Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland
Uitwerking van het Landelijke Convenant Politie - GGZ 2012 van december 2011
juli 2013
Politie district Fryslân en GGZ Friesland
Politie district Fryslân, gevestigd te Leeuwarden, onderdeel van Politie Nederland, eenheid Noord-Nederland, ten deze vertegenwoordigd door mevrouw S.W.M. te Wierik, chef district Fryslân
en
GGZ Friesland, gevestigd te Leeuwarden, ten deze vertegenwoordigd door de heer A. Jansen, voorzitter Raad van Bestuur GGZ Friesland
hebben op basis van het Landelijk Convenant Politie - GGZ, dat in december 2011 is ondertekend door de Raad van Korpschefs
en de vereniging GGZ Nederland, een convenant opgesteld met het doel de landelijke kaders voor de regio Friesland in concrete samenwerkingsafspraken te vertalen.
Het convenant politie Fryslân en GGZ Friesland van december 2004 komt hiermee te vervallen.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te Leeuwarden op 8 juli 2013,
namens de korpschef van politie, namens deze de politiechef Eenheid Noord-Nederland,
namens GGZ Friesland
voor deze
mevrouw S.W.M. te Wierik
de heer A. Jansen
Inleiding De vereniging GGZ Nederland en de Raad van Korpschefs hebben in december 2011 een convenant getekend, waarin kaderafspraken gemaakt zijn op de volgende onderwerpen:
A. Bereikbaarheid en beschikbaarheid van GGZ-crisisdiensten voor de politie. B. Tijdelijke vrijheidsbeneming en verblijf van verwarde personen. C. Het vervoer van verwarde personen.
D. Bereikbaarheid en beschikbaarheid van de politie voor de GGZ. E. Hulp aan personen in een niet-acute situatie.
F. De bereikbaarheid en beschikbaarheid van OGGZ-netwerken voor politie en GGZ. G. Informatie-uitwisseling tussen politie, GGZ, partners en familie.
H. Wat te doen bij vermissing en ongeoorloofde afwezigheid uit een GGZ-instelling. I.
Aangifte doen van strafbare feiten gepleegd binnen GGZ-instellingen.
J. Opleiding en kennisuitwisseling. K. Overlegstructuren.
L. Evaluatie van het convenant. Het district Fryslân van de politieregio Noord-Nederland (kortweg: de politie) en GGZ Friesland (kortweg: de GGZ) hebben deze
kaderafspraken vertaald in concrete afspraken op de volgende onderwerpen (tussen haakjes staan de letters, die overeenkomen met bovenstaande onderwerpen).
1. Samenwerken tussen politie en GGZ: zorg voor warme contacten (A, D). 2. Beoordeling van een verward persoon in crisissituaties (B). 3. Signaleringsplan en crisiskaart (G).
4. Vervoer van personen die in zorg zijn of komen van de GGZ (C). 5. Assistentie van de politie in de klinieken van de GGZ (D).
6. (Wijk)politie, OGGZ en FACT (E, F, G). 7. Vermissing en ongeoorloofde afwezigheid van een patiënt (H). 8. “Anoniem” aangifte doen door medewerkers van de GGZ (I).
9. Overlegstructuren (K). 10. Opleiding en kennisuitwisseling (J) 11. Evaluatie (L).
Van dit regionaal convenant is een samenvatting gemaakt in de vorm van een folder.
Voor wie is welk document bedoeld? •
De officieren van dienst van de politie en de psychiaters van GGZ Friesland Spoed (de crisisdienst) zijn op de hoogte van het
•
Alle medewerkers van de politie en de GGZ zijn op de hoogte van dit regionale convenant. Het regionale convenant wordt goed
•
landelijke convenant.
toegankelijk digitaal aangeboden.
De folder is bedoeld voor alle medewerkers van de politie en de GGZ (het wordt hen toegestuurd) en kan goed gebruikt worden voor andere partijen in de keten, zoals de huisarts, andere GGZ-instellingen/aanbieders, GGD Fryslân, Ambulancezorg Fryslân, OGGZ-teams en gemeenten.
Contactgegevens
In een bijlage worden namen en telefoonnummers van leidinggevenden en de bereikbaarheid van beide partijen vermeld. Deze bijlage wordt steeds actueel gehouden.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
1
1. Samenwerken tussen politie en GGZ: zorg voor warme contacten Inleiding
Politie district Fryslân (de politie) en GGZ Friesland (de GGZ) hebben in situaties, waarin beide partijen elkaar ontmoeten, ieder een eigen verantwoordelijkheid. •
De politie is verantwoordelijk voor het handhaven van de openbare orde, het wettelijk begrenzen van overlast en gevaar, en het
•
De GGZ is verantwoordelijk voor een snelle beoordeling bij een vermoeden van psychiatrische problematiek, het op indicatie
veilig stellen van situaties.
bieden van het juiste zorgaanbod, en het adviseren van de betrokkenen.
Communicatie
Zowel bij de politie als bij de GGZ kunnen ongeveer 1000 medewerkers een samenwerking met de andere partij aangaan. Voor hen helpt het om eenvoudige, algemeen geldende afspraken te kennen voor de samenwerking.
Onderstaande uitgangspunten zijn voortgekomen uit de dagelijkse praktijk en vanuit de behoefte om elkaars verantwoordelijkheden te respecteren en het samen optrekken te versterken.
Regels
1. Elke medewerker is zich bewust van de verantwoordelijkheden van de andere en van de eigen partij.
2. Beide partijen kennen hun eigen verantwoordelijkheid en handelen daarnaar. De ene partij treedt niet in de
verantwoordelijkheid van de andere partij: er wordt samengewerkt op basis van erkenning van elkaars verantwoordelijkheden. Wel kan de ene partij uitleg vragen over het invullen van de verantwoordelijkheid door de andere partij.
3. Bij elk contact en situatie heeft elke partij één contactpersoon, die in die situatie contactpersoon blijft tot de situatie naar
2
tevredenheid is opgelost. Eventueel wordt het contactpersoonschap aan de volgende dienst overgedragen; de andere partij wordt van deze overdracht op de hoogte gesteld.
4. De contactpersoon van de politie is in de regel de Officier van Dienst.
5. De beide contactpersonen maken (zo mogelijk voorafgaand aan de situatie) concrete afspraken over een plan van aanpak. Bij dit
plan van aanpak wordt gestreefd naar een passende en snelle samenwerking en consensus.
accepteren het leiderschap en de beslissingsbevoegdheid van de contactpersoon van de eigen partij en voeren de besluiten uit.
die situatie bij de GGZ wordt opgeschaald naar de achterwacht van de crisisdienst (een psychiater). De Officier van Dienst en de
6. Andere medewerkers, die in die situatie aanwezig zijn, verstaan zich uitsluitend met de contactpersoon van de eigen partij. Zij 7. Wanneer uitgangspunt 5 niet leidt tot een duidelijke en snelle overeenstemming, dan accepteren beide contactpersonen, dat in
psychiater overleggen.
8. Beide leidinggevenden streven alsnog naar consensus, die wordt uitgedragen naar de eigen partij. De politie en de
contactpersoon van de GGZ handelen hiernaar.
genomen gegeven ieders verantwoordelijkheden.
politie-GGZ) en de contactpersoon politie van de GGZ (de geneesheer-directeur of de directeur behandelzaken Spoedeisende
9. Leidt ook het overleg tussen de Officier van Dienst en de psychiater niet tot een overeenstemming, dan wordt er een beslissing 10. Daarnaast melden beiden de situatie aan respectievelijk de contactpersoon GGZ van de politie (de regionaal portefeuillehouder
psychiatrie).
11. Men voert de afgesproken activiteiten uit. Wanneer blijkt dat een van de partijen aan de grenzen van de eigen
verantwoordelijkheden komt (bijvoorbeeld voor de politie: geen strafbaar feit; voor de GGZ: geen gevaar zettende stoornis), dan geeft die contactpersoon uitleg en advies aan de andere contactpersoon.
12. Elke situatie wordt geëvalueerd. Waar mogelijk wordt de andere partij dank gezegd en gecomplimenteerd met de geboden
inzet.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
2. Beoordeling van een verward persoon in crisissituaties Algemeen
Juist in crisissituaties is het van belang dat de communicatie goed geregeld is. De regel is, dat de communicatie tussen de politie en de GGZ plaatsvindt tussen één persoon van de politie (meestal de Officier van Dienst) en één persoon van de GGZ. Andere
medewerkers voeren de afspraken uit die beide contactpersonen hebben gemaakt. Zie 1. Samenwerken tussen politie en GGZ: zorg voor warme contacten.
De politie heeft als eerste contact met een verward persoon
1. De politie informeert in een zo vroeg mogelijk stadium GGZ Friesland Spoed, zo mogelijk al voorafgaand aan de rit naar de
crisissituatie (058-2848777).
2. De crisis wordt zo mogelijk ter plaatse beoordeeld. Wanneer de politie vindt, dat de situatie ter plaatse niet veilig is voor de persoon of de hulpverlener, dan brengt de politie de persoon naar een speciale ruimte (niet een politiecel) in het
arrestantencomplex van het politiebureau van Leeuwarden of Drachten.
3. Wanneer de persoon een strafbaar feit heeft gepleegd, dan wordt de persoon ingesloten in een politiecel.
4. Wanneer de persoon in het politiebureau verblijft en de politie heeft het vermoeden dat de persoon in zorg is bij GGZ Friesland,
dan is de politie gerechtigd dit vermoeden te checken. De triagist van de GGZ zoekt in het dossier op, of de persoon in zorg is of
Vervolgens kan de GGD-arts eventueel GGZ Friesland Spoed inschakelen.
is uitgeschreven. Is de persoon in zorg, dan treedt stap 5. in; is de persoon uitgeschreven, dan wordt de GGD-arts ingeschakeld.
5. GGZ Friesland Spoed vaardigt met voorrang een medewerker af, die de eerste zorg levert. In afstemming met andere
medewerkers van GGZ Friesland Spoed (SPV, arts, psychiater) en de politie (politie ter plaatse, arrestantenverzorger, Officier
(telefonisch).
van Dienst) wordt vervolgens zorgvuldig en in een hoog tempo door beide partijen gewerkt, in de situatie zelf of op afstand
6. De communicatie en uitleg over de te nemen stappen zijn van groot belang. Respect voor elkaar en elkaars domein is essentieel.
Beide partijen verbinden zich aan de afspraak om zo veel mogelijk in de taal van de andere partij (‘de leek’) te spreken. De andere partij is bepalend of de uitleg is begrepen.
GGZ Friesland heeft als eerste contact met een verward persoon
1. De crisis wordt zo mogelijk ter plaatse beoordeeld. De GGZ schat in of de situatie voor de persoon of de hulpverleners veilig is.
Indien daar twijfels over zijn of de situatie is onveilig, dan wordt de politie gebeld: 112 (spoed) of 0900-8844 (geen spoed, maar wel politie nodig).
2. Wanneer de politie vindt, dat de situatie ter plaatse niet veilig is voor de persoon of de hulpverlener, dan brengt de politie de
persoon naar een speciale ruimte (niet een politiecel) in het arrestantencomplex van het politiebureau van Leeuwarden of Drachten.
3. Wanneer de persoon een strafbaar feit heeft gepleegd, dan wordt de persoon ingesloten in een politiecel.
4. In afstemming met medewerkers van GGZ Friesland Spoed (SPV, arts, psychiater) en de politie (politie ter plaatse,
arrestantenverzorger, Officier van Dienst) wordt vervolgens zorgvuldig en in een hoog tempo door beide partijen gewerkt, in de situatie zelf of op afstand (telefonisch).
5. De communicatie en uitleg over de te nemen stappen zijn van groot belang. Respect voor elkaar en elkaars domein is essentieel.
Beide partijen verbinden zich aan de afspraak om zo veel mogelijk in de taal van de andere partij (‘de leek’) te spreken. De andere partij is bepalend of de uitleg is begrepen.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
3
3. Signaleringsplan en crisiskaart Inleiding
Het crisisbeleid is een vast onderdeel van het behandelbeleid voor een individuele patiënt van de GGZ. Vaak worden in crisissituaties meerdere behandelaren (waarnemers, crisisdienst) en hulpverleningsdiensten (GGD, politie) betrokken. Voor de veiligheid van de patiënt is het dus zeer gewenst, dat het crisisbeleid wordt vastgelegd.
Behandelplan
Allereerst wordt het crisisbeleid in het behandelplan vastgelegd. Er kunnen zich drie situaties voordoen.
1. Er is geen crisis (te verwachten): in het behandelplan wordt onder crisisbeleid ingevuld ‘geen afspraken nodig’.
2. Er is een overzichtelijke crisis (te verwachten): in het behandelplan worden onder crisisbeleid de risicosituatie(s) en de afspraken
vermeld.
signaleringsplan’ en eventueel ‘zie triadekaart’.
3. Crisismanagement maakt onderdeel uit van de behandeling: in het behandelplan wordt onder crisisbeleid vermeld ‘zie
Signaleringsplan
Een signaleringsplan is een document dat de patiënt met een ambulant behandelaar van de GGZ en zo mogelijk met de familie
opstelt. In vier fasen van oplopende problemen en mate van crisis (meestal aangegeven in de kleuren groen, geel, oranje en rood)
wordt beschreven, hoe elke fase er in concreet gedrag uit ziet, wat er moet gebeuren en wie wat moet doen. Het signaleringsplan is in het bezit van de patiënt, zijn contactpersoon en (in het dosser van) de behandelaar.
In de klinieken wordt, wanneer de patiënt nog niet in staat is om een signaleringsplan te maken, een klinisch interventieplan opgesteld, zo mogelijk met de familie. Het klinisch interventieplan heeft dezelfde opbouw als het signaleringsplan. In het signaleringsplan wordt vermeld, of de patiënt een crisiskaart in zijn bezit heeft.
4
Triadekaart
De triadekaart helpt de patiënt, de familie en de behandelaar om afspraken te maken over een taakverdeling waar alle betrokkenen zich in kunnen vinden. Er wordt in een triadegesprek op verschillende gebieden een inventarisatie gemaakt, waaronder vroegsignalering van problemen en handelen bij een crisis.
Crisiskaart
Wanneer een patiënt in crisis raakt, is hij niet altijd in staat om adequaat te communiceren met een hulpverleningsdienst (huisarts, SEH ziekenhuis, politie, ambulance of GGD). Dan kan het handig zijn dat deze persoon een crisiskaart bij zich draagt. De crisiskaart is vergelijkbaar met een SOS-ketting. Die crisiskaart kan de persoon zelfstandig opgesteld hebben of in samenwerking met een behandelaar.
GGZ Friesland kiest voor een crisiskaart, die ondersteund wordt door een signaleringsplan. In het signaleringsplan wordt vermeld, of de patiënt in het bezit is van een crisiskaart. Het voordeel is, dat direct contact kan worden gezocht met de contactpersoon en met (de behandelaar van) de GGZ; beiden weten meer en beter hoe te handelen dan de hulpverleningsdienst, die nog onbekend is met de persoon en de situatie.
Veiligheidsplan
Het veiligheidsplan is specifiek bedoeld voor patiënten met suïcidaal gedrag. Na een gesprek wordt dit plan opgesteld; de patiënt draagt dit doorgaans bij zich.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
Signaleringsplan Het signaleringsplan is een uitwerking van het behandelplan en wordt bij voorkeur door de patiënt en in ieder geval na overleg met de patiënt opgesteld.
Basisgegevens
Geboorte-achternaam patiënt
:
Geboortedatum
:
Voornamen Woonadres Postcode Afdeling Hoofdbehandelaar
Opgesteld door patiënt en
: :
: :
Woonplaats:
: :
Factoren
Stressfactoren Beschermende factoren
Fasen
Fase 0: evenwicht en stabiliteit Kenmerken
Acties (door wie) Fase 1: spanningen Kenmerken
Acties (door wie) Fase 2: bijna crisis Kenmerken
Acties (door wie) Fase 3: crisis Kenmerken
Acties (door wie)
Aanvullende afspraken
Is er een crisiskaart meegegeven of opgesteld?
Wie zijn, naast de patiënt en de hoofdbehandelaar, in het bezit van het signaleringsplan?
Datum: © Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
5
Crisiskaart Mijn naam:
Geboortedatum:
Hoe te handelen bij een crisis (in één zin) Bijvoorbeeld:
Kondig van te voren aan, dat u mij aanraakt.
Ik heb bij voorkeur één vaste aanspreekpersoon.
Bel mijn contactpersoon en vraag of zij of hij naar mij toekomt; haar of zijn aanwezigheid werkt kalmerend.
Ik lijk misschien gevaarlijk: ik ben echter nog nooit gewelddadig geweest. U hoeft mij niet te overmeesteren: een verzoek tot medewerking werkt beter bij mij.
In geval van een psychische crisis graag contact opnemen met mijn contactpersoon Naam:
Telefoon:
Behandelaar Naam:
Verbonden aan: Telefoon:
te
U kunt deze behandelaren of (buiten kantoortijden) de crisisdienst (058-2848777) bellen.
Ik geef hen hierbij toestemming u gegevens te verschaffen, die noodzakelijk zijn om deze crisis te verhelpen. Bij hen is ook een
6
signaleringsplan beschikbaar. Ook hierover kunt u informatie opvragen en ik verzoek u (zo mogelijk met mij) volgens dit plan te handelen.
Datum:
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
Veiligheidsplan
Vul dit veiligheidsplan zorgvuldig in Draag het dagelijks bij je
Gegevens van u zelf
Geef een kopie aan anderen
Naam:
Adres:
Telefoon:
Woonplaats:
Geb. datum: E-mail:
Postcode :
Wanneer u gedachten aan zelfbeschadiging of de dood krijgt Stap 1: Probeer contact te maken met iemand anders, bijv.: • Zoek contact met één van uw contactpersonen • Zoek contact met uw hulpverlener
• Zoek contact met één van de hulpverleners van 113-online Stap 2: Vermijd ten allen tijde alcohol of andere bedwelmende middelen Stap 3: Gebruik zo nodig de hier voorgeschreven medicatie
Contactpersonen
Schrijf behalve de naam ook belangrijke andere gegevens op, zoals adres en telefoonnummers. 1.
2. 3.
Hulpverlener(s)
Schrijf in elk naam, functie, instelling en telefoonnummer op. 1.
2.
113-online
1. Via internet: 2. Of bel:
www.13online.nl 0900 – 113 0 113
Medicatie
Vermeld hier uitsluitend de medicatie die u mag gebruiken in geval van toenemende spanning. 1.
2.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
7
4. Vervoer van personen die in zorg zijn of komen bij GGZ Friesland Algemeen
Het vervoer van patiënten is gebonden aan wet- en regelgeving. Deze richtlijn is daar een praktische vertaling van. •
Patiënten met een Bopz-maatregel worden vervoerd door de ambulancedienst, al of niet met assistentie van de politie.
worden niet in deze richtlijn opgenomen.
• •
Forensische patiënten met een justitiële titel worden vervoerd door de vervoerdienst van het Ministerie van Justitie. De details Patiënten zonder een Bopz-maatregel (‘vrijwillige’ patiënten) worden niet door de politie vervoerd en doorgaans ook niet door de ambulancedienst. Alleen bij een medische indicatie is vervoer door de ambulancedienst mogelijk.
Vóór de inbewaringstelling
Zie 2. Beoordeling verward persoon.
Met een inbewaringstelling
1. De psychiater (of eventueel arts) maakt in Bopz Online een geneeskundige verklaring op en vraagt een inbewaringstelling aan.
De psychiater legt in Bopz Online meestal vast dat de meldkamer van de ambulancedienst wordt ingelicht. De burgemeester (of wethouder) geeft een last tot een inbewaringstelling af.
2. De ambulance komt ter plaatse om de patiënt te vervoeren naar een van de klinieken. De psychiater, arts of SPV blijft ter
plaatse tot de ambulance is gearriveerd en draagt de essentiële zaken (reden van de inbewaringstelling, te verwachten gevaar
druk is, wordt een korte overdracht geschreven met naam en telefoonnummer van de psychiater, die de inbewaringstelling
tijdens vervoer, eventueel toedienen van medicatie) aan de verpleegkundige van de ambulancedienst over. Wanneer het echt te heeft aangevraagd.
3. De ambulancedienst bepaalt, mede op grond van de overdracht, of bij het vervoer de assistentie van de politie wordt
8
ingeroepen.
overgenomen door de GGZ.
4. De patiënt wordt naar een gesloten afdeling van de GGZ gebracht. Op de afdeling aangekomen, wordt de zorg voor de patiënt
Met een voorlopige rechterlijke machtiging
Het betreft patiënten, die nog zonder machtiging thuis verblijven en voor wie een rechterlijke machtiging aan de orde is. 5. De hoofdbehandelaar vraagt bij het bureau geneesheer-directeur een beoordeling aan.
6. De onafhankelijk psychiater maakt een geneeskundige verklaring op. De benodigde papieren worden door het bureau
geneesheer-directeur aan de rechtbank gestuurd.
7. De rechter hoort de patiënt en geeft ongeveer een week later een beschikking af.
8. Pas als de beschikking binnen is, kan de patiënt met een ambulance vervoerd worden (zie punt 2 t/m 4).
9. Procedure 5 t/m 8 wordt alleen gevolgd als het risico op onveiligheid als nihil tot laag wordt ingeschat en de patiënt de
procedure rustig en veilig kan afwachten. Is dat risico hoger, dan is er sprake van acuut gevaar en wordt direct een beoordeling
de beoordelend psychiater zowel een geneeskundige verklaring voor een inbewaringstelling als voor een voorlopige machtiging
gedaan voor een inbewaringstelling. Wanneer de hoofdbehandelaar tevens een voorlopige machtiging wil aanvragen, dan kan opmaken. Een alternatief is, dat de geneesheer-directeur direct na opname de aanvraag voor een voorlopige machtiging
beoordeelt. De rechter kan dan beide verzoeken tegelijk behandelen. Voor het vervoer van deze patiënten, zie onder ‘Met een inbewaringstelling’.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
Bij het intrekken van een voorwaardelijk ontslag of het omzetten van een voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging
Het betreft patiënten, die thuis zijn met een rechterlijke machtiging en die de afgesproken voorwaarden niet nakomen of gevaar veroorzaken, dat niet meer thuis is op te lossen.
10. De hoofdbehandelaar, psychiater of de crisisdienst beoordeelt de patiënt ter plaatse en overlegt daarna met de
geneesheer-directeur.
11. De geneesheer-directeur neemt de beslissing tot een dwangopname.
12. De medewerker van de GGZ is verantwoordelijk voor het regelen van vervoer. Eerst wordt beoordeeld of patiënt vervoerd kan
worden door familie, taxi of openbaar vervoer, eventueel met begeleiding van de medewerker van de GGZ.
ambulancedienst ingeroepen.
GGZ Friesland Spoed de geneesheer-directeur.
13. Als de stoornis en het daaruit voortkomende gevaar vervoer onder 3. niet mogelijk maakt, dan wordt de hulp van de 14. Voor het vervoer heeft de ambulancedienst een beschikking nodig. Is deze niet beschikbaar, dan belt de ambulancedienst via 15. Zie verder punt 2 t/m 4.
Bij ongeoorloofde afwezigheid
Het betreft patiënten met een Bopz-maatregel, die niet op de afgesproken tijd zijn teruggekeerd op de kliniek. Zie 7. Vermissing en ongeoorloofde afwezigheid.
Vervoer van patiënten zonder een inbewaringstelling of rechterlijke machtiging
16. De patiënt wordt vervoerd door de familie, een taxi, met eigen vervoer of openbaar vervoer. Het wordt om
verzekeringstechnische redenen sterk afgeraden de patiënt te vervoeren in een vervoermiddel van de medewerker van de GGZ. Wel kan de medewerker de patiënt begeleiden in een taxi, openbaar vervoer of vervoer van de familie.
17. Bij een medische indicatie kan vervoer door de ambulancedienst plaatsvinden. Alleen de (medisch manager van de)
ambulancedienst bepaalt of er sprake is van een medische indicatie.
regelen; eventueel kan de hoofdbehandelaar de hulp van de crisisdienst inroepen.
assistentie van de politie of de ambulancedienst gevraagd worden.
18. Wanneer er sprake is van een crisis, dan dient de hoofdbehandelaar eerst zelf contact te zoeken met de patiënt en vervoer te 19. Pas als er zeer ernstig acuut gevaar bestaat (bijvoorbeeld een ernstig vermoeden op een spoedige suïcidepoging) kan via 112 de
Verzoek om informatie van politie of ambulancedienst
20. De politie of de ambulancedienst is ter plaatse in een crisissituatie en vermoeden dat de betrokkene in zorg is bij de GGZ. Zij
hebben informatie nodig, die hen helpt de crisissituatie op te lossen.
GGZ Friesland Spoed.
crisissituatie op te lossen.
21. De Officier van Dienst van de politie of de verpleegkundige van de ambulancedienst kunnen dat vermoeden checken bij 22. Wanneer betrokkene bij GGZ Friesland in zorg is, dan verleent de GGZ ter plaatse zorg of geeft de informatie, die nodig is om de
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
9
5. Assistentie van politie Fryslân in de klinieken van GGZ Friesland Algemeen
De politie is onder andere verantwoordelijk voor het begrenzen van gevaar en het veilig stellen van situaties. Om die reden kan de kliniek van de GGZ assistentie van de politie vragen bij extreem onveilige situaties. Hier volgen praktische aanwijzingen voor het handelen in deze situaties.
Wanneer kan de kliniek om assistentie van de politie vragen?
Uitgangspunt is dat de GGZ zelf zorgt voor het veilig stellen en houden van situaties op de kliniek. De veiligheid kan onder
anderen worden geborgd door een adequate personeelsbezetting, goed opgeleide medewerkers (in agressiepreventie en in het maken van werkafspraken per dienst), goede afspraken met nabijgelegen andere afdelingen en een functionerend alarm- en communicatiesysteem.
In het overgrote deel van optredende (extreem) onveilige situaties zal de GGZ de situatie zelf kunnen oplossen. De GGZ heeft de inspanningsverplichting er alles aan te doen om een extreem onveilige situatie op te lossen. Pas als dat niet mogelijk is, zoekt
de kliniek contact met de politie. De politie kan er dus van uitgaan, dat al het mogelijke door de GGZ is gedaan om de extreem onveilige situatie eerst zelf op te lossen.
Concrete acties
1. Een van de teamleden van de GGZ wordt aangewezen als de contactpersoon. 2. De contactpersoon belt de Meldkamer Noord Nederland van de politie.
3. De contactpersoon van de GGZ legt de situatie kort uit, zegt dat er alles aan gedaan is om de situatie zelf op te lossen, vraagt
assistentie en laat naam en telefoonnummer achter.
deze of politie-inzet plaatsvindt. Zo nodig overlegt de Officier van Dienst met de contactpersoon van de GGZ.
4. Bij de politie wordt de Officier van Dienst gewaarschuwd. Op basis van de informatie van de contactpersoon van de GGZ beslist
10
5. Een surveillance-eenheid van de politie komt naar de kliniek.
6. De contactpersoon van de GGZ en de politie maken ter plaatse concrete afspraken over de aanpak. Zo nodig komt de Officier van
Dienst ter plaatse en neemt het overleg over van de surveillance-eenheid.
accepteren het leiderschap en de beslissingsbevoegdheid van de contactpersoon.
bepaalt in relatie tot de veiligheid, of aan het verzoek al of niet wordt voldaan. De politie is dus niet verplicht het dienstwapen af
7. Andere medewerkers van de GGZ, die in die situatie aanwezig zijn, verstaan zich uitsluitend met hun contactpersoon. Zij 8. De contactpersoon van de GGZ kan de politie vragen om het dienstwapen af te doen en in het kluisje te leggen. De politie
te leggen.
9. De potentieel gevaarlijke locatie wordt betreden. Daarbij is de volgorde:
•
In eerste instantie houdt de kliniek de regie en blijft de politie op de achtergrond.
•
De politie neemt de regie over. De politie handelt vervolgens naar eigen veiligheidsinstructies.
•
Indien sprake is van mogelijke escalatie, vraagt de contactpersoon kliniek aan de politie om de regie over te nemen.
10. Na afloop wordt de assistentie vastgelegd in de rapportagesystemen van politie en GGZ.
11. Indien gewenst door een van beide partijen vindt evaluatie plaats (ter plaatse of op een later tijdstip).
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
6. (Wijk)politie, FACT en OGGZ Algemeen
FACT teams van de GGZ houden zich bezig met hulpverlening, vooral actief aan huis, aan mensen met ernstige psychiatrische
aandoeningen, dikwijls in combinatie met verslavingsproblematiek. Binnen deze groep patiënten kan zorgmijdend en/of overlast gevend gedrag optreden. Ook kunnen mensen die nog niet in zorg zijn bij de GGZ, zorgmijdend en/of overlast gevend gedrag
vertonen. In het kader van de OGGZ voeren de FACT teams bemoeizorg uit en nemen actief deel aan relevante netwerkverbanden
(zoals sociale teams, Amaryllis, Veiligheidshuis en directe hulp bij huiselijk geweld). De politie heeft in vrijwel alle situaties waarbij overlast gevend en risicogedrag aan de orde is, met deze doelgroep te maken.
Concrete afspraken voor personen met zorgmijdend en overlast gevend gedrag
1. Wijkagent(en) en FACT medewerkers kennen elkaar, weten elkaar te vinden. Er zijn lokaal vaste contactpersonen en korte lijnen
over en weer. Naast contact bij incidenten, wordt periodiek lokaal geëvalueerd hoe de samenwerking verloopt.
FACT waargenomen door de crisisdienst.
en signaleringsplan. Zie 3. Signaleringsplan en crisiskaart.
hand is.
rechtstreeks het FACT team ingeschakeld.
zie 2. Beoordeling verward persoon.
hiervoor regels en aanwijzingen.
2. De politie kan altijd problemen signaleren en een advies of daadwerkelijke zorg vragen aan het FACT. Buiten kantooruren wordt 3. De GGZ draagt er zorg voor dat alle patiënten van het FACT actueel crisisbeleid hebben gedocumenteerd in het behandelplan 4. Ernstige vervuiling en verwaarlozing meldt de politie in het sociaal team, dit kan een belangrijk signaal zijn dat er meer aan de 5. In situaties waarbij de politie meent dat er sprake is van ernstig gevaar bij een patiënt, die bekend is bij het FACT, wordt 6. In situaties waarbij de politie meent dat er sprake is van ernstig gevaar bij een verward persoon, die niet bekend is bij de GGZ: 7. Afhankelijk van de situatie kan informatie uitgewisseld worden. De ‘Handreiking gegevensuitwisseling in de bemoeizorg’ 1 geeft 8. De GGZ en de politie dragen zorg voor een uitwisseling van informatie, die voor de andere partij duidelijk en eenduidig is. 9. Betrokkene wordt altijd geïnformeerd over dat er informatie over hem gedeeld wordt.
10. Als de GGZ een groot risico op ernstig gevaar vermoedt, bijvoorbeeld agressie naar de hulpverleners of wapenbezit, kan zij de
politie vragen om mee te gaan.
kader van OGGZ-bemoeizorg mee in wat in de situatie voor betrokkene de beste mogelijkheid is.
van detentie is ook de nazorgcoördinator van de gemeente betrokken bij de afstemming. Afgesproken beleid in het
11. Als blijkt dat het zorgmijdend en/of overlast gevend gedrag niet voortkomt uit psychiatrische problematiek, denkt FACT in het 12. Ingewikkelde gevallen waarbij ook justitie een rol speelt worden doorgaans in het Veiligheidshuis besproken. In geval
Veiligheidshuis wordt door de GGZ in het dossier (EPD) vastgelegd.
13. Afstemming in geval van huiselijk geweld of kindermishandeling verloopt via een melding bij het AMHK (advies- en meldpunt
huiselijk geweld en kindermishandeling).
1 Zie http://www.ggznederland.nl/privacy/ggd-20folder-20bemoeizorg.pdf
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
11
Toelichting: WMO, OGGZ en bemoeizorg
De OGGZ kent verschillende taken en functies. In de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) wordt vermeld dat gemeenten zorg moeten dragen voor het: •
Signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg.
•
Functioneren van een meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen.
• •
Bereiken en begeleiden van kwetsbare groepen en risicogroepen.
Tot stand brengen van afspraken met betrokken organisaties over de uitvoering van de OGGZ.
Hieronder valt zowel de preventieve OGGZ als de bemoeizorg. Bij preventie tracht men te voorkomen dat iemand door psychosociale of psychische problemen niet meer aan de samenleving kan deelnemen. Bij bemoeizorg tracht men iemand die op verschillende leefgebieden is uitgevallen weer deel te laten nemen aan de samenleving.
Bemoeizorg kan als volgt worden omschreven: het bieden van ongevraagde hulp aan zorgwekkende zorgmijders met over het
algemeen complexe problemen. Het uitgangspunt van de bemoeizorg is enerzijds om de kwaliteit van leven van betrokkene te verhogen en anderzijds om de overlast, die betrokkene in sommige gevallen veroorzaakt, te verminderen.
Bemoeizorg is een vorm van actieve hulpverlening in de directe omgeving van betrokkene. Het gaat daarbij om hulp die min of meer wordt opgedrongen aan mensen.
Bij het bepalen van de ernst van de situatie is het gebruikelijk te kijken naar problemen op verschillende leefgebieden, zoals: •
Persoonlijke verzorging.
•
Sociaal functioneren.
• • • • •
12
• • • •
Huishouding.
Geestelijk functioneren.
Somatisch functioneren. Verslaving.
Veiligheid (van de betrokkene en diens omgeving). Dagbesteding/werk. Financiën.
Huisvesting. Juridisch.
OGGZ-cliënten hebben op vijf of meer leefgebieden gedurende langere tijd ernstige problemen. Er wordt dan ook niet zomaar
overgegaan tot bemoeizorg. Het ene leefgebied is echter meer ontregelend dan het andere. Het is daarom niet uitgesloten dat problemen op één leefgebied zo ernstig kunnen zijn dat ook dan bemoeizorg gewenst is. Er wordt daarbij voor elke individuele
betrokkene een afweging gemaakt. In alle gevallen zal de eerste aanpak praktisch zijn, bijvoorbeeld schuldhulpverlening in gang zetten; vandaar dat de woningbouw, het energiebedrijf en de politie belangrijke ketenpartners zijn.
Bemoeizorg: van alle leeftijden
Over het algemeen wordt bij de doelgroep van bemoeizorg en OGGZ in bredere zin, gedacht aan volwassenen. Dat is echter niet helemaal juist. Bemoeizorg is een vorm van zorg die wordt toegepast bij ernstige, langdurige ‘multiproblem’ situaties. Kinderen, volwassenen en ouderen kunnen zich in zo’n situatie bevinden, en daarom kan bemoeizorg worden ingezet bij alle leeftijden.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
7. Vermissing en ongeoorloofde afwezigheid van een patiënt Van vermissing is sprake, wanneer met een patiënt na de nodige inspanningen (telefoon, huisbezoek, contact met familiecontactpersoon) geen contact te krijgen is.
Van ongeoorloofde afwezigheid is sprake, wanneer een patiënt met een inbewaringstelling of rechterlijke machtiging van de afdeling wegloopt of niet terugkeert van het afgesproken verlof of vrijheden op afspraak.
Algemene regel
Wanneer een patiënt van de GGZ wordt vermist of ongeoorloofd afwezig is, wordt dit pas bij de politie gemeld, nadat is vastgesteld dat er gevaar is voor patiënt zelf of andere personen. De mate van het gevaar is ter beoordeling aan de hoofdbehandelaar van de
patiënt, die bij twijfel eerst overlegt met een specialist (psychiater) en bij blijvende twijfel vervolgens overlegt met de geneesheerdirecteur.
Vermissing
Een patiënt die ambulant (poliklinisch) of vrijwillig in de kliniek in behandeling is bij de GGZ en vermist wordt, kan bij
de politie worden gemeld, wanneer er een ernstig vermoeden is op gevaar. In de kliniek geldt, dat de behandelaren een
inspanningsverplichting hebben om contact met de patiënt te zoeken en de patiënt te bewegen weer naar de kliniek terug te keren (eventueel met hulp van een medewerker van de GGZ). Pas als dit niet lukt, kan een melding bij de politie worden gedaan. De politie handelt volgens de procedure ‘Vermissing persoon’.
Ongeoorloofde afwezigheid
Er kunnen zich drie situaties voordoen. •
De patiënt komt vaker later dan de afgesproken tijd terug, er is geen tot weinig gevaar te verwachten en/of het is te verwachten
familie) en doet verder niets. Er is geen contact met de hoofdbehandelaar en de politie nodig.
•
•
dat de patiënt binnen een etmaal terugkeert: de verpleegkundige van de GGZ zoekt contact met de patiënt (en eventueel de De patiënt komt niet op tijd terug. Dat is niet gebruikelijk, de verpleegkundige heeft er geen goed gevoel over en er is gevaar
te verwachten: de verpleegkundige overlegt met de hoofdbehandelaar en doet een melding bij de politie. De politie doet een passieve opsporing en ondersteunt de medewerkers van de GGZ bij problemen.
De patiënt is ‘ontsnapt’ van de afdeling of keert niet op tijd terug en er is ernstig gevaar te verwachten: de verpleegkundige overlegt met de hoofdbehandelaar en doet een melding bij de politie. De politie doet een actieve opsporing (prioriteit 2) en ondersteunt de medewerkers van de GGZ bij problemen.
Meldingsprocedure
De medewerker van de GGZ (tevens contactpersoon voor de politie) maakt in deze volgorde de volgende stappen. 1. De medewerker van de GGZ doet een telefonische vooraankondiging bij de Meldkamer Noord Nederland).
2. De medewerker van de GGZ vult een formulier ‘signalering vermist persoon’ 2 (zie bijlage) volledig in, plaatst daar verplicht een
handtekening op en maakt er een pdf van. LET OP: zonder formulier geen signalering, want geen titel tot vrijheidsbeneming.
3. Het signaleringsformulier wordt per mail gezonden naar
[email protected].
4. De Meldkamer neemt contact op met de Officier van Dienst van de politie, die eventueel overlegt met de contactpersoon van de
GGZ en een beslissing neemt over de inzet van de politie.
Patiënt is teruggekeerd
Wanneer de patiënt weer terecht is of terugkeert op de afdeling, dan informeert de verpleegkundige onmiddellijk de Meldkamer en de hoofdbehandelaar.
2 Dit formulier ’signalering vermist persoon’ niet verwarren met het signaleringsplan uit hoofdstuk 3
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
13
Signalering vermist persoon 3 O GGZ Drenthe
O GGZ Friesland O GGZ Groningen
O GGZ ................................. O Andere bevoegde signalerende GGZ-instelling:
Hierbij doe ik,…………………………………….., werkzaam in bovengenoemde instelling als………………………………………en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte, melding aan politie Noord Nederland, district Drenthe / Friesland / Groningen van de vermissing /
verdwijning / niet terugkeer van verlof 4 van onderstaande persoon die krachtens onderstaande titel is opgenomen in genoemde instelling 5 .
1. Gegevens zorginstelling Naam kliniek: Afdeling: Adres:
Postcode en plaats: Telefoonnummer: E-mailadres:
Contactpersoon instelling: Functie:
14
Direct telefoonnummer: Naam melder:
Relatie tot vermiste: Telefoonnummer:
2. Basisgegevens van de vermiste patiënt Geslacht:
Achternaam: Voornaam:
Roepnaam;
Geboortenaam (‘meisjesnaam’): Geboortedatum [dd-mm-jj]: Geboorteplaats en -land: Nationaliteit(en):
Laatste woonadres: Telefoonnummer:
straat:
postcode en plaats:
3 Deze signalering wordt door de GGZ gestuurd naar de Meldkamer politie Noord Nederland (adres
[email protected]). Telefonische melding vooraf is aan te bevelen maar wordt altijd gevolgd door formele schriftelijke signalering met dit formulier. 4 Doorhalen wat niet van toepassing is. 5 Indien het formulier met pen wordt ingevuld, gelieve in blokletters te schrijven. Na invulling en ondertekening (verplicht) van het formulier wordt van het formulier een PDF gemaakt (in verband met de handtekening) en wordt het formulier verzonden.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
Contactpersoon familie: Woonadres:
Telefoonnummer:
straat:
postcode en plaats:
Titel waaronder de vermiste persoon is opgenomen: Met ingang van [dd-mm-jjjj]: Geldig tot [dd-mm-jjjj]:
Datum en tijdstip van vermissing [dd-mm-jjjj / uu:mm]: Is de patiënt een gevaar voor zichzelf of voor anderen? O geen gevaar
O gevaar voor goederen
O gevaar voor anderen door dreigen met geweld Zo ja, waaruit blijkt dat?
O gevaar voor anderen door dreigen met seksueel, lichamelijk of psychisch geweld O geweld gericht tegen speciale personen: welke? S.v.p. de mogelijke ernst van het gevaar aangeven. O specifiek gevaar voor kinderen
O gevaar voor eigen persoon door (dreigen met) zelfdoding
O gevaar voor eigen persoon door (dreigen met) zelfbeschadiging Geef een indicatie van de kans dat zich gevaar voordoet (bijvoorbeeld bij gebrek aan medicatie) O laag
O middel O hoog
Gaarne uw inschatting toelichten Gegevens over te gebruiken medicatie
3. Signalement van de vermiste persoon Lengte (cm): Postuur:
Haarkleur: Kapsel:
Huidskleur: Gebit:
Spraak:
Kleding (tijdens onttrekking): Schoeisel:
Tatoeages:
Verslaafd aan alcohol / drugs:
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
15
4. Overige informatie van de vermiste persoon
Heeft de vermiste persoon de beschikking over een voertuig? Zo ja:
soort:
kleur:
Ja / Nee
merk, type: kenteken:
bijzonderheden:
Heeft de vermist persoon de beschikking over een identiteitsbewijs? Indien bekend: nummer van dit bewijs:
Heeft de vermiste persoon de beschikking over een crisiskaart?
Heeft de vermiste persoon de beschikking over een betaalpas of een creditcard? Indien bekend: rekeningnummer / pasnummer/ creditcard nummer:
Heeft de vermiste persoon de beschikking over een mobiele telefoon? Indien bekend, wat is dan telefoonnummer:
Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee Ja / Nee
Voeg zo mogelijk een recente foto in JPEG toe Hierbij verzoek ik, namens de officier van justitie op basis van bovenstaande titel de opsporing en aanhouding van de bovengenoemde persoon. Plaats:
Datum: Naam:
Handtekening 6 :
16
6
De handtekening van de (bevoegde) aangever is verplicht. Zonder handtekening wordt het formulier niet in behandeling genomen.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
8. ‘Anoniem’ aangifte doen door medewerkers van de GGZ Om de veiligheid van medewerkers van de GGZ optimaal te waarborgen, bestaat de mogelijkheid om, indien zij in hun
beroepsuitoefening slachtoffer zijn geworden van een strafbaar feit (doorgaans een geweldmisdrijf), beperkt anoniem aangifte daarvan te doen bij de politie. Doel hiervan is zoveel mogelijk te voorkomen dat relevante persoonlijke gegevens (met name het
adres) bekend geraken bij de verdachte annex dader. De vrees voor represailles is meestal de reden om anoniem aangifte doen. De procedure is als volgt: er is sprake van een oplopende reeks in de mogelijkheid anoniem te blijven. Daarbij wordt benadrukt dat volledige anonimiteit nimmer gegarandeerd kan worden 7 .
Mogelijkheid 1: domicilie kiezen
Als het slachtoffer/aangever dat wil, kan hij of zij ‘domicilie kiezen’. Dit is de minst vergaande vorm van afschermen van
persoonsgegevens. Dat wil zeggen: als adres wordt de vestigings-plek van de betreffende instelling of het politiebureau vastgelegd in de aangifte. Uitsluitend de naam en geboortegegevens of leeftijd van de aangever worden bekend en dus niet het woonadres.
Ratio: de naam van de aangever (SPV, psychiater, andere medewerker) is vaak wel bekend bij de verdachte. Afscherming van de naam is (gelet op de informatie die in het verhoor van de verdachte door de politie noodzakelijkerwijs verstrekt moet worden) niet zinvol omdat deze als regel bekend zal zijn.
Mogelijkheid 2: aangifte door de werkgever
De aangifte wordt gedaan door “de werkgever”. Dit zal als regel een leidinggevende van de GGZ instelling zijn die een door de aangever zelf op schrift gestelde verklaring meeneemt. De naam van de aangever wordt niet in de aangifte of de verklaring
opgenomen. Wel wordt de aangever met een nummer aangeduid (bijvoorbeeld diens personeelsnummer). Betrokkene kan echter
(vaak door de verdediging van de verdachte) als getuige worden gehoord als dat voor het strafproces nodig is. Hier is dus ook geen sprake van anonimiteit maar wel van een grotere afscherming dan onder 1. Ratio: het is in een rechtszitting niet altijd dat het slachtoffer verschijnt (dit is een beslissing van de rechter). Daardoor is het slachtoffer beter afgeschermd voor de verdachte.
Mogelijkheid 3: aangifte op nummer door slachtoffer
Met deze mogelijkheid wordt de identiteit nog iets beter afgeschermd dan bij 1 en 2. Er wordt op verzoek van de aangever op
nummer aangifte gedaan. Een hulpofficier van justitie (meestal de Officier van Dienst) heeft hierin een verantwoordelijkheid. Hij
of zij moet zich er van overtuigen waarom aangifte onder nummer aan de orde is, onder welke omstandigheid het (geweld)delict
is gepleegd en ook of een minder vergaande vorm van anonimiteit niet voldoende is. De hulpofficier adviseert de aangever over de beste wijze van aangifte doen. Laatstgenoemde beslist. Als deze beslissing luidt dat aangifte onder nummer gedaan wordt, neemt de hulpofficier contact op met de Info desk van de politie en vraagt daar een uniek nummer 8 .
Het verdient aanbeveling vooraf een afspraak te maken met het bureau waar de aangifte wordt gedaan.
7 De mogelijkheid van de ‘bedreigde getuige’ blijft buiten beschouwing. Deze mogelijkheid wordt nagenoeg uitsluitend gebruikt in verband met georganiseerde criminaliteit. Zij biedt wel volledige anonimiteit. 8 De procedure hiervoor is intern bij de politie bekend.
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
17
9. Overlegstructuren De overlegstructuren tussen de politie (op het niveau van de Eenheid Noord Nederland) en de GGZ worden gesplitst in een aantal domeinen en niveaus. De afspraken in het landelijke Convenant zijn de onderliggende uitgangspunten.
Strategisch/centraal
Hierbij is sprake van overleg tussen de Raad van Bestuur van GGZ Friesland en de leiding van de Politie Eenheid Noord Nederland.
Dit geschiedt één maal per jaar en heeft tot doel na te gaan of de vigerende afspraken op de lagere niveaus (conform de landelijke uitgangspunten uit het Convenant) nog voldoen en of zij voldoende worden nagekomen. Zo nodig winnen de gesprekspartners
vooraf advies in bij de medewerker binnen de Staf/Politieprofessie die de Portefeuille GGZ behartigt en bij de directeur van GGZ Friesland, die verantwoordelijk is voor de spoedeisende psychiatrie.
Daarnaast wordt overleg gepleegd over zaken de OGGZ/niet-crisisopvang betreffende.
Tactisch/centraal 1
Hierbij is sprake van overleg tussen de directeur van GGZ Friesland, die verantwoordelijk is voor de spoedeisende psychiatrie en de medewerker binnen de Staf/Politieprofessie die de Portefeuille GGZ binnen de Eenheid behartigt. Dit overleg vindt tenminste 6
maal per jaar plaats of zoveel vaker als geïndiceerd is. Het heeft tot doel zowel het toetsen en waar nodig herijken van tactische
afspraken, als het bespreken van (min of meer) principiële kwesties waarbij de GGZ en de politie betrokken zijn geweest. Het betreft hier zowel zaken die goed zijn gegaan als die waar verschillen van mening over zijn ontstaan.
Tactisch/centraal 2
Twee maal per jaar vindt overleg plaats tussen alle relevante partners die een rol (van betekenis) spelen in de opvang,
vrijheidsbeneming, doorgeleiding en plaatsing van verwarde personen die vallen onder het regime van de Wet Bopz 9 . Het doel van
dit overleg is het informeren van elkaar over knelpunten, ‘best practice’ en andere zaken die het welzijn van de betreffende personen
18
ten goede komt. Vanuit dit overleg kan besloten worden een beperktere groep met het adviseren over een specifiek knelpunt te belasten.
Operationeel/decentraal
Ook in Friesland wordt een onderscheid gemaakt in overleg ten behoeve van crisissituaties en overleg ten behoeve van
zorgwekkende situaties. Daarnaast is er nog een derde overleg op dit niveau dat tot doel heeft afspraken die tijdens crisissituaties of zorgwekkende situaties zijn gemaakt te toetsen aan centrale uitgangpunten en zo nodig te borgen. Dit betreft het overleg teamportefeuillehouders GGZ. Crisissituaties
Bij crisissituaties wordt optimaal aangesloten bij bestaande organisatorische voorzieningen die bij de politie en de GGZ zijn
getroffen voor het aanpakken van crises. Daarnaast kunnen er nadere (hulp)voorzieningen wordt gerealiseerd die de crisis beter kunnen beteugelen •
Bij de politie is de centrale functionaris (vaste contactpersoon op locatie) de Officier van Dienst, die 7 x 24 uur beschikbaar is als
•
Bij de GGZ kan de centrale functionaris (vaste contactpersoon op locatie) verschillen. Het kan de psychiater of arts van
•
•
beslisser in het operationele domein.
GGZ Friesland Spoed (de crisisdienst) zijn, de triagefunctionaris of een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (SPV) die tijdelijk is aangewezen als vaste contactpersoon. Zie 1. Samenwerking tussen politie en GGZ.
Ook andere instanties dan de politie of de GGZ kunnen betrokken worden bij een crisisbehandeling van een verward persoon zoals de familie, de GGD, de huisarts, de ambulancedienst of de officier van justitie.
(Direct) na afloop van een crisissituatie vindt overleg plaats tussen de betrokkenen. Doel is na te gaan wat er goed ging en
wat voor (structurele) verbetering in aanmerking komt. De contactpersonen van de politie en de GGZ melden de uitkomst aan de functionarissen genoemd onder Tactisch/centraal 1.
9 Dit overleg wordt beschouwd als de “klankbordgroep” waarover in de Convenant wordt gesproken
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
Zorgwekkende situaties
Net als bij crisissituaties wordt aangesloten bij bestaande organisatorische voorzieningen die bij de politie en de GGZ gelden voor situaties als deze 10 . Zie ook 5. (Wijk)politie, OGGZ en bemoeizorg. •
Er vindt periodiek overleg plaats binnen het gekende lokale (zorg)netwerk. Als regel zal dit zijn het Sociaal Team waarin de
anderen) verwarde personen die onder de werking van de wet Bopz vallen
• •
GGZ, wijkagenten, gemeente, jeugdzorg en anderen werken aan individuele probleem- en conflictoplossing van (onder Indien geïndiceerd vindt het overleg plaats binnen de structuur van het Veiligheidshuis.
Indien dit aan de orde is melden de deelnemers van de politie en de GGZ de uitkomst aan de functionarissen genoemd onder
Tactisch/centraal 1.
Teamportefeuillehouders GGZ
Binnen de politie kent ieder Robuust Basisteam 11 een eigen teamportefeuillehouder GGZ (niveau: groepschef, operationeel
leidinggevende of Operationeel Expert GGP). Betrokkene fungeert op operationeel/decentraal niveau binnen het Basisteam als directe contactpersoon voor zowel de binnen het betreffende werkgebied gelegen GGZ-instellingen als de (uitvoerende) medewerkers van het team. Binnen de GGZ kan een psychiater of een stafmedewerker als (vast) contactpersoon optreden.
De teamportefeuillehouder GGZ van een basisteam heeft binnen de Eenheid als vaste contactpersoon voor GGZ-vraagstukken de medewerker binnen de Staf/Politieprofessie die de Portefeuille GGZ binnen de Eenheid behartigt.
19
10 Voor deze problematiek kan ook “OGGZ” gelezen worden 11 Er zijn in Noord Nederland 16 Robuuste Basisteams. Friesland kent er 6
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
10. Opleiding en kennisuitwisseling Kennis is van essentieel belang voor een effectieve aanpak van verwarde personen. De politie en de GGZ hebben sinds het eerste convenant van 2004 afspraken over scholing, opleiding en kennisuitwisseling. Deze afspraken worden goed uitgevoerd, er is een breed opleidingspakket. Daarnaast vindt regelmatig ad hoc kennisuitwisseling plaats.
De politie en de GGZ nemen zich voor om de afspraken binnen een jaar na ondertekening van dit convenant te vertalen in een opleidingsplan. Dit opleidingsplan bevat in ieder geval: •
Het gebruik van de landelijk te ontwikkelen toolkit.
•
Het inzetten van digitale informatie (websites).
• • •
•
Het gebruik van e-learningmodules.
De betrokkenheid en ervaringen van patiënten en familie.
De betrokkenheid en ervaringen van andere partners. Hierbij worden in ieder geval betrokken: o
Ambulancezorg Fryslân.
o
De dokterswacht Friesland.
o o
GGD Fryslân.
De afdeling Spoedeisende Hulp van de algemene ziekenhuizen van Friesland.
De coördinatie van de opleidingsactiviteiten.
20
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
11. Evaluatie Dit convenant wordt twee jaar na ondertekening geëvalueerd door de politie en de GGZ. De evaluatie houdt in ieder geval in: •
De implementatie van het convenant.
•
De ervaringen van patiënten en familie.
• •
De werking van het convenant.
De betrokkenheid en ervaringen van andere partners. Hierbij worden in ieder geval betrokken: o
Ambulancezorg Fryslân.
o
De dokterswacht Friesland.
o o
GGD Fryslân.
De afdeling Spoedeisende Hulp van de algemene ziekenhuizen van Friesland.
21
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
22
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
23
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
24
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
25
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
26
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
27
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
28
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
29
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
30
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
31
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
32
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
33
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
34
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
35
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
36
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
37
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
38
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
39
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013
40
© Convenant tussen politie district Fryslân en GGZ Friesland van 8 juli 2013