Crisis, wat nu? Onderzoek naar de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Drenthe bij cliënten in acute crisis
Inspectie jeugdzorg Utrecht, mei 2005
2
Inhoudsopgave
Samenvatting ............................................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1
Het onderzoek .................................................................................................................... 7
Hoofdstuk 2
De resultaten van het onderzoek ....................................................................................... 9
Hoofdstuk 3
Analyse en beoordeling van de inspectie ......................................................................... 25
Hoofdstuk 4
Aanbevelingen.................................................................................................................. 29
Bijlage 2
Toetsings- en waarderingskader van de inspectie ........................................................... 35
Bijlage 3
Standpunt provincie Drenthe over dit toezicht .................................................................. 47
Bijlage 4
Cijfers dossieronderzoek BJZ Drenthe............................................................................. 49
Bijlage 5
Waardering BJZ Drenthe van de inspectie ....................................................................... 55
3
4
Samenvatting De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” Wat de cliënten precies van de bureaus jeugdzorg mogen verwachten heeft de inspectie uitgewerkt in een toetsings- en waarderingskader. Zij heeft voorafgaand aan het toezicht aan de subsidiërende overheid gevraagd om dit kader te onderschrijven.
Resultaten van het onderzoek De inspectie beoordeelt de kwaliteit van de volgende 4 beslissingen van bjz (onderzoeksdeelvragen van de inspectie) als volgt:
1. Is er sprake van een acute crisis en is er onmiddellijk jeugdzorg nodig? De inspectie beoordeelt de kwaliteit van deze beslissing als voldoende, echter het handelen in het kader van het besluit of en waarom crisisinterventiezorg nodig is, wordt in de dossiers onvoldoende verantwoord. 2. Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk? De inspectie beoordeelt de kwaliteit van deze beslissing als voldoende. 3. Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig na de wettelijke termijn van vier weken? De inspectie beoordeelt de kwaliteit van deze beslissing als voldoende. 4. Welke vervolg jeugdzorg is nodig? De inspectie beoordeelt de kwaliteit van deze beslissing als voldoende, maar vindt dat de regietaak van bjz duidelijker kan worden ingevuld.
De inspectie heeft verder de aspecten ‘veiligheid van de jeugdige’, ‘betrokkenheid van de cliënt’ en de ‘interne bewaking van het proces’ als voldoende beoordeeld.
Eindoordeel van de inspectie De inspectie oordeelt over de hoofdvraag van het onderzoek “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” dat het handelen van Bureau Jeugdzorg Drenthe voldoende scoort.
Aanbevelingen van de inspectie aan Bureau Jeugdzorg Drenthe •
Zorg dat in alle casus expliciet beoordeeld wordt of in geval van acute crisis onmiddellijke jeugdzorg nodig is. Maak daarbij helder in de dossiers wat de analyse van bjz zelf is en waarom (afwegingen) en breng deze zorg snel op gang. Ga hierbij na hoe het voornemen van een ‘globale analyse’ zich verhoudt met het crisiskarakter van de situatie.
5
•
Sta in de dossiers explicieter stil bij veiligheid: neem de gemaakte afwegingen over veiligheid/risico’s op in het dossier, opdat het hulpverleningsproces transparant wordt voor de cliënt en andere betrokkenen.
•
Zorg dat in alle casus het indicatieproces snel op gang komt.
•
Evalueer crises, met name die na eerdere melding (al of niet als crisismelding) escaleren.
•
Ga opnieuw met de Raad voor de Kinderbescherming in discussie over ‘het belang van het kind’ en stel zonodig het onderscheid vast met betrekking tot de interpretatie van de (mate van) veiligheid van de jeugdige.
•
Maak aan de provincie (smart) inzichtelijk waarom het zorgaanbod tijdens de crisisinterventie ontoereikend is en de aansluiting naar de geïndiceerde zorg niet optimaal verloopt.
Aanbevelingen van de inspectie aan de provincie Drenthe
•
Streef (in IPO verband) met het Ministerie van Justitie naar oplossingen voor de wachttijd voor een onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming.
•
Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieder die ertoe leiden dat er een genoegzaam aanbod aan jeugdzorg is.
6
Hoofdstuk 1
Het onderzoek1
De Inspectie jeugdzorg heeft besloten dat zij in 2005 onderzoek doet naar onmiddellijke zorg voor jeugdigen in acute crisis. De inspectie taxeert in haar interne risicoanalyse de hulpverlening bij crises in 2
meerdere provincies en grootstedelijke gebieden als een hoog risico. Ook heeft de inspectie signalen uit eerder toezicht dat de zorg in crisissituaties niet altijd optimaal is.
De inspectie heeft in dit toezicht onderzocht hoe de bureaus jeugdzorg in Nederland zorgen voor onmiddellijke hulp aan cliënten in acute crisis. De kwaliteit van hun handelen meet de inspectie af aan wat de cliënten van de bureaus mogen verwachten op basis van de eisen van wet- en regelgeving. De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?”
Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen. De inspectie maakt rapportages van haar onderzoek over alle afzonderlijke bureaus jeugdzorg in Nederland en een landelijk rapport.
Doel van het inspectieonderzoek is de Minister van VWS, de Minister van Justitie en de provincies inzicht te geven in de mate waarin het handelen van de bureaus jeugdzorg bij jeugdigen in acute crisis in Nederland voldoet aan wat de cliënt op basis van de wet mag verwachten.
Het beoogde effect van dit toezicht is dan ook dat de overheden, als dat nodig is, als stelselverantwoordelijken en subsidiegevers de instellingen zullen aanspreken op eventuele tekortkomingen in de kwaliteit van de uitvoering van de zorg in acute crisissituaties.
Het uiteindelijke beoogde effect is dat de cliënten in het land kunnen rekenen op een onmiddellijke hulpverlening in acute crisis van vergelijkbare, goede kwaliteit. Wat ‘goede kwaliteit’ inhoudt, heeft de inspectie op basis van wet- en regelgeving uitgewerkt in een toetsings- en waarderingskader (zie bijlage 2), dat zij heeft voorgelegd aan de subsidiërende overheid. Verslaglegging van het overleg met de provincie Drenthe voorafgaand aan dit onderzoek, staat in bijlage 3.
1
Uitgebreidere informatie over de aanleiding voor het onderzoek, de probleemstelling en de opzet van het onderzoek staat in bijlage 1. 2 Als in het vervolg wordt gesproken over provincies, wordt bedoeld provincies en grootstedelijke regio’s.
7
8
Hoofdstuk 2
De resultaten van het onderzoek
De inspectie presenteert hier de verzamelde gegevens op hoofdlijnen. De gedetailleerde uitkomsten van het onderzoek staan in bijlagen: in bijlage 4 staat de vragenlijst dossiertoets opgenomen met de uitkomsten van het onderzoek bij Bureau Jeugdzorg Drenthe; bijlage 5 bevat de waardering die de inspectie uitspreekt voor de kwaliteit van het handelen van Bureau Jeugdzorg Drenthe bij cliënten in acute crisis.
De directie van Bureau Jeugdzorg Drenthe heeft de inspectie in een oriënterend overleg voorafgaand aan het onderzoek laten weten dat zij het projectplan en het toetsings- en waarderingskader van de inspectie onderschrijft. Aangegeven is wel dat bij de informatiebronnen de cliënt wordt gemist.
De inspectie heeft in overleg met de directie van bjz Drenthe en de betreffende leidinggevende gekozen voor een interview met een leidinggevende en (een) medewerker(s) van bjz Z-O Drenthe (Emmen). De eerste 6 vragen van het interview zijn voorgelegd aan een medewerker instroom; de rest van de vragen aan een casemanager. Dit in verband met de werkwijze in Emmen: de nieuwe cliënten komen daar binnen bij medewerkers van het stroombureau. Voor het overige is de werkwijze van de verschillende locaties van bjz dezelfde. In Emmen heeft de inspectie het besluitvormend overleg bijgewoond en 6 dossiers getoetst. In Assen zijn 4 dossiers getoetst.
Bureaus jeugdzorg zullen bij een crisis beslissingen moeten nemen. De inspectie vindt de manier waarop deze beslissingen tot stand komen van groot belang voor de kwaliteit van de zorg. In het toetsingskader staan de vier volgens de inspectie belangrijkste beslismomenten chronologisch 3
genoemd . Deze belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg zijn: o
vaststellen of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis);
o
zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is;
o
vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is;
o
zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere zorg.
Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten.
3
Het volledige toetsings- en waarderingskader staat in bijlage 2.
9
Gedurende het gehele proces dienen de bureaus jeugdzorg af te wegen of de veiligheid van de cliënt voldoende gewaarborgd is en zo niet, of de noodzaak bestaat om door te geleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming.
Elke paragraaf van dit hoofdstuk is gewijd aan één van deze belangrijke aspecten van de kwaliteit van de 4
zorg. Er staat telkens eerst cursief wat cliënten volgens de inspectie mogen verwachten . In hoofdstuk 3 worden de resultaten uit de volgende paragrafen vergeleken met wat de cliënten mogen verwachten.
2.1.
Beslissing 1: Is er sprake van een acute crisis?
De cliënten mogen verwachten: o
dat zij altijd terecht kunnen bij de bureaus jeugdzorg in een acute crisis;
o
dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er bij hen sprake is van een acute crisis;
o
dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er voor hun vraag onmiddellijk jeugdzorg nodig is, dus of zij aanspraak maken op onmiddellijke hulpverlening;
Resultaten van het onderzoek
In ontvangst nemen van de crisis In de interviews vertellen de medewerkers dat bjz 24 uur per dag en zeven dagen per week bereikbaar is. De telefoniste verbindt bij crisis door naar de bureaudienst (bij locatie Emmen van 10.00 tot 14.00 uur in geval van nieuwe klanten naar het stroombureau). Buiten de kantooruren fungeert de telefonische hulpdienst Zorgcentrale Noord als zeef die de crises zo nodig doorgeeft aan één van de medewerkers die dienst heeft en oproepbaar is. De telefonische hulpdienst heeft ondermeer een checklist (in “Protocol afhandeling meldingen voor bureau jeugdzorg door Zorgcentrale Noord-Nederland”) voor de bepaling van de urgentie. In deze checklist luidt de hoofdvraag: “Kan het wachten tot de volgende werkdag, zonder dat daarmee het kind een beduidend risico loopt?”. Over de meldingen vermeldt bjz verder in het protocol : “Zorgmelding over ‘chronische crisissituaties’ die nader onderzoek vergen: uitstellen tot volgende werkdag, verwijzen naar bjz onder kantoortijd. Zorgmelding over ‘acute crisissituatie’: melden bij bereikbaarheidsdienst. Bij acuut geweld, bedreiging etc: adviseer de beller om contact op te nemen met de politie én melden aan bereikbaarheidsdienst. Meldingen van professionals, artsen etc: altijd doorgeven aan de bereikbaarheidsdienst”.
Beoordelen of er sprake is van een acute crisis
4
Wat cliënten mogen verwachten staat nader toegelicht en uitgewerkt in het toetsingskader, zie bijlage 2.
10
Bjz heeft schriftelijk vastgelegde criteria om vast te stellen of er sprake is van een acute crisis. De geïnterviewden geven hierbij aan dat het gaat om: de verhouding draagkracht – draaglast van het gezin (waarbij de beleving van de cliënt een grote rol speelt), de ernst, de veiligheid van het kind (seksuele en fysieke bedreiging) en acuutheid. Bij dit laatste criterium geven de medewerkers aan onderscheid te maken tussen een acute crisis (direct ingrijpen nodig) en een ‘gewone’ crisis (kan na gesprek toch wachten tot de volgende dag).
In de onderzochte dossiers is vrijwel altijd een besluit van bjz zichtbaar of er sprake is van een acute crisis, meestal letterlijk in de vorm van een bevestigend antwoord van BJZ op de standaardvraag in het Aanmeldformulier: “Heeft de cliënt behoefte aan directe en intensieve hulp bij het oplossen/ hanteren van een crisissituatie? “ en de aangekruiste optie “Crisisinterventie”. Of is een opmerking aangetroffen: “Direct verdelen”. In een enkel dossier treft de inspectie het besluit aan dat er geen sprake is van een acute crisis, maar blijkt bijvoorbeeld dat een week na de aanmelding de situatie is geëscaleerd en alsnog een crisissituatie is geworden. In de dossiers wordt niet altijd duidelijk gemarkeerd op welk moment bjz de situatie als acute crisis heeft aangemerkt, de datering van het besluit acute crisis is niet altijd helder. De besluiten vloeien in de helft van de dossiers voort uit de expliciete beschrijving van de situatie: bijvoorbeeld vader geeft aan bang te zijn om zijn zelfbeheersing te verliezen, moeder geeft aan het niet meer aan te kunnen. Van een expliciete áfweging is echter geen sprake.
Beoordelen of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is Uit de interviews blijkt dat de casus van het stroombureau (via de gedragswetenschapper/ leidinggevende of direct) naar de bureaudienst gaat. De bureaudienst beoordeelt in overleg met de gedragswetenschapper (die eindverantwoordelijk is voor de inhoudelijke aansturing) of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is. Ook formaliseert de gedragswetenschapper het “ja“ antwoord op het Aanmeldformulier of crisisinterventie nodig is. Indien VOTS/ uithuisplaatsing noodzakelijk is, wordt de gedragswetenschapper, en bij diens afwezigheid de teamleider of sectormanager, geïnformeerd. BJZ Drenthe hanteert de volgende criteria bij de vaststelling van de noodzaak tot crisisinterventie: de veiligheid van de cliënt, de verhouding draaglast – draagkracht van het gezin, de ernst van de situatie, de hulpvraag van zowel ouders als jeugdige, de leeftijd van het kind en type situatie (bijvoorbeeld: alcoholgebruik, plotseling of sluimerend geweld). De medewerker geeft verder nog aan dat de mate van verstoordheid van de ouder – kind relatie, wat (indien groot) tot een onveilige situatie kan leiden, een rol speelt. Zij kijkt hierbij naar eerdere hulp, naar mogelijkheden van het netwerk. Uit de interviews komt niet eenduidig naar voren of criteria zijn vastgelegd. Wel wordt genoemd dat ervaring belangrijk is en dat in overleg met de orthopedagoog/ teamleider besloten wordt wat er moet gebeuren.
Het besluitvormend overleg dat de inspectie heeft bijgewoond, is gehouden op de dag dat de crisis binnenkwam en heeft plaatsgevonden tussen de bureaudienstmedewerker en de leidinggevende. In dit overleg komt de vraag of crisisinterventie nodig is aan de orde en welke crisisinterventie. Bij het besluit of
11
crisisinterventie nodig is, noemen de beide betrokkenen duidelijk ‘veiligheid’. Ook de verhouding draagkracht – draaglast van het gezin en de ernst van de situatie voor de jeugdige spelen een duidelijke rol in de afwegingen. De hulpvraag van de ouders kwam, zij het meer impliciet, eveneens aan bod.
In de onderzochte dossiers is in de helft van de dossiers een expliciet besluit (expliciete vaststelling) van bjz zichtbaar of er onmiddellijke jeugdzorg nodig is. Zichtbaar gebaseerd op afwegingen zijn twee besluiten. Er wordt bijvoorbeeld in een casus duidelijk dat het kind niet meer in het opvanggezin kan wonen en evenmin terug naar huis kan. In een andere casus, waar geen afweging zichtbaar is, is de noodzaak tot onmiddellijke jeugdzorg wel af te leiden uit de hulpvraag, maar bjz geeft niet aan wat het zelf vindt en waarom.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Drenthe doet grotendeels wat de cliënten mogen verwachten: •
zij kunnen altijd terecht bij bjz, bjz is altijd bereikbaar en beschikbaar;
•
bjz beoordeelt of er bij hen sprake is van een acute crisis;
•
bjz beoordeelt of er voor hun vraag onmiddellijke jeugdzorg nodig is. In de dossiers is dat niet altijd zichtbaar.
De manier waarop Bureau Jeugdzorg handelt voldoet grotendeels aan wat de inspectie verwacht: •
de beoordelingen van bjz gebeuren aan de hand van criteria en vanuit ervaring;
•
de criteria staan deels op schrift;
•
in de dossiers zijn de afwegingen bij de beoordelingen in geringe mate vastgelegd.
De beoordelingen worden gedaan door de bureaudienst in overleg met de gedragswetenschapper/ leidinggevende. Bij VOTS/ uithuisplaatsing wordt overlegd met de gedragswetenschapper, de teamleider of de sectormanager. De (eind)verantwoordelijke wordt altijd achteraf geïnformeerd. In de criteria die bjz hanteert bij de beoordelingen speelt de veiligheid van de cliënt een voorname rol.
2.2.
Beslissing 2: Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk?
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg een gemotiveerde keuze maken voor welke jeugdzorg;
o
dat de bureaus jeugdzorg aan de cliënten een zo min mogelijk ingrijpende zorg verlenen;
o
dat de bureaus jeugdzorg coördineren dat er (in de keten) afstemming plaats vindt tussen verschillende instanties en hulpverleners; dat de samenwerking tussen verschillende instanties en hulpverleners (in de keten) in duidelijke afspraken is geregeld;
Resultaten van het onderzoek
12
Afweging welke jeugdzorg noodzakelijk is
5
In de interviews stellen de teamleider en de medewerker dat er criteria zijn om vast te stellen welke jeugdzorg nodig is in een crisis. Zij hanteren de volgende criteria: de veiligheid van de cliënt, de verhouding tussen draagkracht en draaglast van het gezin, de ernst van de situatie voor het kind, het beoogde hulpaanbod sluit aan bij de hulpvraag van de ouders. De medewerker licht hierbij toe dat bjz het kind, als er sprake lijkt van bedreigende situatie, soms onderbrengt op een andere plek, zonder dat ouders het hiermee eens zijn. Ouders worden in gesprek hierover “natuurlijk” wel geïnformeerd. Ook is aansluiting bij de hulpvraag van de jeugdige een criterium. De medewerker geeft hierbij aan “signalen van het kind serieus te nemen, ook als blijkt dat de situatie anders is”. Verder is de zo-zo-zo bepaling een belangrijk criterium en speelt de acuutheid een belangrijke rol. De leidinggevende voegt toe: “Wat zijn de (netwerk)mogelijkheden van de cliënt, wat is haalbaar. Soms is toch eerst time-out nodig, zodat de draagkracht van ouders kan toenemen, en dan Families First. Inzetten van hulp heeft geen zin, als de cliënt niet wil, behoudens als er acuut gevaar is. Dan VOTS.” Volgens de leidinggevende zijn de criteria niet vastgelegd maar hebben de medewerkers van bjz ervaring in het afwegen van bovengenoemde mogelijkheden.
In het besluitvormend overleg is de beslissing ‘welke jeugdzorg nodig is’ aan de orde geweest. De veiligheid van de jeugdige, de motivering van de keuze, de mening van de ouders en die van het kind, gebruikt bjz Drenthe in de afwegingen. De zo - zo – zo bepaling is minder expliciet gebruikt. Expliciet staat bjz stil bij de gevolgen (reactie jeugdige) van een bepaalde keuze. De mate van medewerking door kind en ouders, als ook de wachtlijst bij Families First, spelen een rol in het overleg.
Bjz geeft in de interviews aan dat de hulp meestal wordt uitgevoerd door de zorgaanbieder, soms door bjz zelf. De crisisinterventie door bjz bestaat uit diagnostiek, kijken wat de mogelijkheden zijn en plaatsing in bijvoorbeeld het netwerk. Verder plaatst bjz in Families First, Crisisopvang of Crisispleeggezin via het Crisis Coördinatiepunt, het CCP. Dit CCP is - naar de informatie van de directie van bjz - bij de provinciale zorgaanbieder per 1 januari jl. ingesteld, ter preventie van ‘rondshoppen’ door bjz. Het aanbod crisisinterventie in de regio ervaart bjz blijkens de interviewinformatie als niet toereikend. Hierbij wordt opgemerkt dat wanneer wachtlijsten bestaan, bjz een noodgreep moet uitvoeren, bijvoorbeeld plaatsen in Flevoland. Omdat bjz dan met het kind “aan het leuren” is, komt het bureau niet echt toe aan goed kijken wat er met het kind aan de hand is. Op dit moment is er een wachtlijst voor Families First van twee weken.
5
in dit stuk worden de eerste twee verwachtingen samen beschreven: een gemotiveerde keuze voor welke jeugdzorg en een zo min mogelijk ingrijpende zorg.
13
Uit de dossiers blijkt dat er vrijwel altijd een besluit ligt welke jeugdzorg in het kader van de crisisinterventie noodzakelijk is. De inspectie merkt hierbij wel op dat van expliciete besluitvorming niet altijd sprake is. Zo is in één dossier zichtbaar is dat er een telefonisch gesprek met het crisisopvangcentrum heeft plaatsgevonden, waaruit afgeleid kan worden dat bjz besloten heeft tot plaatsing in dit centrum. Vaak (b)lijkt niet dat snel actie ondernomen wordt. Zo is in het dossier meestal vermeld dat bjz een eerste globale analyse gaat maken. Niet duidelijk is wanneer bjz voornemens is dit te gaan doen, evenmin of deze analyse onmiddellijk plaatsvindt. Een voorbeeld van een dossier waarin niet snel actie ondernomen (b)lijkt te zijn, is een dossier waar bjz pas twee weken na aanmelding voor ‘directe en intensieve hulp’ in actie komt voor een jongen nadat hij daadwerkelijk is weggelopen. Ook een eerste crisisinterventiegesprek door bjz heeft de inspectie geschaard onder jeugdzorg in het kader van crisisinterventie. Het besluit hiertoe is dan niet altijd te traceren.
Bij 4 van de 10 dossiers is het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is, zichtbaar gemotiveerd. Bij 3 van de 10 is het besluit enigszins zichtbaar gemotiveerd, c.q. kon het besluit worden afgeleid uit de context van de situatie. In tweederde van de gevallen is min of meer duidelijk dat bjz heeft gekozen voor een zo min mogelijk ingrijpend besluit. Voorbeeld: “Met inzet van Families First wordt getracht uithuisplaatsing te voorkomen”. Ander voorbeeld: “Mogelijkheden (hulp) thuis zijn er niet, opvanggezin ook niet meer: ze heeft geen onderdak”. Uit andere dossiers blijkt dat crisisopvang wordt ingeschakeld, maar staat er geen afweging waarom niet gekozen is voor een minder ingrijpende hulpvariant als ambulante hulp of pleegzorg. Bijvoorbeeld, in een dossier wordt langdurige plaatsing in het crisiscentrum overwogen onder meer om de jeugdige “de kans te geven om zijn beslissing om niet bij vader te gaan wonen rustig te overdenken”. Vrijwel altijd sluit de gekozen zorg aan bij de hulpvraag van de cliënt. In enkele dossiers sluit bjz niet bij de vraag van de jeugdige aan, bijvoorbeeld omdat de ouder (gezaghebbend) niet akkoord gaat met de optie van de jeugdige. Instemming van zowel de ouder(s) als de jeugdige met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is meestal zichtbaar.
Afstemming met de zorgaanbieder of andere ketenpartner De geïnterviewden stellen dat zij afspraken maken met de zorgaanbieders die bjz inschakelt over de verdeling van de verantwoordelijkheden en over de zorg die geboden gaat worden. Ook over de duur van de zorg, wat kan verschillen: maximaal 4 weken, soms met 2 weken verlenging in geval de vervolgplek geregeld is. Afspraken over overleg tussen BJZ en de zorgaanbieder over vervolghulp komen in de wekelijkse bijeenkomst met ouders en kind aan de orde. Verder zijn er afspraken over de activiteiten van bjz om zo nodig het vervolg te realiseren, over de contacten met de cliënt en met de zorgaanbieder. Ter uitvoering van de regiefunctie neemt BJZ wanneer nodig contact op met de cliënt (en bezoekt deze) en de zorgaanbieder. Bij crisispleegzorg is dat laatste niet het geval volgens de leidinggevende. BJZ evalueert de hulpverlening op basis van rapportage van de zorgaanbieder.
14
Andere afspraken die de leidinggevende noemt: acceptatieplicht door de zorgaanbieder (ook zonder indicatiebesluit). Bij het niet voorhanden zijn van de gewenste zorg wordt binnen de crisismodulen gekeken wat alternatieve mogelijkheden zijn, die nog acceptabel zijn voor de cliënt. Verder worden afspraken gemaakt over de (observatie)doelen voor de zorgaanbieder en over praktische zaken, zoals over kleding en regels van ouders over bijvoorbeeld roken en uitgaan ed.. Ter waarborging van de regiefunctie noemt BJZ verder, in geval van plaatsing in Families First, een startbijeenkomst ter afstemming.
Waar dat aan de orde is, maakt bjz volgens de dossiers nauwelijks zichtbaar afspraken met de zorgaanbieder.
Door bjz in Drenthe wordt volgens de geïnterviewden niet geplaatst bij zorgaanbieders die niet in het Provinciaal plan zijn opgenomen. In uiterste nood plaatst bjz in een specifiek niet gescreend pleeggezin. Bjz gaat 1 keer in de 2 weken langs bij dit opvanggezin. Vanuit eerdere ervaring met het betreffende opvanggezin weet bjz dat kinderen daar veilig zijn. Netwerkplaatsing gebeurt regelmatig: bij crisis wordt eerst gekeken of dit mogelijk is. Bij geweld is netwerkplaatsing geen optie i.v.m. de te grote druk en mogelijke loyaliteitsconflicten in het gezin. Hoewel een netwerk gezin niet gescreend wordt (ouders blijven verantwoordelijk, vindt bjz), geeft bjz aan te vinden dat het wel een veilig gezin moet zijn. Ook moet iedereen instemmen met een dergelijk kortdurend verblijf. Bjz bezoekt het netwerkgezin alvorens het te plaatsen vaak wel: de casemanager brengt het kind ernaar toe. Afhankelijk van de duur, bezoekt bjz de jongere tijdens de plaatsing: bij plaatsing van 1 á 2 weken niet. Ter waarborging van de veiligheid van het kind in het netwerkopvanggezin is het oordeel van de ouders belangrijk.
In de dossiers heeft de inspectie geen plaatsingen bij nieuwe zorgaanbieders aangetroffen. Wel is eenmaal sprake van een plaatsing in het niet erkende opvanggezin en eenmaal in een niet gescreend netwerkgezin. Voor wat de (erkende) jeugdzorg betreft: 5x heeft crisisopvang plaatsgevonden, 1x Families First en 2x (een) gesprek(ken) met bjz.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg in Drenthe doet deels wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz maakt een (min of meer) gemotiveerde keuze voor de in te zetten jeugdzorg tijdens een crisis; de besluitvorming in de dossiers is niet altijd expliciet;
•
bjz overweegt veelal een zo min mogelijk ingrijpende zorg;
•
bjz heeft in beleid geregeld dat er afstemming plaatsvindt met de zorgaanbieder. In de dossiers is dat nauwelijks terug te vinden.
15
De manier waarop Bureau Jeugdzorg handelt voldoet grotendeels aan wat de inspectie verwacht: •
de keuze van bjz voor de in te zetten zorg van bjz gebeurt aan de hand van criteria. Deze staan niet op schrift;
•
één van de criteria is dat de in te zetten jeugdzorg zo min mogelijk ingrijpend is; een ander belangrijk criterium dat bjz Drenthe hanteert betreft veiligheid;
De keuze wordt doorgaans in overleg met de orthopedagoog/ leidinggevende gemaakt. Soms werken twee medewerkers aan de casus. Uit de dossiers blijkt niet dat de leidinggevende de keuze wélke jeugdzorg in het kader van crisisinterventie in te zetten, fiatteert. In de criteria die bjz hanteert bij de keuzes speelt de veiligheid van de cliënt een voorname rol.
2.3.
Beslissing 3: Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig?
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg beoordelen of er voor hun vraag een vervolg aan jeugdzorg nodig is;
o
dat de bureaus jeugdzorg binnen vier weken na de beslissing dat er sprake is van crisis, tot de beslissing komen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is
Resultaten van het onderzoek
Beoordelen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is Bjz geeft in de interviews aan criteria te hebben om vast te stellen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is. Deze zijn niet vastgelegd. De leidinggevende en de medewerker noemen als criteria: de veiligheid van de cliënt, de inschatting van de verhouding tussen draagkracht en draaglast van het gezin; de ernst van de situatie van het kind en de (verdere) hulpvraag van de ouders en die van de jeugdige. De medewerker licht hierbij toe zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de hulpvraag van de ouders en de jeugdige. De casemanager is hierin wel (bij)sturend. Verder geven de geïnterviewden aan als criterium te hanteren: de haalbaarheid van hulp thuis en de zo-zo-zo bepaling. De casemanager brengt wekelijks casus in de inhoudelijke begeleidingsbespreking in. De procedure voor de vaststelling dat jeugdzorg na de crisis(interventie) noodzakelijk is, is als volgt: de casemanager stelt vast in overleg met de cliënt (handtekening): het raam hulpverleningsplan wordt geschreven (situatie, doelen, indicatieadvies etc.). Het plan gaat na bespreking met de gedragswetenschapper (stelt het plan vast, handtekening) naar het indicatieorgaan van het bjz.
In de dossiers treft de inspectie (waar dat van toepassing is) een besluit aan dat er een vervolg aan jeugdzorg nodig is. De besluiten zijn in al deze gevallen zichtbaar gebaseerd op afwegingen. Bijvoorbeeld: jeugdige wil en kan niet meer thuis wonen. Omdat hij niet gewend is in een gezin te functioneren, gaat de voorkeur uit naar een leefgroep. Een tweede voorbeeld: Intensieve ondersteuning
16
binnen het gezin gericht op het herstellen van de balans tussen draagkracht en draaglast binnen de opvoedingssituatie.
Beslissing binnen vier weken na besluit crisis In de interviews deelt de leidinggevende mee dat deze beslissing soms wel, soms niet, binnen de 6
wettelijke termijn van vier weken te nemen wordt genomen. Hierbij geeft ze aan dat de beslissing nemen nog wat anders is dan het voor elkaar krijgen. De formele beslissing kost meer tijd: op één lijn komen met de cliënt; rapport schrijven, fiat gedragswetenschapper; handtekening van soms twee ouders apart. Dan nog via indicatie orgaan hetgeen ook tijd neemt. Vervolgens moet het naar de zorgaanbieder en die moet dan vervolgens een kennismakings/ start gesprek afspreken met alle betrokkenen. “Kortom, voordat feitelijk gestart kan worden ….” De medewerker geeft aan dat de termijn van 4 weken vaak te kort blijkt om een goede inschatting te maken welke vervolghulp er geboden moet worden en om deze vervolgens te regelen. Regelmatig wordt bjz geconfronteerd met wachtlijsten in de geïndiceerde zorg, waardoor er weer een andere plek gevonden moet worden voor het kind. Deze wisselingen brengen extra onrust voor een kind met zich mee in een situatie die al instabiel is.
Uit de interviews komt verder het volgende naar voren. Bjz Drenthe zorgt ervoor dat de beslissing tot verdere zorg zo snel mogelijk genomen doordat de verantwoordelijke medewerker tijdens deze vier weken voortdurend afweegt of er verdere zorg nodig is en zo ja, welke. De casemanager stelt het raam hulpverleningsplan op, de gedragswetenschapper fiatteert snel. Ook de medewerker geeft aan dat de beslissing snel kan worden genomen door contact met de gedragswetenschapper, die snel reageert. Contact met het indicatieorgaan kan hiertoe ook bijdragen, al kan dit soms wel langer duren. Ook contact met de zorgaanbieder (RCJ) draagt bij aan snelle besluitvorming. Een expliciete risico inschatting van de crisis maakt bjz overigens niet: wel wordt het risico ingeschat aan de hand van eerder genoemde criteria, waarvan veiligheid er één is.
Uit de dossiers blijkt dat veelal binnen 4 weken, zo nodig, een besluit is vastgesteld dat er vervolghulp nodig is. In 2 dossiers is die termijn (respectievelijk de 6 weken termijn, dossier eind 2004) niet gehaald. In één ervan komt naar voren dat bjz pas 3 maanden na de eerste aanmelding besluit dat (en welke) vervolghulp nodig is. In deze casus was sprake van een al gestart Raadsonderzoek in de vorige woonplaats. Na verhuizing is overgedragen naar de Raad Assen, die nog niet gestart is met het onderzoek. In dit dossier is het raamhulpverleningsplan overigens noch gedateerd, noch gefiatteerd door de gedragswetenschapper. In de meeste dossiers is zichtbaar dat de cliënt (ouders en jeugdige) instemt met het vervolg. In een enkel dossier waarin dat niet het geval is, heeft bjz dit onderbouwd.
6
Het gaat hier om het besluit of vervolghulp nodig is, NIET om het indicatiebesluit voor vervolghulp.
17
Dat de crisis is opgeheven is zichtbaar in 4 dossiers, in 2 dossiers is dat niet zichtbaar. Bij één hiervan pas heel laat. De inspectie heeft hierover opgemerkt: “De totale crisisperiode is onder te verdelen in 3 periodes. Pas na plaatsing (na ± 7 weken) in een niet gescreend netwerkgezin, lijkt de crisis bezworen”. Bij de 3 andere dossiers heeft de inspectie opgetekend: “Crisis is niet geheel opgeheven. Met voorrang indicatiebesluit nemen, omdat er geen groot gat moet zitten tussen einddatum Families First en startdatum vervolghulp”; “Niet helemaal duidelijk wanneer crisissituatie is opgeheven”; “OTS zal worden aangevraagd”.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg in Drenthe doet doorgaans wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz beoordeelt of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is na de crisis;
•
bjz neemt meestal binnen vier (zes) weken een besluit of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is.
De manier waarop Bureau Jeugdzorg handelt voldoet grotendeels aan wat de inspectie verwacht: •
bjz heeft criteria om te beoordelen of er een vervolg aan jeugdzorg na de crisis nodig is; deze criteria staan niet op schrift.
•
In de criteria die bjz hanteert bij de beoordelingen speelt de veiligheid van de cliënt een voorname rol. Daarnaast de verhouding draagkracht / draaglast van het gezin, de ernst van de situatie voor het kind, de verdere hulpvraag van de cliënt en de zo-zo-zo bepaling.
In de dossiers zijn de beoordelingen en de afwegingen vastgelegd. Bewaking van dit deel van het proces gebeurt via inbreng in inhoudelijke begeleidingsbesprekingen en via vaststellen van de lijn door de gedragswetenschapper (in overleg met de casemanager). Het fiat van de gedragswetenschapper bleek niet in 100% van de dossiers.
2.4.
Beslissing 4: Welke jeugdzorg is nodig voor verdere zorg?
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg, als dat nodig is, zo gauw mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de acute crisis, een indicatiebesluit formuleren voor de vervolghulp;
o
dat de bureaus jeugdzorg een gemotiveerde keuze maken voor welke jeugdzorg;
o
dat de bureaus jeugdzorg ook in de afwegingen voor het indiceren van vervolghulp een zo min mogelijk ingrijpende zorg nastreven;
Resultaten van het onderzoek Bjz stelt een indicatiebesluit op voor vervolghulp Uit de dossiers blijkt dat er een indicatiebesluit aanwezig is in de gevallen (zeven) dat er een keuze is gemaakt om vervolghulp in te zetten, met twee uitzonderingen. In één van deze beide dossiers is wel sprake van een indicatieadvies (in het raamhulpverleningsplan) maar niet van een indicatiebesluit.
18
Afweging welke vervolghulp noodzakelijk is
7
In de interviews stellen de teamleider en de medewerkers van het crisisteam dat er criteria zijn om vast te stellen welke jeugdzorg nodig is voor verdere zorg. Hoewel de leidinggevende aangeeft te denken dat de criteria vastliggen, gebruikt zij dit document niet. “Criteria heb ik niet echt kunnen vinden”. Ze geeft verder aan dat met de cliënt op basis van diagnostiek gekeken wordt welke doelen bereikt zouden moeten worden. Die komen in het raamhulpverleningsplan. Na fiattering gaat dit plan naar het indicatieorgaan van bjz, dat de meest passende hulp erbij zoekt. Bjz Drenthe hanteert de volgende criteria: de veiligheid van de cliënt, de verhouding tussen draagkracht en draaglast van het gezin en de ernst van de situatie voor het kind. Van belang is ook de hulpvraag van ouders en jeugdige. Verder is van belang dat de hulp zo licht mogelijk is: wat biedt het netwerk, welke contacten heeft het kind.
Uit de dossiers blijkt dat in alle aanwezige indicatiebesluiten zichtbaar is gemotiveerd welke jeugdzorg noodzakelijk is en dat bjz voor zo min mogelijk ingrijpende hulp heeft gekozen. “Duidelijk dat hij momenteel niet thuis geplaatst kan worden” of “Moeder en X. vinden het te vroeg voor uithuisplaatsing nu ze baat hebben bij hulp van Families First”. In een ander dossier wordt gemotiveerd waarom pleegzorg niet haalbaar is. De geïndiceerde hulp sluit (op één keer na) aan bij de hulpvraag van de cliënt. Instemming van de cliënt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is, is niet altijd zichtbaar. Echter instemming met het indicatieadvies (zelfde vorm van jeugdzorg) is dan veelal wel aan de orde.
Regiefunctie In de interviews geeft bjz aan dat het op de volgende manier invulling geeft aan haar regiefunctie over de zorgverlening: bjz neemt, wanneer nodig, contact op met de cliënt (is wel afhankelijk van de plaatsing, bij MKD plaatsingen gebeurt dat nauwelijks) en met de zorgaanbieder. Bjz bezoekt de cliënt niet altijd (is wisselend). Verder geeft bjz aan de regiefunctie in te vullen door middel van: het houden van een startgesprek, een intakegesprek, het ontvangen van het hulpverleningsplan van de zorgaanbieder en evalueren van de hulpverlening (kijken in hoeverre + manier waarop de doelen zijn gehaald op basis van rapporten van de zorgaanbieder. Dan worden afspraken over de verdere hulp gemaakt). De leidinggevende geeft ook aan dat, minder dan voorheen, de zorgaanbieder bjz inschakelt bij conflicten. De medewerker geeft aan geen contact op te nemen met de cliënt: “Nee, ik zeg wel tegen de cliënt: als het nodig is, kun je contact met mij opnemen”. De medewerker noemt dat de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de hulp is, bjz volgt de hulp.
In iets meer dan de helft van de relevante dossiers is niet zichtbaar wanneer de vervolghulp start. Eveneens in iets meer dan de helft van de relevante dossiers verblijft de jongere langer dan 4 weken in de 7
in dit stuk worden de laatste twee verwachtingen samen beschreven: een gemotiveerde keuze voor welke jeugdzorg en een zo min mogelijk ingrijpende zorg.
19
crisisopvang, waarvan eenmaal de reden hiervoor is aangegeven. Het indicatieorgaan meldt de casemanager dat de crisisplaatsing in het Crisiscentrum begin april afloopt, waarop deze reageert met indicatie voor pleegzorg (“er wordt gezocht naar perspectief zoekend pleeggezin”). Bij een van de dossiers waar geen reden is opgegeven voor het langere verblijf, heeft de inspectie opgemerkt niet te begrijpen dat bjz niet eerder is gestart met het raamhulpverleningsplan, omdat al erg duidelijk was dat het kind niet meer naar huis kon.
Bewaking van het proces Casuïstiek overleg vindt plaats en de gedragswetenschapper fiatteert. Hoewel niet expliciet criteria zijn vastgelegd, is in het raam hulpverleningsplan wel een aantal vaste items opgenomen (onder andere: doelen) die het proces sturen. Het indicatieorgaan beoordeelt het raamhulpverleningsplan (voorstel voor indicatie/ indicatieadvies) op transparantie en volgbaarheid.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg in Drenthe doet vrijwel altijd wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz formuleert waar dat nodig is meestal een indicatiebesluit voor vervolghulp;
•
bjz maakt in het indicatiebesluit een gemotiveerde keuze voor de in te zetten jeugdzorg;
•
bjz overweegt een zo min mogelijk ingrijpende zorg;
De manier waarop Bureau Jeugdzorg handelt, voldoet aan wat de inspectie verwacht: •
bjz gebruikt criteria om te beoordelen welke vervolghulp nodig is;
•
bjz kiest vervolghulp die zo veel mogelijk aansluit bij de hulpvraag van de cliënt.
In de criteria die bjz hanteert bij de keuzes speelt de veiligheid van de cliënt een voorname rol.
De regie van bjz kan duidelijker, waarbij snelheid van handelen een aandachtspunt is. Bewaking van het handelen van bjz is geregeld, al voldoet de praktijk (dossiers) niet voor 100% daaraan (zie ook hoofdstuk 2.3).
2.5.
Betrokkenheid van de cliënten tijdens de besluitvorming
De cliënten mogen verwachten:
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces vaststellen of de cliënten met hun besluiten over onmiddellijke hulpverlening en het vervolg instemmen.
Resultaten van het onderzoek Uit de interviews komt naar voren dat de cliënten bij de besluitvorming tijdens de diverse fasen betrokken worden. In principe betrekt BJZ zowel de ouders als de jeugdige vanaf 12 jaar. Met kinderen vanaf een jaar of 8 bespreekt bjz ook een en ander. Als de veiligheid van het kind in het geding is, schakelt bjz de
20
Raad voor de Kinderbescherming in (VOTS). De leidinggevende zegt dat ouders geïnformeerd worden, want er is sprake van een vrijwillig kader. Het komt wel voor dat ouders niet volledig geïnformeerd worden ook in geval van vrijwillig kader: “Als we een kind plaatsen omdat er acuut gevaar dreigt dan vertellen we ouders wel dat we geplaatst hebben, maar niet waar. Mocht na de crisissituatie nog steeds geen samenwerking mogelijk zijn, dan zal een maatregel overwogen worden”.
In de dossiers is instemming van zowel de ouder(s) als de jeugdige met het besluit welke jeugdzorg in het kader van de crisisinterventie noodzakelijk is meestal zichtbaar. Vrijwel altijd sluit de gekozen zorg aan bij de hulpvraag van de cliënt. In enkele dossiers sluit bjz niet bij de vraag van de jeugdige aan, bijvoorbeeld omdat de gezaghebbende ouder niet akkoord gaat met de optie van de jeugdige. In de meeste dossiers is zichtbaar dat de cliënt (ouders en jeugdige) instemt met het vervolg. In een enkel dossier waarin dat niet het geval is, heeft bjz dit onderbouwd. Instemming van de cliënt met het besluit welke vervolgjeugdzorg noodzakelijk is, is niet altijd zichtbaar. Echter instemming met het indicatieadvies (zelfde vorm van jeugdzorg) is dan veelal wel aan de orde. De geïndiceerde hulp sluit (op één keer na) aan bij de hulpvraag van de cliënt.
Cliëntsatisfactie Het Bureau Jeugdzorg Drenthe heeft cliëntsatisfactie onderzoek verricht bij de jeugdbescherming. Binnenkort is er een nieuwe vorm voor cliënttevredenheidsonderzoek: de “C-toets”. Verder worden er panelgesprekken gehouden omtrent thema’s. Nog niet zeker is of dat voor jeugdbescherming en voor vrijwillig kader samen is of apart. Het laatste tevredenheidsonderzoek was een half jaar tot een jaar geleden bij jeugdbescherming (de afdeling was nog niet gesplitst). Verder is er nog een panelgesprek geweest met voogdijpupillen. Ruim een jaar geleden heeft een panelgesprek met klanten van Jeugdbescherming plaatsgevonden (ouders over informatievoorziening). De resultaten van dit jeugdbeschermingonderzoek: een ‘neutrale’ score (tussen cijfer 5 en 6) van ouders voor o.a. informatieverstrekking, communicatie, uitvoering, samenwerking. De jongeren scoorden positiever. Uit het panelgesprek kwamen relatief veel problemen met de informatievoorziening naar voren (te veel informatie, niet op het juiste tijdstip). Tevens was er veel kritiek op de informatievoorziening gedurende het traject van de ene instelling naar de andere: veel documenten kwamen niet of heel laat op de juiste plek, wat veel vertraging gaf. Over de bereikbaarheid zijn ook veel opmerkingen gemaakt. De voogdijpupillen waren redelijk tevreden. Zij gaven wel aan last te hebben van wisselingen van voogd.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg in Drenthe doet vrijwel altijd wat de cliënten mogen verwachten: •
bjz stelt gedurende het gehele proces vrijwel altijd vast dat de cliënten instemmen met de besluiten.
21
2.6.
Veiligheid
De cliënten mogen verwachten: o
dat de bureaus jeugdzorg de veiligheid van de cliënten in hun afwegingen een centrale rol geven;
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces afwegen of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
Resultaten van het onderzoek Afweging veiligheid cliënt Uit de interviews blijkt dat op alle cruciale beslismomenten van bjz de veiligheid van de cliënt voorop staat in de afwegingen die bjz maakt.
In het besluitvormend overleg noemen de gesprekspartners duidelijk ‘veiligheid’ bij het besluit of crisisinterventie nodig is. Ook bij de beslissing ‘welke jeugdzorg nodig is’ gebruikt bjz Drenthe de veiligheid van de jeugdige in zijn afwegingen.
In de dossiers speelt de veiligheid van de cliënten minder een duidelijke rol: in 5 van de 7 relevante dossiers heeft de inspectie nee geantwoord op de vraag of in het dossier zichtbaar is dat bjz de veiligheid van de cliënt in zijn afwegingen heeft betrokken.
Afweging verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming In de interviews komt naar voren dat bjz gedurende de gehele crisisinterventie de afweging maakt van doorgeleiding naar de Raad als de veiligheid van de cliënt in het geding is. Opgemerkt wordt dat veiligheid altijd de eerste afweging is die je maakt. Bjz merkt op dat de Raad voor de Kinderbescherming Drenthe erg afwachtend is in zijn handelen als de veiligheid van het kind volgens bjz in het geding is. “De raad gaat ervan uit dat er kindkenmerken aanwezig moeten zijn. Dat betekent dat het kind kenmerken moet vertonen waaruit blijkt dat het schade oploopt. Indien je dus te maken hebt met een betrekkelijk sterk kind dat in een zeer slechte situatie verkeert, kan het zo zijn dat de Raad geen actie onderneemt omdat het kind met de situatie om kan gaan zonder beschadigd te raken”. Bjz stelt zich de vraag of er altijd gewacht moet worden tot het kind schade heeft opgelopen. De Raad heeft een wachtstapel van 3 maanden. Met voorstellen van bjz om VOTS met uithuisplaatsing in acute (levensbedreigende) situaties stemt de Raad wel in. Over de afweging doorgeleiding naar de Raad merkt de leidinggevende op dat eens per 2 maanden de gedragswetenschapper de hele caseload inhoudelijk doorspreekt met de casemanager. Bovendien overleggen in het ISAT (Intersectoraal Advies en Coördinatie Team) gedragswetenschappers van MEE, BJZ, VTO. Ook medewerker(s) van CAD en GGZ nemen eraan deel. De Raad is op afroep beschikbaar. Voorheen was dit eens per 2 weken. In de “Afspraken rond de toegang tot de jeugdbescherming en betreffende de jeugdreclassering”, die bij het Samenwerkingsprotocol BJD - RvdK Assen van september
22
2004 horen, is nog sprake van deze tweewekelijkse frequentie. De inspectie constateert dat het beleid nog niet is bijgesteld op dit punt.
Uit de dossiers blijkt dat in 3 van de 4 onderzochte relevante dossiers bjz zichtbaar afweegt of een doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is. (In één van de andere 6 dossiers was al sprake van eerdere doorgeleiding naar de Raad). Bjz heeft bijvoorbeeld een verzoek tot raadsonderzoek ingediend, onder vermelding van (ondermeer) de grote zorgen over het drugsgebruik van de jeugdige, mogelijk nieuwe zwangerschap en onttrekken aan het ouderlijk gezag. In een van de andere drie dossiers is expliciet de overweging aangetroffen de Raad in te schakelen als een en ander in de gezagsrelatie niet goed gaat. Moeder en jeugdige zijn hiervan op de hoogte. In het derde betreffende dossier heeft de inspectie opgemerkt dat de afweging ‘doorgeleiding’ zichtbaar is, maar onduidelijk is of dit in de crisisperiode gebeurt. In een contactjournaal van een paar dagen ervoor, geeft bjz een korte weergave van een gesprek met meerdere instanties. Hierin wordt de zorg over het gezin uitgesproken en wordt besloten om in gesprek te gaan met ouders en aan te kondigen dat bjz een verzoek tot raadsonderzoek zal doen. Overigens is niet duidelijk op welk kind/ kinderen het voorgenomen verzoek betrekking heeft.
In het interview met de leidinggevende meldt zij dat er een protocol is waarin de samenwerking met de Raad is geregeld. Op de vraag of er in dit protocol afspraken zijn gemaakt over welke gegevens bjz aan de Raad voor de Kinderbescherming verstrekt bij doorgeleiding, geeft ze aan dit niet te weten. Wel is zij op de hoogte van de regels. In het protocol zijn afspraken gemaakt over hoe de verantwoordelijkheid is geregeld voor hulpverlening aan het gezin vanaf de melding tot het onderzoek en gedurende het onderzoek: ” Bjz blijft (na verzoek tot onderzoek) verantwoordelijk voor de hulp, bjz heeft inspanningsverplichting”.
De inspectie heeft twee dossiers onderzocht op het volgen van de juiste procedure bij doorgeleiding. In één dossier was echter doorgeleiding nog (net) niet van toepassing. Uit het andere dossier blijkt dat de ouders geïnformeerd zijn en dat de jeugdige tijdens de indiening van het verzoek onvindbaar is. Bjz heeft het protocol toegepast, zowel wat de wijze van kennisgeving betreft als de beschrijving van de te verstrekken gegevens. De Raad heeft overigens het verzoek van bjz tot een VOTS niet ingewilligd. Uit de interne mail van bjz van leidinggevende naar de casemanager blijkt dat de Raad “de dreiging en het spoedeisende karakter niet concreet genoeg” vindt. Er zijn “weliswaar zorgen, maar eerst dient contact met het kind gezocht te worden om te overleggen met haar en haar te motiveren voor hulp”. Niet zichtbaar in het dossier is of bjz, dat het niet eens is met het standpunt van de Raad en overleg op hoger niveau overweegt, dit overleg ook uitvoert.
Conclusie van de inspectie Bureau Jeugdzorg Drenthe doet deels wat de cliënten mogen verwachten:
23
•
bjz geeft in beleid en besluitvormend overleg de veiligheid van de cliënten een centrale rol in zijn afwegingen; in de dossiers is dat veel minder zichtbaar.
•
bjz weegt meestal zichtbaar gedurende het gehele proces af of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming
Hoewel inmiddels door bjz aan de inspectie is aangegeven dat de samenwerking tussen bjz en de Raad is verbeterd op het punt van het wegen van de veiligheid (in brede zin) van de situatie voor de jeugdige, bestaan tussen beide organisaties verschillen hierover. Dit heeft consequenties voor het handelen tegenover de cliënt (ouders en jeugdige) en dus ook voor de veiligheid van de jeugdig; deze verschillen zijn riskant.
24
Hoofdstuk 3
Analyse en beoordeling van de inspectie
De inspectie vindt dat de manier waarop de beslissingen van de bureaus jeugdzorg bij een acute crisis tot stand komen van groot belang zijn voor de kwaliteit van de zorg. Vandaar dat de inspectie in het onderzoek deze beslissingen centraal heeft gesteld. De inspectie onderscheidt in de crisisinterventie vier belangrijke beslismomenten. Deze beslismomenten worden in hoofdstuk 2 en in het waarderingskader beschreven. De inspectie gebruikt het waarderingskader als instrument om een analyse te maken van de onderzoeksresultaten en een oordeel uit te spreken.
Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Daarnaast dienen gedurende het gehele proces de bureaus jeugdzorg af te wegen of de veiligheid van de cliënt voldoende gewaarborgd is en zo niet, of de noodzaak bestaat om door te geleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming. Vandaar dat de onderdelen betrokkenheid van de cliënt en veiligheid aan de beslissingen in het waarderingskader zijn toegevoegd.
Om het handelen van een bureau jeugdzorg bij cliënten in acute crisis als voldoende te beoordelen, is de inspectie van mening dat het bureau op twee hoofdonderdelen van het waarderingskader een voldoende moet scoren, namelijk het element veiligheid en de eerste beslissing. Het element veiligheid is volgens de inspectie een zeer belangrijke basisvoorwaarde voor kwalitatief goede zorg. Daarnaast waardeert de inspectie de eerste beslissing, waarin vastgesteld wordt of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis), als de belangrijkste van de vier te nemen beslissingen. Als deze beslissing niet voldoende scoort, ontbeert de cliënt immers de benodigde hulp in een crisis.
De inspectie beoordeelt het handelen van bureau jeugdzorg bij crisis dus als voldoende als de waarderingen van de inspectie voor veiligheid en voor de eerste beslissing voldoende zijn. De overige drie beslissingen in het waarderingskader zijn bepalend voor de mate waarin het oordeel van de inspectie voldoende tot goed danwel onvoldoende tot slecht is.
De directie van Bureau Jeugdzorg Drenthe heeft de inspectie voorafgaand aan het onderzoek laten weten dat zij het projectplan en het toetsings- en waarderingskader van de inspectie onderschrijft. Aangegeven is wel dat de bij de informatiebronnen de cliënt wordt gemist.
Het standpunt van de Provincie Drenthe De provincie heeft de inspectie meegedeeld dat zij het toetsings- en waarderingkader van de inspectie voor het toezicht op de crisisinterventie onderschrijft. Zij stelt op dit moment geen aanvullende eisen aan
25
het Bureau Jeugdzorg. De provincie is verheugd dat de inspectie bij dit onderzoek het belang van de jeugdige centraal stelt zoals dat ook in de Wet op de Jeugdzorg wordt beoogd. Zij heeft de inspectie voorafgaand aan het onderzoek laten weten dat zij handhavingacties inzet als de resultaten van het onderzoek daartoe aanleiding geven.
Veiligheid De inspectie concludeert dat bjz grotendeels doet wat de cliënten mogen verwachten. In beleid en besluitvormend overleg speelt veiligheid een cruciale rol. Hoewel in de dossiers weinig zichtbaar/weinig expliciet de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van bjz in een acute crisis centraal staat, speelt de afweging over doorgeleiding naar de Raad in de betreffende dossiers bijna altijd een rol. Dit betekent dat bjz grotendeels zorgvuldig handelt met betrekking tot de veiligheid van de cliënten. Veiligheid is een zeer belangrijke basisvoorwaarde voor kwalitatief goede zorg. De inspectie waardeert de afweging van de veiligheid van de jeugdige cliënten als voldoende.
Beslissing 1: Is er sprake van een acute crisis en is onmiddellijke jeugdzorg noodzakelijk? De inspectie concludeert dat bjz deels doet wat de cliënten mogen verwachten. Bjz beoordeelt aan de hand van criteria, die op schrift staan, of er sprake is van een acute crisis. In de dossiers is vrijwel altijd een besluit zichtbaar of er sprake is van een acute crisis. In nogal wat dossiers zijn de expliciete afwegingen voor dit besluit niet zichtbaar. Bjz beoordeelt ook aan de hand van criteria, die niet op schrift staan, of er noodzaak is om onmiddellijk jeugdzorg te verlenen. In de dossiers zijn deze besluiten minder expliciet/ zichtbaar en zijn de afwegingen weinig zichtbaar. Dit betekent dat bjz vrij zorgvuldig handelt in de afweging of sprake is van een acute crisis en minder zorgvuldig of de cliënt recht heeft op onmiddellijke jeugdzorg. De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 1 als voldoende, echter het handelen in het kader van het besluit of en waarom crisisinterventiezorg nodig is, wordt in de dossiers onvoldoende verantwoord.
Beslissing 2: Welke jeugdzorg is in deze crisis noodzakelijk? De inspectie concludeert dat bjz grotendeels doet wat de cliënten mogen verwachten. Bjz hanteert criteria voor het besluit welke jeugdzorg in een crisis noodzakelijk is. Ook in het besluitvormend overleg en in een groot deel van de dossiers is het zichtbaar dat bjz deze keuze (min of meer) motiveert. Toch zijn er enkele dossiers waar, ondanks dat er een crisismelding is, bjz geen snelle actie onderneemt, terwijl de situatie daar wel om vraagt. Bjz kiest veelal zichtbaar voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg. Bjz regelt in beleid dat er afstemming plaatsvindt met de zorgaanbieder op instellingsniveau. In de dossiers is nauwelijks zichtbaar dat bjz concrete afspraken met de zorgaanbieder maakt. Het is meestal zichtbaar dat zowel de ouder(s) als de jeugdige instemmen met de gekozen zorg. Dit betekent dat bjz vrij zorgvuldig handelt in de afweging welke jeugdzorg in een crisis noodzakelijk is. Het is in het belang van de cliënt dat de zorg zo min mogelijk ingrijpend is en dat er afstemming met de
26
zorgaanbieders plaats vindt. Het is belangrijk voor de effectiviteit van de zorg dat de cliënt instemt met het besluit. De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 2 als voldoende.
Beslissing 3: Is er een vervolg aan jeugdzorg nodig? De inspectie concludeert dat bjz Drenthe doet wat de cliënten mogen verwachten. Bjz gebruikt criteria om vast te stellen of er een vervolg aan jeugdzorg nodig is. Deze zijn niet vastgelegd. In de meeste dossiers beoordeelt bjz binnen 4 weken of verdere jeugdzorg noodzakelijk is. De besluiten zijn zichtbaar gebaseerd op afwegingen. Het is in de meeste dossiers zichtbaar dat de cliënt (ouders en jeugdige) instemt met de beslissing of een vervolg aan jeugdzorg nodig is. Dit betekent dat bjz zorgvuldig handelt in de afweging of de cliënt recht heeft op verdere jeugdzorg. Het is van belang voor de cliënt dat er snel helderheid is over het vervolg. Als er vervolghulp nodig is, is het van belang dat er planmatig door alle betrokkenen gewerkt kan worden aan het oplossen van de problemen van de cliënt. Het is belangrijk voor de effectiviteit van de zorg dat de cliënt instemt met het besluit. De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 3 als voldoende.
Beslissing 4: Welke jeugdzorg is nodig voor verdere zorg? De inspectie concludeert dat bjz grotendeels doet wat de cliënten mogen verwachten. Bjz formuleert waar dat nodig is op een enkele uitzondering na een indicatiebesluit voor vervolghulp en motiveert de keuze voor de in te zetten jeugdzorg. Het is zichtbaar dat bjz voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg kiest. Instemming van de cliënt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is, is niet altijd zichtbaar. Echter instemming met het indicatieadvies (zelfde vorm van jeugdzorg) is dan veelal wel aan de orde. In vrij veel dossiers is niet zichtbaar wanneer de vervolghulp start of is gestart. De rol van bjz is hierin onduidelijk. De inspectie waardeert de kwaliteit van beslissing 4 op basis van het waarderingskader als voldoende, maar vindt dat de regietaak van bjz duidelijker kan worden ingevuld. Snelheid van handelen is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Betrokkenheid van de cliënten tijdens de besluitvorming De inspectie concludeert dat bjz Drenthe vrijwel doet wat de cliënten mogen verwachten: bjz betrekt cliënten (ouders en jeugdige) bij het besluitvormingsproces en stelt gedurende het gehele proces vrijwel altijd vast dat de cliënten instemmen met de besluiten. De inspectie waardeert de mate waarin bjz de cliënten betrekt bij de besluitvorming tijdens een crisis als voldoende. De afdeling jeugdbescherming onderzoekt regelmatig de tevredenheid van de cliënten. De inspectie vindt het positief dat het onderzoek uitgebreid wordt naar cliënten in vrijwillig kader.
27
Bewaking van het gehele proces De inspectie concludeert dat de interne bewaking van het handelen van de medewerkers voldoende is georganiseerd.
Eindoordeel van de inspectie Samenvattend oordeelt de inspectie over de onderzoeksvraag “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” dat het handelen van Bureau Jeugdzorg Drenthe voldoende scoort.
Overige signalen Tijdens het onderzoek kwamen de volgende signalen (nog) naar voren: •
De voorliggende voorzieningen zijn nog niet altijd toegerust. De sociale vaardigheidstrainingen (van BJZ) zijn nog niet opgepakt door bijvoorbeeld het maatschappelijk werk.* *
•
Het aanbod voor wat betreft crisisinterventie in de regio is ontoereikend.
•
Tussen de beslissing tot vervolghulp en de feitelijke start hiervan zit erg veel tijd.
•
Er lijkt toch nog een verschil in opvatting aanwezig te zijn tussen bjz en de Raad voor de Kinderbescherming over wat in het belang van het kind is.
•
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een wachttijd van 3 maanden.
•
Niet helemaal duidelijk uit het onderzoek is geworden of bjz bij het opstellen van het indicatiebesluit rekening houdt met wachtlijsten, zodat voor een andere, minder wenselijke hulpvorm gekozen wordt.
* * Wat de voorliggende voorzieningen betreft: de inspectie heeft in de interviews gevraagd naar de ervaring van bjz over het al of niet tijdig doorverwijzen naar het bjz door deze voorzieningen. Bjz heeft meegedeeld dat het (school) maatschappelijk werk (en andere lokale voorzieningen) ambulante ondersteuning kunnen bieden. Bjz Emmen heeft (nog) niet de ervaring dat de lokale voorzieningen te lang wachten met doorverwijzen, waardoor crisissituaties zouden kunnen ontstaan.
28
Hoofdstuk 4
4.1. •
Aanbevelingen
Aanbevelingen aan de instelling Zorg dat in alle casus expliciet beoordeeld wordt of in geval van acute crisis onmiddellijke jeugdzorg nodig is. Maak daarbij helder in de dossiers wat de analyse van bjz zelf is en waarom (afwegingen) en breng deze zorg snel op gang. Ga hierbij na hoe het voornemen van een ‘globale analyse’ zich verhoudt met het crisiskarakter van de situatie.
•
Sta in de dossiers explicieter stil bij veiligheid: neem de gemaakte afwegingen over veiligheid/risico’s op in het dossier, opdat het hulpverleningsproces transparant wordt voor de cliënt en andere betrokkenen.
•
Zorg dat in alle casus het indicatieproces snel op gang komt.
•
Evalueer crises, met name die na eerdere melding (al of niet als crisismelding) escaleren.
•
Ga opnieuw met de Raad voor de Kinderbescherming in discussie over ‘het belang van het kind’ en stel zonodig het onderscheid vast met betrekking tot de interpretatie van de (mate van) veiligheid van de jeugdige.
•
Maak aan de provincie (smart) inzichtelijk waarom het zorgaanbod tijdens de crisisinterventie ontoereikend is en de aansluiting naar de geïndiceerde zorg niet optimaal verloopt.
4.2. •
Aanbevelingen aan de provincie Streef (in IPO verband) met het Ministerie van Justitie naar oplossingen voor de wachttijd voor een onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming.
•
Maak afspraken met Bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieder die ertoe leiden dat er een genoegzaam aanbod aan jeugdzorg is.
29
30
Bijlage 1
1.1.
Aanleiding voor het onderzoek, probleemstelling en opzet
Aanleiding voor het onderzoek
De Inspectie jeugdzorg heeft besloten dat zij in 2005 onderzoek doet naar onmiddellijke zorg voor 8
jeugdigen in acute crisis door de bureaus jeugdzorg in Nederland .
De interne risicoanalyse van de inspectie wijst uit dat de hulpverlening bij crises door de inspecteurs in meerdere provincies en grootstedelijke gebieden als een hoog risico wordt getaxeerd. Vooral de afhankelijkheid van de cliënt van de bureaus jeugdzorg is in crisissituaties groot.
Voor de cliënt is een crisis ingrijpend, omdat er urgente problemen zijn die opgelost moeten worden; het ligt voor de hand dat het een hectische en emotionele periode is. De zorg moet voldoen aan de kwaliteitseisen die de Wet op de jeugdzorg formuleert voor verantwoorde hulpverlening: dat de hulp 9
doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is en aansluit op de behoeften van de cliënt . Juist in een crisissituatie is het van groot belang dat het Bureau Jeugdzorg helder opereert en goed overlegt met de cliënt. Voor het Bureau Jeugdzorg kan er een spanningsveld zijn tussen snel handelen en zorgvuldig handelen; het ligt voor de hand dat het bureau waarborgen aanbrengt in zijn organisatie zodat er in acute crisissituaties snel en doeltreffend zorg wordt geboden.
De inspectie heeft signalen uit eerder toezicht dat de zorg in crisissituaties niet altijd optimaal is. De signalen betreffen: -
het tekort schieten van regievoering bij crisis door Bureau Jeugdzorg;
-
jeugdigen verblijven te lang in de crisisopvang;
-
een te weinig doelgericht toewerken naar het vervolg na de acute crisis;
-
de inspectie stuit regelmatig op crisisopvang bij zorgaanbieders die niet structureel gefinancierd worden door de provincies en de grootstedelijke overheden
10
en die zich niet hoeven te
verantwoorden. De inspectie vindt dit een tekort: hierdoor ontbreekt het zicht op de kwaliteit van hun aanbod
8 9
11
en kunnen de jeugdigen risico’s lopen: hun veiligheid is niet altijd gegarandeerd.
Meerjarenplan Jaarwerkprogramma Inspectie jeugdzorg 2004, toezicht op crisisinterventie.
Wet op de jeugdzorg artikel 13. Als in het vervolg wordt gesproken over provincies, wordt bedoeld: provincies en grootstedelijke overheden. 11 In de beantwoording van Kamervragen (2030411680), stelt staatssecretaris Ross, mede namens de minister van Justitie, dat (o.a.) de Inspectie jeugdzorg toezicht uitoefent op opvanghuizen voor jeugdigen die niet structureel gefinancierd worden door de provincies als er sprake is van financiering vanuit jeugdzorgmiddelen dan wel van plaatsing op grond van een indicatiebesluit door bureau jeugdzorg afgegeven. 10
31
Er zijn ook signalen bij de inspectie dat de toegang tot de onmiddellijke hulpverlening verschillend is georganiseerd. De inspectie zal in een mogelijk vervolgonderzoek vergelijken hoe in de verschillende provincies de toegang tot de onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis georganiseerd is en of dit van invloed is op de uitvoering van de hulp door de bureaus jeugdzorg.
De Provincie Flevoland heeft om een onderzoek naar onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis gevraagd. Na overleg met de inspectie heeft de provincie besloten om zich aan te sluiten bij dit landelijke onderzoek. De inspectie betrekt ook andere overheden bij het toezicht: het Ministerie van VWS, het Ministerie van Justitie en de andere provincies. Met het ministerie, de Directie Jeugdbeleid (DJB) heeft de inspectie overlegd over het projectplan.
Het onderzoek van de Inspectie jeugdzorg richt zich op de naleving van de eisen van wet- en regelgeving. Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen.
1.2.
Probleemstelling van het onderzoek
De inspectie onderzoekt in dit toezicht hoe de bureaus jeugdzorg zorgen voor onmiddellijke hulp aan cliënten in acute crisis. De kwaliteit van hun handelen meet de inspectie af aan wat de cliënten van de bureaus mogen verwachten op basis van de eisen van wet- en regelgeving. De inspectie heeft de volgende vraagstelling voor het toezicht geformuleerd: “Voldoet de zorg tijdens een acute crisis aan wat cliënten mogen verwachten?” Wat de cliënten precies van de bureaus jeugdzorg mogen verwachten heeft de inspectie uitgewerkt; hierbij stelt de inspectie de kwaliteitseisen van de wet én het ‘zo zo zo beleid”
12
centraal. Uiteraard staat 13
voorop dat de zorg aansluit bij de behoefte van de cliënt, zoals in de wet geformuleerd staat . De deelvragen voor het onderzoek zijn: -
kunnen cliënten onmiddellijk terecht bij Bureau Jeugdzorg wanneer zij een acute crisis ervaren?
-
heeft Bureau Jeugdzorg gedefinieerd wanneer er sprake is van een acute crisis?
-
zorgt Bureau Jeugdzorg voor onmiddellijke hulp aan cliënten in een acute crisis?
-
is de zorg die Bureau Jeugdzorg verleent zo min mogelijk ingrijpend?
-
hoe waarborgt Bureau Jeugdzorg de veiligheid van de cliënten tijdens de crisisinterventie?
-
stelt Bureau Jeugdzorg zo gauw mogelijk en in ieder geval binnen vier weken vast welke hulpverlening na de acute crisis noodzakelijk is?
-
hanteert Bureau Jeugdzorg ook in deze afweging het ‘zo zo zo beleid’?
12
Wet op de jeugdzorg artikel 5.4; Hierin stelt de wetgever dat de zorg niet ingrijpender is dan noodzakelijk en geboden wordt zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode. 13 Wet op de jeugdzorg artikel 5.4.
32
-
hoe organiseert Bureau Jeugdzorg de afstemming met de zorgaanbieders in de (keten van) jeugdzorg?
Deelvragen die het gehele proces betreffen, zijn: -
worden jeugdigen en ouders betrokken bij de besluiten van Bureau Jeugdzorg over de onmiddellijke hulpverlening en het vervolg?
-
verwijst Bureau Jeugdzorg tijdig en op de juiste manier naar de Raad voor de Kinderbescherming als er noodzaak is voor een kinderbeschermingsmaatregel?
De inspectie onderzoekt, gezien de vraagstelling, in dit toezicht niet: -
hoe het tot crisis komt bij de cliënt;
-
of er al jeugdzorg is verleend aan de cliënt in acute crisis;
-
in hoeverre de hulpverleners (als dat aan de orde is) evalueren of zij effectief gehandeld hebben voorafgaand aan de crisis;
-
in hoeverre er sprake is van een genoegzaam aanbod aan zorg en in hoeverre er sprake is van wachtlijsten bij de zorgaanbieders; als blijkt dat hier een probleem zit, zal de inspectie dat signaleren, maar aanbod en wachtlijsten zijn geen onderwerp van onderzoek;
-
de hulpverlening tijdens de acute crisis door de zorgaanbieders;
-
de crisisplaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen, omdat de inspectie hiernaar in 2004 een onderzoek heeft verricht.
Op basis van haar bevindingen doet de inspectie aanbevelingen over mogelijke verbeteringen. De inspectie maakt rapportages van haar onderzoek over de afzonderlijke bureaus jeugdzorg in Nederland en in een landelijk rapport.
Doel van het inspectieonderzoek is de Minister van VWS, de Minister van Justitie en de provincies inzicht te geven in de mate waarin het handelen van de bureaus jeugdzorg bij jeugdigen in acute crisis in Nederland voldoet aan wat de cliënt op basis van de wet mag verwachten.
Het beoogde effect van dit toezicht is dan ook dat de overheden, als dat nodig is, als stelselverantwoordelijken en subsidiegevers de instellingen zullen aanspreken op eventuele tekortkomingen in de kwaliteit van de uitvoering van de zorg in acute crisissituaties.
Het uiteindelijke beoogde effect is dat de cliënten in het land kunnen rekenen op een onmiddellijke 14
hulpverlening in acute crisis van vergelijkbare, goede kwaliteit .
14 Wat ‘goede kwaliteit’ inhoudt, werkt de inspectie op basis van wet- en regelgeving uit in haar toetsings- en waarderingskader (zie bijlage 2)
33
1.3.
Opzet van het onderzoek
De inspectie voert het onderzoek uit bij alle bureaus jeugdzorg in Nederland.
Als bronnen voor het onderzoek toetst de inspectie per bureau jeugdzorg tien cliëntendossiers. De selectie van de dossiers is als volgt: zo recent mogelijke dossiers, zoveel mogelijk dossiers van cliënten waarin de hulpverlening wordt voortgezet, zo mogelijk tenminste één dossier van een uithuisplaatsing bij een niet-erkende zorgaanbieder (hiertoe rekent de inspectie ook een plaatsing in een nog niet gescreend pleeggezin).
Omdat het beleid momenteel sterk in ontwikkeling is in de instellingen, ook met het oog op de invoering van de Wet op de jeugdzorg, heeft de inspectie er voor gekozen dit onderdeel niet mee te nemen in het onderzoek. De inspectie houdt wel interviews met medewerkers van de instellingen, waarin o.a. wél gevraagd wordt wat er vastgelegd is. Bij de interviews gaat het om een interview met een leidinggevende en een interview met één of meer uitvoerend medewerkers. Verder woont de inspectie in de instellingen een besluitvormend overleg over de aanpak van een crisis bij.
De inspectie rapporteert over het onderzoek in instellingsrapportages en in een landelijk rapport.
Voor het onderzoek heeft de inspectie een toetsings- en waarderingskader opgesteld, waarin aan de orde komt:
welke eisen in wet- en regelgeving worden gesteld aan de hulpverleningsplannen;
hoe de inspectie deze eisen interpreteert en wat de cliënten op basis van deze eisen mag verwachten;
wat de inspectie in het beleid en in de dossiers van de instellingen verwacht aan te treffen;
het waarderingskader van de inspectie voor belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg.
Hierin maakt de inspectie concreet waaraan zij afmeet in hoeverre de bureaus jeugdzorg voldoen aan wat de cliënten mogen verwachten en hoe zij dit waardeert. Onderdelen van het toetsings- en waarderingskader staan in hoofdstuk 2 (cursief aangegeven). Het volledige toetsings- en waarderingskader is in dit rapport als bijlage 2 opgenomen. Op basis van het toetsings- en waarderingskader heeft de inspectie vragenlijsten ontwikkeld.
34
Bijlage 2
Toetsings- en waarderingskader van de inspectie
Toetsingskader toezicht van de Inspectie jeugdzorg op het handelen van Bureau Jeugdzorg bij cliënten in acute crisis in Nederland
In het toetsingskader komen aan de orde: 1. wat de wettelijke eisen zijn die aan de (onmiddellijke) hulpverlening worden gesteld; 2. hoe de inspectie deze wettelijke eisen leest en wat de cliënten volgens de inspectie mogen verwachten; 3. wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg; 4. het waarderingskader van de inspectie voor belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg.
Deze vier punten vormen het toetsingskader dat de inspectie bij het onderzoek hanteert.
1.
De wettelijke eisen
Het toetsingskader toezicht onmiddellijke hulpverlening aan jeugdigen in acute crisis is gebaseerd op bepalingen uit de volgende Wetten, Besluiten en Regelingen: •
Wet op de jeugdzorg (Wjz); Wet van 22 april 2004, houdende regeling van de aanspraak op, de toegang tot en de bekostiging van jeugdzorg; Staatsblad 2004 306;
•
Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg (Uvb); Besluit van 16 december 2004, houdende regels ter uitvoering van de Wet op de jeugdzorg; Staatsblad 2004 703.
2.
Hoe de inspectie de wettelijke eisen leest en wat de cliënten volgens de inspectie mogen verwachten 15
In de jeugdzorg draait het om de hulp aan de jeugdige en zijn ouders (de cliënt ). De cliënt kan altijd 16
voor een vraag om hulp bij een bureau jeugdzorg terecht . De cliënt heeft volgens de wet aanspraak op jeugdzorg als een bureau jeugdzorg een besluit heeft genomen waaruit blijkt dat de cliënt op die zorg is 17
aangewezen ; dit heet het indicatiebesluit. In dit formeel vastgelegde besluit formuleert Bureau Jeugdzorg welk aanbod van zorg de beste mogelijkheden biedt om aan de hulpvraag van de jeugdige en 18
zijn ouders te voldoen . In de wet staat dat er gevallen zijn waarin het indicatiebesluit niet afgewacht kan 19
worden : als Bureau Jeugdzorg vindt dat er onmiddellijke hulp geboden is, heeft de cliënt ook aanspraak op jeugdzorg zonder dat er al een indicatiebesluit is geformuleerd. Deze aanspraak vervalt 20
zogauw er wel een indicatiebesluit is genomen, maar in ieder geval na vier weken . 15
vollediger geformuleerd: volgens artikel 1 d Wjz is de cliënt: een jeugdige, zijn ouders of stiefouder of anderen die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden. 16 artikel 26 Uvb. 17 artikel 3.3 Wjz. 18 artikel 6 Wjz; hierin staat o.a. wat er in ieder geval in het indicatiebesluit moet staan. 19 artikel 3.5 Wjz. 20 artikel 14 Uvb.
36
In de paragraaf Taken in de wet staat dat Bureau Jeugdzorg tot taak heeft te bezien of een cliënt zorg 21
nodig heeft en zo ja, welke zorg . Bij de afweging welke zorg geïndiceerd wordt, moet Bureau Jeugdzorg als uitgangspunt aanhouden dat de zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Bureau Jeugdzorg moet altijd afwegen of de 22
cliënt veilig is en of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming . De zorg is niet ingrijpender dan noodzakelijk en wordt geboden zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt 23
duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode . Dit heet ook wel het “zo zo zo beleid”. 24
De cliënt moet instemmen met het aanvragen van zorg . Bureau Jeugdzorg moet zo nodig afspraken 25
maken met de zorgaanbieder wie wat doet . Volgens de paragraaf Kwaliteit in de wet is Bureau Jeugdzorg ervoor verantwoordelijk dat de uitvoering 26
van de zorg doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is en is afgestemd op de behoeften van de cliënt .
Wat mogen de cliënten dus verwachten? Zij mogen verwachten dat: o
zij altijd terecht kunnen bij de bureaus jeugdzorg in een acute crisis;
o
de bureaus jeugdzorg kunnen beoordelen of er voor hun vraag onmiddellijk jeugdzorg nodig is, dus of zij aanspraak maken op onmiddellijke hulpverlening;
o
dat de bureaus jeugdzorg de veiligheid van de cliënten in hun afwegingen een centrale rol geven;
o
dat de bureaus jeugdzorg aan de cliënten een zo min mogelijk ingrijpende zorg verlenen;
o
dat de bureaus jeugdzorg, als dat nodig is, zo gauw mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de acute crisis, een indicatiebesluit formuleert voor de vervolghulp;
21
artikel 5.1 en 5.2 Wjz. artikel 9 Wjz. 23 artikel 5.3 Wjz. 24 artikel 7 Wjz. 25 artikel 6.2 Wjz. 26 artikel 13.2 en 13.3 Wjz. 22
37
o
dat de bureaus jeugdzorg ook in de afwegingen voor het indiceren van vervolghulp een zo min mogelijk ingrijpende zorg nastreven;
o
dat de bureaus jeugdzorg coördineren dat er (in de keten) afstemming plaats vindt tussen verschillende instanties en hulpverleners;
o
dat de samenwerking tussen verschillende instanties en hulpverleners (in de keten) in duidelijke afspraken is geregeld;
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces vaststellen of de cliënten met hun besluiten over onmiddellijke hulpverlening en het vervolg instemmen;
o
dat de bureaus jeugdzorg gedurende het gehele proces afwegen of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
3.
Wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg
Op de volgende pagina’s staat schematisch weergegeven wat de inspectie verwacht aan te treffen in het beleid en in de dossiers van de bureaus jeugdzorg op grond van de wettelijke eisen.
Van groot belang voor de kwaliteit van de zorg is de manier waarop de beslissingen van de bureaus jeugdzorg in een crisissituatie tot stand komen. Belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg, in het schema hieronder aangegeven met een *, zijn: o
*vaststellen of er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg;
o
*zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is;
38
o
*vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is;
o
*zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere jeugdzorg.
Uiteraard vereisen alle beslissingen van de bureaus jeugdzorg overleg met en instemming van de cliënten. Gedurende het gehele proces wegen de bureaus jeugdzorg af of de noodzaak bestaat om te verwijzen naar de Raad voor de Kinderbescherming en zo ja, dat dit op de juiste manier gebeurt.
De vier belangrijke beslissingen heeft de inspectie nader uitgewerkt in een waarderingskader; hierin staat de waardering die de inspectie toekent aan wat zij aantreft. Deze kenmerken van een, volgens haar, kwalitatief goede beslissing, noemt zij indicatoren. Het waarderingskader staat opgenomen na het onderstaande schema, waarvan het een uitwerking is.
39
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Onmiddellijke hulpverlening in acute crisis Een cliënt heeft slechts aanspraak op jeugdzorg als een Stichting Bureau Jeugdzorg (BJZ) een besluit heeft genomen dat de cliënt die zorg nodig heeft.
art.3.3 Wjz
Geen aanspraak op jeugdzorg bestaat voor zover de jeugdige of zijn ouders, stiefouder, art. 3, 4 en 5 of anderen die hem verzorgen en opvoeden de psychosociale, psychische of Uvb gedragsproblemen van die jeugdige het hoofd kunnen bieden, al dan niet mbv personen uit hun directe omgeving of mbv andere voorzieningen die hulp bieden dan zorgaanbieders; evenmin als de genoemde problemen hun oorzaak vinden in een psychiatrische aandoening van een jeugdige die zodanig van aard is dat een psychiatrische aanpak van de problemen noodzakelijk is. [enz.]
Wanneer een besluit niet afgewacht kan worden, kan van deze regel worden afgeweken. Dit wordt geregeld in een algemene maatregel van bestuur.
art. 3.5 Wjz
art. 26.1 en 26.2 BJZ is zeven maal 24 uur per week telefonisch bereikbaar. BJZ is zeven maal 24 uur beschikbaar voor situaties waarin onmiddellijke uitvoering van Uvb de taken, zoals bedoeld in artikel 3, lid 5 Wjz geboden is; het betreft in art. 3.5. situaties waarin het indicatiebesluit niet afgewacht kan worden.
* *Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
art. 14 Uvb
Beleid: Een definitie van acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg; BJZ heeft vastgelegd wie wanneer en hoe vaststelt dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg. Dossiers: Een besluit dat er sprake is van een acute crisis en van de noodzaak tot onmiddellijke hulpverlening; hierin zitten een beschrijving van de situatie waarin de cliënt zich bevindt; een gemotiveerd oordeel dat onmiddellijke jeugdzorg noodzakelijk is; een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder.
Aan een besluit waarin wordt vastgesteld dat een cliënt is aangewezen op [onmiddellijke] hulpverlening ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen.
art. 7 Wjz
Dossiers: In het besluit dat onmiddellijke hulpverlening nodig is, is zichtbaar wie de hulpvrager is.
40
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft.
art. 7 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit.
art. 14.2 Uvb
Dossiers: Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is.
* Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
art. 8 Wjz
Het indicatiebesluit voor verdere zorg Vaststellen indicatie * BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
art. 5 Wjz
Dossiers: In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
Aan een besluit waarbij wordt vastgesteld of een cliënt is aangewezen op zorg ligt een aanvraag van een cliënt ten grondslag. De wet noemt uitzonderingen.
art. 7 Wjz
Dossiers: In het indicatiebesluit is zichtbaar wie de hulpvrager is.
De aanvraag die aan het besluit ten grondslag ligt behoeft de instemming van de cliënt.
art. 7 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de cliënt tijdig instemt met de aanvraag van het besluit. Dat kan op vele manieren blijken: een handtekening, een briefje van de cliënt, een kort verslag van het bespreken van het besluit, etc. Er wordt genoteerd wat er gebeurt als de cliënt niet instemt met het besluit.
Indien de zorg betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de cliënt waarop de aanvraag betrekking heeft. In afwijking hiervan kan de stichting op een aanvraag van de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, die ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en die weigert in te stemmen met de aanvraag, een besluit nemen, indien de zorg voor de minderjarige noodzakelijk is.
41
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
art. 6 Wjz
Dossiers: De beschrijving van de benodigde zorg is gespecificeerd. Als er afstemming tussen meerdere zorgaanbieders nodig is, is zichtbaar wie coördineert. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s).
art. 5.1 Wjz
Beleid Er is een samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kinderbescherming. BJZ maakt met de Raad afspraken over wie verantwoordelijk is voor de hulpverlening aan het gezin vanaf de melding tot het onderzoek en gedurende het onderzoek.
Inhoud indicatiebesluit De stichting geeft de cliënt een advies wie de zorg kan of kunnen verlenen. In het besluit geeft de stichting aan of coördinatie van de zorg noodzakelijk is en zo ja, wie deze coördinatie het beste kan uitvoeren.
Veiligheid BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis. Als er sprake is van een acute en ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige stelt BJZ onverwijld de Raad voor de Kinderbescherming in kennis van haar oordeel dat een maatregel mbt het gezag over de minderjarige overwogen dient te worden. BJZ informeert de cliënt als zij de Raad in kennis stelt van haar oordeel, tenzij dit kennelijk een bedreiging vormt voor de minderjarige. Indien BJZ de cliënt niet informeert, wordt in de kennisgeving aan de Raad hiervan de reden vermeld. BJZ en de Raad leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol; hierin staat in ieder geval de wijze waarop BJZ de kennisgeving zoals in artikel 59 doet, een beschrijving van de gegevens die BJZ bij de kennisgeving aan de Raad verstrekt en een beschrijving van de werkwijze van BJZ en Raad voor zover de werkwijze samenhangt of gelijktijdig plaatsvindt.
art. 9 Wjz
art. 56 Uvb
art. 59 Uvb
Dossiers Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Het samenwerkingsprotocol met afspraken tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de kinderbescherming wordt zichtbaar toegepast.
art. 60 Uvb
“Zo zo zo beleid” art. 5.1 Wjz BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde art. 5.4 Wjz ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. Deze zorg is in verband hiermee niet ingrijpender dan noodzakelijk en wordt geboden zo dicht mogelijk bij de plaats waar de cliënt duurzaam verblijft en gedurende een zo kort mogelijke periode.
Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. In de afwegingen van BJZ bij zijn keuze voor een vorm van (onmiddellijke) hulpverlening, is zichtbaar dat BJZ het “zo zo zo beleid” uitvoert. Zo probeert BJZ een uithuisplaatsing bij crisis te voorkómen door b.v. intensieve ambulante hulp.
42
Wettelijke eisen
wettelijke bepalingen
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
art. 13 Wjz
Dossiers: Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat. Uitvoering van “zo zo zo beleid” is een bijdrage aan een verantwoorde uitvoering van de zorg (zie hierboven). Instemming van de cliënt met de (geïndiceerde) hulpverlening is zichtbaar (zie hierboven). De samenwerking tussen BJZ en zorgaanbieders vindt plaats op basis van duidelijke en concrete afspraken.
Kwaliteit BJZ draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van zijn wettelijke taken, in ieder geval een doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte uitvoering; de taken worden uitgevoerd op basis van een plan dat is afgestemd op de behoeften van de cliënt.
43
4.
Waarderingskader afwegingen en beslissingen bureau jeugdzorg
Belangrijke beslissingen van de bureaus jeugdzorg zijn: o
vaststellen of er sprake is van de noodzaak tot onmiddellijke verlening van jeugdzorg (acute crisis);
o
zo ja, vaststellen welke jeugdzorg in deze crisis noodzakelijk is;
o
vervolgens binnen vier weken na de vaststelling van een acute crisis vaststellen of er een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is;
o
zo ja, het vaststellen van een indicatie voor verdere jeugdzorg.
Gedurende het gehele proces van crisisinterventie is veiligheid de belangrijkste basisvoorwaarde voor kwalitatief goede zorg. De inspectie zet de afwegingen die bureau jeugdzorg moet maken over de veiligheid van de cliënt daarom bovenaan. Daarna waardeert de inspectie de eerste beslissing als de belangrijkste van de vier: als deze beslissing niet voldoende scoort, ontbeert de cliënt de benodigde hulp in een crisis. De inspectie beoordeelt het handelen van bureau jeugdzorg bij crisis als onvoldoende als de waardering van de inspectie voor veiligheid en de eerste beslissing onvoldoende zijn.
De eerste twee kolommen van onderstaand schema zijn een herhaling van het onderwerp veiligheid en de belangrijke beslissingen uit het schema op de bladzijden hiervoor; de laatste drie kolommen vormen het eigenlijke waarderingskader. In dit waarderingskader komen achtereenvolgens de indicatoren voor een kwalitatief goede beslissing, de scores op die indicatoren en de waardering van de scores aan de orde.
44
Gedurende het gehele proces
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis.
Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat.
Afweging omtrent veiligheid cliënt in beslissing BJZ. Indien onveilig: afweging omtrent melding Raad.
Belangrijke beslissing BJZ
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
1. Als BJZ van oordeel is dat er sprake A1) Criteria om vast te stellen is van een situatie waarin of er sprake is van een acute onmiddellijke verlening van jeugdzorg crisis en deze toepassen. noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen. A2) Criteria om vast te stellen of er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is.
A1)
Score
Waardering
+, ± of –
voldoende indien een +
Score
Waardering
Afweging acute crisis: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
voldoende indien A.1.1. én A.2.1. een + scoren
+ of –+ of –
A2) Afweging noodzaak jeugdzorg: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ of – + of –
45
Belangrijke beslissing BJZ
2. Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
3. Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
4. BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
Een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s) vastgelegd.
A)
Score
Waardering
Afweging welke jeugdzorg: 1. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 2. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 3.(Samenwerkings)afspraken met zorgaanbieder(s) 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
A) Afweging noodzaak verdere jeugdzorg:
In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
A) Afweging welke verdere jeugdzorg:
1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier 3. Besluit binnen vier weken 4. Instemming cliënt met beslissing
1. Indicatiebesluit aanwezig 2. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 3. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
+, ± of – +, ± of – +, ± of – + of –
voldoende indien 1 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
voldoende indien 3 een + scoort + of – + of – + of – + of –
+ of – +, ± of – +, ± of – + of –
46
voldoende indien 2 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
Bijlage 3
Standpunt provincie Drenthe over dit toezicht
A. Schema standpunt Provincie in instellingsrapport (+ in vergelijkend overzicht landelijk rapport)
Provincie / GSO onderschrijft toetsings- en waarderingskader inspectie toezicht crisisinterventie 2005 toelichting provincie Drenthe
ja
Provincie / GSO stelt andere / aanvullende eisen mbt crisisinterventie BJZ voorafgaand aan inspectieonderzoek 2005 toelichting provincie Drenthe
nee
De provincie stelt op dit moment geen nadere eisen aan het BJZ. De provincie is verheugd dat de inspectie bij dit onderzoek het belang van de jeugdige centraal stelt zoals dat ook in de Wet op de jeugdzorg wordt beoogd.
Provincie / GSO kondigt (handhavings)actie aan als resultaten inspectieonderzoek crisisinterventie 2005 daartoe aanleiding geven toelichting provincie Drenthe
ja
De provincie geeft aan als provincie altijd druk doende te zijn om de kwaliteit in de jeugdzorg te verbeteren en geeft aan dus zeker maatregelen te zullen nemen als uit het inspectieonderzoek blijkt dat daar aanleiding toe is.
47
48
Bijlage 4 Cijfers dossieronderzoek BJZ Drenthe Betreft: Afdruk Onderzoek crisisinterventie2004 Soort afdruk: Keuzes per vraag Selectie:
Instelling = bjz Drenthe
1: Is er in het dossier een besluit van BJZ of er sprake is van een acute crisis? Besluit is mogelijk geen apart document. (N=10) ja 10 100% nee 0 0% nvt 0 0% 2: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen? Het gaat hier om een motivatie van het besluit, om criteria voor het besluit. (N=10) ja, nl 5 50% nee 5 50% nvt 0 0% 3: Is er in het dossier een besluit van BJZ dat er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is? Dit kan hetzelfde document zijn/ dezelfde tekst zijn als bij vraag 1. (N=10) ja 5 50% nee 5 50% nvt 0 0% 4: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen om vast te stellen dat er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is? (N=5) ja, nl 2 40% nee 3 60% nvt 0 0% 5: Dit is niet een goede vraag, vul een loze datum in < -4 weken -4 t/m 0 weken > 0 weken
(N=10) 5 0 5
50% 0% 50%
49
6: Is er in het dossier een besluit van BJZ welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=10) ja 10 nee 0 nvt 0
100% 0% 0%
7: Is het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is, zichtbaar gemotiveerd? (N=10) ja, nl (licht toe) 4 ja, enigszins gemotiveerd (licht toe) 3 nee 2 nvt 1
40% 30% 20% 10%
8: Is in het dossier zichtbaar dat BJZ heeft gekozen voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg? (zo licht mogelijk, zo kort mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis) (N=10) ja, nl (licht toe) 4 40% ja, enigszins (licht toe) 2 20% nee 3 30% nvt 1 10% 9: Is zichtbaar dat de zorg die BJZ heeft gekozen aansluit bij de hulpvraag van de client? (N=10) ja, nl (licht toe) 6 ja, enigszins (licht toe) 0 nee 0 ja, maar sluit aan bij ouder en niet bij 2 jeugdige ja, maar sluit aan bij jeugdige en niet bij 0 ouder nvt,andere hulpvrager dan client 2
20%
10: Zijn zichtbare (samenwerkings)afspraken door BJZ met de zorgaanbieders die de zorg gaan aanbieden, gemaakt? Het gaat erom dat BJZ de regie voert en concrete (smart) afspraken maakt de zorgaanbieders. (N=10) ja, nl (licht toe) 1 ja, enigszins (licht toe) 1 nee 6 nvt 2
10% 10% 60% 20%
60% 0% 0% 20% 0%
11: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=10*)
50
ouders wel zichtbaar ingestemd ouders niet zichtbaar ingestemd jeugdige wel zichtbaar ingestemd jeugdige niet zichtbaaringestemd jeugdige nvt (bijv jonger dan 12)
7 4 7 3 2
70% 40% 70% 30% 20%
(N=10) 0 10 0
0% 100% 0%
(N=10) 1 5 2 2 0 0
10% 50% 20% 20% 0% 0%
12: Dit is niet een goede vraag, vul een loze datum in (indien ongedateerd: vak leeg laten) < 0 weken 0 t/m 6 weken > 6 weken 13: Is zichtbaar welke jeugdzorg heeft plaatsgevonden? families first crisisopvang gesprekken met BJZ anders, nl (licht toe) nee nvt
14: Is zichtbaar of de jeugdige geplaatst is bij een nieuwe zorgaanbieder/niet gescreend pleeggezin? (N=10) ja (licht toe) 2 nee, het is niet zichtbaar (licht toe) 0 nee, niet bij een nieuwe 3 zorgaanbieder/pleeggezin anders,nl (licht toe) 0 nvt 5
20% 0% 30% 0% 50%
15: Is er in het dossier een besluit van BJZ of er sprake is van een noodzaak van een vervolg aan jeugdzorg? (N=10) ja 9 90% nee 0 0% nvt 1 10% 16: Is het besluit zichtbaar gebaseerd op afwegingen om vast te stellen dat een vervolg aan jeugdzorg noodzakelijk is? Het gaat hier om een motivatie van het besluit, om criteria voor het besluit. (N=9) ja,nl (licht toe) 8 88% nee 0 0% nvt 1 11%
51
17: Is dit besluit vastgesteld binnen 4 weken na het besluit dat er sprake is van een acute crisis? (N=10) ja 4 nee 2 nvt 4
40% 20% 40%
18: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=10*) ja, ouders zichtbaar ingestemd 5 nee, zichtbaar niet ingestemd 2 ja, jeugdige zichtbaar ingestemd 5 nee, jeugdige zichtbaar niet ingestemd 1 anders,nl (licht toe) 1 nvt (bijv. jeugdige jonger dan 12) 3
50% 20% 50% 10% 10% 30%
19: Is zichtbaar dat de crisis is opgeheven? ja, gemotiveerd (licht toe) ja, enigszins gemotiveerd (licht toe) nee anders,nl nvt
(N=10) 3 0 2 4 1
30% 0% 20% 40% 10%
20: Is er in het dossier een indicatiebesluit van BJZ aanwezig waarin staat welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=10) ja 5 nee 2 nvt 3
50% 20% 30%
21: Is in het indicatiebesluit zichtbaar gemotiveerd welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=5) ja, nl (citeer) 5 ja, enigszins (citeer) 0 nee 0 nvt 0
100% 0% 0% 0%
22: Is in het indicatiebesluit zichtbaar dat BJZ heeft gekozen voor een zo min mogelijk ingrijpende zorg? (N=5) ja (licht toe) 5 ja, enigszins (licht toe) 0 nee 0 nvt 0
100% 0% 0% 0%
52
23: Is zichtbaar dat de zorg die BJZ heeft gekozen aansluit bij de hulpvraag van de client? (N=5) ja (licht toe) 3 ja, enigszins (licht toe) 1 nee 1 nvt, andere hulpvrager dan client 0
60% 20% 20% 0%
24: Is zichtbaar dat de client instemt met het besluit welke jeugdzorg noodzakelijk is? (N=5*) ja, ouders zichtbaar ingestemd 2 nee, zichtbaar niet ingestemd 3 ja, jeugdige zichtbaar ingestemd 3 nee, jeugdige zichtbaar niet ingestemd 1 anders,nl( licht toe) 0
40% 60% 60% 20% 0%
25: Is zichtbaar wanneer de vervolghulp start? (N=10) 3 4 3
30% 40% 30%
(N=0) 0 0 0
0% 0% 0%
27: Verblijft de jeugdige langer dan vier weken in de crisisopvang? (N=10) ja 4 nee (licht toe) 3 nvt 3
40% 30% 30%
28: Is de reden van verblijf langer dan 4 weken in het dossier aangegeven? (N=10) ja (licht toe) 1 nee 3 nvt 6
10% 30% 60%
29: Is in het dossier zichtbaar dat BJZ de veiligheid van de cliënt in zijn afwegingen betrokken heeft? (N=10) ja (licht toe) 2
20%
ja nee nvt 26: Op welke datum start de vervolghulp? 0 6 nvt
53
nee, het is niet zichtbaar (licht toe) nvt
5 3
50% 30%
30: Is zichtbaar of BJZ tijdens de crisis afweegt of een doorgeleiding naar de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is? (N=10) ja (licht toe) 3 30% nee (licht toe) 1 10% nvt 6 60% 31: Heeft deze doorgeleiding volgens de juiste procedure plaatsgevonden? (N=10*) ja, ouders geïnformeerd of indien niet met 1 vermelding reden ja, jeugdige geïnformeerd of indien niet met 0 vermelding reden ja, protocol toegepast (wijze van 1 kennisgeving) ja,protocol toegepast (beschrijving te 1 verstrekken gegevens) nee,geen van alle 0 nvt 9
10% 0% 10% 10% 0% 90%
54
Bijlage 5
Waardering BJZ Drenthe van de inspectie
Gedurende het gehele proces
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
BJZ heeft tot taak te bezien of een cliënt zorg nodig heeft [….] . Uitgangspunt bij het uitoefenen van die taak is dat zorg het belang van een onbedreigde ontwikkeling van een jeugdige dient en aansluit bij de behoefte van de cliënt. BJZ beziet bij de uitoefening van haar taken voortdurend of een maatregel met betrekking tot het gezag overwogen moet worden; Zodra BJZ tot het oordeel komt dat een maatregel mbt het gezag overwogen dient te worden, stelt zij de raad voor de kinderbescherming hiervan in kennis.
Zichtbaar is dat de veiligheid van de cliënten in de afwegingen van BJZ in een acute crisis centraal staat.
Afweging omtrent veiligheid cliënt in beslissing BJZ. Indien onveilig: afweging omtrent melding Raad.
Belangrijke beslissing BJZ
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
1. Als BJZ van oordeel is dat er sprake A1) Criteria om vast te stellen is van een situatie waarin of er sprake is van een acute onmiddellijke verlening van jeugdzorg crisis en deze toepassen. noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen. A2) Criteria om vast te stellen of er onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is.
A1)
Score
Waardering Score BJZ Drenthe
+, ± of –
voldoende indien een +
Score
Waardering Score BJZ Drenthe voldoende indien A.1.1. én A.2.1. een + scoren
Afweging acute crisis: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+
+ of –+ of –
+ +
A2) Afweging noodzaak jeugdzorg: 1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier
+ of – + of –
+ -
55
Belangrijke beslissing BJZ
2. Als BJZ van oordeel is dat er sprake is van een situatie waarin onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is, dan heeft de cliënt aanspraak op deze jeugdzorg zonder dat er een indicatiebesluit is genomen.
3. Deze aanspraak [op onmiddellijke hulpverlening] vervalt als er een indicatiebesluit is genomen. Zij vervalt in ieder geval na 4 weken
4. BJZ stelt het indicatiebesluit vast met hierin de vaststelling op welke jeugdzorg de cliënt is aangewezen.
Inspectie verwacht aan te treffen in beleid en praktijk van de bureaus jeugdzorg
Indicatoren kwalitatief goede beslissing
Een beschrijving welke jeugdzorg noodzakelijk is. Er zijn duidelijke en concrete afspraken met de zorgaanbieder(s) vastgelegd.
A)
Score
Waardering Score BJZ Drenthe
Afweging welke jeugdzorg: 1. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 2. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 3.(Samenwerkings)afspraken met zorgaanbieder(s) 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
Ofwel blijkt dat deze jeugdzorg binnen 4 weken is afgelopen + motivatie waarom; Ofwel een indicatie voor verdere zorg; Ofwel een beschrijving als in artikel 8 Wjz waarbij niet geïndiceerde zorg wordt geadviseerd.
A) Afweging noodzaak verdere jeugdzorg:
In elk dossier is een indicatiebesluit aanwezig. Een indicatiebesluit is een (als zodanig herkenbaar en uitreikbaar) document, dat onderbouwt wat van de zorgaanbieder wordt gevraagd, waarom dat wordt gevraagd en waartoe.
A) Afweging welke verdere jeugdzorg:
1. BJZ gebruikt criteria 2. BJZ heeft criteria op papier 3. Besluit binnen vier weken 4. Instemming cliënt met beslissing
1. Indicatiebesluit aanwezig 2. Gemotiveerde keuze welke jeugdzorg 3. Zo min mogelijk ingrijpende zorg 4. Instemming cliënt met beslissing vragen
+, ± of – +, ± of – +, ± of – + of –
voldoende indien 1 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
+ + ± +
voldoende indien 3 een + scoort + of – + of –
+ -
+ of – + of –
+ +
+ of – +, ± of – +, ± of – + of –
NB Als bureau jeugdzorg onvoldoende scoort bij Veiligheid of Beslissing 1, ontbeert de cliënt volgens de inspectie de benodigde hulp in een crisis.
56
voldoende indien 2 én 4 een + scoren én één van de overige afwegingen een + scoort
+ + + +