Het vertelproject van Bibliotheek Lelystad, 28 mei – 28 oktober 2006
Corry Kistemaker & Tom Draisma
Ervaringen van de verteltrainers (een eerste concept) Inhoud I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII.
Inleiding Opzet Als verteltrainers aan het werk Palet van aanpakken Ontdekkingen en uitkomsten Een eerste evaluatie Tien mogelijke vervolgen Meer informatie?
I. INLEIDING ‘Het verhaal van Lelystad’ is verteld, en hoe! Zes maanden waren wij, de tijdelijke verteltrainers van Bibliotheek Lelystad, bijna dagelijks in touw om groepjes inwoners bij elkaar te brengen voor het vertellen en beluisteren van persoonlijke verhalen. Het project, gesteund door Gemeente en Bibliotheek Lelystad, was ontmoetings-, vertel- en luisterproject in één. Lelystad is een nieuwe stad, verrezen in 40 jaar, maar pas sinds 1980 een afzonderlijke gemeente in de nieuwe provincie Flevoland, waarvan het meteen ook de hoofdstad werd. Vóór dat jaar maakte de stad deel uit van het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders (ZIJP), aanvankelijk bestuurd vanuit het oudere dorp Dronten. Dáár werden Lelystadse baby’s ingeschreven in het geboorteregister, en paspoorten aan Lelystedelingen verstrekt, beiden met als plaatsnaam ZIJP. Ook na 40 jaar bestaat de bevolking van de stad nog voor 80 procent uit migranten. De overige 20 procent is hier geboren. Die migranten komen grotendeels uit andere provincies, met bijvoorbeeld veel Zeeuwen, Friezen en Amsterdammers. Maar nog altijd een kwart van de inwoners is van buitenlandse afkomst, een aandeel dat veel en veel hoger ligt dan in traditionele havensteden om ons heen, zoals Volendam, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Harderwijk, Nijkerk, Urk en Stavoren. Er is uitgezocht uit hoeveel landen Lelystedelingen afkomstig zijn: meer dan 80! Kortom: een stad met een grote rijkdom aan verhalen. We hebben de afgelopen maanden zeker 250 verhalen beluisterd, misschien wel 300. De precieze optelsom moet nog gemaakt worden. Hoe bestáát het!?
II. OPZET We maakten deel uit van een tijdelijk projectteam van vijf dat bestond uit directeur Jan Gommer en PR-medewerkster Johanna van Dijk van de bibliotheek, de uit het bibliotheekwezen aangetrokken projectleider Dick Scheepstra, plus wij tweeën als verteltrainers. De participanten in het project waren het Nieuw Land Erfgoedcentrum (NLE), het regionale Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (COS), het tweemaal per week verschijnende huis-aan-huisblad FlevoPost en de Videoclub Flevo Lacus. Het team en/of de participanten, maar ook vele andere organisaties en de gasthuishoudens, zorgden voor de vervulling van talloze randvoorwaarden, teveel om in dit stuk te noemen. De officiële start was in het 40-jaar oude Stadspark, op de Dag van het Park (28 mei), tevens Nationale Verteldag. Hieronder gaan we alleen in op de door ons ‘op het grondvlak’ gevolgde aanpak. III. ALS VERTELTRAINERS AAN HET WERK III.1 Beginvragen De beginvragen die we aan inwoners stelden, waren: 1. Hoe heet je? 2. Waar kom je vandaan? 3. Hoe ben je in Lelystad beland? 4. Voel je je hier thuis? 5. Later hebben we een vraag toegevoegd: Wat heb je gedaan om je hier thuis te gaan voelen? Met enige goede wil zou je dit vertelproject een project van toegepaste oral history kunnen noemen. Welk beeld van Lelystad rijst op uit de verhalen van inwoners? III.2 ‘Vertelpodia’ De verschillende vertel- en werkplekken waren: 1. Huiskamervertelkringen. Allerlei oproepen resulteerden in een aanbod van meer dan twintig huiskamers als gastadressen voor het houden van huiskamervertelkringen. Die brachten we tot stand door de lijst van gastadressen te koppelen aan flinke lijsten met vertellers en luisteraars die zich eveneens hadden aangemeld. De gastadressen waren mooi over de hele stad verspreid, de avonden hartverwarmend. Zet jullie tenten ver uiteen, maar breng jullie harten dicht bij elkaar (Toeareg spreekwoord). 2. Zes vertelcursussen: drie voor combinatiegroepen in de bovenbouw van twee basisscholen, één in een buurthuis (als buitenschoolse activiteit van een groep Brede Scholen), één bij het COS, en één in de bibliotheek. In de basisscholen werd de cursus besloten met een vertelvoorstelling voor publiek. Cursisten van COS en bibliotheek konden ‘doorstromen’ naar huiskamervertelkringen, een vertelavond in een buurthuis, of, op uitnodiging, de eindvoorstelling. Een meerderheid koos voor zo’n vervolg. 3. Bezoeken door Corry en één assistente (uit een groepje van drie vertelsters) aan acht groepen ‘Allochtone Moeders op School’, een taalverwervingsprogramma van het ROC, onder schooltijd uitgevoerd in basisscholen. Deze bijeenkomsten hadden het karakter van een vertelkring. 4. Twee verzorgingstehuizen. 5. Vier buurthuizen. 6. Het NLE. 7. Bibliotheek Lelystad (vier vertelbijeenkomsten plus de grote eindvoorstelling). 8. De vertelkaravaan bestaande uit een oude roestige tractor en een oude schaftkeet uit de tijd van de inpolderingen. De karavaan toerde vanaf 1 september zes weken door de stad en stond steeds twee middagen per week van 15-19 uur in een bepaalde wijk, bijvoorbeeld op het Stadhuisplein, bij winkelcentrum, zorgcentrum of buurthuis. Men kon er terecht voor informatie en om informeel te vertellen. Aansluitend was er viermaal een open vertelavond in het nabije buurthuis. 9. Een grootse eindvoorstelling met ruim twintig vertellers en muziek in een afgeladen bibliotheek op 28 oktober, geregisseerd door Anne van Delft.
IV. PALET VAN AANPAKKEN Ieder van de genoemde typen vertelplek vereiste natuurlijk zijn eigen aanpak en zijn eigen ‘deelplan’ binnen het grote projectplan. Een aanpak houdt in: • • • • • • •
Afspraken vooraf met gastvrouw, -heer, -organisatie Verkenning van de mogelijkheden in onderling overleg Overeenstemming zoeken over timing, taken en taakverdeling Het uitnodigen van vertellers en luisteraars Het uitnodigen en inschakelen van ‘actoren’ (v/m) van buiten voor deeltaken Het uitvoeren van het betreffende deelplan De terugblik, of, formeler: de evaluatie
Hier volgen een paar uitweidingen ter illustratie. Voor huiskamervertelkringen was de aanpak tamelijk gestandaardiseerd, ook al waren deze vertelkringen vaak heel verschillend van elkaar. De voornaamste eisen waren: duidelijkheid over tijdstippen van binnenkomst, start en einde van de bijeenkomst, duidelijke rolverdeling tussen gastvrouw en of gastheer en vertelleider(s), een vertrouwde omgeving, niet al te formeel, vijf tot maximaal 12 deelnemers die elkaar niet allemaal kennen, stoelen in een kring (met soms een vertelstoel om de zichtbaarheid van de verteller te vergroten), ruimte voor luisteraars, aan het begin een korte inleiding door de vertelleiding, geen vastlegging van de verhalen door middel van. audio- of videoopnameapparatuur, beperkte verteltijd per verteller De cursussen waren sterk verschillend van elkaar, zowel voor wat betreft het type cursist, als voor doel en programma van de cursus. Kortom: maatwerk. Bij het inschakelen van actoren voor deeltaken kan men denken aan het tijdig attenderen van de leden van videoclub Flevo Lacus op vertelbijeenkomsten waar zij volgens afspraak zouden filmen, allerlei overleg met hen over details (zoals de volgorde en de juiste namen van de vertellers [v/m]), het zorgen van muziek tijdens voorstellingen op scholen, maar ook aan het zoeken van een regisseur voor de grote eindvoorstelling. V. ONTDEKKINGEN & UITKOMSTEN V.1 Animo tot meedoen De grote animo mee te doen heeft ons verrast. Het project begon formeel op 28 mei, aan het eind van seizoen 2005/2006. In de daarop volgende projectperiode vielen zowel de zomervakantie als, daarna, de Ramadan. Veel ‘nieuwe Nederlanders’ waren in de vakantie langdurig op bezoek in hun land van herkomst. Toch was deelname van zowel ‘oude’ als ‘nieuwe’ Nederlanders groot. Wel merkten we dat we inwoners van buitenlandse komaf voorzichtiger benaderden, en daar ook meer tijd voor nodig hadden. Die tijd maakten we meestal erg graag, maar dit was niet altijd mogelijk door de hectiek van dit kortdurende project. Tom bezocht eens een bestuurlid van één der drie moskeeën in diens eigen huis. Hij werd vriendelijk ontvangen. Zowel de man als zijn echtgenote vrouw reageerden positief op het vertelproject. Het zou wel mogelijk zijn in de moskee een cursus verhalen vertellen te geven, en ook een huiskamervertelkring bij hen aan huis zou kunnen. Ze vonden het jammer dat Tom zijn vrouw niet had meegenomen. Ze wilden graag ook met haar kennis maken. De volgende keer moest Tom haar beslist meenemen. Dan zouden ze voor ons een islamitische maaltijd bereiden. Want ja, elkaar echt leren kennen doe je onder het samen eten. We hebben nog niet samen gegeten. We hebben nadien, op een interreligieuze vredesbijeenkomst, wel ook kennis
gemaakt met nog twee bestuursleden van dezelfde moskee. De cursus in de moskee komt er vermoedelijk wel, maar dan in 2007. V2. Invulformulier We kregen veel publiciteit via diverse media. In bibliotheek en stadhuis lagen kleurenfolders over het project, met een invulformulier voor wie wilde meedoen. Men kon kiezen uit: je huiskamer aanbieden voor een vertelkring, je verhaal vertellen, ergens komen luisteren, een cursus volgen alvorens zelf iets te vertellen. Hiervan is druk gebruik gemaakt. Deze keuzes werden ook gepubliceerd in de FlevoPost, met daarbij ons adres. De gemeentelijke nieuwsbrief van ‘Samen Verder’, een ontmoetingsprogramma voor ‘oude’ en ‘nieuwe’ Nederlanders, plaatste eveneens een artikeltje met een oproep plus een eigen invulstrook. Ook uit het netwerk van ‘Samen Verder’ kwamen ettelijke deelnemers naar voren. V.3 Huiskamervertelkringen V.3.1 In totaal stelden 22 gastvrouwen, -stellen of –heren hun huis open voor een huiskamervertelkring. Uiteindelijk resulteerde dit in 18 daadwerkelijk gehouden vertelkringen. Gastvrouw en/of gastheer nodigde(n) zelf een paar deelnemers uit, en wij kwamen ook met een aantal mensen gekozen uit degenen die zich als verteller of luisteraar hadden gemeld. Zo zorgden we voor een in allerlei opzichten gemengd gezelschap. In deze huiskamers werden de idealen van elkaar wezenlijk ontmoeten, (stukjes) levensverhaal met elkaar delen, en empathisch naar elkaar luisteren, het meest volmaakt bereikt. Hier werd een sfeer van openheid en vertrouwelijkheid bereikt die we niet aantroffen in de buurthuizen of in de bibliotheek. (Weer wel op de basisscholen). Er werden leuke, interessante maar ook heel ontroerende verhalen verteld. We stuitten op allerlei thema’s, waaronder natuurlijk de sterke kenmerken van de stad: ruimte, natuur, water, schone lucht, ervaringen van ‘polderpioniers’, maar ook discriminatie jegens ‘nieuwe’ Nederlanders, verteld door de laatsten zelf, meest moedige en zelfbewuste mensen. Leuk was dat er altijd wel minstens één luisteraar was die ‘aangestoken’ werd en later op de avond toch ook haar of zijn verhaal wilde doen. Ontmoeten met je hart open. Veel bezoekers bedankten ons voor een heel bijzondere avond. V.3.2 Doorstromen Wie dat na een huiskamervertelkring wilde, kon nóg eens komen vertellen, maar dan liefst in buurthuis of bibliotheek, in de aanwezigheid van een videocamera. Zo’n camera, maar ook een audio-opnameapparaat, vormde voor veel mensen een enorme drempel. Het belemmerde het vrije en openhartige vertellen. Anderen sloegen de fase van huiskamerkring over, en kwamen juist rechtstreeks naar NLE, buurthuis, of bibliotheek, om hun verhaal in de aanwezigheid van een cameraman met camera te vertellen. V.3.3 Het kuisen van verhalen Een flink aantal verhalen uit huiskamers hebben we nadien nooit meer zó terug gehoord. Vaak voelden de vertellers (v/m) zelf aan dat het verhaal in een formelere setting aanpassing behoefde, soms gaven wij aan dat men beter dit of dat kon weglaten en zich zou moeten concentreren op deze of die passage(s). Soms ging het om passages die té persoonlijk of te aangrijpend waren om in bredere kring te delen. Tegelijkertijd waren het vaak deze ongekuiste verhalen die ons op het spoor brachten van de geheimen van de verteller en de geheimen van de stad. Wat wil je als verteller nog meer? V.3.4 Tijdnoodperikelen
Hoewel we tevoren een mooie fasering van onze activiteiten hadden gepland, kwamen we in september in tijdnood om al genoemde redenen: vakantie en Ramadan. In die maand waren er nog enkele huiskamervertelkringen, terwijl de vertelkaravaan al door de stad trok, er vertelavonden in buurthuizen waren, en we op twee dinsdagavonden een cursus vertellen in de bibliotheek nog afmaakten. Bovendien waren september en oktober ‘oogstmaanden’ voor Flevo Lacus. Juist in deze laatste maanden van het project moesten nog zoveel mogelijk vertelavonden georganiseerd worden waar vertellers gefilmd konden worden. Maar … diverse leden van de videoclub hadden lang geleden juist hun vakantie in september gepland! Deze bijeenkomsten liepen dus om meerdere redenen door tot en met 20 oktober, toen we al met vertelregisseuse Anne van Delft aan het repeteren waren voor de eindvoorstelling. Het is allemaal min of meer gelukt, en mede dankzij de tomeloze inzet van Flevo Lacus zijn alle verhalen inmiddels te bewonderen op www.hetverhaalvanlelystad.nl, gemaakt en bijgehouden door Marjolijn Bechthold van het NLE. V.4 De Almos-groepen Medewerkers van Bibliotheek Lelystad brachten ons in contact met groepen ‘Allochtone moeders (en grootmoeders) op school’, de zogenoemde Almos-groepen. Deze groepen van vrouwen krijgen op de school van hun (klein)kind(eren) een inburgeringscursus met veel nadruk op Nederlandse taal. De cursus wordt gegeven door vrouwelijke docenten van het ROC. De bibliotheek en haar medewerkers spelen een rol in het geheel, daar lidmaatschap en gebruik van de bibliotheek onderdeel van het programma is. Daar aanwezigheid van Tom tijdens bezoeken aan deze groepen niet gewenst was, bezocht Corry hen, steeds samen met één van de drie vertelassistentes die zich hiervoor hadden aangemeld, alledrie ons bekende vertellers. Hier werden hele mooie verhalen verteld, die stuk voor stuk het leven van deze vrouwen oplichtten. Velen bleken de tijd die voor Lelystad een tijd van neergang, van leegstand en criminaliteit was (ruwweg de jaren tachtig), veel positiever te beoordelen. Het was de tijd waarin niet weinigen hun tweekamerflatje zeshoog in Rotterdam of Amsterdam konden verlaten om in Lelystad een eengezinswoning te betrekken. Een slaapkamer voor de jongens, voor de meisjes, voor de ouders. En de kinderen konden en kunnen veilig buiten spelen. Je hoefde maar uit het raam te kijken, en je zag ze. Ze hadden nu zelfs een voortuintje en een achtertuin. ‘Ja, wij zijn uit de hel van Rotterdam, naar de hemel van Lelystad gekomen!’ Een Marokkaanse vrouw vertelde hoe haar dochter zeer hoog scoorde op de CITO-toetsen, maar toch verwezen werd naar het VMBO. De moeder was op de leerkracht afgestapt. ‘Doe dat toch niet’, had haar man nog gezegd, ‘Ze luisteren niet naar ons!’ Maar ze was gegaan. ‘Een hogere school kan ze niet aan, door afkomst en gezinssituatie’, had de docent gezegd. ‘Dan moet ze er later toch weer af, en dat is erger.’ De moeder gaf het niet op en maakte een afspraak met de directeur. Deze onderzocht de zaak, en zorgde voor een herzien schooladvies. Hij beloofde ook om voortaan zelf een oogje te houden op de adviezen die er na de CITOtoetsen aan leerlingen gegeven zouden worden. Inmiddels zit het meisje in een HAVO/Atheneum brugklas. Van de verhalen van Almos-vrouwen zijn door Corry en haar assistentes samenvattingen gemaakt. Deze zijn weer met de vertellers van de verhalen doorgesproken en zonodig aangepast. Daarna zijn ze met hun instemming op de website geplaatst.
V.5 Cursussen V.5.1 Vanaf het begin waren aparte cursussen voor volwassenen en voor schoolkinderen voorzien. Volwassenen konden zich bij ons aanmelden voor cursussen bij het COS en bij de bibliotheek. V.5.2 Volwassenen op cursus a. In juni gaven we een cursus verhalen vertellen bij het COS. Het COS heeft een programma voor scholen en andere organisaties getiteld ‘Verhalen van ver, dichtbij verteld’. Soms is er een stagiair(e) die dit programma actief begeleidt, vaker doen medewerkers van het COS dit werk erbij. Het idee is dat een school(klas) die aandacht besteedt aan een bepaald land, daarbij een beroep op een spreker (v/m) van het COS kan doen, die dan iets over haar of zijn land komt vertellen, vaak gewapend met platen, kaarten, kleding, cd’s, en allerlei voorwerpen. De poule van sprekers zou kunnen worden uitgebreid als het COS mensen met een cursus over de drempel kan helpen. Het gaat dus niet alleen om verhalen vertellen, al doen juist verhalen het in zo’n les natuurlijk heel goed. Onze cursus bij het COS was dus niet meteen vanaf les 1 gericht op ‘Het verhaal van Lelystad’. Juist de vraag ‘Waar kom je vandaan?’ mocht hier wat meer uitvoeriger beantwoord worden dan in de andere cursussen die we gaven. Verhalen en anekdotes uit de landen van herkomst waren dan ook hartelijk welkom. Verder werd stilgestaan bij presentatietechnieken. Toch kwamen Lelystad en de Nederlandse keuken veel aan bod. Er waren acht cursisten, van wie er twee ook later in het project geparticipeerd hebben. De kwaliteiten van deze vertellers, meest vrouwen, waren hoog. b. Op het aanbod van een cursus (vier avonden) of een workshop vertellen (één dagdeel) in de bibliotheek kwamen vooral aanmeldingen voor een cursus binnen. Voor de eerste les van vier op 16 augustus waren echter maar vier personen te porren. Dat kwam door de vakantie, want toen we één week later begonnen hadden we opeens 16 cursisten, tweemaal het door ons gewenste aantal. Na een plenair begin hebben we de groep steeds in tweeën gesplitst, en ieder een groep voor onze rekening genomen. Ook hier gold dat de deelnemers al ‘iets met vertellen hadden’, natuurtalenten dus. De groep telde 12 vrouwen en vier mannen. Een tamelijk normale verdeling voor allerlei avondcursussen. Driekwart van hen zagen we terug in buurthuis, bibliotheek en/of de eindvoorstelling V.5.3 Leerlingen van basisscholen Voor leerlingen van basisscholen liep het aanbod via Jos Gerritsen, die bij de afdeling Onderwijs van de gemeente verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en begeleiding van ‘Brede Scholen’. Hij was enthousiast over het idee en na ons eerste overleg met vertegenwoordigers van een cluster brede scholen en wijkwerkers schreven we een cursusplan dat we vervolgens ook in andere clusterbijeenkomsten presenteerden. Hierin stelden wij een cursus van vier maal een uur voor, waarin we de kinderen stimuleerden om een stukje familiegeschiedenis uit te zoeken (zie de beginvragen genoemd onder III.1, voor dit cursusdoel wel aangepast) en daarover een kort verhaal te vertellen. Het was dus een combinatie van de vakken geschiedenis en taal, maar dan wel heel praktisch uitgevoerd. Deze cursussen waren nadrukkelijk bedoeld als naschoolse activiteit voor brede scholen. De startdatum van het project (28 mei) was ongunstig in verband met de naderende zomervakantie. Daarom waren we met deze gesprekken al in april begonnen. Veel tijd ging heen met overleg. Soms werd een gepland overleg een maand verschoven. Met name de scholen moesten gewonnen worden voor het idee. Uiteindelijk nodigden twee scholen ons uit de cursus binnen schooltijd te geven, terwijl we in twee buurthuizen begonnen met een cursus als naschoolse activiteit. Vanaf de eerste les vertelden de kinderen waar hun vader/moeder/ouders vandaan kwamen, hoe ze in Lelystad beland waren, en of ze zich hier thuis voelden. En passant leerden we hen
hóe te vertellen aan een groep, en hóe een verteller en een verhaal te beoordelen. In de twee scholen waarin we deze cursus gaven werd deze besloten met een eindvoorstelling voor publiek, in de gymzaal en met muziek ondersteund. Een groot succes. In de buurthuizen liep het minder vlot. In één buurthuis begonnen we met zeven kinderen die zich allemaal schriftelijk en met toestemming van de ouders hadden aangemeld. Uiteindelijk bleven er vier over. In het andere buurthuis kwamen de meeste van de 17 kinderen zonder aanmeldingsformulier binnen, de volgende week was er niemand, mede door een schoolreisje van één van de scholen, daarna zes, en we eindigden met één geschreven verhaal, dat zowel in de FlevoPost als op de website geplaatst werd. We hebben veel geleerd over de plaats van buurthuizen in hun wijk (ook door de latere vertelkaravaan) - deze verschilt van wijk tot wijk - , en over allerlei aanloopproblemen bij het starten van naschoolse activiteiten van brede scholen, teveel om hier op te noemen. V.5.4 Groei van vertellers en verhalen Tijdens de cursussen zagen we de kinderen groeien als vertellers, en de verhalen groeiden mee. Oppervlakkige verhalen werden intenser, emotioneler, èchter, in de loop van de cursus. Andere verhalen werden nogal eens behoorlijk geredigeerd, soms door de kinderen zelf of door ons, soms door de ouders in gesprekken die de leerling thuis met één of beide ouders voerde. Af en toe grepen ouders sterk in in het verhaal. Zo zei een moeder eens tegen haar zoontje: ‘Vertel dat verhaal over mij maar niet. Neem liever het verhaal van je vader!’ Desondanks, juist die gesprekken thuis, waar wij niet bij waren, horen tot de winstpunten van dit project. Het project heeft de nieuwsgierigheid van veel kinderen naar hun eigen afkomst en herkomst sterk geprikkeld. Toen Corry het project toelichtte op een basisschool in de Boswijk, stak een leuke zwarte jongen in groep 6 zijn vinger op: ‘Mevrouw, ik wil graag meedoen, maar ik weet niet of ik wel mag vertellen waar wij vandaan komen …’ Corry: ‘Dat hoef je ook niet te vertellen. Kom maar gewoon, en vertel je eigen verhaal van Lelystad. Hoe vind je het om hier te wonen? Hoe vind je het hier op school? Heb je vriendjes? Wat doe je na schooltijd het liefst?’ Die middag beginnen we met zeven kinderen in buurthuis de Brink. Corry legt iets uit. Er wordt op de deur geklopt. Tom loopt zachtjes naar de deur en doet hem open. Daar staat diezelfde jongen. ‘Mijnheer, ik kom even zeggen …, ik heb het gevraagd, maar ik mag niet meedoen …’ … . V.6 De vertelkaravaan Een leuk idee, maar achteraf ook omstreden, was de vertelkaravaan. Gedurende zes weken toerde een oude schaftkeet uit de beginjaren van de inpoldering, getrokken door een aftandse tractor, door de wijken van Lelystad. Niet dagelijks, maar twee middagen per week van 15 uur tot 19 uur stond de karavaan op een drukke parkeerplaats, bij een buurthuis of (eenmaal) bij een centraal gelegen zorgcentrum. Twintig veelkeurige Chinese vlaggen met wimpels, al van verre zichtbaar, en een groot spandoek ‘Verhalen van Inwoners!’markeerden de plek. Deze vlaggen werden ook al ingezet bij de start in het Stadspark, en opnieuw bij de grote eindvoorstelling in de bibliotheek. Het was steeds prachtig tot warm weer. In de schaftkeet, of buiten onder een boom, kon men haar of zijn verhaal kwijt. Je kon informatie krijgen, met korting lid worden van de bibliotheek, en genieten van een kopje koffie of thee (met dank aan het buurthuis!). We verzamelden een flink aantal anekdotes en een paar verhalen. Let wel, we
rekenen dan ook gesprekken en verhalen in het buurthuis zelf mee, opgedaan op momenten dat er toch niemand bij de karavaan was. Net als de huiskamer was de karavaan laagdrempelig en heel informeel. Sommige bezoekers weten niets eens dat hun anekdotes zich voor eeuwig in onze herinnering hebben vastgezet. En het vlagvertoon betekende iets, onder andere mooie foto’s. Enkele oud-cursisten kwamen voor de gezelligheid langs. De inzet van vijf of zes mensen per middag was wel erg groot voor deze bescheiden effecten. Zie verder onder Evaluatie. VI. EVALUATIE VI.1 Evaluatie Voor het evalueren van projecten bestaan handleidingen en protocollen. Het hele proces vanaf het eerste idee tot en met de afsluiting van het project, ook de doelstellingen, de middelen (waaronder de randvoorwaarden, en de toewijzing van financiële middelen), de uitvoering (inclusief taakverdeling, deeltaken en deelplannen) passeren daarin de revue. Zo’n evaluatie is iets voor een projectteam en de eventuele opdrachtgevers, in ons geval Gemeente en Bibliotheek Lelystad. Die evaluatie moet nog uitgevoerd worden. VI.2 Ontmoeten, vertellen, luisteren In dit artikel evalueren we als coördinatoren en verteltrainers alleen de hoofddoelstelling: ‘ontmoeten rond, vertellen van, en luisteren naar: verhalen verteld door een grote verscheidenheid van inwoners van Lelystad. Hoe werden inwoners aangemoedigd tot meedoen? Voelden zij zich aangesproken? Hebben de onder III genoemde beginvragen gewerkt? Hoe oordelen we over de keuze van de daar genoemde vertelplekken? Een aantal evaluatieve vragen kan de lezer zelf beantwoorden aan de hand van hoofdstuk V, Ontdekkingen & uitkomsten. Hier volgen aanvullende opmerkingen en conclusies. Verdere opmerkingen met een evaluatieve kant staan in hoofdstuk VII. ‘Komt er een vervolg?’ VI.3 Puntsgewijs a. Deelname. Aan onze wens om in vijf maanden tijd zoveel mogelijk mensen en schoolkinderen aan het vertellen te krijgen is ruimschoots voldaan, zie hierboven. Het heeft wel geleid tot bottlenecks en conflicten in de programmering van activiteiten, die vooral in september en oktober overvol was. Flevo Lacus heeft het in die periode, met een overloop tot in december!, veel te druk gehad, en ook wijzelf konden het publieke programma (buurthuizen, bibliotheek, zorgcentrum De Hoven) niet met adequate publiciteit omringen. Alleen de aankondigingen in de onvolprezen FlevoPost bleken onvoldoende om meer publiek tot komen te bewegen, heel anders dus dan bij de besloten huiskamervertelkringen. De groepen, vertellers plus publiek, bestonden uit soms maar zeven personen, met maxima voor de Brink (17, inclusief twee kinderen) en twee van de vier vertelavonden in de bibliotheek (ongeveer18 respectievelijk 24 personen). De overige bijeenkomsten zaten qua aantallen daartussen in. Het waren dus niet echt drukbezochte open vertelavonden voor de hele wijk. Een les is om het projectteam zo mogelijk uit te breiden met een publicist/PR-functionaris (v/m). Maar de oorzaak kan ook dieper liggen. b. Het op videofilm vastleggen van vertellers. De tweede doelstelling van deze avonden werd wel bereikt: Bijna alle vertellers werden gefilmd, de beelden geëdit en van extra illustratieve beelden voorzien, en op de website geplaatst. Niet altijd was een filmer van Flevo Lacus beschikbaar. Eén van ons (Tom) heeft in een aantal gevallen zelf gefilmd, maar met bedroevend resultaat. Soms zonder geluid, dan weer sprong de camera op stand-by terwijl hij door had moeten filmen, dat soort dingen. Vaak kwam dit omdat we beiden, dus ook Tom, ook nog andere dingen moesten regelen terwijl de camera liep (of moest lopen). Kortom: laat
verteltrainers trainen en begeleiden, en zoek altijd een aparte cameravrouw of –man om permanent de camera te bedienen. c. De huiskamervertelkringen: leeftijden van deelnemers. De vertelkringen zijn een gouden greep gebleken. Hier speelden zich interessante en ontroerende ontmoetingen af, en ook werd veel gelachen. We hebben bewust gemikt op de aanwezigheid van jong en oud, vrouwen en mannen, ‘oude’ en ‘nieuwe’ Nederlanders, en dat is goed gelukt, weliswaar de ene keer beter dan de andere, maar zo precies komt dat mixen nu ook weer niet. Wat verstaan we hier onder jong? Als 60-plussers denken we aan dertigers en veertigers. Die kwamen we dan ook tegen in het project. Tieners nauwelijks, twintigers sporadisch. Is vertellen iets voor mensen met een zekere levenservaring? Maar waarom waren dan de leerlingen van basisscholen over het algemeen zo enthousiast? Mogelijk dat je de genoemde leeftijdsgroepen op speciale manieren moet benaderen. Zoals we nu extra ons best deden vooral ook ‘nieuwe’ Nederlanders bij het project te betrekken. Of ging het op scholen alleen maar zo goed omdat de cursus deel van het lesprogramma gemaakt werd? Als dat zo is, dan zou je de middelbare schooljeugd wellicht ook via aantrekkelijke lessen kunnen bereiken. d. Twee basisscholen. Op de twee bezochte basisscholen was dit project een uitstekend middel om eenvoudig onderzoek naar de familiegeschiedenis van de leerlingen te combineren met allerlei taalvaardigheden en presentatietechnieken. Een groot goed is ook dat leerlingen elkaar door de verhalen beter leren kennen, en vanzelf begrip krijgen voor de rijkdom van al die gevarieerde achtergronden: die leveren immers mooie verhalen op! (Soms ook trieste). Er moet veel tijd genomen worden om eventuele vertelplannen met de scholen of met de groep verantwoordelijk voor naschoolse activiteiten door te spreken. Misschien is een eerste contact aan het begin van het schooljaar aan te bevelen. (voor het nu begonnen schooljaar 2006/2007 is dat al niet meer mogelijk.) e. Vertelcursus als naschoolse activiteit? De planning en organisatie van een breed palet van naschoolse activiteiten van ‘Brede scholen’ verkeert in Lelystad nog in de pioniersfase. We kregen ‘wat dat betreft met allerlei ‘kinderziekten’ te maken. Een volgende keer zijn die mogelijk te vermijden. Veel hang af van hoe serieus de ouders èn de leerkrachten van de basisscholen deze activiteiten nemen. (Enthousiasmering en ‘recrutering’ van leerlingen voor deze activiteiten loopt via de klassedocenten). f. Tijdens en/of na schooltijd? In principe kunnen deze cursussen zowel binnen een school als na schooltijd in een buurthuis gegeven worden. Maar als een school van een BredeScholencluster de cursus in de school haalt, verkleint dat de kans op een naschoolse activiteit in dezelfde wijk. g. De open vertelavonden. De open vertelavonden in buurthuizen en bibliotheek (en de – middag in een zorgcentrum) trokken weinig publiek. Het waren eigenlijk vertelkringen, met dien verstande dat de omgeving wat zakelijker was (een lokaal of vergaderzaaltje), en dat de vertellers gefilmd werden. Wellicht kunnen dit soort avonden meer in overleg met het buurthuisbestuur belegd kunnen worden. Misschien dat wanneer zo’n avond onderdeel van buurthuisprogramma is, het buurthuisbestuur via haar eigen kanalen ook meer publiek kan aantrekken. Zeker is dat niet, want de binding tussen buurthuis en wijkbewoners is lang niet altijd sterk. Opvallend was wel dat zodra de bibliotheek de open vertelavond in eigen huis beter adverteerde (de laatste twee van vier zulke bijeenkomsten) er ook meten meer publiek kwam, dat ook nog eens beduidend meer ‘nieuwe’ Nederlanders omvatte. We concluderen dat
Bibliotheek Lelystad een ongeëvenaard potentieel heeft als laagdrempelige ontmoetingsruimte. h. De vertelkaravaan. De vertelkaravaan eiste veel tijd van veel mensen. Per middag waren twee tractorchauffeurs tweemaal een klein uur in touw. Er was een medewerker van de bibliotheek (soms twee die elkaar aflosten) die algemene informatie verstrekte, en wij waren er aanvankelijk beiden. Later gingen ook wij elkaar aflossen. Dat is een (te) hoge inzet van mensen, zeker ook als je bedenkt dat de aanloop tegenviel. Eén verteltrainer, twee tuinstoelen en een parasol, plus een spandoek en een aantal vlaggen, had ook gekund. Of ook per fiets de buurthuizen bij toerbeurt bezoeken om kennis te maken met bestuursleden en vrijwilligers, en te vragen naar ‘mooie verhalen’. VII. KOMT ER EEN VERVOLG? VII.1 Tien mogelijke vervolgen Er zijn verschillende vervolgen denkbaar. Met name de gemeente Lelystad (waaronder ook het netwerk Brede Scholen), Bibliotheek Lelystad, de participanten COS, NLE, en de ROCdocenten van de Almosgroepen, zouden kunnen bezien wat ze afzonderlijk of samen met verhalen vertellen kunnen doen om bepaalde doelen te bereiken. Dat hoeft vaak niet veel te kosten, soms helemaal niets, en het hoeft ook niet allemaal door de bibliotheek centraal gecoördineerd te worden. Duidelijk is wel dat de Bibliotheek haar taken breder zou kunnen definiëren, en wellicht vaker ook als meedenker, facilitator en ontmoetingsplaats kan fungeren. Sommige activiteiten kunnen met weinig kosten gerealiseerd worden, voor andere zal subsidie gezocht moeten worden. VII.2 Een eerste taak moet zijn om die mensen die nu enthousiast geraakt zijn over het zelf vertellen van verhalen vast te houden vertelmogelijkheden te scheppen. VII.3 Een maandelijkse muzikale vertelavond in de bibliotheek kan helpen het enthousiasme van een soort open kerngroep te behouden. Daarbij kan ook de schat aan wereldverhalen die de bibliotheek herbergt aan het licht gebracht worden. Zo’n activiteit zou wellicht ook meer ‘nieuwe’ Nederlanders doen kennismaken met de bibliotheek. VII.4 Is er in Lelystad plaats voor een tweede permanente huiskamervertelkring? Ook dit is een initiatief dat weinig of niets kost, maar wel een enorme praktische training voor acht tot twaalf amateur-vertellers zou betekenen. VII.5 De docenten van Almos-groepen kunnen veel zelf doen. Sommigen kennen de levensverhalen van hun cursisten in detail. Dat wijst op grote betrokkenheid en tijd om te praten. Andere docenten waren verbaasd hoeveel informatie over de levens van cursisten die twee bezoekende verteldames met hun simpele beginvragen wisten los te krijgen. En het was nog leuk ook. Geen ondervragingen à la IND. Die aanpak, eigenlijk een goed uitgedachte manier om een kennismakingsrondje te maken, kunnen sommige docenten wellicht overnemen. En anders toch maar via de bibliotheek een verteller of begeleider zoeken. Hoe dan ook, wat een bijzondere verhalen ontvang je als cadeau! Met zoveel mensen uit andere landen en culturen biedt Lelystad een prachtomgeving voor het verzamelen van verhalen uit de hele wereld. Ook hieraan kunnen Almos-groepen een bijdrage leveren. En waarom van die verhalen geen boekje gemaakt? Misschien kunnen sommige deelnemers van Almos-groepen na verloop van tijd ook doorverwezen worden naar andere vertelactiviteiten. VII.6 Brede (basis)scholen kunnen zelf bespreken of ze iets willen met verhalen vertellen. Zowel de gemeente als de bibliotheek zijn ieder op hun eigen wijze bij de Brede scholen betrokken. Laat het initiatief maar bij de ‘clusters’ vandaan komen, eventueel na het doen van lichte suggesties. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen reageren op de dvd die Flevo Lacus van de eindvoorstelling op één van de twee bezochte scholen gemaakt heeft, of op een mondeling
verslag van ons. Het verhalen vertellen (door kinderen) op basisscholen moet niet per se altijd aan ‘Lelystad’ gekoppeld worden. Verhalen zoals ‘Mijn opa in de oorlog’ (dat één kind zo graag wilde vertellen, verhalen uit andere landen, dierenverhalen, enzovoort, bieden ook veel mogelijkheden tot taalverwerving en presentatietechnieken. VII.7 We zijn veel oudere ‘polderpioniers’ tegengekomen. De lijst met namen die we als vertellers al hadden van deze groep inwoners, is flink uitgebreid. Deze inwoners hebben veel te vertellen over de totstandkoming van de Flevopolders en Lelystad. Het ligt onzes inziens op de weg van het NLE om het initiatief te nemen tot de vorming van een Historische Vereniging Lelystad. Onder de doelen van zo’n vereniging zou ook het vertellen en vastleggen van verhalen kunnen worden opgenomen. VII.8 Een uitdaging voor Lelystad blijft het werken aan een multiculturele (of interculturele) samenleving. Er wordt nog heel veel langs elkaar heen geleefd. Er heersen nog heel veel vooroordelen. Elkaar verhalen vertellen, en daar samen naar luisteren, is één van de manieren om scheidslijnen te overbruggen en om vrienden (v/m) te maken. Het COS-programma ‘Verhalen van ver, dichtbij verteld’ verdient onzes inziens versterking. Als wij goed zijn ingelicht, bespreken gemeente en bibliotheek mogelijkheden om na dit eerste project opnieuw iets met verhalen vertellen te gaan doen. Wij denken dan ook aan het hier aangeduide ‘werkveld’. VII.9 Nu we het over gemeente en bibliotheek hebben: het zou heel goed zijn eens een inventarisatie te maken van stedelijke vertelprojecten elders in Nederland/Europa/de wereld. Dat zou, om met Dick Scheepstra te spreken, een aantal ‘best practices’ kunnen opleveren. VII.10 Hierboven staan een aantal voor de hand liggende initiatieven. Of daar iets komt? Informeer te zijner tijd maar eens bij Bibliotheek Lelystad! VIII. MEER INFORMATIE? In dit korte bericht konden lang niet alle ervaringen en inzichten verwerkt worden, laat staan de honderden verhalen. Hier volgen wat tips voor meer informatie. 1. Website. Veel informatie is te vinden op de website van dit vertelproject: www.hetverhaalvanlelystad.nl. Daar vindt men ook vele tientallen gefilmde vertellers, zowel volwassenen als kinderen, en ook vele door ons ontvangen en geredigeerde geschreven verhalen. 2. Dvd. Videoclub Flevo Lacus heeft een indrukwekkende en kleurrijke dvd over het hele project gemaakt, waarop ook 16 verhalen uit de eindvoorstelling te zien en te horen zijn, plus enkele verhalen van kinderen. Deze dvd kost € 9,90 plus € 1,60 verzendkosten, en kan besteld worden bij Bibliotheek Lelystad. Het e-mailadres is:
[email protected] De oplaag is 1000, dus wees snel. 3. Vragen over dit project kunt u richten aan directeur Jan Gommer of PR-medewerkster Johanna van Dijk van Bibliotheek Lelystad. 4. Vragen over dit artikel, over verhalen vertellen en vertelcursussen kunt u rechtstreeks stellen aan ons. Adressen • Bibliotheek Lelystad, Stadhuisplein 10, 8232 ZX Lelystad, tel. 0320-249200. Zie ook het e-mailadres hierboven. De bibliotheek heeft ook een website: www.bibliotheek.nl/lelystad • Corry Kistemaker & Tom Draisma, Liemers 22, 8245 BP Lelystad, tel. 0320-219100. E-mailadres:
[email protected]. Een kleine homepage over ons is te vinden op www.vertellen.com, de website van de landelijke Stichting Vertellen.