o pi n i e René Moelker & Michelle Schut Dr. R. Moelker is als universitair hoofddocent Krijgsmacht en Omgeving verbonden aan de Nederlandse Defensieacademie. Drs. M. Schut is cultureel antropoloog en verricht onderzoek naar militaire culturen.
Politie- en strijdkrachtorganisaties lijken te convergeren. Militairen worden steeds vaker ingezet in conflicten ‘tussen de mensen’ en veel minder vechten militairen tegen mensen (Smith, 2005) en daarbij wordt hun taak in bepaalde opzichten meer politioneel. Dit suggereert dat ook de organisatieculturen van politie en krijgsmacht dichter tot elkaar komen. Cultuur volgt niet noodzakelijkerwijs organisatie, maar het is duidelijk dat organisatie en cultuur verbonden zijn en zonder adequate symbiose kan geen van beide succesvol zijn in operationele omstandigheden. Vanuit het oogpunt van de strijdkrachten worden moeilijkheden bij het verwerven van een hybride operationele cultuur (Salmoni en Holmes-Eber, 2008), de manieren van denken, voelen en doen, niet gemakkelijk overwonnen.
Convergerende Culturen?
Over de mogelijkheden van een hybride politie- en krijgsmachtcultuur Carré 3 - 2010 pagina
006_CA03.indd 6
24-2-2010 7:57:05
In dit artikel ligt de focus op het complexe probleem van het verwerven van politionele cultuuraspecten door de krijgsmacht. In de tweede paragraaf worden de culturele verschillen tussen strijdkrachten en politie beschreven. In paragraaf drie zijn de hedendaagse operaties van de strijdkrachten het centrale onderwerp. Bepalend voor de manier van werken is de nabijheid van het werk van militairen ten opzichte van de lokale populatie. Hoe de strijdkrachten proberen culturele competenties te verwerven om om te gaan met deze nabijheid wordt besproken in paragraaf vier. In de laatste paragraaf wordt de conclusie getrokken. Culturele verschillen
Het beschrijven van culturele verschillen tussen strijdkrachten en politieorganisaties kan alleen oppervlakkig en ruw. Het kan alleen uitgaan van ruwe ideaal-typische benaderingen, conceptualisaties die bewust ontworpen zijn om van de werkelijkheid af te wijken, maar tegelijkertijd de kans bieden om de betekenisstructuur van cultuur te vatten. Het vergelijken van politie en strijdkrachtencultuur is niet altijd gemakkelijk door de vele verschillen tussen naties en zelfs tussen de subculturen die bestaan binnen de organisaties, of politiekorpsen van verschillende steden. Agenten op de straat zijn anders dan managementagenten. Binnen de krijgsmacht verschillen land-, lucht- en zeemacht wezenlijk van elkaar. In feite ontwikkelt elke eenheid zijn eigen subcultuur. Zowel de politie als de strijdkrachtorganisaties hebben het staatsmonopolie op geweld en worden gezien als masculiene beroepen. In beide organisaties worden vrouwen ondervertegenwoordigd en is mannelijkheid onderdeel van de cultuur. Een deel van de humor is soms een beetje ruig, cynisch, enzovoorts en soms ten nadele van de collega’s. Taal is vaak seksueel getint. Een pistool wordt geassocieerd met het mannelijke geslachtsorgaan en naar een balk, gebruikt voor oefeningen, wordt gerefereerd als ‘mannelijk’. Het verschil tussen de twee organisaties ligt in de koers van het gebruik van geweld. Geconfronteerd met geweld zal de politie, mannen of vrouwen sturen die goed zijn in het de-escaleren van geweld, die verbaal sterk zijn en die weten hoe ze zich uit problemen moeten praten, hoe te bemiddelen en hoe op te treden bij het oplossen van conflicten. Strijdkrachten zullen, bij confrontatie met geweld, mensen inzetten die in staat zijn te functioneren. Zij moeten fit zijn om te vechten, maar ook in staat om op sociale missies te gaan, in de buurt te patrouilleren en te praten met lokale bewoners. De onderscheidende parameter hier is nabijheid. Militairen gebruiken vaak geweld op afstand, terwijl politiefunctionarissen veelal in de nabijheid van de geweldsplegers proberen te de-escaleren. Voor agenten is het veiliger om te onderhandelen en te bemiddelen dan om een wapen te gebruiken. Natuurlijk zijn er ook grote verschillen onder politiefunctionarissen die variëren van de typische bobby of traditionele politieagent met de ‘platte pet’ tot het type van de centurion of Dirty Harry die met geweld het gezag oplegt aan de burgerij (Reiner, 2000: 131). Cohesie blijkt ook een karakteristiek van beide organisaties, maar toch zijn er verschillen. Politieagenten
Zowel de politie als de strijdkrachtorganisaties hebben het staatsmonopolie op geweld staan hun collega’s bij (Van der Torre, 2007: 500) en dekken elkaar soms, in dat geval demonstreren zij solidariteit die ook reflecteert in een sterk gevoel van ‘wij politiemannen’ tegen ‘die burgers’ of ‘die politici’. Maar in feite is het individualisme de dominante cultuurtrek bij de politie (Punch et al., 2000). Politieagenten zijn individueel verantwoordelijk voor hun acties. Wanneer iets fout gaat, kunnen zij assistentie vragen, maar in beginsel moet een agent de problemen zelf kunnen oplossen (misschien geassisteerd door een buddy, de politie werkt immers vaak in tweetallen). Militairen werken zelden individueel en cultiveren een sterk collectiviteitgevoel, soms esprit de corps genoemd wanneer er gerefereerd wordt naar militaire eenheden en cohesie in het geval van kleinere units (Boer, 2001). Het sterke onderscheid tussen ‘ons’ versus ‘de burgers’ dat soms ook leidt tot misplaatste loyaliteit, cover ups, wegmoffelen van zaken die het daglicht niet kunnen velen, enzovoorts, komt hiermee overeen. In the infantry, they take care of their own is een openingscitaat van een artikel van Winslow (1998) dat deze donkere zijde van cohesie benadrukt. Misplaatste loyaliteiten waren belangrijk in deviant gedrag van Canadese vredesbewaarders in Somalië. Hetzelfde fenomeen is bekend in de politiecultuur. Met betrekking tot hiërarchie en discipline zijn een aantal iconische verschillen merkbaar. Politieorganisaties staan erom bekend in beginsel egalitair te zijn (Van der Torre, 2007: 497). In sommige landen is er een sterk onderscheid tussen politieofficieren en andere rangen, terwijl in andere landen er meer mogelijkheden zijn om op te klimmen van de laagste naar de hoogste rang, omdat elke politieagent onderaan moet beginnen. Maar wanneer politieagenten zich op straat bevinden, hebben zij allemaal dezelfde arbeidsvoorwaarden die inter-persoonlijke relaties gelijkwaardig maken. Op straat heeft elke agent een hoge mate van professionele autonomie: policy implementation in the end comes down to the people who actually implement it (Lipsky, 1980). Hiërarchie en discipline nemen in de krijgsmacht een voorname plaats in. Soms wordt discipline het doel in plaats van het instrument voor het uitoefenen van het beroep. Doelverschuiving kan gebeuren in de strijdkrachten, als discipline en hiërarchie bijna heilige karakteristieken van de organisatie worden gemaakt. Vanuit studies in militaire academies concludeert Soeters (1997) dat deze karakteristieken onderdeel uitmaken van socialisatieprocessen van cadetten voor ten minste dertien landen. Tegengesteld aan de iconische verschillen bestaat er een onderliggende bureaucratische logica die zowel de politie als strijdkrachten delen. Voor geüniformeerd personeel en voor bureaucraten in het algemeen, is het veilig om zich te houden aan de regels en zich te verschuilen achter de formele hiërarchie. Als er een schietincident plaatsvindt - en dit geldt voor beide organisaties - dan wordt de schutter aan een onderzoek onderworpen
Carré 3 - 2010 pagina
006_CA03.indd 7
24-2-2010 7:57:13
De Taliban uitnodigen voor de thee!
voor wat betreft het volgen van de juiste procedures. Als onderzoek uitwijst dat de regels niet gevolgd werden, ligt de schuld bij de functionaris die zwaar gestraft kan worden. Deze wetgeving betreffende geüniformeerde beroepen verhoogt risicovermijdend gedrag. Aangaande leiderschapsstijlen is het bovenstaande ook relevant. Vaak genoemd is de bottum-up stijl voor de politie in contrast tot de top-down stijl van de krijgsmacht (Haltiner, 2003; Easton, 2001). De strijdkrachten passen leadership by objectives en commanders intent toe (Haltiner, 2003; Easton, 2001), maar niettemin is bevelsuitgifte topdown georiënteerd. In de praktijk is onafhankelijk gedrag en besluitvoering de norm in de politieorganisatie, terwijl het in de strijdkrachten uitzonderlijk is en enkel beperkt tot situaties waarin superieuren niet kunnen worden geraadpleegd. En zo neigen strijdkrachten naar een directe leiderschapsstijl, terwijl politieorganisaties delegatie en coaching (van een afstand) voorstaan. De nabijheidparameter is de dominante factor. De afstand tussen politie en samenleving is kleiner dan de afstand tussen strijdkrachten en samenleving. Beide organisaties hebben een solide basis van legitimiteit nodig, maar de militair claimt daadwerkelijk een bepaalde afstand om hun diensten te kunnen vervullen (Boene, 1997). De grotere afstand ten opzichte van de samenleving wordt geïllustreerd door de karakteristieken van de totale institutie die ondanks de stijgende openheid van de organisatie nog steeds aanwezig zijn. Paradoxaal genoeg, kijkend naar de kleinere afstand, is de bekendheid van de politie als meer cynisch en wantrouwend naar het publiek (die potentiële overtreders zijn) (Punch et al., 2001: 265), terwijl cynisme en wantrouwen binnen de strijdkrachten innerlijk gericht is (Kloet, van der, 2005). De dominante culturele spreekwoordelijke reactie is ‘vertrouwen is goed, controle is beter’. In hedendaagse operaties hebben militairen nauw contact met burgers, internationale militaire partners en NGO’s, enzovoorts, wat de kwestie ‘vertrouwen’ net zo belangrijk maakt als onder politieagenten. De Taliban uitnodigen voor de thee!
De internationale gemeenschap zet militairen in voor politietaken in landen ver weg. Het verschil met reguliere politie is natuurlijk de bredere context van counterinsurgency die is vermengd met staatsopbouw en het beheer van de openbare orde. De strijdkrachten moeten zowel vechten als de openbare orde handhaven, waarbij
de verschuiving van Defense, Diplomacy naar Development steeds meer een politionele mind set vereist. De cultuur zal overwegend militair blijven, maar het moet sommige elementen van de politiecultuur incorporeren. We weten ondertussen op basis van diverse studies dat uitsluiting één van de hoofdoorzaken van intrastatelijk conflict is en daarom is het van belang om etnische groepen te betrekken bij staatsvorming (Fearon et al.,2003;Wimmer et al., 2009). Met name de Pashtun, de etnische groepering die een vrijhaven biedt voor de Taliban en die nog steeds verbonden is met Al-Qaida, moet betrokken worden bij de wederopbouw. Operaties worden daarom niet alleen gevochten met traditionele wapens, maar met begrip en empathie als wapens. Zoals de politie zullen de strijdkrachten contact moeten leggen met de samenleving. De Nederlandse senior officieren Vermeij en Soldaat (2007: 65) definiëren de Centre of Gravity van de operaties in Afganistan als acquiring the trust of the Afghan population. Met het gebruik van de term centre of gravity verklaarden de kolonel en luitenant-kolonel, die terugkwamen van hun Afghaanse missie in oktober 2006, de hearts and minds-operatie als voornaamste succesfactor in het bereiken van militaire, politieke en maatschappelijke doelen. De opgaaf assisting the Government of Afghanistan in building its capacity, authority and influence by prioritising and synchronising reconstruction and development programs with security operations, with full engagement of ANSF, in order to set the conditions for a secure and stable Afghanistan (Vermeij en Soldaat, 2007: 63) kan alleen worden gerealiseerd door de steun van de lokale populatie te winnen. De Nederlandse filosofie om harten en geesten van de lokale populatie te winnen en dus mee te helpen aan veiligheid, wordt soms de Dutch Approach genoemd. Deze benadering betracht terughoudendheid in het gebruik van geweld. Het is bedoeld om totale professionele militaire capaciteiten te laten zien, terwijl het gebruik van geweld alleen een laatste redmiddel is. Het is de bedoelding harten en geesten te winnen door het reconstrueren van de maatschappij, door de methode van Smile and Wave, en door de mogelijkheid om lokale orde kwesties over te laten nemen door de lokale autoriteiten zelf. De Nederlanders dragen geen spiegelende zonnebrillen, om de Afghaanse populatie niet aan de Russen te herinneren. Ze proberen, indien mogelijk, lopend of zelfs fietsend te patrouilleren, dragen minimale beschermende kleding en wanneer zij rijden gebruiken zij voertuigen met open dak of licht gecamoufleerde auto’s, die de militairen zichtbaar maken. De Britse krant The Times omschreef het Nederlandse militaire doel als beating the Taleban by inviting them round to tea (Page, 2007). In feite lijkt, inviting the Taleban round to tea, erg op community policing. Het verwerven van culturele competenties
Voor de strijdkrachten is het niet gemakkelijk om een mentaliteit te verwerven die dichterbij de politionele aard van de nieuwe taken en missies ligt. Het moeilijkste aspect is het leggen van contact met burgers. Veel eenheden slagen hier niet goed in, zeker niet wanneer het gaat om moslimculturen. Soms getuigt de houding van
Carré 3 - 2010 pagina
006_CA03.indd 8
24-2-2010 10:52:11
militairen van een uitgesproken culturele insensitiviteit. Een Amerikaanse militair van de Fourth Infantry Division uitte zich tegenover journalisten wel heel ongevoelig; the only thing these sand niggers understand is force and I’m about to introduce them to it (Brown: 2008: 445). Als militaire eenheden beseffen dat hun operationele succes afhangt van intensief contact met de lokale bevolking, dan hebben zij meestal ook een positievere houding ten aanzien van het verwerven van culturele competenties. Tegenwoordig hebben de meeste defensieonderdelen in de wereld trainingsmodellen en trainingscentra opgezet voor culturele competenties. Kennis van de lokale gewoontes en oefeningen waarin respectvol gedrag ten opzichte van de lokale bevolking getoond wordt, bijvoorbeeld bij wegversperringen, maken onderdeel uit van de training (Gooren, 2006; Ooink, 2006; McFarland, 2005). Vele krijgsmachten hebben dorpen gebouwd voor simulatie en rolspelen, waardoor de troepen, die zich voorbereiden op een missie, zo dicht mogelijk bij de realiteit kunnen trainen. Rolspelers zijn, indien mogelijk, gerekruteerd vanuit vluchtelingengemeenschappen of Nepalese Ghurkha’s, zodat de scenario’s geloofwaardiger worden. Fragmenten uit het Britse journaal 1) tonen bijvoorbeeld een simulatiemodel van een Afghaans dorp waar dorpelingen de marktplaats bevolken. De militairen patrouilleren door de straten en interacteren met de lokale bevolking, die natuurlijk hun rol spelen en moeilijkheden veroorzaken die de militair vervolgens moet zien op te lossen. Militairen begroeten dorpelingen, participeren bij een shura en krijgen naderhand te horen van Afghaanse trainers en culturele adviseurs wat zij goed en fout deden. Ook Amerikanen, Nederlanders, Duitsers enz. bereiden zich op deze wijze voor op uitzendingen. Zo is de U.S. Marine Corps University de eerste instelling die een studieboek gepubliceerd heeft over de Operational Culture for the Warfighter. Dit boek werd voor militairen geschreven door de antropologen Barak Salmoni en Paula Holmes-Eber (2008) en wijst hen, in een voor hen begrijpelijke taal, op de complexiteit van conflict in een vreemde cultuur. Het boek geeft gereedschap voor adequaat gedrag en dient als een bruikbare introductie. Op deze manier proberen strijdkrachten door training en educatie een brug te slaan tussen militairen en inheemse groepen in conflictregios. Toch is het doel van de training en ook het niveau wat in deze training gehaald moet worden niet direct helder. Dat geldt ook voor de effectiviteit van cursussen en trainingsinspanningen. Maar de militairen leren snel door de methode van trial and error. Dat blijkt uit verschillende wetenschappelijke studies (zo is er o.a. een Oostenrijks-Duitse publicatie van Krysl, 2007 en zijn er verschillende conferenties georganiseerd in Shrivenham (Defence Academy of the UK, 2008; 2009)). Voorbereidingen, in de meeste landen, voor missies gestart in 2006 of eerder, zijn afgeleid van de cultural awareness programma’s, die rolspellen, informatie en bezoeken naar een moskee inhielden. Maar deze programma’s zijn niet afdoende voor het bereiken van bekwaamheid in culturele competenties. De aanpak, ondanks goede intenties, blijft teveel cognitief, teveel gebaseerd op voorgekookte receptuur (doe dit, en
doe vooral dat niet), en biedt weinig mogelijkheid voor overdracht (transfer), wat betekent dat de vaardigheden die aangeleerd zijn niet noodzakelijkerwijs overdraagbaar zijn van de ene situatie naar de andere: locking culture learning into a systematized straitjacket will force learning targets into sterile abstractions of the lowest common denominator (Salmoni & Holmes-Eber, 2008: 266). Cultural Awareness Training paste niet goed in de militaire cultuur, omdat het teveel geassocieerd werd met het doel van culturele sensitiviteit, een term bearing connotations of softness and effeminacy (Brown, 2008: 444). Er is dus wel een bepaalde weerstand tegen cultuurtrainingen die overwonnen moet worden (Salmoni& HolmesEber, 2008: 264). Gedragswetenschappers, antropologen, politicologen maar ook counterinsurgency deskundigen als Kilcullen en Nagl bevelen een meer totale benadering aan, die verder gaat dan de cultural awarenes trainingen, zoals de culturele competentie benadering die gedefinieerd is als the ability to quickly and accurately comprehend, then appropriately and effectively engage individuals from distinct cultural backgrounds to achieve the desired effect (Selmeski, 2006: 12). Militairen die deze benadering toepassen zullen adequaat reageren op culturele ontmoetingen in Afrika, het Midden-Oosten of Azië. Het veronderstelt kennis, begrip, bewustzijn, en een bereidheid om te reflecteren op one’s own position in relation to the other (Kamorski, 2006: 4). Bij culturele intelligentie heeft het individu de capability to adapt effectively to new cultural contexts (Selmeski, 2006: 2). Het belang van cross culturele competenties dient het doel van de militaire opdracht, want Operational Culture focuses on the ways to understand, plan for, and operate in those cultures to which Marines may have to adapt. (Salmoni en Holmes-Eber, 2008: 246). Ondanks dat de trainingen nuttig zijn, ligt wellicht het ambitieniveau van de cursusdoelen te hoog! Immers, soms zijn voor het trainen van crossculturele competenties slechts twee dagen beschikbaar. Het is niet goed mogelijk deze trainingsdoelen te behalen in korte cursussen die ook moeten wedijveren met mine awareness, survival, physical fitness en combattraining. Daarom zou de training niet alleen verschillende niveaus, zoals cognitief, affectief en gedrag (weten, voelen, doen), moeten behandelen, maar ook wat meer uitgespreid moeten worden over de tijd. Ooink pleit in zijn boek The Cultural Backpack (2009: 79-85) voor een crosscultureel trainingsmodel gebaseerd op vier fasen. Gedurende de initiële fase zouden de nieuwe
Noot: 1. http://www.youtube . com/watch?v=jLr2kkSBIGk accessed 17 october 2009.
Het is de bedoelding harten en geesten te winnen.
Carré 3 - 2010 pagina
006_CA03.indd 9
24-2-2010 7:57:34
rekruten bij binnenkomst van de militaire organisatie moeten leren over cultuur in het algemeen, waarbij zij culturele competentie en culturele intelligentie moeten verwerven. Gedurende de voorbereiding op uitzending moeten groepstrainingen en rollenspelen het cultureel bewustzijn en de competenties versterken. Bovendien kunnen de cursusorganisatoren, tijdens Missie Georiënteerde Trainingen, de specifieke kenmerken van de cultuur van uitzendgebied nader toelichten. In de uitzendfase kan een culturele adviseur de troepen coachen in bewustzijn en culturele intelligentie. In de fase van re-deployment moeten de lessen die geleerd zijn, worden toegepast. Militairen kunnen reflecteren op hun ervaringen en moeten hun houdingen, gevoelens en gedrag aanpassen aan toekomstig werk. Ervaringen en lessen die geleerd zijn kunnen ook gebruikt worden om de volgende rotatie te trainen. Discussie: Effectiviteit en ideeën voor verbetering!
Ondanks alle goede intenties, ondanks recente veranderingen in de Amerikaanse doctrine en ondanks alle verbeteringen met betrekking tot culturele training, is het te weinig, te laat en soms kunnen de effecten van trainingen zelfs kwaad doen. Wanneer militairen cultuurtrainingen ter voorbereiding op uitzending ondergaan, stijgen de verwachtingen over interculturele contacten en tonen zij positievere houdingen, maar soms valt de realiteit tegen en heeft de militair, na zijn uitzending, een attitude die minder gunstig is. Dat is wat Ooink ontdekte in zijn onderzoeken (2006; 2008) over de effectiviteit van de Cultural Awareness Training. Verklaringen daarvoor zijn drieledig. In de eerste plaats, zoals voorgesteld door Ooink (2008), zouden de voorbereidingen verspreid moeten worden door de tijd. Zoals boven vermeld zou het moeten beginnen gedurende de initiële militaire educatie, gevolgd door intense en missie relevante training die de militair voorbereidt op uitzendingen, tijdens de uitzendingen zou coaching moeten plaatsvinden, en achteraf moeten lessen die geleerd zijn een integraal onderdeel van een nieuwe leercirkel worden. Ten tweede is de minder gunstige attitude te verklaren omdat deze deel uitmaakt van een patroon dat bekend is als Hofstedes acculturatie curve (Hofstede en Hofstede, 2005: 324) of Wunderle’s cultural awareness and expectation management (Wunderle, 2006). Elke relatie (bijvoorbeeld een relatie tussen twee geliefden) begint men met de euforische honeymoon phase waarin verwachtingen hoog zijn. Na een tijd – wanneer de vlinders zijn gevlogen – kan de realiteit een deceptie inhouden, wat kan leiden tot teleurstelling en frustratie. De relatie kan op een laag pitje staan gedurende deze fase. Later herwaardeert men deze ervaringen, goede en slechte aspecten van de relatie worden hergeëvalueerd en de relatie stabiliseert uiteindelijk op een niveau van tevredenheid, zelfs wanneer dit niveau nooit zo hoog kan zijn als tijdens de waardevolle huwelijksreisfase. Ten slotte hangen attitudes sterk af van het type werk dat de militairen doen gedurende hun missie. Hoe meer het werk lijkt op ‘community policing’, hoe nauwer het contact is tussen militairen en de lokale bevolking, des te meer
militairen profiteren van de culturele trainingen en hoe positiever hun houding is tegenover de lokale bevolking. In een hoogrisico missie zoals Afghanistan, is de taak van de grootste groep militairen force protection. Of zij blijven in het kamp en geven beveiliging, of zij zijn verwikkeld in gevechten met de vijand, die niet altijd volgens de regels van de reguliere oorlogsvoering speelt. Slechts een klein percentage militairen is daadwerkelijk betrokken bij wederopbouw, in civiel-militaire samenwerking, in Provinciale Reconstructie Teams of bij het trainen van lokale politieagenten of lokale militairen. Coen van den Berg en Richard de Ridder (2010) vonden belangrijke verschillen tussen twee groepen in hun houdingen tegenover de lokale bevolking. Gebruikmakend van een longitudinaal ontwerp, attitudes metend voor en na de missie naar Afghanistan, constateren Van den Berg en de Ridder dat 65 procent van de militairen in het Provinciale Reconstructie Team elke dag contact had met de bevolking, terwijl slechts 30 procent van de militairen in de gevechtsgroep dagelijks contact had met de dorpelingen. De PRT-militairen evalueren de effecten van deze contacten op veiligheid, wederopbouw, samenwerking en vertrouwen op een veel gunstiger manier dan de militairen van de gevechtgroep (op alle onderdelen scoorde men een verschil van ongeveer 30 procent). Voor de uitzending toonden beide groepen een score vijf voor de houding tegenover de bevolking (op een schaal van één tot negen). Na de uitzending, scoorde de PRT-groep gemiddeld een 5,6 terwijl het gemiddelde (significant) tot een magere 4,3 daalde in de gevechtsgroep. Een eerste conclusie is dat culturele educatie en culture
Carré 3 - 2010 pagina 10
006_CA03.indd 10
24-2-2010 8:38:59
training de moeite waard zijn en bijdragen aan de effectiviteit van de missie. Culturele competenties zijn benodigd voor buitenlandinzet. Een tweede conclusie betreft het fenomeen van de nabijheid. Het vergelijken van politiecultuur en militaire cultuur wijst o.a. naar verschillen in de stijl van leiderschap, het verschil van top-down en bottum-up organisaties en hiërarchische relaties. Maar ook staan agenten dichterbij de samenleving, terwijl de militair op een afstand blijft. Politiefunctionarissen zouden niet goed kunnen functioneren, wanneer zij te ver af staan van de bevolking. Deze karakteristiek verklaart waarom politieagenten er de voorkeur aangeven zich uit een conflict te praten als zij met geweld bedreigd worden en slechts minimaal gebruik maken van geweld bij conflictoplossing. In het leger wordt traditioneel teruggegrepen op de kinetische modus van het beslechten van grootschalige conflicten. Geweld vanaf een afstand, bij voorkeur door het gebruik van technisch geweld (luchtmacht of artillerie), resulteert in een lager aantal slachtoffers onder de eigen gelederen. Asymmetrische conflicten van het counter-insurgency type vereist een mix van vechten en politionele taakuitvoering en dat verklaart de behoefte aan hybride functionarissen die op politionele wijze de orde kunnen handhaven, maar die ook in staat zijn om te kunnen vechten. Veiligheid bieden aan de bevolking is de enige manier om hearts and minds te winnen. Voor militairen is het niet eenvoudig om culturele competenties te verwerven. Een belangrijke les betreft het omgaan met de nabijheidparameter. Dat is waarom gezamenlijke trainingen gunstig zijn. Niet alleen Crowd and Riot Control trainingen, maar ook een periode stage lopen bij de politie zou nuttig kunnen zijn voor militairen. Waarom zouden militairen en politieagenten niet samen opgeleid kunnen worden voor die gedeelten van de opleiding die voor beiden relevant zijn? Waarom zouden militairen (in een politieuniform) niet samen met politieagenten de straten kunnen patrouilleren als vorm van stage? Waarom niet gezamenlijk opereren in het geval van grote evenementen, voetbalwedstrijden, festivals, of andere drukke bijeenkomsten? Voor een politieagent kan het op eenzelfde manier nuttig zijn om stage te lopen bij de krijgsmachten. We hoeven alleen maar te denken aan grote menigtes die uit de hand lopen of grootschalig geweld van hooligans of protestvoerders. Gezamenlijke training bevat kennis van elkaars procedures en maakt het gemakkelijker voor zowel de politie als strijdkrachten, volgens noodzakelijkheid, escalatie of deescalatie. Op officiersniveau kunnen militaire cadetten en adelborsten profiteren van een politiecursus in public order management. Toekomstige politieofficieren kunnen kennis vergaren over de exploitatie van geweld op het hogere niveau van het geweldsspectrum. Beide functionarissen kunnen hun voordeel doen door te leren van elkaar, voornamelijk met betrekking tot de variatie in de nabijheidparameter. Misschien zijn deze gezamenlijke lessen net zoveel, of zelfs meer waard dan culturele training.
Referenties
Berg, C.E. van den &Ridder,R. de (2010). CultureleCompetenties, missiegerelateerde motivatie en beeld van de bevolking. Submitted/in review. Boer, P.D. (2001). Small Unit Cohesion: The Case of Fighter Squadron 3-VI.G.IV. Armed Forces & Society, Oct, 28, 33-54. Boëne, B. (1997). How unique should the military be? European Journal of Sociology, 31, 3-59. Brown, K. (2008). ‘All They Understand is Force’: Debating Culture in Operation Iraqi Freedom. American Anthropologist, 110, 4, 443-453. Defense Academy of the UK (2008). Culture in Conflict. Cranfield University, Shrivenham UK, 10-11 June 2008, symposium. Defense Academy of the UK (2009). Culture in Conflict.CranfieldUniversity, Shrivenham UK, 17-18 june 2009, symposium. Easton, M. (2001). De demilitarisering van de Rijkswacht.Brussel: vubPress. Fearon, J., D. & Laitin, D.D. (2003). Ethnicity, Insurgency, and civil War.American Political Science Review, 97, February, 75-90. Gooren, R. (2006): Soldiering in Unfamiliar Places: The Dutch Approach.Military Review86 March-April: 54-60. Also available at http://www.smallwars.quantico.usmc.mil/search/ articles/Gooren2.pdf accessed 18102009. Haltiner, K.W. (2001). Polizisten oder Soldaten? Organisatorischen Dilemma tabeider Konstabulisierung des Militärs. ÖMZ, 3, 291-298. Hofstede, G. & Hofstede G.J. (2005).Cultures and Organisations. Software of the Mind. New York: McGraw-Hill. Kamorski, M. (2006). A Study of the Need for Cross-Cultural Capability Development in the Members of the United States Military. U.S. Army Command and general staff college, Kansas: Fort Leavenworth. Kloet, I.E. van der (2005).A Soldierly Perspective on Trust.Breda: Royal Netherlands Military Academy. Krysl, L. (2007). InterkulturelleKompetenz – Voraussetzungfürerfolgreiche Aufgabenerfüllung postmoderner Streitkräfte. Wien: Schriftenreiheder Landesverteidigunsakademie. McFarland, M. (2005). Military Cultural Education. Military Review, March-April, 62-69 Ooink, B. (2006).Van Soepjurk tot Gesprekspartner. Cultural Awareness training ten behoeve van de missienaar Uruzgan. [From Tent Dress to Conversation Partner or Interlocutor] Breda: Unpublished thesis. Ooink, B. (2008). The Cultural Backpack. Training soldiers to operate in unfamiliar environments.Nijmegen: Thesis. Page, J. (2007). Dutch aim to beat Taleban by inviting them round for tea. The Times, 06012007, http://www.timesonline.co.uk/tol/news/world/article1289820.ece , accessed 18102009. Punch, M. P. Tieleman& Berg, A.H. van den (2000).Politiecultuur in: C, Fijnaut, E.R. Muller & U. Rosenthal (Eds.)Politie, studies over haarwerking en organisatie, 1e druk. Deventer: Samson, 263-281. Reiner, R., (2000). The Politics of the Police, 3rd Edition. Oxford: Oxford University Press. Salmoni, B.A. & Holmes-Eber,P. (2008).Operational Culture for the Warfighter. Principles and Applications. Quantico: Marine Corps University. Selmeski, B. (2006). Military Cross-Cultural Competence: a initial inquiry. Royal Military College of Canada. Soeters, J.L. (1997). Value Orientations in Military Academis: A thirteen Country Study, Armed Forces and Society, 10(3), 7-32. Smith, R. (2005). The Utility of Force: The Art of War in the Modern World. London: Allen Lane. Smith, G. (2006). Doing it the Dutch way in Afghanistan. Globe and Mail. http://agonist.org/20061203/doing_it_the_dutch_way_in_afghanistan, Accessed 18102009. Torre, E.J. van der (2007).Politiecultuur In C, Fijnaut, E.R. Muller, U. Rosenthal & E.J. van der Torre (Eds.)Politie, studies over haarwerking en organisatie, 1e druk. Deventer: Kluwer, 495-522. Vermeij, A.T. & Soldaat, P.B. (2007).Wederopbouw in Zuid-Afghanistan [Reconstruction in South Afghanistan] Militaire Spectator, 176, 2, 61-72. Wall, D.S. (2009).Variations in Organisational Culture and the Police role. http://www.leeds.ac.uk/law/staff/lawdw/cyberpolice/pol8.htmAccessed, 15102009 Centre for Criminal Justice Studies. Wimmer, A., L. Cederman & B. Min. (2009). Ethnic Politics and Armed Conflict: A Configurational Analysis of a New Global Data Set. American Sociological Review, 74, April, 316-337. Wunderle, W. (2006). Through the Lens of Cultural Awareness: A primer for U.W. Armed Forces Deploying to Arab and Middle Eastern Countries. Combat Studies Institute Press. Kansas: Fort Leavenworth.
Carré 3 - 2010 pagina 11
006_CA03.indd 11
24-2-2010 7:57:52