Crisis, wat nu? Onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Friesland bij cliënten in acute crisis
Inspectie jeugdzorg Utrecht, mei 2005
2
Inhoudsopgave Samenvatting ............................................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1
Het onderzoek………………………………………………………………………………………7
Hoofdstuk 2
De resultaten van het onderzoek ....................................................................................... 9
Hoofdstuk 3
Analyse en beoordeling van de inspectie ......................................................................... 23
Hoofdstuk 4
Aanbevelingen…………………………………………………………………………………….27
Bijlage 1:
Aanleiding voor het onderzoek, probleemstelling en opzet………………………………………29
Bijlage 2:
Toetsings- en waarderingskader van de inspectie .................................................................. 33
Bijlage 3:
Standpunten provincie Friesland over dit toezicht ................................................................... 45
Bijlage 4: Cijfers dossieronderzoek Bureau Jeugdzorg Friesland ............................................................ 47 Bijlage 5:
Waardering bjz Friesland van de inspectie.............................................................................. 53
3
4
Samenvatting De inspectie heeft besloten om in 2005 een landelijk onderzoek te doen naar het handelen van de bureaus jeugdzorg als cliënten zich melden met een crisis. De inspectie heeft uitgewerkt wat de cliënten van de bureaus jeugdzorg mogen verwachten. Het onderzoek is toegespitst op vier belangrijke beslissingen die de bureaus jeugdzorg nemen tijdens een crisis: 1. is er sprake van een acute crisis en is er onmiddellijk jeugdzorg nodig? 2. welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk? 3. is er een vervolg aan jeugdzorg nodig na de wettelijke termijn van vier weken? 4. welke jeugdzorg is nodig voor verdere jeugdzorg? De inspectie onderzoekt verder of de bureaus jeugdzorg over alle beslissingen overleggen met en instemming vragen van de cliënten. Als belangrijkste punt onderzoekt de inspectie of de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces de veiligheid van de cliënten centraal stellen en afwegen of de noodzaak bestaat om de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen.
De inspectie heeft met Bureau Jeugdzorg Friesland afgesproken om het zwaartepunt van het onderzoek in Leeuwarden te laten zijn; daarnaast heeft de inspectie op de locatie Drachten enig dossieronderzoek verricht.
De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” Wat de cliënten precies van de bureaus jeugdzorg mogen verwachten heeft de inspectie uitgewerkt in een toetsings- en waarderingskader. Zij heeft voorafgaand aan het toezicht aan de subsidiërende overheid gevraagd om dit kader te onderschrijven.
Resultaten van het onderzoek De inspectie oordeelt over de onderzoeksvraag “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” dat het handelen van Bureau Jeugdzorg Friesland voldoende tot ruim voldoende scoort.
Bereikbaarheid en beschikbaarheid van Bureau Jeugdzorg Friesland voldoen aan de wettelijke eisen. De inspectie constateert voorts dat Bureau Jeugdzorg Friesland de besluiten die zij neemt in het kader van crisisinterventie gedurende het gehele proces neemt aan de hand van vastgestelde criteria. De veiligheid van de cliënt neemt daarbij een centrale plaats in. Cliënten worden betrokken bij de beslissingen en veelal
5
blijkt uit de dossiers hun instemming. Bij haar interventie streeft Bureau Jeugdzorg Friesland ernaar voor de cliënt steeds de minst ingrijpende zorg te realiseren. De dossiervorming komt zeker in de beginfase van de crisisinterventie nogal wisselend uit de verf: in deze fase kunnen de besluiten beter gemarkeerd en de afwegingen explicieter gemaakt worden. Bureau Jeugdzorg Friesland wordt in haar regiefunctie beperkt doordat een passend zorgaanbod regelmatig niet tijdig beschikbaar is en Bureau Jeugdzorg adequate managementinformatie onvoldoende voorhanden heeft.
Aanbevelingen van de inspectie aan Bureau Jeugdzorg Friesland Op grond van haar bevindingen doet de inspectie aan Bureau Jeugdzorg Friesland de volgende aanbevelingen:
-
markeer in de dossiers met name in de beginfase de besluitvorming duidelijker tijdens het proces van crisisinterventie (i.p.v. achteraf) en maak de afwegingen die daaraan ten grondslag liggen explicieter;
-
continueer de wijze waarop cliënten in het proces van crisisinterventie worden betrokken;
-
draag zorg voor een goed geautomatiseerd registratie- en bewakingssysteem aan de hand waarvan managementinformatie gegeneerd kan worden;
-
maak afspraken met de ketenpartners met als doel te komen tot zodanige samenwerking, dat taken en verantwoordelijkheden voor de zorg van jeugdigen in crisis adequaat en tijdig ter hand worden genomen;
-
maak aan de provincie concreet inzichtelijk waarom het zorgaanbod tijdens de crisisinterventie ontoereikend is en de aansluiting naar de geïndiceerde zorg niet optimaal verloopt.
Aanbevelingen van de inspectie aan de provincie friesland Aanbevelingen aan de provincie zijn:
•
maak afspraken met Bureau Jeudgzorg en haar ketenpartners over een adequate taak- en verantwoordelijkheidsverdeling en zie erop toe dat deze afspraken worden nageleefd;
•
maak afspraken met Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders die ertoe leiden dat er een genoegzaam aanbod aan jeugdzorg is, zodat wachtlijsten de hulp aan het begin van de crisis en de vervolghulp na de crisis zo min mogelijk bemoeilijken.
6
Hoofdstuk 1 Het onderzoek1 De Inspectie jeugdzorg heeft besloten dat zij in 2005 onderzoek doet naar onmiddellijke zorg voor jeugdigen in acute crisis. De inspectie taxeert in haar interne risicoanalyse de hulpverlening bij crises in 2
meerdere provincies en grootstedelijke gebieden als een hoog risico. Ook heeft de inspectie signalen uit eerder toezicht dat de zorg in crisissituaties niet altijd optimaal is.
De inspectie heeft in dit toezicht onderzocht hoe de bureaus jeugdzorg in Nederland zorgen voor onmiddellijke hulp aan cliënten in acute crisis. De kwaliteit van hun handelen meet de inspectie af aan wat de cliënten van de bureaus mogen verwachten op basis van de eisen van wet- en regelgeving. De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?”
Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen. De inspectie maakt rapportages van haar onderzoek over alle afzonderlijke bureaus jeugdzorg in Nederland en een landelijk rapport.
Doel van het inspectieonderzoek is de Minister van VWS, de Minister van Justitie en de provincies inzicht te geven in de mate waarin het handelen van de bureaus jeugdzorg bij jeugdigen in acute crisis in Nederland voldoet aan wat de cliënt op basis van de wet mag verwachten.
Het beoogde effect van dit toezicht is dan ook dat de overheden, als dat nodig is, als stelselverantwoordelijken en subsidiegevers de instellingen zullen aanspreken op eventuele tekortkomingen in de kwaliteit van de uitvoering van de zorg in acute crisissituaties.
Het uiteindelijke beoogde effect is dat de cliënten in het land kunnen rekenen op een onmiddellijke hulpverlening in acute crisis van vergelijkbare, goede kwaliteit. Wat ‘goede kwaliteit’ inhoudt, heeft de inspectie op basis van wet- en regelgeving uitgewerkt in een toetsings- en waarderingskader (zie bijlage 2), dat zij heeft voorgelegd aan de subsidiërende overheid. Een weerslag van het overleg met de provincie Friesland in verband met dit onderzoek staat in bijlage 3.
1
Uitgebreidere informatie over de aanleiding voor het onderzoek, de probleemstelling en de opzet van het onderzoek staat in bijlage 1. 2 Als in het vervolg wordt gesproken over provincies, wordt bedoeld provincies en grootstedelijke regio’s.
7
8
Hoofdstuk 2 De resultaten van het onderzoek Het onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Friesland en locatie keuze Voorafgaand aan het onderzoek heeft de inspectie overleg gevoerd met de manager van Bureau Jeugdzorg Friesland. Tijdens dit overleg heeft de manager aangegeven dat de crisisinterventie anders georganiseerd gaat worden: In juni ’05 start de frontoffice die centraal de crisisbeoordeling gaat doen. Ook zal in de toekomst mogelijk worden overgegaan tot het samenstellen van een crisisteam. Ondanks deze ontwikkelingen heeft de Inspectie besloten om het onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Friesland bij cliënten in acute crisis thans uit te voeren. De voornaamste redenen hiervoor zijn: -
implementatie brengt zodanig veel tijd met zich mee, dat onderzoek van de nieuwe situatie niet meer zou kunnen worden betrokken bij het huidige landelijke onderzoek;
-
onderzoeksresultaten van de huidige situatie kunnen zo nodig betrokken worden bij de vernieuwde aanpak.
Afgesproken is om het zwaartepunt van het onderzoek in Leeuwarden te laten zijn; daarnaast heeft de inspectie op de locatie Drachten enig dossieronderzoek verricht. Als bronnen voor het onderzoek heeft de inspectie tien cliëntendossiers getoetst. Het betreft zes dossiers uit Leeuwarden en vier uit Drachten. Daarnaast heeft de inspectie interviews gehouden met de leidinggevende en met twee uitvoerend medewerkers van het team jeugdhulpverlening Leeuwarden. Verder heeft de inspectie een besluitvormend overleg van een gedragswetenschapper en een casemanager over de aanpak van een crisis bijgewoond. De interviews en het bijgewoonde overleg vonden alle in Leeuwarden plaats.
In de dossiers trof de inspectie vooral in de contactjournaals concrete en relevante informatie aan over het handelen van Bureau Jeugdzorg. Ook in de interviews kreeg de inspectie concrete en relevante informatie van de manager en van twee medewerkers. De medewerking van Bureau Jeugdzorg Friesland was constructief en coöperatief.
Beslissingen van een bureau jeugdzorg bij een crisis Bureaus jeugdzorg zullen bij een crisis beslissingen moeten nemen. De inspectie vindt de manier waarop deze beslissingen tot stand komen van groot belang voor de kwaliteit van de zorg. In het toetsingskader staan de vier volgens de inspectie belangrijkste beslismomenten chronologisch 3
genoemd . Deze belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg zijn: 3
Het volledige toetsings- en waarderingskader staat in bijlage 2.
9
o
vaststellen of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis);
o
zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is;
o
vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is;
o
zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere zorg.
Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Gedurende het gehele proces dienen de bureaus jeugdzorg af te wegen of de veiligheid van de cliënt voldoende gewaarborgd is en zo niet, of de noodzaak bestaat om door te geleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming.
Waar zijn de resultaten van het inspectieonderzoek te vinden Elke paragraaf van dit hoofdstuk is gewijd aan één van deze belangrijke aspecten van de kwaliteit van de 4
zorg. Er staat telkens eerst cursief wat cliënten volgens de inspectie mogen verwachten . Binnen elke paragraaf is eveneens cursief aangegeven of de gepresenteerde informatie uit de interviews, uit het besluitvormend overleg of uit de dossiers afkomstig is.
De inspectie presenteert hier de verzamelde gegevens op hoofdlijnen. De gedetailleerde uitkomsten van het onderzoek staan in bijlagen: in bijlage 4 staat de vragenlijst dossiertoets opgenomen met de uitkomsten van het onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Friesland; bijlage 5 bevat de waardering die de inspectie uitspreekt voor de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Friesland bij cliënten in acute crisis. In hoofdstuk 3 worden de resultaten uit de volgende paragrafen vergeleken met wat de cliënten mogen verwachten.
2.1.
Beslissing 1: Is er sprake van een acute crisis?
De cliënten mogen verwachten: o
dat zij altijd terecht kunnen bij de bureaus jeugdzorg in een acute crisis;
o
dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er bij hen sprake is van een acute crisis;
o
dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er voor hun vraag onmiddellijk jeugdzorg nodig is, dus of zij aanspraak maken op onmiddellijke hulpverlening;
Resultaten van het onderzoek In ontvangst nemen van de crisis 4
Wat cliënten mogen verwachten staat nader toegelicht en uitgewerkt in het toetsingskader, zie bijlage 2.
10
In de interviews vertelden de medewerkers dat bjz 24 uur per dag en zeven dagen per week bereikbaar en beschikbaar is.Tijdens kantooruren worden telefoontjes via de receptie doorgesluisd naar degenen die bureaudienst hebben. Na 17.00 uur is de bereikbaarheid in samenwerking met de telefonische hulpdienst georganiseerd. Er zijn dan twee medewerkers van Bureau Jeugdzorg Friesland beschikbaar. De manager merkt hierbij op,dat de groep nu groot is (85 medewerkers). Het nadeel hiervan is diversiteit in handelen. Momenteel wordt onderzocht om een en ander verder te professionaliseren. Ook wordt overgegaan van (locale) bureaudiensten naar één centrale frontoffice
Beoordelen of er sprake is van een acute crisis Een eindrapport van een werkgroep crisiswerkzaamheden uit 2001 geeft aan dat medewerkers twee afwegingen moeten maken: is er sprake van een crisissituatie; is er sprake van een voor jeugdzorg geïndiceerde crisis. Vervolgens wordt een definitie van het begrip “crisis” gegeven en worden er aspecten beschreven op grond waarvan men beoordeelt dat er sprake is van crisis. Bovengenoemd eindrapport fungeert als leidraad bij de crisisinterventie door Bureau Jeugdzorg Friesland. Het protocol zorgmelding (augustus 2004) voorziet in het opnemen van een risicotaxatie door staf/manager t.a.v. de ernst de situatie. In de interviews noemen de manager en de medewerkers als criteria de verhouding tussen draagkracht en draaglast van het gezin en de ernst van de situatie voor het kind/de jongere. Ook de vraag of de veiligheid van het kind of de ouders c.q. andere gezinsleden in het geding is, is voor de gesprekspartners een belangrijk criterium. Leeftijd en motivatie zijn meewegende factoren, geen beslissende criteria, voorts worden steunbronnen en eigen mogelijkheden geïnventariseerd. In ruim ¾ van de onderzochte dossiers komt tot uitdrukking dat bjz op enig moment een besluit genomen heeft waaruit blijkt dat er sprake is van een (acute) crisis c.q. dat crisishulpverlening noodzakelijk is. Opgemerkt dient te worden, dat niet alle aangetroffen crises vanaf het eerste contact met het bureau jeugdzorg dateren; het komt in de onderzochte dossiers ook voor dat een reeds in gang gezet contact met bjz escaleerde en gaandeweg in het hulpverleningsproces een crisis ontstond. De besluiten om zaken als crisis aan te merken, zijn in de dossiers nogal verschillend weergegeven. Soms blijkt dit uit het contactjournaal (“i.s.m. met de gedragswetenschapper besloten dat het een crisis betreft”; of:” i.o.m. schoolmaatschappelijk werk besluit casemanager inzetten van crisishulpverlening”), soms uit een aanmeldingsformulier (crisisintake), of een formulier gegevensverzameling (“plan van aanpak bij crisis voorbereiden”). In de onderzochte dossiers is doorgaans in de contactjournaals te volgen welke stappen de medewerker heeft genomen, maar deze zijn niet altijd onderbouwd met overwegingen die tot het besluit leiden.
11
Beoordelen of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is Uit de interviews blijkt dat de medewerker die bureaudienst heeft, beoordeelt of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is, dit in overleg met een collega (gedragswetenschapper). De inspectie heeft een dergelijk overleg bijgewoond. In de interviews geeft bjz voorts aan dat er schriftelijk vastgelegde criteria zijn voor het beoordelen of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is. De voornaamste zijn: de veiligheid van de cliënt, de verhouding draagkracht / draaglast van het gezin, de ernst van de situatie voor het kind en de hulpvraag van de cliënt. In een besluitvormend overleg van één van de casemanagers en een gedragswetenschapper naar aanleiding van een (hernieuwde) crisismelding is afgewogen of en welke crisisinterventie nodig is. Overwegingen die daarbij aan de orde kwamen waren de veiligheid van de jongere en de ouder, draagkracht/draaglast van het (gezins)systeem, de hulpvraag van de ouder. Daarnaast speelde mee dat de jongere een strafbaar feit had gepleegd. Deze afweging leidde tot de beslissing dat crisisinterventie noodzakelijk is. Ook voor het bepalen welke crisisinterventie nodig werd geacht, was het aspect veiligheid leidend. Daarnaast: de mening van de ouder en de mening van de jeugdige. Van een melding aan de Raad voor de Kinderbescherming werd vooralsnog afgezien. Tijdens het overleg kwam naar voren dat de noodzakelijk geachte 24 uurs crisisopvang vol zit, zodat naar een andere oplossing moest worden gezocht.
In het merendeel van de onderzochte dossiers is een besluit van bjz zichtbaar of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is. Deze besluiten vallen veelal samen met de eerder genoemde besluiten n.l. dat er sprake is van een crisis c.q. crisisinterventie noodzakelijk is.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Friesland doet wat de cliënten mogen verwachten: •
zij kunnen altijd terecht bij bjz: bjz is altijd bereikbaar en beschikbaar;
•
bjz beoordeelt of er bij hen sprake is van een acute crisis;
•
bjz beoordeelt of er voor hun vraag onmiddellijke jeugdzorg nodig is.
De manier waarop Bureau Jeugdzorg handelt, voldoet op de volgende punten aan wat de inspectie verwacht; •
de beoordelingen van het bjz gebeuren aan de hand van criteria;
•
de criteria staan op schrift;
•
In de criteria die bjz hanteert bij de beoordelingen speelt veiligheid van de cliënt een belangrijke rol.
•
beoordelingen worden altijd gedaan in tweetallen (casemanager/gedragswetenschapper).
12
Het Bureau Jeugdzorg Friesland geeft in haar dossiers de besluitvorming ten aanzien van acute crisis en noodzaak tot onmiddellijke jeugdzorg niet consistent en niet systematisch weer. Hiermee in verband: de overwegingen die ten grondslag liggen aan beoordeling en besluitvorming van een acute crisissituatie worden niet altijd even inzichtelijk weergegeven in de dossiers.
2.2.
Beslissing 2: Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk?
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg een gemotiveerde keuze maken voor welke jeugdzorg;
o
dat de bureaus jeugdzorg aan de cliënten een zo min mogelijk ingrijpende zorg verlenen;
o
dat de bureaus jeugdzorg coördineren dat er (in de keten) afstemming plaats vindt tussen verschillende instanties en hulpverleners; dat de samenwerking tussen verschillende instanties en hulpverleners (in de keten) in duidelijke afspraken is geregeld;
Resultaten van het onderzoek Afweging welke jeugdzorg noodzakelijk is
5
In de interviews stellen de manager en de medewerkers van het team dat er schriftelijke criteria zijn om vast te stellen welke (jeugd)zorg nodig is in een crisis. Niet alleen criteria ook de aard van de problematiek is daarbij van belang. (b.v. GGZ problematiek). Manager en medewerkers hanteren de volgende criteria: de veiligheid van de cliënt, de verhouding tussen draagkracht en draaglast van het gezin, de ernst van de situatie voor het kind, de hulp moet altijd zo licht mogelijk zijn en het beoogde hulpaanbod moet aansluiten bij de hulpvraag van de ouders respectievelijk de jeugdige. Veiligheid van de jeugdige overstijgt de criteria. Daar waar veiligheid van jeugdige in geding lijkt te zijn treedt de werker directiever op. Afhankelijk van de situatie wordt beoordeeld of vrijwillige hulp nog mogelijk is of dat verwezen moet worden naar Raad voor de Kinderbescherming. In de werkwijze wordt veiligheid ook in algemene zin meegewogen: naast veiligheid van de cliënt, wordt ook gelet op die van de medewerkers, bijvoorbeeld of er in geval van een huisbezoek sprake is van een mogelijke dreiging van geweld. In verband met de zo, zo, zo bepalingen is de situatie bepalend: wat men zelf kan, dan wel in de thuissituatie georganiseerd kan worden, heeft de voorkeur. Echter ondanks deze optie en ondanks de vraaggestuurde werkwijze moet ook gekeken worden naar het beschikbare aanbod. Manager en medewerkers geven aan dat het aanbod voor crisisinterventie in de regio ontoereikend is. Er wordt dan een beroep gedaan op andere regio’s en maatschappelijke opvang.. 5
in dit stuk worden de eerste twee verwachtingen samen beschreven: een gemotiveerde keuze voor welke jeugdzorg en een zo min mogelijk ingrijpende zorg
13
In de dossiers blijkt vrijwel altijd een besluit tot crisishulp aanwezig te zijn. Hierin wordt aangegeven welke zorg gewenst is. Soms is dit alleen vermeld in het contactjournaal, soms ook (achteraf) in een indicatiebesluit. In vrijwel alle gevallen is duidelijk dat bjz gekozen heeft voor een zo min mogelijk ingrijpend besluit en vrijwel altijd sluit de gekozen zorg aan bij de hulpvraag van de cliënt. Bijvoorbeeld: zorgmodule “Families first” proberen voordat overwogen wordt om te plaatsen in residentiele crisisopvang. Een ander voorbeeld: er is ggv in het gezin, maar dit is ontoereikend; omdat Families first kan aansluiten bij de problematiek van ouder en kind, wordt besloten deze module in te zetten. Een laatste voorbeeld: thuis kan niet meer; bij familie is ook niet mogelijk, jeugdige wil niet meewerken aan residentiële plaatsing, zodat gekozen wordt voor een crisispleeggezin.
Afstemming met de zorgaanbieder of andere ketenpartner De geïnterviewden stellen dat zij afspraken maken met de zorgaanbieders die bjz inschakelt over de verdeling van de verantwoordelijkheden en over de zorg die geboden gaat worden. Verder zijn er afspraken over de activiteiten van bjz om zo nodig het vervolg te organiseren en over de contacten met de cliënt. De afspraken worden door de casemanager vastgelegd in het contactjournaal; procedure en werkwijze van programma’s liggen vast in een geautomatiseerd systeem. Door Bureau Jeugdzorg Friesland wordt volgens de geïnterviewden niet, tenzij in uiterste nood, geplaatst bij zorgaanbieders die niet in het Provinciaal plan zijn opgenomen. Om de veiligheid van de cliënt te waarborgen neemt bjz vooraf contact op met de zorgaanbieder om informatie en bezoekt zij de jongere tijdens diens verblijf aldaar zeer frequent. Als er al in dergelijke voorzieningen geplaatst wordt, betreft het kortstondige overbruggingsplaatsingen. Overigens wordt opgemerkt dat bij aanvang van de crisis regelmatig niet de noodzakelijke hulp voorhanden is. Dit leidt tot veel extra inspanningen van Bureau Jeugdzorg Friesland: enerzijds om de gewenste zorg toch te realiseren; anderzijds om met de cliënten in gesprek te gaan dan wel hen in deze fase (extra) te begeleiden.
In de dossiers zijn de afspraken die gemaakt worden tussen bjz en zorgaanbieder beperkt of indirect aangetroffen. Wat het laatste betreft, zijn het voornamelijk de brieven van Bureau Matching waaruit blijkt welke afspraken zijn gemaakt i.v.m. de plaatsing van een jeugdige. Ook uit rapportages zoals bijvoorbeeld over een crisisplaatsing pleegzorg, kan soms iets van gemaakte afspraken worden opgemaakt. Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Friesland doet veelal datgene wat de cliënt mag verwachten: •
bjz maakt een gemotiveerde keuze voor de in te zetten jeugdzorg tijdens een crisis;
•
bjz overweegt in alle gevallen een zo min mogelijk ingrijpende zorg;
14
•
bjz maakt afstemmingsafspraken met de zorgaanbieders over verantwoordelijkheden en zorgaanbod.
Het Bureau Jeugdzorg handelt op onderdelen aan hetgeen de inspectie verwacht •
de keuze van bjz voor de in te zetten zorg van bjz gebeurt aan de hand van criteria die ook op schrift staan;
•
de veiligheid van de cliënt speelt in de keuze een doorslaggevende rol;
•
één van de criteria is dat de in te zetten jeugdzorg zo min mogelijk ingrijpend moet zijn;
•
bjz sluit aan bij de hulpvraag van de cliënt;
•
in de dossiers worden/zijn gemaakte keuze en overwegingen vrijwel altijd vastgelegd;
•
wanneer er door de zorgaanbieder zorg wordt geboden maakt bjz afspraken over de verdeling van de verantwoordelijkheden en de zorg die geboden gaat worden.
Maar: •
in het (doen) realiseren van hulp blijken de mogelijkheden voor het Bureau Jeugdzorg Friesland voor het uitoefenen van haar regiefunctie beperkt te zijn;
•
wanneer er door de zorgaanbieder hulp wordt geboden zijn de gemaakte afspraken over de verdeling van verantwoordelijkheden en over de zorg die geboden onvoldoende in het dossier vastgelegd.
De wijze waarop in de dossiers besluitvorming over crisishulp is vastgelegd, is divers en daarmee niet erg overzichtelijk.
2.3.
Beslissing 3: Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig?
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er voor hun vraag een vervolg aan jeugdzorg nodig is;
o
dat de bureaus jeugdzorg binnen vier weken na de beslissing dat er sprake is van crisis, tot de beslissing komen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is
Resultaten van het onderzoek Beoordelen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is Bjz heeft schriftelijk vastgelegde criteria om vast te stellen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is. Deze criteria komen overeen met de eerder toegelichte criteria. In de interviews noemen manager en medewerkers (opnieuw) veiligheid van de cliënt, de verhouding tussen draagkracht en draaglast van het
15
gezin, de ernst van de situatie voor het kind en de aard van de problematiek, de hulpvraag van ouder en kind en de hulp moet altijd zo licht mogelijk zijn; tot slot speelt mee: wat is een logisch vervolg en welke varianten zijn beschikbaar? In de regel is evaluatie van de crisisinterventie het moment om te bezien of vervolghulp gewenst is: op basis van ervaringen en voortgang van de geboden hulpverlening wordt een beslissing genomen dan wel zijn aanwijzingen voor een indicatiestelling inzichtelijk. Met de cliënten is een analysegesprek gevoerd en wanneer zij niet in staat blijken om zelf de oplossing te bieden is met hen een basisdiagnose gesteld. De casemanager bepaalt in overleg met gedragswetenschapper op grond van resultaten van de crisishulpverlening en de basisdiagnostiek (eventueel aangevuld met specialistische diagnostiek), of verdere jeugdzorg noodzakelijk is. In de dossiers treft de inspectie (waar dat van toepassing is) altijd een besluit aan dat er een vervolg aan jeugdzorg nodig is. Deze besluiten zijn vrijwel altijd gebaseerd op afwegingen, gemaakt op basis van analysegesprekken en diagnose. B.v. omdat ouders aangeven niet voor zichzelf in te staan als jeugdige opnieuw probleemgedrag vertoont c.q. verder afglijdt in verslavingsgedrag lijkt plaatsing en behandeling in behandelinstituut ook i.v.m. de veiligheid van de jongere, het meest gewenst
Beslissing binnen vier weken na besluit crisis In de interviews geven de medewerkers aan, dat het vrijwel nooit lukt om voor de crisiszaken binnen vier weken een besluit te nemen over de vervolghulp; de manager stelt in dit verband dat beslissingen vaak nog wel lukken binnen deze termijn, maar het realiseren (indiceren en een aanbod krijgen) lukt vrijwel nooit binnen de vier weken termijn. Als ruwe schatting geeft men aan dat in 90% van de zaken de termijn van vier weken wordt overschreden. De oorzaak ligt in het feit dat bij aanvang van de crisis regelmatig niet de noodzakelijke hulp voorhanden is. De eerste stappen worden dan door bjz weliswaar op dag één genomen, maar het duurt gemiddeld 14 dagen een crisisopvangplaats beschikbaar is. Een voorbeeld waarbij sprake is van stagnatie doet zich voor bij een zorgaanbieder die zegt niet met een wachtlijst te werken en vervolgens de casemanager verplicht dagelijks te bellen om te bezien of hulp kan worden geboden. Niet alleen bij aanvang ook als besloten is tot vervolghulp wil dat niet zeggen dat die direct beschikbaar is. Dit betekent voor Bureau Jeugdzorg Friesland: meer huisbezoeken, veel gesprekken, veel boze en/of teleurgestelde cliënten en extra druk op de werkers. Er wordt soms overbruggingshulp geïndiceerd, maar ook die is niet altijd voor handen. In de dossiers blijkt dat in 70% van de (10) getoetste zaken bjz niet in staat is om binnen vier weken na het besluit dat er sprake is van een acute crisis een beslissing te nemen of een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is.
16
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Friesland doet ten dele aan wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz beoordeelt of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is na de crisis;
•
bjz neemt doorgaans niet binnen vier weken een besluit of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is.
De manier waarop Bureau Jeugdzorg handelt voldoet in grote lijnen aan wat de inspectie verwacht, maar laat op sommige onderdelen nog te wensen over: •
bjz heeft criteria om te beoordelen of er een vervolg aan jeugdzorg na de crisis nodig is;
•
deze criteria staan op schrift.
•
in de criteria die bjz hanteert bij de beoordelingen speelt de veiligheid van de cliënt een prominente rol;
•
in de dossiers zijn de beoordelingen en de afwegingen hierbij vrijwel altijd vastgelegd.
besluitvorming vindt doorgaans niet plaats binnen de wettelijke termijn van 4 weken in deze fase komt de regierol van Bureau Jeugdzorg Friesland i.c. de afstemming tussen het bjz en de ketenpartners/de zorgaanbieders onvoldoende uit de verf.
2.4.
Beslissing 4: Welke jeugdzorg is nodig voor verdere zorg?
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg, als dat nodig is, zo gauw mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de acute crisis, een indicatiebesluit formuleren voor de vervolghulp;
o
dat de bureaus jeugdzorg een gemotiveerde keuze maken voor welke jeugdzorg;
o
dat de bureaus jeugdzorg ook in de afwegingen voor het indiceren van vervolghulp een zo min mogelijk ingrijpende zorg nastreven;
Resultaten van het onderzoek Bjz stelt indicatiebesluit op voor vervolghulp In de dossiers blijkt dat er een indicatiebesluit aanwezig is in die gevallen waarin in een eerdere fase is besloten dat vervolghulp gewenst is. In twee gevallen bestaat de vervolghulp uit niet geïndiceerde zorg. In 70% van de getoetste dossiers blijkt bjz niet in staat om het indicatiebesluit op te stellen binnen of aansluitend aan de vier weken crisisinterventie. Voorzover tijdens de crisisinterventie enige vorm van geïndiceerde zorg is verleend, blijkt deze vorm van opvang in de helft van de gevallen niet langer dan 4 weken te duren. De overschrijding van de 4 weken termijn bij het tot stand komen van het indicatiebesluit lijkt dus vooral veroorzaakt te worden door het onvoldoende en/of niet tijdig voorhanden zijn van het juiste
17
zorgaanbod. M.a.w. door de tijd die in het begin verstrijkt tussen het moment dat bjz crisishulp indiceert en deze daadwerkelijke start. In deze dossiers is bjz wel gestart met analyse en diagnose. In de dossiers wordt geen reden aangeven waardoor deze vertraging is opgetreden.
Afweging welke vervolghulp noodzakelijk is
6
In de interviews stellen de manager en de medewerkers dat er schriftelijke criteria zijn om vast te stellen welke jeugdzorg nodig is voor verdere zorg. Zij noemen: veiligheid van de cliënt, de verhouding tussen draagkracht en draaglast van het gezin, de ernst van de situatie voor het kind, de hulpvraag van ouder en kind en de hulp moet altijd zo licht mogelijk zijn. Deze criteria aangevuld met (basis)diagnostiek en de ervaringen van de geboden hulp zijn sterk bepalend voor het bepalen welke vervolghulp nodig is. De beschikbaarheid van plaatsen bepaalt evenwel het tempo van de realisering van de vervolghulp. Uit de dossiers blijkt dat dit zeker in de helft van de gevallen niet aansluitend is aan de geboden crisishulp en soms weken nadien pas mogelijk is. Uit de dossiers blijkt voorts dat de indicaties voor vervolghulp helder worden gemotiveerd en dat de geïndiceerde hulp altijd aansluit bij de hulpvraag van ouder en jeugdige. Ook wordt zichtbaar dat Bureau Jeugdzorg Friesland kiest voor een zo min mogelijk ingrijpende hulp.
Bewaking van het proces Uit de interviews komt naar voren dat casemanager en gedragswetenschapper op grond van hun professionaliteit een grote eigen verantwoordelijkheid hebben. Bewaking van het proces geschiedt ondermeer in bespreking tussen staf en casemanager en door caseloadgesprekken tussen manager en casemanager. Bij complexe zaken wordt altijd de manager betrokken. Het registratiesysteem IJ geeft inzicht in termijnen, maar levert onvoldoende managementinformatie. Indien er sprake is van gerealiseerde vervolg jeugdzorg neemt het bjz wanneer nodig, contact op met de cliënt en/of de zorgaanbieder. Voorts evalueert het bjz de gerealiseerde hulpverlening. Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Friesland doet in hoge mate wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz formuleert waar dat nodig is een indicatiebesluit voor vervolghulp;
•
bjz maakt in het indicatiebesluit een gemotiveerde keuze voor de in te zetten jeugdzorg;
•
bjz overweegt een zo min mogelijk ingrijpende zorg;
•
bjz realiseert de vervolghulp meestal niet binnen de termijn van 4 weken
6
in dit stuk worden de laatste twee verwachtingen samen beschreven: een gemotiveerde keuze voor welke jeugdzorg en een zo min mogelijk ingrijpende zorg.
18
De manier waarop Bureau Jeugdzorg Friesland handelt, voldoet in grote lijnen aan wat de inspectie verwacht, maar laat op enkele onderdelen nog te wensen over: •
bjz heeft schriftelijke criteria om te beoordelen welke vervolghulp nodig is;
•
in de criteria die bjz hanteert bij de keuzes speelt de veiligheid van de cliënt een voorname rol;
•
bjz kiest vervolghulp die altijd aansluit bij de hulpvraag van de cliënt.
2.5.
-
de wettelijke termijn van 4 weken wordt vaak overschreden;
-
bjz beschikt over te weinig managementinformatie om haar regie optimaal uit te oefenen.
Betrokkenheid van de cliënten tijdens de besluitvorming
De cliënten mogen verwachten:
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces vaststellen of de cliënten met hun besluiten over onmiddellijke hulpverlening en het vervolg instemmen.
Resultaten van het onderzoek Uit de interviews komt naar voren dat de cliënten “natuurlijk” altijd bij de besluitvorming tijdens een crisis betrokken worden. Dit geldt voor zowel de ouders als de jeugdige. Ook als jeugdigen jonger dan 12 jaar zijn, is hun inbreng gewenst. Als een jongere is weggelopen en ouders niet bereikt kunnen worden, worden zij z.s.m. achteraf geïnformeerd. De enige uitzondering die bjz hanteert bij het betrekken van ouders, is als de veiligheid van het kind vereist dat de ouders niet geïnformeerd worden. Voor het overige worden ouders en jongere in de verschillende fasen van het proces naar hun mening gevraagd over de te nemen stappen en worden zij gevraagd hun handtekening te zetten onder belangrijke besluiten.
In de dossiers is in een ruime meerderheid (ca 75%) van de gevallen zichtbaar dat cliënten instemmen met de verschillende besluiten die gedurende het proces genomen worden. Soms is niet altijd een expliciete melding in een indicatiebesluit zichtbaar, maar blijkt betrokkenheid uit contactjournaals. Een enkele keer blijkt een jongere niet in te stemmen maar wel mee te doen aan de vervolghulp.
Cliëntsatisfactie Het bjz heeft voor het laatst in 2003 onderzoek gedaan naar de tevredenheid van de cliënten. Verbeterpunten zijn opgenomen werk- en beleidsplannen. Mede n.a.v. de klanttevredenheidsmetingen (in de periode van 2002 tot 2004 betreft het 4 onderzoeken over de hele breedte van bjz) is in september 2004 de Cliëntenraad Bureau Jeugdzorg Friesland geïnstalleerd. Eind 2005 worden de eerste concrete resultaten verwacht van de klanttevredenheidsmeting via het IJ-programma. Naast een continue meting via IJ zal periodiek een breed klanttevredenheidsonderzoek worden verricht aan de hand van de landelijke C-toets.
19
Conclusie van de inspectie Bjz Friesland doet vrijwel altijd wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz betrekt de cliënten bij het proces en stelt gedurende het gehele proces bijna altijd vast dat zij instemmen met de besluiten.
2.6.
Veiligheid
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg de veiligheid van de cliënten in hun afwegingen een centrale rol geven;
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces afwegen of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
Resultaten van het onderzoek Afweging veiligheid cliënt Uit de interviews blijkt dat in alle cruciale beslissingen van bjz de veiligheid van de cliënt voorop staat in de afwegingen die bjz maakt. In het besluitvormend overleg dat de inspectie heeft bijgewoond kwam de veiligheid van ouder en jeugdige als allerbelangrijkste overweging voor het handelen van het bjz naar voren. In alle onderzochte dossiers speelt de veiligheid van de cliënten een duidelijke en centrale rol bij de afwegingen van bjz en het bepalen wat er in en na de crisis moet gebeuren. Dit blijkt ondermeer in de keuzes van crisisinterventie en uit de analyses en diagnoses, waarin regelmatig sociale, emotionele en omgevingsfactoren worden belicht die direct gerelateerd zijn aan de veiligheid van de jeugdige.
Afweging verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming In de interviews komt naar voren dat Bureau Jeugdzorg Friesland gedurende de gehele crisisinterventie de afweging maakt van doorgeleiding naar de Raad als de veiligheid van de cliënt in het geding is. De medewerkers geven daarbij aan dat er voor beoordeling van een verzoek tot onderzoek aan de Raad voor de Kinderbescherming er twee hoofdcriteria zijn waarvan altijd sprake dient te zijn: •
ernstige bedreiging in de ontwikkeling van het kind (ook acute onveiligheid valt hier onder)
In combinatie met: •
afwezigheid van motivatie voor passende hulpverlening. (bij jongere en/of ouders).
De manager wijst er op dat dit ook besloten zit in de trainingen die medewerkers volgen en het protocol zorgmelding. Aanvragen voor onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming worden aan de hand van een standaardaanvraagformulier gedaan.
20
In de dossiers wordt in drie casussen duidelijk dat het bjz overweegt een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming te doen. Eenmaal heeft het bjz afgezien van melding omdat het gesprek hierover met de cliënten er toe leidde dat deze alsnog besluiten mee te werken aan de hulp die wordt geboden in het vrijwillige kader. In de (twee) casussen waarin doorgeleiding is doorgezet blijkt uit één dossier dat ouders en jeugdige hierover zijn geïnformeerd; in het andere dossier is hierover geen informatie aangetroffen. In het interview met de manager meldt zij dat •
er werkafspraken en werkoverleg plaatsvindt tussen het management van beide organisaties
•
er casuïstiek overleg is tussen beide organisaties
•
er ongeveer eens in de 2 jaar bijeenkomsten van medewerkers van beide organisaties zijn t.b.v. kennismaking en samenwerking
•
het landelijk convenant nu wordt toegesneden en klaargemaakt voor de Friese situatie.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Friesland doet wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz geeft de veiligheid van de cliënten een centrale rol in haar afwegingen;
•
bjz weegt gedurende het gehele proces af of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming.
21
22
Hoofdstuk 3 Analyse en beoordeling van de inspectie De inspectie vindt dat de manier waarop de beslissingen van de bureaus jeugdzorg bij een acute crisis tot stand komen van groot belang zijn voor de kwaliteit van de zorg. Vandaar dat de inspectie in het onderzoek deze beslissingen centraal heeft gesteld. De inspectie onderscheidt in de crisisinterventie vier belangrijke beslismomenten. Deze worden in hoofdstuk 2 en in het waarderingskader beschreven. Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Daarnaast dienen de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces af te wegen of de veiligheid van de cliënt voldoende gewaarborgd is en zo niet, of de noodzaak bestaat om door te geleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming. Vandaar dat de onderdelen betrokkenheid van de cliënt en veiligheid aan de beslissingen ook in het waarderingskader staan.
De inspectie gebruikt het waarderingskader als instrument om een analyse te maken van de onderzoeksresultaten en een oordeel uit te spreken.
Om het handelen van een bureau jeugdzorg bij cliënten in acute crisis als voldoende te beoordelen, vindt de inspectie dat het bureau op twee hoofdonderdelen van het waarderingskader een voldoende moet scoren, namelijk veiligheid en de eerste beslissing: •
veiligheid is volgens de inspectie een zeer belangrijke basisvoorwaarde voor kwalitatief goede zorg;
•
de eerste beslissing, waarin vastgesteld wordt of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis), waardeert de inspectie als de belangrijkste van de vier beslissingen. Als deze beslissing niet voldoende scoort, ontbeert de cliënt immers de benodigde hulp in een crisis.
De overige drie beslissingen in het waarderingskader en de betrokkenheid van de cliënten zijn bepalend voor het eindoordeel van de inspectie: voldoende tot goed of onvoldoende tot slecht.
De manager van Bureau Jeugdzorg Friesland heeft de inspectie voorafgaand aan het onderzoek laten weten dat zij het toetsings- en waarderingskader van de inspectie in grote lijnen onderschrijft.
Het standpunt van de Provincie Friesland De provincie heeft de inspectie meegedeeld dat zij het toetsings- en waarderingkader van de inspectie voor het toezicht op de crisisinterventie onderschrijft. Zij stelt geen aanvullende eisen aan het Bureau Jeugdzorg. Zij heeft de inspectie tevens laten weten dat zij handhavingsacties inzet als de resultaten van het onderzoek daartoe aanleiding geven.
23
Analyse en beoordeling van de resultaten van het onderzoek Veiligheid Veiligheid is een belangrijke basisvoorwaarde voor het verlenen kwalitatief goede zorg. De inspectie concludeert dat Bureau Jeugdzorg Friesland doet wat de cliënten mogen verwachten: de veiligheid van de cliënten staat in de afwegingen van het bjz in acute crisis gedurende het hele proces centraal. Dit betekent dat Bureau Jeugdzorg Friesland zorgvuldig handelt met betrekking tot de veiligheid van de cliënten. Bovendien weegt het bjz gedurende het gehele proces af of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming 7
De inspectie merkt de afweging van de veiligheid van de cliënten dan ook als voldoende aan. .
Beslissing 1: Is er sprake van een acute crisis? De inspectie concludeert dat Bureau Jeugdzorg Friesland doet wat de cliënten mogen verwachten. Het is zichtbaar dat het bureau jeugdzorg aan de hand van criteria, die ook op schrift staan, beoordeelt of er sprake is van een acute crisis en of er noodzaak is om onmiddellijk jeugdzorg te verlenen. De inspectie vindt dat Bureau Jeugdzorg Friesland zorgvuldig handelt in de afweging of de cliënt recht heeft op onmiddellijke jeugdzorg. De inspectie is van mening dat het Bureau Jeugdzorg Friesland de besluitvorming in de dossiers systematischer en op een meer consistente wijze tot uitdrukking kan brengen. De inspectie is tevens van mening dat Bureau Jeugdzorg Friesland in de dossiers (nog) explicieter kan formuleren wat haar overwegingen zijn om op basis van de gegeven situatie te besluiten een case als acute crisis te waarderen.
De inspectie waardeert de kwaliteit van de beslissing 1 voldoende.
Beslissing 2: Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk? De inspectie concludeert dat Bureau Jeugdzorg Friesland doet wat de cliënten mogen verwachten. Het is zichtbaar dat het bureau jeugdzorg de keuze welke jeugdzorg in een crisis noodzakelijk is, motiveert. Het bjz kiest veelal zichtbaar voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg. Het is vrijwel altijd zichtbaar dat de cliënten instemmen met de gekozen zorg. Dit betekent dat Bureau Jeugdzorg Friesland zorgvuldig handelt in de afweging welke jeugdzorg in een crisis noodzakelijk is. Een zorgpunt is de wijze waarop het bureau jeugdzorg invulling geeft aan haar regietaak. Vooral inde fase waarin de noodzakelijke hulp in het kader van een crisis gerealiseerd dient te worden is de afstemming 7
De gedetailleerde waarderingen van de inspectie voor BJZ Friesland staat in bijlage 5.
24
met de ketenpartners niet optimaal. Het gevolg is dat Bureau Jeugdzorg Friesland langer dan zij wenst actief blijft in de crisissituatie, waarbij door het niet acuut verlenen van de noodzakelijke hulp nieuwe crisissen kunnen ontstaan. De inspectie acht deze situatie als zeer ongewenst Wanneer de noodzakelijke hulp eenmaal gerealiseerd is lijkt de regievoering van Bureau Jeugdzorg Friesland beter uit de verf te komen. Dit is echter in de dossiers beperkt zichtbaar.
De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 2 als voldoende. Beslissing 3: Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig? De inspectie concludeert dat Bureau Jeugdzorg Friesland op een belangrijk punt vaak niet doet wat de cliënten mogen verwachten. Het is weliswaar zichtbaar dat het bureau jeugdzorg aan de hand van op schrift gestelde criteria beoordeelt of er verdere jeugdzorg noodzakelijk is. Evenzo is het in de meeste cases inzichtelijk dat de cliënten instemmen met het besluit dat er vervolg aan jeugdzorg nodig is en dat de vervolghulp aansluit bij de hulpvraag van de cliënt. Maar het lukt het bureau in de meeste gevallen niet om dit besluit te nemen binnen de wettelijke termijn van vier weken. Om die reden waardeert de inspectie de kwaliteit van de beslissing 3 als onvoldoende.
Beslissing 4: Welke jeugdzorg is nodig voor verdere zorg? De inspectie concludeert dat het Bureau Jeugdzorg Friesland vrijwel altijd doet wat de cliënten mogen verwachten. In die zaken waarin het bjz besluit dat vervolghulp nodig is, is er een indicatiebesluit aanwezig en stemt een ruime meerderheid (> 75%) van de cliënten hiermee in. Op basis van de analyse en diagnose wordt door het bureau jeugdzorg een zorgvuldige afweging gemaakt. De inspectie vindt het evenwel zorgelijk dat de indicatiebesluiten bijna altijd na de wettelijke termijn van vier weken beschikbaar zijn. De inspectie is van mening dat het Bureau Jeugdzorg Friesland onvoldoende in staat is om haar regietaak ten aanzien van het realiseren van de gewenste hulp waar te maken. Gedurende het onderzoek is door Bureau Jeugdzorg Friesland veelvuldig aangegeven dat hulp in dit kader ontoereikend is en vaak niet geboden kan worden op het gewenste moment. Het gevolg is dat het Bureau Jeugdzorg Friesland overbruggingshulp gaat bieden tot het moment dat de gewenste hulp kan worden verleend. De inspectie vindt het waardevol dat Bureau Jeugdzorg Friesland met zoveel inzet en verantwoordelijkheid in de gegeven situatie handelt, maar vraagt zich af of de cliënt hiermee gebaat is. Het ontberen van een adequaat geautomatiseerd systeem waarmee managementinformatie gegeneerd kan worden, leidt er toe dat Bureau Jeugdzorg Friesland onvoldoende mogelijkheden heeft om bovenstaande problematiek te kunnen staven. De inspectie waardeert de kwaliteit van de beslissing, op basis van het waarderingskader, als voldoende maar is tegelijkertijd bezorgd over de wijze waarop het Bureau Jeugdzorg Friesland haar regietaak kan invullen.
25
Betrokkenheid van de cliënten tijdens de besluitvorming De inspectie stelt vast dat het een grondhouding is van de medewerkers van Bureau Jeugdzorg Friesland om de cliënten te betrekken bij het besluitvormingsproces en dat zij dat in de praktijk ook waar maken. Tevens stelt het bjz vrijwel altijd vast gedurende het proces of de cliënten instemmen met de besluiten. De inspectie waardeert de mate waarin Bureau Jeugdzorg Friesland de cliënten betrekt bij het besluitvormingsproces dan ook zeker als voldoende. De inspectie oordeelt positief over het feit dat Bureau Jeugdzorg Friesland diverse klanttevredenheidsonderzoeken heeft verricht, de resultaten daarvan in haar beleid verwerkt en ook in de toekomst systematisch onderzoek op dit terrein waarborgt.
Bewaking van het gehele proces De interne bewaking van het handelen van de medewerkers is voldoende georganiseerd. Het bureau jeugdzorg ontbeert echter een geautomatiseerd systeem waarmee de bewaking systematisch kan worden georganiseerd. Vooral waar Bureau Jeugdzorg Friesland afhankelijk is van gegevens van ketenpartners ontstaan knelpunten. Deze spelen zich met name af tijdens de periode voorafgaand aan (vervolg)hulp.
Eindoordeel van de inspectie Samenvattend oordeelt de inspectie over de onderzoeksvraag “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” dat het handelen van Bureau Jeugdzorg Friesland voldoende tot ruim voldoende scoort. Signalen van de instelling Tijdens het onderzoek kwamen signalen van de instelling naar voren dat •
het zorgaanbod tijdens de crisissituatie ontoereikend is;
•
de informatievoorziening van het geautomatiseerde systeem IJ geen informatie levert waarmee het management kan sturen;
•
belasting van medewerkers te groot wordt; per jaar worden er 20% meer cliënten gemeld bij een onvoldoende groeiende formatie.
Signalen van de inspectie Tot slot wil de inspectie vanuit het onderzoek enige signalen vastleggen:
•
De inspectie heeft waargenomen dat dossiers nogal verschillen; dit komt met name in de startfase van het proces de inzichtelijkheid niet ten goede.
•
De inspectie heeft kunnen waarnemen dat de afstemming tussen Bureau Jeugdzorg Friesland en zorgaanbieders niet optimaal verloopt. Het gevolg hiervan is dat het bureau jeugdzorg overbelast raakt en taken uitvoert die niet primair bij haar horen.
•
De inspectie heeft waargenomen dat de regiefunctie van het bureau jeugdzorg in de dossiers onderbelicht is.
26
Hoofdstuk 4 Aanbevelingen
4.1.
Aanbevelingen aan de instelling
De inspectie doet op grond van haar bevindingen de instelling de volgende aanbevelingen:
-
markeer in de dossiers met name in de beginfase de besluitvorming tijdens het proces van crisisinterventie (i.p.v. achteraf) en maak de afwegingen die daaraan ten grondslag liggen explicieter;
-
continueer de wijze waarop cliënten in het proces van crisisinterventie worden betrokken;
-
draag zorg voor een goed geautomatiseerd registratie- en bewakingssysteem aan de hand waarvan managementinformatie gegeneerd kan worden;
-
versterk de regiefunctie van bureau jeugdzorg en breng deze in de dossiers beter tot uitdrukking;
-
maak afspraken met de ketenpartners met als doel te komen tot zodanige samenwerking, dat taken en verantwoordelijkheden voor de zorg van jeugdigen in crisis adequaat en tijdig ter hand worden genomen;
-
maak aan de provincie concreet inzichtelijk waarom het zorgaanbod tijdens de crisisinterventie ontoereikend is en de aansluiting naar de geïndiceerde zorg niet optimaal verloopt.
4.2.
Aanbevelingen aan de provincie
Aanbevelingen aan de provincie zijn: -
maak afspraken met Bureau Jeugdzorg en haar ketenpartners over een adequate taak- en verantwoordelijkheidsverdeling en zie erop toe dat deze afspraken worden nageleefd;
-
maak afspraken met Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders die ertoe leiden dat er een genoegzaam aanbod aan jeugdzorg is, zodat wachtlijsten de hulp aan het begin van de crisis en de vervolghulp na de crisis zo min mogelijk bemoeilijken.
27
28
Bijlage 1: Aanleiding voor het onderzoek, probleemstelling en opzet
1.1.
Aanleiding voor het onderzoek
De Inspectie jeugdzorg heeft besloten dat zij in 2005 onderzoek doet naar onmiddellijke zorg voor 8
jeugdigen in acute crisis door de bureaus jeugdzorg in Nederland .
De interne risicoanalyse van de inspectie wijst uit dat de hulpverlening bij crises door de inspecteurs in meerdere provincies en grootstedelijke gebieden als een hoog risico wordt getaxeerd. Vooral de afhankelijkheid van de cliënt van de bureaus jeugdzorg is in crisissituaties groot.
Voor de cliënt is een crisis ingrijpend, omdat er urgente problemen zijn die opgelost moeten worden; het ligt voor de hand dat het een hectische en emotionele periode is. De zorg moet voldoen aan de kwaliteitseisen die de Wet op de jeugdzorg formuleert voor verantwoorde hulpverlening: dat de hulp 9
doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is en aansluit op de behoeften van de cliënt . Juist in een crisissituatie is het van groot belang dat het Bureau Jeugdzorg helder opereert en goed overlegt met de cliënt. Voor het Bureau Jeugdzorg kan er een spanningsveld zijn tussen snel handelen en zorgvuldig handelen; het ligt voor de hand dat het bureau waarborgen aanbrengt in zijn organisatie zodat er in acute crisissituaties snel en doeltreffend zorg wordt geboden.
De inspectie heeft signalen uit eerder toezicht dat de zorg in crisissituaties niet altijd optimaal is. De signalen betreffen: -
het tekort schieten van regievoering bij crisis door Bureau Jeugdzorg;
-
jeugdigen verblijven te lang in de crisisopvang;
-
een te weinig doelgericht toewerken naar het vervolg na de acute crisis;
-
de inspectie stuit regelmatig op crisisopvang bij zorgaanbieders die niet structureel gefinancierd worden door de provincies en de grootstedelijke overheden
10
en die zich niet hoeven te
verantwoorden. De inspectie vindt dit een tekort: hierdoor ontbreekt het zicht op de kwaliteit van hun aanbod
8 9
11
en kunnen de jeugdigen risico’s lopen: hun veiligheid is niet altijd gegarandeerd.
Meerjarenplan Jaarwerkprogramma Inspectie jeugdzorg 2004, toezicht op crisisinterventie.
Wet op de jeugdzorg artikel 13. Als in het vervolg wordt gesproken over provincies, wordt bedoeld: provincies en grootstedelijke overheden. 11 In de beantwoording van Kamervragen (2030411680), stelt staatssecretaris Ross, mede namens de minister van Justitie, dat (o.a.) de Inspectie jeugdzorg toezicht uitoefent op opvanghuizen voor jeugdigen die niet structureel gefinancierd worden door de provincies als er sprake is van financiering vanuit jeugdzorgmiddelen dan wel van plaatsing op grond van een indicatiebesluit door bureau jeugdzorg afgegeven. 10
29
Er zijn ook signalen bij de inspectie dat de toegang tot de onmiddellijke hulpverlening verschillend is georganiseerd. De inspectie zal in een mogelijk vervolgonderzoek vergelijken hoe in de verschillende provincies de toegang tot de onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis georganiseerd is en of dit van invloed is op de uitvoering van de hulp door de bureaus jeugdzorg.
De Provincie Flevoland heeft om een onderzoek naar onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis gevraagd. Na overleg met de inspectie heeft de provincie besloten om zich aan te sluiten bij dit landelijke onderzoek. De inspectie betrekt ook andere overheden bij het toezicht: het Ministerie van VWS, het Ministerie van Justitie en de andere provincies. Met het ministerie, de Directie Jeugdbeleid (DJB) heeft de inspectie overlegd over het projectplan.
Het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg richt zich op de naleving van de eisen van wet- en regelgeving. Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen.
1.2.
Probleemstelling van het onderzoek
De inspectie onderzoekt in dit toezicht hoe de bureaus jeugdzorg zorgen voor onmiddellijke hulp aan cliënten in acute crisis. De kwaliteit van hun handelen meet de inspectie af aan wat de cliënten van de bureaus mogen verwachten op basis van de eisen van wet- en regelgeving. De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” Wat de cliënten precies van de bureaus jeugdzorg mogen verwachten heeft de inspectie uitgewerkt; hierbij stelt de inspectie de kwaliteitseisen van de wet én het ‘zo zo zo beleid”
12
centraal. Uiteraard staat 13
voorop dat de zorg aansluit bij de behoefte van de cliënt, zoals in de wet geformuleerd staat . De deelvragen voor het onderzoek zijn: -
kunnen cliënten onmiddellijk terecht bij Bureau Jeugdzorg wanneer zij een acute crisis ervaren?
-
heeft Bureau Jeugdzorg gedefinieerd wanneer er sprake is van een acute crisis?
-
zorgt Bureau Jeugdzorg voor onmiddellijke hulp aan cliënten in een acute crisis?
-
is de zorg die Bureau Jeugdzorg verleent zo min mogelijk ingrijpend?
-
hoe waarborgt Bureau Jeugdzorg de veiligheid van de cliënten tijdens de crisisinterventie?
-
stelt Bureau Jeugdzorg zo gauw mogelijk en in ieder geval binnen vier weken vast welke hulpverlening na de acute crisis noodzakelijk is?
-
hanteert Bureau Jeugdzorg ook in deze afweging het ‘zo zo zo beleid’?
12
Wet op de jeugdzorg artikel 5.4; Hierin stelt de wetgever dat de zorg niet ingrijpender is dan noodzakelijk en geboden wordt zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode. 13 Wet op de jeugdzorg artikel 5.4.
30
-
hoe organiseert Bureau Jeugdzorg de afstemming met de zorgaanbieders in de (keten van) jeugdzorg?
Deelvragen die het gehele proces betreffen, zijn: -
worden jeugdigen en ouders betrokken bij de besluiten van Bureau Jeugdzorg over de onmiddellijke hulpverlening en het vervolg?
-
verwijst Bureau Jeugdzorg tijdig en op de juiste manier naar de Raad voor de Kinderbescherming als er noodzaak is voor een kinderbeschermingsmaatregel?
De inspectie onderzoekt, gezien de vraagstelling, in dit toezicht niet: -
hoe het tot crisis komt bij de cliënt;
-
of er al jeugdzorg is verleend aan de cliënt in acute crisis;
-
in hoeverre de hulpverleners (als dat aan de orde is) evalueren of zij effectief gehandeld hebben voorafgaand aan de crisis;
-
in hoeverre er sprake is van een genoegzaam aanbod aan zorg en in hoeverre er sprake is van wachtlijsten bij de zorgaanbieders; als blijkt dat hier een probleem zit, zal de inspectie dat signaleren, maar aanbod en wachtlijsten zijn geen onderwerp van onderzoek;
-
de hulpverlening tijdens de acute crisis door de zorgaanbieders;
-
de crisisplaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen, omdat de inspectie hiernaar in 2004 een onderzoek heeft verricht.
Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen. De inspectie maakt rapportages van haar onderzoek over de afzonderlijke bureaus jeugdzorg in Nederland en in een landelijk rapport.
Doel van het inspectieonderzoek is de Minister van VWS, de Minister van Justitie en de provincies inzicht te geven in de mate waarin het handelen van de bureaus jeugdzorg bij jeugdigen in acute crisis in Nederland voldoet aan wat de cliënt op basis van de wet mag verwachten.
Het beoogde effect van dit toezicht is dan ook dat de overheden, als dat nodig is, als stelselverantwoordelijken en subsidiegevers de instellingen zullen aanspreken op eventuele tekortkomingen in de kwaliteit van de uitvoering van de zorg in acute crisissituaties.
Het uiteindelijke beoogde effect is dat de cliënten in het land kunnen rekenen op een onmiddellijke 14
hulpverlening in acute crisis van vergelijkbare, goede kwaliteit .
14
Wat ‘goede kwaliteit’ inhoudt, werkt de inspectie op basis van wet- en regelgeving uit in haar toetsings- en waarderingskader (zie bijlage 2)
31
1.3.
Opzet van het onderzoek
De inspectie voert het onderzoek uit bij alle bureaus jeugdzorg in Nederland.
Als bronnen voor het onderzoek toetst de inspectie per bureau jeugdzorg tien cliëntendossiers. De selectie van de dossiers is als volgt: zo recent mogelijke dossiers, zoveel mogelijk dossiers van cliënten waarin de hulpverlening wordt voortgezet, zo mogelijk tenminste één dossier van een uithuisplaatsing bij een niet-erkende zorgaanbieder (hiertoe rekent de inspectie ook een plaatsing in een nog niet gescreend pleeggezin).
Omdat het beleid momenteel sterk in ontwikkeling is in de instellingen, ook met het oog op de invoering van de Wet op de jeugdzorg, heeft de inspectie er voor gekozen dit onderdeel niet mee te nemen in het onderzoek. De inspectie houdt wel interviews met medewerkers van de instellingen, waarin o.a. wél gevraagd wordt wat er vastgelegd is. Bij de interviews gaat het om een interview met een leidinggevende en een interview met één of meer uitvoerend medewerkers. Verder woont de inspectie in de instellingen een besluitvormend overleg over de aanpak van een crisis bij.
De inspectie rapporteert over het onderzoek in instellingsrapportages en in een landelijk rapport.
Voor het onderzoek heeft de inspectie een toetsings- en waarderingskader opgesteld, waarin aan de orde komt:
welke eisen in wet- en regelgeving worden gesteld aan de hulpverleningsplannen;
hoe de inspectie deze eisen interpreteert en wat de cliënten op basis van deze eisen mag verwachten;
wat de inspectie in het beleid en in de dossiers van de instellingen verwacht aan te treffen;
het waarderingskader van de inspectie voor belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg.
Hierin maakt de inspectie concreet waaraan zij afmeet in hoeverre de bureaus jeugdzorg voldoen aan wat de cliënten mogen verwachten en hoe zij dit waardeert. Onderdelen van het toetsings- en waarderingskader staan in hoofdstuk 2 (cursief aangegeven). Het volledige toetsings- en waarderingskader is in dit rapport als bijlage 2 opgenomen. Op basis van het toetsings- en waarderingskader heeft de inspectie vragenlijsten ontwikkeld.
32
Bijlage 2:
Toetsings- en waarderingskader van de inspectie
Toetsingskader toezicht van de Inspectie jeugdzorg op het handelen van Bureau Jeugdzorg bij cliënten in acute crisis in Nederland
In het toetsingskader komen aan de orde: 1. wat de wettelijke eisen zijn die aan de (onmiddellijke) hulpverlening worden gesteld; 2. hoe de inspectie deze wettelijke eisen leest en wat de cliënten volgens de inspectie mogen verwachten; 3. wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg; 4. het waarderingskader van de inspectie voor belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg.
Deze vier punten vormen het toetsingskader dat de inspectie bij het onderzoek hanteert.
1.
De wettelijke eisen
Het toetsingskader toezicht onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis is gebaseerd op bepalingen uit de volgende Wetten, Besluiten en Regelingen: •
Wet op de jeugdzorg (Wjz); Wet van 22 april 2004, houdende regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg; Staatsblad 2004 306;
•
Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg (Uvb); Besluit van 16 december 2004, houdende regels ter uitvoering van de Wet op de jeugdzorg; Staatsblad 2004 703.
2.
Hoe de inspectie de wettelijke eisen leest en wat de cliënten volgens de inspectie mogen verwachten 15
In de jeugdzorg draait het om de hulp aan de jeugdige en zijn ouders (de cliënt ). De cliënt kan altijd 16
voor een vraag om hulp bij een bureau jeugdzorg terecht . De cliënt heeft volgens de wet aanspraak op jeugdzorg als een bureau jeugdzorg een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat de cliënt op die zorg is 17
aangewezen ; dit heet het indicatiebesluit. In dit formeel vastgelegde besluit formuleert Bureau Jeugdzorg welk aanbod van zorg de beste mogelijkheden biedt om aan de hulpvraag van de jeugdige en 18
zijn ouders te voldoen . In de wet staat dat er gevallen zijn waarin het indicatiebesluit niet afgewacht kan 19
worden : als Bureau Jeugdzorg vindt dat er onmiddellijke hulp geboden is, heeft de cliënt ook aanspraak op jeugdzorg zonder dat er al een indicatiebesluit is geformuleerd. Deze aanspraak vervalt 20
zogauw er wel een indicatiebesluit is genomen, maar in ieder geval na vier weken . 15
vollediger geformuleerd: volgens artikel 1 d Wjz is de cliënt: een jeugdige, zijn ouders of stiefouder of anderen die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden. 16 artikel 26 Uvb. 17 artikel 3.3 Wjz. 18 artikel 6 Wjz; hierin staat o.a. wat er in ieder geval in het indicatiebesluit moet staan. 19 artikel 3.5 Wjz. 20 artikel 14 Uvb.
34
In de paragraaf Taken in de wet staat dat Bureau Jeugdzorg tot taak heeft te bezien of een cliënt zorg 21
nodig heeft en zo ja, welke zorg . Bij de afweging welke zorg geïndiceerd wordt, moet Bureau Jeugdzorg als uitgangspunt aanhouden dat de zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Bureau Jeugdzorg moet altijd afwegen of de 22
cliënt veilig is en of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming . De zorg is niet ingrijpender dan noodzakelijk en wordt geboden zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt 23
duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode . Dit heet ook wel het “zo zo zo beleid”. 24
De cliënt moet instemmen met het aanvragen van zorg . Bureau Jeugdzorg moet zo nodig afspraken 25
maken met de zorgaanbieder wie wat doet . Volgens de paragraaf Kwaliteit in de wet is Bureau Jeugdzorg ervoor verantwoordelijk dat de uitvoering 26
van de zorg doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is en is afgestemd op de behoeften van de cliënt .
Wat mogen de cliënten dus verwachten? Zij mogen verwachten dat: o
zij altijd terecht kunnen bij de bureaus jeugdzorg in een acute crisis;
o
de bureaus jeugdzorg kunnen beoordelen of er voor hun vraag onmiddellijk jeugdzorg nodig is, dus of zij aanspraak maken op onmiddellijke hulpverlening;
o
dat de bureaus jeugdzorg de veiligheid van de cliënten in hun afwegingen een centrale rol geven;
o
dat de bureaus jeugdzorg aan de cliënten een zo min mogelijk ingrijpende zorg verlenen;
o
dat de bureaus jeugdzorg, als dat nodig is, zo gauw mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de acute crisis, een indicatiebesluit formuleert voor de vervolghulp;
21
artikel 5.1 en 5.2 Wjz. artikel 9 Wjz. 23 artikel 5.3 Wjz. 24 artikel 7 Wjz. 25 artikel 6.2 Wjz. 26 artikel 13.2 en 13.3 Wjz. 22
35
o
dat de bureaus jeugdzorg ook in de afwegingen voor het indiceren van vervolghulp een zo min mogelijk ingrijpende zorg nastreven;
o
dat de bureaus jeugdzorg coördineren dat er (in de keten) afstemming plaats vindt tussen verschillende instanties en hulpverleners;
o
dat de samenwerking tussen verschillende instanties en hulpverleners (in de keten) in duidelijke afspraken is geregeld;
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces vaststellen of de cliënten met hun besluiten over onmiddellijke hulpverlening en het vervolg instemmen;
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces afwegen of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
3.
Wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg
Op de volgende pagina’s staat schematisch weergegeven wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg op grond van de wettelijke eisen.
Van groot belang voor de kwaliteit van de zorg is de manier waarop de beslissingen van de bureaus jeugdzorg in een crisissituatie tot stand komen. Belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg, in het schema hieronder aangegeven met een *, zijn: o
*vaststellen of er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg;
o
*zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is;
36
o
*vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is;
o
*zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere jeugdzorg.
Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Gedurende het gehele proces wegen de bureaus jeugdzorg af of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
De vier belangrijke beslissingen heeft de inspectie nader uitgewerkt in een waarderingskader; hierin staat de waardering die de inspectie toekent aan wat zij aantreft. Deze kenmerken van een, volgens haar, kwalitatief goede beslissing, noemt zij indicatoren. Het waarderingskader staat opgenomen na het onderstaande schema, waarvan het een uitwerking is.
37
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Onmiddellijke hulpverlening in acute crisis Een cliënt heeft slechts aanspraak op jeugdzorg als een Stichting Bureau Jeugdzorg (BJZ) een besluit heeft genomen dat de cliënt die zorg nodig heeft.
art.3.3 Wjz
Geen aanspraak op jeugdzorg bestaat voor zover de jeugdige of zijn ouders, stiefouder, art. 3, 4 en 5 of anderen die hem verzorgen en opvoeden de psychosociale, psychische of Uvb gedragsproblemen van die jeugdige het hoofd kunnen bieden, al dan niet mbv personen uit hun directe omgeving of mbv andere voorzieningen die hulp bieden dan zorgaanbieders; evenmin als de genoemde problemen hun oorzaak vinden in een psychiatrische aandoening van een jeugdige die zodanig van aard is dat een psychiatrische aanpak van de problemen noodzakelijk is. [enz.]
Wanneer een besluit niet afgewacht kan worden, kan van deze regel worden afgeweken. Dit wordt geregeld in een algemene maatregel van bestuur.
art. 3.5 Wjz
art. 26.1 en 26.2 BJZ is zeven maal 24 uur per week telefonisch bereikbaar. BJZ is zeven maal 24 uur beschikbaar voor situaties waarin onmiddellijke uitvoering van Uvb de taken, zoals bedoeld in artikel 3, lid 5 Wjz geboden is; het betreft in art. 3.5. situaties waarin het indicatiebesluit niet afgewacht kan worden.
* *Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
art. 14 Uvb
Beleid: Een definitie van acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg; BJZ heeft vastgelegd wie wanneer en hoe vaststelt dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg. Dossiers: Een besluit dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke hulpverlening; hierin zitten een beschrijving van de situatie waarin de cliënt zich bevindt; een gemotiveerd oordeel dat onmiddelijke jeugdzorg noodzakelijk is; een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder.
Aan een besluit waarin wordt vastgesteld dat een cliënt is aangewezen op [onmiddellijke] hulpverlening ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen.
art. 7 Wjz
Dossiers: In het besluit dat onmiddellijke hulpverlening nodig is, is zichtbaar wie de hulpvrager is.
38
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft.
art. 7 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit.
art. 14.2 Uvb
Dossiers: Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is.
* Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
art. 8 Wjz
Het indicatiebesluit voor verdere zorg Vaststellen indicatie * BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
art. 5 Wjz
Dossiers: In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
Aan een besluit waarbij wordt vastgesteld of een cliënt is aangewezen op zorg ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen.
art. 7 Wjz
Dossiers: In het indicatiebesluit is zichtbaar wie de hulpvrager is.
De aanvraag die aan het besluit ten grondslag ligt behoeft de instemming van de cliënt.
art. 7 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit.
Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft. In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is.
39
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
art. 6 Wjz
Dossiers: De beschrijving van de benodigde zorg is gespecificeerd. Als er afstemming tussen meerdere zorgaanbieders nodig is, is zichtbaar wie coördineert. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s).
art. 5.1 Wjz
Beleid Er is een samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kinderbescherming. BJZ maakt met de Raad afspraken over wie verantwoordelijk is voor de hulpverlening aan het gezin vanaf de melding tot het onderzoek en gedurende het onderzoek.
Inhoud indicatiebesluit De stichting geeft de cliënt een advies wie de zorg kan of kunnen verlenen. In het besluit geeft de stichting aan of coördinatie van de zorg noodzakelijk is en zo ja, wie deze coördinatie het beste kan uitvoeren.
Veiligheid BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis. Als er sprake is van een acute en ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige stelt BJZ onverwijld de Raad voor de Kinderbescherming in kennis van haar oordeel dat een maatregel mbt het gezag over de minderjarige overwogen dient te worden. BJZ informeert de cliënt als zij de Raad in kennis stelt van haar oordeel, tenzij dit kennelijk een bedreiging vormt voor de minderjarige. Indien BJZ de cliënt niet informeert, wordt in de kennisgeving aan de Raad hiervan de reden vermeld. BJZ en de Raad leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol; hierin staat in ieder geval de wijze waarop BJZ de kennisgeving zoals in artikel 59 doet, een beschrijving van de gegevens die BJZ bij de kennisgeving aan de Raad verstrekt en een beschrijving van de werkwijze van BJZ en Raad voor zover de werkwijze samenhangt of gelijktijdig plaatsvindt.
art. 9 Wjz
art. 56 Uvb
art. 59 Uvb
Dossiers Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Het samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kinderbescherming wordt zichtbaar toegepast.
art. 60 Uvb
“Zo zo zo beleid” art. 5.1 Wjz BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde art. 5.4 Wjz ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Deze zorg is in verband hiermee niet ingrijpender dan noodzakelijk en wordt geboden zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode.
Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. In de afwegingen van BJZ bij zijn keuze voor een vorm van (onmiddellijke) hulpverlening, is zichtbaar dat BJZ het “zo zo zo beleid” uitvoert. Zo probeert BJZ een uithuisplaatsing bij crisis te voorkómen door b.v. intensieve ambulante hulp.
40
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
art. 13 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Uitvoering van “zo zo zo beleid” is een bijdrage aan een verantwoorde uitvoering van de zorg (zie hierboven). Instemming van de cliënt met de (geïndiceerde) hulpverlening is zichtbaar (zie hierboven). De samenwerking tussen BJZ en zorgaanbieders vindt plaats op basis van duidelijke en concrete afspraken.
Kwaliteit BJZ draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van zijn wettelijke taken, in ieder geval een doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte uitvoering; de taken worden uitgevoerd op basis van een plan dat is afgestemd op de behoeften van de cliënt.
41
4.
Waarderingskader afwegingen en beslissingen bureau jeugdzorg
Belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg zijn: o
vaststellen of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis);
o
zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is;
o
vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is;
o
zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere jeugdzorg.
Gedurende het gehele proces van crisisinterventie is veiligheid de belangrijkste basisvoorwaarde voor kwalitatief goede zorg. De inspectie zet de afwegingen die bureau jeugdzorg moet maken over de veiligheid van de cliënt daarom bovenaan. Daarna waardeert de inspectie de eerste beslissing als de belangrijkste van de vier: als deze beslissing niet voldoende scoort, ontbeert de cliënt de benodigde hulp in een crisis. De inspectie beoordeelt het handelen van bureau jeugdzorg bij crisis als onvoldoende als de waardering van de inspectie voor veiligheid en de eerste beslissing onvoldoende zijn.
De eerste twee kolommen van onderstaand schema zijn een herhaling van het onderwerp veiligheid en de belangrijke beslissingen uit het schema op de bladzijden hiervoor; de laatste drie kolommen vormen het eigenlijke waarderingskader. In dit waarderingskader komen achtereenvolgens de indicatoren voor een kwalitatief goede beslissing, de scores op die indicatoren en de waardering van de scores aan de orde.
42
Gedurende het gehele proces
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis.
Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat.
Afweging omtrent veiligheid cliënt in beslissing BJZ. Indien onveilig: afweging omtrent melding Raad.
Belangrijke beslissing BJZ
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
1. Als BJZ van oordeel is dat er sprake A1) Criteria om vast te stellen is van een situatie waarin of er sprake is van een acute onmiddellijke verlening van jeugdzorg crisis en deze toepassen. noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen. A2) Criteria om vast te stellen of er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is.
A1)
Score
Waardering
+, ± of –
voldoende indien een +
Score
Waardering
Afweging acute crisis: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
voldoende indien A.1.1. én A.2.1. een + scoren
+ of –+ of –
A2) Afweging noodzaak jeugdzorg: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ of – + of –
43
Belangrijke beslissing BJZ
2. Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
3. Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
4. BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
Een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s) vastgelegd.
A)
Score
Waardering
Afweging welke jeugdzorg: 1. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 2. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 3.(Samenwerkings)afspraken met zorgaanbieder(s) 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
A) Afweging noodzaak verdere jeugdzorg:
In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
A) Afweging welke verdere jeugdzorg:
1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier 3. Besluit binnen vier weken 4. Instemming cliënt met beslissing
1. Indicatiebesluit aanwezig 2. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 3. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
+, ± of – +, ± of – +, ± of – + of –
voldoende indien 1 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
voldoende indien 3 een + scoort + of – + of – + of – + of –
+ of – +, ± of – +, ± of – + of –
44
voldoende indien 2 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
Bijlage 3:
Standpunten provincie Friesland over dit toezicht
PROVINCIE FRIESLAND
Provincie Friesland onderschrijft toetsings- en waarderingskader inspectie toezicht crisisinterventie 2005 ja
PROVINCIE FRIESLAND
Provincie Friesland stelt andere / aanvullende eisen mbt crisisinterventie BJZ voorafgaand aan inspectieonderzoek 2005
nee
PROVINCIE FRIESLAND
Provincie Friesland kondigt (handhavings)actie aan als resultaten inspectieonderzoek crisisinterventie 2005 daartoe aanleiding geven ja
Als er zaken uit het rapport naar voren komen die daartoe aanleiding geven dan zouden wij daarover graag een gesprek willen hebben tussen provincie, bureaujeugdzorg en de inspectie. Verder hebben wij met bureau jeugdzorg regelmatig ambtelijk overleg. Als de resultaten daartoe aanleiding geven, dan zal in dit overleg besproken worden, welke acties ondernomen worden door bureau jeugdzorg; tevens:afspreken wanneer deze acties gerealiseerd zijn en controleren of dit ook werkelijk gebeurd is.
45
46
Bijlage 4: Cijfers dossieronderzoek Bureau Jeugdzorg Friesland Betreft: Afdruk Onderzoek crisisinterventie2004 Soort afdruk: Keuzes per vraag Selectie:
Provincie = Friesland
1: Is er in het dossier een besluit van BJZ of er sprake is van een acute crisis? Besluit is mogelijk geen apart document. (N=10) ja 7 nee 3 nvt 0
70% 30% 0%
2: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen? Het gaat hier om een motivatie van het besluit, om criteria voor het besluit. (N=7) ja, nl 6 85% nee 1 14% nvt 0 0% 3: Is er in het dossier een besluit van BJZ dat er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is? Dit kan hetzelfde document zijn/ dezelfde tekst zijn als bij vraag 1. (N=10) ja 7 70% nee 3 30% nvt 0 0% 4: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen om vast te stellen dat er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is? (N=7) ja, nl 6 85% nee 1 14% nvt 0 0% 5: Dit is niet een goede vraag, vul een loze datum in < -4 weken -4 t/m 0 weken
(N=10) 4 0
40% 0%
47
> 0 weken
6
60%
6: Is er in het dossier een besluit van BJZ welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=10) ja 8 nee 2 nvt 0
80% 20% 0%
7: Is het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is, zichtbaar gemotiveerd? (N=8) ja, nl (licht toe) 7 ja, enigszins gemotiveerd (licht toe) 0 nee 1 nvt 0
87% 0% 12% 0%
8: Is in het dossier zichtbaar dat BJZ heeft gekozen voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg? (zo licht mogelijk, zo kort mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis) (N=10) ja, nl (licht toe) 5 50% ja, enigszins (licht toe) 4 40% nee 1 10% nvt 0 0% 9: Is zichtbaar dat de zorg die BJZ heeft gekozen aansluit bij de hulpvraag van de client? (N=10) ja, nl (licht toe) 8 ja, enigszins (licht toe) 1 nee 0 ja, maar sluit aan bij ouder en niet bij 1 jeugdige ja, maar sluit aan bij jeugdige en niet bij 0 ouder nvt,andere hulpvrager dan client 0 10: Zijn zichtbare (samenwerkings)afspraken door BJZ met de zorgaanbieders die de zorg gaan aanbieden, gemaakt? Het gaat erom dat BJZ de regie voert en concrete (smart) afspraken maakt de zorgaanbieders. (N=10) ja, nl (licht toe) 2 ja, enigszins (licht toe) 2 nee 5 nvt 1
80% 10% 0% 10% 0% 0%
20% 20% 50% 10%
11: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is?
48
ouders wel zichtbaar ingestemd ouders niet zichtbaar ingestemd jeugdige wel zichtbaar ingestemd jeugdige niet zichtbaaringestemd jeugdige nvt (bijv jonger dan 12)
(N=10*) 7 3 5 1 3
70% 30% 50% 10% 30%
(N=10) 0 10 0
0% 100% 0%
(N=10) 3 5 0 2 0 0
30% 50% 0% 20% 0% 0%
12: Dit is niet een goede vraag, vul een loze datum in (indien ongedateerd: vak leeg laten) < 0 weken 0 t/m 6 weken > 6 weken 13: Is zichtbaar welke jeugdzorg heeft plaatsgevonden? families first crisisopvang gesprekken met BJZ anders, nl (licht toe) nee nvt
14: Is zichtbaar of de jeugdige geplaatst is bij een nieuwe zorgaanbieder/niet gescreend pleeggezin? (N=10) ja (licht toe) 0 nee, het is niet zichtbaar (licht toe) 0 nee, niet bij een nieuwe 6 zorgaanbieder/pleeggezin anders,nl (licht toe) 0 nvt 4
0% 0% 60% 0% 40%
15: Is er in het dossier een besluit van BJZ of er sprake is van een noodzaak van een vervolg aan jeugdzorg? (N=10) ja 9 90% nee 1 10% nvt 0 0% 16: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen om vast te stellen dat een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is? Het gaat hier om een motivatie van het besluit, om criteria voor het besluit. (N=9) ja,nl (licht toe) 7 77% nee 2 22%
49
nvt
0
0%
17: Is dit besluit vastgesteld binnen 4 weken na het besluit dat er sprake is van een acute crisis? (N=10) ja 2 nee 7 nvt 1
20% 70% 10%
18: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=10*) ja, ouders zichtbaar ingestemd 7 nee, zichtbaar niet ingestemd 2 ja, jeugdige zichtbaar ingestemd 4 nee, jeugdige zichtbaar niet ingestemd 3 anders,nl (licht toe) 0 nvt (bijv. jeugdige jonger dan 12) 2
70% 20% 40% 30% 0% 20%
19: Is zichtbaar dat de crisis is opgeheven? ja, gemotiveerd (licht toe) ja, enigszins gemotiveerd (licht toe) nee anders,nl nvt
(N=10) 4 1 4 1 0
40% 10% 40% 10% 0%
20: Is er in het dossier een indicatiebesluit van BJZ aanwezig waarin staat welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=10) ja 8 nee 2 nvt 0
80% 20% 0%
21: Is in het indicatiebesluit zichtbaar gemotiveerd welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=8) ja, nl (citeer) 8 ja, enigszins (citeer) 0 nee 0 nvt 0
100% 0% 0% 0%
22: Is in het indicatiebesluit zichtbaar dat BJZ heeft gekozen voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg? (N=8) ja (licht toe) 7 ja, enigszins (licht toe) 0 nee 0
87% 0% 0%
50
nvt
1
12%
23: Is zichtbaar dat de zorg die BJZ heeft gekozen aansluit bij de hulpvraag van de client? (N=8) ja (licht toe) 7 ja, enigszins (licht toe) 0 nee 1 nvt, andere hulpvrager dan client 0
87% 0% 12% 0%
24: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=8*) ja, ouders zichtbaar ingestemd 8 nee, zichtbaar niet ingestemd 0 ja, jeugdige zichtbaar ingestemd 4 nee, jeugdige zichtbaar niet ingestemd 2 anders,nl( licht toe) 0
100% 0% 50% 25% 0%
25: Is zichtbaar wanneer de vervolghulp start? (N=10) 7 3 0
70% 30% 0%
(N=0) 0 0 0
0% 0% 0%
27: Verblijft de jeugdige langer dan vier weken in de crisisopvang? (N=10) ja 4 nee (licht toe) 5 nvt 1
40% 50% 10%
28: Is de reden van verblijf langer dan 4 weken in het dossier aangegeven? (N=10) ja (licht toe) 1 nee 4 nvt 5
10% 40% 50%
ja nee nvt 26: Op welke datum start de vervolghulp? 0 6 nvt
29: Is in het dossier zichtbaar dat BJZ de veiligheid van de cliënt in zijn afwegingen betrokken heeft? (N=10)
51
ja (licht toe) nee, het is niet zichtbaar (licht toe) nvt
10 0 0
100% 0% 0%
30: Is zichtbaar of BJZ tijdens de crisis afweegt of een doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is? (N=10) ja (licht toe) 3 30% nee (licht toe) 2 20% nvt 5 50% 31: Heeft deze doorgeleiding volgens de juiste procedure plaatsgevonden? (N=10*) ja, ouders geïnformeerd of indien niet met 1 vermelding reden ja, jeugdige geïnformeerd of indien niet met 1 vermelding reden ja, protocol toegepast (wijze van 0 kennisgeving) ja,protocol toegepast (beschrijving te 0 verstrekken gegevens) nee,geen van alle 2 nvt 7
10% 10% 0% 0% 20% 70%
52
Bijlage 5: Waardering bjz Friesland van de inspectie Gedurende het gehele proces
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis.
Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat.
Afweging omtrent veiligheid cliënt in beslissing BJZ. Indien onveilig: afweging omtrent melding Raad.
Belangrijke beslissing BJZ
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
1. Als BJZ van oordeel is dat er sprake A1) Criteria om vast te stellen is van een situatie waarin onmiddelijke of er sprake is van een acute verlening van jeugdzorg noodzakelijk crisis en deze toepassen. is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen. A2) Criteria om vast te stellen of er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is.
A1)
Score BJZ Friesland
Waardering
+
voldoende
Score
Waardering
voldoende
Afweging acute crisis: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ +
A2) Afweging noodzaak jeugdzorg: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ +
53
Belangrijke beslissing BJZ
2. Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddelijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
3. Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
4. BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
Een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s) vastgelegd.
A)
Score BJZ Friesland
Afweging welke jeugdzorg: 1. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 2. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 3.(Samenwerkings)afspraken met zorgaanbieder(s) 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
A) Afweging noodzaak verdere jeugdzorg:
In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
A) Afweging welke verdere jeugdzorg:
1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier 3. Besluit binnen vier weken 4. Instemming cliënt met beslissing
1. Indicatiebesluit aanwezig 2. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 3. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
Waardering
voldoende + + ± +
onvoldoende ingevolg overschrijding termijn
+ + – +
voldoende
+ + + +
NB Als bureau jeugdzorg onvoldoende scoort bij Veiligheid of Beslissing 1, ontbeert de cliënt volgens de inspectie de benodigde hulp in een crisis.
54