Crisis, wat nu? Onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Rotterdam bij cliënten in acute crisis
Inspectie jeugdzorg Utrecht, mei 2005
2
Inhoudsopgave
Samenvatting ...............................................................................................................................5 Hoofdstuk 1 - Het onderzoek .......................................................................................................7 Hoofdstuk 2 - De resultaten van het onderzoek...........................................................................9 2.1
Beslissing 1: Is er sprake van een acute crisis? .......................................................11
2.2
Beslissing 2: Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk? ..................................13
2.3
Beslissing 3: Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig?...............................................16
2.4
Beslissing 4: Welke jeugdzorg is nodig voor verdere zorg? .....................................18
2.5
Betrokkenheid van de cliënten tijdens de besluitvorming .........................................19
2.6
Veiligheid ..................................................................................................................20
Hoofdstuk 3 - Analyse en beoordeling van de inspectie ............................................................23 Hoofdstuk 4 - Aanbevelingen .....................................................................................................27 4.1
Aanbevelingen aan de instelling ...............................................................................27
4.2
Aanbevelingen aan de provincie...............................................................................27
Bijlage 1 - Aanleiding voor het onderzoek, probleemstelling en opzet.......................................29 1.1
Aanleiding voor het onderzoek .....................................................................................29
1.2
Probleemstelling van het onderzoek.............................................................................30
1.3
Opzet van het onderzoek..............................................................................................32
Bijlage 2 - Toetsings- en waarderingskader van de inspectie ....................................................33 Bijlage 3 - Standpunten Stadsregio Rotterdam over dit toezicht................................................44 Bijlage 4 - Cijfers dossieronderzoek Bureau Jeugdzorg Rotterdam...........................................45 Bijlage 5 - Waardering Bureau Jeugdzorg Rotterdam van de inspectie.....................................49
3
4
Samenvatting
De inspectie heeft besloten om in 2005 een landelijk onderzoek te verrichten naar het handelen van de bureaus jeugdzorg als cliënten zich melden met een crisis. De inspectie heeft uitgewerkt wat de cliënten van de bureaus jeugdzorg mogen verwachten. Het onderzoek is toegespitst op vier belangrijke beslissingen die de bureaus jeugdzorg nemen tijdens een crisis: 1. is er sprake van een acute crisis en is er onmiddellijk jeugdzorg nodig? 2. welke jeugdzorg is tijdens deze crisis noodzakelijk? 3. is er een vervolg aan jeugdzorg nodig na de wettelijke termijn van vier weken? 4. welke jeugdzorg is na de crisis nodig als vervolghulp?
De inspectie onderzoekt verder of de bureaus jeugdzorg over alle beslissingen overleggen met en instemming vragen van de cliënten. Als belangrijkste punt onderzoekt de inspectie of de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces de veiligheid van de cliënten centraal stellen en afwegen of de noodzaak bestaat om de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen.
Bureau Jeugdzorg Rotterdam heeft ervoor gekozen om het onderzoek te laten uitvoeren op een van de twee locaties waar een crisisteam functioneert.
Beoordeling van de resultaten van het onderzoek De inspectie oordeelt over de onderzoeksvraag: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?" dat Bureau Jeugdzorg Rotterdam (bjz) ruim voldoende scoort voor het handelen in crisissituaties. Bjz Rotterdam stelt vast dat sprake is van een crisis en of er een noodzaak is voor onmiddellijke hulpverlening. Bij deze beoordeling gebruikt bjz criteria. Bjz Rotterdam stelt ook vast welke hulpverlening nodig is tijdens de crisissituatie; daarbij wordt uitgegaan van afwegingen, waarbij een belangrijke afweging is dat er zorg op maat is. De afweging van de veiligheid van de cliënt wordt in alle fasen gemaakt, evenals de afweging of doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming nodig is. Ook zorgt bjz voor een antwoord op de vraag of de vervolghulp, -en zo ja welke-, nodig is. Tijdens het hele proces worde de cliënten betrokken bij de besluitvorming. Uit het onderzoek komt naar voren dat bjz Rotterdam het proces bewaakt door de inzet van crisisteams en door de teammanager. Een groot minpunt is dat bjz Rotterdam de werkzaamheden onvoldoende en niet systematisch vastlegt in de dossiers. De dossiers zijn onvolledig, moeilijk toegankelijk en onvoldoende transparant. Een ander minpunt is dat Bjz er niet in slaagt om binnen de daarvoor geldende
5
termijn een vervolg aan jeugdzorg te realiseren. Crisissituaties duren daardoor veel te lang. Eén verklaring hiervoor is dat er voor bepaalde voorzieningen wachtlijsten zijn.
Aanbevelingen van de inspectie aan Bureau Jeugdzorg Rotterdam • Behoud wat goed is: o de crisisteams o de mogelijkheden voor intercollegiale toetsing o de bewaking van het proces o het enthousiasme en de professionaliteit van de medewerkers o de aandacht voor de veiligheid van cliënten o de aandacht voor het betrekken van cliënten bij het proces
• Breid dit goede uit: o leg het beleid voor het hele proces van hulpverlening in crisissituaties schriftelijk vast, vooral de criteria voor de besluitvorming o zorg voor een betere dossiervorming o zorg voor een snellere besluitvorming na de eerste vier weken van de crisis o maak afspraken met zorgaanbieders over de regierol van bjz o laat zien welke zorg nodig is voor de cliënten, ook als er wachtlijsten zijn; hierdoor wordt duidelijk wat een genoegzaam aanbod is voor jeugdzorg in de stadsregio.
Aanbevelingen van de inspectie aan de Stadsregio Rotterdam
• Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg dat de besluitvorming na de crisisinterventie sneller kan verlopen. • Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg over een betere dossiervorming. • Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders die er toe leiden dat er een genoegzaam aanbod aan jeugdzorg is, zowel voor crisisinterventie als voor de vervolghulp.
6
Hoofdstuk 1 - Het onderzoek1
De Inspectie jeugdzorg heeft besloten dat zij in 2005 onderzoek doet naar onmiddellijke zorg voor jeugdigen in acute crisis. De inspectie taxeert in haar interne risicoanalyse de 2
hulpverlening bij crises in meerdere provincies en grootstedelijke gebieden als een hoog risico. Ook heeft de inspectie signalen uit eerder toezicht dat de zorg in crisissituaties niet altijd optimaal is.
De inspectie heeft in dit toezicht onderzocht hoe de bureaus jeugdzorg in Nederland zorgen voor onmiddellijke hulp aan cliënten in acute crisis. De kwaliteit van hun handelen meet de inspectie af aan wat de cliënten van de bureaus mogen verwachten op basis van de eisen van wet- en regelgeving. De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?”
Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen. De inspectie maakt rapportages van haar onderzoek over alle afzonderlijke bureaus jeugdzorg in Nederland en een landelijk rapport.
Doel van het inspectieonderzoek is de Minister van VWS, de Minister van Justitie en de provincies inzicht te geven in de mate waarin het handelen van de bureaus jeugdzorg bij jeugdigen in acute crisis in Nederland voldoet aan wat de cliënt op basis van de wet mag verwachten.
Het beoogde effect van dit toezicht is dan ook dat de overheden, als dat nodig is, als stelselverantwoordelijken en subsidiegevers de instellingen zullen aanspreken op eventuele tekortkomingen in de kwaliteit van de uitvoering van de zorg in acute crisissituaties.
Het uiteindelijke beoogde effect is dat de cliënten in het land kunnen rekenen op een onmiddellijke hulpverlening in acute crisis van vergelijkbare, goede kwaliteit. Wat ‘goede kwaliteit’ inhoudt, heeft de inspectie op basis van wet- en regelgeving uitgewerkt in een toetsings- en waarderingskader (zie bijlage 2), dat zij heeft voorgelegd aan de subsidiërende overheid. Verslaglegging van het overleg met de Stadsregio Rotterdam voorafgaand aan dit onderzoek, staat in bijlage 3.
1
Uitgebreidere informatie over de aanleiding voor het onderzoek, de probleemstelling en de opzet van het onderzoek staat in bijlage 1. Als in het vervolg wordt gesproken over provincies, wordt bedoeld provincies en grootstedelijke regio’s.
2
7
8
Hoofdstuk 2 - De resultaten van het onderzoek
Het onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Rotterdam Het onderzoek is voorbereid in een gesprek op 21 maart 2005 met de directie van Bureau Jeugdzorg Rotterdam (bjz Rotterdam). Bij dit gesprek was ook aanwezig de teammanager van de vestiging van bjz Rotterdam waar het onderzoek zou plaatsvinden. Bjz Rotterdam heeft nl. op twee van haar vestigingen een crisisteam geformeerd. Deze teams behandelen alle crisissen die bij de diverse vestigingen binnenkomen en hanteren daarbij dezelfde werkwijze; de resultaten van het onderzoek bij één vestiging kunnen dus beschouwd worden als geldend voor de handelwijze van het hele bjz Rotterdam. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 12 en 13 april 2005 en is door twee inspecteurs uitgevoerd.
Als bronnen voor het onderzoek heeft de inspectie elf cliëntendossiers getoetst, drie interviews gehouden en een overleg bijgewoond waarin besluitvorming plaatsvindt over de handelswijze van bjz Rotterdam m.b.t. de crisissituaties. Over de getoetste dossiers merkt de inspectie het volgende op: • Er waren geen recente dossiers beschikbaar. De getoetste dossiers waren alle van crisissituaties die in 2004 behandeld zijn. • De dossiers waren, op een enkele uitzondering na, niet transparant, het proces van interventie door bjz was niet, of in zeer beperkte mate, te volgen. • De contactjournaals zijn beschouwd als behorend tot het dossier. De interviews zijn gehouden met de teammanager, met twee crisisinterventiemedewerkers en met een medewerker die de screening van binnengekomen zaken doet. Reden voor deze keuze is dat bij bjz Rotterdam de screeningsfunctionarissen van de diverse vestigingen de beslissing nemen of er sprake is van een crisis; na deze vaststelling komt de casus dan bij een van de twee crisisteams terecht. De gesprekken verliepen op een prettige wijze: de gesprekspartners waren open naar de inspectie toe en gaven veel informatie. Het viel de inspectie op dat alle geïnterviewden enthousiast vertelden over hun werk. Dit zelfde enthousiasme en een grote betrokkenheid kwamen ook naar voren in het bijgewoonde overleg van het crisisteam. Tijdens het overleg waren zeven crisismedewerkers aanwezig, een gedragsdeskundige, een secretaresse en de teammanager die het overleg leidt. Iedere week vindt het overleg plaats. Iedere medewerker kan casussen inbrengen ter bespreking; dit gebeurt schriftelijk, op het formulier “Beslissingen crisisinterventie". De casussen betreffen allen zaken waarin al geconstateerd is dat er sprake is van een crisis en waarbij dus de vraag aan de orde is welke jeugdzorg tijdens de crisis noodzakelijk is.
9
Beslissingen van een bureau jeugdzorg bij een crisis Bureaus jeugdzorg zullen bij een crisis beslissingen moeten nemen. De inspectie vindt de manier waarop deze beslissingen tot stand komen van groot belang voor de kwaliteit van de zorg. In het toetsingskader staan de vier volgens de inspectie belangrijkste beslismomenten 3
chronologisch genoemd . Deze belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg zijn: o vaststellen of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis); o zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is; o vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is; o zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere zorg. Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Gedurende het gehele proces dienen de bureaus jeugdzorg af te wegen of de veiligheid van de cliënt voldoende gewaarborgd is en zo niet, of de noodzaak bestaat om door te geleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming.
Waar zijn de resultaten van het inspectieonderzoek te vinden? Elke paragraaf van dit hoofdstuk is gewijd aan één van deze belangrijke aspecten van de kwaliteit van de zorg. Er staat telkens eerst cursief wat cliënten volgens de inspectie mogen 4
verwachten . In hoofdstuk 3 worden de resultaten uit de volgende paragrafen vergeleken met wat de cliënten mogen verwachten. De inspectie presenteert hier de verzamelde gegevens op hoofdlijnen. De gedetailleerde uitkomsten van het onderzoek staan in bijlagen: in bijlage 4 staat de vragenlijst dossiertoets opgenomen met de uitkomsten van het onderzoek bij bjz Rotterdam; bijlage 5 bevat de waardering die de inspectie uitspreekt voor de kwaliteit van het handelen van bjz Rotterdam bij cliënten in acute crisis.
3 4
Het volledige toetsings- en waarderingskader staat in bijlage 2. Wat cliënten mogen verwachten staat nader toegelicht en uitgewerkt in het toetsingskader, zie bijlage 2.
10
2.1 Beslissing 1: Is er sprake van een acute crisis? De cliënten mogen verwachten: o dat zij altijd terecht kunnen bij de bureaus jeugdzorg in een acute crisis; o dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er bij hen sprake is van een acute crisis; o dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er voor hun vraag onmiddellijk jeugdzorg nodig is, dus of zij aanspraak maken op onmiddellijke hulpverlening;
Resultaten van het onderzoek In ontvangst nemen van de crisis In de interviews vertelden de medewerkers dat de medewerker van de bureaudienst/screener de crises aanneemt tijdens de kantooruren. Bjz is voor crises altijd, dat wil zeggen 24 uur per dag en zeven dagen per week telefonisch bereikbaar. Buiten de kantooruren is de bereikbaarheid geregeld via een bereikbaarheidsdienst die de afweging maakt of er sprake is van een crisis. Deze dienst wordt bemenst door medewerkers van bjz. Als vastgesteld is dat er sprake is van crisis, dan is er altijd spoedeisende hulp beschikbaar, dus 24 uur per dag, zeven dagen per week. De teammanager voegt hieraan toe dat er ook altijd een teammanager beschikbaar is voor overleg.
Beoordelen of sprake is van een acute crisis Bjz Rotterdam heeft schriftelijk beleid om vast te stellen of sprake is van een crisis. In het processchema crisisinterventie is een definitie opgenomen van crisis; het is de definitie die geformuleerd is door H. van Deur (1999). Ook het doel van de interventie is vermeld (“Het zodanig herstellen van het evenwicht van de cliënt/het systeem dat aan een oplossing van de problematiek gewerkt kan gaan worden.”) Daarnaast is er de “Crisiswijzer” voor medewerkers die bureaudienst hebben. Hierin worden de volgende criteria genoemd: -
draaglast van het cliëntsysteem wordt plotseling te zwaar;
-
draagkracht van het cliëntsysteem schiet onverwacht te kort;
-
typisch crisisgedrag van cliëntsysteem.
Er staan ook criteria in de Crisiswijzer voor de inschatting van de ernst van de situatie: veiligheid van de jeugdige, tekenen van mishandeling, dreiging zelfmoord, reeds aanwezige hulp.
In de interviews worden de criteria uit de Crisiswijzer genoemd (draagkracht-draaglast verhouding, veiligheid van de jeugdige, aanwezige hulp). Daarnaast worden ook genoemd: aanleiding van de crisis, ontbreken van gezag, melding door politie. Alle
11
geïnterviewden wijzen hierbij naar de Crisiswijzer waarin de criteria, om te bepalen of er sprake is van een acute crisis, zijn vastgelegd.
In het overgrote deel van de getoetste dossiers is een besluit aangetroffen dat er sprake is van een acute crisis. In de meeste dossiers was dit besluit te vinden op het Aanmeldingsformulier, in enkele dossiers was het vermeld in het contactjournaal. Bij iets meer dan de helft van de besluiten waren ook de afwegingen zichtbaar die aan het besluit ten grondslag liggen, b.v. jongere heeft geen onderdak, bedreiging van het kind door moeder, moeder plotseling opgenomen in het ziekenhuis.
Beoordelen of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is In de Crisiswijzer staat beschreven dat de bureaudienst, die de intake doet, met een crisismedewerker afstemt hoe het cliëntsysteem benaderd wordt. De bureaudienst draagt vervolgens de informatie die verzameld is over aan de crisismedewerker die verder gaat met de casus.
Uit de interviews blijkt dat de medewerkers een verschillende visie hebben over wie de beslissing neemt of onmiddellijke jeugdzorg nodig is: een crisismedewerker zegt dat het Crisisteam dit besluit neemt, een andere crisismedewerker en de screeningsfunctionaris zijn van mening dat dit in onderling overleg tussen de bureaudienst en een crisismedewerker gebeurt. De teammanager zegt dat de screeningsfunctionaris vaststelt of er onmiddellijke zorg nodig is; deze vaststelling wordt daarna overlegd met een crisismedewerker en eventueel met de gedragsdeskundige. Alle geïnterviewden zeggen dat er bij deze beslissing criteria worden gebruikt; genoemd worden: de veiligheid van het kind/jongere (spontaan genoemd), verhouding draagkracht/draaglast, de ernst van de situatie voor het kind, de hulpvraag van de ouders, de hulpvraag van de jeugdige. Een medewerker noemt ook nog de afwezigheid van gezag. Gewezen wordt naar de Crisiswijzer waar de criteria in staan.
In bijna alle getoetste dossiers is een besluit aangetroffen dat er een noodzaak is tot onmiddellijke jeugdzorg. Deze besluiten werden in een diversiteit van documenten aangetroffen: op het aanmeldingsformulier, in een screeningsverslag, in een indicatiestelling. Iets meer dan de helft van de besluiten was gebaseerd op afwegingen die bjz maakt, b.v. geen onderdak, moeder wil niets van kind weten, onveilige situatie.
12
Conclusie van de inspectie
Bureau Jeugdzorg Rotterdam doet wat de cliënten mogen verwachten: • zij kunnen altijd terecht bij bjz; bjz is altijd bereikbaar en beschikbaar • bjz beoordeelt of er bij hen sprake is van een acute crisis • bjz beoordeelt of er voor hun vraag onmiddellijke jeugdzorg nodig is De manier waarop bjz handelt voldoet gedeeltelijk aan wat de inspectie verwacht: • bjz heeft criteria voor de beoordelingen om besluiten te nemen • de criteria staan op schrift • in bijna alle getoetste dossiers zijn besluiten vastgelegd over de vaststelling dat sprake is van een acute crisis en dat onmiddellijke hulp nodig is • in iets meer dan de helft zijn deze besluiten voorzien van afwegingen
Bjz Rotterdam hanteert als belangrijkste criterium de veiligheid van het kind/de jongere; groot belang wordt ook gehecht aan de mening van de cliënten.
2.2
Beslissing 2: Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk?
De cliënten mogen verwachten: o dat de bureaus jeugdzorg een gemotiveerde keuze maken voor welke jeugdzorg; o dat de bureaus jeugdzorg aan de cliënten een zo min mogelijk ingrijpende zorg verlenen; o dat de bureaus jeugdzorg coördineren dat er (in de keten) afstemming plaats vindt tussen verschillende instanties en hulpverleners; dat de samenwerking tussen verschillende instanties en hulpverleners (in de keten) in duidelijke afspraken is geregeld;
Resultaten van het onderzoek Afweging welke jeugdzorg noodzakelijk is
5
Alle geïnterviewden zeggen in het interview dat bjz Rotterdam criteria gebruikt om af te wegen welke jeugdzorg tijdens de crisis nodig is. Ze noemen de volgende criteria: veiligheid van de cliënt (spontaan), verhouding draagkracht-draaglast, ernst van de situatie, aanbod sluit aan bij de hulpvraag van de ouders en de jongere, “zo, zo, zo” bepalingen en het resultaat van eerdere hulp. Over het feit of de criteria schriftelijk zijn vastgelegd lopen de meningen uiteen: de teammanager en twee medewerkers zeggen van niet, een medewerker wijst op het formulier “Beslissingen crisisinterventie”. (In dit formulier, dat gebruikt wordt om crisissen te bespreken in het Crisisteam, staan inderdaad criteria vermeld.)
5 In dit stuk worden de eerste twee verwachtingen samen beschreven: een gemotiveerde keuze voor welke jeugdzorg en een zo min ingrijpende zorg.
13
In de vergadering van het Crisisteam die door de inspectie is bijgewoond, kwamen vijf casussen die recent waren binnengekomen, aan de orde. In de bespreking van alle vijf casussen kwam de beslissing welke crisisinterventie nodig is aan de orde. In het Crisisteam worden alle crisissen besproken. Er wordt op een gestructureerde wijze vergaderd: de casussen worden schriftelijk ingebracht op een standaardformulier. Bij iedere casus is eerst gelegenheid om deze informatie te lezen. De teammanager leidt de discussie op een zodanige wijze dat de casussen alle aandacht krijgen en dat deze leidt tot het trekken van conclusies waarmee de crisismedewerker verder kan werken. De crisismedewerker wordt voorzien van informatie, argumenten, mogelijkheden en tips om de hulp tijdens crisis gestalte te geven en deze tot een goed einde te brengen.
Bij de besluitvorming over verder handelen heeft de inspectie de volgende overwegingen gehoord: • bij alle casussen de veiligheid van het kind/de jongere; • bij alle casussen de motivering van de keuze welke zorg nodig is; • bij alle casussen de mening van het kind/de jongere; • bij alle casussen eventuele doorgeleiding naar de Raad; • bij vier casussen afspraken met de zorgaanbieder; • bij een casus een afweging voor de minst ingrijpende zorg; • bij een casus de spoedeisendheid. Daarnaast kwam bij meerdere casussen aan de orde om nadere informatie in te winnen bij de school. Informatie over het niveau (IQ) van de jongere is van belang bij de bepaling van de soort hulp. Het overleg was inzichtelijk, de besluitvorming was voor de inspectie goed te volgen, het was duidelijk wat er gaat gebeuren en waarom. De teammanager stuurde aan op het trekken van conclusies en op besluitvorming. Er werden duidelijke conclusies getrokken en er werden heldere besluiten genomen.
In bijna alle getoetste dossiers zat een besluit welke jeugdzorg nodig was tijdens de crisis. Deze besluiten waren te zien in diverse documenten: contactjournaal, screeningsverslag, indicatiestelling. Iets meer dan de helft van de besluiten was gemotiveerd. In vier van de negen aangetroffen besluiten was zichtbaar dat bjz koos voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg: keuze voor ambulant ipv uithuisplaatsing, voor pleegzorg in plaats van residentieel. In bijna alle dossiers was te zien dat de door bjz gekozen hulp aansluit bij de hulpvraag van de cliënten. Zo werd voor een jong kind, op verzoek van de ouder, voor pleegzorg gekozen; een jongere wilde groeien naar zelfstandigheid, dus is gekozen voor kamertraining.
14
De instemming van cliënten met het besluit is lang niet in alle dossiers zichtbaar. Dit betreft zowel de instemming van de ouders (zes keer zichtbaar, vijf keer niet), als van de jeugdige (vijf keer zichtbaar, drie keer niet). In bijna alle dossiers was wel zichtbaar welke hulp plaatsgevonden heeft: crisisopvang, pleegzorg, gesprekken met bjz.
Afstemming met de zorgaanbieder of andere ketenpartner De medewerkers en de teammanager geven in de interviews aan dat zij met de zorgaanbieders veel afspraken maken. Genoemd worden: afspraken over de verdeling van de verantwoordelijkheden, over de zorg die geboden gaat worden en hoe lang deze duurt, afspraken over activiteiten om vervolghulp te regelen, over contacten van bjz met de cliënt en met de zorgaanbieder. De teammanager merkt hierover op dat met de zorgaanbieders veel overleg nodig is over de verdeling van de verantwoordelijkheden en werkzaamheden, zodat bjz de regie strak in de hand kan houden. De afspraken over de afstemming worden vastgelegd in het contactjournaal. Bjz houdt de regie over de zorg door: contact op te nemen met de cliënt en met de zorgaanbieder, door de hulp te evalueren, door de cliënt te bezoeken en door contacten met de ouders. De teammanager geeft in het interview aan dat de zorg tijdens de crisis in de meeste gevallen door een zorgaanbieder wordt gegeven. Soms doet bjz Rotterdam dat zelf. Zij merkt hierover op dat er te weinig aanbod is in de regio voor crisisinterventie; dit betreft vooral residentiële opvang. Het is ook zo dat het voor jongeren met een IQ van 80-85 moeilijk is om een plaats te krijgen, evenals voor jongeren met een psychiatrische stoornis. In dergelijke gevallen moet bjz zelf veel actie ondernemen. Het ambulante aanbod is wel voldoende. Er is ook crisispleegzorg, maar deze is vooral bedoeld voor jonge kinderen.
Bjz Rotterdam plaatst, aldus de medewerkers en teammanager, nooit bij zgn. nieuwe zorgaanbieders. Incidenteel is geplaatst bij een opvangvoorziening voor islamitische jongeren; deze voorziening is sinds kort in het plan van de stadsregionale overheid opgenomen. Bij netwerkplaatsingen is er, aldus de teammanager, extra aandacht van bjz voor de afstemming van de verwachtingen en wensen van het gezin en de jongere. Er was in de getoetste dossiers geen sprake van een nieuwe zorgaanbieder of een netwerkpleeggezin.
In slechts één dossier, in het contactjournaal, is duidelijk opgeschreven welke afspraken bjz maakt met de zorgaanbieder over de zorg; in een ander dossier zijn afspraken zichtbaar over de begeleiding van de jongere. In de andere getoetste dossiers is geen enkele afspraak gevonden.
15
Conclusie van de inspectie
Bureau Jeugdzorg Rotterdam doet wat de cliënten mogen verwachten: • bjz maakt een gemotiveerde keuze voor de in te zetten jeugdzorg tijdens een crisis • bjz neemt in de keuze de afweging voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg mee • bjz houdt rekening met de wens van de cliënten bij de keuze van de in te zetten zorg • bjz houdt de regie tijdens de crisisinterventie en maakt afspraken met de zorgaanbieder(s) De manier waarop Bureau jeugdzorg Rotterdam handelt, voldoet voor het grootste deel aan wat de inspectie verwacht: • bjz gebruikt criteria voor de keuze van de in te zetten jeugdzorg • bjz heeft de criteria op schrift • één van de criteria is dat de in te zetten jeugdzorg zo min mogelijk ingrijpend is • de keuze wordt in het Crisisteam getoetst, intercollegiaal en multidisciplinair • de keuzes en afwegingen zijn in onvoldoende mate vastgelegd in de dossiers • de instemming van de cliënten is in onvoldoende mate zichtbaar in de dossiers • bjz maakt afspraken met de zorgaanbieder(s) en houdt de regie stevig in handen, maar • de afspraken met de zorgaanbieder(s) zijn in zeer onvoldoende mate vastgelegd in de dossiers
2.3
Beslissing 3: Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig?
De cliënten mogen verwachten: o dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er voor hun vraag een vervolg aan jeugdzorg nodig is; o dat de bureaus jeugdzorg binnen vier weken na de beslissing dat er sprake is van crisis, tot de beslissing komen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is
Resultaten van het onderzoek Beoordelen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is De medewerkers delen in het interview mee dat bjz Rotterdam criteria heeft vastgelegd om vast te stellen of vervolg aan jeugdzorg nodig is. Gewezen wordt op het RED dat gebruikt wordt voor de indicatie. Genoemd worden: veiligheid van de cliënt, verhouding draaglast-draagkracht, ernst van de situatie, hulpvraag van ouders en jongere, gezondheid van de cliënt, of er sprake is van andere hulp en de vrije tijdsinvulling. De teammanager noemt dezelfde criteria; zij is echter van mening dat de criteria om vast te stellen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is, niet schriftelijk zijn vastgelegd. Over de vraag wie de beslissing of er jeugdzorg noodzakelijk is neemt, zijn de medewerkers niet eenduidig: twee medewerkers menen dat het Crisisteam dit doet, een andere medewerker noemt het team van de casemanager. De teammanager noemt ook het Crisisteam als het gremium waar deze beslissing genomen wordt.
16
In de meerderheid van de getoetste dossiers is een besluit aangetroffen dat vervolghulp nodig is. De meeste van deze besluiten waren onderbouwd door afwegingen, b.v. pedagogische onmacht van ouder, moeder nog ziek en geen duidelijke prognose voor herstel, kind heeft begeleiding nodig bij gedragsproblemen.
Beslissing binnen vier weken na besluit crisis De medewerkers geven in het interview aan dat bjz er in driekwart van de casussen in slaagt 6
om de beslissing voor het vervolg binnen de wettelijke termijn van vier weken te nemen. De interne procedure is zodanig ingericht dat dit lukt, aldus de medewerkers. Bovendien weegt de verantwoordelijke medewerker tijdens de vier weken voortdurend af of verdere zorg nodig is. Opgemerkt wordt dat er hard gewerkt moet worden om de nodige informatie (van en over het cliëntsysteem en diens omgeving) te krijgen om het besluit tijdig te kunnen nemen. De teammanager heeft wat betreft het halen van de termijn van vier weken om een beslissing te nemen een andere perceptie: volgens haar lukt het slechts in een kleine minderheid van de zaken: 10 %. Volgens haar is de interne logistiek er (nog) niet op ingericht om deze termijn te halen.
Uit slechts één dossier blijkt dat bjz er in is geslaagd om binnen de termijn van vier weken het besluit tot vervolg te kunnen nemen. Hoewel, zoals al eerder vermeld, alle getoetste dossiers uit 2004 zijn en er toen nog een termijn van zes weken gold, is de besluitvorming in de meeste dossiers pas na maanden rond (twee, drie, of vijf maanden) In enkele dossiers kon geen periode worden vastgesteld omdat op de documenten geen datum stond.
Conclusies van de inspectie
Bureau Jeugdzorg Rotterdam doet gedeeltelijk wat de cliënten mogen verwachten: • bjz beoordeelt of een vervolg aan jeugdzorg nodig is na de crisis • bjz slaagt er niet in om dit besluit binnen vier c.q. zes weken na aanvang van de crisis te nemen
De manier waarop Bureau Jeugdzorg Rotterdam handelt, voldoet nauwelijks aan wat de inspectie verwacht: • bjz gebruikt criteria bij de beoordeling of een vervolg aan jeugdzorg nodig is • de criteria zijn niet schriftelijk vastgelegd • het handelen van bjz om tot een vervolgoplossing te komen is niet in de dossiers terug te vinden 6
Het gaat hier om het besluit of vervolghulp nodig is, niet om het indicatiebesluit voor vervolghulp. 17
2.4
Beslissing 4: Welke jeugdzorg is nodig voor verdere zorg?
De cliënten mogen verwachten: o dat de bureaus jeugdzorg, als dat nodig is, zo gauw mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de acute crisis, een indicatiebesluit formuleren voor de vervolghulp; o dat de bureaus jeugdzorg een gemotiveerde keuze maken voor welke jeugdzorg; o dat de bureaus jeugdzorg ook in de afwegingen voor het indiceren van vervolghulp een zo min mogelijk ingrijpende zorg nastreven;
Resultaten van het onderzoek Bjz stelt een indicatiebesluit op voor vervolghulp In zes van de elf onderzochte dossiers is een indicatiebesluit aangetroffen, in één dossier was sprake van een OTS.
Afweging welke vervolghulp noodzakelijk is
7
Alle geïnterviewden zeggen dat bjz Rotterdam criteria heeft om vast te stellen welke vervolghulp nodig is. Genoemd worden: veiligheid van de cliënt, verhouding draagkracht/draaglast, de ernst van de situatie voor de jeugdige en dat de beoogde hulp moet aansluiten bij de hulpvraag van zowel de ouders als van de jongere. Twee medewerkers noemen daarnaast ook de “zo, zo, zo” bepalingen. Eén medewerker zegt dat de criteria zijn vastgelegd, hij noemt het RED.
In bijna alle indicatiebesluiten die de inspectie heeft aangetroffen in de dossiers zijn motiveringen opgenomen voor de vervolghulp. B.v. kind laat gedragsproblemen zien, daarom is dagbehandeling geïndiceerd, of: de jongere kan niet terug naar moeder en moet zich richten op een zelfstandige toekomst, dus kamertraining. In enkele indicatiebesluiten was zichtbaar dat bjz koos voor zo min mogelijk ingrijpende zorg. Uit alle aangetroffen besluiten bleek dat de zorg aansluit bij de hulpvraag van de cliënt; b.v. moeder heeft voorkeur voor een pleeggezin, dit is gehonoreerd. De mening van de cliënten is zichtbaar in de dossiers. In enkele dossiers is te zien dat ouders of jongere niet instemmen met de gekozen hulp, in de meeste dossiers is dit wel het geval. In enkele dossiers was sprake van een OTS. Over de realisatie van de vervolghulp bieden de dossiers weinig informatie: in drie dossiers is duidelijk wanneer deze is gestart. Wel wordt duidelijk dat in het overgrote deel van de casussen de crisisinterventie langer geduurd heeft dan vier weken. In enkele dossiers was dit niet na te gaan omdat data op afsluitrapporten ontbraken. In de meeste dossiers is het onduidelijk is waarom de termijn niet gehaald is; uit enkele dossiers wordt duidelijk dat er voor de geïndiceerde vervolghulp wachtlijsten zijn. 7
In dit gedeelte worden de laatste twee verwachtingen van de inspectie tegelijk beschreven: een gemotiveerde keuze voor welke jeugdzorg en een zo min mogelijk ingrijpende zorg.
18
Bewaking van het proces De teammanager en één medewerker noemen in het interview dat bjz de regie voert over de zorg door contact met en bezoek aan de cliënt, door contact met de zorgaanbieder en door het evalueren van de geboden zorg. De medewerkers merken hierbij op dat de meeste casussen, nadat de crisis bezworen is, worden overgedragen aan de casemanager.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Rotterdam voldoet voor het grootste deel aan wat cliënten mogen verwachten: • bjz stelt een indicatiebesluit op voor de vervolghulp • bjz motiveert in de indicatiebesluiten de keuze voor de vervolghulp • bjz voert de regie over de zorg De manier waarop Bureau Jeugdzorg Rotterdam handelt, voldoet gedeeltelijk aan wat de inspectie verwacht: • bjz gebruikt criteria om te beoordelen welke vervolghulp nodig is • de criteria zijn niet schriftelijk vastgelegd • niet in alle dossiers, waar sprake is van vervolghulp, is een indicatiebesluit aangetroffen • overleg met de cliënten over het vervolg is zichtbaar, de cliënten stemmen niet altijd hiermee in
2.5
Betrokkenheid van de cliënten tijdens de besluitvorming
De cliënten mogen verwachten:
o dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces vaststellen of de cliënten met hun besluiten over onmiddellijke hulpverlening en het vervolg instemmen.
Resultaten van het onderzoek Uit de interviews blijkt dat de cliënten, zowel ouders als kinderen/jongeren, altijd betrokken worden bij de besluitvorming die gedurende het proces van crisisinterventie en de bepaling van het vervolg plaatsvindt. Dit gebeurt op diverse manieren; genoemd worden: de mening vragen van ouders en jongeren en hen te vragen een handtekening te zetten op de belangrijke documenten. Bij kinderen jonger dan twaalf jaar wordt geen handtekening gevraagd; wel wordt ook met deze jonge kinderen gesproken en naar hun mening gevraagd of er wordt gelet op het gedrag van het kind. In uitzonderingsgevallen worden de cliënten niet betrokken bij de besluitvorming: allen noemen hierbij de veiligheid van het kind/de jongere. Als deze in gevaar is worden de ouders niet geïnformeerd. Het komt ook voor dat ouders een psychiatrische stoornis hebben of niet aanwezig zijn.
19
In de dossiers is lang niet altijd zichtbaar dat met de cliënten is overlegd over de te nemen besluiten. In de ene fase blijkt dit duidelijker dan in de andere. Of de hulp aansluit bij de vraag van de cliënt in de crisissituatie en of deze daarmee instemt, is in de meerderheid van de getoetste dossiers zichtbaar; dit is niet het geval bij de beslissingen over de vervolghulp.
Cliëntsatisfactie Het Bureau Jeugdzorg Rotterdam doet geen onderzoek naar de cliëntsatisfactie.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg doet gedeeltelijk wat de cliënten mogen verwachten: • bjz betrekt de cliënten bij alle besluiten die genomen worden • bjz vraagt om instemming van cliënten • het betrekken van de cliënten bij de besluitvorming is niet voldoende zichtbaar in de dossiers
2.6
Veiligheid
De cliënten mogen verwachten: o dat de bureaus jeugdzorg de veiligheid van de cliënten in hun afwegingen een centrale rol geven; o dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces afwegen of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
Resultaten van het onderzoek
Afweging veiligheid cliënt Uit de interviews blijkt dat dit een belangrijk punt is voor bjz, als criterium wordt het steeds gebruikt in alle beslismomenten. Alle geïnterviewden geven aan dat gedurende het hele proces van crisisinterventie en vaststelling van het vervolg, er aandacht is voor de veiligheid van de cliënten. Deze absolute aandacht voor veiligheid bleek ook in het bijgewoonde overleg van het Crisisteam; bij alle besproken casussen kwam de veiligheid van de cliënt aan de orde. De aandacht voor veiligheid wordt echter niet altijd bij de overwegingen vastgelegd: uit de helft van de getoetste dossiers blijkt dat bjz bij haar afwegingen voor de vervolghulp specifiek aandacht heeft voor de veiligheid van het kind/de jongere.
20
Afweging verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming Uit de interviews blijkt dat gedurende het hele proces van crisisinterventie en hulpverlening door de medewerkers wordt afgewogen of doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming aan de orde is. Dit punt kwam ook bij alle casussen aan de orde in het door de inspectie bijgewoonde overleg van het Crisisteam. Volgens de teammanager wordt bij een doorgeleiding het protocol over de samenwerking met de Raad gebruikt wat betreft de start en de aanmelding. Bjz maakt gebruik van het Aanmeldingsformulier. Zij merkt over de samenwerking op dat de Raad bjz laat “zwemmen” (te lang wacht met het nemen van een beslissing) bij een dreigende VOTS en bij een dreigende crisis. Over wie verantwoordelijk is voor de hulpverlening aan het gezin vanaf de melding tot het onderzoek zijn afspraken gemaakt; bjz gaat door met de hulp na de melding en houdt aldus zicht op de situatie.
In de meeste dossiers is zichtbaar dat bjz gedurende de crisisinterventie afweegt of er een doorgeleiding noodzakelijk is naar de Raad voor de Kinderbescherming. In zes dossiers was sprake van deze situatie, in twee gevallen waren de ouders of de jongere geïnformeerd of was vermeld waarom dit niet het geval kon zijn. Vier dossiers boden geen inzicht in de handelswijze van bjz hierover.
Conclusie van de inspectie
Bureau Jeugdzorg Rotterdam doet wat de cliënten mogen verwachten: • bjz geeft de veiligheid van de cliënten een centrale rol in haar afwegingen • bjz weegt gedurende het hele proces af of doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming aan de orde is • bij doorgeleidingen handelt bjz volgens het protocol over de samenwerking Hierbij dient te worden opgemerkt dat bjz in onvoldoende mate haar handelen vastlegt in de dossiers.
21
22
Hoofdstuk 3 - Analyse en beoordeling van de inspectie
De inspectie vindt dat de manier waarop de beslissingen van de bureaus jeugdzorg bij een acute crisis tot stand komen van groot belang zijn voor de kwaliteit van de zorg. Vandaar dat de inspectie in het onderzoek deze beslissingen centraal heeft gesteld. De inspectie onderscheidt in de crisisinterventie vier belangrijke beslismomenten. Deze beslismomenten zijn in hoofdstuk 2 en in het waarderingskader beschreven. Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Daarnaast dienen de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces af te wegen of de veiligheid van de cliënt voldoende gewaarborgd is en zo niet, of de noodzaak bestaat om de zaak door te geleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming. Vandaar dat de onderdelen betrokkenheid van de cliënt en veiligheid in het waarderingskader zijn opgenomen.
De inspectie gebruikt het waarderingskader als instrument om een analyse te maken van de onderzoeksresultaten en een oordeel uit te spreken.
Om het handelen als voldoende te beoordelen vindt de inspectie dat het bjz op twee hoofdonderdelen van het waarderingskader een voldoende moet scoren, namelijk veiligheid en de eerste beslissing: • veiligheid is volgens de inspectie een zeer belangrijke basisvoorwaarde voor kwalitatief goede zorg; • de eerste beslissing, waarin vastgesteld wordt of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis) waardeert de inspectie als de belangrijkste van de vier beslissingen. Als deze beslissing niet voldoende scoort, ontbeert de cliënt immers de benodigde hulp in een crisis. De overige drie beslissingen in het waarderingskader en de betrokkenheid van de cliënten zijn bepalend voor het eindoordeel van de inspectie: voldoende tot goed of onvoldoende tot slecht.
De directie van Bureau Jeugdzorg Rotterdam heeft de inspectie in het overleg over de voorbereiding van het toezicht laten weten dat zij het toetsing- en waarderingskader in grote lijnen onderschrijft.
Het standpunt van de Stadsregio Rotterdam De Stadsregio heeft de inspectie meegedeeld dat zij het toetsing- en waarderingskader van de inspectie voor het toezicht op de crisisinterventie door bjz onderschrijft: “Het door u ontwikkelde toetsings- en waarderingskader ziet er gedegen uit. We kunnen instemmen met deze opzet.” De Stadsregio Rotterdam stelt geen aanvullende eisen aan bjz op dit punt.
23
De Stadsregio Rotterdam heeft de inspectie ook meegedeeld dat zij, als de uitkomsten van het onderzoek daartoe aanleiding geven, handhavingacties inzet: “Wanneer de resultaten van het inspectieonderzoek daartoe aanleiding geven zal de stadsregio als verantwoordelijke overheid uiteraard met bureau jeugdzorg in overleg treden en maatregelen nemen.”
Analyse en beoordeling van de resultaten van het onderzoek Veiligheid De inspectie concludeert dat bjz Rotterdam doet wat de cliënten mogen verwachten. Het is zichtbaar dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van bjz in een crisis centraal staat. Dit blijkt vooral uit het bijgewoonde overleg, uit de interviews en de vastgestelde criteria. Het blijkt in mindere mate uit de dossiers. Bjz overweegt ook steeds tijdens het hele traject van crisisinterventie of doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming aangewezen is. De inspectie waardeert de afweging van de veiligheid door bjz Rotterdam in alle fasen van de crisisinterventie als voldoende.
8
Beslissing 1: Is er sprake van een acute crisis? De inspectie concludeert dat bjz Rotterdam doet wat de cliënten mogen verwachten. Het is zichtbaar dat bjz aan de hand van criteria, die op schrift staan, beoordeelt of er sprake is van een acute crisis en of er een noodzaak is om onmiddellijk jeugdzorg te verlenen. Dit betekent dat bjz zorgvuldig handelt in de afweging of de cliënt recht heeft op onmiddellijke jeugdzorg. Deze beslissing bepaalt de toegang tot de hulp. Er is altijd de mogelijkheid tot intercollegiale en multidisciplinaire toetsing. De medewerkers maken daar ook gebruik van: in de vergaderingen van het crisisteam en door consultatie van de gedragsdeskundige. Een minpunt is dat bjz de overwegingen die ten grondslag liggen aan de beslissing niet altijd consequent en zorgvuldig vastlegt in de dossiers. De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 1 als voldoende.
Beslissing 2: Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk? De inspectie concludeert dat bjz Rotterdam grotendeels doet wat de cliënten mogen verwachten. Het is zichtbaar dat bjz aan de hand van criteria, die op schrift staan, beoordeelt welke jeugdzorg noodzakelijk is. Bij haar afwegingen betrekt bjz de overweging voor een zo min mogelijke zorg. Bjz vraagt instemming van de cliënten. Bjz houdt de regie in handen en maakt afspraken met de zorgaanbieder(s). Een minpunt is dat bjz de instemming van de cliënten en de afspraken met zorgaanbieders onvoldoende vastlegt in de dossiers. 8
De gedetailleerde waarderingen van de inspectie voor bjz Rotterdam staan in bijlage 5.
24
De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 2 als voldoende.
Beslissing 3: Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig? De inspectie concludeert dat bjz Rotterdam ten dele doet wat cliënten mogen verwachten. Bjz beoordeelt of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is na de crisis. Bjz doet dat aan de hand van criteria waar de medewerkers het over eens zijn; deze criteria staan niet op schrift. De termijn waarbinnen de besluitvorming plaatsvindt, voldoet niet aan de wettelijke vereisten; hierdoor is er geen sprake van een naadloze overgang van crisishulp naar de vervolghulp. Het is van belang voor de cliënt dat er snel duidelijkheid is over het vervolg. Het is voor de effectiviteit van de zorg belangrijk dat de cliënt instemt met het besluit. De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 3 als niet voldoende.
Beslissing 4: Welke jeugdzorg is nodig voor verdere zorg? De inspectie concludeert dat bjz Rotterdam grotendeels doet wat cliënten mogen verwachten. Bjz stelt in de meerderheid van de gevallen een indicatiebesluit op. In de indicatiebesluiten is zichtbaar dat bjz afwegingen maakt bij de keuze van de verdere zorg. Bjz kiest niet zichtbaar voor de minst ingrijpende zorg. Bjz vraagt wel de instemming van de cliënten voor de keuze, de gekozen zorg sluit aan bij de hulpvraag van de cliënten. De regierol van bjz is in deze fase minder duidelijk. De indicatiebesluiten zijn niet tijdig, dat wil zeggen binnen vier weken, vastgesteld. Het is in het belang van de cliënt dat er tijdig een dergelijk besluit is om de vervolghulp te realiseren. Een minpunt is dat bjz Rotterdam de besluiten en overwegingen in onvoldoende mate vastlegt in de dossiers. De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 4 als voldoende.
Betrokkenheid van de cliënten tijdens de besluitvorming De inspectie concludeert dat bjz Rotterdam doet wat cliënten mogen verwachten. Bjz betrekt de cliënten bij alle besluiten. Tevens tracht bjz gedurende het hele proces de instemming van de cliënten met de besluiten te verwerven. Het is een minpunt dat bjz haar handelen niet systematisch vastlegt in de dossiers. De inspectie vindt het een gemis dat de tevredenheid van de cliënten niet systematisch onderzocht wordt. Met de uitkomsten van cliëntensatisfactie-onderzoek zou de kwaliteit van de hulpverlening beter kunnen worden.
Bewaking van het proces De inspectie concludeert dat bjz Rotterdam de bewaking van het proces goed geregeld heeft. Door de instelling van speciale crisisteams worden besluiten altijd intercollegiaal en multidisciplinair genomen. De teammanager heeft een bewakende en sturende rol.
25
Eindoordeel van de inspectie Samenvattend oordeelt de inspectie over de onderzoeksvraag “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?" dat het handelen van Bureau Jeugdzorg Rotterdam voldoende scoort.
Signalen Tijdens het onderzoek kwamen de volgende signalen naar voren: • het aanbod voor zorg tijdens de crisisinterventie is onvoldoende • de Raad voor de Kinderbescherming neemt laat beslissingen wat betreft het uitspreken van een (V)OTS • door wachtlijsten bij de zorgaanbieders blijven jongeren te lang in de crisiszorg
26
Hoofdstuk 4 - Aanbevelingen
4.1
Aanbevelingen aan de instelling
• Behoud wat goed is: o de crisisteams o de mogelijkheden voor intercollegiale toetsing o de bewaking o het enthousiasme en de professionaliteit van de medewerkers o de aandacht voor de veiligheid van cliënten o de aandacht voor het betrekken van cliënten bij het proces
• Breid dit goede uit: o leg het beleid voor het hele proces van hulpverlening in crisissituaties schriftelijk vast, vooral de criteria voor de besluitvorming o zorg voor een betere dossiervorming o zorg voor een snellere besluitvorming na de eerste vier weken van de crisis o maak afspraken met zorgaanbieders over de regierol van bjz o laat zien welke zorg nodig is voor de cliënten, ook als er wachtlijsten zijn; hierdoor wordt duidelijk wat een genoegzaam aanbod is voor jeugdzorg in de stadsregio.
4.2
Aanbevelingen aan de provincie
• Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg dat de besluitvorming na de crisisinterventie sneller kan verlopen. • Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg over een betere dossiervorming. • Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders die er toe leiden dat er een genoegzaam aanbod aan jeugdzorg is, zowel voor crisisinterventie als voor de vervolghulp.
27
28
Bijlage 1 - Aanleiding voor het onderzoek, probleemstelling en opzet
1.1
Aanleiding voor het onderzoek
De Inspectie jeugdzorg heeft besloten dat zij in 2005 onderzoek doet naar onmiddellijke zorg 9
voor jeugdigen in acute crisis door de bureaus jeugdzorg in Nederland .
De interne risicoanalyse van de inspectie wijst uit dat de hulpverlening bij crises door de inspecteurs in meerdere provincies en grootstedelijke gebieden als een hoog risico wordt getaxeerd. Vooral de afhankelijkheid van de cliënt van de bureaus jeugdzorg is in crisissituaties groot.
Voor de cliënt is een crisis ingrijpend, omdat er urgente problemen zijn die opgelost moeten worden; het ligt voor de hand dat het een hectische en emotionele periode is. De zorg moet voldoen aan de kwaliteitseisen die de Wet op de jeugdzorg formuleert voor verantwoorde hulpverlening: dat de hulp doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is en aansluit op de 10
behoeften van de cliënt . Juist in een crisissituatie is het van groot belang dat het Bureau Jeugdzorg helder opereert en goed overlegt met de cliënt. Voor het Bureau Jeugdzorg kan er een spanningsveld zijn tussen snel handelen en zorgvuldig handelen; het ligt voor de hand dat het bureau waarborgen aanbrengt in zijn organisatie zodat er in acute crisissituaties snel en doeltreffend zorg wordt geboden.
De inspectie heeft signalen uit eerder toezicht dat de zorg in crisissituaties niet altijd optimaal is. De signalen betreffen: -
het tekort schieten van regievoering bij crisis door Bureau Jeugdzorg;
-
jeugdigen verblijven te lang in de crisisopvang;
-
een te weinig doelgericht toewerken naar het vervolg na de acute crisis;
-
de inspectie stuit regelmatig op crisisopvang bij zorgaanbieders die niet structureel gefinancierd worden door de provincies en de grootstedelijke overheden
11
en die zich niet
hoeven te verantwoorden. De inspectie vindt dit een tekort: hierdoor ontbreekt het zicht ·
op de kwaliteit van hun aanbod en kunnen de jeugdigen risico’s lopen: hun veiligheid is niet altijd gegarandeerd. Er zijn ook signalen bij de inspectie dat de toegang tot de onmiddellijke hulpverlening verschillend is georganiseerd. De inspectie zal in een mogelijk vervolgonderzoek vergelijken
9 10 11
Meerjarenplan Jaarwerkprogramma Inspectie jeugdzorg 2004, toezicht op crisisinterventie. Wet op de jeugdzorg artikel 13. Als in het vervolg wordt gesproken over provincies, wordt bedoeld: provincies en grootstedelijke overheden.
29
hoe in de verschillende provincies de toegang tot de onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis georganiseerd is en of dit van invloed is op de uitvoering van de hulp door de bureaus jeugdzorg.
De Provincie Flevoland heeft om een onderzoek naar onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis gevraagd. Na overleg met de inspectie heeft de provincie besloten om zich aan te sluiten bij dit landelijke onderzoek. De inspectie betrekt ook andere overheden bij het toezicht: het Ministerie van VWS, het Ministerie van Justitie en de andere provincies. Met het ministerie, de Directie Jeugdbeleid (DJB) heeft de inspectie overlegd over het projectplan.
Het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg richt zich op de naleving van de eisen van wet- en regelgeving. Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen.
1.2
Probleemstelling van het onderzoek
De inspectie onderzoekt in dit toezicht hoe de bureaus jeugdzorg zorgen voor onmiddellijke hulp aan cliënten in acute crisis. De kwaliteit van hun handelen meet de inspectie af aan wat de cliënten van de bureaus mogen verwachten op basis van de eisen van wet- en regelgeving. De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” Wat de cliënten precies van de bureaus jeugdzorg mogen verwachten heeft de inspectie uitgewerkt; hierbij stelt de inspectie de kwaliteitseisen van de wet én het ‘zo zo zo beleid”
12
centraal. Uiteraard staat voorop dat de zorg aansluit bij de behoefte van de cliënt, zoals in de 13
wet geformuleerd staat . De deelvragen voor het onderzoek zijn: -
kunnen cliënten onmiddellijk terecht bij Bureau Jeugdzorg wanneer zij een acute crisis ervaren?
-
heeft Bureau Jeugdzorg gedefinieerd wanneer er sprake is van een acute crisis?
-
zorgt Bureau Jeugdzorg voor onmiddellijke hulp aan cliënten in een acute crisis?
-
is de zorg die Bureau Jeugdzorg verleent zo min mogelijk ingrijpend?
-
hoe waarborgt Bureau Jeugdzorg de veiligheid van de cliënten tijdens de crisisinterventie?
-
stelt Bureau Jeugdzorg zo gauw mogelijk en in ieder geval binnen vier weken vast welke hulpverlening na de acute crisis noodzakelijk is?
-
12
hanteert Bureau Jeugdzorg ook in deze afweging het ‘zo zo zo beleid’?
Wet op de jeugdzorg artikel 5.4; Hierin stelt de wetgever dat de zorg niet ingrijpender is dan noodzakelijk en geboden wordt zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode. 13 Wet op de jeugdzorg artikel 5.4.
30
-
hoe organiseert Bureau Jeugdzorg de afstemming met de zorgaanbieders in de (keten van) jeugdzorg?
Deelvragen die het gehele proces betreffen, zijn: -
worden jeugdigen en ouders betrokken bij de besluiten van Bureau Jeugdzorg over de onmiddellijke hulpverlening en het vervolg?
-
verwijst Bureau Jeugdzorg tijdig en op de juiste manier naar de Raad voor de Kinderbescherming als er noodzaak is voor een kinderbeschermingsmaatregel?
De inspectie onderzoekt, gezien de vraagstelling, in dit toezicht niet: -
hoe het tot crisis komt bij de cliënt;
-
of er al jeugdzorg is verleend aan de cliënt in acute crisis;
-
in hoeverre de hulpverleners (als dat aan de orde is) evalueren of zij effectief gehandeld hebben voorafgaand aan de crisis;
-
in hoeverre er sprake is van een genoegzaam aanbod aan zorg en in hoeverre er sprake is van wachtlijsten bij de zorgaanbieders; als blijkt dat hier een probleem zit, zal de inspectie dat signaleren, maar aanbod en wachtlijsten zijn geen onderwerp van onderzoek;
-
de hulpverlening tijdens de acute crisis door de zorgaanbieders;
-
de crisisplaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen, omdat de inspectie hiernaar in 2004 een onderzoek heeft verricht.
Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen. De inspectie maakt rapportages van haar onderzoek over de afzonderlijke bureaus jeugdzorg in Nederland en in een landelijk rapport.
Doel van het inspectieonderzoek is de Minister van VWS, de Minister van Justitie en de provincies inzicht te geven in de mate waarin het handelen van de bureaus jeugdzorg bij jeugdigen in acute crisis in Nederland voldoet aan wat de cliënt op basis van de wet mag verwachten.
Het beoogde effect van dit toezicht is dan ook dat de overheden, als dat nodig is, als stelselverantwoordelijken en subsidiegevers de instellingen zullen aanspreken op eventuele tekortkomingen in de kwaliteit van de uitvoering van de zorg in acute crisissituaties.
Het uiteindelijke beoogde effect is dat de cliënten in het land kunnen rekenen op een 14
onmiddellijke hulpverlening in acute crisis van vergelijkbare, goede kwaliteit .
14 Wat ‘goede kwaliteit’ inhoudt, werkt de inspectie op basis van wet- en regelgeving uit in haar toetsings- en waarderingskader (zie bijlage 2)
31
1.3
Opzet van het onderzoek
De inspectie voert het onderzoek uit bij alle bureaus jeugdzorg in Nederland.
Als bronnen voor het onderzoek toetst de inspectie per bureau jeugdzorg tien cliëntendossiers. De selectie van de dossiers is als volgt: zo recent mogelijke dossiers, zoveel mogelijk dossiers van cliënten waarin de hulpverlening wordt voortgezet, zo mogelijk tenminste één dossier van een uithuisplaatsing bij een niet-erkende zorgaanbieder (hiertoe rekent de inspectie ook een plaatsing in een nog niet gescreend pleeggezin).
Omdat het beleid momenteel sterk in ontwikkeling is in de instellingen, ook met het oog op de invoering van de Wet op de jeugdzorg, heeft de inspectie er voor gekozen dit onderdeel niet mee te nemen in het onderzoek. De inspectie houdt wel interviews met medewerkers van de instellingen, waarin o.a. wél gevraagd wordt wat er vastgelegd is. Bij de interviews gaat het om een interview met een leidinggevende en een interview met één of meer uitvoerend medewerkers. Verder woont de inspectie in de instellingen een besluitvormend overleg over de aanpak van een crisis bij.
De inspectie rapporteert over het onderzoek in instellingsrapportages en in een landelijk rapport.
Voor het onderzoek heeft de inspectie een toetsings- en waarderingskader opgesteld, waarin aan de orde komt: -
welke eisen in wet- en regelgeving worden gesteld aan de hulpverleningsplannen;
-
hoe de inspectie deze eisen interpreteert en wat de cliënten op basis van deze eisen mag verwachten;
-
wat de inspectie in het beleid en in de dossiers van de instellingen verwacht aan te treffen;
-
het waarderingskader van de inspectie voor belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg.
Hierin maakt de inspectie concreet waaraan zij afmeet in hoeverre de bureaus jeugdzorg voldoen aan wat de cliënten mogen verwachten en hoe zij dit waardeert. Onderdelen van het toetsings- en waarderingskader staan in hoofdstuk 2 (cursief aangegeven). Het volledige toetsings- en waarderingskader is in dit rapport als bijlage 2 opgenomen. Op basis van het toetsings- en waarderingskader heeft de inspectie vragenlijsten ontwikkeld.
32
Bijlage 2 - Toetsings- en waarderingskader van de inspectie
Toetsingskader toezicht van de Inspectie jeugdzorg op het handelen van Bureau Jeugdzorg bij cliënten in acute crisis in Nederland
In het toetsingskader komen aan de orde: 1. wat de wettelijke eisen zijn die aan de (onmiddellijke) hulpverlening worden gesteld; 2. hoe de inspectie deze wettelijke eisen leest en wat de cliënten volgens de inspectie mogen verwachten; 3. wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg; 4. het waarderingskader van de inspectie voor belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg.
Deze vier punten vormen het toetsingskader dat de inspectie bij het onderzoek hanteert.
33
1.
De wettelijke eisen
Het toetsingskader toezicht onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis is gebaseerd op bepalingen uit de volgende Wetten, Besluiten en Regelingen: •
Wet op de jeugdzorg (Wjz); Wet van 22 april 2004, houdende regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg; Staatsblad 2004 306;
•
Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg (Uvb); Besluit van 16 december 2004, houdende regels ter uitvoering van de Wet op de jeugdzorg; Staatsblad 2004 703.
2.
Hoe de inspectie de wettelijke eisen leest en wat de cliënten volgens de inspectie mogen verwachten 15
In de jeugdzorg draait het om de hulp aan de jeugdige en zijn ouders (de cliënt ). De cliënt kan altijd voor een vraag om hulp bij een bureau 16
jeugdzorg terecht . De cliënt heeft volgens de wet aanspraak op jeugdzorg als een bureau jeugdzorg een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat 17
de cliënt op die zorg is aangewezen ; dit heet het indicatiebesluit. In dit formeel vastgelegde besluit formuleert Bureau Jeugdzorg welk aanbod 18
van zorg de beste mogelijkheden biedt om aan de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders te voldoen . In de wet staat dat er gevallen zijn 19
waarin het indicatiebesluit niet afgewacht kan worden : als Bureau Jeugdzorg vindt dat er onmiddellijke hulp geboden is, heeft de cliënt ook aanspraak op jeugdzorg zonder dat er al een indicatiebesluit is geformuleerd. Deze aanspraak vervalt zogauw er wel een indicatiebesluit is 20
genomen, maar in ieder geval na vier weken . 21
In de paragraaf Taken in de wet staat dat Bureau Jeugdzorg tot taak heeft te bezien of een cliënt zorg nodig heeft en zo ja, welke zorg . Bij de afweging welke zorg geïndiceerd wordt, moet Bureau Jeugdzorg als uitgangspunt aanhouden dat de zorg het belang van een onbedreigde
15
vollediger geformuleerd: volgens artikel 1 d Wjz is de cliënt: een jeugdige, zijn ouders of stiefouder of anderen die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden. artikel 26 Uvb. 17 artikel 3.3 Wjz. 18 artikel 6 Wjz; hierin staat o.a. wat er in ieder geval in het indicatiebesluit moet staan. 19 artikel 3.5 Wjz. 20 artikel 14 Uvb. 16
21
artikel 5.1 en 5.2 Wjz.
34
ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Bureau Jeugdzorg moet altijd afwegen of de cliënt veilig is en of de 22
noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming . De zorg is niet ingrijpender dan noodzakelijk en wordt geboden zo 23
dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode . Dit heet ook wel het “zo zo beleid”. De 24
25
cliënt moet instemmen met het aanvragen van zorg . Bureau Jeugdzorg moet zo nodig afspraken maken met de zorgaanbieder wie wat doet . Volgens de paragraaf Kwaliteit in de wet is Bureau Jeugdzorg ervoor verantwoordelijk dat de uitvoering van de zorg doeltreffend, doelmatig en 26
cliëntgericht is en is afgestemd op de behoeften van de cliënt .
Wat mogen de cliënten dus verwachten? Zij mogen verwachten dat: o zij altijd terecht kunnen bij de bureaus jeugdzorg in een acute crisis; o de bureaus jeugdzorg kunnen beoordelen of er voor hun vraag onmiddellijk jeugdzorg nodig is, dus of zij aanspraak maken op onmiddellijke hulpverlening; o dat de bureaus jeugdzorg de veiligheid van de cliënten in hun afwegingen een centrale rol geven; o dat de bureaus jeugdzorg aan de cliënten een zo min mogelijk ingrijpende zorg verlenen; o dat de bureaus jeugdzorg, als dat nodig is, zo gauw mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de acute crisis, een indicatiebesluit formuleert voor de vervolghulp; o dat de bureaus jeugdzorg ook in de afwegingen voor het indiceren van vervolghulp een zo min mogelijk ingrijpende zorg nastreven; o dat de bureaus jeugdzorg coördineren dat er (in de keten) afstemming plaats vindt tussen verschillende instanties en hulpverleners; o dat de samenwerking tussen verschillende instanties en hulpverleners (in de keten) in duidelijke afspraken is geregeld; o dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces vaststellen of de cliënten met hun besluiten over onmiddellijke hulpverlening en het vervolg instemmen; o dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces afwegen of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
22
artikel 9 Wjz. artikel 5.3 Wjz. 24 artikel 7 Wjz. 25 artikel 6.2 Wjz. 26 artikel 13.2 en 13.3 Wjz. 23
35
3.
Wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg
Op de volgende pagina’s staat schematisch weergegeven wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg op grond van de wettelijke eisen.
Van groot belang voor de kwaliteit van de zorg is de manier waarop de beslissingen van de bureaus jeugdzorg in een crisissituatie tot stand komen. Belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg, in het schema hieronder aangegeven met een *, zijn: o *vaststellen of er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg; o *zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is; o *vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is; o *zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere jeugdzorg. Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Gedurende het gehele proces wegen de bureaus jeugdzorg af of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
De vier belangrijke beslissingen heeft de inspectie nader uitgewerkt in een waarderingskader; hierin staat de waardering die de inspectie toekent aan wat zij aantreft. Deze kenmerken van een, volgens haar, kwalitatief goede beslissing, noemt zij indicatoren. Het waarderingskader staat opgenomen na het onderstaande schema, waarvan het een uitwerking is.
36
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Onmiddellijke hulpverlening in acute crisis Een cliënt heeft slechts aanspraak op jeugdzorg als een Stichting Bureau Jeugdzorg (BJZ) een besluit heeft genomen dat de cliënt die zorg nodig heeft.
art.3.3 Wjz
Geen aanspraak op jeugdzorg bestaat voor zover de jeugdige of zijn ouders, stiefouder, art. 3, 4 en 5 of anderen die hem verzorgen en opvoeden de psychosociale, psychische of Uvb gedragsproblemen van die jeugdige het hoofd kunnen bieden, al dan niet mbv personen uit hun directe omgevig of mbv andere voorzieningen die hulp bieden dan zorgaanbieders; evenmin als de genoemde problemen hun oorzaak vinden in een psychiatrische aandoening van een jeugdige die zodanig van aard is dat een psychiatrische aanpak van de problemen noodzakelijk is. [enz.]
Wanneer een besluit niet afgewacht kan worden, kan van deze regel worden afgeweken. Dit wordt geregeld in een algemene maatregel van bestuur.
art. 3.5 Wjz
BJZ is zeven maal 24 uur per week telefonisch bereikbaar. BJZ is zeven maal 24 uur beschikbaar voor situaties waarin onmiddelijke uitvoering van de taken, zoals bedoeld in artikel 3, lid 5 Wjz geboden is; het betreft in art. 3.5. situaties waarin het indicatiebesluit niet afgewacht kan worden.
art. 26.1 en 26.2 Uvb
* *Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddelijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
art. 14 Uvb
Beleid: Een definitie van acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg; BJZ heeft vastgelegd wie wanneer en hoe vaststelt dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg. Dossiers: Een besluit dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke hulpverlening; hierin zitten een beschrijving van de situatie waarin de cliënt zich bevindt; een gemotiveerd oordeel dat onmiddelijke jeugdzorg noodzakelijk is; een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder.
Aan een besluit waarin wordt vastgesteld dat een cliënt is aangewezen op [onmiddellijke] hulpverlening ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen.
art. 7 Wjz
Dossiers: In het besluit dat onmiddellijke hulpverlening nodig is, is zichtbaar wie de hulpvrager is.
37
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft.
art. 7 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit.
art. 14.2 Uvb
Dossiers: Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is.
* Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
art. 8 Wjz
Het indicatiebesluit voor verdere zorg Vaststellen indicatie * BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
art. 5 Wjz
Dossiers: In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
Aan een besluit waarbij wordt vastgesteld of een cliënt is aangewezen op zorg ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen.
art. 7 Wjz
Dossiers: In het indicatiebesluit is zichtbaar wie de hulpvrager is.
De aanvraag die aan het besluit ten grondslag ligt behoeft de instemming van de cliënt.
art. 7 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit.
Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft. In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is.
38
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
art. 6 Wjz
Dossiers: De beschrijving van de benodigde zorg is gespecificeerd. Als er afstemming tussen meerdere zorgaanbieders nodig is, is zichtbaar wie coördineert. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s).
art. 5.1 Wjz
Beleid Er is een samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kInderbescherming. BJZ maakt met de Raad afspraken over wie verantwoordelijk is voor de hulpverlening aan het gezin vanaf de melding tot het onderzoek en gedurende het onderzoek.
Inhoud indicatiebesluit De stichting geeft de cliënt een advies wie de zorg kan of kunnen verlenen. In het besluit geeft de stichting aan of coördinatie van de zorg noodzakelijk is en zo ja, wie deze coördinatie het beste kan uitvoeren.
Veiligheid BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis. Als er sprake is van een acute en ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige stelt BJZ onverwijld de Raad voor de Kinderbescherming in kennis van haar oordeel dat een maatregel mbt het gezag over de minderjarige overwogen dient te worden. BJZ informeert de cliënt als zij de Raad in kennis stelt van haar oordeel, tenzij dit kennelijk een bedreiging vormt voor de minderjarige. Indien BJZ de cliënt niet informeert, wordt in de kennisgeving aan de Raad hiervan de reden vermeld. BJZ en de Raad leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol; hierin staat in ieder geval de wijze waarop BJZ de kennisgeving zoals in artikel 59 doet, een beschrijving van de gegevens die BJZ bij de kennisgeving aan de Raad verstrekt en een beschrijving van de werkwijze van BJZ en Raad voor zover de werkwijze samenhangt of gelijktijdig plaatsvindt.
art. 9 Wjz
art. 56 Uvb
art. 59 Uvb
Dossiers Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Het samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kInderbescherming wordt zichtbaar toegepast.
art. 60 Uvb
“Zo zo zo beleid” art. 5.1 Wjz BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde art. 5.4 Wjz ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Deze zorg is in verband hiermee niet ingrijpender dan noodzakelijk en wordt geboden zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode.
Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. In de afwegingen van BJZ bij zijn keuze voor een vorm van (onmiddellijke) hulpverlening, is zichtbaar dat BJZ het “zo zo zo beleid” uitvoert. Zo probeert BJZ een uithuisplaatsing bij crisis te voorkómen door b.v. intensieve ambulante hulp.
39
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
art. 13 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Uitvoering van “zo zo zo beleid” is een bijdrage aan een verantwoorde uitvoering van de zorg (zie hierboven). Instemming van de cliënt met de (geïndiceerde) hulpverlening is zichtbaar (zie hierboven). De samenwerking tussen BJZ en zorgaanbieders vindt plaats op basis van duidelijke en concrete afspraken.
Kwaliteit BJZ draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van zijn wettelijke taken, in ieder geval een doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte uitvoering; de taken worden uitgevoerd op basis van een plan dat is afgestemd op de behoeften van de cliënt.
40
4.
Waarderingskader afwegingen en beslissingen bureau jeugdzorg
Belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg zijn: o vaststellen of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis); o zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is; o vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is; o zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere jeugdzorg.
Gedurende het gehele proces van crisisinterventie is veiligheid de belangrijkste basisvoorwaarde voor kwalitatief goede zorg. De inspectie zet de afwegingen die bureau jeugdzorg moet maken over de veiligheid van de cliënt daarom bovenaan. Daarna waardeert de inspectie de eerste beslissing als de belangrijkste van de vier: als deze beslissing niet voldoende scoort, ontbeert de cliënt de benodigde hulp in een crisis. De inspectie beoordeelt het handelen van bureau jeugdzorg bij crisis als onvoldoende als de waardering van de inspectie voor veiligheid en de eerste beslissing onvoldoende zijn.
De eerste twee kolommen van onderstaand schema zijn een herhaling van het onderwerp veiligheid en de belangrijke beslissingen uit het schema op de bladzijden hiervoor; de laatste drie kolommen vormen het eigenlijke waarderingskader. In dit waarderingskader komen achtereenvolgens de indicatoren voor een kwalitatief goede beslissing, de scores op die indicatoren en de waardering van de scores aan de orde.
41
Gedurende het gehele proces
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis.
Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat.
Afweging omtrent veiligheid cliënt in beslissing BJZ. Indien onveilig: afweging omtrent melding Raad.
Belangrijke beslissing BJZ
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
1. Als BJZ van oordeel is dat er sprake A1) Criteria om vast te stellen is van een situatie waarin onmiddelijke of er sprake is van een acute verlening van jeugdzorg noodzakelijk crisis en deze toepassen. is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen. A2) Criteria om vast te stellen of er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is.
A1)
Waardering
+, ± of –
voldoende indien een +
Score
Waardering
Afweging acute crisis: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ of –+ of –
A2) Afweging noodzaak jeugdzorg: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
42
Score
+ of – + of –
voldoende indien A.1.1. én A.2.1. een + scoren
Belangrijke beslissing BJZ
2. Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddelijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
3. Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
4. BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
Een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s) vastgelegd.
A)
Score
Afweging welke jeugdzorg: 1. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 2. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 3.(Samenwerkings)afspraken met zorgaanbieder(s) 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
A) Afweging noodzaak verdere jeugdzorg:
In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
A) Afweging welke verdere jeugdzorg:
1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier 3. Besluit binnen vier weken 4. Instemming cliënt met beslissing
1. Indicatiebesluit aanwezig 2. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 3. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
+, ± of – +, ± of – +, ± of – + of –
Waardering
voldoende indien 1 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
voldoende indien 3 een + scoort + of – + of – + of – + of –
+ of – +, ± of – +, ± of –
voldoende indien 2 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
+ of –
43
Bijlage 3 - Standpunten Stadsregio Rotterdam over dit toezicht
De stadsregio Rotterdam onderschrijft toetsings- en waarderingskader inspectie toezicht crisisinterventie 2005 ja
toelichting provincie
gedeeltelijk
(welk gedeelte niet / waarom niet?)
nee ja
De stadsregio stemt volledig in met het toetsings- en waarderingskader van de inspectie.
De stadsregio Rotterdam stelt andere / aanvullende eisen mbt crisisinterventie BJZ voorafgaand aan inspectieonderzoek 2005 ja
toelichting provincie
nee
(welke andere eisen?)
nee
De stadsregio stelt geen andere eisen aan de crisisinterventie.
De stadsregio Rotterdam kondigt (handhavings)actie aan als resultaten inspectieonderzoek crisisinterventie 2005 daartoe aanleiding geven ja
toelichting provincie
nee ? ja
De stadsregio wacht de resultaten van het onderzoek af om te kunnen beoordelen welke maatregelen nodig zijn.
44
Bijlage 4 - Cijfers dossieronderzoek Bureau Jeugdzorg Rotterdam
Betreft: Afdruk Onderzoek crisisinterventie2004 Soort afdruk: Keuzes per vraag Selectie:
Instelling = bjz Rotterdam
1: Is er in het dossier een besluit van BJZ dat er sprake is van een acute crisis? Besluit is mogelijk geen apart document. (N=11) ja 9 81% nee 2 18% 2: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen? Het gaat hier om een motivatie van het besluit, om criteria voor het besluit. (N=9) ja, nl 5 55% nee 4 44% 3: Is er in het dossier een besluit van BJZ dat er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is? Dit kan hetzelfde document zijn/ dezelfde tekst zijn als bij vraag 1. (N=11) ja 10 90% nee 1 9% 4: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen om vast te stellen dat er onmiddellijke verlening van crisisinterventie noodzakelijk is? (N=9) ja, nl 6 66% nee 3 33% 5: Is in het dossier zichtbaar dat concrete doelen zijn geformuleerd ten aanzien van de crisisinterventie? (N=0) ja (licht toe) 0 0% nee(licht toe) 0 0% nvt 0 0% 6: Datum indicatiestelling < -4 weken -4 t/m 0 weken > 0 weken
(N=11) 0 0 11
0% 0% 100%
7: Is er in het dossier een besluit van BJZ welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=6) ja 5 nee 1
83% 16%
8: Is het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is, zichtbaar gemotiveerd? (N=5) ja, nl (licht toe) 3 ja, enigszins gemotiveerd (licht toe) 2 nee 0
60% 40% 0%
45
9: Is in het dossier zichtbaar dat BJZ heeft gekozen voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg? (zo licht mogelijk, zo kort mogelijk, zo dicht moegelijk bij huis) (N=9) ja, nl (licht toe) 6 66% ja, enigszins (licht toe) 1 11% nee 2 22% 10: Is zichtbaar dat de zorg die BJZ heeft gekozen aansluit bij de hulpvraag van de client? (N=11) ja, nl (licht toe) 1 ja, enigszins (licht toe) 1 nee 9 ja, maar sluit aan bij ouder en niet bij 0 jeugdige ja, maar sluit aan bij jeugdige en niet 0 bij ouder nvt,andere hulpvrager dan client 0
9% 9% 81% 0% 0% 0%
11: Zijn zichtbare (samenwerkings)afspraken door BJZ met de zorgaanbieders die de zorg gaan aanbieden, gemaakt? Het gaat erom dat BJZ de regie voert en concrete (smart) afspraken maakt de zorgaanbieders. (N=11) ja, nl (licht toe) 6 54% ja, enigszins (licht toe) 5 45% nee 5 45% 12: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=5*) ouders wel zichtbaar ingestemd 0 ouders niet zichtbaar 0 jeugdige wel zichtbaar ingestemd 0 jeugdige niet zichtbaar 0 jeugdige nvt (bijv jonger dan 12) 0
0% 0% 0% 0% 0%
13: datum hulpverleningsplan (indien ongedateerd: vak leeg laten) (N=11) 0 11 0
0% 100% 0%
14: Is zichtbaar welke crisinterventie heeft plaatsgevonden? (N=5) families first 0 crisisopvang 0 gesprekken met BJZ 1 anders, nl (licht toe) 0 nee 4 nvt 0
0% 0% 20% 0% 80% 0%
15: Is zichtbaar of de jeugdige geplaatst is bij een nieuwe zorgaanbieder? (N=11) ja (licht toe) 8 nee (licht toe) 3 anders,nl (licht toe) 0 nvt 0
72% 27% 0% 0%
< 0 weken 0 t/m 6 weken > 6 weken
16: Is er in het dossier een besluit van BJZ dat er sprake is van een noodzaak van een vervolg aan jeugdzorg? (N=8) ja 6 75% nee 2 25%
46
17: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen om vast te stellen dat een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is? Het gaat hier om een motivatie van het besluit, om criteria voor het besluit. (N=5) ja,nl (licht toe) 1 20% nee 4 80% 18: Is dit besluit vastgesteld binnen 4 weken na het besluit dat er sprake is van een acute crisis? (N=5) ja 3 60% nee 2 40% 19: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=6*) ja, ouders zichtbaar ingestemd 4 nee, zichtbaar niet ingestemd 0 ja, jeugdige zichtbaar ingestemd 2 nee, jeugdige zichtbaar niet 0 ingestemd anders,nl (licht toe) 0 nvt (bijv. jeugdige jonger dan 12) 0
66% 0% 33% 0% 0% 0%
20: Is zichtbaar dat de crisis is opgeheven? ja, gemotiveerd (licht toe) ja, enigszins gemotiveerd (licht toe) nee nvt
(N=11) 6 4 1 0
54% 36% 9% 0%
(N=11) 0 11 0
0% 100% 0%
(N=0) 0 0 0 0
0% 0% 0% 0%
21: Op welke datum wordt de crisis afgesloten? < 0 weken 0 t/m 4 weken > 4 weken 22: Zijn de gestelde doelen gerealiseerd? Ja, gemotiveerd (licht toe) ja, enigszins gemotiveerd (licht toe) nee nvt
23: Is er in het dossier een indicatiebesluit van BJZ aanwezig waarin staat welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=6) ja 4 66% nee 2 33% 24: Is in het indicatiebesluit zichtbaar gemotiveerd welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=4) ja, nl (citeer) 1 ja, enigszins (citeer) 1 nee 2
25% 25% 50%
25: Is in het indicatiebesluit zichtbaar dat BJZ heeft gekozen voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg? (N=11) ja (licht toe) 3 27% ja, enigszins (licht toe) 7 63% nee 1 9%
47
26: Is zichtbaar dat de zorg die BJZ heeft gekozen aansluit bij de hulpvraag van de client? (N=0) ja (licht toe) 0 ja, enigszins (licht toe) 0 nee 0 nvt, andere hulpvrager dan client 0
0% 0% 0% 0%
27: Maakt BJZ (samenwerkings)afspraken met de zorgaanbieders die de zorg gaan aanbieden? (N=11) ja (licht toe) 7 63% ja,enigszins (licht toe) 3 27% nee 1 9% 28: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=4*) ja, ouders zichtbaar ingestemd 4 nee, zichtbaar niet ingestemd 0 ja, jeugdige zichtbaar ingestemd 0 nee, jeugdige zichtbaar niet 0 ingestemd anders,nl( licht toe) 0
100% 0% 0% 0% 0%
29: Is zichtbaar wanneer de vervolghulp start? (N=10) 5 5
50% 50%
30: Op welke datum start de vervolghulp? (datum plaatsing) (N=5) < 0 weken 0 0 t/m 6 weken 5 > 6 weken 0
0% 100% 0%
31: Wanneer vindt eventuele doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming plaats? (N=11) Direct na aanmelding 2 Na de eerste screening 2 Na afsluiting van de crisisinterventie 0 Anders,nl (licht toe) 0 Niet zichtbaar 4 Nvt 5
18% 18% 0% 0% 36% 45%
ja nee
48
Bijlage 5 - Waardering Bureau Jeugdzorg Rotterdam van de inspectie
Gedurende het gehele proces
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis.
Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat.
Afweging omtrent veiligheid cliënt in beslissing BJZ. Indien onveilig: afweging omtrent melding Raad.
Belangrijke beslissing BJZ
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
1. Als BJZ van oordeel is dat er sprake A1) Criteria om vast te stellen is van een situatie waarin onmiddelijke of er sprake is van een acute verlening van jeugdzorg noodzakelijk crisis en deze toepassen. is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen. A2) Criteria om vast te stellen of er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is.
A1)
Score
+, ± of –
Score
Afweging acute crisis: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ of –+ of –
Waardering Score BJZ Rotterdam
+ +
voldoende indien een +
Waardering Score BJZ Rotterdam voldoende indien A.1.1. én A.2.1. een + scoren
+ +
A2) Afweging noodzaak jeugdzorg: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ of – + of –
+ +
49
Belangrijke beslissing BJZ
2. Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddelijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
3. Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
4. BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
Een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s) vastgelegd.
A)
Score
Afweging welke jeugdzorg: 1. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 2. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 3.(Samenwerkings)afspraken met zorgaanbieder(s) 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
A) Afweging noodzaak verdere jeugdzorg:
In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
A) Afweging welke verdere jeugdzorg:
1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier 3. Besluit binnen vier weken 4. Instemming cliënt met beslissing
1. Indicatiebesluit aanwezig 2. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 3. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
+, ± of – +, ± of – +, ± of – + of –
Waardering Score BJZ Rotterdam voldoende indien 1 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
+ + + +
voldoende indien 3 een + scoort + of – + of –
+ -
+ of – + of –
-
+ of – +, ± of – +, ± of – + of –
voldoende indien 2 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
+ + + +
NB Als bureau jeugdzorg onvoldoende scoort bij Veiligheid of Beslissing 1, ontbeert de cliënt volgens de inspectie de benodigde hulp in een crisis.
50