van Social Power: http://www.socialpower.nl/cms/pubs/effing_6.pdf Effing, R., Hillegersberg, J. v., & Huibers, T. (2011). Social Media and Political Participation: Are Facebook, Twttier and YouTube Democratizing Our Political Systems? In A. M. Efthimios Tambouris, Electronic Participation, Third IFIP WG 8.5 International Conference, ePart 2011, Delft, The Netherlands (pp. 25-35). Berlijn: Springer. Friedman, T. (2005). The world is flat: a brief history of the twenty-first century. New York: Farrar, Straus and Giroux.
66
Frissen, V., Domingo, A., Klok, P., & Tatenhove, J. v. (2006). Burgers als beleidsadviseurs: een vergelijkend onderzoek naar acht projecten van interactieve beleidsvorming bij drie departementen. Amsterdam: Printpartners Ipskamp. Frissen, V., Staden, M. v., Huijboom, N., Kotterink, B., Huveneers, S., & Kuipers, M. (2008). Naar een ‘User Generated Sate’? : De impact van nieuwe media voor overheid en openbaar bestuur. Delft: Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk onderzoek. Gemeente Hengelo. (2010). Coalitieakkoord: investeren in verbinding. Hengelo. Guittard, C., & Schenk, E. (2010, juli 01). Towards a characterization of crowdsourcing practices. Opgeroepen op september 18, 2011, van Hyper Articles en Lignes: http://hal.archivesouvertes.fr/index.php?halsid=2v3h9t01h6cpf90o89325f6863&view_this_doc=hals hs-00439256&version=2 Hevner, A. (2004). Design Science in Information System Research. Mis Quarterly, Vol. 28(1), 75-105. Hibbard, M., & Lurie, S. (2000). Saving land but losing ground: Challenges to community plannnig in the are of participation. Journal of Planning Education en Research, 20(2), 187-195. Hippel, E. v. (2005). Democratizing innovation. London: The MIT Press. Hoppe, R., Jeliazkova, M., Graag, H., & Grin, J. v. (2008). Beleidsnota's die (door)werken. Handleiding voor geslaagde beleidsvoorbreiding. Bussum: Coutinho. Howe, J. (2006a, juni). The rise of crowdsourcing. Opgeroepen op september 17, 2011, van Wired: http://www.wired.com/wired/archive/14.06/crowds.html Howe, J. (2006b, juni 2). Crowdsourcing: A definition. Opgeroepen op september 17, 2011, van Crowdsourcing: http://crowdsourcing.typepad.com/cs/2006/06/crowdsourcing_a.html Howe, J. (2006c, juni 12). Customer-made: The site. Opgeroepen op september 17, 2011, van Crowdsourcing: http://crowdsourcing.typepad.com/cs/2006/06/customermade_th.html Howe, J. (2006d, juni 16). Neo Neologism. Opgeroepen op september 24, 2011, van Crowdsourcing: http://crowdsourcing.typepad.com/cs/2006/06/neo_neologisms.html Howe, J. (2009). Crowdsourcing. Why the power of the Crowd is Driving the Future of Business. New York: River Press. Koerts, F., & Roemen, N. (2011). Durf te vragen. De kracht van sociale overwaarde. Zaltbommel: Haystack. Korvorst, M., & Linden, G. (2008). Vaardigheid Nederlandse internetter middelmatig. Opgeroepen op augustus 2, 2011, van CBS: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2397wm.htm Lévy, P. (1997). Collective Intelligence: Mankind's Emerging Worl in Cyberspace. Cambridge: Persues Books. Meer, R. v., & Meuleman, T. (2011). De C2B revolutie; 7 stappen & 19 praktijkvoorbeelden van crowdsourcing. BBP bv. Noveck, B. (2003). Designing deliberative democracy in cyberspace: The role of the cyber-lawyer. Boston University Jounal os Science and Technology Law, 9(1), 191. Noveck, B. (2009). Wiki Goverment. How technology can make goverment better, democracy stronger, and citizens more powerful. Harrisonburg: R. R. Donnelley.
67
O'Reilly, T. (2005, 9 30). What is Web2.0: Design Patterns and Business Models for the Next Generation of Software. Opgeroepen op oktober 11, 2011, van O'Reilly: http://www.oreillynet.com/lpt/a/6228 Prahalad, C. (2004). Te Cocreation of Value in "Invented Commentaries on Evolving to a New Dominant Logic for Marketing". Journal of Marketing(Vol. 68), 18-27. Pröpper, I. (2009). De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders. Bussum: Coutinho. Rittel, H., & Webber, M. (1973). Dilemmas in a General Theory of Planning. In Policy Sciences (4), (pp. 155-169). Amsterdam: Elsevier Scientific Publishing Company. Simons, R. (2009). Een epistemologie van crowdsourcen binnen de overheid. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, Faculteit Natuurkunde, Wiskunde en Informatica. Simons, R. (2010). Crowsourcen voor ambtenaren: uitgangspunten voor de inzet van crowdsourcen bij de overheid. Thieme Media Services. Surowiecki, J. (2005). The wisdom of the crowds: why the many are smarter than the few. London: Abacus. Tapscott, D., & Williams, A. (2006). Wikinomics. New York: Penguin Group. Universal McCann Global Headquaters. (2010). Wave 5. Opgeroepen op september 23, 2011, van UM: http://www.umww.com/global/knowledge/view?id=128 Viitamäki, S. (2008). The FLIRT model of crwodsourcing, Planning and Executing Collective Customer Collaboration. Helsinki: Helsinki school of economics (HSE), Department of Marketing and Management. Weick, K. (1995). Sensemaking in organizations. Thousand Oaks: Sage Publications.
68
Bijlage 1: Vragenlijst semi-gestructureerde interviews Voorafgaand aan de interviews hebben de te interviewen personen het stappenplan, de toelichting, de definitie van crowdsourcen en de definitie van interactieve beleidsvorming ontvangen. Daarnaast is hen de vraag voorgelegd of deze materie bestudeerd kan worden voorafgaand aan het interview. De interviews worden afgenomen bij personen die werkzaam zijn bij de gemeente Hengelo, bij beleidsvorming betrokken zijn, affiniteit met het gebruik van Social Media hebben en te maken hebben met burgerparticipatie. Het aspect Social Media is gekozen vanwege de toch wel de noodzakelijke voorkennis over en van Social Media. Het aspect beleid is gekozen omdat het juist om crowdsourcen binnen beleidsvormingsprocessen gaat. Het aspect burgerparticipatie is gekozen vanwege de inzichten die de personen reeds hebben over de mogelijkheden en onmogelijkheden ten aanzien van burgerparticipatie. Er is tenslotte gekozen voor medewerkers van de gemeente Hengelo, omdat het onderzoek in eerste instantie een stappenplan voor crowdsourcen binnen interactieve beleidsvormingsprocessen betreft dat door de (beleids)medewerkers van de gemeente Hengelo effectief ingezet zou moeten kunnen worden. De volgende personen zijn geïnterviewd: Respondent A, gemeente Hengelo (Beleidsmedewerker, gebruiker Social Media, burgerparticipatie) Respondent B, gemeente Hengelo (Beleidsmedewerker Burgerzaken, gebruiker Social Media, burgerparticipatie) Respondent C, gemeente Hengelo (Manager, gebruiker van Social Media, burgerparticipatie) Respondent D, gemeente Hengelo (Sector manager, gebruiker Social Media, burgerparticipatie) Afhankelijk van de resultaten van de interviews worden extra semi-gestructureerde interviews met medewerkers afgenomen. Een reden hiervoor kan zijn dat het nog niet voldoende duidelijk is of het stappenplan effectief ingezet kan worden, er tegenovergestelde antwoorden zijn verkregen of dat op basis van extra interviews wezenlijke aanvullende bijdragen ter verbetering van het stappenplan kan worden verkregen. Algemeen: Korte introductie over mijzelf, studie en de scriptie.
Welke relatie heeft u met beleid in het algemeen en interactieve beleidsvormingsprocessen specifiek en hoe staat u tegenover interactieve beleidsvormingsprocessen (positief dan wel negatief)?
Was voorafgaand aan dit interview het begrip crowdsourcing al bekend? Kwam dit overeen met de informatie die voorafgaand aan het interview is toegezonden?
Stappenplan: Zijn er onderdelen (inclusief de toelichting) die onvoldoende duidelijk zijn? Zo ja, welke en waarom?
69
Zijn er onderdelen (inclusief de toelichting) die worden gemist? Zo ja, welke en waarom?
Welke onderdelen (inclusief de toelichting) leveren juist een meerwaarde op?
Aan welk beleid wordt op dit moment gewerkt? Zou dit beleid met behulp van crowdsourcen uitgevoerd kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou zonder het bekend zijn van het stappenplan het antwoord ook “Ja” zijn geweest? Zo nee, waar zit dan ten aanzien van dit beleidsprobleem de toegevoegde waarde van het stappenplan?
Zou u het stappenplan gaan gebruiken voor een toekomstig te realiseren beleid waarbij crowdsourcen mogelijk ingezet wordt? Zo nee, waarom niet?
70
Bijlage 2: Uitwerking interviews Uitwerking interview Respondent A: (9 december 2011) Functie: Beleidsmedewerker gemeente Hengelo Vraag AL: Hoe kijk je tegen beleid aan? Hoe kijk je aan tegen interactieve beleidsvorming en wat kan het voor je betekenen? Antwoord Respondent A: met allerlei mensen en faciliteiten tot een bepaalde vorm van beleid komen. Breed begrip. Niet zo strak als in de meegestuurde definitie. Ruimer in de zin van niet alleen burgers. IB is ook bedrijven, instellingen. Waarom alleen burgers. Je kunt natuurlijk ook stellen dat mensen die bij bedrijven werken ook burgers zijn. Is een belangrijke groep bij bepaald beleid. Je kunt niet CS doen als deze partijen niet betrokken zijn. Zij leveren belangrijke input voor het beleid. Instellingen staan dicht bij de burger. Vraag Respondent A: Heeft het wel zin om te CS-en met alleen burgers? Dus zonder bedrijven? Waarschijnlijk krijg je dan niet alle mogelijke informatie. Je kunt dan wellicht het “Exellence” niveau niet halen. Hoe waarborg je dit? Reactie AL: Een bedrijf of instelling mag ook deelnemen aan het proces. Daarnaast zijn medewerkers van bedrijven ook burgers. Die kunnen ook participeren. Het initiatief houdt dit niet tegen. Belangrijk is echter wel dat het bij CS niet om representativiteit gaat! Reactie Respondent A: Vanuit een organisatie denk je soms anders. Er spelen soms andere belangen mee waarom je iets inbrengt. Emoties zijn altijd belangrijk bij de wijze waarop de mensen reageren. Is het relevant vanuit welke invalshoek een bijdrage wordt geleverd aan CS? De burger kijkt vanuit een andere invalshoek dan wanneer vanuit een bepaalde professionaliteit wordt gesproken. Antwoord AL: Het doel van CS is het verzamelen van zoveel mogelijk oplossingen voor een probleem of het verzamelen van kennis rondom een probleem en niet het verzamelen van zoveel mogelijk standpunten/meningen over een bepaald probleem. De kennis van een bedrijf kan zeker worden meegenomen. Echter als entiteit die moet bijdragen zodat sprake is van representativiteit hoeft dit niet noodzakelijkerwijze. Reactie Respondent A: Een bedrijf heeft een belang. Vanuit een bedrijf kun je dingen vinden. Je moet ook een bedrijf in die groep hebben zitten. De problematiek is dan: hoe zorg je dat de diversiteit voldoende is. Vraag Respondent A: Elgg en Ning zeggen me niets. Reactie AL: Elgg en Ning zijn een out-of-the-box oplossing waar je met een aantal vragen een volledig platform mee kunt genereren. Reactie Respondent A: Eerste wat bij me opkwam bij CS was Linkedin. Zoiets zal het wel zijn. Lastig om te bepalen welk platform je nu moet gaan gebruiken. Ik had gedacht dat er zou staan dat je voor deze vorm van CS voor dit platform zou kiezen.
71
Opmerking Respondent A: Je zou zelfs willen dat het platform dan wel initiatief locatie gebonden is. Reactie AL: Zou het inderdaad zo dat iemand van buiten de gemeente geen bijdrage kan leveren aan het CS-initiatief. Reactie Respondent A: Cultuur bijvoorbeeld: dat is lokaal gebonden. Hoe ga je dan om met de analyse van deze ideeën? Je kunt natuurlijk altijd het idee naast je neerleggen. Cultuur is lokaal gebonden en heeft een impact op wat mensen wel en niet leuk vinden. Reactie AL: Cultuur is erg lokaal gebonden. Echter wat is CS? Zoveel mogelijk mensen zoeken die een bijdrage leveren. Juist iemand die helemaal buiten “het clubje” staat levert soms de beste ideeën. Je redeneert altijd vanuit een bepaald patroon. De ideeën hoeven niet de uiteindelijke oplossing te zijn. De besluitvorming vindt altijd door de Raad plaats. Reactie Respondent A: Mensen zijn ook gevoelig voor aantallen. Stel dat iemand uit China een oplossing heeft waar 20 inwoners van de gemeente het niet mee eens zijn. Toch is dit het beste idee. Hoe moet je hier dan mee omgaan? Het is op zich niet erg om de informatie op te halen als de Raad uiteindelijk toch bepaalt welke oplossing het wordt. De Raad gebruikt dan deze informatie. De Raad kan op basis van de gekozen oplossingen altijd voor andere oplossingen kiezen. Je moet transparant zijn. Je moet duidelijk zijn. Mensen gaan dingen roepen. Als ze dan niet krijgen wat ze roepen, hoe zorg je er dan voor dat je de mensen binnenboord houdt? Reactie AL: Je opmerkingen verwijst naar hoe kan legitimiteit, democratisering en representativiteit worden gewaarborgd. Daar gaat het bij CS niet primair om. De uiteindelijke keuze wordt tijdens een andere fase van het beleidsvormingsproces bepaald. Reactie Respondent A: Dat is de vraag. Er aan meedoen is wat anders dan er naar luisteren. Een gemeente wil in ieder geval de burgers het gevoel geven dat er naar hun wordt geluisterd. Een gemeente doet niet altijd wat met alle antwoorden. Hoe zorg je er voor dat mensen die hebben bijgedragen en hier wordt niet voor gekozen, toch gemotiveerd zijn. Reactie AL: zuiver CS betekent commitment geven aan het aandragen van de oplossing en dus ook de keuze bij de menigte neerleggen. Hier is ook een verschil met commerciële bedrijven. Commerciële bedrijven hebben geen probleem met representativiteit. Die kunnen gemakkelijker stellen dat een idee met de meeste stemmen ook wordt uitgevoerd. Gemeenten kunnen dat minder gemakkelijk. Reactie Respondent A: Klopt. Er zijn zoveel denkbeelden. Uiteindelijk wordt er een compromis gesloten. Reactie AL: Kun je het compromis niet overlaten aan de burgers?
72
Reactie Respondent A: Hoe zit je dan met je representativiteit? De gemeente maakt onderdeel uit van een democratie. Hoe ga je dan om met het gegeven dat een de Raad een ander beeld heeft bij de gekozen oplossing, hoe ga je daar dan mee om? Reactie AL: Het gaat bij CS niet om representativiteit, maar om het gebruik maken van een zo groot mogelijke, diverse groep mensen die ideeën/oplossingen verzinnen. Uiteindelijk kiest de Raad voor de te implementeren oplossing. Met andere woorden: nadat de oplossing is bedacht, moet nog een maatschappelijke, organisatorische en politieke haalbaarheid worden gedaan. Wel is het belangrijk om de regels en uitgangspunten waar niet aan getornd mag worden duidelijk te formuleren. Reactie Respondent A: Ok. Nu wordt het duidelijker. Vraag AL: Was CS al bekend? Reactie Respondent A: Ja, was al bekend. Echter door de meegestuurde definitie is het weer meer helder gemaakt. Het gaat om het ophalen van informatie. Dat verschillende vormen van informatie zijn bv. oplossingen en informatie om het probleem helder te krijgen. Vraag AL: Was het stappenplan duidelijk? Reactie Respondent A: Er zou eigenlijk een deel boven het stappenplan moeten komen. Hierin zouden de stappen moeten worden opgenomen die horen bij interactieve beleidsvorming zonder al bepaald te hebben of IB van toepassing is en of je daarbinnen weer CS kunt inzetten. Vraag Respondent A: Als je over IB spreekt, praat je dan over CS of is het als je over CS praat dat je het dan over IB hebt? Reactie AL: Beide zijn niet van toepassing. IB kan zonder CS en CS kan zonder IB. Reactie Respondent A: CS is een middel en geen doel. Reactie AL: CS kun je inzetten tijdens twee fasen van het beleidsvormingsproces. Reactie Respondent A: Kun je niet ook problemen helder maken tijdens andere fasen? Reactie AL: Ja, tijdens de fase Deelontwerpen vervaardigen kan het resultaat zijn dat het probleem meer helder is geworden ipv dat er oplossingen zijn gegenereerd. Reactie Respondent A: Het gaat mij meer om: wat als de opdracht niet goed is. De opdracht is niet voldoende duidelijk door bijvoorbeeld het College aangegeven. Reactie AL: Ga dan juist deze opdracht via CS wegzetten. Vraag het de menigte. Reactie Respondent A: Volgens Respondent A is dan de opdrachtvinding onderdeel van de probleemformulering.
73
Reactie AL: Toelichting op wat nu precies opdrachtformulering is: mandaat tot ontwikkelen van beleid voor probleem X. Kan dan prima zo zijn dat het probleem nog niet voldoende helder is gemaakt. Reactie Respondent A: moet er dan ook niet een pijltje omhoog naar de Opdrachtformulering als de opdracht anders moet worden geformuleerd. Reactie AL: Het stappenplan is alleen uitgewerkt voor IB met CS en niet voor het volledige IB. Reactie Respondent A: Kun je van een bepaalde fase weer terug naar een andere fase? Reactie AL: toegelicht dat je vanuit de fase “deelontwerpen vervaardigen” terug kunt naar de fase “Probleemvinding”. Echter is de terugkoppeling naar de fase Probleemformulering niet opgenomen. Reactie Respondent A: Probleem is vaak dat er geen goede opdrachtformulering is. Reactie AL: Daarom is de fase van Probleemvinding ook zo mooi om via CS weg te zetten. Hierdoor kun je beter helder krijgen wat het probleem nu is. Misschien is er überhaupt wel helemaal geen probleem. Reactie Respondent A: Klopt. Als blijkt dat er eigenlijk helemaal geen probleem is dan zou je de opdracht moeten kunnen teruggeven aan de opdrachtgever. Vraag Respondent A: hoort Wiki nu bij Peer-Vetted of Knowledge Discovery Antwoord AL: Wiki kan bij beide vormen horen, maar bij Knowlegde kan het erg goed worden gebruikt. Vraag Respondent A: Bij de stap “Is opnieuw analyseren zinvol”. Wat zijn de gevolgen van herhalen. Krijg je dan hetzelfde? Reactie AL: Bij de analyse moet je bepalen wat de oorzaken zijn geweest van het niet behalen van de resultaten. Bijvoorbeeld: te weinig capaciteit ingezet, waardoor de mensen zijn afgehaakt. Je zou dan kunnen overwegen om het proces overnieuw te doen en wel gebruik te maken van nieuwe extra capaciteit. Reactie Respondent A: Moet bij die stap niet moeten “JA waarom” worden toegevoegd? Reactie AL: Dit zou ik duidelijker moeten maken in de toelichting. Reactie Respondent A: Het mooiste zou zijn als je alleen het stappenplan hoeft te lezen. Reactie AL: Gekozen is om de hoofdstappen overzichtelijkheid weer te geven. Reactie Respondent A: Dit is inderdaad een kwestie van smaak. Waarom niet alles geïntegreerd op 1 A4? Reactie AL: Niet voldoende ruimte.
74
Reactie Respondent A: Wellicht zou je nog een keer aan mensen kunnen vragen die veel met modellen en processen te maken hebben op welke wijze het wellicht visueel nog verbeterd kan worden. Wellicht is het een optie om elke stap op één pagina te plaatsen. Reactie AL: Het moet geen boekwerk worden. Het moet op hoofdlijnen duidelijk worden welke stappen je moet nemen. Tevens is de validatie met mensen die zich bezighouden met systeemmodellen reeds uitgevoerd. Reactie Respondent A: Je hebt inderdaad gelijk dat op de tweede pagina het al erg druk wordt. Vraag Respondent A: Wat wordt bedoeld met “er is een constructieve relatie noodzakelijk”. Antwoord AL: Als er geen goede relatie mogelijk is dan moet je het niet doen. Reactie Respondent A: OK. Wellicht is het beter om hier Joris taal van te maken, dan wordt het makkelijker om te begrijpen. Opmerking Respondent A: Het zou mooi zijn als over deze onderwerpen 1 a 2 keer per jaar gepraat zou worden, zodat de mensen scherp blijven. Opmerking Respondent A: Moet een probleem urgent zijn. Reactie AL: Een probleem moet niet urgent zijn. Reactie Respondent A: Waarom moet dat voor CS dan gelden. Reactie AL: Je moet er gewoonweg de tijd voor nemen. Reactie Respondent A: Met social media zou het toch zo moeten zijn dat het allemaal sneller kan? Reactie AL: Verschil is aanwezig tussen al een bestaande community en een nog op te zetten community. Als je nog iets moet opzetten dan moet je de tijd er voor nemen. Als je al een omgeving hebt waar je dergelijke initiatieven kunt neerzetten, zoals bv Amsterdam dan speelt wellicht het aspect van urgentie veel minder. Vraag Respondent A: Mensen mogen niet anoniem zijn. Via het Internet laten mensen zich snel anders uit dan dat ze normaal zouden doen. Zou je niet aan de groep zelf moeten overlaten op welke wijze ze moeten communiceren. Reactie AL: Moderatie is belangrijk. Er zijn technieken waarmee aan andere mensen duidelijk gemaakt kan worden hoe betrouwbaar een bepaald persoon is. Tevens moet er door een moderator worden ingegrepen wanneer de reacties niet gaan over het onderwerp. Vraag AL: Algemene vraag: gaat dit stappenplan je nu helpen als je een beleidsprobleem moet oplossen. Kun jij dan met dit stappenplan aan de slag.
75
Reactie Respondent A: Als de andere onderdelen (toelichting en nadere detaillering uit scriptie) er bij zijn JA. Als die niet aanwezig zijn dan verzuip ik. Tevens geldt: het zou nog meer praktisch kunnen. Het zou eigenlijk nog een niveau dieper mogen zijn. Bijvoorbeeld: Welk platform past nu het beste bij mijn type probleem? Reactie AL: Op basis van het stappenplan moet je analyseren hoe het platform er uit komt te zien. Reactie Respondent A: Probleem zit in de stap Bestaand platform of zelf ontwikkelen. Daar heb ik andere mensen voor nodig. Daar loop ik vast. Reactie Respondent A: Bijlage maken met een voorbeeld zou enorm helpen. Dit voorbeeld zou het volledige stappenplan moeten beschrijven. Reactie AL: Toelichting gegeven op de bijlage van de scriptie. Reactie Respondent A: Dit is inderdaad wat ik zoek. Opmerking Respondent A: Er is veel tekst. Hier zou meer structuur in aangebracht kunnen worden. Opmerking Respondent A: CS kan ook buiten kantoortijden plaatsvinden. Hier zou wel meer info over opgenomen kunnen worden. Reactie AL: Geen onderdeel van het onderzoek. Er zit nog zoveel achter, waar we nu nog geen antwoord op kunnen geven. Kunnen we pas vaststellen als er initiatieven zijn uitgevoerd en geëvalueerd. Opmerking Respondent A: Is er ook iets bekend over de kosten-baten? Reactie AL: Nee. Er zijn nog te weinig initiatieven gestart om daar een duidelijk beeld bij te krijgen. Opmerking Respondent A: Wat ze in Amsterdam doen, lijkt mij erg wenselijk. Gewoon een platform neerzetten in eigen beheer, zodat je een levendige community kunt krijgen en kunt hergebruiken voor meerdere beleidsvragen. Opmerking Respondent A: Ambtenaren moeten getraind worden in het gebruik van CS. Reactie AL: Het doel van het stappenplan is primair om een raamwerk te bieden waarmee ambtenaren een afweging kunnen maken of CS mogelijk is en een handvat te bieden om te starten met het initiatief.
76
Uitwerking interview Respondent B: (9 december 2011) Functie: Beleidsmedewerker gemeente Hengelo Opmerking Respondent B: Goed en fijn dat de definities van CS en IB zijn meegestuurd. Dat maakt het beeld erg veel helder. Opmerking Respondent B: Categorieën problemen maakt het erg helder. Ook de diversiteit van de groep is belangrijk en goed om te zien dat dit wordt uitgelicht. Je moet “groepthinking” vermijden. Dit aspect van CS wist ik niet. Dit was erg verhelderend om te lezen. Opmerking Respondent B: interessant om te lezen dat het eigenlijk al heel lang bestaat. En begrijpelijk dat het juist nu een vlucht aan het nemen is. Vraag AL: Met welk type beleid houdt jij je bezig? Antwoord Respondent B: Dat is hier heel erg lastig. Ik ben dan wel beleidsmedewerker, maar ik zit niet de gehele dag beleid te verzinnen. Het is meer praktisch bezig zijn met beleid. Dus de uitvoering. Als er echter beleid gemaakt moet worden dan ben ik wel de persoon die dit moet vormgeven. Voor bijvoorbeeld “kanaalsturing” moet straks beleid worden gemaakt. Wellicht dat we daar zelfs CS voor in kunnen zetten. Vraag AL: Hoe kijk je tegen IB aan? Zie je daar toegevoegde waarde in? Antwoord Respondent B: Weinig ervaring met IB. Ik denk dat het vaak gebeurt dat burgers wel betrokken worden, maar dat de keuze toch door anderen wordt gemaakt of al lang is gemaakt en dat het vaak wordt gebruikt om draagvlak te creëren. De voorwaarden zijn vaak niet duidelijk. Ik denk dat mensen van te voren vaak niet weten wat er met hun mening wordt gedaan. Dit is wel belangrijk. Reactie AL: Ik stel deze vraag omdat het bij CS om inhoudelijke verrijking gaat. Reactie Respondent B: Dat vond ik erg mooi om te lezen en is belangrijk. Creëren van draagvlak is daar inderdaad geen onderdeel van CS. Je gaat dat inderdaad niet doen. Reactie Respondent B: Het onderdeel over inhoudelijke verrijking was erg helder en biedt een goed uitgangspunt voor het bepalen of CS ingezet kan worden. De vraag is alleen of het in de praktijk ook gaat gebeuren. Met andere woorden: waarschijnlijk wordt CS ingezet om toch draagvlak te creëren. Wel wordt duidelijk dat je met CS ook draagvlak kunt creëren. Dat is een sterk punt. Reactie Respondent B: In de praktijk lopen inhoudelijke verrijking en draagvlak waarschijnlijk door elkaar heen. Als je het echter te veel door elkaar laat lopen wordt het waarschijnlijk een modeverschijnsel. Reactie AL: Waarschijnlijk is dat ook het grote gevaar: CS gebruiken voor het creëren van draagvlak. Je gaat dan ook het aspect van representativiteit krijgen. Reactie Respondent B: Maar je wilt wel diversiteit hebben.
77
Reactie AL: Eens dat het bij CS niet vanuit alle bevolkingsgroepen een afgevaardigde zou hoeven te hebben. Vraag AL: Zijn er onderdelen die er inzitten die niet duidelijk zijn en welke onderdelen mis je? Antwoord Respondent B: Erg positief verrast over het resultaat. Ik dacht zelf dat ik veel moeite zou hebben om het te begrijpen omdat het een ver-van-mijn bed show is. Tevens geldt dat ik moeite heb met schema’s. Het was mij eigenlijk heel snel duidelijk hoe het in elkaar zat. Je hebt wel de toelichting nodig. En inderdaad: je moet niet te veel stappen in het grafische schema benoemen. Tevens mooi en duidelijk dat op de achterkant via de kleuren een meer detaillering van het stappenplan is gegeven. Vraag AL: Is het voldoende duidelijk welke vormen van CS er zijn en welke je kunt toepassen. Reactie Respondent B: JA, je gebruikt het om het probleem helder te krijgen of om oplossingen te vinden. Stel: je hebt de vraag “Hoe krijgen we meer burgers op onze website?”. Reactie AL: Dat is een vraag die je niet via CS zou moeten stellen. Je moet het omzetten naar een beleidsvraag. Bijvoorbeeld: Probleem: hoe kunnen we de dienstverlening van de burger verbeteren en op welke wijze kunnen we verschillende kanalen inzetten? Je moet je dan eerst afvragen of het geschetste probleem het daadwerkelijke probleem is. Als het probleem echter duidelijk is zou je de vraag kunnen stellen om met oplossingen te komen. Dat is de wijze waarop het model is bedoeld. Is dat ook hoe jij het geïnterpreteerd hebt? Reactie Respondent B: Ja Opmerking AL: Als je nieuw beleid hebt moet je als beleidsmedewerker afvragen waar je CS voor gaat inzetten: om het probleem helder te krijgen of om oplossingen te verzamelen. Reactie Respondent B: Dat is erg duidelijk geworden. Je kunt daar twee verschillende vormen voor gebruiken. Die twee vormen en de kenmerken komen duidelijk naar voren in het stappenplan. Reactie Respondent B: Problemen worden vaak niet voorgelegd aan de burger. Bijvoorbeeld welke trouwlocaties zijn mogelijk? Dit wordt door de organisatie zelf bepaald. Dit zou je ook kunnen voorleggen aan de burgers. Opmerking AL: Zonder mandaat tot opdrachtformulering kun je geen beleid starten. Je kunt het niet stiekem doen. Reactie Respondent B: Eens Opmerking AL: Ik zou graag het stappenplan verder willen uitwerken. Dan kan er wel eens interessante informatie aan het licht komen. Bijvoorbeeld bij de voorwaarden van
78
CS staat dat er een positieve houding van het bestuur benodigd is. En dat is precies wat jij zegt: als het bestuur geen positieve houding heeft ben je aan het CS-en om het CSen. Reactie Respondent B: Inderdaad. Het moet wel het doel zijn om verder te komen. Positieve houding ziet er mooi uit, maar of het bestuur in Hengelo dit kan is nog maar de vraag. Tevens is het de vraag of ambtenaren inderdaad de controle kunnen loslaten. Ikzelf vind dat erg moeilijk. Dat is wel goed dat het is opgenomen in het model als voorwaarde. Je moet het dan expliciet afvragen. Reactie AL: De rol van de ambtenaar verandert ook van inhoudelijk naar facilitair. Reactie Respondent B: Soms vind ik dat ik te weinig inhoudelijk kennis heb. Deze zou ik graag ergens anders vandaan halen. Ik verbaas me er over dat kennis geld kost. Idee van crowdsourcen is dus erg goed. Uiteraard staat er soms wel een kleine vergoeding tegenover, maar dat staat in geen verhouding tot het inhuren van de kennis via consultants. Tevens geldt dat de consultants meestal een verhaaltje vertellen wat op dat moment in de mode is. Voordeel van CS is juist de diversiteit. Opmerking AL: Is het voldoende duidelijk en zijn er zaken die je mist. Reactie Respondent B: Stappenplan is erg duidelijk. Of je iets mist dat merk je pas als je er in de praktijk mee gaat werken. Dat is moeilijk om vanaf papier te bepalen. Zonder stappenplan zou ik er niet aan beginnen. Reactie Respondent B: Voorbeeld stappenplan laat zien hoe het dan uiteindelijk er uit komt te zien. Dit maakt het beeld helder. Reactie Respondent B: Ik ben minder voorstander van stemmen. Dit heeft met representativiteit te maken. Reactie AL: Dan moet ik het even toelichten. Voorbeeld Diftar. Wij hebben de keuze alweer bepaald voor de burger. Als het probleem duurzaamheid is dan zouden we ook de vraag aan de burger kunnen vragen hoe kunnen we duurzamer met ons afval omgaan? Je zou de burgers op de beste ideeën kunnen laten stemmen. Als gemeente Hengelo zou je vooraf bepaald kunnen hebben dat we ons commitment geven aan de beste 5 ideeën. Deze 5 ideeën worden dan op de haalbaarheid verder uitgewerkt: politiek, maatschappelijk en organisatorisch. Hier speelt dan de representativiteit een rol. Reactie Respondent B: OK. Dan is het duidelijk en dan klopt het inderdaad. Want je bereikt gewoonweg een bepaalde groep mensen niet. Stemmen is dan niet mogelijk. Oudere mensen zullen dit niet zo snel doen. Het gaat dan om toegankelijkheid. Reactie AL: Dit is een verschil met bedrijven. Bedrijven moeten in principe het beste idee ook uitvoeren. Bij gemeenten zit daar nog een knip om de representativiteit ook een plek te halen. Reactie Respondent B: Dit heb ik niet uit het stappenplan kunnen halen. Reactie Respondent B: Je kunt hier zeker mee werken.
79
Vraag AL: Zie je de meerwaarde? Antwoord Respondent B: JA Vraag AL: Stel je hebt een beleidsprobleem. Durf je nu CS toe te passen? Antwoord Respondent B: JA. Ik kan dan het stappenplan prima toepassen. Alleen ik heb voor sommige stappen wel hulp nodig. Vooral aan de technische kant om daar invulling aan te geven. Om het stappenplan te doorlopen en de eisen zelfstandig te bepalen gaat prima lukken. Opmerking Respondent B: Ning en Elgg is niet voldoende helder. De gemiddelde beleidsmedewerker weet niet op welke wijze ze met het een platform kunnen inrichten. Vraag AL: Hoe kunnen we de burgers bij een community betrekken. Hoe kunnen we voor elkaar krijgen dat die burger naar de community gaat. Reactie Respondent B: Helaas kan ik daar geen antwoord opgeven. Het is wel zo dat de gemeenten vaak een ander beeld hebben van wat de burger wil. Voorbeeld: gemeenten denken vaak dat voor de burger het Internetkanaal het snelst is. Dat is echter vanuit het perspectief van de burger niet zo. Telefoon vinden ze veel sneller. Reactie Respondent B: de motivatie van burger zit niet zozeer in binnenhalen van een vergoeding, maar waarschijnlijk in het bijdragen aan het maatschappelijke geheel.
80
Uitwerking interview Respondent C: (14 december 2011) Functie: Manager gemeente Hengelo Opmerking: In de praktijk hoor je er nog weinig van. Niet alleen bij gemeenten, maar ook bij bedrijven. Toevallig bij Pauw & Witteman wordt het steeds bekender. Opmerking AL: Bedrijven passen het al regelmatig toe. Bijvoorbeeld P&C. De beloningen zijn daar ook aanzienlijk Reactie Respondent C: De beloningen zullen bij gemeenten niet zo hoog zijn. Beeldvorming over dergelijke uitgaven is bij gemeenten erg belangrijk. Vraag AL: Was het begrip CS al bekend voordat de stukken zijn verstuurd? Reactie Respondent C: Op zich wel bekend. Wat het helderder heeft gemaakt is dat het strak is gedefinieerd. Heel veel initiatieven worden CS genoemd die het eigenlijk helemaal niet zijn. Ik vind het erg goed dat je het strak gedefinieerd. Vraag AL: Als je dan naar de definitie kijkt is deze dan goed hanteerbaar of wordt het dan te eng. Reactie Respondent C: Ik vind dat wel goed, omdat het anders zo’n begrip als duurzaamheid wordt, zodat niemand meer weet waar je het over hebt. Ik vind het prettig dat je een heel heldere definitie daarvoor gebruikt. Vraag AL: Hoe kijk je tegen IB aan? Zie je dit als toegevoegde waarde voor een gemeente? Reactie Respondent C: Bij IB moet je heel goed afwegen op welke punten je dit wilt. Als gemeente dien je het algemeen belang bij IB is het gevaar dat bepaalde doelgroepen hun stempel kunnen drukken en daarmee het algemeen belang kunnen schaden. Je moet dus heel goed afwegen of je met IB wel een afspiegeling krijt van het algemeen belang. Reactie AL: Deze houden we even vast en gaan we later tijdens het gesprek nog op terug komen. We gaan dan kijken of het algemene belang ook bij CS van toepassing is. Vraag AL: Was het model duidelijk, heb je onderdelen gemist, heeft het je ook een meerwaarde opgeleverd. Reactie Respondent C: Ik ben een groot voorstanders van stroomschema’s. Het maakt helder wat je moet doen. Tevens zorgt het er voor dat je geen stappen vergeet bij het uitvoeren van het proces. De toelichting was bijna overbodig. Het schema is zo helder. Voor mensen die wat moeilijker de stroomschema’s kunnen lezen kan het een goede aanvulling zijn. Opmerking Respondent C: Als je klaar bent en je komt tot de conclusie dat de resultaten nog niet zijn behaald en duidelijk is dat er nog wel mogelijkheden zijn om het op een andere manier uit te voeren, moet je dan weer terug naar start of kun je direct door naar
81
de stap “Bepaal de CS mogelijkheden”. Je hebt immers de stappen “Bepalen inhoudelijk motief” en “Is het een wicked probleem” al beantwoord. Reactie AL: Dat is een interessante opmerking, want je hebt inderdaad al deze vragen beantwoord en op basis van de resultaten zal op deze vraag geen ander antwoord worden gegeven. Reactie Respondent C: Ik heb nog wel een aanvulling op het model. Dat gaat over de motivatie voor burgers om deel te nemen aan CS en dat is kennisdelen. Daar is ook Durven vragen op gebaseerd. Mensen vinden het leuk om andere mensen te laten weten welke kennis ze hebben. Reactie Respondent C: Dit element zit uiteraard ook deel bij de andere aspecten. Reactie AL: Een goede toevoeging, omdat CS juist gaat om het delen en verzamelen van kennis. Reactie Respondent C: Via het boek Durfen te vragen is dat ook aangetoond. Mensen weten een hele boel. Als je het maar op de juiste wijze weet te verspreiden komt vanzelf het antwoord. Reactie AL: Bij het hoofdstuk motivatie ga ik dit element verder doorvoeren. Reactie Respondent C: Voor de rest was het heel helder. Daar had ik verder geen opmerkingen bij. Vraag AL: Stel je hebt een beleidsprobleem. Zou je dan dit stappenplan dan kunnen gaan toepassen? Reactie Respondent C: Ja ik denk het wel. Vraag AL: En zou je het zelf ook gaan doen? Reactie Respondent C: Ja, maar je moet heel goed afwegen of je de doelgroep die je wilt gebruiken ook bereikt. Dat zit ook in de vraagstelling. Daar zit heel veel in. Kun je de juiste vraagstelling formuleren. Dat zie je ook bij IB in het algemeen. Krijg je je vraag helder. Dat is denk ik het moeilijkste. Reactie AL: Is het voldoende duidelijk geworden dat het bij CS niet op representativiteit gaat? Reactie Respondent C: Klopt. Je praat dan over het gezamenlijk maken van beleid. Reactie Respondent C: Met doelgroep bedoel ik eigenlijk: je hebt een bepaalde verwachting van wat het moet opleveren. Als je inspanning heel hoog is om dat te doen en de kans is erg klein als je het resultaat behaald. Met doelgroep bedoel ik niet een belangenvertegenwoordiger. Je wilt input hebben. En kun je die input krijgen.
82
Reactie AL: Mag ik het vertalen als: hoe krijg je de mensen naar je initiatief. Daar is precies de motivatie voor bedoeld. Je moet analyseren op welke wijze je de mensen kunt motiveren. Als blijkt dat je de mensen niet kunt motiveren dan moet je niet gaan CS-en. Reactie AL: Op dit moment is nog niet duidelijk voor welke typen beleidsproblemen je bijvoorbeeld wel en voor welke beleidsproblemen je CS niet moet inzetten. Dat zal in de praktijk nog moeten blijken. Reactie Respondent C: Klopt je gaat hier nog wel een paar keer je neus stoten. Reactie Respondent C: Het wordt dan ook duidelijk welke richtlijnen voor online participatie je nodig hebt. Welke zijn bijvoorbeeld kritisch? Deze kunnen inderdaad alleen maar nader worden gekaderd door er mee aan de slag te gaan. Reactie Respondent C: In het begin zal het vast wel mis gaan, maar naar mate je meer ervaring krijgt met zo’n model zal dat steeds beter gaan. Reactie Respondent C: Doordat het nu een stappenplan is kun je wel zien waar het mis is gegaan. Je ziet snel in welke stap extra aandacht wellicht benodigd is. Vraag AL: Kun je welllicht aangeven van bepaalde type beleidsproblemen die je via CS als eerste zou gaan inzetten? Reactie Respondent C: Ik zou in het begin kiezen voor beleid dat iedereen treft. Waar dus een brede groep mensen een belang heeft. De motivatie om deel te nemen is dan groter. Diftar zou een mooi voorbeeld zijn. Hier kunnen veel mensen zich iets bij voor stellen. Economisch beleid zal waarschijnlijk minder geschikt daarvoor zijn. Reactie Respondent C: Neem nu mijn project: het maken van een stadskantoor. Een gemiddelde burger komt slechts 1 keer in de 4 of 5 jaar in het stadskantoor. Daarnaast is het ontwerpen van een gebouw heel erg een deskundigen vraagstuk. Voor bepaalde onderdelen daarvan zou je best de burger kunnen vragen. Maar het ontwerpproces heeft zoveel deskundigheid dat je daar een architect voor moet hebben. De moeilijkheid zit hem dan vooral in de mogelijkheid om een goede vraag te formuleren. Reactie AL: Zouden wij niet aan de burger kunnen voorleggen om een ontwerp van de ontvangsthal te maken? Reactie Respondent C: Dat zou kunnen. Uiteindelijk bepaal je als gemeente wat je dan met de input gaat doen. En het is nog maar de vraag of de input die je krijgt van de burgers je dan wel verder helpt. Reactie Respondent C: Je maakt een inschatting van de resultaten. Mijn inschatting is dat je daar niet veel resultaten mee gaat behalen. Reactie AL: Je moet inderdaad deze vragen stellen. Dit zijn de vragen over kan ik voldoen aan de voorwaarden van CS. Jij hebt eigenlijk voor dit probleem bepaald dat er geen overtuiging is om dit via CS te doen. Je moet het dan ook niet gaan uitvoeren. Het heeft dan geen zin.
83
Reactie AL: Echter: wij hebben nu bepaalt dat de architect het ontwerp moet gaan maken. Hoeveel mensen hebben we in Nederland die ook een interesse in Architectuur hebben en wellicht hele andere inzichten en bijdragen zouden kunnen leveren? Reactie Respondent C: Op zich kan dat. Het proces leent zich er ook niet voor. Het is een hele strak tijdsschema. En zoals je in je voorwaarden van het stappenplan ook al aangeeft moet je er wel de tijd voor nemen. Die afweging maak je van te voren. Daarom is het stappenplan ook goed. Als je aan 1 van de voorwaarden niet kunt voldoen moet je het ook niet doen. Reactie Respondent C: Diftar is wel een goed voorbeeld dat toegepast zou kunnen worden om via CS weg te zetten. Daar was voldoende tijd. Reactie Respondent C: Ik ben het wel met je eens dat wij de eerste stappen hebben overgeslagen bij het voorbeeld van het nieuwe stadskantoor. Reactie AL: Stel er komt nu een nieuw groot project. Heeft dit stappenplan er dan nu toe geleid dat je het wel via CS zou toepassen. Reactie Respondent C: Ja ik denk het wel. Ondanks dat het in de praktijk nog niet zoveel wordt toegepast, zet dit stappenplan je wel aan het denken. Reactie AL: De ideeën en oplossingen die worden gegenereerd hoeven niet de uiteindelijke definitieve ideeën en oplossingen ter zijn. Er vindt nog steeds een politieke, maatschappelijke en organisatorische haalbaarheidstoets plaats. Deze fase kun je dan ook wel samen met burgers doen, maar dan is er meer sprake van co-creatie. Reactie Respondent C: Inderdaad, maar dat geef je in het model duidelijk aan. Reactie AL: Je zou zelfs kunnen zeggen dat voorafgaand aan het initiatief de 10 beste ideeën nader worden onderzocht op de haalbaarheid. Je kunt dan de burgers de mogelijkheid geven om te stemmen. Reactie Respondent C: Inderdaad. Uiteindelijk maak je toch nog steeds zelf de afweging. Dat doe je inderdaad in de fase daarna. De gemeenteraad speelt daarin ook nog vaak een belangrijke rol.
84
Uitwerking interview Respondent D: (16 december 2011) Functie: Sector Manager gemeente Hengelo (nb. Vanwege een corrupt mediabestand is het interview hieronder uitgewerkt op basis van aantekeningen) Voorafgaand aan het interview was reeds kort met de respondent de toegestuurde documenten besproken op de meerwaarde. Respondent D gaf aan de achtergrond informatie als erg nuttig te hebben ervaren. Hierdoor was het kader van het stappenplan duidelijk en bood goede input om het stappenplan te doorgronden. Vraag AL: Hoe kijk je tegen IB aan? Positief dan wel negatief? En waarom? Reactie Respondent D: Wat versta je precies onder IB? Reactie AL: IB is volgens Pröpper het ervoor zorgen dat een overheid in een zo vroeg mogelijk stadium burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere overheden bij het beleid betrekt om in open wisselwerking met hen tot de voorbereiding, bepaling, de uitvoering en/of evaluatie van beleid te komen. Reactie Respondent D: Met gemengde gevoelens. Bekeken vanuit Thorbecke wordt de Raad door de burgers elke 4 jaar gekozen. Het actief deelnemen aan besluitvorming door burgers in beleidsvormingsprocessen past daar minder goed bij. Vraag AL: Is representativiteit een belangrijk aspect binnen IB? Reactie Respondent D: Ja, de verschillende doelgroepen moeten dan vertegenwoordigd zijn en is ook in van de redenen waarom het vaak niet voldoende werkt. Vraag AL: Is representativiteit ook bij CS binnen interactieve beleidsvorming een belangrijk aspect? Reactie Respondent D: Nee. Bij CS gaat het vooral om het mobiliseren van zoveel mogelijk mensen. Het beslissen over een bepaald onderwerp is geen onderdeel van CS. Vraag AL: Is voldoende duidelijk geworden uit het stappenplan dat het niet om representativiteit gaat en dat het uiteindelijke beslissen in een andere fase van IB plaatsvindt. Reactie Respondent D: Ja, dat is voldoende duidelijk geworden uit het stappenplan. Vraag AL: Welke onderdelen zijn niet voldoende duidelijk geworden uit het stappenplan? Reactie Respondent D: De beschreven onderdelen zijn goed beschreven. Ik ben begonnen met het lezen van de toelichting. De toelichting was helder geschreven en duidelijk. In combinatie met het stappenplan en de meegestuurde definitie en toelichting over CS is een volledig beeld over hoe CS te gebruiken helder geworden.
85
Reactie Respondent D: Het lezen van het stappenplan heeft mij doen nadenken over de mogelijkheden om CS in te zetten. Aangezien het weliswaar een term is die bekend was, waren de mogelijkheden voor het toepassen mij nog niet voldoende bekend. Er zijn ook nog niet zo veel initiatieven gestart. Reactie AL: Binnen de context van gemeenten inderdaad niet. Vanuit bedrijfsleven wel. Grote bedrijven als P&C maken al veelvuldig gebruik van crowdsourcen. Vraag Respondent D: Staan hier dan ook geldelijke bedragen tegenover? Reactie AL: Ja, vaak wel. P&C hebben bijvoorbeeld regelmatig problemen die ze aan de menigte voorleggen en waar een persoon € 10.000 mee kan verdienen. Reactie Respondent D: Ik kan me voorstellen dat mensen dan gaan participeren. Vraag AL: Gemeenten zullen waarschijnlijk niet zo snel dergelijke bedragen uitloven. Hoe kijk jij daar tegen aan? Reactie Respondent D: Inderdaad. De motivatie zal meer moeten komen vanuit het leveren aan een bijdrage aan het totaal of vanuit een eigen belang. Reactie Respondent D: We zijn op dit moment een nieuwe stadskantoor aan het realiseren. Het realiseren van het gebouw samen met de burgers zie ik niet zitten. Maar delen daarvan uitbesteden aan de burger is denk ik prima. We willen bijvoorbeeld de start van de bouw tot en met de oplevering van het gebouw vastleggen. Als voorstel hoe dit te doen heb ik voorgesteld om een medewerker een opdracht te geven via het Ontwikkelplein om tegen een vergoeding deze verslaglegging te doen. De organisatie reageerde erg enthousiast. Door jouw verhaal lijkt dit wat weinig ambitieus. Hier kunnen we ook de burgers voor gebruiken. Reactie AL: Inderdaad. Je zou de burgers de vraag kunnen voorleggen om vanuit een door hunzelf te verzinnen perspectief een foto reportage te maken. Bijvoorbeeld vanuit het perspectief van “toeschouwers” of vanuit het perspectief van de “werklui”, enzovoort. Reactie Respondent D: Dat is inderdaad interessant. Ik ga daar zeker over nadenken. Vraag AL: Is nog meer detail nodig om zelfstandig het stappenplan te kunnen uitvoeren? Reactie Respondent D: In eerste instantie niet. Tijdens het doorlopen van het stappenplan zal duidelijker worden welke informatie extra benodigd is. Vraag AL: Neem eens een beleid in gedachten dat in 2012 moet worden gerealiseerd en probeer eens voor dit beleid het stappenplan te doorlopen. Welke vormen van beleid zou je kunnen bedenken die toegepast kunnen worden? Reactie Respondent D: Duurzaamheid zou je bijvoorbeeld kunnen doen. Het probleem is voldoende helder. Daar zou CS niet voor ingezet hoeven te worden. Maar het vragen naar een ideeën van de burgers aan bijvoorbeeld het reduceren van CO2 binnen de gemeente Hengelo zou prima kunnen.
86
Vraag AL: Op welke wijze betrek je de burgers dan bij het initiatief? Reactie Respondent D: Ik zou een ander woord voor burgers proberen te verzinnen. Door het woord burgers te gebruiken, heb je al een bepaalde afbakening van de doelgroep gerealiseerd. Reactie Respondent D: ik heb inderdaad specifiek voor burger gekozen, maar er wordt inderdaad bedoeld: de menigte in de vorm van de burger. Reactie Respondent D: Door gebruik te maken van het Gemeente Nieuws, Website en Social Media en belangengroepen aan te spreken. Vraag AL: Welke motivatiekenmerken zijn volgens jou ten aanzien van dit beleidsprobleem van toepassing? Reactie Respondent D: Duurzaamheid is een begrip dat sowieso al veel mensen raakt. Specifieke motivatiekenmerken accentueren is dan ook niet direct noodzakelijk. Reactie Respondent D: Ik zou sowieso met beleidsproblemen starten waar een directe interesse vanuit de burgers voor bestaat. Vraag AL: Levert het stappenplan meerwaarde op indien gekozen wordt om een nieuw beleidsplan via CS uit te voeren? Reactie Respondent D: Ja, met het stappenplan is duidelijk geworden welke aspecten spelen rondom CS en IB en de kans dat je bepaalde aspecten vergeet is hierdoor klein. Je moet het echter vooral ook gewoon gaan doen, [zodat duidelijk wordt waar eventueel een nadere detaillering benodigd is, bijvoorbeeld de grootte van de groep en de termijn van het initiatief] en mijn advies is dat jij daar zeker mee verder moet gaan. Bijvoorbeeld door samen met Hilde Spek die verantwoordelijk is voor de Agenda Participatie dit op te pakken en uit te voeren.
87
Bijlage 3: Voorbeeld uitvoeren stappenplan crowdsourcen Teneinde een eerste voorbeeld voor het opgestelde stappenplan te realiseren en daarmee ook een eerste validatie uit te voeren, is het stappenplan doorlopen en is een werkend online platform ingericht. Gekozen is om aan de menigte het concept stappenplan voor te leggen en te vragen naar ideeën/verbeteringen. Doel was echter niet om het initiatief ook daadwerkelijk “live” te zetten, maar om een voorbeeld te verschaffen en een eerste validatie van het stappenplan uit te voeren. Hieronder is aangegeven op welke wijze de inrichting van Pleio tot stand is gekomen. Het uitgewerkte voorbeeld is via het Pleio-platform te bereiken: https://www.pleio.nl/pg/groups/516859/stappenplan-crowdsourcen/ Aangezien het stappenplan is gebaseerd op het gebruik van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming, zijn niet alle stappen toegepast. Van de toegepaste stappen is hieronder een korte samenvatting van de resultaten gegeven. Opgemerkt dient te worden dat de onderstaande uitwerking als voorbeeld dient en geen complete analyse voor het introduceren van een initiatief is. Van bepaalde stappen zal een uitgebreidere analyse moeten worden gemaakt. 1. Voor welk doel wordt CS ingezet? Het doel is het verkrijgen van ideeën voor mogelijke verbeteringen ten aanzien van het stappenplan. De gehanteerde crowdsourcing vorm is dan ook Peer-Vetted Creative Production Approach. 2. Bepaal de CS mogelijkheden Per voorwaarde voor crowdsourcen is ten aanzien van het onderwerp hieronder een korte samenvatting uitgewerkt. Openheid geven, controle loslaten en transparant zijn. Alle informatie over de theorie rondom crowdsourcen en interactieve beleidsvorming uit de scriptie is beschikbaar. Gekozen is om niet direct alle informatie beschikbaar te stellen. Alleen de noodzakelijke informatie is beschikbaar gesteld, zodat van een “information overload” geen sprake is. Daarnaast is het uitgangspunt om daadwerkelijk de bijdragen van de deelnemers te verwerken. Ondanks dat het concept stappenplan al in een ver gevorderd stadium van publicatie is, is elk idee een potentiele toevoeging. Het al in een ver gevorderd stadium zijn van het stappenplan kan een potentiele deelnemer echter ook het gevoel geven dat alles eigenlijk al in kannen en kruiken is gegoten en een bijdrage nauwelijks effect heeft. Een mogelijk beter alternatief zou zijn geweest: de vraag aan de menigte te stellen wie ideeën heeft over welke onderdelen in het stappenplan zouden moeten zitten en op basis daarvan eventueel gezamenlijk het stappenplan verder vormgeven op basis van bijvoorbeeld wiki’s. Positieve houding ten aanzien van crowdsourcen. Voor dit voorbeeld is uiteraard een positieve houding ten aanzien van crowdsourcen aanwezig: het betreft immers het verbeteren van een stappenplan ten behoeve van juist crowdsourcen.
88
Meerwaarde van participatie. Crowdsourcen is een relatief nieuw fenomeen. Daarnaast is in de literatuur nog weinig informatie over crowdsourcen binnen het overheidsdomein te vinden. Het betrekken van experts die vanuit verschillende perspectieven en kennisgebieden naar het probleem kijken, kan juist tot een verdieping en nieuwe inzichten van het stappenplan leiden. De problematiek is geschikt. Er is te weinig tijd beschikbaar om het initiatief via crowdsourcen vorm te geven en verder te verdiepen. De beschikbare tijd is slechts vier weken. In deze periode moet het initiatief worden voorbereid, geïmplementeerd, uitgevoerd en de resultaten verwerkt worden. Voldoende capaciteit en middelen beschikbaar. Er is niet voldoende capaciteit beschikbaar om alle vragen/reactie/opmerkingen te beantwoorden. Daarnaast zijn er geen (financiële) middelen beschikbaar om bijvoorbeeld deelnemers te motiveren of om een dure promotionele marketingcampagne uit te voeren. Op basis van de analyse van de bovenstaande voorwaarden voor crowdsourcen kan gesteld worden dat crowdsourcen niet mogelijk is. Hier zou dan ook het stappenplan moeten worden beëindigd. Teneinde ook de overige stappen van het voorbeeld te verduidelijken, zijn de resterende stappen hieronder verder uitgewerkt. 3. Bepaal een duidelijke vraagstelling De volgende hoofdvraag is geformuleerd: Helpt het onderstaande stappenplan gemeenteambtenaren bij het toepassen van crowdsourcen binnen interactieve beleidsvorming? Daarnaast zijn de volgende deelvragen geformuleerd: Zijn er onderdelen (incl. de toelichting) die worden gemist? Zo ja, welke en waarom? Zijn er onderdelen (incl. de toelichting) die onvoldoende duidelijk zijn? Zo ja, welke en waarom? Welke onderdelen (incl. de toelichting) leveren juist een meerwaarde op? 4. Bepaal de wijze waarop de deelnemers worden gemotiveerd. Samengevat is de verwachting dat een deelnemer ongeveer half uur nodig heeft om de informatie door te nemen en een opmerking of reactie te geven. Afhankelijk van de verdere participatie kan dit tijdsbeslag verder oplopen. De verwachting is dat de motivatie van de deelnemers hoofdzakelijk is te vinden in de categorie “Bijdragen aan een collectieve inspanning”, “Zichzelf te uiten” en “Nieuwe vaardigheden en kennis te leren”. De verwachte bijdrage is afkomstig van de groep mensen die binnen het overheidsdomein werkzaam zijn.
89
5. Bepaal de invulling van de richtlijnen voor online participatie De samenvatting van de analyse voor online participatie is hieronder per aspect gegeven. Accessible, Equal and responsive: alle personen moeten toegang hebben tot het platform en moeten kunnen bijdragen aan het initiatief. Zowel via een desktop PC als ook via mobiele devices moet het online platform te gebruiken zijn, zonder dat additionele software geïnstalleerd hoeft te worden. Tevens moet het initiatief rust uitstralen en direct bruikbaar zijn zonder dat een deelnemer eerst het platform eigen moet maken. De teksten worden in het Nederlands gepubliceerd. De meest gangbare browsers moeten ondersteund worden (Firefox, Internet Explorer, Opera, Safari). Vooralsnog zijn geen maatregelen om fraude op het platform tegen te gaan van toepassing. Er wordt geen gebruik gemaakt van stemrondes. Free of censorship: het online platform moet mogelijkheden bieden om reacties op de hoofdvraag en deelvragen te kunnen geven en reacties op elkaars bijdragen te kunnen geven, zonder dat eerst bijvoorbeeld toestemming benodigd is van de initiator. Het stemmen op bepaalde voorstellen, is niet van toepassing. Wel is de mogelijkheid om “likes” en “dislikes” te kunnen geven een functionaliteit die noodzakelijk is. Alle functionaliteiten moeten te gebruiken zijn door alle deelnemers. Alle deelnemers moeten een nieuwe discussie over een specifiek deelonderwerp kunnen starten die weer door alle deelnemers moet kunnen worden gevolgd. Deelnemers uitsluiten van bijvoorbeeld een uploadfunctionaliteit, wiki-functionaliteit, discussie voor bepaalde deelnemers mag niet mogelijk zijn. Autonomous en Public: vragen die worden gesteld door de participanten moeten snel beantwoord kunnen worden door de initiator en zodanig dat alle deelnemers deze antwoorden ook kunnen zien. Ook moet eenvoudig achtergrondinformatie in de vorm van bestanden (documenten en afbeeldingen) kunnen worden toegevoegd. Tevens moet er een mogelijkheid zijn om gezamenlijk aan teksten te kunnen werken (wiki’s). Alle deelnemers hebben gelijke rechten op het platform. Alle discussie moeten open en toegankelijk zijn voor alle deelnemers. Accountable and relevant: de groep moet een besloten groep zijn waar participanten zich voor moeten registreren. Nieuwe deelnemers moeten eenvoudig uitgenodigd kunnen worden en deelnemers moeten zelf ook deelnemers kunnen uitnodigen. Tevens moeten de deelnemers hun eigen profiel kunnen invullen en daarbij een persoonlijke foto kunnen uploaden. Van een “reputational rating system” hoeft geen sprake te zijn. De verwachting is dat door de beslotenheid van de groep en het invullen van een eigen profiel er voldoende verantwoording naar elkaar kan worden gegeven. Alle deelnemers moeten toegang hebben tot het profiel van alle andere deelnemers. Bij elke bijdrage moet duidelijk zichtbaar zijn van wie de bijdrage afkomstig is en elke deelnemer moet de mogelijkheid hebben om de eigen gepubliceerde bijdrage te kunnen bewerken en te verwijderen. Tevens moet het mogelijk zijn alle leden van de groep overzichtelijk te kunnen bekijken. Daarnaast moet direct duidelijk zijn wie de eigenaar van het platform is en moet het profiel van de eigenaar kunnen worden bekeken en voorzien zijn van informatie. Transparent: er moet een mogelijkheid zijn om de (spel)regels die gelden ten aanzien van het initiatief duidelijk en prominent zichtbaar te laten zijn vanaf de homepage via een soort proclaimer.
90
Pluralistic en inclusive: Het effect van mogelijke “super contributers” wordt in deze situatie als een luxe probleem gezien. Wel moet het mogelijk zijn om alle opmerkingen/reacties/ideeën evenveel aandacht te geven. Een sequentiële opsomming van opmerkingen/reacties/ideeën op basis van de datum van indienen is niet voldoende. Een overzicht waarin de opmerkingen/reacties/ideeën random roulerend worden gepresenteerd is zeer welkom. Informed: deelnemers moeten via emailnotificatie kunnen aangeven of ze op de hoogte willen worden gehouden van nieuwe bijdragen door andere deelnemers. Alle leden moeten tegelijkertijd via bijvoorbeeld email van additionele notificaties kunnen worden voorzien. Deze functionaliteit moet door alle deelnemers gebruikt kunnen worden. Tevens moet het mogelijk zijn om informatie over het initiatief of over eigen bijdragen via Social Media te kunnen verspreiden, zodat de promotie van het initiatief door de deelnemers zelf wordt gedaan. Facilitated: Moderatie moet mogelijk zijn. Bijdragen van deelnemers die leiden tot “crowdslapping” moeten door de beheerder verwijderd kunnen worden. Ook moet de beheerder mogelijkheden hebben om de deelnemers te faciliteren in het gebruik van het platform. Hierbij kan gedacht worden aan bepaalde helpfuncties/helppagina’s. 6. Bepaal het platform Het ontwikkelen van een eigen platform of het gebruik maken van een kant-en-klaar platform is vanwege de beperkte tijd en de financiële middelen niet mogelijk. Op basis van de noodzakelijke kenmerken voor online participatie, de motivatie van de doelgroep, de doelgroep zelf en de voorwaarden voor crowdsourcen is bepaald welke bestaande Social Media oplossingen (LinkedIn, Ambtenaar2.0 en Pleio) gebruikt kunnen worden. In verband met de beschikbare tijd was het niet mogelijk om een kant-en-klaar platform op te zetten of een eigen platform te ontwikkelen. Uiteindelijke is gekozen voor het platform Pleio. Dit bestaande platform voldoet het beste aan de in kaart gebracht eisen en wensen. Het platform Pleio kan echter niet aan alle eisen en wensen voldoen. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk gebruik te maken van wiki’s op mobiele apparaten, zoals de iPad. Ook is het niet mogelijk “likes” en “dislikes” te geven. Ook is het niet mogelijk reacties/opmerkingen/ideeën roulerend op de startpagina te presenteren. Het grote voordeel is wel dat het een bestaand platform is en gericht is op de overheid, waardoor mogelijk sneller deelnemers actief kunnen gaan bijdragen. 7. Bepaal het communicatieplan Voor de promotie van het initiatief worden de mogelijkheden van Social Media toegepast. Binnen het platform van Pleio kunnen door middel van “Tweio’s” (tweets binnen het Pleio platform) alle deelnemers (18.500 leden) worden bereikt. Daarnaast kan via Twitter meerdere malen een oproep gedaan om deel te nemen aan het initiatief. Tevens kan via de LinkedIn-groep “GEM2.0” een oproep worden geplaatst (239 leden). Daarnaast kan via het platform Ambtenaar2.0 ook diverse malen een oproep worden geplaatst (7700 leden). Tenslotte kunnen mensen uit het niet 2.0-netwerk gericht benaderd worden om deel te nemen, bijvoorbeeld via een emailuitnodiging. De communicatie-uitingen worden
91
met andere woorden vooral via Social Media gerealiseerd. Deze beperking wordt in dit voorbeeld bepaald door de beperkte financiële middelen. 8. Inrichten/realisatie van van het platform Binnen het platform Pleio is een speciale besloten groep ingericht. Deelnemers moeten zich eerst registeren, waarna de aanvraag door de beheerder goedgekeurd moet worden. Nadat de deelnemer zich heeft geregistreerd, ingelogd is en zijn profiel verder heeft bijgewerkt, wordt de startpagina van de besloten groep getoond. Op de startpagina is een korte algemene toelichting op crowdsourcen en het doel van het initiatief gegeven. Tevens is een link aanwezig naar de discussiepagina, waar het stappenplan wordt uitgelegd en de deelnemers opmerkingen, reacties en ideeën kunnen plaatsen.
Onder de het onderdeel waarin de omschrijving is gepresenteerd, is kort aangegeven welke regels van toepassing zijn en wat de deelnemers mogen verwachten.
92
Van elke deelnemer kan via “Leden van de groep” het profiel worden bekeken. Het profiel van de initiator van de groep is daarnaast via de link “eigenaar” te bekijken:
Door te klikken op de link “reacties, opmerkingen en/of andere bijdragen” in het deel “Omschrijving” wordt het discussieplatform getoond:
93
Hier zijn direct de hoofdvraag en de deelvragen zichtbaar. Onderaan de pagina kunnen deelnemers opmerkingen, reacties en/of ideeën omtrent het stappenplan plaatsen. Tevens is voor elke deelnemer achtergrondinformatie over interactieve beleidsvorming en crowdsourcen beschikbaar. Ook kunnen de deelnemers het volledige stappenplan inclusief toelichting als PDF-bestand downloaden en eventueel van opmerkingen voorzien en via “Bestanden in deze groep” weer uploaden.
Uiteindelijk is er voor gekozen om de functionele mogelijkheden zo beperkt mogelijk te houden, zodat aan het principe van toegankelijkheid optimaal kan worden te gemoed gekomen. Het gebruik van wiki’s is dan ook niet geactiveerd. Daarnaast werkt wikifunctionaliteit niet goed op mobiele devices.
Bevindingen Op basis van het bovenstaande uitgevoerde crowdsourcing initiatief zijn de volgende bevindingen te vermelden: 7. Het stappenplan biedt goede mogelijkheden om een crowdsourcing initiatief op te zetten en de vereiste analyse vooraf te kunnen uitvoeren. 8. De benodigde tijd om het initiatief vorm te geven moet niet onderschat worden. Het opzetten van het bovenstaande initiatief heeft inclusief review door een (beleids)medewerkers ongeveer vier dagen gekost. De benodigde tijd is vooral gaan zitten in het bedenken van functionaliteiten op basis van de inventarisatie
94
van het online participatie platform. Een checklist van noodzakelijke functionaliteiten op basis van typen van beleidsproblemen is wenselijk. 9. Op basis van de richtlijnen voor online participatie is het lastig een vertaling te maken naar functionaliteiten. Het is wenselijk om op basis van deze richtlijnen ook een lijst beschikbaar te hebben waarin de functionaliteiten staan beschreven. 10. Het is wenselijk om op basis van de geïnventariseerde eisen en wensen een overzicht te hebben van de typen platforms en de beschikbare functionaliteiten van deze platforms. Zoals aangegeven is PleiO gekozen omdat dit platform het beste voldeed aan de geïnventariseerde eisen en wensen en de verwachting aanwezig was dat relatief snel een omgeving ingericht te hebben. Om deze conclusie te kunnen trekken, was ook een beperkte analyse van de verschillende andere bestaande Social Media platforms noodzakelijk. 11. Een nadere detaillering van de wijze waarop op het initiatief kenbaar wordt gemaakt, zodat de mensen gaan participeren is ook wenselijk. Ondanks dat het initiatief niet openbaar is gemaakt, bleek tevens het grondig voorafgaand aan het initiatief bedenken van het communicatieplan lastig te zijn. Een nadere detaillering van deze stap of het beschikbaar hebben van een checklist is welkom.
95
Bijlage 4: Voorbeeld crowdsourcing interactieve beleidsvorming In deze bijlage is een aantal screenshots van een voorbeeld van een crowdsourcing initiatief binnen interactieve beleidsvorming bij de gemeente Haarlem opgenomen. Op de homepage van het initiatief konden burgers gedurende het initiatief de bijdragen inzien:
Screenshot 1: Overzicht van de bijdragen door de burgers
96
De bijdragen door de burgers zijn gegeven op basis van de volgende algemene informatie:
Screenshot 2: Beschrijving van wat er van de burgers wordt verwacht
97
De concrete opdracht is als volgt geformuleerd:
Screenshot 3: Beschrijving van de concrete opdracht
98
Per bijdrage konden reacties worden gegeven:
Screenshot 4: Reacties op de ideeën
99
Bijlage 5: Overzicht beschikbare crowdsourcing platforms In deze bijlage is een overzicht beschreven van verschillende crowdsourcing platforms. De volgende categorieën zijn gehanteerd: Intermediairs die gebruikt kunnen worden om het crowdsourcen initiatief uit te besteden. Over het algemeen meld je als organisatie hier het probleem aan en de intermediair zorgt dat er ideeën of oplossingen worden gegenereerd; Kant-en-klare tools voor opzetten eigen crowdsourcing platform. Met behulp van online tools kan door middel van het zetten van parameters een eigen crowdsourcing platform worden opgezet; Social media platforms die ingezet kunnen worden voor crowdsourcing. Voorbeelden van commerciële bedrijven die crowdsourcen hebben ingezet De onderstaande lijst pretendeert niet volledig en statisch te zijn. Het doel is een overzicht te geven van mogelijke bestaande platforms waar een nieuw uit te voeren initiatief op kan worden uitgevoerd. Intermediairs die gebruikt kunnen worden om het crowdsourcen initiatief uit te besteden: Innocentive http://www.innocentive.com Yet2.com http://www.yet2.com Hypios http://www.hypios.com Innoget http://www.innoget.com One Billion Minds http://www.onebillionminds.com/ NineSigma http://www.ninesigma.com/ Atizo https://www.atizo.com/ Innovation Exchange http://www.innovationexchange.com/ Ideaken http://www.ideaken.com/ Idea Bounty http://www.ideabounty.com/ Guerra Creative http://choosa.net/en/ Battle of concepts http://battleofconcepts.nl/ Brainrack http://www.brainrack.com/ crowdSPRING http://www.crowdspring.com/ BoortB.com http://bootb.com/ 12designer
100
http://www.12designer.com/en/ LeadVine http://www.leadvine.com/ 99designs http://99designs.com/ OpenIDEO http://www.openideo.com/ Challenge.gov http://challenge.gov/ eYeka http://en.eyeka.com/
Kant-en-klare tools voor opzetten crowdsourcing platform Ideavibes http://www.ideavibes.com/ Napkin Labs http://www.napkinlabs.com/plans Ning http://www.ning.com Elgg http://www.elgg.org Sociale media platforms die ingezet kunnen worden voor crowdsourcing Hyves http://www.hyves.nl Facebook http://www.facebook.com PleiO http://www.pleio.nl Ambtenaar2.0 http://www.ambtenaar20.nl LinkedIn http://www.linkedin.com Voorbeelden van organisaties die crowdsourcen hebben ingezet Gemeente Amsterdam http://www.amsterdamopent.nl Gemeente Haarlem http://goudenregels.haarlem.nl/ Ideas Project – Nokia http://www.ideasproject.com/index.jspa Fiat Mio – Fiat http://www.fiatmio.cc/en/ Open Innovations Sara Lee - Sara Lee https://www.openinnovationsaralee.com/Pages/Home.aspx Ideas4Unilever– Unilever http://www.unilever.com/innovation/collaborating/ BMW Customer Innovation Lab – BMW http://www.hyve-special.de/bmw/index1.php Kraft – Kraft
101
http://www.kraftbrands.com/innovatewithkraft/region.aspx
InnovationJam – IBM https://www.collaborationjam.com/ Dell IdeaStorm – Dell http://www.ideastorm.com/ My Startbucks Idea – Starbucks http://mystarbucksidea.force.com/ LEGO Factory – LEGO http://designbyme.lego.com/en-us/Default.aspx
102