EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID EN CONSUMENTEN
Brussel, 11 april 2013
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE
Consumentenbescherming voor pensioenproducten in de derde pijler
RAADPLEGINGSDOCUMENT
INHOUD 1. INLEIDING........................................................................................................................................................3 1.1 1.2
DE ASPECTEN VAN CONSUMENTENBESCHERMING VOOR PENSIOENPRODUCTEN IN DE DERDE PIJLER ...................................4 TOEPASSINGSGEBIED EN DOEL VAN DIT DOCUMENT .................................................................................................4
2. DEFINITIE VAN PENSIOENPRODUCTEN IN DE DERDE PIJLER ..............................................................................5 2.1 2.2 2.3
NAAR EEN GEMEENSCHAPPELIJKE OPERATIONELE EU-DEFINITIE VAN DE DERDE PIJLER ....................................................5 IDENTIFICATIE VAN PENSIOENPLANNEN IN DE DERDE PIJLER IN EUROPA........................................................................6 ONDERSCHEID TUSSEN DE DRIE PIJLERS .................................................................................................................6
3. REGELGEVINGSKADER VOOR PENSIOENPRODUCTEN IN DE DERDE PIJLER.........................................................7 3.1 3.2
NATIONAAL REGELGEVINGSKADER .......................................................................................................................7 EU-REGELGEVINGSKADER ..................................................................................................................................9
4. EEN SPECIFIEKE BENADERING VOOR PENSIOENPRODUCTEN IN DE DERDE PIJLER ...........................................11 4.1 4.2 4.3
PENSIOENEN ALS UNIEKE BELEGGINGSBESLISSING ..................................................................................................11 NOODZAAK VAN SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR CONSUMENTENBESCHERMING ......................................................11 VERSNIPPERING VAN DE REGELGEVING................................................................................................................12
5. INSTRUMENTEN: ZELFREGULERINGSCODE OF EU-CERTIFICERINGSREGELING ..................................................13 5.1 5.2
DE ROL VAN EEN ZELFREGULERINGSCODE ............................................................................................................13 DE ROL EN WERKING VAN EEN EU-CERTIFICERINGSREGELING...................................................................................14
2
1. INLEIDING Het toenemende aantal gepensioneerden in Europa stelt de lidstaten van de EU voor een grote uitdaging. Om de demografische veranderingen het hoofd te kunnen bieden, moeten pensioenstelsels financieel duurzaam zijn, maar moeten zij ook zo ontworpen zijn dat de pensioenuitkeringen toereikend zijn en de levensstandaard en financiële onafhankelijkheid van gepensioneerden in stand worden gehouden. De uitdaging om aan deze eisen te voldoen, wordt verder bemoeilijkt door de huidige financiële en economische crisis, die heeft gezorgd voor financiële onzekerheid, een daling van de werkgelegenheid en van het besteedbare inkomen en begrotingsconsolidatie noodzakelijk heeft gemaakt. De jaarlijkse groeianalyses van de Europese Commissie1 kunnen helpen ervoor te zorgen dat pensioenstelsels doeltreffend, toereikend en duurzaam zijn, met name gezien de behoefte aan een groeivriendelijke begrotingsconsolidatie. Daartoe wordt in de groeianalyses benadrukt dat de pensioenleeftijd moet worden afgestemd op de levensverwachting door de toegang tot regelingen voor vervroegde uittreding te beperken, mensen in staat te stellen om langer aan het werk te blijven en aanvullend pensioensparen te stimuleren. Het afgelopen decennium zijn er grondige nationale hervormingen doorgevoerd waarin de toereikendheid en duurzaamheid van de pensioenstelsels werden aangepakt.2 Om deze hervormingen te ondersteunen, wordt in het Witboek betreffende pensioenen van 2012 als voortzetting van de jaarlijkse groeianalyses van 2011 en 2012 en in overeenstemming met de Europa 2020-strategie3 een agenda op EU-niveau vastgesteld om ervoor te zorgen dat de pensioenen toereikend en duurzaam zijn. In dit witboek wordt de nadruk gelegd op het scheppen van omstandigheden die mensen in staat stellen om langer aan het werk te blijven en die hen meer kansen bieden om veilige aanvullende pensioenregelingen op te bouwen. Aanvullende pensioenregelingen4 (waaronder ook pensioenproducten in de derde pijler) zullen een grotere rol gaan spelen bij het verzekeren van de toereikendheid en duurzaamheid van pensioenen in de toekomst en kunnen zo de belasting van de openbare pensioenvoorzieningen afbouwen en het inkomen van gepensioneerden verhogen.5 Het is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat consumenten voldoende worden beschermd, om zo hun vertrouwen te vergroten in een complexe markt waarop slechte beleggingsbeslissingen ernstige gevolgen kunnen hebben. Daartoe wordt in het witboek aangekondigd dat "de Commissie uiterlijk in 2013 een initiatief zal presenteren om de kwaliteit van derdepijlerpensioenproducten voor vrouwen en mannen te verhogen en de normen voor de voorlichting en bescherming van de consument te verbeteren via vrijwillige codes en eventueel ook een EU-certificatieregeling voor dergelijke producten, en wel zo mogelijk op grond van de maatregelen ter verbetering van de voorlichting van de consumenten, die voor 2012 zijn gepland voor "pakketproducten voor retailbeleggingen" ("packaged retail investment products"- "PRIP's")."6 1
2
3
4
5
6
2011, COM(2011) 11 definitief, 12.1.2011; 2012, COM(2011) 815 definitief, 23.11.2011; 2013, COM(2012) 750 definitief, 28.11.2012. Zie de jaarlijkse groeianalyse van 2013, de bijlage bij het macro-economisch verslag, blz. 8 (voetnoot 3) en het verslag over de vergrijzing van 2012 (EC, Europese Economie 2/2012). Een agenda voor adequate, veilige en duurzame pensioenen, COM(2012) 55, 16.2.2012. Het Witboek betreffende pensioenen weerspiegelde de standpunten van de belanghebbenden die werden verzameld tijdens een uitgebreide raadpleging die werd georganiseerd in de context van het Groenboek naar adequate, houdbare en zekere Europese pensioenstelsels COM(2010) 365 definitief, 7.7.2010. Daarin werden ook op de werkplek gebaseerde bedrijfsvoorzieningen behandeld waarvoor in het witboek werd verwezen naar een reeks initiatieven, waaronder een herziening van de Richtlijn betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV-richtlijn). Pensioenspaarproducten in de derde pijler zouden ook de spaargelden van de gezinnen kunnen verhogen, die vervolgens gebruikt zouden kunnen worden om langetermijnbeleggingen te financieren. COM(2012) 55 definitief, 16.2.2012, bijlage 1, actie 13, bladzijde 17.
3
Daarnaast wordt in het witboek7 verklaard dat er maatregelen zullen worden genomen om overeenkomstenrecht-gerelateerde obstakels voor bepaalde particuliere pensioenproducten weg te nemen.8 De Commissie bespreekt dit thema momenteel in een deskundigengroep inzake een Europees verzekeringsovereenkomstenrecht.9 De groep zal naar verwachting voor eind 2013 een verslag opstellen. De Commissie zal nagaan of het nodig is om bepaalde overeenkomstenrechtgerelateerde kwesties ten aanzien van pensioenproducten in de derde pijler aan te pakken en zo ja, via welke beleidsopties, rekening houdende met de resultaten van dit overleg en het verslag van de deskundigengroep. 1.1 De aspecten van consumentenbescherming voor pensioenproducten in de derde pijler Voorlichting van de consument, ook wel transparantie genoemd, omvat ook de productgegevens die aan de consument worden verstrekt voor, bij of na de sluiting van een overeenkomst met een aanbieder van pensioenvoorzieningen. Voor de betrekkingen tussen een aanbieder of distributeur van pensioenvoorzieningen en een consument voor, bij of na de transactie gelden beschermingsnormen, die betrekking hebben op het in de handel brengen, advies, overreding en verkooppraktijken in het algemeen.10 1.2 Toepassingsgebied en doel van dit document Dit document is toegespitst op pensioenproducten in de derde pijler. Het bouwt voort op de bestaande literatuur en op studies die door de Commissie zijn verricht. Het is ook gebaseerd op een vragenlijst die in oktober 2012 naar de lidstaten en naar specifieke belanghebbenden is gestuurd en die hoofdzakelijk betrekking had op de bestaande nationale voorschriften voor consumentenbescherming en de ruimere werking van de nationale markten.11 In de vragenlijst werden pensioenproducten in de derde pijler omschreven als ‘alle soorten particuliere pensioenproducten waarop consumenten op individuele basis (en dus niet in het kader van hun beroep) intekenen, ongeacht of dit op vrijwillige of op verplichte basis gebeurt.’ Deze definitie is ruim genoeg om de meeste individuele particuliere pensioenproducten af te dekken, ook producten waarvoor een verplichte bijdrage wordt geïnd.12 Uit de antwoorden op de vragenlijst bleek dat belanghebbenden het over het algemeen verstandig vinden om een EU-aanpak op dit domein uit te werken. Een brede waaier aan overheidsinstanties en vertegenwoordigers uit de sector erkent de voordelen van een gemeenschappelijk kader op EU-niveau, met name in de context van de grensoverschrijdende mobiliteit van consumenten. Alle consumentengroepen zijn ingenomen met de pogingen om de consumentenbescherming op deze markt te verbeteren. De belanghebbenden wezen er evenwel op dat de uitvoering van een eventuele EU-aanpak bemoeilijkt wordt door de uiteenlopende aard van de regelgevingskaders en de nationale markten,13 zoals beschreven wordt in sectie 3. Sommige belanghebbenden haalden ook aan dat het snel evoluerende regelgevingskader in de lidstaten en in de EU, dat gevolgen heeft voor pensioenproducten in de derde pijler en aanbieders van dergelijke producten, in aanmerking moet worden genomen 7 8
9
10
11 12 13
COM(2012) 55 van 16.2.2012, bijlage I, actie 19, bladzijde 18. Actie 19 is erop gericht "de noodzaak te onderzoeken van het slechten van overeenkomstenrecht-gerelateerde obstakels voor het ontwikkelen en verkopen van levensverzekeringsproducten met spaar-/beleggingsfuncties om de grensoverschrijdende verkoop van bepaalde particuliere pensioenproducten te vergemakkelijken". Besluit van de Commissie van 17 januari 2013 betreffende de oprichting van een deskundigengroep inzake een Europees verzekeringsovereenkomstenrecht (PB C 16/6 van 19.1.2013). De beschermingsnormen stroken met de voorschriften voor verkooppraktijken die bijvoorbeeld vermeld zijn in de Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID) (Richtlijn 2004/39/EG, PB L 145, 30.4.2004) en in de Richtlijn betreffende verzekeringsbemiddeling (Richtlijn 2002/92/EG, PB L 9, 15.1.2003). Feedback is te vinden in sectie 3 (nationaal regelgevingskader) en sectie 5 (EU-beleidsinstrumenten). De definitie en de belangrijkste kenmerken van pensioenproducten in de derde pijler worden besproken in sectie 2. Met name de Duitse, de Deense, de Franse en de Britse overheid hebben daarop gewezen.
4
bij de ontwikkeling van een initiatief op dit domein.14 De bestaande en toekomstige EU-regelgeving inzake beleggingsproducten voorziet in algemene voorschriften voor consumentenbescherming waar ook verzekerings- en beleggingsproducten onder vallen, die mogelijk ook de meeste pensioenproducten in de derde pijler omvatten.15 Ondanks de specifieke kenmerken van de derdepijlermarkt en de unieke risico's waarmee consumenten worden geconfronteerd, bestaan er geen specifieke EUbepalingen waarin de behoeften van de consumenten voldoende worden afgedekt. Om de in sectie 4 vermelde redenen is het noodzakelijk dat consumenten bijzondere bescherming krijgen op deze markt. Sommige lidstaten hebben eigen voorschriften uitgewerkt, als aanvulling op de EU-voorschriften, wat leidt tot een versnippering van de markt en ongelijke niveaus van consumentenbescherming. Een gemeenschappelijke benadering, met name op gebieden waarvoor nog geen EU-voorschriften bestaan, zou kunnen helpen om mogelijke verschillen tussen de nationale regelgevingsstelsels weg te werken en zo een verdere versnippering van de normen voor de voorlichting en bescherming van de consument voorkomen. Dit document is bedoeld om de specifieke problemen vast te stellen waarmee consumenten worden geconfronteerd bij pensioenproducten van de derde pijler en om na te gaan of door de EU gecoördineerde vrijwillige codes of certificeringsregelingen de consumentenbescherming zouden kunnen verbeteren. In het document wordt ook geprobeerd om het debat toe te spitsen op de vaststelling van optimale manieren om een aantal van de hieronder vermelde specifieke kenmerken aan te pakken. De resultaten van het overleg zullen worden meegenomen in een ruimer initiatief voor de ontwikkeling van een echte, consumentvriendelijke interne markt voor persoonlijke pensioenregelingen. Ze zullen tevens nuttig materiaal opleveren voor de ontwikkeling van maatregelen en initiatieven die gebaseerd zijn op de herzieningen van de MiFID en de IMD en op het PRIP's-voorstel, zoals hieronder wordt beschreven. Belanghebbenden kunnen hun antwoorden op het raadplegingsdocument insturen tot 19/07/2013. Bijdragen dienen naar de Europese Commissie te worden gestuurd op het volgende adres:
[email protected]. Ontvangen bijdragen worden, samen met de identiteit van de auteur, op de raadplegingswebsite van de Europese Commissie gepubliceerd, die te vinden is op http://ec.europa.eu/dgs/health_consumer/dgs_consultations/ca_current_consultations_en.htm, tenzij de auteur bezwaar maakt tegen de publicatie van de persoonsgegevens omdat die publicatie zijn of haar gerechtvaardigde belangen zou schaden. In dat geval kan de bijdrage anoniem worden gepubliceerd. Anders wordt de bijdrage niet gepubliceerd en wordt er in principe evenmin rekening gehouden met de inhoud ervan. Voor meer informatie over de verwerking van persoonsgegevens in de context van deze raadpleging, kunt u de privacyverklaring raadplegen die op voornoemde raadplegingspagina te vinden is. 2. DEFINITIE VAN PENSIOENPRODUCTEN IN DE DERDE PIJLER 2.1 Naar een gemeenschappelijke operationele EU-definitie van de derde pijler Actie 13 van het witboek betreffende pensioenen is gericht op de verbetering van de normen voor 14
15
Nederland vond het bijvoorbeeld verstandiger om de resultaten van de hangende EU-wetgevingsvoorstellen op dit domein af te wachten. Als pensioenproducten in de wetgeving bijvoorbeeld gedefinieerd worden als verzekeringen, zouden zij onderhevig zijn aan de voorschriften van de IMD-richtlijn. Als het product als financieel instrument wordt beschouwd, zijn de voorschriften van de Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten van toepassing. De relevantie van bestaande en voorgestelde EUwetgeving voor de derde pijler komt aan bod in sectie 3.3.
5
de voorlichting en bescherming van de consument voor pensioenproducten in de derde pijler voor alle EU-consumenten. Om de reikwijdte van een toekomstig initiatief te bepalen, moet de derde pijler duidelijk worden gedefinieerd. Dat is niet eenvoudig, want over het gebruik van het pijlermodel bestaat geen duidelijke overeenstemming.16 Dat blijkt ook uit de verschillende antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst, zoals beschreven in sectie 3. Hoewel het duidelijk is dat een gemeenschappelijk begrip van pensioenproducten in de derde pijler niet kan worden gebaseerd op de bestaande nationale definities in de wetgeving of de handel, lijkt het passend om in dit document het onderscheid te maken tussen particuliere bedrijfspensioenvoorziening (of door de werkgever geregelde pensioenvoorziening) en particuliere individuele pensioenproducten, zoals gedefinieerd door de OESO in 1998. Deze operationele definitie bouwt voor op de aspecten van producten in de derde pijler die in alle lidstaten hetzelfde zijn, ongeacht de juridische en commerciële aspecten van die producten. 2.2 Identificatie van pensioenplannen in de derde pijler in Europa Hoewel er geen officiële of wettelijke EU-definities van pensioenproducten in de derde pijler bestaan, worden er verschillende structuren gebruikt om de pensioenpijlers in te delen. Deze pijlerstructuur werd toegelicht in het OESO-document Maintaining prosperity in an ageing society.17 De eerste pijler bestaat uit wettelijk verplichte, door de overheid beheerde, hoofdzakelijk beschikbare-uitkeringspensioenregelingen ("mostly defined benefit pension schemes"). De tweede pijler bestaat uit particulier beheerde pensioenregelingen die in het kader van het beroepsleven worden aangeboden. De derde pijler bestaat uit persoonlijke particuliere pensioenregelingen.18 In haar herziene structuur voor pensioenplannen, pensioenfondsen en pensioeninstellingen (Revised taxonomy for pension plans, pension funds and pension entities),19 ging de OESO verder in op haar eerdere ‘vereenvoudigde’ aanpak. Zij stelde voor om beschrijvende terminologie en een meer verfijnde structuur te gebruiken, op basis van verschillende onderscheiden: particulier/publiek ("private/public"), beschikbare uitkering/beschikbare premie ("defined benefit/defined contribution"), met/zonder kapitaaldekking ("unfunded/funded") en bedrijfspensioen/persoonlijk pensioen ("occupational/personal"). Met deze verfijnde structuur werd geprobeerd om de werking van particuliere pensioenplannen effectiever en omvattender te definiëren.20 Aangezien dit document is toegespitst op consumentenbescherming, lijkt het evenwel beter om uit te gaan van het 'vereenvoudigde' OESO-model uit 1998. De voordelen van het traditionele onderscheid worden ook bevestigd in gezaghebbende literatuur.21 2.3 Onderscheid tussen de drie pijlers Het kan soms moeilijk zijn om de drie pijlers van elkaar te onderscheiden, aangezien elke indeling bemoeilijkt wordt door de verschillende hybrideoplossingen die op de markt worden aangeboden. Deze hybrideproducten vertonen kenmerken van elk van de drie pijlers, maar het onderscheid tussen de pijlers blijft verder vaag. De meningen over de indeling van verschillende 16
17 18
19 20
21
Sommige respondenten geven de voorkeur aan een indeling van pensioenregelingen op basis van kwalitatieve criteria (zoals gebeurt in de IBPV-richtlijn). De OESO Policy Brief (juni 1998) is te vinden op http://www.oecd.org/insurance/pensionsystems/2430300.pdf. Deze structuur werd echter niet gebruikt in andere contexten. De Wereldbank definieert de tweede pijler als verplichte particulier beheerde pensioenplannen, terwijl regelingen in de derde pijler worden gekenmerkt door de vrijwillige aard van de bijdragen. OESO (oktober 2002), te vinden op http://www.oecd.org/insurance/privatepensions/2488707.pdf. In het OESO-document van 2002 worden eveneens vijf verschillende elementen uitgewerkt (bijlage 3) om mogelijke structuren van particuliere pensioenregelingen te evalueren. Het gaat om: 1) bestemming als pensioen (liquiditeit uitkering/rekeningsaldo); 2) kapitaalgarantie en risicodraging; 3) de voorziening van pensioenplannen met kapitaalgarantie en de instrumenten voor kapitaalgarantie; 4) subsidiabiliteit en participatie; 5) belastingregelingen. Zie de recente studie van het Europees Parlement Pension systems in the EU — contingent liabilities and assets in the public and private sector (EP, DG Intern beleid, 2011).
6
particuliere individuele pensioenproducten die als een tussencategorie tussen de tweede en de derde pijler kunnen worden beschouwd, kunnen uiteenlopen. Deze producten omvatten bijvoorbeeld individuele pensioenproducten die in een bedrijfscontext worden aanbevolen maar waaraan de werkgever niet deelneemt of bijdraagt of verplichte particuliere individuele pensioenproducten waarvoor een deel van de wettelijk verplichte bijdrage wordt geïnd.22 Vanwege de individuele aard van deze producten en het feit dat zij niet door de werkgever worden gefinancierd, weegt het derdepijlerelement hier door. Vragen: 1 Is de volgende definitie, die in de vragenlijst van 2012 werd gebruikt, doeltreffend om pensioenproducten in de derde pijler te identificeren? "Pensioenproducten in de derde pijler worden gedefinieerd als elk soort particulier pensioenproduct waarop consumenten op individuele basis — in tegenstelling tot om beroepsredenen — intekenen, ongeacht of dat op vrijwillige of op verplichte basis gebeurt" 2 Indien niet, wat zou dan de meeste geschikte gemeenschappelijke EU-definitie zijn voor pensioenproducten in de derde pijler? 3. REGELGEVINGSKADER VOOR PENSIOENPRODUCTEN IN DE DERDE PIJLER 3.1 Nationaal regelgevingskader In deze alinea wordt voorlopige informatie verstrekt die werd vergaard op basis van de vragenlijst van 2012. Daarin werd lidstaten en belanghebbenden gevraagd om de toenmalige nationale voorschriften voor pensioenproducten in de derde pijler te beschrijven die betrekking hadden op de voorlichting van de consument en beschermingsnormen, evenals de marktsituatie op nationaal niveau.23 De respondenten werd ook gevraagd om een eerste mening te geven over de doeltreffendheid van de in het witboek vermelde instrumenten. Deze standpunten zijn weergegeven in sectie 5.24 De belangrijkste tendensen die uit de antwoorden van de lidstaten en Kroatië naar voren kwamen, waren de volgende. A) De situatie op de markt voor pensioenproducten in de derde pijler In de meeste lidstaten zijn de bijdragen voor pensioenproducten in de derde pijler vrijwillig.25 Uit de antwoorden bleek dat pensioenplannen in de EU meestal de vorm hebben van verzekeringsovereenkomsten. Dit is het geval in grotere lidstaten zoals Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk, waar verzekeringsmaatschappijen de grootste aanbieders van pensioenregelingen zijn. Naast verzekeringsovereenkomsten en pensioenfondsen vermeldde een beperkt aantal lidstaten ook andere spaarproducten die gebruikt konden worden om een pensioeninkomen op te bouwen.26 In de antwoorden wordt een hele waaier aan aanbieders van pensioenproducten vermeld, zoals verzekeringsmaatschappijen, deposito-instellingen, 22
23
24
25
26
Deze producten staan ook bekend als producten in de 'eerste b-pijler' (een subgroep van de eerste pijler), aangezien hun financiering gebaseerd is op bijdragen die oorspronkelijk bedoeld waren om overheidspensioenen te financieren. Meer informatie over de EU-wetgeving die van toepassing is op pensioenregelingen of -instellingen in de lidstaten is te vinden in het Groenboek betreffende pensioenen van 2010 en het begeleidende document daarbij [SEC(2010) 830 definitief, sectie 3 en tabel 1]. Bij het in kaart brengen van deze informatie (door de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) werd de nadruk gelegd op prudentiële regelgeving. DG SANCO heeft 50 reacties ontvangen op de vragenlijst die begin oktober 2012 is rondgestuurd. Deze reacties omvatten de antwoorden van 25 lidstaten(met uitzondering van BE en SE, die geen antwoord instuurden) en Kroatië, 15 antwoorden van vertegenwoordigers van bedrijven en 9 van gebruikers die vertegenwoordigd zijn in het pensioenforum. De uitzonderingen zijn verplichte particuliere individuele pensioenproducten waarvoor wettelijke pensioenbijdragen werden geïnd (eerste b-pijler), waarvoor kapitaalgaranties verplicht (bv. in Polen) of quasiverplicht (mogelijkheid tot opt-out) kunnen zijn. ‘Banksparen’ in Nederland heeft bijvoorbeeld betrekking op termijnrekeningen die gekoppeld kunnen worden aan de aankoop van een lijfrenteverzekering wanneer men met pensioen gaat. Spaargelden kunnen ook worden bestemd voor de aankoop van residentieel vastgoed aan het einde van de spaartermijn, of ze kunnen worden vastgezet tot aan het overlijden.
7
vennootschappen die fondsen beheren en andere financiële bemiddelaars. De antwoorden op de vragen ten aanzien van de omvang van de markt voor pensioenproducten in de derde pijler, uitgedrukt in een percentage van het bbp, bieden geen samenhangend, vergelijkbaar beeld van de situatie in alle lidstaten.27 Er is evenwel enige informatie te vinden in het verslag over de vergrijzing van 2012, waarin ook regelingen in de tweede en in de derde pijler worden vergeleken28, en er worden ook bepaalde gegevens vermeld over de dekkingsgraad in termen van het aantal actieve leden in verschillende regelingen.29 B) Bestaande nationale voorschriften Uit de antwoorden van de overheden op de vragenlijst van 2012 bleek dat het regelgevingskader bijzonder versnipperd is. Slechts vier lidstaten blijken niet over rechtsinstrumenten te beschikken waarin pensioenproducten in de derde pijler worden gedefinieerd of indirect worden behandeld (BG, CY, CZ en EL). Alle andere overheden, zowel die welke persoonlijke pensioenfondsen expliciet definiëren als die welke dat niet doen, beschikken over bepalingen waarin pensioenproducten in de derde pijler in meerdere of mindere mate worden behandeld. Met name in EE, IT,30 LU, PL,31 RO, SK en MT32 is er een overkoepelend rechtskader voor individuele aanvullende pensioenregelingen (verzekeringen en niet-verzekeringen) vastgesteld. In AT, DE, DK, ES, FI, FR, HU, IE, LT, LV, NL, PT, SI en UK werd gemeld dat er wetgevingsinstrumenten bestaan waarin bepaalde specifieke subgroepen van pensioenproducten in de derde pijler zijn afgedekt. Met betrekking tot pensioenproducten in de derde pijler die de vorm van verzekeringsproducten aannemen, meldden tien overheden dat er geen nationale wettelijke bepalingen33 ten aanzien van de voorlichtingsvereisten bestonden die verder reikten dan de tenuitvoerlegging van de geldende EU-voorschriften. 13 lidstaten beschikken over verschillende rechtsinstrumenten waarin specifieke bepalingen betreffende de voorlichting van de consument zijn opgenomen (DE, EE, ES, FI, FR, IE, IT, LU, LT, MT, PL, SI en UK). Tien lidstaten beschikken niet over specifieke nationale voorschriften inzake normen voor consumentenbescherming voor individuele pensioenen in de vorm van verzekeringsproducten. De meeste lidstaten meldden dat er nationale voorschriften inzake consumentenbescherming waren goedgekeurd voor pensioenproducten in de derde pijler die niet onder de noemer van verzekeringen vallen, via specifieke rechtsinstrumenten of bepalingen ter zake in de ruimere wetgeving.34 Enkel in AT, CY, EL, FR en NL zijn er geen voorlichtingsvoorschriften voor nietverzekeringsproducten vastgelegd in de wetgeving. Net iets meer lidstaten beschikken niet over wettelijke voorschriften ten aanzien van verkoopvoorwaarden voor niet-verzekeringsproducten of gaven geen specifiek antwoord (AT, CY, EL, FR, NL, PL en SI). C) Zelfregulering is niet algemeen verspreid in alle lidstaten Slechts 10 lidstaten meldden dat er vrijwillige initiatieven waren uitgewerkt (AT, BG, DE, DK, 27
28 29
30 31
32 33
34
De beschikbare informatie is onder meer afkomstig van de OESO en de Europese Commissie. Er zijn geen vergelijkbare gegevens beschikbaar waarin het onderscheid wordt gemaakt tussen persoonlijke pensioenen en bedrijfspensioenvoorzieningen. Verslag over de vergrijzing 2012, blz. 107-109 (zie voetnoot 2). Met name van de OESO (bv. 'Complementary and private pensions throughout the world 2008') en van een studie uitgevoerd door Oxera Consulting Ltd., die in 2013 zal worden afgerond. Wetsbesluit 252 van 5 december 2005 ('Forme pensionistiche complementari individuali'). In Polen zijn er in het Wetsbesluit betreffende individuele pensioenrekeningen (IKE's) twee soorten pensioenproducten in de derde pijler gedefinieerd. Het Wetsbesluit is in 2011 geamendeerd om ook individuele pensioenrekeningeffecten (IKZE's) in aanmerking te nemen. In Malta is de pensioenwet die in 2011 werd goedgekeurd nog niet van kracht. In BG, CY, CZ, EL, HU, LV, MT, PT, RO en SK werd geen melding gemaakt van specifieke transparantiewetgeving voor verzekeringsproducten. In 19 lidstaten (BG, CZ, DE, DK, EE, ES, FI, HU, IT, LU, LT, LV, MT, PL, PT, RO, SI, SK en UK) en in Kroatië zijn er wetgevingsinstrumenten goedgekeurd inzake pensioenproducten in de derde pijler die niet onder verzekeringen vallen.
8
EE, FI, IT, SE, SI en UK).35 De overheden van 11 lidstaten antwoordden dat er in deze fase geen zelfreguleringsinitiatieven waren geregistreerd. 3.2 EU-regelgevingskader Pensioenproducten in de derde pijler kunnen onder het toepassingsgebied van bestaande en voorgestelde wetgeving vallen, hoewel er geen specifieke EU-wetgeving van toepassing is op deze producten. Aangezien er op nationaal vlak verschillende definities worden gehanteerd voor deze producten, kunnen de grenzen tussen de pijlers eveneens vaag zijn, zoals hierboven reeds werd beschreven. In tabel 1 hieronder vindt u een overzicht van de omstandigheden waarin EU-wetgeving van toepassing kan zijn op pensioenproducten in de derde pijler. In deze tabel wordt ingegaan op de manier waarop prudentiële regels of substantiële productvoorschriften voor pensioenproducten in de derde pijler geregeld worden (of zullen worden) in bestaande en toekomstige EU-wetgeving; de verkoop van deze producten aan retailklanten; en de informatieverstrekking over deze producten aan retailklanten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de twee producten die het vaakst door individuen worden gebruikt als aanvullende particuliere pensioenregeling: verzekerings- en niet-verzekeringsproducten. Tabel 1 — Overzicht van de regelgeving rond pensioenproducten in de derde pijler36
• Verzekeringsproducten37 Er zijn twee belangrijke categorieën levensverzekeringsovereenkomsten die beschouwd kunnen worden als regelingen in de derde pijler: persoonlijke pensioenplannen, waarvan de belangrijkste kenmerken worden overeengekomen door de verzekeraar en de cliënt, en hybride 35
36
37
Zo is er de informatie-aanbeveling en de gedragscode voor verzekeringsbemiddeling van de Duitse Verzekeringsvereniging; de richtsnoeren van de Italiaanse verzekeringssector waarin onder meer verkoopvoorschriften en de meeneembaarheid van pensioenrechten zijn afgedekt; de codes van de Vereniging van Britse verzekeraars. Sommige voorlichtingsvoorschriften worden ook behandeld in de geconsolideerde Richtlijn betreffende levensverzekeringen en zijn bijgevolg ook opgenomen in Solvency II. Andere wetgevingsinstrumenten rond verzekeringen, zoals de Richtlijn betreffende levensverzekering (Geconsolideerde Richtlijn betreffende levensverzekering) en Solvency II, die bepalingen bevatten die betrekking hebben op productvoorschriften, vallen buiten het toepassingsgebied van dit document.
9
verzekerings- en beleggingsproducten waarin pensioen wordt opgebouwd.38 Dit omvat ook verzekerde pensioenen.39 Beide categorieën vallen onder het toepassingsgebied van IMD I,40 waarin hoofdzakelijk verkoopvoorschriften worden vastgesteld voor verzekeringsproducten die door tussenpersonen worden verkocht. De Commissie heeft in 2012 voorgesteld om deze wetgeving te herzien (ontwerp IMD II).41 In het voorstel van de Commissie betreffende pakketproducten voor retailbeleggingen (ontwerpvoorstel betreffende PRIP's)42 zal worden voorzien in een essentiëleinformatiedocument voor producten voor retailbeleggingen van welke juridische aard dan ook. Dit document moet duidelijke, objectieve en vergelijkbare informatie bevatten in een algemeen aanvaard formaat, die moet worden verstrekt vóór het product wordt verkocht aan retailbeleggers. In dit voorstel, dat momenteel wordt besproken in het Europees Parlement en de Raad, worden pensioenproducten in de derde pijler behandeld en wordt ernaar gestreefd gemeenschappelijke voorschriften voor informatieverstrekking vast te stellen die ook relevant kunnen zijn voor pensioenproducten in de derde pijler. Deze voorschriften zouden worden ontwikkeld als 'niveau 2-maatregelen',43 zodra er overeenstemming is bereikt over het kader voor 'niveau 1'.44 • Niet-verzekeringsproducten Voor de toepassing van dit document omvatten niet-verzekeringspensioenproducten nietbedrijfsgerelateerde pensioenfondsen, die verschillende vormen kunnen aannemen in de verschillende lidstaten en waarop consumenten individueel intekenen, en hybride persoonlijke pensioenplannen (niet-verzekeringgerelateerd), die soms gebaseerd zijn op verschillende soorten andere beleggingsproducten. In het tweede geval kopen consumenten een typisch beleggingsproduct, zoals een beleggingsfonds, dat hun hele pensioenplan uitmaakt, of een deel daarvan. Wat voorlichting betreft, kan het zijn dat bepaalde aspecten van hybrideproducten momenteel via sectorspecifieke wetgeving geregeld zijn die van toepassing is op het oorspronkelijke product waarop zij gebaseerd zijn. Als het financiële instrument dat aan de basis van het product ligt een retailbeleggingsfonds is, zal de Richtlijn betreffende instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) vaak van toepassing zijn op het fonds zelf, hoewel dat in een ander product verpakt kan zitten. Deze richtlijn bevat bepalingen die potentiële beleggers moeten helpen om inzicht te krijgen in de belangrijkste kenmerken van het voorgestelde beleggingsfonds, door hen bijvoorbeeld te helpen om de risico's van verschillende fondsen te vergelijken. Verschillen tussen specifieke sectorale voorschriften zouden kunnen worden gelijkgetrokken via 38
39
40 41
42
43
44
Sommige typische beleggings- of verzekeringsproducten (zoals unit-linked producten) die consumenten gebruiken als instrumenten voor hun pensioenplannen. In sectie 2.2 wordt deze categorie in het OESO-document van 2002 gedefinieerd als pensioenplannen die door verzekeraars worden aangeboden en uitsluitend uit verzekeringsproducten bestaan. Zie voetnoot 10. Voorstel voor een Richtlijn betreffende verzekeringsbemiddeling (herschikking), C0M(2012) 360 definitief, 3.7.2012. Dit voorstel is erop gericht consumenten passender en objectiever advies te verstrekken, de IMD voor complexere verzekeringsproducten af te stemmen op MiFID en belangenconflicten op te sporen, te beheersen en te beperken. De toekomstige wetgeving zal eveneens rechtstreekse verkoop door verzekeringsondernemingen omvatten. Voorstel voor een Verordening betreffende essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten, COM(2012) 352 definitief, 3.7.2012. De 'wetgevingsniveaus' verwijzen naar het zogeheten wetgevingsproces van Lamfalussy. Het Lamfalussyproces bestaat uit vier niveaus: aanname van de kaderwetgeving (niveau 1); gedetailleerde uitvoeringsmaatregelen (niveau 2); samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten en convergentie van hun praktijken (niveau 3); en een tijdige handhaving en correcte omzetting van EU-wetgeving in het nationale recht (niveau 4). Producten in de derde pijler zijn echter niet expliciet uitgesloten. De opname van deze producten is enkel het resultaat van het feit dat beleggingsproducten met een pensioensdoel niet zijn uitgesloten. Bedrijfspensioenvoorzieningen (die onder de IBPV vallen) zijn expliciet uitgesloten van het voorstel, evenals pensioenproducten waarvoor een financiële bijdragen van de werkgever vereist is krachtens de nationale wetgeving.
10
de toekomstige Verordening betreffende PRIP's. Die zou pensioenproducten in de derde pijler kunnen afdekken op basis van een reeks voorschriften waarin rekening wordt gehouden met de kenmerken van dergelijke producten. Wat de verkoopvoorschriften betreft, zijn beleggingsondernemingen bij MiFID I vereist zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van hun cliënten. In deze richtlijn worden andere specifieke voorschriften vastgesteld naargelang de beleggingsdienst die aan cliënten wordt verleend, zoals beleggingsadvies of het uitvoeren van orders. Deze voorschriften kunnen van toepassing zijn op hybrideproducten wanneer er financiële instrumenten bij betrokken zijn. De Commissie heeft wetgevingsvoorstellen goedgekeurd voor de herziening van MiFID (MiFID II) waarin de huidige verkoopvoorschriften worden versterkt.45 Er bestaan momenteel geen specifieke EU-normen voor consumentenbescherming voor de verkoop van niet-bedrijfsgerelateerde pensioenproducten. 4. EEN SPECIFIEKE BENADERING VOOR PENSIOENPRODUCTEN IN DE DERDE PIJLER 4.1 Pensioenen als unieke beleggingsbeslissing De keuze voor een pensioenplan is een van de belangrijkste financiële beslissingen die een consument neemt. Dat geldt met name voor individuele pensioenproducten, waarvoor consumenten zelf belangrijke beslissingen moeten nemen. Dat in tegenstelling tot de tweede pijler, waarin consumentenbeslissingen gewoonlijk collectief worden genomen. Pensioenproducten in de derde pijler beschikken over bepaalde kenmerken die deze producten onderscheiden van andere retailbeleggingsproducten en die specifieke voorlichting en bescherming noodzakelijk kunnen maken. Het belangrijkste kenmerk is dat deze beleggingsproducten een langetermijnbelegging inhouden. Om de rente voor termijnrekeningen te kunnen bepalen, moet een complexe beoordeling worden uitgevoerd van de verwachte rendementspercentages, de opgebouwde opbrengst en de verhouding tussen verliezen en kosten. Het is aangetoond dat consumenten het moeilijk vinden om zulke beslissingen te nemen. De 'lock-in' waarmee consumenten vaak worden geconfronteerd vanwege beperkingen op het opnemen van geld speelt eveneens een belangrijke rol. Dat is het gevolg van de beleggingsrisico's die worden genomen tijdens de fase waarin het kapitaal wordt opgebouwd en de uitkeringsrisico's (lang leven, financiële risico's) tijdens de uitbetalingsfase. Een verkeerde financiële beslissing kan dus ernstige gevolgen hebben voor de consument. Een gebrek aan transparante informatie over de gevolgen van kosten kan eveneens ernstige gevolgen hebben en kan met name op de lange termijn bijzonder nadelig blijken, vooral als de klant vastzit aan het product en geen nieuwe aanbieder kan kiezen zonder boetes te moeten betalen. In sommige lidstaten wordt de transparantie en vergelijkbaarheid van pensioenproducten in de derde pijler momenteel bevorderd via webportalen over dit thema (bv. in DK, SE en in beperkte mate in NL). 4.2 Noodzaak van specifieke voorschriften voor consumentenbescherming De ontwikkeling van de markt van particuliere individuele pensioenen verplicht consumenten om beslissingen te nemen die zij in het verleden niet hoefden te nemen. Het is dan ook belangrijk dat consumenten tijdig duidelijke en correcte informatie krijgen, en dat zij met name degelijk advies krijgen, zodat zij de juiste beslissing kunnen nemen. Het is ook van essentieel belang om consumenten te beschermen tegen mogelijke belangenconflicten en billijke voorschriften voor het in de handel brengen en voor de verkoop toe te passen, te handhaven en
45
Voorstel voor een Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/39/EG. Met dit voorstel zou de consumentenbescherming worden uitgebreid naar de verkoopvoorschriften.
11
indien nodig verder te ontwikkelen, ook met betrekking tot de verstrekking van degelijk advies.46 Consumenten zijn zich vaak niet even goed bewust van de risico's en beschikken niet over dezelfde deskundigheid als aanbieders of distributeurs. Als de hierboven vermelde herzieningen en voorstellen zouden worden toegepast op pensioenproducten in de derde pijler,47 zouden deze problemen in zekere mate worden opgelost, aangezien de voorlichtings- en verkoopvoorschriften zouden worden verbeterd. Zo zou bij de uitwerking van de details van deze voorschriften met name rekening kunnen worden gehouden met de specifieke kenmerken van pensioenproducten in de derde pijler, via uitvoeringsbepalingen, en zouden deze kenmerken kunnen worden meegenomen in de analyse van de marktpraktijken bij de toepassing van de voorschriften. Het is echter nog te vroeg om te beoordelen of de toekomstige EU-beleggings- en verzekeringsinitiatieven ook geschikt zullen zijn voor pensioenproducten. 4.3 Versnippering van de regelgeving Hoewel er op EU-niveau voorschriften voor voorlichting en bescherming bestaan die op deze producten van toepassing zijn of kunnen zijn (zie tabel 1), heeft het ontbreken van specifieke voorschriften voor pensioenproducten in de derde pijler geleid tot een versnippering van de regelgeving, doordat de lidstaten consumentenbeschermingsaangelegenheden op dit gebied elk op hun eigen manier aanpakken. De toepassing van uiteenlopende nationale voorschriften inzake de normen voor de voorlichting en bescherming van de consument zorgt voor problemen. EUconsumenten moeten dezelfde bescherming krijgen, ongeacht waar zij hun pensioenproduct in de derde pijler aankopen. In dat opzicht maakt de toepassing van verschillende voorschriften het moeilijk om producten te vergelijken. Dat belemmert met name mobiele werknemers in hun keuze voor het pensioenproduct dat het beste is afgestemd op hun behoeften. Vanwege hun specifieke aard zijn producten in de derde pijler bijzonder geschikt om grensoverschrijdend te worden verkocht. De consumenten moeten daarom toegang krijgen tot het product dat het beste is afgestemd op hun behoeften, ongeacht waar de beheersmaatschappij zich bevindt. Het ontbreken van specifieke EU-voorschriften inzake voorlichtingseisen48 en consumentenbescherming, met name voor pensioenproducten in de derde pijler, kan de ontwikkeling van deze markt in de weg staan. De ervaring op verwante domeinen leert ons dat gemeenschappelijke EU-voorschriften kunnen helpen om een effectieve interne markt tot stand te brengen. Zo is het succes van retailbeleggingsfondsen te danken aan de aanname en sterkere harmonisering van de ICBErichtlijn. Het gebrek aan eerlijke mededingingsvoorwaarden voor de aanbieders, ook op grensoverschrijdend niveau, kan een ander nadeel zijn van de versnippering van de regels en voorschriften. Dit leidt tot een suboptimale mededinging en tot minder kansen voor aanbieders. Dit heeft op zijn beurt rechtstreekse gevolgen voor de keuzemogelijkheden van de consument en de waarde van de producten, los van andere vraagstukken met betrekking tot deze producten (zoals belastingregelingen) die de grensoverschrijdende verkoop ervan in het gedrang zouden kunnen brengen.
46
47 48
De vraag of zulke regels moeten worden uitgewerkt dient met name te worden bekeken in het kader van autonome (nietbedrijfsgerelateerde) pensioenfondsen. IMD II, MiFID II en met name PRIP's. Zie evenwel het PRIP's-voorstel waarin de voorlichtingsvoorschriften worden behandeld.
12
Vragen: 3 Wat zijn de belangrijkste risico's voor consumenten wanneer zij een pensioenproduct in de derde pijler aankopen? 4 Hoe problematisch acht u de asymmetrische verhouding tussen de consument en de aanbieder wat de informatie en kennis over pensioenproducten in de derde pijler betreft? 5 Zijn er specifieke behoeften van consumenten die pensioenproducten in de derde pijler aankopen waarmee beter rekening moet worden gehouden, bijvoorbeeld via vrijwillige gedragscodes of certificeringsregelingen inzake normen voor de voorlichting (transparantie) en bescherming van de consument op EU-niveau? - Indien ja, hoe kan de voorlichting aan de consument (transparantie) worden verbeterd? Gelieve zowel informatie die voor het sluiten van de overeenkomst moet worden verstrekt als contractuele informatie te vermelden. - Indien ja, hoe kunnen de beschermingsnormen worden verbeterd? Gelieve zowel het in de handel brengen, verkooppraktijken, overreding en advies als andere aspecten te bespreken. 5. INSTRUMENTEN: ZELFREGULERINGSCODE OF EUCERTIFICERINGSREGELING De normen voor de voorlichting en bescherming van de consument kunnen op verschillende manieren worden verbeterd, gaande van aanbevelingen en de uitwisseling van beste praktijken tot bindende rechtsinstrumenten. In het Witboek betreffende pensioenen worden twee opties vermeld: een zelfreguleringscode en een EU-certificeringsregeling. In dit overlegdocument worden deze opties verder uitgewerkt, zoals besproken in de vragenlijst van 2012. Zoals vermeld in sectie 3, bevat de goedgekeurde of voorgestelde EU-wetgeving die van toepassing is op pensioenproducten van de derde pijler voorschriften ten aanzien van de normen voor de voorlichting en bescherming van de consument. Het gaat om de volgende elementen: informatie die moet worden verstrekt voor het sluiten van de overeenkomst en contractuele informatie; voorschriften voor het in de handel brengen; verkooppraktijken; overreding; advies; en alle overige aspecten die de belangen of de keuzes van de consumenten kunnen beïnvloeden. 5.1 De rol van een zelfreguleringscode De ervaring die werd opgedaan op het vlak van zelfregulering heeft positieve resultaten opgeleverd in verschillende domeinen. De tenuitvoerlegging en monitoring waren echter nogal onregelmatig. Daarom heeft de Commissie in sommige gevallen besloten om in te grijpen door effectievere instrumenten aan te nemen. Met de zelfreguleringscode voor hypothecaire kredieten werden bijvoorbeeld goede resultaten geboekt.49 Vanwege de gebrekkige uitvoering heeft de Commissie uiteindelijk echter besloten dat er een wetgevingsinstrument betreffende hypotheekkredieten moest worden uitgewerkt. De meningen van de overheden die op de vragenlijst van 2012 hebben geantwoord, waren verdeeld. Een aantal overheden was voorstander van zelfregulering (met name BG, CY, PT en SI), terwijl andere zelfregulering zouden uitsluiten omdat ze twijfels hadden bij de effectiviteit ervan. Sommige belanghebbenden, met name uit de sector, beschouwen zelfregulering om verschillende redenen als een nuttig instrument, bijvoorbeeld vanwege de beperkte kosten die het met zich brengt en het feit dat het eenvoudig kan worden toegepast. Verzekeringsmaatschappijen in verschillende lidstaten (CZ, DE, EE, IT, MT, PL, PT en UK) gaven aan dat hun voorkeur uitging naar zelfreguleringsinitiatieven op dit domein. 49
Deze code, die wordt onderschreven door consumenten en verenigingen uit de sector onder de auspiciën van de Commissie, is bijzonder belangrijk geweest voor de invoering van het Europees gestandaardiseerd informatieblad (ESIS) en de vaststelling van de belangrijkste aspecten van waardevolle informatie voor de consument.
13
Vragen: 6 Zou een zelfreguleringscode het beste instrument zijn om de kwaliteit van pensioenproducten in de derde pijler te verbeteren? 7 Voor welke doelstellingen zou een zelfreguleringscode de beste manier zijn om dat te bereiken? (bv. verbeteren van het vertrouwen van de consument, kwaliteitsgaranties bieden, andere?) 8 Voor welke onopgeloste vraagstukken rond consumentenbescherming voor pensioenen kan een zelfreguleringscode soelaas brengen? 9 Hoe en door wie moet er toezicht worden gehouden op de effectieve toepassing van de code? 5.2 De rol en werking van een EU-certificeringsregeling Bij een EU-certificeringsregeling zou de aanbieder voor een specifiek product of een specifieke dienst, of voor bepaalde aspecten (zoals voorlichtings- en beschermingsnormen), aan een aantal specifieke voorschriften (op EU-niveau) moeten voldoen, waarbij producten en diensten die voldoen aan die voorschriften een 'Europees keurmerk' zouden krijgen. Vanwege de verschillen in de markt en de regelgeving in de lidstaten, is de toegevoegde waarde van een 'Europees keurmerk' in deze sector twijfelachtig. Hoewel de context niet helemaal dezelfde is, moet toch rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan bij retailbeleggingsfondsen die onder de ICBE-richtlijn vallen.50 De toepassing van gemeenschappelijke Europese voorschriften, zij het onderhevig aan normen voor de voorlichting en bescherming van de consument, zou de situatie in elk geval aanmerkelijk wijzigen. Hoewel een aantal lidstaten een certificeringsregeling niet nodig acht (CZ en PL), wijzen anderen (DE, FR en UK) op de mogelijke problemen die de uitwerking en uitvoering van een dergelijke regeling in de praktijk met zich kan brengen. De overheden van verschillende lidstaten (AT, EL, ES, FI, HU, IE, IT, LT, LV, MT, RO en SK) hebben voorzichtig hun steun geuit voor een EU-optreden en zij wijzen erop dat een dergelijk optreden de ontwikkeling van de pensioenmarkt zou bevorderen. Groepen uit de sector staan duidelijker open voor een initiatief op EU-niveau, al wijzen ze er wel op dat het moeilijk kan zijn om een dergelijke regeling uit te werken. Vragen: 10 Zou een EU-certificeringsregeling de beste manier zijn om de consumentenbescherming voor pensioenproducten in de derde pijler te verbeteren? 11 Voor welke doelstellingen zou een EU-certificeringsregeling de beste manier zijn om dat te bereiken? (bv. verbeteren van het vertrouwen van de consument, kwaliteitsgaranties bieden, andere?) 12 Welke onopgeloste vraagstukken rond consumentenbescherming met betrekking tot pensioenen zou een EU-certificeringsregeling kunnen helpen oplossen?
50
De term ICBE's, die aanvankelijk enkel betrekking had op ondernemingen die collectieve beleggingsfondsen beheren, is synoniem geworden voor de retailbeleggingsfondsen die geregeld zijn door de richtlijnen en wordt nu gehanteerd als bekend 'Europees keurmerk'.
14