Conjunctuur - 1 van 5
CONJUNCTUUR http://mineco.fgov.be; http://www.webbel.be; http://www.ilse.be; http://www.altavista.be
1. Beschrijving van de conjunctuurbeweging Onder conjunctuur verstaat men de min of meer systematische afwisseling van periodes van snellere en tragere groei of soms een daling van de algemene economische bedrijvigheid. Zij wordt gekenmerkt door een zekere cyclische regelmaat, met op- en neergaande fasen, waarvan duur en intensiteit sterk kunnen variëren. Fasen: opgaande fase (expansie), boom, neergaande (recessie) en depressie. Concreet resulteert deze beweging uit het verloop van talrijke economische variabelen met betrekking tot de vraag, het aanbod en de evenwichtsindicatoren op verschillende markten. In feite volgt elke indicator echter een eigen cyclisch patroon, dat niet altijd synchroon loopt met andere indicatoren. We onderscheiden volgende indicatoren: - leading indicatoren: slaan doorgaans vroeger om dan de andere; bv. i.v.m. de bouwactiviteit: de bouwaanvragen. - lagging indicatoren: lopen meestal achter; bv. onroerende voorheffing - coïncidente indicatoren: gelijklopende indicatoren, waarvan de keerpunten worden geacht samen te vallen met die van het algemene conjunctuurverloop; bv. afbetaling van leningen. Seizoenbewegingen Dit is elke voorspelbare afwijking van het jaargemiddelde van economische grootheden, onder invloed van klimatologische en/of institutionele factoren. Bv. de industriële productie in juli ligt altijd ongeveer 25 % onder het gemiddelde; de kleinhandelsverkopen bereiken jaarlijks rond Kerstmis en Nieuwjaar een hoogtepunt. Toevallige bewegingen Dit zijn onvoorzienbare bewegingen. Bv. door een staking ligt de industriële activiteit stil; door een oorlogsdreiging gaan de gezinnen hamsteren. Trend De trend verwijst naar de onderliggende tendens van een economische tijdreeks op lange termijn. Werkelijkheid In werkelijkheid doen al deze bewegingen zich gelijktijdig voor. De conjunctuur kan dan ook maar worden herkend, indien vooraf de invloed van de andere bewegingen is uitgeschakeld. Er is dan een conjunctuurexpansie wanneer de groei van de meeste indicatoren, na correctie voor seizoen- en toevallige invloeden, krachtiger is dan de trend. Is hun groei trager dan is er contractie. Technisch spreekt men van een recessie na 2 opeenvolgende kwartalen van negatieve groei. De conjunctuurbeweging zegt dus niets over de economische activiteit in absolute termen.
Conjunctuur - 2 van 5
Internationale conjunctuur 2001 Bron: EFB, 12/2001, KBC Na de enorm hoge bedrijfsinvesteringen medio 2000, onder de impuls van de onrealistisch hoge winstverwachtingen, vooral in de ICT-sector, verzwakte de conjunctuur fors in de VS en Japan. Deze verzwakking, die zich al in het voorjaar manifesteerde, zette zich tijdens de zomermaanden voort. Dat tastte de activiteitsontwikkeling in Europa sterker dan verwacht aan (vanaf het 2e kwartaal), zodat de 3 belangrijkste economische regio’s voor het eerst sinds het begin van de jaren ‘80 samen met een conjunctuurinzinking kampten. In de zomermaanden waren echter ook de eerste tekenen van een nakend herstel zichtbaar, maar die werden door de negatieve vertrouwensschok als gevolg van de terreuraanslagen in de VS in september in de kiem gesmoord. Hierdoor kwam de VS in een periode van recessie ( = 2 opeenvolgende kwartalen van negatieve groei). Vanaf het voorjaar 2002 zullen de forse renteverlagingen door de belangrijkste centrale banken en de omvangrijke budgettaire stimuli in de VS, waarschijnlijk voor een gunstige conjunctuurkentering zorgen, temeer daar in tegenstelling tot de vorige crisissen de olieprijs ditmaal geen roet in het eten dreigt te gooien. Belgische conjunctuur Bron: EFB, 12/2001, KBC De vertraging van de Belgische economie, die midden 2000 op gang kwam, zette zich in 2001 door. Tegen de achtergrond van de internationale conjunctuurverzwakking kregen de uitvoer en de industriële productie klappen, terwijl de voorraden toenamen tot historische niveaus. Anders dan tijdens vorige neerwaartse conjunctuurfases gingen vanaf het 2e kwartaal van 2001 ook de consumptie en vooral de investeringen onderuit. In dit verslechterende conjunctuurklimaat is de werkloosheid opnieuw aan het oplopen en nam de spaarneiging bij de gezinnen merkelijk toe. Voor het eerst in 5 jaar kreeg de Belgische economie in 2001 af te rekenen met een gelijktijdige verzwakking van de buitenlandse en de binnenlandse vraag. Gezien de grotere openheidsgraad van de Vlaamse economie in vergelijking met de rest van België, is het niet ongewoon dat Vlaanderen zwaarder door de internationale groeivertraging wordt getroffen dan Wallonië. Ook de werkgelegenheidscreatie viel tijdens het 2e kwartaal van 2001 stil. De jobcreatie werd niet alleen gehinderd door de tegenvallende conjunctuur, maar ook door een relatief sterke stijging van de loonkosten. Het IPA (Interprofessioneel akkoord) 2001 - 2002 werd eind 2000 afgesloten, toen de conjunctuur nog liep als een trein en er, zeker in Vlaanderen, sprake was van een krappe arbeidsmarkt. De toen overeengekomen loonstijgingen (+6,4%) zijn dan ook niet afgestemd op de huidige groeivertraging. Door de lagere energieprijzen brokkelde de jaarstijging van de consumptieprijsindex af tot 2,1% in november (tegenover 3,4% in 2000). De onderliggende inflatie (index zonder energieproducten, huur en voeding) versnelde van 1,1 % in 2000 tot 3,1% in november 2001, het hoogste peil sinds 1993. Dit houdt verband met de forse loonstijgingen. De gezondheidsindex houdt immers geen rekening met de lagere olieprijzen. De tegenvallende conjunctuur woog de voorbije maanden ook op de openbare financiën. De groei van het BBP bedroeg in 2001 amper 1% , tegenover 4% in 2000. Vanaf het 2e kwartaal van 2002 verwacht men dat de Belgische economie, in het zog van het internationaal conjunctuurherstel, opnieuw zal aantrekken. Door het zwakke 1e kwartaal van 2002 en de ongunstige voorraadcyclus zal de reële BBP-groei in 2002 waarschijnlijk beperkt blijven tot 1,2%.
Conjunctuur - 3 van 5
2. Meting van de conjunctuurbeweging Conjunctuurdiagnose Synthetische conjunctuurindicatoren Dit zijn tijdreeksen die het verloop van verschillende indicatoren in één reeks samenvatten. Naargelang van de aard van de samengevatte informatie , worden deze onderverdeeld in zogenaamde klimaatsindicatoren en kwantitatieve indicatoren. Indicator van de NBB De meest bekende klimaatsindicator in België is de conjunctuurbarometer van de Nationale Bank. Deze synthetiseert kwalitatieve gegevens, afgeleid uit enquêtes waarin de bedrijfsleiders maandelijks worden gepolst naar hun oordeel over de huidige economische toestand en hun verwachtingen voor de eerstvolgende maanden. Aldus reflecteert deze barometer het algemeen psychologisch klimaat waarin de bedrijfsleiders beslissingen treffen en daarmee uiteindelijk het conjunctuurverloop bepalen. Hij loopt dan ook meestal enkele maanden voor op de werkelijke activiteitsontwikkeling. Indicator van de KBC Kwantitatieve indicatoren drukken de feitelijke ontwikkeling van een economische grootheid cijfermatig uit. De synthetische conjunctuurindicator van de KBC is gebaseerd op kwantitatieve tijdreeksen, die gelijklopend zijn gemaakt met de conjunctuurbeweging en waaruit de trendcomponent is verwijderd. De KB-indicator beschrijft dus de conjunctuurbeweging in eigenlijke zin, d.w.z.. als een cyclische afwijking t.o.v. de trend. Bij de constructie van de KBC-indicator werd rekening gehouden met de industriële bouw, het elektriciteitsverbruik, in- en uitvoer van goederen, kleinhandelsomzet, investeringen, werkzoekenden, begonnen woongebouwen.
Noot: Dow Jones Charles Dow en Edward Jones ontwierpen deze index. Het is de thermometer van de financiële en economische wereld. Hij geeft het koersgemiddelde van 30 voor de industrie essentieel geachte aandelen in de V.S., en is een prognose voor het toekomstig verloop van de conjunctuur. Als hij stijgt, stijgt de hoop op opklaringen en zonnige periodes voor handel en industrie. De Bel 20 is voor de Beurs van Brussel wat de Dow Jones voor de Beurs van New York is: een soort beursbarometer. De Brusselse beursindex is gebaseerd op een korf met daarin de 20 belangrijkste Belgische aandelen. Welke aandelen zitten in de Bel 20?
Conjunctuur - 4 van 5
3. Verklaring van de conjunctuurbeweging Economische bewegingen voltrekken zich evenmin volledig onafhankelijk van elkaar. Tussen de conjunctuur en de trend kunnen soms zeer complexe interacties optreden. Bv. de olieprijsschokken van '73 en '79 lagen aan de oorsprong van een trendmatige groeivertraging in de meeste industrielanden, maar ze lagen ook aan de oorsprong van de wereldwijde recessie in '74 - '75 en '80 - '82. De traditionele verklaring stelt de conjunctuurcyclus voor als het cyclisch patroon van reacties op een impuls (impuls- en voortzettingsbenadering). Een schok (of meerdere) treft de economie, en wordt voortgezet door een aantal reacties, die voortvloeien uit de economie zelf (bv. multiplicator). Positieve schokken leiden tot hoogconjunctuur, negatieve naar laagconjunctuur. 3 categorieën: 1/ Aanbodschokken door technologische vernieuwing, natuurrampen, verandering in prijzen van inputs; 2/ Beleidschokken door veranderingen in de overheidsinvesteringen, monetair beleid, wisselkoers, fiscale en sociale politiek; 3/ Vraagschokken door veranderingen in verwachtingen van consumenten en ondernemers, veranderingen in de uitvoer. Een vraagschok plant zich voort door (1) het multiplicator-acceleratoreffect en (2) de voorraadcyclus (als de vraag stijgt zal ook de gewenste voorraad stijgen en moet de productie sterker stijgen dan de vraagstijging). Verklaring van het verschijnsel van expansie en contractie 1/ Exogene factoren: Factoren die niets te maken hebben met de economie. Bv. oorlogen, oliecrisis, nieuwe uitvindingen. 2/ Endogene factoren: Stel dat we in een periode van laagconjunctuur zijn en dat door exogene factoren de vraag stijgt. a) Expansie Het gevolg van deze exogene en endogene factoren is dat de voorraden die in de periode van laagconjunctuur werden aangelegd verkocht worden en uitgeput raken. Om aan de vraagstijging te voldoen worden investeringen noodzakelijk. Multiplicator en accelerator treden in werking en veroorzaken een kettingreactie die de economie naar volledige bezetting voert. b) Verklaring bovenste omslag Na verloop van tijd doen zich knelpunten voor op de: 1) Goederenmarkt: Het aanbod kan de vraag niet volgen en de prijzen stijgen. Hierdoor wordt de vraagstijging afgeremd. 2) Geld- en kapitaalmarkt: Door de toenemende vraag naar kapitaal stijgt de intrest. 3) Arbeidsmarkt: Er is full employment waardoor de lonen stijgen. Door deze knelpunten zal de vraag minder stijgen en worden de investeringen afgeremd. c) Recessie: De daling van de investeringen veroorzaakt een negatieve multiplicator en accelerator. Hierdoor ontstaat een negatieve kettingreactie die de economie naar een recessie loodst. d) Onderste omslag: Door een nieuwe uitvinding (schok) of een exogene factor kan een nieuwe periode van groei ingeluid worden.
Conjunctuur - 5 van 5
4. Conjunctuurpolitiek van de overheid Onder conjunctuurpolitiek verstaat men de overheidsmaatregelen die genomen worden om de instabiliteit van de economische activiteit in de korte termijn te verminderen (stabilisatiebeleid). Volgens de traditionele economische logica moet de overheid een anticyclisch beleid voeren. Ze moet de economie aanwakkeren (stimuleren = expansief beleid) bij laagconjunctuur en afremmen bij hoogconjunctuur (restrictief beleid).
Instrumenten van conjunctuurpolitiek: 1/ Begrotingsbeleid Welke maatregelen moet de overheid nemen bij a) laagconjunctuur? Welke maatregelen geeft de meeste impulsen aan de economie: een belastingverlaging of een toename van de overheidsuitgaven?
b) hoogconjunctuur?
2/ Prijsbeleid Welke maatregelen moet de overheid nemen bij a) laagconjunctuur? b) hoogconjunctuur? 3/ Monetaire politiek Welke maatregelen moet de overheid nemen bij a) laagconjunctuur? b) hoogconjunctuur?
Conjunctuurbeleid in ons land De Belgische overheid voert sinds 1980 vrijwel onafgebroken een procyclisch budgettair beleid. Dit kwam vooral tijdens recessies hard aan en maakte de periodes van laagconjunctuur langer. Maar het restrictieve beleid was toen telkens nodig omdat in de voorgaande periodes van hoogconjunctuur geen prioriteit werd toegekend aan schuldbeheersing. In de begroting 2000 krijgen nieuwe beleidsinitiatieven (o.a. belastingverlaging) voorrang op een versnelde sanering van de overheidsfinanciën. De nieuwe regering voert dus een licht expansief budgettair beleid in een periode van gunstige conjunctuur. Zie: Belgische conjunctuur op volle kracht, EFB p. 9, KBC, jaargang 54, nummer 22, 17/12/99
Noot: De lange golven Met de verdwijning van het muntstelsel van Bretton-Woods in '71 en de oliecrisis van '73 werd in het begin van de jaren 70 het fundamenteel evenwicht verbroken dat de internationale economie sedert het einde van de tweede wereldoorlog had gekenmerkt. De groei van de landen die lid zijn van het IMF, bedroeg van '60 tot '73 4,7 % per jaar, maar bereikte van '74 tot '87 nog slechts 2,5 %. Die algemene vertraging van de expansie en de gelijktijdige toeneming van de werkloosheid hebben het publiek doen wennen aan de gedachte dat de gang van zaken wel degelijk was veranderd en dat men voortaan in een toestand leefde die heel anders was dan die in de jaren 60. Tevens werd steeds meer naar de lange golven van de economie gewezen en de belangstelling terzake, die met de toenemende voorspoed bergaf was gegaan, groeide weer duidelijk. De reden van de cyclische aard van deze belangstelling is wellicht dat het, als alles slecht gaat, een geruststelling is te vernemen dat er misschien opnieuw een kentering te verwachten is, terwijl het, wanneer alles goed gaat, niet bepaald aangenaam is eraan herinnerd te worden dat aan alle goede dingen een einde komt. De voornaamste algemene economische golven: Duur: 12 maanden Seizoengebonden golf Kitchin (presidentsverkiezing) 3 tot 4 jaar 6 tot 8 jaar Juglar of business cycle Kuznets 22 tot 23 jaar 40 tot 60 jaar Kondratieff Seculaire golf 150 tot 250 jaar Een golf bevat een: - A-fase: met stijgende prijzen en snel groeiende hoeveelheden; - B-fase: met dalende prijzen en lichte groei of stagnatie. Vier seculaire bewegingen - De middeleeuwse beweging: midden 13e eeuw tot begin 15e eeuw en een hoogtepunt rond 1400; - De mercantilistische beweging tot 1750 en met een piek rond 1650; - De kapitalistische beweging tot op het einde van de 19e eeuw en met een hoogtepunt rond 1815; - De beweging van de planeconomie met een hoogtepunt rond 1973. Deze bewegingen ontstonden door structurele veranderingen in de economische en politieke systemen. De jongste 100 jaar stelden we een uitbreiding van de overheidssector vast, nu een vermindering.
De Kondratieff Een groep van innovaties veroorzaken een nieuwe bloei. Zo ontstaan spitssectoren. Hun bloei neemt geleidelijk af door saturatie van de vraag en de dalende meeropbrengsten. 26 jaar: A-fase 1e: van 1789 tot 1815 van 1815 tot 1847 32 B 2e: van 1847 tot 1873 van 1873 tot 1895
26 22
A B
3e: van 1895 tot 1919 van 1919 tot 1945
24 26
A B
4e: van 1945 tot 1974 van 1974 tot ?
29 ?
A B
De kondratieff manifesteert zich het duidelijkst in de prijsontwikkeling. In een A-fase stijgen ze, in een B-fase dalen ze of stijgen minder snel. De bovenste omslag is vooral gekenmerkt door overinvestering, die in eerste instantie een gevolg is van de euforie waarin de producenten tijdens de expansiefase geleidelijk zijn geraakt. Aan de vraagkant gaan zich, na de lange expansiefase, verzadigingsverschijnselen voordoen. De bovenste omslag eindigt in een explosieve inflatie, vaak gepaard gaand met internationale monetaire wanorde. De neergaande fase wordt beheerst door het wegwerken van overtollige productiecapaciteit, in een poging om de rendabiliteit te herstellen. Dit gaat gepaard met toenemende werkloosheid en tragere loonstijgingen. Ook de overheid doet haar duit in het zakje door haar poging om de openbare financiën weer gezond te maken. Bij de verklaring van de Kondratieff leggen de meeste theoretici de nadruk op de centrale rol van de vraag naar investeringsgoederen. De forse schommelingen in die vraag zouden de oorzaak zijn van fasen van versnelling en vertraging van de globale groei. Deze schommelingen zijn uiteraard het gevolg van de veranderingen in de rendabiliteit van het kapitaal. Anderen associëren de Kondratieffs met innovaties: - de eerste met de katoensector; - de tweede met de spoorwegen, ijzer en stoom; - de derde met staal, elektriciteit en scheikunde; - de vierde met auto en elektronica nijverheid. - de vijfde met informatie en communicatie technologie De toepassing en vervolgens de verspreiding van vernieuwingen zouden te zien zijn in een toeneming van de productiviteit, die aanhoudt tot die vernieuwingen opboksen tegen de hindernis van de rijpheid en de verzadiging van de markt. Op dat ogenblik zou de golf haar keerpunt hebben bereikt. Zie: KB-Weekberichten en G-Bulletin.
CONJUNCTUUR 2002
2bis
Belgische conjunctuur Wachten op een nieuwe lente Na een herleving van de Belgische economie in de eerste maanden van 2002, verzwakte de groei vanaf de zomer. Het vertrouwen van ondernemers en consumenten werd ondermijnd door boekhoudschandalen in de VS en de spanning in het Midden-Oosten. Ook door het aanhoudend slechte beursnieuws, dat de jongste jaren een grotere impact op het vertrouwen lijkt te hebben, en de verslechterde situatie op de arbeidsmarkt daalde het consumentvertrouwen vanaf de zomermaanden. Investeringen en bestedingen werden onder impuls van de toenemende onzekerheid uitgesteld, terwijl ook de buitenlandse vraag wankelde. Vooral de Duitse tegenvallende economische perspectieven spelen de Belgische exportbedrijven parten. Door de zwakke binnenlandse vraag werd de invoergroei nog meer beperkt. Zolang de onzekerheden aanhouden, valt dan ook geen stevige groei te verwachten. Het uitblijven van een duurzaam economisch herstel is funest voor de situatie op de arbeidsmarkt. Door de hoge kosten verbonden aan ontslagen en eventuele latere nieuwe aanwervingen, gaan werkgevers bij een tegenvallende conjunctuur niet onmiddellijk mensen ontslaan. Zo zorgde de groeivertraging van 2001 voor een al bij al beperkt banenverlies. In 2002 werd de tewerkstelling echter verder afgebouwd. De inflatie koelde in de loop van 2002 merkelijk af, o.a. door het verdwijnen van het kijk- en luistergeld uit de consumptieprijsindex. De oplopende spanning in het Midden-Oosten zorgde wel voor een opsprong van de olieprijzen. Een oplossing van de situatie in het Midden-Oosten, samen met een daling van de olieprijzen, kan de wereldeconomie en onverwachte stimulans geven. In dit alles is België, als kleine, open economie, niet meer dan de speelbal van de internationale conjunctuurgolven. Belgische openbare financiën: het traditioneel procyclisch beleid Tijdens de jaren ‘90 werd het vorderingen tekort van meer dan 8% van het BBP in 1992, volledig weggewerkt. De schuldratio daalde van bijna 140% naar 106% (nog altijd op Italië na, het hoogste in de EU). In absolute termen steeg de schuld wel met 38 mld tot 276 miljard EUR, maar door de aanzienlijke nominale BBP-groei nam de schuldratio aanzienlijk af. Nu lijkt een saneringsmoeheid het budgettair beleid te kenmerken. In de periode 1999 - 2003 zal het vorderingensaldo slechts met 0.6% van het BBP verbeteren, terwijl de daling van de rentelasten een budgettaire ruimte van 1.9% van het BBP oplevert. Het grootste deel van de beschikbare ruimte werd echter opgesoupeerd. Door de verlaging van de sociale bijdragen, de verlaging van de personenbelasting, de afschaffing van het kijk- en luistergeld en van de aanvullende crisisbelasting liepen de overheidsontvangsten tussen 1999 en 2003 met 1% van het BBP terug. Deze broodnodige lastenverlaging wordt evenwel niet gecompenseerd door een verlaging van de uitgaven, zodat het primaire saldo zal verslechteren met 1.1%. Vooral in de economische topjaren 1999 en 2000 heeft de regering de kans laten liggen om het overheidsbudget te saneren. Bovendien werden verschillende initiatieven over meerdere jaren gespreid, waardoor de budgettaire ruimte voor de volgende regering al volledig is ingenomen door beslissingen van de huidige regering. Om tegen 2005 een vorderingenoverschot van 0.5% te hebben (wat we volgens het stabiliteitspact verplicht zijn), zullen weer bijkomende maatregelen nodig zijn. Terwijl de overheidsschuld tussen 1997 en 2000 jaarlijks met gemiddeld 5.2% van het BBP werd verminderd, zal dit verminderingspercentage in de periode 2001-2003 nog slechts gemiddeld 2% bedragen. Bovendien wil de regering voor eind 2004 de schuld van de NMBS (2% van het BBP) overnemen. Overigens moeten de lidstaten hun schuld met 4 tot 5 % per jaar afbouwen volgend de Europese Commissie. Zo niet dreigt een strafprocedure. Bovendien is een verdere afbouw van de schuld essentieel om de bijkomende kosten van de veroudering van de bevolking op te vangen. De ‘vergrijzing’ zal vanaf 2010 pas goed op gang komen. Deze ontwikkelingen vertonen een opmerkelijke gelijkenis met de situatie eind jaren ‘80 en begin jaren ‘90. Ook toen werden de budgettaire teugels gevierd, onder andere met de belastingverlaging van 1988, waardoor we in 1993 weer aan de rand van de afgrond stonden.
Financiële economische berichten KBC, jaargang 57, nr.10, december 2002