Consultatie palliatieve zorg Jaarverslag 2011
Juni 2012
Consultatie palliatieve zorg Jaarverslag 2011
Auteur I. Grandjean, Msc Drs. C. Galesloot Dr. M. Kinkenberg Juni 2012 Versie definitief
3
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
Inhoudsopgave
1
Inleiding
6
2
Methode
7
3
Opzet en werkwijze consultatiefunctie
8
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
8 8 9 9 9 9
4
Resultaten
10
4.1 4.2 4.3 4.4
10 10 11 12
Aantal consulten en vergelijking met voorgaande jaren Aantal consulten per patiënt Consulten buiten kantoortijden Consulten per dag van de week
5
Consultvragers
13
6
Consulenten
14
7
Patiëntkenmerken
15
7.1 7.2 7.3 7.4
15 15 17 18
8
9
10
5
Teams Consulenten Doelgroep consultatie Bereikbaarheid Aard consulten Werkwijze consultatie
Geslacht en leeftijd Diagnose Prognose Verblijfplaats patiënt
Inhoud van het consult
19
8.1 8.2 8.3 8.4
19 19 20 21
Besproken problemen en symptomen Problemen Symptomen Meerdere onderwerpen per consult
De vorm van het consult
22
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
22 22 23 23 24
Telefonisch Bedsideconsult Schriftelijke bevestiging Multidisciplinair overleg Follow Up
Conclusie & beschouwing
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
25
1 Inleiding
Alle professionele zorgverleners in Nederland kunnen advies vragen aan experts over patiënten in de palliatieve fase (zie http://consultatiepz.iknl.nl). Deze experts werken in multidisciplinaire consultatieteams 1 onder auspiciën van IKNL in een landelijk dekkend netwerk sinds 2004. Jaarlijks beantwoorden de teams ongeveer 6.000 vragen uit diverse settingen in de gezondheidszorg; verreweg de meeste uit de eerste lijn. Aan de consulenten worden hoge eisen gesteld opdat de consultvrager een op maat gesneden, bruikbaar advies krijgt volgens de nieuwste inzichten. Het coachen van de consultvrager in een complex traject behoort tot de vaardigheden van de consulent. De consultatieteams voorzien in een behoefte omdat veel zorgverleners in hun eigen werkkring onvoldoende ervaring op kunnen doen in de behandeling en verzorging van palliatieve patiënten. De consultatiefunctie palliatieve zorg is in ontwikkeling. Door het inzetten van kwaliteitsbeleid geeft IKNL sturing aan het proces van professionalisering, waarbij gestreefd wordt naar optimale advisering van de zorgverleners in de keten vanaf diagnose tot overlijden. Deze jaarrapportage dient verschillende doelen. Enerzijds biedt het transparantie over de werking van de consultatiefunctie. Anderzijds geeft het verslag inzage in de vragen waarmee consultvragers de consultatieteams benaderen en de kenmerken van patiënten over wie geconsulteerd wordt. Dit inzicht kan bijdragen tot een meer gericht aanbod aan scholing en consultatie, en mogelijk ook tot verfijning van richtlijnen en het kwaliteitsinstrumentarium.
______ 1
6
Met uitzondering van de regio Eindhoven, daar werken ze onder auspiciën van het IKZ.
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
2 Methode
De gegevens in dit jaarverslag zijn gebaseerd op de registratie van palliatieve consulten in het elektronische registratieprogramma PRADO. PRADO is een web based registratiesysteem dat door alle consultatieteams en alle consulenten die met het IKNL verbonden zijn gebruikt wordt. De consulenten vullen zelf online de registratie in. Iedere consulent heeft een eigen inlogcode. Het programma is eigendom van en wordt beheerd door IKNL. De consulten worden per patiënt op naam en geboortedatum geregistreerd, zodat het verloop van de consultatie per patiënt kan worden gevolgd.
• • • • • •
In PRADO worden gegevens vastgelegd over: datum en tijd van het consult aard van het consult functie van de consultvrager kenmerken van de patiënt en van zijn verblijfplaats inhoud van het consult (consultvragen) wijze waarop het consult is afgehandeld. Naast registratie biedt PRADO de mogelijkheid tot verslaglegging van consulten en het versturen van consultbrieven per email naar de consultvragers. Een aantal kwaliteitscriteria van het consultatieproces wordt via PRADO gemonitord.
7
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
3 Opzet en werkwijze consultatiefunctie
3.1 Teams Medio 2011 waren er 25 consultatieteams palliatieve zorg actief onder de paraplu van IKNL en 2 bij IKZ. Door integratie van teams waren er 31 december 2011 nog 21 teams bij IKNL. In de regio Leiden en de regio Twente zijn twee teams samengegaan en in de regio Nijmegen zijn vijf teams geïntegreerd naar drie. Tabel 3.1 Aantal teams per IKNL-regio per 31 december 2011
IKNL-regio
Aantal teams
Amsterdam
1
Maastricht
4
Utrecht
1
Groningen
1
Enschede
3
Nijmegen
3
Rotterdam
6
Leiden
2
IKZ
2
Totaal
23
3.2 Consulenten In 2011 waren in totaal 245 consulenten betrokken bij het verlenen van consulten. Op 31 december 2011 stonden nog 231 consulenten geregistreerd terwijl het er in 2010 252 waren. Net als het aantal teams is er dus een daling van het aantal consulenten. In de groep consulenten zijn de volgende disciplines vertegenwoordigd: medisch specialisten, huisartsen, verpleegkundigen (afkomstig uit ziekenhuis, hospice en thuiszorg), apothekers en specialisten ouderengeneeskunde. Zij verzorgen de consultverlening. Daarnaast participeren psychologen en/of geestelijk verzorgers, apothekers, AVG-artsen in de consultbesprekingen van de teams. Tabel 3.2 Aantal consulenten per functie/werkveld in 2011
8
Functie/werkveld consulent
Aantal
Apotheker
3
Arts palliatieve zorg
5
AVG-arts
1
Huisarts
59
Medisch specialist
18
Psycholoog
1
Specialist ouderengeneeskunde
48
Verpleegkundige hospice
17
Verpleegkundige thuiszorg
55
Verpleegkundige ziekenhuis
24
Totaal
231
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
3.3 Doelgroep consultatie De consultatiefunctie is bedoeld voor professionele zorgverleners in alle sectoren van de gezondheidszorg, bijvoorbeeld: artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, paramedici en apothekers.
3.4 Bereikbaarheid Alle consultatieteams zijn dagelijks op kantoortijden bereikbaar. De meeste teams zijn ook buiten kantoortijd en in het weekend bereikbaar. Sommigen werken met verlengde openingstijden tijdens werkdagen, anderen hebben aparte avond-, nacht- en weekenddiensten. De bereikbaarheid van de teams loopt op dit moment uiteen. IKNL werkt in 2012 aan harmonisatie hiervan.
3.5 Aard consulten De consulten in deze rapportage betreffen patiëntgebonden vragen. Informatieve vragen worden niet als consult geregistreerd. Veel consulenten geven ook adviezen aan collega’s binnen de eigen organisatie of beroepsgroep. Deze intercollegiale consulten worden over het algemeen in PRADO niet geregistreerd als consult. 3.6 Werkwijze consultatie De meeste consultvragen worden telefonisch gesteld en beantwoord. Vaak zijn meerdere consulenten betrokken bij de opstelling van het advies; met name de medische en verpleegkundige discipline. Het streven is adviezen zoveel mogelijk schriftelijk te bevestigen. Soms wordt in overleg met de consultvrager eenmalig een bezoek aan de patiënt gebracht om de situatie ter plekke nader te inventariseren of instructie te geven aan de zorgverleners (bedsideconsult). Ook geven consulenten adviezen aan zorgverleners tijdens een patiëntenbespreking in een ziekenhuis, verpleeghuis of hospice. Kwaliteitsbeleid Om de kwaliteit van de consultatie te waarborgen heeft IKNL in 2010 in samenspraak met de consulenten kwaliteitscriteria geformuleerd. Zo zijn er toelatings- en herregistratie-eisen voor consulenten. Ook voor de samenstelling en de werkwijze van de teams zijn criteria opgesteld. Daarnaast zijn een aantal criteria geformuleerd die de kwaliteit van het consultatieproces moeten borgen. Zo is vastgesteld dat consulten zoveel mogelijk op multidisciplinaire wijze afgehandeld moeten worden, dat adviezen (zeker als ze meervoudig zijn) op schrift gesteld worden en dat na een consult een vervolgcontact plaatsvindt om het effect van het advies te evalueren. Na een eerste nulmeting in 2010 wordt het kwaliteitsbeleid door IKNL gemonitord en in afzonderlijke rapportages als spiegelinformatie weergegeven.
9
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
4 Resultaten
4.1 Aantal consulten en vergelijking met voorgaande jaren In totaal werden in 2011 6.102 consulten in Nederland geregistreerd; een daling van 7,6% ten opzichte van het aantal geregistreerde consulten in 2010. In 2004 startten de voormalige integrale kankercentra met de consultatiefunctie. Het aantal geregistreerde consulten is sindsdien gestegen van 4.863 naar 6.102 (zie grafiek 4.1). De stijgende lijn werd in 2007 en in 2011 doorbroken. In beide jaren werd door IKNL een nieuwe editie van het richtlijnenboek Palliatieve zorg uitgebracht, hetgeen een mogelijke verklaring kan zijn voor deze (tijdelijke) stagnatie in de groei. Grafiek 4.1
Aantal consulten in Nederland 2004-2011
4.2 Aantal consulten per patiënt De 6.102 consulten betroffen in totaal 5.153 patiënten. Voor de meeste patiënten werd eenmalig advies gegeven (met vaak daarna een evaluatiecontact, dat niet als apart consult wordt genoteerd). Over een kleiner aantal patiënten werd meer dan een keer overlegd, soms door verschillende zorgverleners. Het gemiddeld aantal consulten per patiënt was om die reden 1,18.
10
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
4.3 Consulten buiten kantoortijden Het aantal consulten buiten kantoortijd bedroeg 17%. Dit percentage is sinds 2008 iets gestegen. Zie grafiek 4.2. De definitie van ‘buiten kantooruren’ is: elk consult tussen 17:00 uur en 09:00 uur op werkdagen (ma-vrij) en elk consult op weekenddagen. Grafiek 4.2
11
Percentage ‘avond-nacht-weekend-diensten’ (ANW) vanaf 2008 t/m 2011
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
4.4 Consulten per dag van de week Van de consultvragen werd 8,3% tijdens weekenddagen gesteld. Op de dagen maandag t/m vrijdag kwamen dagelijks 18 -19% van de consultvragen binnen (zie grafiek 4.3). Grafiek 4.3
12
Aantal consulten per dag van de week in 2011
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
5 Consultvragers
De grootste groep consultvragers in 2011 was net als in voorgaande jaren de huisarts (grafiek 5.1). Bijna 5.000 maal legde deze beroepsgroep een casus voor aan één van de consultatieteams. Het percentage consultvragen van huisartsen bedroef 80,8 %; een verdere stijging ten opzichte van 2010 (78,4%). Het is niet bekend hoeveel unieke huisartsen dit betrof. Grafiek 5.1
Functie consultvrager in 2011
Van het totaal aantal consultvragen van huisartsen (4.935) kwamen 231 vragen (4,7%) van huisartsen in opleiding. In 2010 was dit 3,3%. Ook het aandeel van waarnemend huisartsen nam toe: van 6,5% in 2010 tot 8,4% in 2011 (412 vragen). Het aantal vragen van verpleegkundigen en verzorgenden nam af van 543 in 2010 tot 424 in 2011 (6,8% van het totaal).
13
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
6 Consulenten
In 2011 waren 245 consulenten betrokken bij het verlenen van consulten. Dit waren: 133 artsen, 108 verpleegkundigen, 3 apothekers en 1 psycholoog. In de groep consulenten waren de volgende disciplines vertegenwoordigd: medisch specialisten, huisartsen, artsen gespecialiseerd in palliatieve zorg, verpleegkundigen (afkomstig uit ziekenhuis, hospice en thuiszorg), apothekers en specialisten ouderengeneeskunde. Daarnaast participeerden psychologen en/of geestelijk verzorgers, apothekers, AVG-artsen in de consultbesprekingen van de teams. Hun betrokkenheid werd echter niet geregistreerd in PRADO (op een enkele uitzondering na). In grafiek 6.1 is de verdeling zichtbaar. Grafiek 6.1
14
Consulenten betrokken bij consultatie in 2011
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
7 Patiëntkenmerken
Er werd in 2011 voor 5.153 patiënten consultatie gevraagd. Per patiënt werd 1,18 consult gevraagd.
7.1 Geslacht en leeftijd Het percentage mannelijke en vrouwelijke patiënten was gelijk. De gemiddelde leeftijd van de patiënt was in 2011 68,8 jaar. De grootste groep patiënten was tussen de 65 en 80 jaar ten tijde van het consult (1.909 patiënten, 37%). Het aantal kinderen en jongeren onder de 20 jaar waarvoor een consult werd gevraagd, was 24. Dit was praktisch gelijk aan het aantal in 2010 (22 patiënten). Zie voor de leeftijdsverdeling grafiek 7.1. Grafiek 7.1
Leeftijdsverdeling patiënten waarvoor een consult is gevraagd in 2011
7.2 Diagnose De meeste patiënten hadden de diagnose kanker (4.229 patiënten, 82%). Dit was iets minder dan in 2010 (84,4%). In de niet-oncologische groep was hartfalen de meest voorkomende hoofddiagnose (189 patiënten, 4%), gevolgd door COPD (117 patiënten, 2 %), en CVA (73 patiënten, 2%). Bij ‘overige’ werd een groot aantal uiteenlopende ziektebeelden genoteerd, waaronder diabetes, dementie en spierziekte. In grafiek 7.2 is de verdeling van de diagnoses in (afgeronde) percentages weergegeven.
15
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
Grafiek 7.2
Verdeling diagnose patiënt tijdens consult 2011 (in %)
In de registratie wordt een relevante nevendiagnose ook vastgelegd. Bij 75% van de consulten werd geen nevendiagnose genoteerd. De meest voorkomende nevendiagnosen waren: hartfalen, dementie, diabetes, kanker, CVA en COPD.
16
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
7.3 Prognose De prognose wordt geschat door de consultvrager. Het grootste deel van de patiënten over wie geconsulteerd werd had een prognose tussen de 4 dagen en 2 weken (31%). Van de patiënten was 14% in de stervensfase (prognose 3 dagen of minder). In totaal had 60% van de patiënten ten tijde van het consult een levensverwachting van minder dan 4 weken. Dit percentage was hetzelfde als in 2010. Bij 21% van de patiënten was de prognose niet bekend of niet duidelijk, althans niet bij de consultvrager. Zie voor de verdeling grafiek 7.3. Grafiek 7.3
17
Prognose patiënt bij consulten in 2011
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
7.4 Verblijfplaats patiënt Bij 77% van de consulten verbleef de patiënt thuis (dit item is berekend per consult, aangezien de patiënt van verblijfplaats kan wisselen tijdens een consultatietraject). Bij 6,5 % van de consulten verbleef de patiënt in het ziekenhuis, bij 3% in het verpleeghuis, bij 5,5% in het verzorgingshuis en bij 6% in een 2 hospice . In grafiek 7.4 is de verdeling van de consulten per verblijfplaats van de patiënt weergegeven. Grafiek 7.4
Verblijfplaats patiënt tijdens consult in 2011 (in %)
______ 2
Onder hospice wordt verstaan alle typen hospicevoorzieningen: bijna-thuis-huis, high care hospice en palliatieve unit in verpleeg- of verzorgingshuis
18
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
8 Inhoud van het consult
8.1 Besproken problemen en symptomen In een consultgesprek kunnen meerdere vragen en onderwerpen aan bod komen. Deze worden in de registratie in twee hoofdgroepen ingedeeld namelijk ‘problemen’ en ‘symptomen’. Onder ‘problemen’ worden gerekend onderwerpen als euthanasie en (palliatieve) sedatie, farmacologische vragen, dagelijks functioneren, ondersteuning mantelzorg, morele steun consultvrager of organisatie van zorg. Onderwerpen vallend in de categorie ‘symptomen’ zijn onder andere angst, depressie, pijn, benauwdheid, delier, misselijkheid, vermoeidheid en slaapproblemen.
8.2 Problemen Tijdens het consult werden farmacologische vragen het meest frequent besproken; bij 71% van de consulten. 23% van de consultvragen ging over sedatie (in 2010 was dit 21%) en 23% over organisatie van zorg. Bij 11% van de consultvragen gaat het over het dagelijks functioneren. Vragen over het sociale, psychische en spirituele functioneren kwamen veel minder vaak aan de orde. Zie grafiek 8.1. Grafiek 8.1
Percentage consulten met bepaald probleem in 2011
Per consult kunnen meerdere problemen worden besproken. Wat betreft de onderwerpen palliatieve sedatie en euthanasie bleek dat bij 26% van de consulten een of beide onderwerpen werden besproken (wat niet wil zeggen dat deze interventies ook zijn uitgevoerd). In de cijfers bleek verder dat consultvragers niet alleen advies vroegen maar ook steun zochten bij de consulent. Bij 29% van de consulten was het onderwerp morele steun aangevinkt. Vaak heeft dit het karakter van meedenken in een moeilijke of complexe situatie.
19
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
8.3 Symptomen Van de symptomen was pijn (net als voorgaande jaren) het meest voorkomende symptoom waarover werd geconsulteerd (in 45 % van de consulten). Daarnaast waren verwardheid/delier (21%), benauwdheid (16%), misselijkheid (14,5%) en angst (8,5%) veel voorkomende symptomen (voor verdeling zie grafiek 8.2). De verdeling is ongeveer gelijk aan vorig jaar. Grafiek 8.2
20
Percentage consulten met bepaald symptoom
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
8.4 Meerdere onderwerpen per consult Per consult werden gemiddeld 1,8 problemen besproken en 1,6 symptomen. In totaal werden per consult 3,4 onderwerpen besproken. Dit is hetzelfde aantal als in 2010. Wat betreft symptomen ging het in 56% van de consulten om één symptoom, in 28% om twee en in 10,5% om drie symptomen. Zie grafiek 8.3. Grafiek 8.3
21
Verdeling consulten met 1 of meer symptomen in 2011
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
9 De vorm van het consult
9.1 Telefonisch Met de consultvrager werd in 90 % van alle consulten alleen telefonisch overlegd. In 6,2 % van alle consulten was er (op locatie) direct overleg (face-to-face) tussen consultvrager en consulent. Slechts in acht gevallen werd advies uitgebracht aan een team, ook op locatie (bijvoorbeeld tijdens een MDO). Grafiek 9.1
Vorm advies in percentage van het aantal consulten
9.2 Bedsideconsult In sommige gevallen wordt de patiënt over wie advies gevraagd wordt, persoonlijk gezien, het zogenaamde bedsideconsult. In 2011 was dat bij 11% van de consulten het geval. Het aantal bedsideconsulten daalt ieder jaar. In 2008 was het nog 14%. De meeste bedsideconsulten vonden plaats in intramurale instellingen (hospice, instelling voor verstandelijk gehandicapten, GGZ, verzorgingshuis, verpleeghuis, ziekenhuis; totaal 62,7%) en slechts in 9,2% van de gevallen bij de patiënt thuis. Op de intramurale locaties werd ook de adviesvorm ‘direct overleg’ het meest toegepast, zie grafiek 9.2.
22
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
Grafiek 9.2
Plaats van het bedsideconsult in relatie tot anderen vormen van advies in 2011
9.3 Schriftelijke bevestiging Adviezen worden zoveel mogelijk schriftelijk bevestigd, zeker als het gaat om meervoudige adviezen. Het registratie-instrument PRADO biedt de mogelijkheid consultverslagen vast te leggen en op basis van het verslag consultbrieven te genereren en te versturen per beveiligde e-mail. In 2011 werd 49% van de adviezen schriftelijk bevestigd. In 2010 was dit 39%.
9.4 Multidisciplinair overleg De meeste adviezen kwamen door multidisciplinair overleg binnen het consultatieteam tot stand (3.955 consulten, 65%). In 2010 was dit 57%. Meestal zijn met name de verpleegkundige en medische discipline betrokken bij het overleg. Soms een psycholoog of een geestelijk verzorger. Deze gang van zaken geldt vooral de dagdiensten tijdens kantoortijden. In de avond-, nacht- en weekenddiensten is er vaak maar één discipline actief, de medische. Incidenteel vond overleg plaats buiten het consultatieteam met een externe deskundige (5.7%). Dit was eenzelfde percentage als in 2010. In grafiek 9.3 de verdeling van de verschillende vormen van overleg.
23
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
Grafiek 9.3
Percentage consulten multidisciplinair afgehandeld
9.5 Follow Up Enkele dagen na het uitbrengen van het advies wordt door een consulent in principe opnieuw contact opgenomen met de consultvrager voor een evaluatie en indien nodig aanvulling of bijstelling van het advies. In 2011 werd bij 43% van de consulten een follow-up gedaan. In 2010 was dit bij 48% van de consulten het geval.
24
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL
10 Conclusie & beschouwing
In totaal werden in 2011 6.102 consulten in PRADO geregistreerd: een daling van 7,6% ten opzichte van 2010. Vanaf 2004, het jaar waarin de consultatiefunctie van start ging bij de toenmalige integrale kankercentra, is het aantal consulten toegenomen van 4.863 naar 6.102. Net als in 2011 was er in 2007 een lichte daling. In beide jaren verscheen een nieuwe editie van het richtlijnenboek Palliatieve zorg. IKNL onderzoekt momenteel op welke wijze zorgverleners gebruik maken van de landelijke richtlijnen palliatieve zorg. Consultvragen werden overwegend telefonisch afgehandeld (90%). In 11% van de consulten werd de patiënt (ook) bezocht tijdens het consult. Van de patiënten over wie consultvragen werden gesteld had 82% de diagnose kanker. In 2010 was dit 84%. Hartfalen, COPD en CVA waren de belangrijkste diagnosen in de niet-oncologische groep. De consultatiefunctie wordt steeds meer een extramurale functie: 81% van de consultvragers was huisarts, in 2010 was dit 78%. In totaal legden huisartsen in 2011 bijna 5.000 maal een casus voor aan de consultatieteams. Mogelijk hangt dit gebruik van de consultatiefunctie samen met het feit dat in steeds meer ziekenhuizen en verpleeghuizen gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen werkzaam zijn die door hun collega’s kunnen worden geraadpleegd. Ook kan het zijn dat de werkwijze van telefonische consultatie huisartsen meer aanspreekt en dat specialisten ouderengeneeskunde en medisch specialisten behoefte hebben aan andere consultatievormen. IKNL onderzoekt in 2012 met de betreffende beroepsgroepen hoe de consultatiefunctie zich verder kan ontwikkelen om beter aan te sluiten bij de hele keten. Het aantal vragen buiten kantoortijd was 17% van het totaal aantal consulten in 2011. Er is een stijging te zien van het aandeel van waarnemend huisartsen in het totaal van huisartsenvragen: van 6,5 % in 2010 naar 8,4 % in 2011. Voor de huisartsenposten is de consultatiefunctie van belang voor het verlenen van goede palliatieve zorg tijdens de avond, nacht en in het weekend. Verbetering en uniformering van de bereikbaarheid van de consultatiefunctie buiten kantoortijden kan bijdragen aan een nog betere dienstverlening aan de huisartsenposten. Het aantal vragen van verpleegkundigen en verzorgenden is dit jaar gedaald. In 2010 was dit nog 543, in 3 2011 424. Uit een recent onderzoek van NIVEL blijkt dat 27% van de verpleegkundigen en verzorgenden wel behoefte heeft aan consultatie over palliatieve zorg buiten de eigen organisatie. Het toegankelijker maken van de consultatiefunctie voor deze doelgroep is voor IKNL een speerpunt voor de komende jaren.
______ 3
Anneke L. Francke, Gwenda Albers, Anke J.E. de Veer, Bregje D. Onwuteaka-Philipsen. Tijdschrift voor Verpleegkundigen – 2012, nr. 2
25
Consultatie palliatieve zorg | Jaarverslag 2011 | Versie definitief | Juni 2012 © IKNL