Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken. Informal investors: informele investeerders, bv particulieren Gebruiken is vast. Verbruiken is vlot. Materieel: tastbaar Immaterieel: bv. goodwill (voor de naam). Wel alleen pas wanneer je verkoopt erop zetten. Financiële vaste activa: aandelen of obligaties van ander bedrijven. Vlottend: debiteuren kas bank Degene die bij debet minst snel om te zetten in geld, staat bovenaan. Daarom staat kas onderaan. Bij eenmanszaak is salaris de winst of de privé-opname. Bij BV is het een loonkosten. Nominale waarde: waarde dat op de aandeel staat. Boven pari: 100% van de nominale waarde van de aandelen verkopen. onder pari: onder de officiële waarde van de aandelen verkopen Agio: bedrag dat je meer betaald voor de aandelen boven de nominale waarde Maatschappelijke kapitaal: aandelenvermogen Maatschappelijke kapitaal : 1.000 aandelen twv 1000 euro per aandeel. Je verkoopt ze voor 102%. D
C
Kas 102.000
aandelenvermogen 100.000 agioreserve 2.000
Waarom aandelen: om zeggenschap, of om dividend. Aandeelhouders zijn beleggers, geen eigenaar Soorten aandelen Gewone aandelen: je krijgt zeggenschap en dividend. Preferente aandelen: je bent als eerste aan de beurt bij de winst. Voorkeur Prioriteitsaandelen: zorgt voor meer medezeggenschap. Nominale waarde: waarde die op het aandeel staat
Intrinsieke waarde: waarde van Eigen Vermogen/ aantal geplaatste aandelen\ Rentabiliteitswaarde: contante waarde van toekomstige geldstromen. Bijvoorbeeld hoger dan 100%.
De nominale waarde blijft hetzelfde. De intrinsieke waarde
Voorbeeld emissie 2
Aandelenkapitaal 200.000 Agioreserve is 65.000
10.8: Herwaarderingsreserve: als je een gebouw voor weinig geld hebt gekocht wat eigenlijk meer waard is. Je hebt drie soorten reserves: Open (je kunt het op de balans zien), stil(kun je zien) , geheime reserve (staat er niet). Agioreserve: als je andelen boven de waarde verkoopt. Emissie a pari. Winstreserve: winst niet uitkeren, bv van dividenden. A: stel de winstverdeling op over het afgelopen boekjaar. Gestort aandelenkapitaal: (10.000.000 x0.4) = 4.000.000 Door aandeelhouders nog te storten: 1.000.000 Geplaatst en gestort: 4.000.000 – 1.000.000 = 3.000.000 Winstverdeling: Winst na vennootschapsbelasting: 600.000 Primair dividend gewone aandelen:3.000.000x0.06 = 180.000 primair dividend preferente aandelen: 3.000.000x0.04=120.000 B: Je houdt 300.000 over en daarvan wordt 60% gereserveerd voor de houders van gewone aandelen , dat is dus 300.000x0.6= 180.000. C: de overige 120.000 wordt gereserveerd voor de preferente aandeelhouders.
Opdrachten hoofdstuk 11 11.4
A: Wanneer er een gebouw voor bijvoorbeeld minder wordt aangekocht dat de echte waarde ervan. Bijvoorbeeld als je een gebouw voor 100 euro koopt, terwijl die 100.000 euro blijkt waard te zijn. Als de activa meer waard zijn dan dat ze op de balans staan. B: Debiteuren C1: Crediteuren C2: rente D: kortlopend, want korter dan 1 jaar. E: terugbetaling is niet vereist bij eigen vermogen, wel in vreemd vermogen F: Immateriele activa zijn niet tastbaar. Het zijn bezittingen zoals Goodwill; het bedrag dat betaald moet worden voor de overname van klatnen. G: kortlopende verplichtingen, die contant moeten worden voldaan. Preferente aandelen? H: wanneer door een emissie de aandelen boven de nominale waarde wordt verkocht. I: het is hun vermogen en ze hoeven het niet terug te betalen.
Holding I BV
BV
BV - geconsolideerde balans
11.15
Bij het leverancierskrediet: uiterlijk binnen 45 dagen. binnen 15 dagen is korting van 1.5% op factuurbedrag Bij het bankkrediet: binnen 15 dagen kan er dan betaald worden 13% per jaar
Gewone aandeleelhouders berekening Maatschappelijk aandelenkapitaal 10.000.000(maximaal mogelijk) 40 % geplaatst dus
Geplaatst 4.000.000 nog te storten 1.000.000 --------------------------------------3.000.000 Preferente aandeelhouders berekening
geplaatst en gestort 2.000.000 Winst na belasting is 600.000 4% van 2.000.000 is 80.000 Gewone aandeelhouders krijgen 6%. Dus 3.000.000 x 0.06 = 180.000 180.000 + 80.000 = 260.000. 600.000-180.000-80.000 = 340.000 dit noemen we overwinst. 60% van 340.000 = 204.000 10% van 340.000= 34.000 30% van 340.000= 102.000 B aan dividend krijgen de aandeelhuouders 180.000 +204.000 = 384.000 384.000/ 3.000.000 x 100 % = 12.8 % C aan dividend krijgen de preferente aandeelhouders 80.000 + 34.000= 114.000 114.000/2.000.000 x 100%= 5.7% D winst na belasting is 100.000 Preferente krijgen eerst, die krijgen 4% van 2.000.000 = 80.000 er blijft 20.000 over voor de gewone aandeelhouders. Dat is 0.67% van 2.000.000. de rest met maar overleven.
aantekeningen kapitaalmarkt vermogensmarkt is 2 jaar langer of korter vreemd vermogen is lang wanneer langer dan 1 jaar of korter is kort vreemd vermogen
hypothecaire lening is 400.000 4 aflossingen van 20.000 euro geweest. Hoe zet je dit op de balans.
Vaste activa Vlottend
EV VVl 300.000 VVk 20.000
Omdat het binnen een jaar 20.000 wordt afgelost op vreemd vermogen kort.
Rekening courant. Rekeningcourant plafond.door de hoge rente alleen bij liquiditeit gebruiken.
Leverancierskrediet: crediteuren Afnemerskrediet: voorafbetaald, moet je terugbetalen ofzo iets. Obligatielening: ongeveer hetzelfde als een aandeel, het is wel van vreemd vermogen. Bij aandeel is het eigen vermogen. Lening van heleboel mensen tegen een vast interestpercentage.
converteerbare obligatie: omzetbaar in aandelen. Hfst. 12 Analyse van de Financiële structuur
Eigen vermogen en vreemd vermogen is de financiering van een bedrijf. Veel eigen vermogen is ook niet fijn belastingtechnisch zoals HRA Op korte termijn lenen is duur (rekening-courant) . Machines etc. heb je lang nodig, dus financier je het met lang vermogen gouden balans regel\ De vaste activa + plus de kern van vlottende activa (altijd aanwezig moet zijn) moet je altijd financieren met lang vermogen. Partieel (gedeeltelijk) en totale financiering (hele bedrijf financieren). De hypothecaire lening kan je partieel financieren door een gebouw als onderpand te nemen Wanneer je een lening afsluit en je koopt er van alles mee noemen we het totale financiering Solvabiliteit: verhouding tussen vreemd en eigen vermogen. Interne financiering: bv de winst niet uitkeren en in het bedrijf te investeren Externe financiering: bv lening/bank
Winstgevendheid: ofwel de rentabiliteit Overheid van belang om inzicht in financiële structuur: hoe bedrijven er voor staat, gaat het slecht moet er dan veel worden uitgekeerd etc. sheet gouden balansregel: vaste activa en vaste deel van vlottende activa financieren met EV en VVL om de kosten, als je het met kort vermogen doet en de overheid draait de kraan dicht, dan is het afgelopen met bedrijf. Voorbeeld: lang vv: aandeelvermogen reserves en hyp. lening is 600.000 kantoorpand apparatuur en voorraad is 760.000 de spullen die lang zijn, is niet geheel met lang vermogen Rentabiliteit: winstgevendheid van onderneming winst delen door gemiddeld geïnvesteerd vermogen
EBIT: earnings before interests and taxes Brutowinstmarge: EBIT / omzet (exc. Btw) RTV: Ebit / gemiddeld totale vermogen KVV: rentekosten / gemiddelde vreemd vermogen KVV=RVV (kort/kost en rentabiliteit vreemd vermogen) REV: winst na belasting / gemiddelde eigen vermogen Bereken rentabiliteit van totale vermogen: voorbeeld sheets Alpha EBIT / geïnvesteerd RTV: 1500/20.000 x 100 %= 7.5 REV vb = 1000/10000 x 100 = 10 % REV nb: 800 / 100000 x 100 = 8 % BETA Rentabiliteit totaal vermogen: 1500 / 20.000 x100 = 7.5 % REV vv = 750 / 15000 x 100% = 5% REV vb: 750/ 5000 x 100 % = 15 % De hefboomwerking: rentabiliteit 5%? Lening bij de bank 10 %? Lekker lenen want je maakt gewoon winst. Rtv groter dan Rvv dan heb je een positieve hefboomwerking
REV vb=
RTV + (rtv –rvv) 7.5 + (7.5-5) x 10.000 /10.000 = 10%
REV nb=
1 – f (fiscus) 0 1-0.2 + 8=
A: Wanneer er een gebouw voor bijvoorbeeld minder wordt aangekocht dat de echte waarde ervan. Bijvoorbeeld als je een gebouw voor 100 euro koopt, terwijl die 100.000 euro blijkt waard te zijn. Als de activa meer waard zijn dan dat ze op de balans staan. B: Debiteuren C1: Crediteuren C2: rente D: kortlopend, want korter dan 1 jaar. E: terugbetaling is niet vereist bij eigen vermogen, wel in vreemd vermogen F: Immateriele activa zijn niet tastbaar. Het zijn bezittingen zoals Goodwill; het bedrag dat betaald moet worden voor de overname van klatnen. G: kortlopende verplichtingen, die contant moeten worden voldaan. Bijvoorbeeld bank, je kunt er direct geld van maken. H: Wanneer bedrijf zelf de aandelen verkoopt boven de nominale waarden. I: het is hun vermogen en ze hoeven het niet terug te betalen. 11.15 Bij het leverancierskrediet: uiterlijk binnen 45 dagen. binnen 15 dagen is korting van 1.5% op factuurbedrag
15 dagen
30 dagen
45 dagen
I-------------I------------------------------------------I-----------------I
1.5% korting rente is bijvoorbeeld 1.50 euro.(je mag zelf verzinnen als het er niet staat) Schuld is dan 98.50 euro. Rente over 30 dagen is 1.50 euro. dus over 1 jaar (360 dagen) = 1.50 /30 x 360 = 18 euro. t.o.v schuld: 18 /98.50 x 100 : 18.27% Bij het bankkrediet: binnen 15 dagen kan er dan betaald worden 13% per jaar
18.27-13= 4.27 % verschil met de leverancierskrediet. Bankkrediet is goedkoper.
11.16 Bij het leverancierskrediet: uiterlijk binnen 30 dagen. binnen 12 dagen is korting van 1.75% op factuurbedrag
12 dagen
30 dagen
I-------------I------------------------------------------I-----------------I
1.75% korting
Rente is 1.75 euro Schuld is 98.25 euro Rente over 18 dagen (30 dagen – 12 dagen) :1.75 euro Dus over 1 jaar (360) 1.75 /18 x 360 = 35 euro in v d schuld 35 / 98.25 x 100 = 35.62 %
Bij het rekening-courantkrediet: elke 30 dagen 1.5% rente betalen 1.50 x 360 = 18 euro (ofwel procent) In % v d schuld 18/98.25 x 100 = 18.32 %
C: Al het kort vermogen/ vlottende activa voorraad en dergelijke. D: (afnemerskrediet – ik krijg van de afnemer krediet) Vaak in grotere projecten. met name in de dienstverlenende en agrarische sector en stukproductie
Leverancierskrediet voorbeeld uit dia’s. 10 dagen
20 dagen
I-------------I------------------------------------------I-----------------I
990 euro de rente is 10,dus over 1 jaar (360 dagen) = 10/20* 360 = 180,in procenten van de schuld 180/990 x 100% = 18.18%
Lening van 100 euro. Zie dia. 10 dagen
40 dagen
I-------------I------------------------------------------I-----------------I 100 euro lening. 99 euro schuld en 1 euro rente. 1 % korting is 1 euro. de rente is over 30 dagen 1 euro dus over 1 jaar (365 dagen) : 1 / 30 x 365 = 12. 17 %
In procenten van de schuld 12.17 / 99 x 100 = 12.29 %
9.125/100 *100 = 9.125
Extra oefenopgave (zie dia’ Goede uitwerking Winst voor belasting is 1.000.000 VPB: 25.5 % van 1.000.000 = 255 winst na belasting is dus 1.000.000 – 255.000 = 745.000 div. 4% v 8.000.000: 320.000 745.000-320.000= 425.000 = de reserve Dividinend 320. 80 fiscus 240 aandeelhouders.
Kengetallen: hoe sta ik ervoor, beter/slechter dan vorige periode, rentabiliteit,, liquiditeit solvabiliteit. gaat het beter of slechter met de zaak. daar heb je kengetallen voor. Daarnaast heb je kengetallen om de zaken te vergelijken. Bijvoorbeeld bij een QuickScan. Dit kan eigenlijk alleen bij organisaties die winst maken. Vandaag liquiditeit en solvabiliteit. Vreemd vermogen kort en vlottende activa. Vlottende activa / kort vreemd vermogen= Current Ratio (nova zegt vlottende passiva is zelfde als kvv). het is afhankelijk van de branche. Elke branche heeft een gemiddelde current ratio (Vlottende activa - voorraden) / KVV = QuickRatio. De quick ratio houdt meer rekening met de voorraad. Werkkapitaal = vlottende activa - KVV Het kapitaal waar je mee aan het werk bent. Afhankelijk van de branche. Solvabiliteit= betrouwbaarheid op lange termijn. dus niet alleen lang vreemd vermogen maar ook kort. Solvabiliteitspercentage = EV / TV x 100 % Welk deel van de balans is van jou. Debt Ratio = VV / TV x 100 % of EV/VV x 100% Afhankelijk van de formule kan je bepalen of de situatie is verbeterd of verslechterd. Normen afhankelijk van de branche.
Oefening in de les QuickRatio: ( Vlottende activa - voorraden) / Kort vreemd vermogen 115.000 - 40.000= 65.000 / 50.000 = 1.3
Current Ratio= Vlottende activa / kort vreemd vermogen 105.000 / 50.000 = 2.1 solvabiliteit (debt ratio): VV/ TV x 100 130.000 / 250.000 x 100 = 52 %
RTV: EBIT: Gem. totale vermogen: 29.000/250.000 x100 =11.6% REV: winst / gem. eigen vermogen x 100 = 20.000 / 120.000 x 100 = 16.67 % KVV: rentekosten / gem vreemd vermogen x 100 = 9000 / 130.000 x 100 = 6.9% Poistieve hefboomwerking, want brengt meer op dan lenen bij de bank. RTV --> groter dan RVV dus wanneer de rentabiliteit van het toale vermogen groter is dan het eigen vermogen