FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Regio Noord-West
GEOTECHNISCH ONDERZOEK EN FUNDERINGSADVIES betreffende
CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD Opdrachtnummer: 4008-0354-004
1016 DP Amsterdam
Projectleider
:
ing. J.P. Nelemans Hoofd Regio Noord-West
Opgesteld door
:
ing. A.J. Jonker Adviseur Geotechniek
VERSIE 1
DATUM 12 mei 2010
OMSCHRIJVING WIJZIGING
PARAAF PROJECTLEIDER
Eerste versie
FILE: 4008-0354-004.R02.doc Op deze rapportage zijn de algemene leveringsvoorwaarden van de V.O.T.B. van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten
Kantoor Amsterdam: Gyroscoopweg 94, 1042 AX Amsterdam, Tel.: 020-6133446, Fax: 020-6145931, Internet: www.fugro-nederland.nl Handelsreg.nr. 27114147, BTW Nr. NL005621409B08
FUGRO INGENIEURSBUREAU B.V. Regio Noord-West
GEOTECHNISCH ONDERZOEK EN FUNDERINGSADVIES betreffende
CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD Opdrachtnummer: 4008-0354-004
Opdrachtgever
:
Noorderbegraafplaats p/a Stadsdeel Amsterdam Noord Postbus 37608 1030 BB Amsterdam
Constructeur
:
Strackee Bouwadviesbureau BV Keizersgracht 101 1016 DP Amsterdam
Projectleider
:
ing. J.P. Nelemans Hoofd Regio Noord-West
Opgesteld door
:
ing. A.J. Jonker Adviseur Geotechniek
VERSIE 1
DATUM 12 mei 2010
OMSCHRIJVING WIJZIGING
PARAAF PROJECTLEIDER
Eerste versie
FILE: 4008-0354-004.R02.doc Op deze rapportage zijn de algemene leveringsvoorwaarden van de V.O.T.B. van toepassing die een aansprakelijkheidsbeperking bevatten
Kantoor Amsterdam: Gyroscoopweg 94, 1042 AX Amsterdam, Tel.: 020-6133446, Fax: 020-6145931, Internet: www.fugro-nederland.nl Handelsreg.nr. 27114147, BTW Nr. NL005621409B08
INHOUDSOPGAVE
Blz.
1.
ALGEMENE TOELICHTING 1.1. Inleiding 1.2. Projectomschrijving
1 1 1
2.
GRONDONDERZOEK 2.1. Uitzetten en waterpassen 2.2. Sonderen
2 2 2
3.
TERREIN- EN BODEMGESTELDHEID
3
4.
FUNDERINGSADVIES 4.1. Algemeen 4.2. Fundering op palen
4 4 4
5.
UITVOERING 5.1. HEK-palen 5.2. Stalen buispalen
7 7 7
BIJLAGEN
Nr.
Grondonderzoek - Situatietekening 4008-0354-004-1 - "Legenda Terreinproeven en Grondsoorten" - "Continu Elektrisch Sonderen" - Sondeergrafieken DKM24, 25, 28, 101, 102, 104 t/m 109, 111 t/m 114 Funderingsadvies - Berekening negatieve kleef - Berekening rekenwaarde netto draagkracht - Toetsing grenstoestand 1B Uitvoering - "Uitvoering Heiwerk" - "Uitvoering Fundex-/Tubexpalen"
2 3 4
1.
ALGEMENE TOELICHTING
1.1. Inleiding Op 18 november 2009 ontving Fugro Ingenieursbureau B.V. te Amsterdam van het stadsdeel Amsterdam Noord, de opdracht voor het uitvoeren van een geotechnisch onderzoek alsmede het uitbrengen van een advies voor de fundering van “Crematorium Noorderbegraafplaats te Amsterdam Noord”. In een eerder stadium had Fugro Ingenieursbureau BV reeds een grondonderzoek uitgevoerd op een andere locatie van het crematorium. Dit rapport bevat: - een korte projectomschrijving; - een beschrijving van het uitgevoerde grondonderzoek (hoofdstuk 2); - een omschrijving van de terrein- en bodemgesteldheid (hoofdstuk 3); - een funderingsadvies en berekening van de draagkracht (hoofdstuk 4); - aanbevelingen met betrekking tot de uitvoering (hoofdstuk 5). 1.2. Projectomschrijving De bouwlocatie is gelegen aan de Buikslotermeerdijk te Amsterdam. Het project bestaat uit nieuwbouw van een crematorium, ontvangstruimten, aula, vijver, opbaarcentrum en een poort op het terrein van de Noorderbegraafplaats. Bovenstaande gegevens zijn door de constructeur verstrekt. Voor nadere gegevens omtrent de constructie verwijzen wij u naar de berekeningen en tekeningen van de constructeur.
4008-0354-004.R02.doc
Opdr. : Blz. :
4008-0354-004 1
2.
GRONDONDERZOEK
Het grondonderzoek voor dit project heeft bestaan uit 15 sonderingen met meting van de plaatselijke wrijvingsweerstand (code DKM). Een aantal geplande sonderingen waren niet bereikbaar. Deze moeten in een later stadium worden uitgevoerd. 2.1. Uitzetten en waterpassen De onderzoekslocaties zijn door Fugro Ingenieursbureau BV uitgezet en gewaterpast (ten opzichte van NAP). Voor de waterpassing is een NAP bout als uitgangspunt voor de hoogte gehanteerd. De onderzoeklocaties zijn aangegeven op de situatietekening in bijlage 1. De hoogtebepaling van de onderzoekslocaties in het terrein is uitgevoerd met als doel de bodemopbouw te refereren aan een vaste referentiehoogte. De gerapporteerde hoogtes zijn niet geschikt voor andere doeleinden dan dit onderzoek. Voor een verklaring van de op de situatietekening gebruikte tekens en symbolen wordt verwezen naar de bijlage "Legenda Terreinproeven en Grondsoorten". 2.2. Sonderen Het aantal en de locaties van de sonderingen zijn door opdrachtgever vastgesteld. Wanneer de sonderingen gebruikt worden voor de toetsing van geotechnische constructies, dienen de aard en omvang van het grondonderzoek te voldoen aan art. 8.4.1. van NEN 6740 2006. De sonderingen zijn uitgevoerd met de elektrische Fugro-kleefmantelconus conform norm NEN 5140, klasse 2. Een beschrijving van de gevolgde meet- en registratiemethode is gegeven in de bijlage "Continu Elektrisch Sonderen". De conus is voorzien van een hellingmeter. In de sondeergrafieken is de diepte gecorrigeerd voor de gemeten afwijking van de verticaal. De resultaten van de sonderingen zijn getekend op de grafieken DKM24, 25, 28, 101, 102, 104 t/m 109, 111 t/m 114 waarop de diepte is uitgezet in meters ten opzichte van NAP. Op de grafieken van de sonderingen is het wrijvingsgetal weergegeven. Dit is de verhouding tussen de plaatselijke wrijvingsweerstand en de conusweerstand. Empirisch is vastgesteld dat het wrijvingsgetal een nauwe relatie heeft met de grondsoort, zodat een goede indicatie van de laagopbouw is verkregen. De sonderingen zijn uitgewerkt met een interpretatie van het wrijvingsgetal voor identificatie van de bodemlagen. De identificatie van de bodemlagen is uitgevoerd volgens Robertson (1990), die door Fugro is aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Voor achtergronden en beperkingen wordt verwezen naar de bijlage "Continu Elektrisch Sonderen”. De identificatie is indicatief en alleen geldig voor lagen onder de grondwaterstand. De resultaten dienen te worden geverifieerd met boringen of geologische informatie.
4008-0354-004.R02.doc
Opdr. : Blz. :
4008-0354-004 2
3. TERREIN- EN BODEMGESTELDHEID De maaiveldniveaus ter plaatse van de sondeerlocaties varieerden ten tijde van het onderzoek van NAP +0,82 m tot -0,72 m. Op basis van het grondonderzoek kan de bodemgesteldheid globaal worden geschematiseerd zoals in tabel 3-1 is weergegeven. Tabel 3-1: Globale bodemgesteldheid Diepte bovenkant laag in m t.o.v. NAP
Bodembeschrijving
+0,82
à
-0,72
ZAND, zwak siltig
-2,6
à
-3,5
KLEI, matig siltig (mogelijk deklaag oude veendijk)
-2,6
à
-4,6
VEEN
-5,0
à
-5,5
KLEI, zwak siltig
-6,0
à
-6,5
WADZAND (afgewisseld dunne zand- en kleilagen)
-9,5
à
-10,5
ZAND
-10,5
à
-11,5
KLEI, zwak siltig
-11,5
à
-17,0
ZAND, matig vast tot zeer vast gepakt
-17,0
à
-18,5
KLEI, sterk zandig
-18,5
à
-25,5
ZAND, zeer vast gepakt
-25,5
Maximaal verkende diepte
Het peil van een nabijgelegen open water is gedurende het grondonderzoek van aangetroffen op NAP -1,57 m. Deze waterstand is een éénmalige opname en bedoeld als een oriënterend gegeven. Volgens de door de opdrachtgever verstrekte uitgangspunten bedraagt het MHW (maatgevend hoog water) NAP -1,3 m. Uit blad 25 van de Grondwaterkaart van Nederland van TNO is voor de projectlocatie een stijghoogte afgeleid van ca. NAP -2,2 m. Deze informatie is ter indicatie.
4008-0354-004.R02.doc
Opdr. : Blz. :
4008-0354-004 3
4. FUNDERINGSADVIES 4.1. Algemeen Gezien de aangetroffen bodemgesteldheid en de aard van de bebouwing komt voor dit project uitsluitend een fundering op palen in aanmerking. In overleg met de constructeur is besloten uit te gaan van de toepassing van HEK-palen en stalen buispalen (t.b.v. de poort). Deze funderingsoplossing is in paragraaf 4.2 nader uitgewerkt. Het funderingsadvies voor dit project is opgesteld conform de normen geotechniek NEN 6740 en NEN 6743-1. Het mede op basis van dit advies gemaakte funderingsontwerp dient achteraf te worden getoetst aan de geldende geotechnische normen. In het ontwerpstadium zijn in het algemeen geen gedetailleerde gegevens beschikbaar met betrekking tot het palenplan, de exacte paalbelastingen, de gebouwstijfheid en de vervormingseisen. Derhalve wordt in dit stadium van het project volstaan met de toetsing van grenstoestand 1B op sterkte. Voor de meeste paaltypen, zoals grondverdringende palen en avegaarpalen met relatief kleine diameter, is deze grenstoestand veelal maatgevend, zodat hiermee ook de andere grenstoestanden worden ondervangen. Voor de paalfundering is uitgegaan van verticaal, centrisch en op druk belaste palen. Momenten, horizontale belastingen en trekbelastingen zijn niet beschouwd. 4.2. Fundering op palen Crematorium, ontvangstruimten, aula, vijver, opbaarcentrum (zie tabel 4-1) Voor het funderingsadvies is uitgegaan van een trillingsvrij paalsysteem, HEK-palen, op de eerste zandlaag met een rekenwaarde van de draagkracht van Fr;net;d = 500 tot 750 kN. Gezien het verschil in pakking van de eerste zandlaag, varieert de draagkracht sterk. Plaatselijk is de draagkracht lager en zullen meer palen toegepast moeten worden. Aangezien de eerste zandlaag plaatselijk zeer vast gepakt is, wordt afgezien van een paalpuntniveau in de tweede zandlaag. Een paalpuntniveau in de tweede zandlaag is alleen in combinatie met groutinjectie tijdens het installeren van de palen haalbaar, wat de palen aanzienlijk duurder maakt. De benodigde draagkracht voor de vijverranden is beduidend lager. Toch wordt geadviseerd uit te gaan van de in tabel 4-1 genoemde paaldiameters en draagvermogens, aangezien het toepassen van slankere palen in verband met het risico op meetrekken van de wapening bij het terugtrekken van de buis niet mogelijk is. Poort (zie tabel 4-2) Voor het funderingsadvies is uitgegaan van stalen buispalen op de eerste zandlaag.
4008-0354-004.R02.doc
Opdr. : Blz. :
4008-0354-004 4
Tabel 4-1: Paalpuntniveaus en rekenwaarden van de paaldraagkracht, nieuwbouw en vijver. Sondering nr.
Maaiveldhoogte in m t.o.v. NAP
Paalpuntniveau in m t.o.v. NAP
Fr;net;d in kN HEK-palen Ø 324/395 mm
Ø 380/450 mm
DKM24
+0,65
-13,0 nd
490
490
DKM25
+0,70
-13,0 nd
780
990
DKM28
-0,72
-13,0
470
490
DKM101
+0,48
-13,0 -13,25
455 490
590 630
DKM102
+0,59
-13,25
510
630
DKM104
+0,62
-13,0 -13,25
675 580
710 750
DKM105
+0,81
-13,0 -13,25
505 525
630 610
DKM106
+0,77
-13,0 -13,25
325 285
370 370
DKM107
+0,82
-13,25 -13,5
410 440
540 580
DKM108
+0,74
-13,0 -13,25 -13,5
535 490 520
585 630 670
DKM109
+0,79
-13,0 -13,25
370 325
420 415
DKM111
+0,56
-13,0** -13,25 nd, vk
535 510
590 525
DKM112
+0,65
-13,0 -13,25
400 nd 320
420 425
DKM113
+0,60
-13,0 -13,25
700 800
930 985
DKM114
+0,77
-13,0 -13,25 nd
360 350
440 440
Tabel 4-2: Paalpuntniveaus en rekenwaarden van de paaldraagkracht, poort. Sondering nr.
Maaiveldhoogte in m t.o.v. NAP
Paalpuntniveau in m t.o.v. NAP
Fr;net;d in kN stalen buispalen Ø 168 mm
Ø 219 mm
DKM101
+0,48
-13,25 nd
125
245
DKM102
+0,59
-13,25
120
235
Opmerkingen bij de tabellen: Fr;net;d = rekenwaarde van de netto draagkracht van de paal, rekening houdend met negatieve kleef (Fr;max;d - Fs;nk;d). nd = niet dieper heien / installeren ** = alleen toepassen bij een sterk oplopend boormoment.
4008-0354-004.R02.doc
Opdr. : Blz. :
4008-0354-004 5
Bij de berekening van de rekenwaarde van de maximale draagkracht en de toetsing van grenstoestand 1B volgens NEN 6740 en NEN 6743-1 zijn de volgende uitgangspunten aangehouden: - Het project is geplaatst in geotechnische categorie 2. - Omdat in dit stadium van het ontwerp de stijfheid van de constructie nog niet exact bekend is, is in overeenstemming met art. 5.2.3 van NEN 6743-1 de stijfheid van de constructie niet in rekening gebracht en is in de tabel uitgegaan van 1 sondering per deelgebied. Daarom is voor de factor een waarde van 0,72 gehanteerd. - Bij de draagkrachtberekeningen is rekening gehouden met het optreden van negatieve kleef langs de paalschacht. Deze kan ontstaan door het optreden van zettingen in de samendrukbare lagen tot een diepte van ca. NAP -10,5 m. - Toetsing volgens grenstoestand 1B houdt in dat voldaan moet worden aan: Fs;d + Fs;nk;d < Fr;max;d. Hiermee is tevens voldaan aan grenstoestand 1A. De vervormingsgrenstoestanden zijn, gezien de zeer geringe zakking van de palen onder invloed van de belasting, niet maatgevend. Overige opmerkingen De in de tabel gepresenteerde waarden voor de paaldraagkracht zijn grondmechanische waarden. Door de constructeur dient te worden gecontroleerd of de bijbehorende paalschachtspanningen toelaatbaar zijn. Als bijdrage voor de rekenwaarde van de negatieve kleef (Fs;nk;d) kan 190 kN/m1 paalomtrek worden gehanteerd. Voorbeeldberekeningen van de rekenwaarde van de negatieve kleef, netto draagkracht van een paal en de toetsing van grenstoestand 1B zijn gegeven in de bijlagen 2 t/m 4.
4008-0354-004.R02.doc
Opdr. : Blz. :
4008-0354-004 6
5. UITVOERING 5.1. HEK-palen Van HEK-palen zijn momenteel nog geen KIWA beoordelingsrichtlijnen voorhanden. Aanbevolen wordt te werken met een aannemer die over interne gecertificeerde ISO / NEN - richtlijnen beschikt. Voor informatie en aanbevelingen met betrekking tot de wijze van uitvoering wordt verwezen naar de bijlage " Uitvoering Fundex-/Tubexpalen". 5.2. Stalen buispalen De stalen buispalen dienen te worden geïnstalleerd door een gerenommeerd, in dit paaltype gespecialiseerd bedrijf, conform KIWA beoordelingsrichtlijn BRL 1710 1996-07-01 “Het aanbrengen van stalen buissegmentpalen”. Voor informatie en aanbevelingen met betrekking tot de wijze van uitvoering wordt verwezen naar de bijlage "Uitvoering Heiwerk Stalen Buispalen".
4008-0354-004.R02.doc
Opdr. : Blz. :
4008-0354-004 7
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN Meettechniek De standaard bij Fugro toegepaste conus is de “elektrische kleefmantelconus”, waarmee zowel de conusweerstand als de plaatselijke wrijvingsweerstand gelijktijdig wordt gemeten. Bij het uitvoeren van een sondering conform NEN 5140 wordt de puntweerstand gemeten, die moet worden overwonnen om een conus met een tophoek van 600 en een basisoppervlak van 1000 mm2 met een constante snelheid van ca 20 mm/s in de bodem te drukken1). Voor de meting van de wrijvingsweerstand is een mantel met een oppervlak van 15000 mm2 boven de punt aangebracht. De druk op de conuspunt (conusweerstand in MPa) en de wrijving langs de kleefmantel (plaatselijke wrijvingsweerstand in MPa) worden door rekstrookjes in de conus continu gemeten. De meetsignalen worden via een kabel of draadloos naar een elektrische meeteenheid gestuurd en tezamen met de diepte en de tijd in een computer opgeslagen. Definitieve verwerking vindt daarna op kantoor plaats, waarbij de gemeten parameters tegen de diepte in grafiekvorm wordt uitgewerkt. Door continue registratie van de gemeten conus- en wrijvingsweerstand wordt een nauwkeurig beeld van de gelaagdheid en de vastheid van de bodem verkregen. In de elektrische conus is standaard een hellingmeter ingebouwd waarmee tijdens het sonderen de afwijking van de conus met de verticaal wordt geregistreerd. Onjuiste diepteaanduiding als gevolg van “krom sonderen” wordt hiermee voorkomen. Afhankelijk van de sondeerklasse wordt de diepte hiervoor gecorrigeerd. 1
2
) Volgens NEN 5140 mag het basisoppervlak tussen 500 en 2000 mm variëren zonder dat correctiefactoren op de meetresultaten behoeven te worden toegepast. Interpretatie van de sonderingen met plaatselijke wrijvingsweerstand Meting van zowel de conusweerstand qc als de plaatselijke wrijvingsweerstand fs maakt het mogelijk het wrijvingsgetal Rf te berekenen. Het wrijvingsgetal wordt gedefinieerd als het quotiënt van de plaatselijke wrijving en de op gelijke diepte gemeten conusweerstand, vermenigvuldigd met een factor 100. Hierbij wordt rekening gehouden met laagscheidingen ter hoogte van de mantel. Het wrijvingsgetal geeft samen met de conusweerstand over het algemeen een goed beeld van de bodemopbouw beneden de grondwaterspiegel. In de onderstaande tabel zijn enige kenmerkende waarden van het wrijvingsgetal aangegeven. Met nadruk dient te worden gesteld dat deze waarden slechts indicatief zijn en getoetst dienen te worden aan boringen of lokale ervaring en uitsluitend gelden voor de cilindrische elektrische conus. grondsoort wrijvingsgetal
grondsoort wrijvingsgetal
Grind, grof zand 0,2 – 0,6
Klei 3,0 – 5,0
Zand 0,6 – 1,2 Silt, leem, löss 1,2 – 4,0
Potklei 5,0 – 7,0 Veen 5,0 – 10,0
In geroerde grond en in grond boven de grondwaterspiegel kunnen grote afwijkingen ten opzichte van de genoemde waarden voorkomen. Presentatie sondeergegevens De sonderingen zijn uitgewerkt met een interpretatie van het wrijvingsgetal voor identificatie van de bodemlagen. De identificatie van de bodemlagen is uitgevoerd volgens Robertson [1990] 2), die door Fugro is aangepast aan de Nederlandse omstandigheden. Bij deze interpretatie wordt uitgegaan van de genormaliseerde waarden van de conusweerstand nQc en wrijvingsgetal nRf als ingangsparameters. 2
) Robertson, P.K. [1990] “Soil Classification using the cone penetration test”. Canadian Geotechnical Journal, 27(1), 151-8
MB01
datum: 29-10-08
1-4
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN De genormaliseerde waarden van de conusweerstand nQc en wrijvingsgetal nRf worden als volgt berekend: Genormaliseerde conusweerstand:
nQc =
qt − σ v 0 σ 'v 0
Genormaliseerd wrijvingsgetal:
nR f =
100 ⋅ f s qt − σ vo
Waarin: σ’v0
=
σv0
=
qt
=
β
=
α
=
u1 u2 u0 fs
= = = =
de effectieve verticale korrelspanning uitgaande van het effectieve volumiek gewicht dat per bodemlaag wordt bepaald. de verticale grondspanning uitgaande van het volumiek gewicht dat per bodemlaag wordt bepaald. gemeten conusweerstand (qc) gecorrigeerd voor de waterspanning: qc + (1-α){β(u1 - u0) + u0 } of qc + (1-α)u2 (respectievelijk voor een filter in de punt (u1) en een filter direct achter de conuspunt (u2)); factor voor de verschillende grondsoorten voor omrekening van u1 naar u2; meestal wordt hiervoor aangehouden 0,8; netto oppervlakteverhouding coëfficiënt van de conus i.v.m. spleet achter de conuspunt; de gemeten waterdruk bij een filterplaatsing in de punt; de gemeten waterdruk bij een filterplaatsing achter de punt; de hydrostatische stijghoogte gemeten plaatselijke wrijvingsweerstand.
In geval er geen waterspanning is gemeten, wordt voor qt de waarde van qc gebruikt. Voor de grondsoorten, die specifiek zijn voor de Nederlandse ondergrond condities, zijn in de Bodem Classificatiegrafiek van Robertson [1990] twee aanpassingen gedaan om de Nederlandse situatie beter te beschrijven: • Gebieden 4 en 5 zijn anders ingedeeld, zodat losgepakte zanden en ondiepe kleilagen beter worden geïnterpreteerd. Deze aanpassingen zijn in de figuur op de volgende pagina weergegeven. • Bovendien is een extra voorwaarde ingebracht om Holocene veenlagen goed te kunnen classificeren. Voor qc < 1,5 MPa en Rf > 5 % wordt de grond als veen geclassificeerd.
MB01
datum: 29-10-08
2-4
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN
Voor een aantal specifieke grondtypen, zoals bijvoorbeeld potklei, Boomse klei, overgeconsolideerd veen en glauconiethoudend zand is tevens het classificatie gebied aangegeven. Deze stemmen niet direct overeen met de benamingen van gebieden een tot en met negen. De identificatie is indicatief en alleen geldig voor lagen onder de grondwaterstand. De resultaten dienen te worden geverifieerd met boringen of geologische informatie. Uitgedroogde cohesieve toplagen geven een te hoge waarde geven voor het wrijvingsgetal, daardoor worden bijvoorbeeld uitgedroogde kleilagen mogelijk onterecht geïnterpreteerd als veenlagen. Ook is de correlatie voor de toplagen minder betrouwbaar vanwege het lage effectieve spanningsniveau in deze lagen. Andere conustypen Naast de meting van conusweerstand en plaatselijke wrijving is het mogelijk extra (combinaties van) metingen uit te voeren. In onderstaand schema zijn enkele mogelijkheden aangegeven. Indien gewenst kan nadere informatie over metingen en toepassingsmogelijkheden worden verschaft.
MB01
datum: 29-10-08
3-4
CONTINU ELEKTRISCH SONDEREN type meting
Meetresultaten
toepassingsmogelijkheden
waterspanning
waterspanning ter plaatse van de punt
registreren waterremmende lagen indicatie stijghoogte grondwater classificatie / gelaagdheid bodem
magnetometer
Magnetische veldsterkte in 3 orthogonale richtingen (X,Y,Z)
geleidbaarheid
elektrische geleiding grond en grondwater
temperatuur
temperatuurmeting op verschillende diepten
schuifgolfsnelheid (seismisch) versnelling CPM (conuspressiometer)
dynamische bodemparameters op verschillende diepten versnellingen op verschillende diepten spannings-rek-gedrag en sterkte in situ
Blindganger onderzoek, onderzoek ligging obstakels ( (stalen leidingen), grondankers), onderzoek paalpunt niveau / schoorstand funderingspalen, onderzoek ligging onderzijde stalen damwanden indicatie waterkwaliteit / zoet - zout water grens onderzoek verspreiding verontreiniging warmteoverdracht in de bodem bepaling temperatuurgradiënt machinefunderingen, windturbinefunderingen
MIP (membrane interface probe) ROST (rapid optical screening tool)
verticale verspreiding van vluchtige (gechloreerde) koolwaterstoffen verticale verspreiding van (aromatische) koolwaterstoffen
bestudering zak/drijflagen en/of verontreinigingen met vluchtige (gechloreerde) koolwaterstoffen bestudering zak/drijflagen en/of verontreinigingen met (aromatische) koolwaterstoffen
video
videobeeld van de grond bij het passeren van de conus
nadere geotechnische classificatie / structuur informatie over bodemverontreiniging (verkleuring)
heitrillingen / verkeerstrillingen bepaling grondstijfheid, horizontale korrelspanning, ongedraineerde schuifweerstand en relatieve dichtheid
Klassenindeling NEN 5140 De Nederlandse norm gaat uit van vier kwaliteitsklassen. Voorafgaand aan de uitvoering dient een keuze te worden gemaakt binnen welke kwaliteitsklasse het werk minimaal uitgevoerd moet worden. De klassenindeling heeft voornamelijk betrekking op de nauwkeurigheid van de gemeten conusweerstand, plaatselijke wrijvingsweerstand en diepte, zoals blijkt uit de onderstaande tabel. klasse 1
2
3
meetgrootheid
toelaatbare meetonzekerheid
Conusweerstand Plaatselijke wrijvingsweerstand Helling
0,05 MPa of 3% 0,01 MPa of 10% o 2
Sondeerdiepte Conusweerstand Plaatselijke wrijvingsweerstand Helling Sondeerdiepte Conusweerstand Plaatselijke wrijvingsweerstand
0,2 m of 1 % 0,25 MPa of 5% 0,05 MPa of 15% o 2 0,2 m of 2 % 0,5 MPa of 5% 0,05 MPa of 20%
meetinterval 20 mm
50 mm
100 mm
o
Helling 5 Sondeerdiepte 0,2 m of 2 % 4 Conusweerstand 0,5 MPa of 5% 100 mm Plaatselijke wrijvingsweerstand 0,05 MPa of 20% Sondeerlengte 0,1 m of 1% Opmerking: De toelaatbare meetonzekerheid is de grotere waarde van de absolute meetonzekerheid en de relatieve meetonzekerheid. De relatieve meetonzekerheid geldt voor de meetwaarde en niet voor het meetbereik.
Voor projecten, waarbij parameters op basis van Tabel 1 NEN 6740 worden afgeleid, is een hoge nauwkeurigheidsklasse gewenst. Het is in slappe grondlagen met lage conusweerstand extra moeilijk om aan de eisen van klassen 1 en 2 te voldoen. Dit in tegenstelling tot grondsoorten met hoge conusweerstand. Het bij Fugro gehanteerde meetsysteem voor sonderen is bijzonder nauwkeurig door strikte kwaliteitscontroles en calibraties. Fugro sonderingen vallen dan ook standaard in klasse 2. Klasse 1 sonderingen dienen alleen voor calibratiedoeleinden en wetenschappelijk onderzoek. Bij routinematige sonderingen kunnen de specificaties van klasse 1 sonderingen alleen door aanvullende maatregelen worden benaderd.
MB01
datum: 29-10-08
4-4
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
0
.2 8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
Wrijvingsgetal,Rf [%] 8 6 4 26
28
2
0
30
1.50 m voorgeboord
Diepte t.o.v. NAP [m]
-1
0 1
-2 -3 2
-4 -5 -6
3
-7 -8 -9 -10
4
-11 -12 -13 38 38 33
-14
5
-15 -16
6
-17 -18 -19
36 37 36 34 33 50 50 38
-20 -21 Opg. : Get. :
AVS/EJO VEENINGS
d.d. d.d.
24-Oct-2008 2008-10-28
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.65 m
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM BUISLOTERMEERDIJK TE AMSTERDAM NOORD.
X= Y=
7
Sondering volgens norm NEN 5140 conustype cylindrisch elektrisch afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-002 DKM24
1
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
-21
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2 8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
Wrijvingsgetal,Rf [%] 8 6 4 26
28
2
0
30 38 38 31
7 8
-22 36 34 34 30 36 37 34
Diepte t.o.v. NAP [m]
-23 -24
7 8
9 -25 9 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 -33 -34 -35 -36 -37 -38 -39 -40 -41 -42 -43 Opg. : Get. :
AVS/EJO VEENINGS
d.d. d.d.
24-Oct-2008 2008-10-28
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.65 m
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM BUISLOTERMEERDIJK TE AMSTERDAM NOORD.
X= Y=
Sondering volgens norm NEN 5140 conustype cylindrisch elektrisch afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-002 DKM24
2
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
0
.2 8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
Wrijvingsgetal,Rf [%] 8 6 4 26
28
2
0
30
1.50 m voorgeboord
Diepte t.o.v. NAP [m]
-1
0
-2 -3 -4 -5
1
-6 -7 2
-8 -9 -10 -11
3
-12 -13 43 44 38 33
-14
4
-15 5
-16 -17
6 -18 -19 -20
32 31 35 36
-21
38
Opg. : Get. :
AVS/EJO VEENINGS
d.d. d.d.
24-Oct-2008 2008-11-13
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.70 m
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM BUISLOTERMEERDIJK TE AMSTERDAM NOORD.
X= Y=
7 6 7
Sondering volgens norm NEN 5140 conustype cylindrisch elektrisch afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-002 DKM25
1
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
-21
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2 8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
Wrijvingsgetal,Rf [%] 8 6 4 26
28
2
0
30 35 33 33 35 32 32
-22
7
8
Diepte t.o.v. NAP [m]
-23 30 -24 -25
46 40
-26
37 34
9
10 10
-27 -28 -29 -30 -31 -32 -33 -34 -35 -36 -37 -38 -39 -40 -41 -42 -43 Opg. : Get. :
AVS/EJO VEENINGS
d.d. d.d.
24-Oct-2008 2008-11-13
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.70 m
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM BUISLOTERMEERDIJK TE AMSTERDAM NOORD.
X= Y=
Sondering volgens norm NEN 5140 conustype cylindrisch elektrisch afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-002 DKM25
2
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
0 -1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.07.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-02-04 13:46:47
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
0 -2
1 0
-3
1
(8) ZAND, vast / ZAND, kleiig
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (7) ZAND tot ZAND, grindig (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-4
(2) VEEN, organisch materiaal
-5
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig -6 (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-7
(4) KLEI, siltig / LEEM
-8
1
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-9 (4) KLEI, siltig / LEEM
-10
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-11 -12 -13
34 34 33
1
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-14 -15 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -16
(4) KLEI, siltig / LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-17
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM
-18 1 4008-0354-002
-19
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
32 0
-20 32 35 36 35 40 41 34
-21 -22 -23
31
-24
35 34
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
0
-25 -26
0
-27 -28 -29 -30 -31 -32
DKM28 - 1
-33 Opg. : Get. :
VV/AB d.d. VEENINGS d.d.
26-Jan-2009 2009-02-04
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP -1.06 m
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM BUISLOTERMEERDIJK TE AMSTERDAM NOORD.
X= Y=
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-002 DKM28
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
1 3
0
(8) ZAND, vast / ZAND, kleiig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:33
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -3 4 -4 -5
(10) VEEN of POTKLEI
-6
(4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7
(5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-8
(4) KLEI, siltig / LEEM 4
-9
(5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-10 -11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM
-12 -13 33 32
-14 -15
4 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
37
-16
(5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-18
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
4008-0354-004
4 -19
35 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
46 49 51 51 48 35
-20 -21
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (8) ZAND, vast / ZAND, kleiig
-22 -23
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
31 4
-24 31 -25
3 4
-26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM101 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
17-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.48 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM101
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
62 0
1 (7) ZAND tot ZAND, grindig 2
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:33
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-3 -4 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -5
(10) VEEN of POTKLEI 2
-6
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7
(4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-8
(5) ZAND, siltig tot LEEM -9 (4) KLEI, siltig / LEEM
-10 2 -11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM
-12
(5) ZAND, siltig tot LEEM -13 30 -14
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-15
1
-16
2 (5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-18
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
4008-0354-004
3
-19 35 34 30
-20
-22
39 40 42 36 34 36 35
-23
33 30
-24
33 32
-21
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig 4
4
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM102 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
17-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.59 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM102
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
53 0
1
(8) ZAND, vast / ZAND, kleiig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:34
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -3
0
-4 -5
(10) VEEN of POTKLEI
-6
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7
(4) KLEI, siltig / LEEM
-8
0
-9
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
(4) KLEI, siltig / LEEM
-10 -11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-12 1
-13 42 42 36
-14
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-15 -16
(5) ZAND, siltig tot LEEM 2
-17
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
(4) KLEI, siltig / LEEM
-18 4008-0354-004
-19
42 40 32
-20
33 46 47 41 41 36 32 33
-21 -22
2 3
-23 -24
30 3
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM104 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.62 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM104
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
1 0
(8) ZAND, vast / ZAND, kleiig (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:34
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -3 -4
1 (10) VEEN of POTKLEI (10) VEEN of POTKLEI
-5
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-6
(4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-7
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig -8
(5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-9
1
-10 -11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM
-12
(5) ZAND, siltig tot LEEM -13 2 -14
31
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-15 (5) ZAND, siltig tot LEEM
-16 1
-17
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
2 (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-18 4008-0354-004
-19
41 41 30 36 35 37 40 39 39 39 35
-20 -21 -22
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
3
-23 -24 30
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM105 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.81 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM105
4 4
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30 43
0
0 1 (7) ZAND tot ZAND, grindig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:34
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-2 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-3 -4 1
-5
(10) VEEN of POTKLEI (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-6
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-7 -8
(5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-9 1
-10
(5) ZAND, siltig tot LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-11
(5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM
-12
(4) KLEI, siltig / LEEM
-13 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -14 1
-15
2 -16
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17 (4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-18 4008-0354-004
-19 30
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-20 34 33
-21
2
35 34 32
-22
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig -23
3 2
-24
3 3
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM106 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.77 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM106
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
1 0
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:35
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2
2 1
-3
2
-4
1
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
2 -5
1
(10) VEEN of POTKLEI (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-6
(4) KLEI, siltig / LEEM
-7
(4) KLEI, siltig / LEEM
-8 (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM -9
(4) KLEI, siltig / LEEM
-10
1
-11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-12
(4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
0 -13 -14
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-15
40 39 34
-16
1 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17
0
-18 4008-0354-004
-19
36 39 36 31 41 45 41 38 39 38 35 31
-20 -21 -22
1
0
-23 -24 0
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM107 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.82 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM107
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
1 0
(8) ZAND, vast / ZAND, kleiig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:35
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -3 -4
1 (4) KLEI, siltig / LEEM (10) VEEN of POTKLEI
-5
(4) KLEI, siltig / LEEM
-6
(4) KLEI, siltig / LEEM
-7
(4) KLEI, siltig / LEEM -8 -9
1 (4) KLEI, siltig / LEEM
-10
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-12
(4) KLEI, siltig / LEEM
-13 -14
1
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-15 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-16
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig -17
2
-18
1
4008-0354-004
-19
(5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
31 0
-20 36 35
-21
32 31 31
-22 -23
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
31 31
-24 1 1
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM108 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.74 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM108
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30 38
1
0
(8) ZAND, vast / ZAND, kleiig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:35
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-2 -3 -4
1
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-5 (4) KLEI, siltig / LEEM
-6
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7
(4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-8
(4) KLEI, siltig / LEEM
-9
1 (4) KLEI, siltig / LEEM
-10
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig -11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-12
(4) KLEI, siltig / LEEM (5) ZAND, siltig tot LEEM
-13 31 -14
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig 1 2
-15
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-16
(5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17 (5) ZAND, siltig tot LEEM
-18
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
4008-0354-004
-19 35 35 42 43 40 36 36 35 36 33 31
-20 -21 -22
2
3
-23 -24
4 31
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM109 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.79 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM109
4
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
44 0
1 (8) ZAND, vast / ZAND, kleiig (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:36
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-3 -4 1 -5
(10) VEEN of POTKLEI (4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-6 -7 -8
(5) ZAND, siltig tot LEEM 0
-9
(5) ZAND, siltig tot LEEM -10 (4) KLEI, siltig / LEEM -11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-12 (5) ZAND, siltig tot LEEM -13 34 33 31 30
-14
1
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
0
-15 -16
1
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
0
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-18 4008-0354-004
(4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-19 -20 -21
42 42 35 33
-22
32
0 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-23 1
-24
32 30 32 33
-25
31
1
-26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM111 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.56 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM111
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
52
1
0 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:36
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-3
0
-4
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-5
(10) VEEN of POTKLEI
-6
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-7
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-8
0
(5) ZAND, siltig tot LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-9 -10
(4) KLEI, siltig / LEEM
-11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-12
(4) KLEI, siltig / LEEM
-13 32 31
0
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-14 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-15
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig -16
(5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17 -18
0
4008-0354-004
-19
38 37 34
-20
34 35 34 32
-21 -22
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
30
-23
0 31 30
-24
1 1
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM112 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
17-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.65 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM112
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30
1
0
(8) ZAND, vast / ZAND, kleiig
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:37
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
-2 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -3 -4
2
-5
(4) KLEI, siltig / LEEM (10) VEEN of POTKLEI (4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-6
(5) ZAND, siltig tot LEEM -7
(4) KLEI, siltig / LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-8
(5) ZAND, siltig tot LEEM -9
2 (4) KLEI, siltig / LEEM
-10 -11
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM
-12 -13
3 34 33
-14
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-15 -16
(5) ZAND, siltig tot LEEM (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-17
(5) ZAND, siltig tot LEEM
-18
3
4008-0354-004
-19
41 41 41 38
-20
31 40 39 35 31
-21
(3) KLEI, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM
4 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig 3 4
-22 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-23 -24 5 5
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM113 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.60 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM113
Wrijvingsweerstand,fs [MPa] .0 .1
8
.3 10
12
.4 14
16
.5 18
20
10 22
24
8
6
26
28
CPT data classificatie - indicatief
Wrijvingsgetal,Rf [%] 4 2 0
Classificatie gebaseerd op genormaliseerde conusweerstand en wrijvingsgetal. (Robertson 1990, NL corr.) Geldig onder grondwaterpeil.
30 72
1
0 0 1
-1 Diepte t.o.v. NAP [m]
UNIPLOT 05.09.nl / QcFsClass-N3.cmd / 2009-12-21 10:43:37
1
0 2 4 6 Conusweerstand,qc [MPa]
.2
0 -2
1 0
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-3 1
-4
0 -5
(10) VEEN of POTKLEI (4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig
-6 -7
(4) KLEI, siltig / LEEM
-8
(4) KLEI, siltig / LEEM (3) KLEI, zwak siltig tot siltig (5) ZAND, siltig tot LEEM (4) KLEI, siltig / LEEM
-9 0 -10 -11
(4) KLEI, siltig / LEEM
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM
-12 -13 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig -14 0 -15 1
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig (4) KLEI, siltig / LEEM
-16 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig
34 -17 -18
(4) KLEI, siltig / LEEM
4008-0354-004
-19
34 31
(6) ZAND, zwak siltig tot siltig
-20 1 -21 -22
30 (6) ZAND, zwak siltig tot siltig 2
-23 -24
2
-25 -26 -27 -28 -29 -30 -31 -32 DKM114 - 1
-33 Opg. : Get. :
AVS/VV SMITB
d.d. d.d.
16-Dec-2009 2009-12-21
conus : F7.5CKE2HA/B MV = NAP +0.77 m
X= Y=
SONDERING MET PLAATSELIJKE KLEEFMETING CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Sondering volgens norm NEN 5140, klasse2 2 conustype cylindrisch elektrisch, 1500 mm afwijking van de vertikaal
Opdr. Sond.
4008-0354-004 DKM114
Uitgangspunten - gehanteerde sondering - paaltype - schachtdiameter
: : :
DKM24 HEK-palen Ø 324 mm
Berekening negatieve kleef De representatieve waarde van de maximale negatieve kleefbelasting op een alleenstaande paal volgens art. 7.2 NEN 6743-1 bedraagt: Fs;nk;rep
waarin: hi Ko;i.tan i
= =
(hi Ko;1tani ’v;gem;i)Os 194 kN
= =
dikte van de betreffende laag product van de representatieve waarde van de neutrale gronddruk factor en de tangens van de wrijvingshoek tussen paal en grond voor de betreffende laag representatieve waarde van de gemiddelde effectieve verticale spanning in de betreffende laag i omtrek van de paalschacht
'v;gem;i
=
Os
= laag
van / tot
dikte h
i;rep
'v;i;gem 3
2
in dit geval: zie tabel
0,25 zie tabel zie tabel
Ko;i.tan i
Os
Fs;nk;rep,i
[m NAP]
[m]
[kN/m ]
[kN/m ]
[-]
[m]
[kN]
1
0,65 / -2,00
2,65
18,0
23,9
0,25
1,02
16,1
2
-2,00 / -5,00
3,00
10,0
62,7
0,25
1,02
48,0
3
-5,00 / -5,50
0,50
1,0
78,0
0,25
1,02
9,9
4
-5,50 / -6,00
0,50
4,0
79,2
0,25
1,02
10,1
5
-6,00 / -10,50
4,50
7,0
96,0
0,25
1,02
110,1
Totaal
194,2
De rekenwaarde van de maximale negatieve kleefbelasting op een alleenstaande paal bedraagt: Fs;nk;d waarin: f;nk
= =
Fs;nk;rep . f;nk 194 kN. in dit geval:
=
partiële belastingsfactor voor de negatieve kleef (art. 11.5.1 uit NEN 6740)
1,0
-
BEREKENING NEGATIEVE KLEEF CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Opdr. : Bijl. :
4008-0354-004 2
Uitgangspunten - gehanteerde sondering - paaltype - paalpuntniveau - schachtdiameter - puntafmeting
: DKM24 : HEK-palen : NAP -13,0 m : Ø 324 mm : Ø 395 mm
Maximale draagkracht van de paalpunt De maximale puntweerstand volgens art. 5.4.2.2.1 bedraagt: pr;max;punt
= =
½ . p . . s . ((qc;I;gem + qc;II;gem)/2 + qc;III;gem) 9,0 MPa.
waarin: qc;I;gem
=
qc;II;gem
=
qc;III;gem
=
de gemiddelde waarde van de conusweerstanden over traject I (0,7 à 4 x Deq onder de punt) de minimale waarde van de conusweerstanden over traject II (0,7 à 4 x Deq onder de punt) de gemiddelde minimale waarde van de conusweerstanden over traject III (8 x Deq boven de punt) paalklassefactor (tabel 2, NEN 6743-1) factor voor de paalvoetvorm factor voor de vorm van de dwarsdoorsnede van de paalvoet
p s
in dit geval:
= = =
24,8
MPa
10,4
MPa
2,3 0,9 1,0
MPa -
1,0
-
De maximale draagkracht van de paalpunt volgens art. 5.4.2.1 bedraagt: Fr;max;punt waarin: Apunt
= =
Apunt . pr;max;punt . 1000 1098 kN.
=
oppervlak van de paalvoet
in dit geval: 0,123 m²
BLAD 1 van 2 BEREKENING REKENWAARDE NETTO DRAAGKRACHT CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Opdr. : Bijl. :
4008-0354-004 3
Maximale paalschachtwrijving De maximale paalschachtwrijving volgens art. 5.4.2.3 bedraagt: pr;max;schacht = s . qc;z;a = 0,077 MPa. waarin: s = factor voor de invloed van de uitvoering en het paaltype (tabel 2, NEN 6743-1) qc;z;a = de gemiddelde waarde van de conusweerstanden over het traject waarover schachtwrijving wordt berekend De maximale schachtwrijvingskracht volgens art. 5.4.2.1 bedraagt: Fr;max;schacht = Op . L . pr;max;schacht = 40 kN. waarin: Op = omtrek van de paalschacht L = traject voor berekening schachtwrijving
in dit geval: 0,009 -
8,6
MPa
in dit geval: 1,01 m 0,5 m
Maximale draagkracht De maximale draagkracht van de paal volgens art. 5.4.2.1 bedraagt: Fr;max = Fr;max;punt + Fr;max;schacht = 1138 kN. De representatieve waarde van de maximale draagkracht van de paal volgens art. 5.2.3 bedraagt: Fr;max;rep = 1;N . Fr;max = 819 kN. waarin: in dit geval: 1;N = factor volgens tabel 1 van NEN 6743-1 0,72 Voor de rekenwaarde van de maximale draagkracht van de paal kan volgens art. 5.1 worden aangehouden: Fr;max;d = Fr;max;rep / m;b = 683 kN. waarin: in dit geval: m;b = m;b4 = partiële materiaalfactor volgens tabel 3 1,20 van NEN 6740
BLAD 2 van 2 BEREKENING REKENWAARDE NETTO DRAAGKRACHT CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Opdr. : Bijl. :
4008-0354-004 3
Voor grenstoestand 1A geldt volgens art. 6.4.1 van NEN 6740: Fs;d < Fr;d. Voor grenstoestand 1B kan het zakkingscriterium dat in art. 6.4.1 is gegeven, worden vervangen door: Fs;d + Fs;nk;d < Fr;max;d waarin: Fs;d Fs;nk;d Fr;max;d
in dit geval: = = =
rekenwaarde van de belasting in kN rekenwaarde van de negatieve kleefbelasting rekenwaarde van de maximale draagkracht van de paal
194
kN
683
kN
Voor de meeste paaltypen, zoals grondverdringende palen en avegaarpalen met relatief kleine diameter, is grenstoestand 1B maatgevend, zodat hiermee ook de andere grenstoestanden worden ondervangen. Bovenstaande formule kan worden bewerkt tot de volgende voorwaarde: Fs;d < Fr;net;d waarin: Fr;net;d = =
in dit geval: Fr;max;d - Fs;nk;d de rekenwaarde van de netto draagkracht van de paal, rekening houdend met de negatieve kleefbelasting
489
kN
Indien aan de bovenstaande voorwaarde wordt voldaan, dan bezwijkt de grond rondom de paal niet. De vervormingen van de paalkop zullen hierbij ook beperkt zijn. In tabel 4-1 zijn de waarden gepresenteerd van Fr;net;d, de rekenwaarde van de netto draagkracht, rekening houdend met de negatieve kleef.
TOETSING GRENSTOESTAND 1B CREMATORIUM NOORDERBEGRAAFPLAATS TE AMSTERDAM NOORD
Opdr. : Bijl. :
4008-0354-004 4
UITVOERING HEIWERK
Algemene richtlijnen Voor algemene richtlijnen betreffende het heien van prefab betonpalen wordt verwezen naar de beoordelingsrichtlijn BRL 2357 d.d. 14-03-2002 van KIWA. Toezicht dient plaats te vinden op basis van CUR Aanbeveling 114 "Toezicht op de realisatie van paalfunderingen". In het bijzonder dient op de volgende aspecten te worden gelet. Heivolgorde De eerste paal van het project dient te worden geheid ter plaatse van een sondering aangezien de draagkracht van de palen berekend is met behulp van sonderingen. De relatie van het heigedrag met het sondeerbeeld kan worden vastgesteld door het aantal slagen per 0,25 m paalzakking te registreren (kalenderen). Het bij de eerste sondering gevonden kalenderbeeld wordt als maatstaf voor de overige palen genomen. Van iedere paal dient derhalve, over het traject in de draagkrachtige zandlaag, de kalender te worden opgenomen. Voor iedere volgende sondering is het noodzakelijk om het kalenderbeeld te controleren en zonodig de maatstaf bij te stellen. Bij een verschil in inheiniveau tussen de sonderingen, verdient het aanbeveling het heiwerk aan te vangen bij het diepste niveau. Aangezien dan van “laag naar hoog” wordt geheid is een betere controle mogelijk op het benodigde inheiniveau voor de overige palen. Bij het heien van grote groepen palen dient “van binnen naar buiten” te worden gewerkt. Door het verdichten van zandlagen, kan een andere volgorde onnodig zwaar heiwerk tot gevolg hebben. Heiblok-paal-draagkracht verhouding Doorgaans wordt gezocht naar een verhouding heiblok-paal-draagkracht die een eindkalender oplevert van 15 à 25 slagen per 0,25 m. Het in het advies aangegeven heiblok is bepaald met behulp van de heiformule van Sprenger-Potma, die over het algemeen een redelijk goede voorspelling geeft van de eindkalender van palen die hun draagkracht hoofdzakelijk aan puntweerstand ontlenen. Mede omdat de positieve kleef veelal een geringe invloed op de kalender heeft, maar wel een grote bijdrage in de draagkracht kan hebben, dient de maatgevende kalender te worden bepaald aan de hand van het heigedrag ter plaatse van de sonderingen. Afwijkende kalenderwaarden Een afwijkende kalender kan worden veroorzaakt door de bodemopbouw of door paalbreuk. Ook andere factoren kunnen van invloed zijn op de kalenderwaarde, waarbij niet altijd sprake hoeft te zijn van een afwijkende draagkracht, zoals hieronder is aangegeven: Factor Hoger -
-
natte of oude mutsvulling wisselende energieafgifte van het blok andere pompzetting wijziging in de weersomstandigheden waardoor de koeling verandert; warmer weer: kouder weer: verdichting zandpakket tijdelijke wateroverspanning tijdens het heien
x x
Kalender Lager x x x
x x x x
Een in vastheid wisselende tussen- of bovenzandlaag kan eveneens tot afwijkende kalenderwaarden leiden. Bij houten palen met betonopzetter kan een vaste bovenzandlaag leiden tot een hoge kalender zonder dat sprake is van een hogere draagkracht.
1-2
Bij een lage kalenderwaarde kan sprake zijn van een te lage draagkracht. Bij twijfel is het noodzakelijk contact op te nemen met de constructeur en de grondmechanisch adviseur. In onderling overleg kan dan tot één of meer van de volgende maatregelen worden besloten: -
-
het na-heien van palen, waarbij over een traject van 0,25 m het aantal slagen per 0,05 m paalzakking wordt geregistreerd; op deze wijze kan worden onderzocht in hoeverre wateroverspanning de oorzaak is het uitvoeren van controlesonderingen, om te onderzoeken in hoeverre een afwijkende bodemopbouw de oorzaak is het akoestisch doormeten van de paal om eventuele paalbreuk op te sporen het uitvoeren van een dynamische en/of statische proefbelasting om de werkelijke draagkracht van de paal vast te stellen.
Uitgebreide informatie over de uitvoering van paalfunderingen, het dynamisch proefbelasten en het akoestisch doormeten van palen is gegeven in onze brochures, welke op aanvraag beschikbaar zijn. Gezien de vele factoren die een heiwerk kunnen beïnvloeden, is deskundig toezicht een vereiste. Van iedere paal dienen alle van belang zijnde gegevens te worden geregistreerd. Dit betreft niet alleen de kalender en het uiteindelijke inheiniveau, doch ook zaken als het type heiblok, de afstelling van het heiblok, de heivolgorde, het tijdstip, het gebruik van een nieuwe mutsvulling, de paallengte, het eventueel doorheien met een stalen oplanger, het maaiveld- resp. werkniveau, een eventuele bemaling tijdens het heiwerk en andere relevante gegevens.
2-2
UITVOERING FUNDEX- / TUBEXPALEN
Algemene richtlijnen Voor algemene richtlijnen betreffende de installatie van Fundexpalen wordt verwezen naar de beoordelingsrichtlijn BRL 2365 inclusief Bijlage E d.d. 01-06-1992 van KIWA. Voor Tubexpalen kunnen, afgezien van het trekken van de buis, dezelfde richtlijnen worden gehanteerd. Toezicht dient plaats te vinden op basis van CUR Aanbeveling 114 "Toezicht op de realisatie van paalfunderingen". In het bijzonder dient op de volgende aspecten te worden gelet. Installatie volgorde De eerste paal dient zo dicht mogelijk bij een sondering te worden geïnstalleerd. Het waargenomen installatiegedrag kan, in combinatie met het sondeerbeeld, een indicatie geven voor de tussen de sonderingen te installeren palen. Het beïnvloeden van een onvoldoend verharde paalschacht door het boren van een naastliggende paal, kan over het algemeen worden vermeden door een hart-op-hart afstand van minimaal 4 maal de paalvoetdiameter aan te houden. Indien desondanks blijkt dat door het boren van een volgende paal, het specieniveau van de nog niet verharde paal wijzigt (nazakking of oppersing), dan dient een andere werkvolgorde te worden gekozen waardoor een grotere tussenafstand ontstaat of dient een verhardingstijd langer dan 20 uur te worden aangehouden, mede afhankelijk van de toegepaste hulpstoffen. Aan de paal waar nazakking of oppersing is geconstateerd, dient bij de kwaliteitscontrole bijzondere aandacht te worden besteed. Installatie Het boormoment en de pull-down kracht op de stalen boorbuis dienen te worden afgestemd op de penetratiesnelheid. De capaciteit van de boormotor dient derhalve te zijn gerelateerd aan de bodemopbouw en de paaldiameter, zodat ontspanning door grondtransport tot een minimum wordt beperkt. Ontspanning in de ondergrond dient te worden voorkomen aangezien dit nadelig is voor het draagvermogen van de palen. Dit geldt eveneens voor belendende funderingen. Zodra de boorpunt met boorbuis op diepte is, dient de boormotor gestopt te worden. Alvorens de paal wordt gestort dient te worden gecontroleerd of de buis droog is en vrij van grond. Vervolgens kan de wapening worden aangebracht en de buis worden volgestort met specie. Bij afkeuring van de geboorde buis dient deze te worden getrokken, waarbij ter voorkoming van verstoring van de draagkrachtige laag eerst een vulling is aangebracht bestaande uit specie of een mengsel van zand en grind. Het overboren van de nieuwe paal dient te geschieden naast de afgekeurde paal. Bij Fundex palen wordt de buis na het afstorten van de paal met draaiende bewegingen uit de grond getrokken. De wapeningskorf mag tijdens het trekken van de buis niet omhoog komen. De Fundexpalen dienen te worden afgestort tot aan het werkniveau, Tubexpalen kunnen eventueel op een dieper niveau worden afgewerkt. Ontgravingen Bij eventuele ontgravingen na het installeren van de palen dient zorgvuldig te worden gewerkt om paalbeschadiging te voorkomen.
1-2
Bijzondere uitvoering Voor paalinstallatie diep in relatief vaste zandlagen kan overwogen worden aanvullende maatregelen te nemen zoals: - waterinjectie; de indringingsweerstand wordt hierdoor tijdelijk gereduceerd; een zeer beperkte hoeveelheid water wordt onder hoge druk via de paalpunt in de grond geïnjecteerd voor een tijdelijke verlaging van de wrijvingsweerstand. Hierbij mag geen grondtransport plaatsvinden. -
groutinjectie; een bepaalde hoeveelheid grout wordt onder hoge druk iets boven de punt geïnjecteerd voor zowel een tijdelijke verlaging van de wrijvingsweerstand als een permanente verhoging van de draagkracht van de schachtwrijving; dit laatste is alleen van toepassing voor Tubexpalen.
Controle Een controle op de paalweerstand kan worden verkregen door registratie van het boormoment (of oliedruk van hydraulisch systeem) met de diepte. Dit profiel dient in overeenstemming met het sondeerbeeld te zijn. De hoeveelheid gebruikte mortel c.q. beton dient te worden geregistreerd, en geverifieerd aan de hand van de afmetingen van de buis en de paalpunt. De kwaliteit van de palen dient te worden gecontroleerd met behulp van akoestische metingen, zo nodig in combinatie met het ontgraven van het bovenste deel van de paalschacht. Eventuele discontinuïteiten in de betondoorsnede kunnen hiermee worden vastgesteld. Het aantal door te meten palen wordt mede bepaald door eventuele onregelmatigheden tijdens de uitvoering. Bij twijfel omtrent de kwaliteit, c.q. het draagvermogen, dient contact te worden opgenomen met de constructeur en de grondmechanisch adviseur. In onderling overleg kan dan tot een of meer van de volgende maatregelen worden besloten: - het uitvoeren van controlesonderingen, om te onderzoeken of sprake is van een afwijkende bodemopbouw; - het uitvoeren van een dynamische en / of statische proefbelasting om het werkelijke draagvermogen van de paal vast te stellen. Uitgebreide informatie over de uitvoering van paalfunderingen, het dynamisch proefbelasten en het akoestisch doormeten van palen is gegeven in onze brochures, welke op aanvraag beschikbaar zijn. Gezien de vele factoren die het installatieproces kunnen beïnvloeden, is deskundig toezicht een vereiste. Van iedere paal dienen alle van belang zijnde gegevens te worden geregistreerd. Dit betreft niet alleen het uiteindelijke paalpuntniveau, doch ook zaken als het toegepaste boormoment, de betonaanvoer, eventuele onregelmatigheden tijdens het boorproces, de installatievolgorde, het tijdstip, de paallengte, het maaiveld- resp. werkniveau, een eventuele bemaling en andere relevante gegevens.
2-2