Confit de Canard Ruben Korfmaker
1
Inhoud
Proloog
3
1. Erf
5
2. Feest
75
3. Klif
92
4. Zoek
125
5. Bakker
169
6. Wissel
199
Epiloog
212
2
Proloog Een tempête, de meteorologen waarschuwden er al dagen voor. Een ziedende storm; windkracht 11 met uitschieters aan de kust tot 12. Tempêter zeiden ze in Frankrijk als ze tekeergaan bedoelden, en dat was precies wat er nu gebeurde. De lucht was zwart, de regen striemde en je werd achterover geblazen, zelfs als je tegen de wind in wilde leunen. Op de klif en het duin was het het ergst. En op het strand natuurlijk, maar dat was er nu niet. De zee beukte op de kliffen als een smid op te koud ijzer. De zuidwester storm was in jaren niet zo heftig geweest. Het water stuwde door de kleine opening die Het Kanaal was. Bij eb zou het water ver weg zijn. Daar waar het wrak lag en de mosselbanken. Zelfs daarachter nog. Bij eb stonden de mosselbanken droog zodat de mosselvissers de mosselen konden rooien. Of hoe dat ook heet bij mosselen. Nu bij dit metershoge springtij was er geen strand. De zee was zwart, maar tegelijk wit van de vele schuimkoppen. Eén en al beweging, één en al kracht. Wat deed ze zichzelf aan om hier nu heen te gaan? Tante Patries was stervende. Nog een week of zo. Hooguit. Vijfennegentig jaar oud; ze was niet in de wieg gesmoord. Patricia was een etter, maar voor zover ze wist, was zij haar enige familie nog. Noodgedwongen, wellicht was het zelfs uit medelijden, bracht ze het oude mens maandelijks een bezoek. Ze kon haar toch niet laten verkommeren. Na Patries' dood moest zij alles regelen. De begrafenis, de ceremonie, de uitnodigingen, alhoewel dat er niet veel zouden kunnen zijn. En zij zou eigenaar worden van de Ferme. O god in de hemel, eigenaar! Die plek was een smet op haar herinneringen. Alles wilde ze aannemen, maar niet de Ferme. Als ze bij Patries was, dan probeerde ze haar aanwezigheid altijd te beperken tot de meest noodzakelijke ruimtes in het gebouw. De zitkamer en eventueel het toilet, maar liever hield ze haar plas op tot na het afscheid. En dan de kelder. Die bleef ondanks de verlichting een donkere hel waar je beestjes kon horen lopen en waar het stonk. En nu was ze er met Patries geweest. Ze kon niet anders. Nu nog kon ze zich de indringende stank van rotting en zwavel voor de geest halen. Niet sterk, maar desalniettemin misselijkmakend. Ze had haar walging uitgesproken, maar Patries had nergens last van en lachte alleen maar. Haar glimlach begon te schateren toen ze haar de afschuwelijke scene toonde. Totaal onverwacht. Dat was twee uur geleden, maar nu nog slaagde de tempête er niet in de herinneringen uit haar hoofd te rammen. Zelfs windkracht 12 was daar te zwak voor. Ze wilde de Ferme niet, ze wilde er niet over praten met de één of andere executeur testamentair. Ze wilde hier weg. Onvindbaar voor iedereen die hier mee te maken had. En ze wilde nu weg, want met de dood van Patries zou de ellende pas goed beginnen. Ze liep naar de auto, stapte in en reed terug naar de weg. Daar sloeg ze linksaf. Direct in Escalles sloeg ze weer linksaf en reed langs de camping en over het geasfalteerde weggetje naar de voet van de kaap. Daar waar in de zomer de friettent stond, parkeerde ze haar auto. De sleutels liet ze in het 3
contact zitten. Ze liep via het pad naar beneden, naar de bunker op het strand en de trap die vanaf die bunker naar beneden, naar zee leidde. Onder aan de trap kolkte het water woest. Ze zou verloren zijn als ze erin terecht zou komen want ze wist dat onder het ziedende wateroppervlak overal keien lagen. Heel klein en heel groot; sommige heel scherp. Ze twijfelde even, maar liep toen zelfverzekerd de trap af.
4
1.
Erf
Klei. Onafzienbare weidelandschappen met koeien, hier en daar een boerderij en klei. Bierrum. Een dorp in de klei met inwoners die eruit getrokken waren. Een nederzetting, elf kilometer van de Waddenzee. Een gat volgens buitenstaanders; volgens autochtonen het mooiste plekje onder de zon. Een grote kerk met een enorme klokkentoren, een kroeg, een soort kampwinkeltje, vijf boerderijen en wat huizen. In vroeger tijden deed de kerktoren dienst als baken voor de bevolking. Enerzijds was het het geloofsmiddelpunt waarnaar de bewoners met een bewonderenswaardige plichtmatigheid terugkeerden. De dominee hoorde, naast de veldwachter en de kroegbaas tot de belangrijkste inwoners van het dorp en het klokgelui op zondag was een akoestisch symbool, een teken dat het begin van de kerkdienst aanstaande was. Anderzijds diende de toren als oriëntatiepunt in de wijde omgeving. Betrouwbaarder dan de poolster. Bierrum was de bakermat van het Fries Nationalisme. In de eerste helft van de twintigste eeuw werkte het kleine plaatsje als een magneet op alle Friezen die geen inmenging met andere nationaliteiten wensten. De oude massieve muur die het dorp omsloot werd dankbaar gebruikt om Nederlanders en hun invloed buiten te houden. De Bierrumers hielden deze situatie in stand tot de techniek de rest van de wereld in staat stelde hun invloed onzichtbaar en ongemerkt de dorpsgrens te laten passeren. Zo deden radio en televisie hun intrede. De meest innovatieve Bierrumers schaften aanvankelijk schoorvoetend de eerste apparaten aan, maar weldra werd, mede dankzij de belangstelling van de buurdorpen, zelfs een verkooppunt binnen het bastion rendabel. Het moderne paard van Troje heette Arie de Groot. Hij was de man die het gat in de markt dichtte en het bolwerk om het dorp virtueel slechtte. Hij was in een jaar of vijftien financieel onafhankelijk. Naast radio en televisie hadden de Bierrumers ook, sinds de mast even buiten het dorp was neergezet, kunnen kennismaken met de mobiele telefonie. Het internet was een ander verhaal. De Bierrumers hadden ervan gehoord, maar ze wilden er niet aan. Alleen De Inspecteur had het; van de baas. De aanleg ervan had letterlijk nogal wat voeten in de aarde gehad want de PTT had speciaal voor de inspecteur een lijntje moeten trekken vanuit Rektum, een plaatsje dat op ongeveer zeven kilometer van Bierrum lag. Juist het gegeven dat het internet via Rektum naar Bierrum kwam, was voor de bewoners van Bierrum reden om niet massaal op dít medium over te stappen. De Rektumers waren niet te vertrouwen, zeker niet nadat ze in de tweede wereldoorlog het gerucht hadden verspreid dat de toenmalige Bierrumse veldwachter Baltema een NSB'er was. Het internet was dus prima, maar niet via Rektum want dan zouden de bits en bytes gefilterd en vervuild Bierrum bereiken en daar kon geen sprake van zijn. Dan wachtten de Bierrumers liever tot er een kabeltje via een andere weg werd aangelegd en anders maar niet. Desalniettemin hadden ze 5
met alle westerse verworvenheden blootgestaan aan een zee van informatie met als gevolg het besef dat er meer was dan alleen de Fryske Nasjonale Party, de kerk en dominee Johannes Jetsema. Als religieus centrum had de kerk aan macht ingeboet en de toren deed al jaren alleen nog maar dienst als kompas voor de inwoners die een dagje weg waren geweest. De dominee was gereduceerd tot een symbool van het verleden en was in een enkel geval onderworpen aan spot. Het klokgelui werd door de Bierrumers als storend, en door een enkeling als terroristisch ervaren, de bewonderenswaardige regelmaat van het bezoeken van de kerkdiensten werd alleen nog betracht door Trijntje en Grietje van der Wal, Simon Gjaltema en Berber en Jildau Bokkema, en omdat de Koninklijke Landelijke Politiediensten de ordehandhaving ter hand hadden genomen en de veldwachter het veld hadden laten ruimen, was de belangrijkste man van het dorp de kroegbaas van café Doe Maar 2, Siebren Stremler. Althans, dat dacht hij zelf. De enorme Ford 2.5 Turbodiesel Super Cab draaide behendig het kleine parkeerplaatsje bij het café van Stremler op. Het portier zwaaide open. Een gecowboylaarsd been verscheen, en twintig tellen later nog een. Na een korte afzet met zijn handen, belandde de man met beide voeten op het grind. ‘Godverdegodverdegodverde...’ De man bleef even staan toen zijn gezicht een ongezond bleke kleur kreeg. Hij verbeet de pijn. Van de behendigheid waarmee hij de auto naar zijn parkeerplek had geloodst was geen enkele sprake meer. Hij leek zich wat te herinneren, draaide zich om naar de auto en pakte een wandelstok die achter de bestuurdersstoel lag. De man sloot het portier, draaide zich weer om en begon, gebruik makend van de wandelstok, aan de tocht van tien meter naar de deur van het café. Een wandeling die onoverkomelijk leek en vermoedelijk lang zou gaan duren. Hij piepte de Ford nonchalant op slot met zijn afstandbediening. Toen hij een meter of vier had afgelegd, kwam een man uit het café en liep hem tegemoet. ‘Jezus Arie, wat loop jij beroerd!’ Het was Siebren Stremler die zijn belangstelling toonde. ‘Ach man’ zei Arie de Groot, ‘jicht.’ Dat was althans de diagnose die Arie zelf had gesteld op basis van wat zijn dochter vanochtend telefonisch aan medische informatie over hem had uitgestort. ‘Jicht? Hoe kom je daar nou weer aan?’ ‘Weet ik veel... Ik heb er nog niet op gegoogeld.' Arie had ervoor gezorgd dat hij wèl internet had. 'Mijn linker poot is hartstikke dik. Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan van de pijn.’ ‘Ben je al bij dokter geweest? Er schijnen goeie pillen voor te zijn.’ ‘Eerst maar eens een maltje, Siebren. Dat helpt vast ook wel.’ ‘Wat jij wilt Arie...’ Stremler ondersteunde Arie aan de kant waar hij zijn wandelstok niet had. De mannen liepen het 6
café in. ‘Vera, schenk jij Arie even een Talisker in? Hij is er aan toe.’ ‘Comme d'habitude’ antwoordde Vera. ‘Wat zegt ze?’ vroeg Arie. ‘Ze lult maar wat’ zei Siebren. ‘Ga maar aan de bar zitten. Je drankje komt zo.’ ‘Doe maar een dubbele’ zei Arie. Siebren keek Vera even aan en verdween naar het kantoortje naast het café. ‘Wat is het nu weer, Arie?’ Vera had grote pret bij het zien van haar manke klant, maar glimlachte haar professionele lach terwijl ze een dubbele whisky in een glas schonk. ‘Jicht’ ‘Jicht?’ ‘Ja, jicht. Godverdomme.’ ‘Dat doet zeer.’ ‘Vertel mij wat...’ ‘Is je teen...’ ‘Ja, mijn teen is dik.’ ‘Jeetje. Weet je dat zo'n whisky niet goed is als je jicht hebt? Zeker niet een dubbele.’ ‘Ik heb nog niet op voedingscentrum.nl gekeken, dus nu helpt het wel.’ ‘Haringen ook niet.' Vera kende de liefhebberijen van Arie de Groot. ‘Zeg dame, ik kom niet naar een café om les te krijgen in de voedingsleer. Het zal allemaal best waar zijn wat je zegt, maar ik ga nu eerst aan de slag met mijn whisky. Nutrimentum Spiritus zeg ik altijd maar.’ ‘Arie de Groot goes Catholic, hoor ik. Maar volgens mij heeft dat met boeken te maken, niet met whisky.’ ‘Mooi’ 'Smaakt ie?' ‘Best’ ‘Mooi’ Arie de Groot zat stil aan de bar en dronk van zijn whisky. Als die klotepoot niet zo’n pijn deed dan zou hij het echt lekker gevonden hebben, zoals hij Vera beweerd had. Maar nu maakte hij zich teveel zorgen om van het dure drankje te genieten. Zorgen die voortvloeiden uit het leven dat hij had opgepakt nadat hij zijn lucratieve elektronicahandels in Bierrum, Rektum en al die andere plaatsen had verkocht. Lekker eten en drinken hoorde sinds geld er niet meer toe deed, bij zijn leven en daarbij lette Arie niet op hoeveelheden. In zijn vorige leven had hij al genoeg geteld, en maat houden maakte toch al geen deel uit van Aries beste tien karaktereigenschappen. Toen het geld voor 7
het oprapen lag, schafte hij een boerderijtje aan even buiten Bierrum en liet het helemaal ombouwen. Hij zorgde ervoor dat er een aparte ruimte in kwam die geluiddicht was gemaakt. Arie hield van hardrock en een normale geluidsinstallatie was niet in staat deze muziek op het gewenste volume af te spelen. In de ruimte installeerde hij daarom een professionele geluidsinstallatie met zaalversterking. Er was een bar en Arie had ook een thuisbioscoop. Verder had hij in zijn garage een paar oldtimers en een Harley Davidson. Dit alles naast de wagen voor dagelijks gebruik, zijn rode Ford 2.5 Turbodiesel Super Cab. Arie besloot er maar weer eens in te stappen. Hij moest toch naar dokter en het zou wel even duren voor hij bij de auto was. Hij maakte zijn whisky uit, riep Vera en rekende af. ‘Heb je nog hulp nodig bij het lopen?’ Arie begon te glimmen. Gearmd met Vera naar buiten; jicht had toch zijn voordelen. Hij kon een grijns niet voorkomen. Toen hernam hij zich en formuleerde zorgvuldig een antwoord. ‘Wat vriendelijk van je, Vera. Graag!' zei hij. ‘Oké’ zei Vera, en ze riep ‘Siebren!’ De deur van het kantoortje ging open en Siebren liep het café in. ‘Wil jij Arie even naar de auto brengen; hij heeft hulp nodig bij het lopen en ik moet heel even bij de gehaktballen blijven.’ ‘Bitch’ dacht Arie. Maar hij zei het niet. ** Christine Savarin bewoog zich als een soort solex door het huis. Ze pruttelde en rochelde vanwege een verkoudheid die haar maar niet wilde verlaten. Ze had de grootste moeite haar hoofd bij het werk te houden. Het huishoudelijke werk ging nog wel. Voor stofzuigen was geen hoog abstractieniveau nodig. Maar nu zat ze achter haar laptop om informatie te zoeken. Ze moest de juiste steekwoorden in Google invoeren, maar het viel niet mee wat te bedenken. Christine vervloekte de kou. In de winter greep de reumatiek haar bij de strot, en overal waar hij nog meer bij kon. En in de winters in het noorden, met de vochtige kou aan de kust, was het nog twee keer zo erg. Ze verlangde naar de warmte en de droogte van de Drôme waar ze haar kindertijd had doorgebracht. Als ze die streek weer bezocht dan voelde ze zich stukken beter, zelfs in het najaar. Ze wilde graag terug. Maar ze wilde ook terug naar Patrick. En terug in de tijd; helpen in de winkel. Lekker vroeg opstaan om hem te helpen bij het opstoken van de ambachtelijke houtovens en het treffen van de andere voorbereidingen. Dan het ontbijt maken terwijl Patrick de eerste broden en croissants in de oven schoof. Maar die tijd was niet meer. Patrick had zijn bedrijf uitgebouwd tot een enorm bakkersconsortium met aanzienlijke invloed in de regio. Hij bakte allang niet meer zelf. 8
Zijn huidige werk bestond uit het leiden van een groot bedrijf en daar waar ze kon, hielp Christine hem ook daar bij. Gedienstig en ondergeschikt aan haar man. Zo hoorde het, zo moest het zijn. En nu zat ze in een vakantiehuisje een paar kilometer van Boulogne. Escalles heette het hier, zo'n honderdvijfenzeventig kilometer van huis. Niet heel ver, maar ze kon niet terug. Hier had ze werk te doen. Patrick had haar verboden te doen wat ze hem had verteld te gaan doen, maar voor het eerst in haar leven was ze ongehoorzaam geweest. Haar geloof liet niet toe dat ze de situatie die ze vermoedde in de boerderij zou laten voortbestaan. Ze had geen idee waarom Patrick niet wilde dat ze dit ging doen, maar ze was ervan overtuigd dat als ze eenmaal resultaat zou boeken, ook hij er blij mee zou zijn. Voor Christine zou het geen pretje worden. Eigenlijk was het voor haar een bijna onmenselijk karwei, maar wat moest, dat moest. Ze was even opgestaan en naar de keuken gelopen. Een warme grog was op dit moment geen luxe, maar een absolute noodzaak. Daarna dwong ze zichzelf weer achter de computer. Ze keek door het kleine raampje naar buiten, maar ze zag niets. Het regende zo hard dat het leek alsof het venster bewegend matglas bevatte. Ze wist dat bij normale weersomstandigheden de tuin te zien was, met de enorme betonnen barbecue waar de vakantievierders in het voorjaar en de zomer ongetwijfeld kilo's bief, varkensfilet, brochettes, mergues en chipolata's op roosterden. Op dit moment maakte een vuurtje, in tegenstelling tot de reumatiek, buiten geen enkele kans. Wat een ellende. Een aan griep grenzende verkoudheid, rotweer en zo'n rottig vakantiehuisje. Maar het ergste van alles was dat het Kerstmis was en ze niet naar Patrick kon. Vanuit de tuin waren de obelisk van Cap Blanc Nez en een stukje van Mont Hubert te zien, maar ze ging nu de tuin niet in. Geen sprake van. Christine wilde niet toegeven aan de verkoudheid, hoe beroerd ze zich ook voelde. Hoe meer ze vandaag zou doen, hoe eerder ze weer thuis was. Maar ze realiseerde zich ook dat de verhouding tussen tijd en prestaties op dit moment verre van ideaal was. Ze besloot daarom toch maar even onder de wol te kruipen. Het was maar voor even. Heel, heel even maar. Christine wilde precies weten wat er in de boerderij gebeurde. De indirecte signalen wezen op gebeurtenissen in de kelders die het daglicht niet konden verdragen. Maar wat? Wat kon er nu zo geheimzinnig zijn? En was Patries op de hoogte? Het zou kunnen dat ze van niets wist. De boerderij was groot, de kelders lang en Patries was oud, ziek en niet meer zo kwiek. Aan de andere kant kon Christine zich niet voorstellen dat er dingen in een woning gebeurden waar de bewoonster zelf niets van af wist. Het was duidelijk dat als Christine wilde weten wat er gebeurde, ze eropaf moest gaan; de maandelijkse bezoekjes aan het mens zelf waren niet genoeg om erachter te komen. Maar toch bleef ze de ijdele hoop koesteren dat het zonder het betreden van de kelders kon. Tegen beter weten in. Toen ze met een grog op in haar bed lag en het maar bleef malen in haar hoofd, drong zich 9
ineens en onherroepelijk de vraag op waarom ze zo fanatiek op zoek was naar de waarheid van de krochten. Eigenlijk wilde ze het niet weten, maar als het ging om één of meer van de zeven zonden die daar zouden worden gepleegd, dan was het haar plicht er wat tegen te doen. Patries was familie en Christine zou de boerderij erven. Zij, en niemand anders dan zij, had de plicht er wat aan te doen. Als er al sprake was van blasfemie, dan moest dat ophouden. Tot nog toe had ze drie keer gepost bij de boerderij. Eén keer was er niets gebeurd, één keer waren er allemaal jonge mensen naar binnen gegaan. Kennelijk hadden ze een sleutel, want ze gingen het kapelletje in terwijl Patries er niet bij was. Ze hadden allemaal een tas bij zich. En één keer was ze bijna betrapt door Patries die onverwacht naar buiten kwam terwijl zij haar stelling aan het innemen was. Van schrik was ze meteen weggegaan. Wat had ze nu voor informatie? Eigenlijk had ze alleen gezien dat er mensen naar binnen gingen. Wat voor mensen? Jong, mooi, mannen en vrouwen. Ze hadden allemaal een tas bij zich. Allemaal? Ja, allemaal. Wat voor tas? Voornamelijk weekendtassen en een enkele rugzak. Ze gingen de kapel in. Patries was daar niet bij. Waren er alleen jonge mensen? Nee, er was een enkele oudere man of vrouw bij. En een hele dikke. Christine dacht dat dat een vrouw was. Wat deden ze in de kapel? Of kwamen ze via de kapel in de kelders? Gingen ze via de kapel omdat Patries van niks mocht weten? Christine kwam tot de conclusie dat de informatie die ze had alleen maar meer vragen opwierp. Over een dikke week, volgend jaar dus, zou ze haar reguliere bezoekje aan Patries weer doen. Misschien kon ze iets verzinnen om dan aan antwoorden te komen. ** De eerste kroeg van Stremler in het centrum van het dorp heette Doe Maar omdat de dochter van de vorige eigenaar erg van de muziek van Doe Maar hield. Toen Stremler het café overnam, herdoopte hij het etablissement in Doe Maar 1. Enige fantasie was hem vreemd, maar het paste wel bij een kroeg. Volgens Stremler verwees de naam naar de meest gehoorde bestelling aan de bar, maar de running gag van de klanten was het zingen van Is dit alles, van Doe Maar, wijzend op de lege bovenste helft van het glas als de bestelling in ontvangst werd genomen. Ondanks de naam van het café en de zingende klanten, was de muziek van Doe Maar echter nooit te horen in het café. Stremler vond die muziek helemaal niks. Hij had liever een vrolijk deuntje van Gert en Hermien, maar omdat de ervaring leerde dat die muziek, in tegenstelling tot het consumptiepatroon van het zangersechtpaar zelf, de inname van drank ernstig terugdrong omdat iedereen wegliep als hij die CD in de speler schoof, draaide hij in zijn café muziek die afhing van het tijdstip van de dag en de mensen die er op dat moment waren. De eerste kroeg van Siebren Stremler, Doe Maar 1, was tegenover de kerk. Dominee Jetsema had dat eigenlijk liever niet, maar schikte zich in zijn lot. Toen 10
echter steeds meer kerkgangers op zondagochtend op het laatste moment kozen voor het linker pad naar Stremler, in plaats van het pad dat leidde naar het godshuis, tekende Jetsema bezwaar aan. Hij startte een aantal procedures bij de gemeente die allemaal tot mislukken waren gedoemd, maar om de lieve vrede te bewaren, en omdat het andere pand veel mooier was en uiteindelijk niet meer dan 150 meter verder lag, stelde Stremler zelf een verhuizing voor. Hij kon daarbij de naam van zijn kroeg veranderen in Doe Maar 2 in de verwachting dat daardoor het bestellingspatroon naar boven werd bijgesteld. Hij stelde Jetsema twee voorwaarden bij zijn verhuizing. De eerste was dat de dominee geen procedures meer tegen Stremler zou beginnen, de tweede was dat Jetsema de wijn en het brood voor het wekelijkse Heilig Avondmaal tegen marktprijs van Stremler kocht, een marktprijs die overigens iets boven de gangbare marktprijs lag. Stremler ging daarbij bovendien uit van een driekwart gevulde kerk. De tegenwerping van Jetsema dat het Heilig Avondmaal helemaal niet wekelijks werd gevierd, en dat gemiddeld niet meer dan 5 rijen van de kerk op zondag waren bezet, vond geen gehoor bij Stremler. Hij was een godvrezend man, maar zaken gingen voor. De dominee moest akkoord gaan anders bleef Stremler gewoon op zijn plek tegenover de kerk zitten. Dat deed Jetsema dus maar. Het enige wat hij er nog had kunnen uitslepen om niet helemaal besodemieterd te worden was een paragraaf over de kwaliteit. Die moest tenminste gelijk zijn aan de wijn die Stremler normaliter ook in zijn eigen café zou schenken. Het gevolg van de deal was dat Jetsema elke maand via de Inspecteur een partijtje wijn op internet te koop aanbood. Het brood verdeelde hij onder de kerkgangers. ‘Jicht’ zei dokter Bouma. ‘Echt waar?’ Arie probeerde verbaasd te kijken. ‘Wat is dat precies?’ ‘Heb je nog niet gegoogeld, Arie?’ vroeg Bouma. ‘Nee, dat heb ik niet gedaan.’ ‘Dat is mooi. Dan kan ik jou tenminste vertellen wat je hebt. Tegenwoordig vertellen de patiënten míj wat ze hebben en verwachten ze alleen dat ik nog even een receptje uitschrijf met het medicijn dat ze me terloops dicteren Ze hebben het ook wel eens mis en dan heb ik nog een hele klus om ze de echte ziekte aan te praten.’ Ze lachten allebei. Bouma vertelde Arie wat over jicht en over de behandelmethode. Er waren inderdaad pilletjes voor, maar die deden aan symptoombestrijding. Naast de pilletjes moest er ook wat worden gedaan aan de eet- en drinkgewoonten. 'Laat me je bloeddruk ook meteen maar even meten, Arie' Bouma pakte de meter en vroeg Arie zijn rechter mouw op te stropen tot de bovenarm ontbloot was. Toen Arie dat had gedaan legde de arts de band van de bloeddrukmeter er omheen en drukte op het 11
knopje waardoor er lucht in de band werd geblazen en er druk op de bovenarm ontstond. Het ding liep langzaam weer leeg. De ogen van Bouma lieten niets te raden over toen hij de waarden aflas. 'Dat kan een stuk minder, Arie. En daarmee wil ik eigenlijk zeggen dat het minder móet, want je scoort erg hoog.' Dokter Bouma vertelde Arie de uitkomst en wat normaal was voor een man als hij. 'Je moet maatregelen nemen. Anders eten en drinken, meer bewegen. Veel minder, maar het liefst géén alcohol. En wat dat laatste betreft, denk er dan om dat ...’ Arie hoorde het allemaal al niet meer. ‘Geldt dat ook voor whisky en bier?’ ‘Dat valt inderdaad onder de categorie alcohol en dat moet je sterk gaan minderen.’ De consequenties van het gesprek begonnen zich af te tekenen op Aries gelaat. Bouma zag het. ‘Ga nou gewoon lekker naar huis, neem het medicijn en je zult merken dat de pijn wegtrekt. Dat is nu even het belangrijkste.' ‘Ja’ Het was alles wat Arie op dat moment kon bedenken om te zeggen. Arie stapte op. In een roes reed hij naar huis. Er was een moeilijke tijd aangebroken. Geen alcohol! Wederom behendig zette hij de auto op zijn plaats, strompelde met zijn stok naar binnen en liep naar de keuken. Daar schonk hij een glas vol water, drukte een oranje pilletje uit de strip, legde hem achter op zijn tong en spoelde hem weg met het water. Daarna strompelde hij naar zijn concertzaaltje en drukte de versterkers aan. De enorme boxen begonnen aangenaam te zoemen. Hij begon alweer wat opgewekter te worden. Bij wijze van voorpret haalde hij eerst een fles whisky uit de bar. Zo creëerde hij wat tijd om een muziekkeuze te maken en gaf hij de pil wat tijd om zijn werk te doen. Hij had zin in wat hards. Deep Purple, Aerosmith... Get a grip was wel leuk. En die CD had ook nog een grappige Friese hoes, met koeienuiers. Arie koos voor AC/DC. Bij de bar pakte hij een glas en de fles Dimple die hij had uitgekozen. Een goed glas whisky, zeker voor een blend. Uit de CD-kast pakte hij Let there be rock. Hij schoof het plaatje in de lade van de speler, ging in zijn fauteuil zitten, pakte de afstandbediening, schonk een royale hoeveelheid whisky in het glas, nam een slok, liet het vloeibare goud rondgaan in zijn mond, genoot van het moment, de stilte voor de storm en drukte op play. Het intro van Go Down sloeg met een vernietigend volume de ruimte in. Het begin van een eenvoudige en effectieve boogie. Arie schreeuwde zo hard hij kon mee en begon wild te headbangen. Ja knikken voor de leek. En het pilletje begon ook al te werken. ** 'Zo (...), kom je me me mijn zonden weer eens inwrijven?' De heldere stem van Patries was geschikt om de mooiste chansons van Edith Piaf een tweede leven te schenken, maar voor Christine stond de stem voor onraad en ellende. 12
'Je zou blij moeten zijn dat ik zo trouw kom. Als ik er niet was, was jij al lang in die afschuwelijke crypte bijgezet. Ze verwachten trouwens zware storm, dus ik blijf niet lang.' 'Storm komt wel vaker voor in deze regionen. Heb je gehaald wat ik je heb gezegd?' De oude vrouw zei met opzet gezegd in plaats van gevraagd om Christine uit te lokken. Haar stem trilde, evenals haar handen bij bijvoorbeeld het drinken van een kopje thee. Als ze morste, gaf ze Christine de schuld omdat ze haar niet hielp. Een oude vrouw zo in de steek laten, hoe durfde ze? Als Christine er niet was, dan trilden haar handen niet omdat ze haar dan de schuld ook nergens van kon geven. 'Ja, ik heb je boodschappen gehaald.' 'Niet bij de supermarkt, naar ik aanneem?' 'Nee, ik heb het volgens jouw orders bij de bakker in Audinghen en de slager in Wissant gehaald.' Christine verzweeg dat ze naar Calais was gereden omdat ze zelf geld nodig had, en de boodschappen bij de grote Hypermarché had gedaan. Ze had 500 euro uit de muur gehaald. Zo kon ze weer even vooruit. 'Zet het maar in de kelder.' Dit was het leukste deel van het bezoek vond het oude mens. Christine was doodsbenauwd in de kelder. Patries zette haar zoetste glimlach op. 'Of laat je een vrouw van 95 de keldertrap afdalen?' 'Nee. Ik doe het wel. Maak je geen zorgen, ik doe het wel.' 'Fijn' Patries had zich altijd afgevraagd waarom Christine nooit was begonnen over het feit dat zij de kelder ook in moest om de spullen weer op te halen als ze ze nodig had. Nooit had ze dat gedaan. Nooit! Dat durfde ze niet. Wat een zwakkeling! Wat een onvoorstelbare zwakkeling. 'En snuit je neus eens. Wat sta je hier allemachtig te snotteren. Wil je me aansteken?' Christine antwoordde niet, opende het luik door de zilveren ring naar boven te trekken en daalde de trap af, de kelder in. Ze zette de boodschappen op de daarvoor bestemde plaatsen en wilde weer naar boven gaan. Snel weg uit dit oord. Toen hoorde ze plotseling de stem van Patries achter zich. 'Ik ga jou laten zien wat jou binnenkort toebehoort' zei ze. 'Nee, Patries, doe alsjeblieft geen moeite. Dat komt wel.' 'En wanneer zou dat moeten komen? Ik ben verdomme 95. Volgende maand ben ik dood! Ik ga jou nu de kelders laten zien.' 'Nee... Doe maar niet, Patries. Ik geloof het wel. Het maakt me niet uit. Laat het alsjeblieft zitten.' 'Kom mee!' Patries verdween achter een schot waar de stellingen met boodschappen tegen aan waren geplaatst. Alles in Christines lichaam schreeuwde om haar niet te volgen en in plaats daarvan de trap op te lopen naar de keuken. Maar Patries verscheen met haar hoofd om het schot. 'Kom mee verdomme!' 'Ik hoef deze ellendige boerderij niet. En ik wil niet mee die gangen in.' 13
'Als je nu niet meekomt, dan vertel ik Patrick dat je me hebt bestolen.' 'Jij... jij smerig loeder!' Christine schrok van zichzelf. Ze aarzelde; ze realiseerde zich dat ze misschien wel vaker de kelders in moest om informatie te zoeken. En daarom, alleen daarom, om dat besef, deed ze weer wat haar werd gezegd. Ze liep langzaam naar de opening tussen de muur van de kelder en het houten schot. Patricia Rempart had een grote zaklamp in haar rechter hand. Ze gebruikte het ding niet omdat er voldoende licht was van de peertjes die het nog deden. Links had ze een grote sleutelbos. Christine schatte dat er vijftien, misschien wel twintig sleutels aan de ring zaten. Ze volgde het oude kreng op de voet. Ondanks haar haat voor haar, wilde ze dicht bij haar blijven, want de aanwezigheid van Patries was altijd nog beter dan alleen te zijn in de kelders. Patries liet haar de gangen en de belendende ruimtes zien. Af en toe opende ze een deur en ging de achterliggende ruimte binnen, in de verwachting dat Christine haar zou volgen. Altijd was de deur open en hoefde er geen sleutel te worden gebruikt. Christine probeerde goed op te letten. Alles wat ze nu kon ontdekken, bespaarde haar de verschrikkingen in de rest van het onderzoek. Haar angst zat haar observaties echter danig in de weg. Christine dwong zichzelf tot concentratie. Patries en zij waren bijna aan het einde van de gang toen Patries opnieuw een deur opende, maar nu met een sleutel. 'Dit moet de reden zijn van je aversie' zei Patries toen ze Christine uitnodigde de ruimte te betreden. Christine liep naar binnen, keek, wendde haar blik af toen ze zich realiseerde wat ze zag, maar dwong zichzelf daarna weer te kijken en het goed te registreren. Toen rende ze naar de gang terug en gaf over. Wat ze net had gezien was te erg voor woorden. Drie mensen, twee vrouwen en een man, waren op een bed bezig de liefde te bedrijven. Er naast waren diverse camera's opgesteld om de scenes vast te leggen. Even verder zaten nog vier mensen. Ze droegen badjassen en Christine herkende sommigen van hen van de groep die ze de kapel had zien ingaan. Wat ze het ergste vond van het hele schouwspel was de forse vrouw die erbij stond en aanwijzingen gaf. Aanwijzingen geven! Hier werd de bedoeling achter de echtelijke plicht volledig aan flarden geschoten. En haar tante faciliteerde het; dat was nu wel duidelijk. Zonder op Patries te wachten, rende ze naar de dichtstbijzinde deur waarvan ze aannam dat die naar buiten leidde, maar die was op slot; ze moest op Patries wachten, die had de sleutels. Ze voelde zich misselijk, maar dat kon ook van de geur komen. Of beelde ze de geur in vanwege de beelden die ze net had gezien. Patries was er ineens. Ze maakte de deur open en ze kwamen in de crypte. Dode beesten. Weer een golf van misselijkheid. Christine rende naar buiten. Heerlijk die frisse lucht. De kop in de wind. Mijn god, de wind! Het leek wel of de storm in alle hevigheid was losgebarsten. Ze holde naar haar auto en reed weg. Even buiten het dorp zette ze haar auto aan de kant en dacht terug aan de bedorven boerderij. Ze moest 14
wat. Ze moest iets verzinnen om van deze gruwelijke erfenis af te komen. Ze reed, nog steeds overstuur, naar het strand met de mosselbanken, parkeerde haar auto en liep zover ze durfde naar de vloedlijn. Wat een kracht, dat water. Ze dacht na over wat ze moest doen. Ze keek naar boven, naar de grijze lucht. 'Wat? Heer, zeg het me. Wat?' En de Heer zei het haar. Een kleine honderdvijfenzeventig kilometer naar het zuiden zat Patrick Brillat in de woonkamer van zijn woning in de Bijbel te lezen. Hij was in Het Boek op zoek naar een passage die zijn meest recente activiteiten rechtvaardigde. Hij las, herlas, bladerde verder, en bladerde weer één of twee pagina's terug. Na een tijdje vond hij wat hij zocht in Lukas 7. Het was het verhaal waarin de zonden die Maria Magdalena zou hebben begaan door haar lichaam te verkopen, haar werden vergeven omdat zij haar geloof trouw bleef. Uw geloof heeft u behouden. Gaat heen in vrede. Voor de man was er geen twijfel; hij zou zijn geloof altijd behouden. En als in Het Boek een hoer als Maria Magdalena al vergiffenis kreeg, dan hoefde híj zich al helemaal geen zorgen te maken. Hij was geen hoer! Stel je voor zeg! Blij met het resultaat, zette hij de Bijbel weer in de kast en liep terug naar tafel. Op het moment dat hij wilde gaan zitten, ervoer hij een angstwekkende rilling. Het werd koud in de kamer; heel even maar. En er ontstond een soort tocht, leek het wel. Was het de storm die buiten raasde? Hij zag even de gordijnen bewegen. Toen trok het weer weg. Alles leek weer normaal, maar Patrick bleef nog uren koud. Hij dacht aan haar. Onwillekeurig. Ze was nu ergens in het noorden. Bij zee. Hij moest vanavond maar eens bellen. * ‘Ik zag Arie gisteren lopen. Nou ja, lopen ... Het zag er niet echt gezond uit.’ ‘Wat is er dan met hem?’ ‘Geen idee.’ ‘Hoe liep ie dan?’ ‘Nou… het was net of hij de krulspelden nog in had. Hij liep met een wandelstok.’ ‘Een wandelstok? Arie?’ Douwe Gurbstra en Jan Cock, twee goede vrienden van Arie de Groot, zaten aan tafel in Douwes kleine huisje bij de dijk. Een hoogpolig rood met zwartachtig kleed bedekte de tafel. De hond van Douwe, een vriendelijk asbakkenrasje, lag aan zijn voeten. Als het een poes was geweest zou hij spinnen. Het beestje was zwart-wit, hondstrouw en kon hartverscheurend janken als Douwe een gehaktbal at, want dan wilde hij dat ook. Door dat geluid had hij het beest Dennie Christian genoemd. Douwe had een dampende kop koffie voor zich staan. Extra sterk. Naast zijn koffie stond een glaasje berenburg. Jan zat tegenover hem. Ook hij had 15
koffie, maar in plaats van de berenburg had hij liever een whisky. Douwe had geen whisky, dus stond er naast de koffie van Jan een jenever. Ook niet te zuipen, maar nog net iets beter dan berenburg. De glazen stonden instabiel door het hoogpolige kleed. Er was in de loop van de tijd al heel wat vloeistof in het kleed verdwenen. Douwe was benieuwd wat voor soep je kreeg als je het kleed zou uitkoken. En of er dan ook vermicelli in zat. En of die vermicelli dan uit zichzelf zou bewegen. Daar dacht hij maar liever niet aan. De televisie stond aan. Een programma over Prinses Diana. 'Het was toch een lekker wijf, hoor' vond Douwe. 'Veel te mooi voor zo'n jutezak als Charles.' 'Ja.' 'Wist je dat het voorbestemd was dat ze samen met die Arabier met wie ze in die Mercedes stapte, zou verongelukken?' vroeg Jan. 'Hou toch op, man. Voorbestemd...! Wat lul je nou...!' 'Nee luister. Diane werd altijd Lady Di genoemd, dat weet je…? ‘Ja, dat weet ik ja.’ Nou, Di is Engels voor doodgaan. En de Arabier heette Dodi. Dat is het meervoud van dodo en die is uitgestorven.' 'Jij bent knettergek.' 'Nee joh. Het was bij de geboortes van die twee al geregeld dat ze samen zouden gaan.' 'Onzin, maar wel leuk, moet ik toegeven.' 'Er is niks leuks aan en het is geen onzin; het is door mensen die zich er professioneel mee bezighouden bevestigd.' 'Het is wel goed, Jan.' Douwe vond het programma over Diane wel weer genoeg en stopte een CD van REM in de speler. 'Arie M; weer eens wat anders dan Arie de Groot.' Ze lachten. 'Staat die hit er ook op? Losing my religion of zo..?' 'Zou kunnen; weet ik niet.’ ‘Je hebt het hoesje toch…’ ‘Ja dat heb ik wel ergens, maar deze CD zat in het hoesje van More than a feeling van Boston, en daar staat niet op dat Losing my religion op de CD staat die in dit hoesje zat.’ ‘En waar is de CD van Boston dan?’ ‘Die zit in het hoesje van Queen of zo. A night of the Opera, als ik het me goed herinner. …. Kom, laten we naar de kroeg gaan. Arie zal er ook wel zijn. Kunnen we hem meteen vragen wat er met zijn poot is.'
16
* Patricia Josephine Rempart overleed op 18 januari. De oude vrouw lag opgebaard in het rouwcentrum, ergens in een randgemeente van Boulogne sur Mer. Er was niemand die de moeite nam haar te bezoeken. Familie had ze niet meer en vrienden waren al in een zeer vroeg stadium definitief afgehaakt. Ze had haar eindige bestaan afgesloten en er was niemand die er een traan om liet. Patrick was degene die nu alles moest regelen. Christine was vermist, wellicht dood. Zij zou Patricia waarschijnlijk niet meer opvolgen als eigenaresse van de boerderij. Patrick zag nu zijn kans schoon om die rol over te nemen. Met alles erop en eraan. Letterlijk. Maar hij had zelf ook nog een bedrijf dat zijn onverminderde aandacht vroeg. Bovendien kwamen nu de huishoudelijke taken op zijn bordje terecht. Nou ja, eerst er maar eens voor zorgen dat het oude kreng veilig en wel onder de zoden belandt. Cremeren en begraven. Zekerheid boven alles. Hij voelde wat trillen in zijn broek en hij vroeg zich af wat dat was. Patrick was het niet gewend om het geluid van zijn nulzes af te zetten want een telefoontje niet beantwoorden kon betekenen dat er geld werd misgelopen. Hij was er vandaag al een keer op aangesproken door de dominee toen zijn telefoon ging terwijl er net een rouwstoet was gearriveerd, en daarom leek het hem beter om de zaken toch maar even op een wat lager pitje te zetten. Hij legde zijn tas, onder de vernietigende blik van de dominee, op de kist waar Patries in lag opgebaard en tastte in zijn broekzak. 'Allo'. Daarna zei hij in willekeurige volgorde een paar keer ja en een paar keer nee. Hij rondde het gesprek af met een venijnig gesproken 'Het is heel jammer dat de bestelling er nog niet is, maar daar heb ik niets mee te maken. Dan had je het maar eerder moeten regelen.' Patrick drukte het rode knopje ter beëindiging van het gesprek welhaast door de bodem heen. En het was net of het knopje ook invloed uitoefende op zijn stemming, want het volgende moment draaide Patrick zich met een glimlach naar de dominee toe en vervolgde het gesprek over de teraardebestelling. Patries wilde in de kapel van de Ferme worden bijgezet, maar dat had nog wel wat extra geregel tot gevolg. Patrick baalde daar vreselijk van want hij wilde hier helemaal niet mee bezig zijn. Hij wilde geld verdienen. Omdat hij tegen elven een lunchafspraak had, was hij met dominee overeengekomen het gesprek over de begrafenis vroeg te laten beginnen. Direct erna stapte hij in zijn Citroën C8 en reed via de A16 en de D925 naar het centrum van Le Treport. Daar, in een restaurant vlak bij de funiculaire, de kabelbaan naar de hoge klif, zat een zelfbewuste Guillaume Réveillé hem al op te wachten. Een krappe maand nadat Christine als vermist was opgegeven, vonden ze haar rode jas op het strand bij Duinkerken. De politie had na de melding strikt volgens het protocol actie ondernomen, wat wilde zeggen dat ze eerst nog geen actie ondernamen omdat de statistieken uitwezen dat vermisten 17
meestal zelf wel weer van zich lieten horen. Daarna werd een oproep gedaan in de regionale media en toen pas in de landelijke. Aangenomen werd dat Christine slachtoffer was geworden van de storm, een aanname die werd versterkt door de vondst van de jas. De auto was gevonden op de klif. Maar dat was al op 7 januari gebeurd. Een locale wandelaar had de auto de dag ervoor ook al op dezelfde plaats zien staan en had eens naar binnen gekeken. Toen hij de sleutels in het contact had gezien, sloeg hij alarm bij de gendarmerie. Patrick Brillat was ten einde raad. Zijn fantastische, godvruchtige, gedienstige echtgenote teruggenomen door god. Aan Zijn wil was niet te ontkomen, maar desalniettemin was Patrick ontroostbaar. Zijn verdriet werd regionaal nieuws toen Patrick zelf enkele bevriende hoofdredacteuren belde met het verschrikkelijke nieuws. De hele regio leefde met hem mee en zijn Patisserieën deden goede zaken. Eind januari kreeg Patrick een bericht van een notariskantoor in Wissant. Het was een korte kennisgeving van het feit dat Patricia Josephine Rempart was overleden en dat als enige tot nu toe gevonden erfgenaam mevrouw C. Savarin te boek stond. Het nieuws was notaris De la Ferté echter niet ontgaan en daarom verzocht hij Patrick contact met hem te zoeken in verband met de verdwijning van zijn echtgenote. Een week later was Patrick naar het notariskantoor gereden. Daar had hij met Notaris Gustave de la Ferté gesproken. Hij had gezegd dat zijn vrouw hem te kennen had gegeven dat ze afzag van de erfenis van de boerderij. Patrick vertelde verder dat hij nu waarschijnlijk de dichtstbijzijnde familie was voor de erfenis. De la Ferté zei dat hij het onderzoek daarnaar nog niet had afgesloten, dat het bovendien nog helemaal niet duidelijk was of Christine dood was, en dat hij Patrick zou inlichten als hij of de politie resultaten hadden geboekt. Er was sprake van een testament, maar daarin werd alleen Christine Savarin genoemd. Als die zou wegvallen kwam degene in beeld die Patricia Rempart het meeste nastond. Patrick Brillat was aangetrouwd; er was nog een kans dat iemand anders eerder in aanmerking zou komen. Patrick Brillat verliet na deze uiteenzetting het notariaat en liep naar zijn auto. Als hij een staart had gehad, dan zou die tussen zijn benen hangen. De natuur begon te ontluiken. Een nog te laag zonnetje deed zijn best het voorjaar te laten beginnen, maar koning Winter gaf niet zomaar toe aan een machtsoverdracht. Mooie wolkeloze dagen wisselden zich af met mooie min of meer wolkeloze dagen. In de Rue Albert Camette in Boulogne zat Christine in haar kleine kamertje, dat ze in onderhuur bewoonde, achter haar laptop. Ze gebruikte een aftandse dongel om het internet te besurfen, wat inhield dat ze vaak geen verbinding had. Ze had zich tot doel gesteld om de duivel uit de boerderij te drijven. De algemene aanname dat ze dood was kon haar daarbij van dienst zijn. En het internet maakte het mogelijk dat ze het grootste deel van haar onderzoek in volledige afzondering kon doen. Ze miste Patrick, maar ach, dat was tijdelijk. Christine had niet geslapen in de nacht van de storm, nu zo'n twee maanden geleden. Ze 18
was de trap bij Cap Blanc Nez afgelopen tot de trede die nog net door de zee werd bereikt. De regen striemde haar hele lichaam. Geselde haar door haar kleren heen. De storm leek haar op te nemen om haar ergens, kilometers verderop weer neer te kwakken. Ze had de trap gekozen die ze tegen de wind in moest aflopen. Gewoon, toevallig. Als ze de trap aan de andere kant had gekozen, dan was ze zonder twijfel het water in geblazen. Maar ze werd niet in zee geblazen en ook sprong ze niet. In plaats daarvan trok ze haar jas uit, gooide hem in zee, bleef nog even staan alsof ze in trance was en ging terug. Ondanks alle kracht van de storm die ze in haar rug voelde toen ze de trap weer opliep, ervoer ze de weg naar boven als een enorme inspanning. Ze liep naar het dorp, maar vond onderweg bij de camping een overdekt terras. Daar ging ze liggen en probeerde wat te slapen, maar dat lukte niet. Zowel de stormachtige wind als haar stormachtige gedachten verhinderden het. Christine besloot te gaan lopen; maar waarheen? Ze had haar eigen dood in scene gezet, ze wist wat de voordelen waren als iedereen dacht dat ze dood was, maar ze had niet goed genoeg nagedacht over het moment direct na haar zogenaamde sprong. De auto moest blijven staan om de dood te bevestigen en haar jas was ze kwijt. Bovendien kon ze niet terug naar haar vakantiewoning. Wat moest ze doen? Waar ging ze heen? De richting die ze uitging werd gekozen op basis van haar lichamelijke gesteldheid. Ze was hondsmoe en Calais lag aan de andere kant van de kaap, dus omhoog. Boulogne was verder, maar minder steil. Boulogne dus. Maar eerst liep Christine de tweehonderd meter terug naar de auto. Ze pakte twee brillen uit het dashboardkastje, de zonnebril van Patrick en haar eigen reservebril. Uit de kofferbak pakte ze de verbanddoos en een pet. Ze deed alles in een plastic zak. Ook vond ze nog een oud fleecevest. Ze trok het aan en begon te lopen. Midden in die zwarte nacht in januari begon Christine aan haar tocht naar Boulogne over de D940. In gewone omstandigheden een prachtige kustweg met mooie uitzichten, maar nu een regelrechte hel. Vooral aan het begin van de tocht toen de storm nog onverminderd bulderde. Na een paar uur nam de wind gelukkig af tot een voor dit gebied normale kracht. Christine liep bij voorkeur op het asfalt, maar was vaak genoodzaakt de berm op te zoeken om weg te duiken als er een auto naderde. Bij elke auto verstopte ze zich. Achter een boom of in het struikgewas. In een greppel of achter een schuurtje. Ze was formeel dood en ze wilde elke situatie vermijden die ook maar de geringste twijfel zou voeden. Het kostte haar de rest van de nacht en de hele volgende dag om Boulogne te bereiken. Ergens onderweg had ze een gekleurde maar smerige weggewaaide doek gevonden. Het had haar verschrikkelijk tegengestaan om die om haar hoofd te wikkelen, maar nadat ze de doek met haar handen had platgestreken en het ergste vuil er met haar mouw had uitgewreven, deed ze het toch. Zo was ze onherkenbaar hoopte ze, en hoefde ze de pet nog niet te gebruiken. Toen ze Tardinghen naderde liep ze langs een boerderij waar ze twee ezels in een klein afgebakend terreintje zag. Er was een blonde vrouw aan het werk. Christine wachtte tot de vrouw weg was, sloop naar de 19
ezels en zocht een voederbak. Die was er niet. Toen zag ze appels en sla op de grond liggen. Ze stapte over de afrastering en kwam er op die manier achter dat er stroom op stond. Ze raapte wat sla en appels van de grond en maakte dat ze weg kwam. Wéér over de afrastering en het terrein af. Wat walgde ze van zichzelf. Uitgerekend zijzelf, Christine Brillat, overtrad nu één van de tien geboden. Maar ze moest toch eten? Misschien had god wel geregeld dat die appels er lagen voor haar. Ze vond steun in de gedachte, maar eigenlijk wist ze dat het onzin was. De appels gaven haar weer wat energie, dus liep ze verder. Tegen de avond bereikte ze de randen van de stad. Christine Brillat had voor zichzelf bedacht dat de beste plaats om onherkenbaar te blijven een plaats was met mensen om zich heen die zich niet al teveel bekommerden om de dagelijkse nieuwsberichten. Haar vermissing zou vast wel op de televisie komen, maar ze ging ervan uit dat de grootste nieuwswaarde er na een dag of drie wel vanaf zou zijn. De duisternis viel vroeg. Haar lijf schreeuwde om slaap, maar ze moest verder. Juist nu, nu het donker was en ze veel moeilijker herkend kon worden. Ze ging op zoek naar een café. Eentje buiten het centrum en het liefst zo donker mogelijk. Ze vond een geschikte kroeg, zette haar pet op, ging naar binnen en liep meteen door naar het toilet. Volgens haar snelle waarneming zat er één man aan de bar en was er, buiten de barman, verder niemand. Ze opende de plastic tas en nam er de verbanddoos uit. Met de schaar knipte ze haar haar. Omdat ze Patrick ook wel eens knipte, wist ze waar ze op moest letten, maar je eigen haar in de spiegel met een pleisterschaartje knippen was toch van een andere orde. Toen het wel wat leek, deed ze de grote plukken haar in de plastic zak; ze wist dat haar de leidingen kon laten verstoppen en daarom spoelde ze die niet weg in de wasbak. Ze wilde het de eigenaar van het café niet aandoen. De overgebleven kleine haren waren minder erg, dacht ze, en dus gingen die wel de wasbak in. Ze haalde haar contactlenzen uit haar ogen en zette haar reservebril op. Ook de pet ging weer op. Daarna pakte ze alles in en ging ze de kroeg in. Ze bestelde een espresso. Toen de barman de koffie bracht, vroeg ze of hij een plattegrond van Boulogne had en of hij een adres wist waar ze in redelijke anonimiteit een kamer kon huren. Ze was namelijk op de vlucht voor haar echtgenoot en wilde een tijdje verdwijnen. De barman knikte kort, ging weg en kwam na een minuut of tien terug met een plattegrond. 'Er komt zo iemand bij u' was alles wat hij zei. * Vanuit Rektum komend, lag Café Doe Maar 2 meteen aan de rechterkant. Een klein parkeerplaatsje lag ervoor, maar dat werd overdag voornamelijk gebruikt door de bewoners van de Dorpsstraat. In het winterseizoen was het in café Doe Maar 2 overdag nooit echt druk omdat het dan was gesloten. 20
Hooguit Siebren Stremler, zijn vrouw Boukje en de medewerkster Vera Kroes waren er dan te vinden om voorbereidingen te treffen, de administratie te doen of de rommel van de vorige avond op te ruimen. In het voorjaar verruimde Siebren de openingstijden royaal vanwege alle toeristen die per boot ook Bierrum aandeden. Vera was volgens vele mannen in de wijde omgeving de mooiste vrouw ten zuiden van de Waddenzee. Ze was gezegend met een mooie bos rood krulhaar, ze liep op een manier die Al Stewart bezong in The Year of the Cat als a watercolor in the rain. Haar maten waren perfect, haar benen verbluffend. Vera woonde samen met De Inspecteur. Alleen god wist waarom. De inspecteur was een mollig manneke dat zijn zinnen formuleerde als waren het juridische stukken, en dat hield van het goede leven. De consequentie dat dat ten koste ging van een fraai uiterlijk droeg hij gelaten. Ondanks zijn ietwat getinte huidskleur was hij kleurloos en onopvallend. Hij liet zich niet veel zien binnen de gemeenschap van Bierrum en goed beschouwd wist niemand eigenlijk hoe hij werkelijk heette. Hij hield zijn naam angstvallig geheim omdat hij, zo fluisterde men, gezien de aard van zijn werk bang was dat zijn professionele acties aanleiding gaven tot gewelddadige represailles van werkgevers. Andere boze tongen beweerden dat hij een naam had die zo moeilijk was uit te spreken dat hij zelf ook niet wist hoe het moest. Hij was inspecteur bij de Arbeidsinspectie en iedereen noemde hem De Inspecteur. Vera en De Inspecteur woonden naast het café. Als je even verder liep, kwam je aan de linkerkant van de Dorpsstraat bij de boerderij van Grietje en Trijntje van der Wal. Zij behoorden tot de vaste kern van de protestantse gemeente van Bierrum, ze waren actieve aanhangers van de Fryske Nasjonale Party en droegen de zware last van de laatste Friestaligen van het dorp. Naast de residentie van Van der Wal bevond zich de kerk, met daar tegenover het nog leegstaande pand van het voormalige café van Stremler. Daarna liep de bebouwing van de Dorpsstraat, met onder meer het winkeltje van Simon Gjaltema, nog een paar honderd meter door, om na nummer 57 te eindigen in wederom het weidse Friese weidelandschap. En nog meer klei. Het was fantastisch weer voor de tijd van het jaar. Vera Kroes bediende het ruim aanwezige publiek op het terras van het café. Het parkeerterrein was vol. Arie de Groot had zijn enorme four-wheel drive daarom enigszins asociaal moeten neerzetten. Zijn wagen stond half op de doorgaande weg en blokkeerde meer dan de helft van de uitgang van het parkeerterreintje. Verder kon hij niet lopen. Niemand wilde nog weg, het was mooi weer, iedereen had de tijd, dus veroorzaakte dergelijk parkeergedrag vooralsnog geen problemen. Vera was druk. Ze bestierde het terras alleen en dat was net wat te veel. Arie de Groot, Jan Cock en Douwe Gurbstra zaten op het terras en Vera had hen net hun drankjes gebracht. Drie Leffe Blond. 'Geef mij maar eens een lekker pilsje, meiske,' zei een bezoeker van wie Vera had gezien dat hij 21
samen met zijn Kruidvatdoosjesblonde vriendin uit een volledig gepimpte vuurrode Opel Manta was gestapt en aan een van de tafeltjes had plaatsgenomen. Vanaf het moment dat hij Vera had gezien werd Blondie op een duidelijk lagere trede van de interesseladder ingeschaald. Vera kreeg alle aandacht en Blondie paste zich op een bewonderenswaardige manier aan. Ze kende haar rol. Van haar werd kennelijk verwacht dat ze zich terugtrok om haar vriend zijn spel te laten spelen. Alhoewel ze naast haar vent bleef zitten, verdween ze naar de achtergrond. Haar gebaartjes werden kleiner, evenals haar communicatieve bereik. Ze trok zichzelf terug tot achter haar oogleden. Ze bemoeide zich niet meer met haar omgeving. Ze was afgericht. De omgeving bemoeide zich ook niet meer met haar, althans met haar als geheel. Om enkele onderdelen van Blondie kon niemand heen, was ook Arie, Jan en Douwe opgevallen. 'Lekker hoor’ was de glasheldere samenvatting van Jan. ‘De Leffe Blond?’ ‘Ook, maar ik doelde op Blondie’ Het leek wel of al de typisch vrouwelijke kenmerken van het meisje waren uitvergroot. Haar borsten lagen bijna op tafel, haar Mantarode lippen leken wat grootte betreft op een tractorband en haar benen, tja .. haar benen! 'Ze is wel wat uit verband gerukt' zei Arie. 'Ze heeft alles waar een gezonde boerenjongen het warm van krijgt vergroot en de rest is hetzelfde gebleven.' Nadat Manta Vera luidruchtig had gewenkt, had ze zonder iets te zeggen het eerste biertje gehaald en voor hem neergezet. Het tweede, derde en vierde exemplaar waren op dezelfde manier dezelfde weg gegaan. Toen hij naar nummer vijf vroeg, had hij er genoeg van: 'Waarom zeg je niks tegen me, meisje?’ Vera antwoordde niet. ‘Ik vind het erg jammer dat je me ineens kleinere glaasjes brengt. Het is warm weer en ik heb vandaag dorst in grote glazen bier.' Vera had de pest aan dat zieke gereutel van sommige kerels. Vroeger kon ze er prima tegen, maar tegenwoordig niet, zeker vandaag niet met al die drukte. Ze had haar baas al verteld dat er wat spanning was tussen haar en een klant, maar Siebren was te druk met de twee klanten die binnen zaten. ‘In plaats van op mij te letten, zou je eens wat meer aandacht moeten besteden aan dat arme schaap naast je. Helemaal gehandicapt omdat ze elke keer naast je in die rode botsauto van je moet zitten. En dit biertje is zo klein omdat je nog moet rijden. Ik wil er niet verantwoordelijk voor zijn dat je ongelukken veroorzaakt omdat je teveel drinkt.’ 'Ik drink niet veel,' zei Manta. 'Russen drinken veel.' 'Russen drinken alleen maar veel omdat ze hun taal niet goed kunnen uitspreken als ze nuchter zijn.' 'O, is dat zo?' Aan de woorden werd een lichte irritatie meegegeven. 'Ja. Bovendien rijden ze niet in zo'n monsterlijke auto als jij, hebben ze meer ruimte in dat kloteland 22
van ze, zijn de huizen er lelijk en niet duur en kunnen ze dus niet zoveel schade aanrichten als ze een ongeluk veroorzaken. Hier ligt dat anders, dus jij krijgt nu nog één klein biertje. Kun je zo meteen, als ik bij je weg loop, nog één keer naar mijn kont kijken en daarna breng je dat schaap thuis. Aangezien dit je laatste biertje was, kun je ook meteen even afrekenen. Ik krijg 11 euro voor het bier en omdat Blondie hier het zo naar haar zin heeft gehad met jou, is haar witte wijn van het huis.' Manta liep rood aan van woede. 'Ben je godverdomme helemaal besodemieterd? Vindt je baas het goed dat je zijn klanten wegjaagt?' Manta gooide vijftien euro op het tafeltje. 'Kom mee Dolly. Weg hier; en we komen hier nooit meer.’ Manta was weg om nooit weer te keren. 'Iemand nog wat te drinken?' vroeg Arie. Nog met een glimlach om de lippen vanwege Vera's actie. 'Nee, dank je. Ik ga maar eens even langs de vetsmelter voor een patat oorlog' zei Jan. 'Als je er geen bezwaar tegen hebt dat ik een kruiskroketje neem, dan ga ik met je mee.' Douwe en Jan schoven van hun stoel en vroegen Arie of hij ook mee ging. 'Nee dank je, jongens. Ik moet even pissen en daarna zie ik wel weer wat ik doe.' De vrienden namen afscheid en Arie ging het café binnen. Nadat hij gebruik had gemaakt van de toiletten, schoof hij aan aan de stamtafel waar Berber Bokkema en Simon Gjaltema zaten te kletsen. * Het was een vrouw. Een vrouw die werd voorafgegaan door een aura van wantrouwen. Ze was erin gemarineerd. Op de deurmat van het café controleerde ze tot drie keer toe de omgeving, voor ze ervan overtuigd was dat er niemand in de buurt was die haar of haar reisdoel schade kon brengen, en de deur achter zich sloot. Het was een wantrouwen dat ze gedurende haar leven zorgvuldig had opgebouwd en dat voortkwam uit foute partnerkeuzes. Ze deed twee stappen het café in en keek weer schichtig om zich heen. Daarna zochten haar ogen de barman. Ze knikte in de richting van Christine. De man antwoordde met een bevestigend hoofdgebaar. De vrouw ademde twee keer diep en ging naar Christine toe. 'Mag ik hier plaatsnemen?' vroeg ze. Christine zei dat het mocht. 'Laat ik beginnen te vertellen dat ik mijn naam niet zeg en dat ik de jouwe niet wil weten. Ben je het daarmee eens?' Christine knikte. 'Maar ik wil wel weten in welke hoedanigheid u hier zit' voegde ze toe. 'Natuurlijk, natuurlijk!' fluisterde de vrouw, 'Aurélien hier..' ze knikte naar de man achter de bar, 'heeft me gebeld. Ik help vrouwen die zich van hun man hebben losgemaakt en die onderdak nodig hebben. Dat doe ik samen met nog twee vrouwen. Het is mooi dat je juist de kroeg van Aurélien hebt uitgekozen.' Christine vertelde dat ze haar man in Marquise had verlaten na een vreselijke ruzie en dat ze tientallen kilometers had gelopen. Ze was dodelijk vermoeid. Haar kwaadaardige echtgenote had ze Alain genoemd. 'Ik ga ervan uit dat je een andere naam voor je echtgenoot hebt 23
bedacht, en dat is prima. Ik hoef het niet te weten.' zei de vrouw. 'Heb je geld?' 'Ik kan eraan komen; ik heb een eigen rekening.' 'Weet Alain ervan? Geld pinnen is per slot van rekening een prima methode om weggelopen vrouwen op te sporen.' Christine zei dat Alain van niets wist, maar dat de tegoeden niet onuitputtelijk waren. De vrouw stond op en gaf Christine een briefje. 'Dit is een adres in Boulogne. Als je wilt kun je er een paar maanden blijven. Er woont een vrouw, je krijgt één kamer in onderhuur met gebruik van toilet en badkamer. Het huis hoort bij een complex, de tuin is gemeenschappelijk. De vrouw is thuis; ze weet dat je komt. Vertel haar je naam niet. Die van haar is ook geheim, er is geen naambordje. Heb je een plattegrond?' Christine wees naar de kaart op tafel. 'Maar die is van Aurélien' zei ze. 'Nu is hij van jou' zei de vrouw. 'Betaal je koffie en ga naar het adres.' Christine stond op en rekende af. Toen ze zich omdraaide om naar haar tafeltje terug te gaan, was de vrouw weg. Dat was twee maanden geleden. Twee maanden alweer! Ze begon te verlangen naar andere huisvesting, maar haar zelfopgelegde missie was nog niet voltooid. De duivel was nog niet uitgeroeid. Dat eerst, en daarna weer naar Patrick. Ach, ... Patrick. Patricia Rempart was bijgezet in één van de twee nog beschikbare plaatsen in de crypte van de kapel in haar eigen boerderij onder een steen van tenminste 15 centimeter dik. Daarmee was een onverwachte en vooral ongewilde wederopstanding uitgesloten. Een goed gevoel, vond Patrick. Over de doden niets dan goeds, maar opgeruimd staat netjes. De dominee was erbij geweest om een paar onterecht mooie woorden te spreken. Patrick had er slechts op toegezien dat de steen een beetje vlot op zijn plaats werd gelegd door de buiten wachtende mannen, geholpen door het meegenomen kraantje. Hij wilde snel weer weg. Toen hij de dominee een hand had gegeven en hij de kapel wilde afsluiten, liep hij nog even naar binnen om te kijken of er geen dingen waren vergeten. Patrick liep vluchtig door de crypte, maar zag niets liggen. Hij kon het niet laten nog één keer te controleren of de steen op het oude kreng doeltreffend en het liefst vacuüm was aangebracht. Daarna was hij naar de auto gelopen en vergat de hele begrafenis snel. Hij had zich nadien weer volledig kunnen storten op zijn favoriete bezigheid, geld verdienen. Natuurlijk knaagde het verlies van Christine nog aan hem, maar ach, met het aanstellen van een juffrouw had hij de continuïteit van de huishouding veiliggesteld. En laten we eerlijk zijn, veel méér betekenis had Christine ook niet voor hem. Eigenlijk had hij nu veel meer bewegingsvrijheid dan toen zijn vrouw nog bij hem was. Het beviel hem wel. En er was een bijkomend voordeel. Christine was de rechtmatige erfgenaam van de Ferme van Patries en als Christine dus niet meer opdook, dan zou de notaris wel eens bij hem kunnen uitkomen als het om de erfenis ging. Er was al een gesprek geweest en daarin had notaris Gustave 24
de la Ferté Patrick verteld dat hij een onderzoek zou instellen naar de familiebanden van Patricia. Als zou blijken dat er anderen waren die dichter tot de overledene stonden dan Patrick als aangetrouwde neef, dan kon Patrick zijn erfenis vergeten. En dat zou een ramp kunnen zijn, want ook in de boerderij had hij, samen met Patricia en twee Nederlandse dames, een lucratieve handel opgezet. De twee Nederlanders waren door Patricia geregeld vanwege het afzetten van het uiteindelijke product in Nederland. In Amsterdam hadden ze immers nooit genoeg aan seks De boerderij was keihard nodig om de stroom porno naar Nederland te waarborgen, en Patrick zou er alles aan doen om het bedrijf daar te behouden. Hij had alle tijd en concentratie nodig om de problemen het hoofd te bieden, maar diep in zijn hart was hij ervan overtuigd dat de boerderij uiteindelijk van hem zou zijn. Met Christine was Patricia's laatste familie immers verdwenen. Het móest goed komen. Patrick reed de parkeerplaats bij een kantoorgebouw in Le Treport op. Zijn volgende afspraak. De zaken mochten niet lijden onder de begrafenis van Patricia Rempart. Patrick stond voor het bureau van Guillaume Réveillé. De man zat ontspannen met een been op het bureaublad en met een paperclip pulkte hij aandachtig de rouwrandjes onder de nagels van zijn rechterhand weg. De opbrengst veegde hij, tot groot afgrijzen van Patrick, onder het bureaublad. Réveillé was de grote man achter Réveillé Securité Le Treport SA, afgekort tot RST. Hij had zo'n 90 man in dienst en er reden inmiddels 23 auto's met de naam van zijn bedrijf erop. De betekenis van zijn achternaam gebruikte hij op creatieve manier in diverse reclamespots. Wakker zijn en beveiligen gaan tenslotte hand in hand, nietwaar? 'Een gerenommeerd beveiligingsbedrijf werkt zo niet, monsieur Brillat. Natuurlijk worden we af en toe gevraagd om het randje op te zoeken, maar dit is eroverheen. Er ver overheen.' Patrick was blijven staan om het verschil in hoogte tot zijn voordeel te maken. Réveillé was niet onder de indruk. 'Een beveiligingsbedrijf zorgt ervoor dat mensen veilig kunnen leven, wonen en werken. U vraagt mij het tegenovergestelde en dat kunt u niet van mij verlangen.' Patrick was al een paar maanden bezig om Réveillé over de streep te trekken om wat klusjes voor hem te doen.' 'Ook niet voor het bedrag dat ik daar heb opgeschreven?' Patrick wees naar een door hem opgestelde overeenkomst waar nog geen handtekeningen onder stonden.' 'Voor geen enkel bedrag, dus ook niet voor dat bedrag.' 'Als u er zo over denkt, waarom heeft u mij dan gevraagd dit contract op te stellen?' 'Omdat ik geen beslissingen neem op basis van luchtverplaatsing' zoals Réveillé gesproken taal noemde. 'Dus eigenlijk wist u de vorige keer dat we elkaar spraken al dat u niet zou ingaan op mijn voorstel. In de schriftelijke overeenkomst staat niets nieuws ten opzichte van ons vorige gesprek.' 25
'Nee' zei Réveillé 'want toen stond er nog niets op papier. Pas toen ik de overeenkomst las heb ik besloten om niet met u in zee te gaan.' Brillat begon enigszins wanhopig om zich heen te kijken. RST was zijn laatste strohalm. Hij wilde een bedrijf in de arm nemen dat de vieze klusjes van hem overnam. Patrick wilde koste wat het kost het monopolie blijven houden in de bakkerijwereld met de keten van bakkerijen die hij had opgezet in de regio. Initiatieven van anderen had hij op een slinkse en vaak vuile manier beëindigd. Hij had geen tijd en zin meer om dat zelf te doen en ook de mensen die hij ervoor had, haakten één voor één af. Daarom stond hij nu voor het bureau van deze nagelpulkende beveiliger die hij zojuist op schrift een riant voorstel had gedaan. Helaas tevergeefs, net als alle andere bedrijven die hij een voorstel had gedaan. Beveiligingsbedrijven lieten zich niet in met de praktijken die Patrick Brillat voor ogen stond. 'Jammer' zei hij, 'dan heb ik hier verder niets te zoeken.' Brillat liep naar de deur. 'Als u even langs de receptioniste loopt, dan geeft zij u een briefje met daarop een telefoonnummer' zei Réveillé. 'O?' 'Belt u dat nummer, maar denk eraan dat RST elke betrokkenheid zal ontkennen. Goedemiddag monsieur Brillat.' 'Jean.' 'Hallo?' 'Hallo.' 'Goedenavond; ik heb uw nummer gekregen van ...' 'Ik dacht dat er een afspraak was gemaakt dat er bepaalde bedrijven en personen niet betrokken werden bij uw zaakjes.' ... 'Nee; sorry. U heeft gelijk ... Kunt u mij van dienst zijn?' 'Misschien' 'Kunnen we ergens afspreken?' 'Morgen, 10 uur. Inter Hotel, Route de Dieppe.' 'Dat wordt een beetje moei...' 'Tot morgen' Er stond een man buiten bij de ingang. Hij droeg een felrood T-shirt onder zijn leren jack. Patrick kon delen van een tekst lezen die de afbeelding van een angstaanjagend soort wolf vergezelden, versterkten zelfs. Het was iets met doom en fear. Gezien het doel van het gesprek een prima 26
uitgangspunt, maar Patrick voelde zich er toch ook wat ongemakkelijk bij. De man rookte een sigaret. Toen hij Patrick zag naderen gooide hij het net aangestoken exemplaar op de grond en doofde hij het vuur met de zool van zijn laars, die bij de neus uitliep op een messcherpe punt. Hij zei niets, gaf geen hand maar gebaarde dat Patrick verder moest komen. Met gebaren wees hij hem de weg naar een Afrikaans aandoend deel van het hotel waar een stuk of wat tweepersoons tafeltjes waren neergezet. De man leek vooraf te hebben bepaald welk tafeltje geschikt was voor het gesprek dat gevoerd zou worden, en dat was gek genoeg niet in een hoekje of achter een schot, maar midden tussen ontbijtafrondende gezinnen met kleine kinderen. Patrick voelde de neiging te protesteren, maar bedacht ook dat dat zinloos zou zijn. Hij was hier op voorwaarden van de ander. Patrick nam plaats en bekeek het etablissement waar hij in was terechtgekomen, de man liep langs het ontbijtbuffet en schonk twee koppen koffie in. Afrika. Afrikaanse schilderijen en andere Afrikaanse dingen. Patrick kon bij het woord alleen maar denken aan losgeslagen stammen die de hoofden van andere stammen op ambachtelijke wijze scheidden van de romp. Met ... hoe heetten die dingen ook weer ... ? O ja: machetes. En ook de ongeremde vleselijke lusten van die zwarten was maar niks. Ze neukten tot ze scheel zagen en stierven aan aids. De man kwam terug met de koffie en ging tegenover Patrick zitten. Zanzibar stond er op de kopjes. Net als op de muur en de ramen. Er was nog geen woord gezegd. * Dominee Jetsema voelde zich niet optimaal vandaag. Hij stond voor de deur van de Van der Walstate en had al twee keer aangebeld. Er was nog steeds niet open gedaan. Vreemd, want hij hoorde ver weg in de boerderij geluiden. Harde geluiden, die weliswaar tot normale sterkte waren teruggebracht door de afstand die ze hadden afgelegd, maar herkenbaar als harde stemmen. Geschreeuw? De zussen moesten thuis zijn. De dominee bedacht dat Trijntje en Grietje de bel niet konden horen. Hij wilde weer weg gaan, maar bedacht zich. Als hij weg zou gaan, dan viel hij logischerwijs terug op zijn oorspronkelijke plan, het gesprek met Berber en Jildau Bokkema, en daar had hij helemaal geen zin in. Hij voelde zijn eigen zwakheid toen hij zich dat realiseerde, maar de zwakheid regeerde vandaag. Hij verliet de stoep voor de voordeur die bestond uit drie forse treden en liep over het grindpaadje langs de voorpui naar de toegangsweg tot de stallen achter op het erf. Hij bleef vlak bij de zijgevel, intussen turend door de ramen die hij tegenkwam. Achter het huis was een kleine inham die leidde naar de bijkeuken en rechts naar een smalle ruimte die in de stallen uitkwam. Links van de dominee bevond zich een groot raam. Zo te zien maakte dat raam deel uit van een ruimte waar op dit moment geen daglicht gewenst was, want de gordijnen waren dichtgetrokken. Uit de geluiden kon Jetsema opmaken dat er zich zeer waarschijnlijk mensen in 27
deze ruimte ophielden. Verstaan kon hij het niet, maar aan het timbre, de toonhoogte en het volume van de stemmen kon hij opmaken dat er een aan ruzie grenzende discussie werd gevoerd; waarschijnlijk door beide zussen. De eerste indruk die Jetsema bij de voordeur kreeg, leek dus waar te zijn. Dominee Jetsema kon het niet plaatsen; de zusjes Van der Wal waren altijd als twee handen op een buik. Hij had nog nooit meegemaakt dat ze ruzie of zelfs maar woorden hadden gehad. Hij kon niets zien door het raam of door de kieren. Zou hij op het raam kloppen? Eigenlijk was hij wel benieuwd naar de gebeurtenissen achter de gordijnen. Misschien was zijn bemiddeling gewenst. Aan de andere kant, waar bemoeide hij zich eigenlijk mee? Iedereen had toch recht op een goeie ruzie op zijn tijd? Jetsema besefte dat zijn houding te verklaren was uit zijn bui van besluiteloosheid die hem vandaag teisterde. Dus nam hij tòch een besluit, en wel dat hij zich er vandaag maar even niet mee moest bemoeien en de zussen eventueel zondag in de kerk maar moest vragen of er wat aan de hand was. Hij ging naar huis; Berber en Jildau moesten ook maar even wachten. Nee wacht, hij had zin in een glas wijn. Hij ging naar Stremler. Hij had geen zin de wijn in alle eenzaamheid te drinken en het terrasje bij Siebren zou vast wel gezellig druk zijn. 'Dag dominee.' 'Jessuuu... Mens, wat laat je me schrikken.' Trijntje stond achter dominee en op het moment dat hij zich omdraaide zag hij haar. Hij had even tijd nodig om van de schrik te bekomen. 'Ik was net naar achteren gelopen omdat ik met Grietje en jou wilde praten en jullie niet reageerden op de bel.' Grietje en ik waren in de moestuin. We waren er al een tijdje niet geweest, dus het onkruid stond alweer veel te hoog.' Ik ben eerder naar huis gegaan om me wat op te frissen. We waren bijna klaar en Grietje zal zo wel komen.' Jetsema meldde dat hij het idee had dat Trijntje en Grietje in de boerderij waren, maar Trijntje gaf stellig aan dat dat niet mogelijk was. Dominee liet het verder maar zo. 'Ik kwam eigenlijk langs om met jullie te praten. Het periodieke gesprek dat ik niet heel periodiek met jullie heb; over onze gemeente, de kerk en hoe we daar samen in staan.' 'Ik zou dat gesprek graag met u hebben, dominee, maar nu niet. Het is ontzettend druk overdag op de boerderij. U weet dat Grietje en ik er veel tijd aan kwijt zijn.' 'Goed, dan kom ik later terug. Zullen we het volgende maand doen?' Trijntje zei dat ze dat even moest nakijken. Ze deed de deur van het slot en maakte bij het betreden van de gang onnodig veel lawaai. Ook begon ze harder te spreken tegen Jetsema, alsof er iemand moest weten dat ze binnenkwamen. Ze liepen de gang door; aan het einde ervan hing een jaarkalender, gratis verstrekt door een garagebedrijf. Jetsema vroeg zich af hoe ze daar aan waren gekomen, zo zonder auto. 'Ja' 28
zei Trijntje, 'volgende maand is er nog wel ruimte.' Dominee zag dat de agenda nog maagdelijk was. 'De elfde?' 'Prima, de elfde.' Beiden schreven de afspraak op en draaiden zich om, om weer naar de voordeur te lopen. Ineens stak Grietje de gang over om van, waarschijnlijk, de badkamer naar de trap te gaan. Ze was bloot, maar had een handdoek om haar romp geslagen. Grietje keek hen betrapt aan; waarschijnlijk had ze een inschattingsfout gemaakt. Ze murmelde een onverstaanbaar 'sorry' en schoot de trap op. Jetsema kon het niet helpen dat hij een flink litteken zag op de achterkant van haar rechter kuit. Hij wilde wat zeggen, maar besloot zich stil te houden. Misschien om de aandacht van Grietje af te leiden of misschien omdat Trijntje Jetsema's verbazing zag, zei ze: 'Dat komt van een ingreep in haar jeugd.' Dominee begreep haar niet, maar nam nog steeds niet de moeite wat te zeggen. 'Ze is geopereerd omdat ze niet goed op haar benen stond of zo.' Jetsema zei 'o' en nam zich voor de scene zo snel mogelijk maar weer te vergeten. Daarna nam hij afscheid van Trijntje. Hij had een afspraak met haar kunnen maken. Gelukkig. Maar wel lastig dat er nu weer tijd was die hij niet kon besteden aan de dingen die hij daarvoor had bestemd. Tja... Dan toch maar naar Siebren voor een glas wijn op het terras. Terwijl Jetsema dat plan hernieuwde, kreeg hij een ingeving. Hij keerde om, liep naar de pastorie, daalde af naar zijn wijnkelder en bestudeerde het etiket van de talloze flessen die daar gestapeld lagen. Hij stak een fles ervan bij zich. 'Oké' dacht hij, 'en nu gaan we Siebren eens op de proef stellen.' Siebren stond achter de toog en praatte met Boukje, zijn vrouw, toen Jetsema binnen kwam. 'Dag Siebren, Boukje'. 'Dag dominee, hoe gaat het met de kudde?' 'Ach, tja ... met wat ervan over is, gaat het wel goed denk ik. Ik zie dat je er twee herbergt', doelend op Berber Bokkema en Simon Gjaltema, die samen met Arie de Groot in een levendig gesprek verwikkeld aan de stamtafel zaten. Berber was niet eens thuis; al die toestanden voor niks. In de verste hoek zat een stel van in de vijftig een late lunch af te ronden met de overgebleven rode wijn. Dominee liep naar de stamtafel. 'Goedemiddag Berber, Arie, ... dag Simon. 'Middag, dominee.' Siebren Stremler was achter Jetsema aan gelopen en vroeg, terwijl de dominee plaatsnam tegenover Arie en Berber en naast Simon, wat hij wilde drinken. 'Ik lust wel een rode huiswijn van je, Siebren.' 'Komt voor elkaar.' Siebren liep terug naar de toog. 'Ach, zet maar gewoon een fles op tafel' riep Jetsema Siebren na. 'En een paar glazen, een fles bronwater en een lege karaf. Ik mag graag uit een karaf gieten. Siebren maakte een gebaar dat hij de 29
veranderde bestelling had begrepen. Hij pakte een fles huiswijn en bracht die samen met de glazen, de karaf en de fles bronwater naar het tafeltje van de dominee. 'Een fles rode wijn voor onze evangelische stuurman.' 'Dank je wel, Siebren.' Jetsema schonk zichzelf een glas in, en hief het. De anderen hadden nog een drankje, maar hij vertelde dat ze ook een glas wijn van hem mochten nemen. Hij proostte met Berber en Simon op de aanwas van het aantal gemeenteleden van de hervormde kerk. Arie proostte ook, maar op zijn eigen gezondheid. Ze namen een slok. Berber dronk bier, Arie whisky en Simon en dominee dronken wijn. Toen Siebren weg was, pakte dominee een kurkentrekker uit zijn binnenzak en maakte de meegenomen fles miswijn open. Die fles goot hij onder toeziend oog van zijn tafelgenoten leeg in de karaf. Hij liet een beetje in de fles zitten omdat het de bedoeling was dat Siebren moest denken dat dit zijn huiswijn was en daar had dominee net een glas uitgenomen. Hij zette de karaf op tafel. 'Zo dominee, u gaat een mooie middag tegemoet' zei Arie, wijzend op de wijnfles. 'Elke middag is het waard om mooi te zijn, Arie.' Hij nam nog een slok. 'Ik wil een klein proeverijtje houden' legde Jetsema uit. 'Siebren levert de kerk wijn voor enkele vieringen en ik wil graag jullie mening horen over de kwaliteit ervan.' Dominee vroeg iedereen eerst een slok water te nemen om de papillen te neutraliseren. Iedereen nam een slok. Arie liet het spul door zijn mond rollen, slurpte lucht naar binnen, slikte door en zei: 'Is dit nu water?' Iedereen lachte. 'Ad rem, Arie.' 'Ad? Ken ik niet.' Iedereen lachte nog harder. 'Vroeger dacht ik' zei Arie, die steeds losser werd van de drank, 'dat er twee broers waren die in alle films meespeelden omdat ze altijd bij de aftiteling werden genoemd.' 'Welke broers?' 'Co en Also Starring.' 'Die is wel leuk ja' zei Berber. 'Er zijn trouwens nog steeds mensen die denken dat Oktober een broer van Ronnie is.' Er werd weer gelachen aan de stamtafel, maar dominee vond dat zijn proeverij nu maar moest beginnen. 'Oké' zei hij, 'iedereen heeft de mond geneutraliseerd. Dan wil ik nu dat jullie de wijn uit de karaf proeven. Het is wijn die ikzelf heb meegenomen, maar Siebren denkt dat het zijn huiswijn is. En dat wil ik even zo laten.' Iedereen vond het prima. Siebren een poets bakken was een goede gewoonte in Bierrum. Jetsema deed een laagje wijn in de glazen en nodigde iedereen uit er een te pakken. 'Dan nu graag een slok van de wijn' zei Jetsema. Gretige monden slurpten de wijn. Arie volgde de zelfde handelingen als hij had gedaan met het water en beoordeelde met een matigjes. 'Het water was beter' zei hij. Berber en Simon hadden moeite het spul weg te krijgen. 30
'Gadverdamme!' 'Ondanks de kwaliteit van de wijn, zou ik het op prijs stellen als je je woorden kiest op basis van de aanwezigheid van een dienaar van Onze Lieve Heer' zei Jetsema. 'Sorry' zei Berber, 'maar ik ben blij dat ik dit spul nooit heb aangeraakt op zondag in de kerk.' Dominee Jetsema was verbaasd. 'Heb jij die wijn nooit gehad? Je bent er toch altijd bij als het bloed van Christus wordt uitgedeeld.' 'Jawel' zei Berber, 'maar op zondagochtend heb ik altijd een kater en drink niet echt. Ik doe alsof.' 'Een pot met een kater' zei Arie. 'En ik maar denken dat jullie een vrouwenhuishouding hadden'. 'Twee katers' zei Berber. Jildau weet er ook wel raad mee.' 'En doen jullie he...' 'Arie! 'Ja, ja, ja …' Het was tijd om Siebren erbij te roepen. Nee, nog mooier, daar was hij al. 'Alles naar wens dame, heren?' 'Prima' zei Jetsema, 'heb je het druk Siebren?' 'Ach dat valt wel mee, met zo'n fijne hulp...' hij knikte in de richting van het terras waar Vera de bediening deed. 'Ga dan even zitten, dan drinken we een glaasje.' Stremler bedacht een moment of hij dat wel kon maken tegenover Vera, maar ja, híj was de baas. Dáár heb je personeel voor. Jetsema schonk een glas wijn uit de karaf voor Siebren in. 'Proost, Siebren. Op de handel.' 'Op de handel' herhaalde Siebren terwijl hij het glas hief. Hij nam een slok en Jetsema zorgde ervoor dat Siebrens reactie hem niet ontging. Het was alsof hij een citroen at. Zijn gezicht trok op een ongezonde manier samen en vertoonde nog de meeste gelijkenis met het profiel van een winterband. 'Allemachtig zeg, wat is dit voor spul? Heb ik jullie dit net voorgezet?' 'Is er wat mis mee dan?' vroeg Jetsema. 'Mis? Het is zo zuur als waterstoffluoride. Dit kun je niet drinken.' 'Dat ben ik met je eens' zei Jetsema. 'Maar ik moet één ding rechtzetten. Dit was niet jouw huiswijn, maar de wijn die je de kerk levert als avondmaalwijn.' Siebren was een tijdje stil. Langzamerhand drong het tot hem door dat hij in de val was gelokt door Jetsema. 'Maar' probeerde hij nog, 'je hebt de fles die je net van mij hebt gekocht toch in die karaf gegoten?' Als antwoord op die vraag zette dominee een nog bijna volle fles huiswijn op tafel. 'En mijn tafelgenoten kunnen bevestigen dat de wijn in de karaf uit deze fles komt. Hij zette de bijna lege fles op tafel. 'Je geeft dus toe dat de wijn in de karaf niet te zuipen is.' 'Ontkennen heeft geen zin meer, denk ik.' 31
'Dat denk ik ook. En daarmee heb je contractbreuk gepleegd' zei Jetsema. 'Je hebt zowel Onze Lieve Heer, de kerkelijke gemeente van Rektum en Bierrum als mij besodemieterd.' 'Dat is nooit mijn bedoeling geweest' zei Siebren. Je hebt me tien maanden dit spul verkocht terwijl je het zelf niet te drinken vindt. Je bedoeling lijkt me nogal duidelijk.' 'Wacht even wacht even' zei Berber. 'Waar gaat dit over? Over wat voor contract hebben jullie het?' De dominee legde in het kort uit wat voor deal hij had gesloten met Stremler en dat die deal voortkwam uit de wens van de dominee dat het café verhuisde van de plaats tegenover de kerk naar de huidige locatie aan de rand van het dorp. 'Maar dat betekent dat de bijdrage die de kerk van ons vraagt voor een groot deel in de zakken van Siebren Stremler verdwijnt' zei Simon. 'Die conclusie kun je trekken' vond Jetsema. En terwijl de ernst van de zaak onherroepelijk tot Berber en Simon begon door te dringen, kon Arie alleen maar lachen. Want hij was Atheïst en B tegen de kerk. Bovendien was C zijn jicht bijna over. Dus kon er wel weer een whisky doorkomen. 'Arie! ... Arie!!' 'Huh? Wat?' 'Arie, word eens wakker jongen.' Het leek Siebrens stem wel. 'Huh, wat is er allemaal?' Arie opende zijn ogen. Hij zag recht in de ogen van de dominee, van Siebren en ook Berber herkende hij. 'Je bent in slaap gevallen...' Het was de dominee die sprak. '...en het wordt tijd dat je nu wakker wordt.' Met een snelle beweging ging Arie staan. En met een nog snellere ging hij weer neer. 'Rustig aan; je moet niet te snel opstaan.' Arie ging nu voorzichtig en met hulp van Berber staan en zocht zijn stoel op. 'Godallemachtig, wat ben ik beroerd.' 'Nou ja, dat is ook geen wonder. In de tijd dat wij hier zaten te kissebissen, heb jij nogal wat zitten drinken, Arie' zei Jetsema. 'Op een gegeven moment viel je in slaap aan tafel. We hebben je een uurtje of zo laten liggen, maar zonet, voor we er iets tegen konden doen, gleed je van je stoel op de grond.' Arie had veel te veel gezopen. Hij legde zijn hoofd maar weer even op tafel en probeerde de wereld stil te laten staan. De glazen op tafel met de helft te laten verminderen. Het lukte niet. 32
'Wat zat jij te zuipen, man. Ik ben wat van je gewend, maar volgens mij probeerde je nu wat te vergeten.' Berber ontfermde zich over Arie. 'Gaat het goed met je?' 'Nee, niet echt. De tafel lijkt wel een draaimolen.' 'Waarom doe je dat nou?' vroeg Jetsema. De vraag was retorisch bedoeld; antwoorden van iemand in een dergelijke staat lagen niet in de lijn der verwachtingen. De realiteit wees anders uit: 'Mijn schoonmoeder' zei Arie. 'Ojee, er zijn weer vrouwen in het spel' zei Siebren. 'Wat is er met je schoonmoeder?' vroeg Berber. 'Die komt ... Ik geloof morgen al.' 'Dus je hebt je schoonmoeder over de vloer, tegelijkertijd met een kater. Dat heb je goed geregeld.' 'Ja, hou er maar even over op.' Arie liep zo goed en zo kwaad als het ging naar de grote fauteuils in het hoekje bij de open haard. Tijd voor reflectie. De stoelen zaten altijd heerlijk en ze waren nu vrij. Hij plofte op eentje neer. Arie was getrouwd geweest met Yfke. Jaren lang hadden ze een mooie en gelukkige tijd gehad. In die tijd was Marieke geboren. Marieke was inmiddels alweer 17 jaar. De gelukkige jaren beleefden ze in de periode voordat Arie plannen had om een elektronicawinkel te beginnen. Toen hij daarmee begon, begonnen ook de jaren van strijd. Yfkes persoonlijke geschiedenis was er een van demonstreren, kraakpanden, ontruimingen, en in een later stadium het bevrijden van de dieren uit de nertsfokkerijen. Ze was, zoals ze het zelf zei milieu- en omgevingsbewust. Ze had zich tot doel gesteld dat in haar biotoop alles milieuvriendelijk, sociaal en groen gebeurde. En dat gebeurde wel eens met middelen die Arie paars deed aanlopen. En paars kleurt niet bij groen. Toen Arie ook nog eens elektronica ging verkopen en de mensen in de regio op de voordelen ervan wees, brak de hel los omdat Arie volgens Yfke verzuimde de milieubelastende kant ervan erbij te vermelden. Ook díe kant moest worden belicht om een verstandige en afgewogen keuze mogelijk te maken, vond ze. Arie vond dat als hij het milieu moest gaan sparen, hij wel een kringloopwinkel was begonnen en geen radio- en televisiezaak. Aries grootste strijd met Yfke was dat zij niet wilde dat hij een grotere auto kocht. De Suzuki Wagon R+ kon het prima doen en het ding nam niet veel benzine. Bovendien kon je best veel meenemen als je de achterbank naar voren klapte. De laadruimte die dan ontstond was erg groot. Laadruimte? vroeg Arie zich af. Als Yfke in die wagen zit dan kàn de achterbank niet eens naar voren worden geklapt. God, wat had hij de pest aan het ding. Elke dag voor lul in dat lucifersdoosje terwijl hij een imperium aan het opzetten was. 'We moeten ook aan het milieu denken' vond Yfke. De junior-verkoper in Rektum reed godverdomme in een grotere auto dan hijzelf. Na drie jaar strijd was Arie het helemaal zat. Op een donderdagmorgen parkeerde hij de Suzuki voor zijn woning, zette het liedje Frank's Wild Years van Tom Waits op repeat en op een 33
hoog volume, stak de brand in de auto, belde Yfke met zijn nulzes en vroeg haar uit het slaapkamerraam te kijken. Yfke zag haar man lachend naast de brandende auto, de nulzes nog in zijn hand. Arie liep vervolgens naar binnen. Hij zei tegen Yfke dat hij nu zijn bijdrage aan het milieu had geleverd en dat ze twee uren had om haar spullen te pakken en het pand te verlaten. Terwijl hij op zijn horloge keek en naar buiten liep, stierf Frank een pijnlijke dood in de CD-speler. Arie had zich vervolgens door Jan naar Amsterdam laten rijden en had de Ford gekocht. Marieke was verdrietig geweest om de breuk maar had het zien aankomen. Het was haar natuurlijk niet ontgaan dat de relatie tussen haar ouders niet meer lekker liep. Ze schikte zich in haar lot, maar wilde geen van beiden missen. Ze ging bij haar moeder wonen, maar bleef haar vader geregeld zien. Inmiddels was de verhouding tussen Arie en Yfke ook weer vriendschappelijk. Yfke had een nieuwe vriend gevonden. Arie was nog alleen. Hij had nog geen nieuwe liefde, maar omdat hij ervan uitging dat op den duur een nieuwe vlam voor langere tijd zijn bed en stoelen deelde en de strijd tegen zijn gewoontes zou aangaan, beschouwde hij de momentane tijd als een soort interbellum. De liefde kocht hij, tot het zover was, per pond in Amsterdam, Leeuwarden of Groningen. De tweede keer dat Arie wakker werd was wonderlijk genoeg in zijn eigen bed. Hij had geen enkel idee hoe hij daar kwam, maar hij vertrouwde erop dat het het gevolg was van de goede zorgen van Berber. Jezus, wat was hij ziek. Goed gedaan, De Groot! Hoofdpijn en een waanzinnige nood om bij het toilet te geraken. Arie ontweek zijn stekende hoofdpijn en gaf voorrang aan het legen van zijn blaas. Hij zette zijn beide voeten tegelijkertijd naast zijn bed op de grond. 'AU! Godverdomme!' Hij liet zich meteen weer in bed vallen. De jicht was in alle hevigheid terug en reduceerde de hoofdpijn tot een nietszeggende tinteling. De plotselinge pijnscheuten in zijn voet hadden wel tot gevolg dat de druk in zijn blaas aanzienlijk afnam. Aanvankelijk een bijzonder aangename bijkomstigheid, maar toen de spijkerharde realiteit tot Arie doordrong, moest hij constateren dat hij in zijn broek had gepist. 'Verdomme!Wat een kolerezooi.' Hij liep naar de logeerkamer en ging daar op bed liggen. Hij sliep bijna onmiddellijk in. De derde keer dat Arie die dag wakker werd was van de stank. Hij lag nog steeds in zijn beürineerde broek in bed, hij had een bek als een doucheputje, zijn hoofd voelde weer explosief aan en zijn jicht was onhoudbaar. Hij keek op de wekker. Acht uur, dat viel mee. Hij stond op en voor zover dat mogelijk was, liep hij naar de badkamer. Hij drukte vier oranje pilletjes uit de strip, vulde een glas met water, gooide de medicijnen achter op zijn tong en spoelde het water er achter aan. Daarna dronk hij nog twee glazen water. Hij kleedde zich helemaal uit, gooide zijn kleren in de wasmand 34
en liep naar de pot. Na nog een minuut van inspanningen werd hij misselijk van zijn eigen geur. Daarna douchte hij zich en poetste zijn tanden. Toen hij daarmee klaar was, haalde hij zijn bed af en deed het beddengoed, samen met zijn kleren, in de vuilcontainer. In de slaapkamer viel zijn oog op de wekker. Half drie? Zolang kan hij toch niet onder de douche hebben gestaan? Hij liep terug naar de logeerkamer, waar hij vaststelde dat de wekker daar stil stond. Weer een dag naar de kloten door de drank. Hij liep naar de keuken, pakte een koekenpan, de boter en de doos met eieren. Met de elektrische ontsteker klikte hij een gaspit aan. Hij zette de pan op het vuur en gooide er een fikse klont boter in. Terwijl hij de eierdoos pakte, bedacht hij zich. Hij opende opnieuw de koelkast en vond een zij spek dat hij rechtstreeks bij Jan Taedema, veehouder te Rektum, had gekocht. Hij zette het vuur zacht, sneed een paar knappe stukken af en gooide ze in de pan terwijl hij het vuur weer omhoog draaide. Toen het spek was uitgebakken, tikte hij een ei en liet het in de pan vloeien. Die actie herhaalde hij drie keer. Toen opende hij de vriezer. 'Shit' Geen brood meer. Hij trok andere kastjes open en vond nog een halfje suikerbrood en een paar sneetjes krentenbrood. Arie de Groot stond voor een duivels dilemma. Eieren met spek op suikerbrood of met zijn benevelde hoofd en jichtpoot in de auto brood halen en de eieren en spek laten verpieteren. Arie maakte een keus en kwam tot de conclusie dat als je helse pijnen lijdt, suikerbrood met eieren en spek best te eten is. * Gemengde gevoelens had hij bij de deal die hij vandaag had gesloten. De Man met het Enge T-shirt had de opdracht geaccepteerd voor het dubbele bedrag dat hij Guillaume Réveillé had geboden. God in de Hemel wat een geld, maar met de overeenkomst waren wel alle zorgen in één klap weggenomen. Alles werd vanaf nu door De Man met het Enge T-shirt geregeld. De overeenkomst was even kort als effectief. In het gebied dat Patrick Brillat als territorium had aangemerkt en waarvan de grenzen contractueel waren vastgelegd, zorgde De Man met het Enge T-shirt er, desnoods met ongeoorloofde middelen voor, dat de concurrentie het veld ruimde (dat van die ongeoorloofde middelen was natuurlijk niet schriftelijk vastgelegd). Falen zou een forse korting op het honorarium betekenen. Omdat Patrick niet in staat was geweest de identiteit van de man, zijn achtergronden en zijn bedoelingen te achterhalen, had hij een knagend gevoel in zijn onderbuik. Alleen de toekomst zou uitwijzen wat hij aan de man had. Hij was dus blij dat hij de korting contractueel had kunnen vastleggen. Patrick Brillat was een man die zekerheid als een groot goed beschouwde.
35
* Vera Kroes kwam rond een uur thuis van een zware dag en nacht arbeid op het terras van het café. Uitgeput liet ze zich op de bank vallen. Te moe om nog iets te doen. Na een minuut of tien besloot ze toch maar om wat te drinken voor zichzelf te halen. Maar eerst de schoenen uit. Vera bukte zich om de bandjes van haar sandalen los te gespen. Ze wipte haar voeten eruit en zag dat de bandjes een afdruk in haar huid hadden gemaakt. Het leek wel of de strepen er met een punt glas in gezet waren. Ze wiebelde even met haar tenen, stond op en liep op haar blote voeten naar de keuken. In de koelkast stonden nog een paar biertjes. Ze pakte een flesje, dopte het en nam, staand bij het aanrecht alvast een slok. Toen nam ze nog een flesje uit de koelkast, pakte de opener en liep met de twee flesjes naar de bank terug. Ze ging weer op de bank zitten en legde dit keer haar voeten op een kussentje op de lage tafel. Het was weer hard werken geweest. Bij de terrasdienst liep je minstens tien keer zoveel dan als je de bediening in het café moest doen. Het terras was verder weg en bij mooi weer zaten alle klanten daar. Vera nam een grote slok bier en genoot van het frisse goedje in haar warme binnenste. Siebren had, in geval van mooi weer, ooit de verdeling binnenbediening en buitenbediening gemaakt. De een is verantwoordelijk voor het terras, de ander voor het café. Die verdeling was volledig uit balans en Vera had hem verzocht er wat aan te doen. Siebren vond dat het zo goed was -wanneer was het nu mooi weer in ons landje- en deed niets, tot groot ongenoegen van Vera want zij was degene die eigenlijk altijd de terrasdienst had. Natuurlijk zat ze dicht bij het vuur. Ze woonde samen met De Inspecteur en die kende de Arbowet en de Arbeidstijdenwet uit het hoofd, maar zover wilde Vera niet gaan. De goede verhoudingen waren ook wat waard, dus zag ze het niet zitten om Siebren met wetsartikelen om de oren te slaan. Maar ja, dagen als deze waren wel zwaar. Ze legde wat kussens van de bank opzij en pakte de laptop die daaronder lag verscholen, uit het zicht voor onbetrouwbare sujetten, zoals De Inspecteur het formuleerde. Vera zette het ding aan en logde in onder haar naam. Allemachtig, wat deden haar voeten zeer. Ze keer er naar. De striemen in de huid waren al behoorlijk weggetrokken; de pijn nog niet. Met de drukte van het terras nog vers in het geheugen, surfte Vera naar een vakantiesite. Gewoon eens kijken wat voor last-minutes er nog beschikbaar waren. Niet dat ze weg kon; het zomerseizoen was net begonnen, en dan kon ze het niet maken om op vakantie te gaan. Vera hoorde de deur open- en weer dichtgaan. De Inspecteur kwam binnen. 'Goedenavond mevrouw Kroes.' 'Zeg maar Vera. Dag jongen, was je nog laat aan het werk?' 'Jazeker. In relatie tot een project waarin we wegenbouwers bezoeken, heeft de dienst gemeend dat wij, inspecteurs, ook 's avonds en 's nachts op pad gaan omdat juist op de late tijdstippen aan de 36
wegen wordt gebouwd.' Vera was er al heel lang geleden mee gestopt De Inspecteur te laten inzien dat de taal in juridische stukken verschilt van spreektaal. Vooral direct na zijn werk, had De Inspecteur aanpassingsmoeilijkheden; dan hanteerde hij de wollige taal die leek voort te komen uit rapporten. Eenmaal geacclimatiseerd, en dat was gewoonlijk na een half uurtje, begon hij weer gewoon te praten. 'Ga eerst maar even douchen, dan kun je me straks in gewone bewoordingen over jouw dag vertellen. Ik zorg voor een wijntje. Wil je rood, wit of rosé.' 'Rosé graag. Na een half uurtje was De Inspecteur weer beneden. Vera had een fles rosé ontkurkt en in een manchet omsloten op tafel gezet zodat hij koud bleef. Ze pakte de fles en schonk De Inspecteur een glas in. En omdat Vera's bier nog niet op was, bleef haar wijnglas nog heel even ongebruikt op tafel staan. De Inspecteur ging naast Vera op de bank zitten en vertelde haar over zijn werkdag. Vera luisterde en vertelde vervolgens over die van haar. De drukte, de terrasdienst en het verschil van die dienst met de bardienst in het café zelf. Ze schatte dat ze vandaag 20 kilometer had gelopen tussen het café en het terras en Stremler misschien één. De Inspecteur wist dat de problemen tussen Stremler en Vera al langer speelden. Als het terras open was, moest Vera zich daarmee redden. Dat deed de werkrelatie geen goed. Vera trok steeds weer aan het kortste eind. 'Houd er gewoon mee op.' 'Waarmee' 'Met je werk bij het café.' 'Ik kan nu geen vakantie nemen. Het is veel te druk met dit mooie weer en het seizoen is net begonnen.' 'Ik heb het niet over vakantie' zei De Inspecteur, 'ik heb het over ophouden.' 'Ophouden?' Vera moest die mogelijkheid even op zich laten inwerken. 'Als je er mee stopt, dan weet Stremler meteen dat hij je nooit op de juiste waarde heeft geschat. Hij zal je terug willen en dan kun jij je eisen stellen. En anders wil hij je maar niet terug. We redden het ook prima zonder jouw loon.' 'Dan moet jij mij gaan onderhouden.' 'Dat zou dan moeten inderdaad, maar daar heb ik geen problemen mee. Als jij dat wel hebt, dan moet je het niet doen.' Er waren veel nieuwe inzichten en mogelijkheden. Ze weken alleen zo af van de door Vera geaccepteerde werkelijkheid, dat ze er op dat moment moeite mee had om alle nieuwe inzichten in te passen in het bestaande toekomstbeeld. Ze vond dat ze er over moest nadenken. 'Te beginnen met 37
het nachtje dat ik er nu over ga slapen' zei ze. Vera stond op, gaf De Inspecteur een aai over zijn haar en liep naar boven. Een voordeel van bikkelhard werken was dat de nachtrust zoet en diep was. Wat zou ze lekker slapen. Een kater, een jichtpoot en een kloppende hoofdpijn. Arie vroeg zich af of dat de ingrediënten waren voor de rest van zijn leven. Hij zat in de draaistoel in de kamer en zag de wereld nog steeds niet als een vaste werkelijkheid. Bij vlagen kwam zijn omgeving nog steeds in beweging, ondanks een aanvullende slaap van zes uurtjes, een douche, het ontbijt, het poetsen van de tanden en de sterke koffie. Hij moest wel heel veel hebben gedronken gisteren. Arie probeerde zijn draaiende omgeving stil te zetten door in zijn draaistoel in dezelfde richting mee te draaien. Het hielp niet. Misschien moest hij een schommelstoel kopen. De bel ging. Of een rolstoel, want dan hoefde hij niet naar de deur te lopen. 'Er zit al wat meer leven in dan gisteren, zie ik.' 'Berber, … kom binnen.' 'Heeft je schoonmoeder je uit je nest gejaagd?' 'Schoonmoeder?' 'Ja, schoonmoeder. Gisteren zei je dat je zo zat te zuipen omdat je schoonmoeder zou komen.' 'Zit je me nou te kloten?' vroeg Arie. 'Nee, ik zit je niet te kloten. Die zijn in mijn gezinssituatie trouwens ook niet voorhanden. Dat van je schoonmoeder zat je gisteren aan de stamtafel te vertellen.' 'Ik heb helemaal geen schoonmoeder meer. Ik ben gescheiden van Yfke, dus ook van mijn schoonmoeder.' 'Nou, in dat geval zat je mij te kloten, Arie.' 'O, tja, nou, het spijt me als ik dat heb gezegd. Ik weet er niks meer van. Het laatste dat ik me kan herinneren was de proeverij van Jetsema. Daarna is er niets meer.' 'Weggespoeld met miljoenen kleine grijze celletjes, waar je de rest van je leven nog leuke dingen mee kon onthouden.' 'Er gingen gisteren wel meer dingen niet helemaal zoals het moest. Mijn schoonmoeder komt niet; voor de goede orde en godzijdank. Trouwens, wat lul je nou over weggespoelde hersencellen. Jij bent er op dezelfde manier ook al heel wat kwijt geraakt.' 'Klopt, en ik ben er niet trots op. Hoe gaat het met je voet?' 'Dat kan niet slechter. Ik weet niet eens hoe ik moet zitten, laat staan dat ik erop moet gaan lopen. 38
De pilletjes van dokter helpen maar even, hoeveel ik er ook van neem. Er is geen verbetering.' 'Hoeveel je er ook van neemt? Hoeveel neem je dan van die pilletjes?' 'Soms drie, meestal vier.' 'Joh, laat me dat doosje eens zien.' Arie gaf het haar. 'Kijk. Hier staat dat je per keer één moet nemen, met een maximum van drie per dag. Je bent jezelf nu ook nog op een andere manier aan het vergiftigen.' 'En het helpt ook nog niet eens.' 'Ik zou vanmiddag meteen maar weer even langs Bouma gaan. Zo kan het niet Arie.' 'Ik weet het, maar ik weet ook wat Bouma gaat zeggen als ik bij hem op bezoek ga.' 'Weet je dat al? Dat betekent dat je òf bijzondere gaven hebt òf precies weet wat je verkeerd hebt gedaan. Ik zet al mijn honderd punten in op het laatste. Bouma heeft waarschijnlijk gezegd dat je van de drank moest afblijven...' Een korte aarzeling. 'Tja..' 'De conclusie lijkt me gerechtvaardigd dat je dat niet helemaal is gelukt, Arie. Het is tijd om eens wat aan zelfreflectie te gaan doen.' Arie de Groot zat in de draaistoel als een jongetje dat door meester de les wordt gelezen. Als hij wat gemakkelijker kon lopen, dan was hij opgestaan en weggelopen. Toch had Berber wel vervelend gelijk. Maar stoppen met alcohol, daar was hij nog lang niet aan toe en het lag ook nog niet in zijn planning. En die zelfreflectie? Geen denken aan. 'Onzin, voor dat zweverige gedoe hebben we Jomanda in Nederland. Dat hoeven we niet zelf te doen.' 'Zelfreflectie is niet zweverig, Arie. Je gaat alleen nadenken of je wel op dezelfde voet wilt doorgaan als je nu doet.' 'Nou, als de pijn zo blijft, dan ga ik liever verder met een andere voet' grapte Arie, alhoewel hij er nauwelijks om hoefde te lachen. En Berber ook niet. 'Die voet blijft zo als je op dezelfde voet doorgaat.' Goed Berber, ik zal er eens over nadenken.' Toegeven was de snelste manier om van dat gezeik af te zijn. 'En vandaag drink ik geen druppel meer.' Berber schudde haar hoofd en liep naar de voordeur, opende hem en stapte naar buiten. 'Doe geen moeite Arie, ik kom er zelf wel uit.' Berber sloot de deur, liep het tuinhek door en draaide naar links. Het was een stevige wandeling naar het café, maar alleszins de moeite waard. Gelukkig was jicht een mannenkwaal.
39
Siebren Stremler stond achter de bar met een rode kop. Wat een dag gisteren. Zijn serveerster die een klant had weggejaagd en de dominee die hem ten overstaan van zijn vaste clientèle in de beklaagdenbank had gezet. Hij brieste nog van woede. De hele nacht had hij er ook nog niet eens een oog van dicht gedaan, maar de kroeg moest wel weer op tijd open en Vera was vrij. Wat overigens beter was voor haar, want Siebren stond niet voor zichzelf in. Op het moment bestond zijn klandizie slechts uit Douwe Gurbstra en Jan Cock, maar ach, het was nog maar tien uur. Ze zaten aan de stamtafel en hadden beiden een kop koffie voor zich staan. Douwe had pauze en moest nog werken. Het leek hem beter om daar zonder bier op te verschijnen. Jan had geen werk, maar was solidair met Douwe. Allebei koffie dus, met niks erbij. Gisteren, na de belevenissen met Blondie en Manta hadden ze even lekker gegeten bij de Vetsmelter. Jan een Plate Bal met pindasaus en Douwe de Plate Berehap speciaal. Het garnituur van het partje tomaat, het blaadje sla en de ingelegde worteltjes hadden ze ook opgegeten, zodat de vitaminen die dag ook weer binnen waren. Daarna waren ze nog even naar Jan geweest om in de tuin met een biertje van het mooie weer te genieten. Douwe was niet te laat naar huis gegaan omdat hij vroeg op moest. Hij was timmerman en op de bouw werd om zeven uur begonnen. Momenteel was hij bezig met het aftimmeren van wat nieuwbouw in Sneek en daarna zou hij beginnen met het afstellen van deuren en ramen in hetzelfde project. Maar vandaag had hij even een tussendoorklusje bij Jannie Tolsma in Bierrum. Het werk van de timmerman was lichamelijk zwaar werk en Douwe had zijn slaap dus wel nodig. Dat gaf wel eens strubbelingen met zijn beste vriend Jan, want Jan wilde elke avond wel doorstaan met een pilsje erbij. Vandaag hadden ze afgesproken bij Stremler in het café om de afgelopen week te evalueren. Dat kon mooi vanwege de klus bij Tolsma in Bierrum. Aangezien Douwe zelfstandige was en geen baas boven zich had, kon hij zijn pauzes wat langer maken. Als het werk maar binnen de daarvoor gestelde termijn afkwam. 'Ik heb je gisteren volgens mij nog niet eens verteld dat ik een nieuwe versterker heb gekocht.' 'Allemachtig' zei Jan, 'Groeit het geld je op de rug; je had toch een goeie?' 'Ja, maar het kan altijd beter, harder en zuiverder. Ik heb geld zat, en luister Jan, aan de vrouwen ben ik het niet kwijt.' 'Zijn mannen goedkoper?' 'Stukken.' 'Misschien moest ik dan ook maar homofiel worden.' 'Goed idee. Ik zie wel wat in je.' 'Ja, me reet.' 'Die vooral' Jan en Douwe lachten luid. Het was een geheim dat Douwe homofiel was. In de branche waar hij 40
werkte lag het nogal gevoelig. Macho's en homo's gingen nog steeds niet samen en Douwe had er daarom voor gekozen om zijn seksuele geaardheid slechts te delen met zijn familie en beste vrienden. Jan was op de hoogte en vond het prima. 'Hebben jullie er bezwaar tegen als ik er even bij kom zitten?' Het was Siebren Stremler die in de vrolijkheid van zijn twee klanten een vlucht zag voor zijn eigen gemoedstoestand. 'Als je nog twee koffie van het huis meeneemt, dan zijn wij best bereid een gesprek met jou te beginnen' grapte Jan. Siebren kon er niet om lachen, maar liep terug naar de bar en kwam even later terug met drie koffie. Toen hij was gaan zitten bij beide heren, vroeg Jan hem wat hem dwars zat. 'Iets aan jou zegt me dat het niet helemaal lekker loopt.' 'Een betrokken gastheer trekt andere gezichten dan jij nu doet' vulde Douwe aan. 'Of heeft het te maken met dat akkefietje dat Vera gisteren had met die vent op het terras?' 'Daar was ik echt niet blij mee' zei Siebren 'maar het geintje dat Jetsema me geflikt heeft slaat alles.' 'Wat voor geintje, wat is er gebeurd?' Siebren had zich niet gerealiseerd dat Douwe en Jan niets van de proeverij wisten. Hij was er nu zelf over begonnen, en wist dat als hij het verhaal vertelde, hij zijn eigen deelname erin niet kon verzwijgen. Hij probeerde het nog een beetje af te wimpelen, maar Douwe en Jan accepteerden geen nee als antwoord. Siebren kon niet anders dan het verhaal vertellen. Eerst deed hij verslag van de proeverij van Jetsema en daarna vertelde hij hoe Arie gezopen had en naar huis was gebracht door Berber. Toen hij klaar was, bleek dat de vrienden zich het meeste druk maakten om Aries gedrag. Ze voelden hun verantwoordelijkheid tegenover Arie en ze besloten ter plaatse dat ze met hem moesten gaan praten om hem tot nieuwe inzichten te laten komen. Het was hen al eerder opgevallen dat Arie de weg van de drank iets te voortvarend was ingeslagen. Het verhaal van de proeverij van Jetsema daarentegen, vonden ze eigenlijk wel leuk. Ze spraken er nog over na en lachten om de stunt van Jetsema. Stremler nam hen dat niet in dank af. De twee koffie die Douwe en Jan aanvankelijk van Siebren hadden gebietst, stonden daarom gewoon op de rekening. De bel ging. Verdomme; de bel ging en hij was boven. Hoe moest Arie in vredesnaam met die jichtpoot en die klotekater bij de deur komen voordat de beller besloot dat hij niet thuis was en er weer vandoor ging. Arie vond dat hij de beller gelijk moest geven en zichzelf de moeite moest besparen. Hij ging niet naar de deur. De bel ging weer. Niet erg, want een beller belt altijd een tweede keer als er niet open wordt gedaan. Er waren stemmen hoorbaar. Arie kon ze niet thuisbrengen. Of wacht ... waren het ...? Weer die bel. Kut! Wat moest hij nou? Hij strompelde toch maar naar de trap, maar voordat hij die betrad, zag hij de deur naar de slaapkamer aan de voorkant van zijn boerderijtje. Hij liep de kamer in, deed het raam open en zag onder zich zijn vrienden Jan 41
Cock en Douwe Gurbstra. Ze staarden hem aan en vroegen of hij nog van plan was de deur open te doen. Arie besprak met hen de mogelijkheid gebruik te maken van de achterdeur; die was open. Arie moest nog even wat doen, maar zou binnen een paar minuten wel beneden zijn. Toen Arie beneden kwam, vond hij zijn vrienden inderdaad in de woonkamer. Met hun voeten op de salontafel en een goudkleurige vloeistof in het glas. Arie zocht de fles met zijn ogen en vond hem naast de stoel waar Douwe op zat. De Bowmore. Een prijzige keus, maar gelukkig niet de duurste. 'Zo, de heren voelen zich thuis. Zal ik nog even wat stenen voor jullie uit de vriezer halen?' Arie had altijd een voorraadje kiezels in de vriezer om zijn whisky in het glas te koelen, zonder die te mengen met het smeltende ijs. On the rocks, zogezegd. 'Hij smaakt prima zonder stenen' zei Jan. 'Beter dan de jenever van Douwe.' 'Dat spul in je glas is ook drie keer zo duur' zei Arie. Douwe negeerde het onderwerp. 'Wij hebben gehoord dat het niet zo goed met je gaat.' 'Van wie? Zitten ze weer over me te lullen in het dorp?' 'In het dorp doen ze niks anders dan lullen over iedereen en van wie we wat hebben gehoord doet er niet toe. Waar het om gaat is of het waar is. Hoe gaat het met je Arie?' 'Zit over mij maar niet in. Met mij gaat het prima.' 'Jan' zei Douwe, 'Ga jij Arie vertellen hoe lang hij erover doet een trap af te dalen, of zal ik het doen?' 'Die trap was het probleem niet.' Arie zocht naar een uitvlucht. 'Ik moest boven nog even een wasje vouwen. Meer niet.' 'Arie de Groot moest een wasje vouwen' zei Jan. 'Ja' zei Arie, 'Ik heb mijn vrouw het huis uitgezet en daarom zal ik zelf mijn was moeten vouwen.' 'Terwijl zijn vrienden beneden op hem zitten te wachten' vulde Douwe Jan aan. 'Zijn vrienden die drie keer moeten bellen voordat ze via het bovenraam van de bewoner van het huis te horen krijgen dat ze gebruik moeten maken van de achterdeur omdat die bewoner zichzelf niet in staat acht zich neerwaarts te spoeden om de voordeur te openen.' 'Je deed gemiddeld 19 seconden over een tree. We hebben het geklokt, Arie. Uitgaande van 14 treden, doe je dus viereneenhalve minuut over een trap! En jij vouwt gewoon een wasje.' 'En Robbie Williams is een homo' vulde Jan aan. 'Wat is er mis met homo's? vroeg Douwe. 'Helemaal niks, en daar gaat het niet om' zei Jan. 'Arie, wij zijn hier als je vrienden omdat we dingen horen. Het zou niet goed met je gaan en wij willen weten wat er is, en we willen weten of we wat voor je kunnen betekenen.' 'Tja' zei Arie. Door het offensief van Douwe en Jan was hij een beetje uit het veld geslagen en 42
voelde hij ineens dat als je je eigen vrienden al niet eens meer vertelt dat het slecht met je gaat, het wel heel slecht met je gaat. En daarom begon hij te praten. Arie de Groot vertelde zijn vrienden dat de huisarts had gezegd dat hij zijn eet- en drinkgewoontes moest aanpassen om zijn jicht te boven te komen, en dat hij daar nog lang niet aan toe was en dat hij gewoon doorging met zijn drank en met vet eten en dat hij de pijn in zijn voet met de pilletjes van dokter probeerde te verzachten, maar dat dat helemaal niet lukte en dat hij wist dat hij op de verkeerde weg was en dat hij eenzaam was nu hij alleen in dit huis woonde en dat hij Marieke miste die op kamers was en dat hij gisteravond weer verschrikkelijk dronken was geweest en dat Berber hem had moeten helpen om thuis te komen en dat hij niet eens wist dat ze dat had gedaan en dat het beslist de eerste keer niet was geweest en dat intussen zijn voet maar dikker en nog pijnlijker werd en, .. en .... 'Eigenlijk gaat het niet zo goed' besloot hij. 'Dan moeten we het daar maar eens over hebben', zei Jan. * De gezusters Van der Wal stamden af van een familie die in vroeger tijden een voorname rol in het Bierrumse dorpsleven had gespeeld. Hotze van der Wal stond bekend als een paardenboer die in het midden van de negentiende eeuw in hoog aanzien stond en triomfen vierde met zijn teelt. Trijntje had zich verdiept in de vroegere geschiedenis van haar familie. Ze had ontdekt dat ook de voorvaderen van Hotze tot de notabelen van Bierrum en omstreken behoorden, maar Hotze was toch wel de bekendste. Hij had voor een groot deel het lot van zijn nazaten bepaald. Hotze van der Wal bevlekte zijn bevoorrechte positie in ruime mate met frequente intieme kennismakingen met de wulpse deernen uit de omgeving. Behalve zijn vrouw stoorde niemand van zijn familie zich aan zijn erotische uitstapjes. Hotze was een gezonde vent, zijn vrouw was een lelijk wijf en hij moest zijn natuurlijke driften toch ergens kwijt. De genealogie wees uit dat niet alleen de vrouw van Hotze, Gepke van der Wal, nakomelingen had gebaard. Ook Maaike Meintema, Gatske de Vries en Geertje Mollema, om er maar eens drie te noemen, hadden hun deel geleverd aan Hotzes kinderwens. Want een wens was het. Hotze deed niets voor niets. Alles moest een doel hebben, dus zomaar een nachtje met een juffrouw de sponde ontwijden was niet genoeg. Uiteindelijk moest het een nieuwe erfgenaam tot gevolg hebben. Daarbij kwam dat Hotze niet de moeite nam de vrouwen bij wie hij een kind had bezorgd, te informeren over zijn andere echtelijke uitstapjes. Geen van de dames wist van de kinderen die Hotze bij andere vrouwen had verwekt. Een vermoeden, meer was er niet. Alleen Gepke was op de hoogte; voor haar had Hotze geen geheimen. Op 19 augustus 1895 stierf Hotze van der Wal, waarschijnlijk door zijn gezonde levenswijze op de leeftijd van 89 jaar. Zijn 43
dood zorgde voor een enorme verrassing toen de één na de andere erfgenaam zich meldde. Na een week was duidelijk dat Hotze 23 kinderen had verwekt bij 14 vrouwen. Bij het lezen van het testament werd duidelijk dat hij niemand van zijn nakomelingen wilde uitsluiten. De erfenis moest door al zijn vrouwen en kinderen worden verdeeld. Trijntje en Grietje waren tweeling. Ze stamden rechtstreeks af van Hotze en Gepke van de Wal en als Hotze zich destijds aan zijn huwelijkse belofte had gehouden, dan hadden ze hun grote herenboerderij, die ooit eigendom was van Hotze, waarschijnlijk wat beter kunnen onderhouden. Het Grote Geld was in een vroegtijdig stadium echter verloren gegaan, dus moesten de gezusters keihard werken om de financiën rond te krijgen. Dat was geen probleem, want de zusters wisten wat hard werken was, maar leuk vonden ze het niet. Ze hadden de boerderij 15 jaar geleden overgenomen van hun ouders en daarvoor hadden ze al de nodige ervaring opgedaan door hun ouders te helpen. De gezusters stonden in het dorp bekend als teruggetrokken en stug. Ze zochten de openbaarheid niet; ze zaten na hun zware boerenwerk liever samen thuis bij een kop thee. Alleen in de kerk lieten ze zich vrijwillig in met andere mensen, alhoewel ze in het dorp juist op die plaats de minste kans liepen anderen tegen het lijf te lopen. De openbare weg was een noodzakelijk kwaad waar ze zo weinig mogelijk gebruik van maakten. Ze moesten naar hun moestuin en ze moesten boodschappen doen en ook de kerkgang vroeg om de gebruikmaking van het locale wegennet, maar dat was het dan ook. Het kluizenaarsbestaan vloeide voort uit een gevoel van schaamte waar de familie Van der Wal halverwege de achttiende eeuw mee te maken had gekregen. Schaamte voor Hotze van de Wal, zijn erotische gedrag en de gevolgen die dat had gehad voor het familiekapitaal. Generatie op generatie werd het verhaal van Hotze verteld, samen met een per generatie sterker wordende schatting van de rijkdom die de familie was misgelopen. De haat die Trijntje en Grietje voelden voor Hotze van der Wal nam mythische vormen aan. Knokken moesten ze voor elke euro, terwijl dat niet had gehoeven. Het was zwaar. Ogenschijnlijk zonder morren stortten Trijntje en Grietje zich op de noeste boerenarbeid, maar al langere tijd was de vanzelfsprekendheid waarmee dat gebeurde aan het afnemen. Eigenlijk waren de twee het leven op de state, ieder op hun eigen manier, helemaal beu. De verworvenheden van de moderne wereld dreigden zelfs tot in de State door te dringen. Maar niemand hoefde dat te weten. Niemand. * Christine had een redelijk beeld gekregen van de jonge meiden en mannen die ze elke dinsdag de boerderij in zag gaan en er donderdag weer uit zag komen. De samenstelling wisselde, maar het was haar duidelijk geworden dat de producenten van deze rommel konden putten uit een pool van zo'n 44
20 tot 25 acteurs en actrices. Van vijf van hen waren de namen haar bekend, van zeven kende ze alleen de filmnaam en van de rest had ze de namen tot nu toe niet kunnen achterhalen. Van alle acteurs en actrices had ze met een fototoestel met telelens foto's genomen. Die foto's hingen gestructureerd op een prikbord op haar kamer. Als er actiefoto's of films bekend waren van een bepaalde acteur, dan had Christine de verwijzing daarnaar bij de betreffende foto geprikt. Alleen verwijzingen, Christine wilde geen actiefoto's in haar kamer hebben hangen. Ze had sinds een uur of twee weer een goede verbinding en was bezig op internet te zoeken naar iets heel anders. Zij was Patries' enige familie. Verder was er niemand. Ze wilde weten naar wie de erfenis van Patricia Rempart zou gaan als zij dood werd verklaard. Patrick? En wàs zij echt het enige familielid van Patries? Ze had nooit de moeite genomen dat te onderzoeken. Tot nu. In de zoekmachine had ze de achternamen van Patries en haarzelf ingevoerd. Ook zocht ze met de term genealogie, maar als ze al gedacht zou hebben dat ze op deze manier hele stambomen van haar familie zou kunnen printen, dan zou dat optimisme al snel hebben plaatsgemaakt voor teleurstelling. Veel was er niet bekend over Rempart en haar eigen meisjesnaam Savarin. Maar ze zocht stug door. Ze volgde links die in eerste instantie geen verband leken te hebben met haar familie en ging steeds verder in diverse stambomen terug. Ze leerde dat er bijna geen mensen leefden met de achternaam Rempart. Niet eentje eigenlijk. Patricia was dus in meerdere opzichten uniek. Christine vond het wel raar. Hoe komt iemand aan een familienaam die met geen enkel ander persoon wordt gedeeld? Ze ging de mogelijkheden na. Patricia of haar voorouders zouden de naam zelf kunnen hebben gekozen. Wanneer doe je dat? Wanneer neem je een andere naam? Als je oude naam je niet bevalt. En wanneer bevalt je oude naam je niet? Als je een naam hebt die uitnodigt ermee uitgescholden te worden. Christine dacht erover na. Het kon Patries geen moer schelen als ze werd uitgescholden. Dat kon het niet zijn. Maar wat dan? Ineens kreeg ze een idee. Ze voerde weer een paar trefwoorden in in de zoekmachine en zocht verder met de hits die ze kreeg. Na anderhalf uur wist ze genoeg. Christine Brillat was rood aangelopen van opwinding. De Ferme, de erfenis; Patrick kon het vergeten. Arme Patrick. * Dominee Johannes Jetsema liep door de Dorpsstraat. Hij ging op huisbezoek bij zijn gemeenteleden Trijntje en Grietje van der Wal, maar hij had zijn hoofd er niet bij. Ook de dominee kende zijn problemen. Wat stelde het domineeschap nu eigenlijk nog voor? Twee diensten op zondag met gemiddeld 15 mensen per dienst in de kerk. Zijn schapen waren op één hand te tellen. Jetsema had 45
zichzelf tot doel gesteld om de leden die er waren koste wat kost binnen de kerk te houden. Dat was niet zijn moeilijkste taak, want iedereen die er nu nog was, twijfelde niet aan de Boodschap. Toch was het geloof ook hier niet onvoorwaardelijk; ook hier was onderhoud nodig, maar de meesten bleven wel gemeentelid. Binnen deze groep waren Berber en Jildau Bokkema de lastigste categorie, althans voor de dominee. Berber en Jildau waren namelijk getrouwd en dan ook nog met elkaar. De dominee had daar wat vreemde buikgevoelens bij. Dit huwelijk rijmde niet met wat hij in zijn theologiestudie had meegekregen. Toch rekende hij dit probleem niet tot zijn zwaarste taak, want die bestond uit het binnenhalen van nieuwe schapen. Lammetjes, zeg maar. Economisch ging het goed in de gemeente Rektum, waar Bierrum onder viel, dus de behoefte aan het Evangelie was niet groot. Een onmiddellijk gevolg was de inhoud van de gemeentekas. Of het gebrek daaraan. Wat er wel was, was een overschot aan wijn. Het wurgcontract met Stremler had dominee behoorlijke financiële parten gespeeld. Stremler had wel beloofd de schade te vergoeden, maar hij had er meteen achteraan gezegd dat het geld hem ook niet op de rug groeide. Er zou een regeling komen, maar die was er nog niet. De kelder onder de pastorie was leeggehaald, maar daar hield het voor het moment even mee op. Wat Jetsema betrof had de kelder net iets te lang een gelijkenis vertoond met een chateau in een Franse Wijnstreek, ware het niet dat in het chateau de wijn beter te drinken was dan het spul dat Stremler had geleverd. Dominee belde aan. Hij voelde zich er niet goed bij dat hij de gezusters zo lang had laten wachten. De noodzaak om hen te spreken was niet groot omdat ze zeer gelovig waren en de kerk niet zouden verlaten. Tegelijkertijd, zo besefte Jetsema, moest je die gemeenteleden koesteren omdat ze zo zeldzaam waren. Hij was teveel bezig met het winnen van nieuwe zieltjes terwijl hij de gemeenteleden te weinig aandacht gaf. Trijntje en Grietje van der Wal zaten tevreden in de kamer. Zo leek het althans. Trijntje zat op de bank tegenover de televisie, Grietje zat op de grote fauteuil die nog van Pake was geweest. Ze dronken thee. Het kopje voor dominee stond al klaar. De radio stond niet aan. Eigenlijk stond de radio nooit aan; de gezusters hadden geen behoefte aan muziek. Nou ja, Trijntje wel, maar dat wilde Grietje niet weten, en háár wil was wet wat dat betreft. Zeker dat slappe geneuzel dat elk uur werd herhaald hoefde Grietje niet te horen. Ze hadden een druk bestaan, dus de thee werd in alle rust gedronken. Vaak zelfs zonder gesprek. Alleen het getik van de kopjes op de schoteltjes en dat van de Friese staartklok waren te horen. En het zachte geslurp en het doorslikken van de hete vloeistof. Bij Trijntje was het gevoel ontstaan dat de noeste arbeid en vrome kerkgang niet tot haar ultieme levensdoelen behoorden. Er was een bres geslagen in de massieve muur die tot dusver door elke generatie Van der Wal een stukje was opgehoogd. Trijntje en Grietje hadden daar ook aan meegewerkt. Dat behoorde tot één van de vanzelfsprekendheden van de Van der Wal-dynastie. Het 46
was allemaal gebaseerd op oude waarden; vernieuwingen werden als onnodige modernismen afgedaan. Maar nu had Trijntje, buiten medeweten van Grietje om, stiekem tv gekeken, de radio beluisterd, boeken gelezen en zelfs een dure mobiele telefoon gekocht. Ze had dingen ervaren die tot die tijd verborgen voor haar waren geweest. Daarover wilde ze graag in discussie gaan met haar zus, maar Grietje weigerde eraan mee te doen. Trijntje wist dat er een andere wereld was achter hun eigen muren, een wereld waar ze bij wilde horen. Grietje ontkende echter stellig: als er meer was, dan hadden ze dat wel geweten. De bel. 'Dominee' 'Ja' Grietje liep naar de deur, ontsloot hem, begroette dominee en liet hem binnen. Zonder te vragen wat Jetsema wilde drinken, had Trijntje het voor hem bestemde kopje al gevuld met thee. Jetsema werd gevraagd of hij een koekje wilde, op hetzelfde moment dat hem een Verkade-koektrommel werd voorgehouden met Knappertjes. Uitbundig zou het bezoek niet worden, maar dat was ook niet de bedoeling van dit huisbezoek. Het eerste deel van het gesprek bestond uit het uitwisselen van de onvermijdbare formaliteiten. Alhoewel ook de aftastfase van dominee met de minst mogelijke vocabulaire door de gezusters werd beantwoord, werkte hij vakkundig naar zijn doel toe: Hoe zien de dames Van der Wal de toekomst van de Friestalige hervormde gemeente van Bierrum en kunnen Trijntje en Grietje daarvoor als behouden worden beschouwd? Omdat de kerkdienst die in de Friese taal wordt gehouden steeds meer leeg loopt, zou Jetsema er ook graag achter willen komen of de dames bereid zijn voortaan naar de Nederlandse dienst te gaan. Maar hij besefte dat dat onderwerp met veel voorzichtigheid onder de aandacht moest worden gebracht. 'Zoals jullie weten, dames, is er in de kerkgemeenschap van Rektum en Bierrum de laatste jaren veel veranderd. Jullie waren nauw betrokken bij een aantal van die veranderingen, zoals de samenwerking met Rektum en de voorbereiding van de eventuele fusie met de gereformeerde gemeente van Skrotum. Jullie zijn trouwe leden. Ondanks jullie drukke leven, doen jullie veel voor onze kerkgemeenschap en dat is niet altijd even gemakkelijk.' Jetsema praatte nog een een paar minuten door, maar gaandeweg zijn betoog merkte hij dat de gezusters er geen aandacht aan schonken. Ze dwaalden af met hun gedachten. Hun ogen keken uitdrukkingsloos langs verschillende objecten in de kamer. Ze luisterden niet. 'Horen jullie me wel?' Dominee deed een tussentijdse aandachtscheck. Hij kreeg geen antwoord. 'Grietje?...Trijntje?' Niets. Er moest iets zijn gebeurd waardoor de aanwezigheid van Jetsema in de state tot een nietszeggende gebeurtenis was gereduceerd. Jetsema dacht na. Hij kon gewoon weg gaan, maar dat 47
leek geen optie. Hij was bewust door de dames ontvangen. Hij keek door de kamer en tot zijn grote verbazing zag hij zowel een televisie als een radio in de kamer, terwijl vooral Grietje altijd haar afkeer had uitgesproken voor deze apparaten. Jetsema kreeg een idee. Hij stond op, liep naar de radio en zette hem aan. 'Doe dat ding uit!' Bijna onmiddellijk was Grietje uit haar gedachten gewekt en had het bevel gegeven de radio uit te zetten. Jetsema legde uit dat hij de radio had gebruikt om de gezusters uit hun gedachtewereld te laten ontwaken. Grietje was er niet blij mee, maar toen de voorganger tegenwierp dat het ook niet netjes is om niet naar iemand te luisteren, en dat terwijl afgesproken was dat hij zou komen, bond ze in. 'Is er misschien iets gebeurd waardoor jullie er niet helemaal bij zijn?' vroeg Jetsema. 'Nee' was het resolute antwoord van Grietje. 'Nou, Grietje. Misschien...' 'Nee' Nu wist dominee dat er wat aan de hand was en dat zelfs de zusters het niet eens waren over, ...ja, over wat? 'Maar misschien is het beter om het dominee te vertellen. Hij weet vast wat we moeten doen.' 'Niemand heeft er iets mee te maken.' zei Grietje. 'Er zijn brieven gekomen van...' 'Trijntje, stil!' '...een advocaat of zoiets' 'Nog één woord...' De woorden van Grietje bevatten botuline. 'Maar we weten niet wat we ermee moeten,' ging Trijntje toch verder. 'Waar gaan die brieven over?' vroeg Jetsema. Grietje zat te koken van woede op haar stoel en was in staat haar zus aan te vallen. 'Dat weten we niet' zei Trijntje 'we durven ze niet open te maken. Ze komen van een advocaat of zo. We zijn bang dat we voor de rechtbank moeten komen.' 'Hebben jullie dan iets gedaan dat niet mag?' vroeg Jetsema. 'Nee, volgens mij niet' zei Trijntje. 'En volgens jou, Grietje?' 'Ook niet' 'Het is niet zo, dat een brief van een advocaat betekent dat je voor de rechter moet verschijnen. Zeker niet als je niets hebt gedaan. Dat gebeurt alleen als je een wet hebt overtreden. Hebben jullie ooit contact gehad met iemand die jullie op fout gedrag heeft aangesproken, een inspecteur of een 48
politieagent?' vroeg de dominee. 'Nee' 'Dan is er wat dat betreft waarschijnlijk niets aan de hand. Mag ik de brieven eens bekijken? Ik zal ze niet zonder jullie toestemming openen. Alleen de enveloppen bekijken.' De woorden van Jetsema hadden Grietje enigszins laten ontdooien. Trijntje maakte van de gelegenheid gebruik om snel naar boven te glippen om even later terug te komen met drie enveloppen. Ze gaf ze aan Jetsema. 'Die komen van een notariskantoor' zei hij. 'Dat is niet hetzelfde als een advocaat. Een notaris legt overeenkomsten vast die mensen maken, zoals een wilsovereenkomst, een koopcontract of een testament. Het lijkt me een goede zaak om de brieven nu te openen. Ik vraag jullie toestemming.' Trijntje en Grietje keken elkaar aan. Ze knikten naar elkaar en Trijntje zei dat de dominee zijn gang kon gaan. Jetsema opende de envelop met de oudste poststempel. Hij haalde er een vel duur uitziend briefpapier uit, vouwde het open en begon te lezen. 'De notaris nodigt jullie uit om bij hem op kantoor in Sneek langs te komen voor een zaak die jullie aangaat.' 'Wat voor zaak? vroeg Grietje. 'Dat schrijft hij niet. Er staat verder nog dat je moet bellen voor een afspraak.' Jetsema maakte de andere twee enveloppen open en las de brieven. Hij constateerde dat het beide herinneringen waren voor de eerste brief. De tweede en derde brief waren respectievelijk drie en vijf weken na de eerste verstuurd.. 'Als jullie het moeilijk vinden om met de notaris te bellen, dan wil ik dat wel doen. Ik wil ook wel met jullie mee als jullie naar de afspraak gaan.' 'Kan hij hier niet komen?' 'Nee, dat doet hij niet.' 'Wat zou er aan de hand kunnen zijn?' 'Trijntje, ik kan het je niet vertellen.' Jetsema zag zijn goed voorbereide bezoek aan de Van der Wal-State in duigen vallen. Maar ja, brand is erger. Hij liep naar de gang en pakte de telefoon. Toen hij zich realiseerde dat op een notariskantoor 's avonds waarschijnlijk niet meer werd gewerkt, legde hij de hoorn weer terug. Dit huisbezoek kon in alle opzichten als verloren worden beschouwd. De secretaresse van het notariskantoor had ook na herhaalde verzoeken van Jetsema geweigerd een mededeling te doen over de inhoud van de zaak die Grietje en Trijntje aanging. Bovendien was het onmogelijk de notaris aan de lijn te krijgen. Ze wilde een afspraak maken, meer niet. 49
'En ik begrijp dat het niet op korte termijn hoeft, omdat u zelf nogal de tijd heeft genomen te reageren op de brief.' Nu werd Jetsema, ondanks zijn aangeleerde vriendelijkheid, behoorlijk pissig. 'En ik begrijp dat u tijdens uw training Klantgericht Werken niet goed heeft opgelet. Niet iedereen is zo vertrouwd met formele poststukken als u. Er zijn mensen die zich afwerend gaan gedragen als ze een brief van een notaris krijgen omdat ze die associëren met ellende. Ik kan ze alleen maar gelijk geven nu ik u aan de lijn heb. De dames Van der Wal hebben een buitengewoon druk bestaan en kunnen de notaris volgende week donderdag om 10.00 uur komen bezoeken.' Aan de andere kant van de lijn werd aanvankelijk wat gesputterd. Er werd een excuus gemompeld en er werd een begin gemaakt met een zin waaruit kon worden opgemaakt dat volgende week donderdag niet heel goed uitkwam. Het bleef even stil. 'Als het een half uurtje eerder kan, dan zou het beter uitkomen.' 'Het staat genoteerd, mevrouw. Tot volgende week.' Jetsema sloot af met een glimlach. Gisteren was het gesprek geweest met Grietje en Trijntje van der Wal. Vandaag had hij een afspraak met de notaris kunnen maken. Hij trok zijn jas aan en liep naar de state. 'Ik heb een afspraak gemaakt met de notaris.' 'Moeten wij mee?' 'De vraag is of ik mee mag. Niet of jullie mee moeten, want het antwoord op die vraag is Ja.' Zonder jullie kom ik niets te weten bij een notaris. Het gaat om een zaak die júllie aangaat. Niet mij.' 'U heeft nog steeds geen idee waar het over gaat?' 'Nee, ze laten niets los.' 'En we moeten naar Sneek?' 'Ja, jullie zullen Bierrum even moeten verlaten, maar om het jullie niet te moeilijk te maken, rijden we er in mijn auto naar toe.' 'We kunnen er dus niet onder uit.' 'Dat zou me heel onverstandig lijken.' 'Oké' De dames Van der Wal gingen weer aan het werk. * De dag was goed begonnen. Om half zeven had René Petit de deur van zijn winkel in het centrum van Saint-Rémy van het slot gedaan, het bordje op ouvert gedraaid en zijn vrouw geroepen om achter de toonbank plaats te nemen. De eerste klanten stonden al te wachten en een half uur lang was het een komen en gaan van voitures met voornamelijk Franse merknamen. Opmerkelijk was, zo 50
vond René, dat de broodsoorten die ancien, oud, in de naam hadden en de meergranenvarianten momenteel beter verkochten dan de normale baguettes en pains, de stokbroden. Hij vond het prima. Het was duurder brood en hij verdiende er per stuk een paar centen meer aan. Tussen half acht en acht uur was het erg druk, maar daarna werd het rustiger en vanaf half negen kwam er helemaal niemand meer. Gek. Mevrouw Petit ging een kop koffie halen. Rond deze tijd had ze daar nooit tijd voor. En gisteren was het ook al zo. Ze pakte de krant en nam hem mee naar de winkel. Eigenlijk was het zonde om een krant aan te houden als je geen tijd had om hem te lezen, maar nu had ze wel tijd. Jammer genoeg. Ze las de koppen en een enkel artikeltje dat haar interesseerde. Daarna bladerde ze door naar de volgende pagina's. Inderdaad, het was zonde voor het geld, zo'n krant. Wat een zinloze ro... Ineens verstrakte ze. Wat stond daar? Een klein kopje in de tweede kolom had haar aandacht getrokken. Ze las het nog een keer en kon haar ogen niet geloven. Fraude bij bakkerij in Saint-Rémy Het artikel ging over Bakkerij Petit in Saint-Rémy. René Petit zou rommelen met de ingrediënten van zijn producten omdat hij anders het hoofd niet boven water kon houden. Hij zou geld zijn kwijtgeraakt bij een aantal onroerend goed transacties waardoor hij en dus ook zijn bakkerij zich op de rand van faillissement bevonden. Dat zou voor Petit de reden zijn om goedkope producten voor dure te verkopen. Antoinette Petit las René het artikel voor en nu was het zijn beurt van kleur te verschieten. 'Ik heb godverdomme niet eens onroerend goed' schreeuwde hij. 'De bakkerij is zelfs van de bank.' René Petit was woest. Antoinette probeerde hem te kalmeren, maar zelf was ze ook woedend door dit onrecht. Ze waren een half jaar geleden de bakkerij begonnen met geleend geld. Op dit soort journalistiek zaten ze niet te wachten. René scheurde de krant uit Antoinettes handen en begon naar het telefoonnummer van de redactie te zoeken. Toen hij dat had gevonden, greep hij de handtelefoon van de toonbank en toetste het nummer in. Het duurde even voor hij iemand aan de lijn had die hem meer over de zaak kon vertellen. De redactie had de hand weten te leggen op een rapport van de AFSSAPS, de Franse Voedsel- en Warenautoriteit. Daaruit bleek dat er nogal wat verschillen bestonden tussen het inkooppatroon van Petit en de kwaliteit van de producten die hij zei na te streven. 'Checkt u uw bronnen nooit' was de onvermijdelijke vraag van René. 'En waarom bent u hier nooit geweest om mij in de gelegenheid te stellen mij te verweren?' 'Het rapport is van de inspecterende instantie. Dat gegeven moet voldoende zijn.' 'Doet u mij een lol en bel met de inspectiedienst. U zult vernemen dat er hier geen inspecteur is 51
geweest. En daarna verwacht ik van u dat u het artikel rectificeert.' René realiseerde zich dat, ook al kwam er een rectificatie, het kwaad al was geschied. In toenemende triestheid verbrak hij de verbinding. Hij deed zijn vrouw verslag van zijn gesprek met de redactie, tot er via de achteringang van de bakkerij een vaste klant binnenkwam. René en Antoinette keken hem vragend aan. 'Wisten jullie dat er twee mannen op het plein staan om jullie klanten tegen te houden?'
* Op donderdagochtend had dominee Jetsema de twee zussen Van der Wal opgehaald om gezamenlijk af te reizen naar Sneek. Om half tien hadden ze een afspraak bij de notaris over een zaak die hen aanging. Trijntje en Grietje waren beiden erg zenuwachtig. Grietje was bij aankomst van Jetsema niet eens van plan geweest om mee te gaan. De reis en daarna het gesprek door een notaris waren een onoverkomelijk vooruitzicht geweest, maar Jetsema had haar uiteindelijk toch weten te bewegen mee te gaan. De rit vond weliswaar niet in absolute stilte plaats, maar van gezellig gekwebbel was evenmin sprake. De sfeer was gespannen en Jetsema begreep dat wel. Wat moest je anders verwachten van twee boerendochters die het liefste op hun eigen boerenerf bezig zijn en het dorp niet willen verlaten. Jetsema was al vroeg bij de Van der Wal State. Normaal gesproken is de weg van Bierrum naar Sneek te doen in vijfentwintig minuten, maar Jetsema had zich nog nooit gehaast. Hij was twee weken te laat geboren en deed het nog steeds rustig aan. Bovendien was hij als hoeder van 's Heren Kudde in Rektum en Bierrum bang dat het alziend oog van zijn baas hem uit het oog verloor als hij te hard reed. Na een dikke drie kwartier parkeerde Jetsema zijn auto op het Martiniplein in Sneek. Vandaar was het nog een klein stukje lopen naar het notariaat dat contact had opgenomen met Trijntje en Grietje over een zaak die hen aanging. De drie stapten uit. Dominee liep naar de centrale parkeermeter bij het water om een parkeerkaartje te kopen; de dames Van der Wal wachtten bij de auto. Ze keken hun ogen uit. Voor Trijntje was het inmiddels twee jaar geleden dat ze hier was geweest; voor Grietje al zo'n jaar of negen. Wat een auto's! En och och, wat liepen die Snekers er bij! Ze zagen blote buiken onder hele korte truitjes, oorbellen in de navel, door de lippen en de neus, hanenkammen Het kwam de reeds aangetaste gemoedsrust van de dames niet ten goede. Dominee kwam terug en merkte de toegenomen onrust, maar hij ging er niet op in. Hij legde het kleine parkeerkaartje achter de voorruit, sloot af en voegde zich weer bij de twee zussen. Hij liep met hen de brug over. Grietje vond de mensen die ze tegenkwamen maar onbeschoft. Iedereen liep heel breed over de stoep, en terwijl er grote bomen stonden die nogal wat plaats innamen, verwachtte iedereen dat de zussen aan de kant gingen. Schandalig. Dat Grietjes beleving te danken 52
zou kunnen zijn aan haar eigen gebrek aan contacten en haar buitengesloten buitenwereld was niet een onderwerp van gesprek voor dit moment, vond Jetsema. Haar stonden grotere beproevingen te wachten bij de notaris. Het gietijzeren hek stond open. Ze liepen er door, een kronkelig tuinpad op. De tuin was royaal beplant met struikgewas, bodembedekkers en planten. Ook had de tuinontwerper voorzien in een berk en een knoestige kastanjeboom. Dominee nam de trekbel in de hand en trok. Een schrikaanjagend belgeluid schalde door de schijnbaar uit stenen muren bestaande gang. 'Niet zo hard' fluisterde Grietje. Ze trok wit weg. 'Straks hoort iemand het nog.' Jetsema glimlachte stiekem om de aandoenlijkheid van de woorden. Er werden voetstappen hoorbaar in de gang, maar het duurde even voor onze drie helden door het matglazen raampje in de deur beweging zagen die duidde op iemand aan de andere kant ervan. Trijntje knipperde zenuwachtig met haar ogen toen ze het morrelen aan het slot hoorde; Grietje was verder van huis. Ze trilde van schrik. Toen de deur open ging, verscheen er een soort zeerob op de deurmat. De vrouw was gekleed in een donkergrijs mantelpak. Ze had een opvallend spitse neus op haar buitengewoon omvangrijke hoofd. Een misplaatste dunne sigaar stak in haar linker mondhoek en de rook die bij elke andere roker in de ogen zou komen, werd door de bolling van haar gezicht op wonderlijke wijze langs die van haar geleid om te eindigen in haar haar als ze dat zou hebben gehad. De enorme omvang van haar hoofd was in perfecte balans met de rest van haar lichaam. Jetsema had nog nooit zo'n grote vrouw gezien. Haar taille was niet meetbaar en haar benen staken als bolsters in een stel pumps. Met naaldhak. Er zou waarschijnlijk geen parket op de vloer bij de notaris liggen. 'Familie Van der Wal? Komt u alstublieft verder.' Jetsema herkende de stem van de mevrouw die hij een week eerder door de telefoon had gesproken. Hij gebaarde de zusters de vrouw te volgen, maar het voorkomen van de zeerob weerhield Trijntje en Grietje ervan meteen te doen wat dominee zei. Pas toen Jetsema benadrukte dat het goed was, werd de drempel zowel psychisch als fysiek genomen. De zeerob ging hen voor een twintig meter lange gang door. Toen sloeg ze rechtsaf en begon een trap op te lopen. Beide zusters volgden nederig met neergeslagen gelaat. Toen Jetsema de onderste tree betrad, keek hij onwillekeurig naar boven om te bepalen waar hij naar toe ging. Het volgende moment sloeg de werkelijkheid genadeloos toe. De dominee stopte in zijn reactie op de tweede tree van de trap, en wendde geschokt zijn gezicht af. De zeerob droeg niets onder de rok van haar mantelpak. Ondanks deze constatering bleef Jetsema, gestuurd door dát deel in de hersenen dat mensen ook naar horrorfilms laat kijken en naar Acda en De Munnik laat luisteren, zijn blik op de naar boven lopende vrouwspersoon houden. Nee. Ze had wél wat aan. Niet meer dan een string, maar O god Almachtig, dit was toch niet wat U in gedachten had toen U Eva uit de rib van Adam schiep? Een onthutsende pudding drilde hem tegemoet. Hij pakte de leuning net op tijd vast, draaide zich helemaal om en ging op een tree zitten. Terwijl hij verlossing zocht bij een olijk wintertafereel op 53
de muur in de lange gang waar ze zojuist doorheen waren gelopen, slaagde hij er gedurende een minuut niet in om het weelderige, schaamteloos klotsende vetkussen van zijn netvlies te krijgen. Hij bleef een minuut of drie verslagen zitten. Kennelijk hadden Trijntje en Grietje niets in de gaten gehad vanwege hun nederig neergeslagen blikken. Zij waren gewoon naar boven gegaan. Door deze gedachte keerde dominee terug tot de realiteit. De dames zaten nu waarschijnlijk al bij de notaris en moesten worden bijgestaan. Bovendien nam hij nu het geroep waar van de zeerob, die inmiddels ongemerkt weer naar beneden was gelopen. Dominee negeerde haar en stormde met drie treden tegelijk de trap op. Hij kwam in een ruimte met vier deuren, waarvan er eentje openstond. Gelukkig de deur die hij moest hebben, want hij zag Trijntje en Grietje wat hulpeloos staan. Intussen was de zeerob ook weer boven -buitengewoon knap met zo'n lijf en op naaldhakken- en nam de jassen van het drietal aan. Jetsema zag nu voor het eerst een buitengewoon iel, spichtig manneke, gehuld in driedelig zwart en getooid met een buitenproportionele vlinderdas. 's Mans gelijkenis met een muis was verbluffend. Het leek hier -excuser le mot- verdomme wel een dierentuin. De man kwam naar Jetsema toe en stelde zich voor als Olivier G. Havenzaethe, met a-e-t-h-e van Goossen, Goossen, Van Splunteren & Havenzaethe Notarissen. Jetsema stelde zich voor en ook Trijntje waagde de sprong: 'Trijntje van der Wal, boerin'. Grietje gaf een hand, maar zei niets. Daarom vertelde dominee de notaris haar naam. 'Neemt u alstublieft plaats' zei Havenzaethe. 'Wilt u koffie?' Jetsema nam het aanbod aan; de dames zeiden niets. Havenzaethe wendde zich tot de zeerob. 'Kayleigh, wil jij een kan koffie met vier kopjes voor ons halen? Kayleigh knikte welhaast onzichtbaar en plompte weg. 'U heeft gevolg gegeven aan mijn uitnodiging, geadresseerd aan de familie Van der Wal te Bierrum' begon Havenzaethe. 'Ik ga ervan uit dat u, zoals u gevraagd is in de u toegezonden brief, dat u de in deze zaak benodigde bescheiden heeft meegenomen, evenals de legitimatiebewijzen van betrokkenen.' De dames Van der Wal reageerden niet. Jetsema zat erg ongemakkelijk in zijn leren fauteuil, met het aangezicht van Kayleigh nog vers in het geheugen. Hij friemelde wat onhandig aan zijn stropdas met de bedoeling wat meer ademruimte te creëren, maar gaf geen antwoord op de vraag. De notaris keek hem vragend aan en bestudeerde zorgvuldig de verontwaardigde blik in de ogen van Jetsema. 'Is Kayleigh voor u uit de trap opgelopen?' vroeg hij. Verbijsterd knikte Jetsema. Hij wist ervan! 'Ja' antwoordde hij en betrachtte vervolgens een korte stilte, 'en het was niet prettig.' 'Nee, dat weet ik. Ik kijk ook liever naar Monty Python. De pest is alleen dat ze haar werk fantastisch doet. Ik wil haar niet kwijt, maar ze heeft haar .. laten we zeggen .. ze heeft haar dingetjes. We hebben de afspraak gemaakt dat anderen geen last van haar uitspattingen mogen 54
hebben en dat ze altijd achter mensen aan de trap oploopt. Kennelijk is ze dat even vergeten. Mijn verontschuldigingen daarvoor.' Kayleigh kwam weer binnen. 'Wil je ook nog een kannetje water halen? Je weet waarschijnlijk wel waarom.' Kayleigh begon zowaar een beetje te blozen. 'Ja, ik weet het. Het was me even ontschoten. Ik... Ik zal het water meteen brengen.' Havenzaethe was rood aangelopen en maakte met Kayleigh meteen een afspraak voor die middag om bij de bezoekers tenminste de indruk te wekken dat haar gedrag niet werd getolereerd. Hij laste een korte pauze in om koffie in te schenken. Kayleigh kwam intussen binnen met het water opdat ook dat de weg naar de glazen kon vinden. De zeerob verliet de ruimte, sloot de deur en de notaris begon te vertellen over de zaak die de dames aanging. 'Maar wat zegt u nu eigenlijk?' vroeg Jetsema ter bevestiging nadat de notaris drie kwartier aan het woord was geweest en hij zijn oren nog steeds niet kon geloven. 'Ik zeg dat de dames Van der Wal aan de kust in het noordwesten van Frankrijk een object hebben geërfd van een ver familielid en van wie de eerste begunstigde is komen te vervallen.' 'En een object is in dit geval?' 'Een boerderij. Het is gelegen in het plaatsje Kibbelinghen, nabij Calais aan de kust. Volgens mijn geografische kennis gaat het hier om een klifkust, direct tegenover die van Dover, aan de andere kant van het Kanaal. La Manche zoals de Fransen zouden zeggen. 'Godallemachtig, weten jullie wat dat betekent?' vroeg Jetsema de dames Van der Wal, die tot dusver geruisloos aanwezig waren geweest en over wie derhalve de veronderstelling verdedigbaar was dat ze niets van het gesprek meegekregen hadden. 'We hebben al een boerderij.' Het was Grietje die de positieve wending van de dag terugboog. 'En nu hebben we er nog een' zei Trijntje die de voordelen wel zag. 'Als we er eentje verkopen, dan zijn we uit de problemen.' Grietje dacht even na. Die optie was haar nog niet te binnen geschoten. Een mooie optie, dat wel. Een hele mooie optie. Dominee Johannes Jetsema was opgewondener dan de twee dames bij hem in de auto, van wie er eentje naast, en eentje schuin achter hem zat, en die zojuist te horen hadden gekregen dat ze een boerderij in Frankrijk hadden geërfd. Eigenlijk wilde hij meteen wel doorrijden naar Frankrijk om te kijken. 'Jullie moeten wel ontzettend benieuwd zijn naar de boerderij' probeerde hij. Niets. 'Ik wil er wel met jullie naar toe rijden. Een dag heen, de volgende dag terug. We boeken een hotelletje in de buurt en gaan op ons gemak de boel eens verkennen daar.' 55
'De koeien moeten gemolken worden.' Het was Grietje weer die voor de domper zorgde. 'Valt daar niet een mouw aan te passen? Zijn jullie niet nieuwsgierig naar de nieuwe aanwinst?' 'Nee. We verkopen het toch meteen.' Grietje weer. 'Ik ben wèl benieuwd' zei Trijntje. 'Ik wil wel met u mee en omdat het Grietje toch niet interesseert, kan zij mooi thuisblijven en de koeien melken.' 'Alleen?' vroeg Grietje. 'Het is maar een nacht.' Grietje vond het maar niks dat haar zus zomaar van huis ging. Ze koos voor een reactie in stilte. 'Afgesproken' zei Jetsema. 'Morgen is het vrijdag. Als we vroeg vertrekken, hebben we nog een heel deel van de dag om daar rond te kijken. Zaterdag rijden we weer terug. De preek voor zondag is al klaar, dus daar heb ik geen zorgen meer over. Als we wat later op de avond thuis komen is er geen man overboord.' Het ging Trijntje wel wat snel. Het dorp verlaten vond ze erg spannend, maar ze wilde graag wat meer weten van de nieuwe boerderij en dus moest ze wat ondernemen. Dit was een kans. 'Ik sta om acht uur morgenochtend op de stoep' zei ze stoer tegen Jetsema. 'Prima. Ik zal er zijn.' Stilte; Jetsema waagde weer een schot. 'Wat weten jullie eigenlijk van de oude vrouw van wie jullie de boerderij hebben geërfd. Hoe heette ze ook weer? Patricia, weet ik nog, maar dan? Timpa .. Tem .. Tempa? 'Rempart' Het was Trijntje die de andere twee verbaasde. Patricia Rempart was de naam van de oude vrouw die hen de boerderij had nagelaten. Alhoewel, eigenlijk lag het iets anders. Rempart had een testament laten opstellen met maar één begunstigde en die was op de een of andere manier weggevallen. Trijntje en Grietje bleken nu verre familie te zijn, maar toch dichtbij genoeg om voor de erfenis van Patricia Rempart in aanmerking te komen. De notaris in Frankrijk was op zoek gegaan en was uiteindelijk in Bierrum uitgekomen. Misschien waren ze zelfs wel de enige familie. Ze wisten het niet. 'Ik heb nog nooit van Patricia Rempart gehoord' zei Trijntje. Er zijn zoveel afgetakte familieleden van de stamboom die we niet kennen. Ze vertelde dominee in het kort, voor zover dat mogelijk was, de geschiedenis van de familie Van der Wal, te beginnen met de oude geile paardenboer Hotze van der Wal met zijn tientallen erotische projectjes, en eindigend op de Dorpsstraat te Bierrum, tegenwoordige tijd. Dominee glimlachte stiekem om het bijzondere verhaal, verteld door Trijntje. Het was onwaarschijnlijk hoe in een goeie honderd jaar een familie kon transformeren van een gezaghebbende organisatie onder leiding van een godfather, in een gezin van twee elkaar het leven 56
zuur makende zussen. 'We zijn er.' Dominee hield stil voor de Van der Wal State en liet de dames uitstappen. Daarna reed hij een paar honderd meter door, stapte uit, ging de pastorie binnen en liep meteen naar boven om zijn weekendtas te pakken. * Effectief was hij wel, De Man met het Enge T-shirt. Patrick wist niet precies hoe hij het voor elkaar had gekregen, maar toen hij die gek van een Petit gisteravond opbelde, was hij in paniek geraakt en later in huilen uitgebarsten. Patrick had geprobeerd hem gerust te stellen met een aanbod dat hij speciaal voor dit soort situaties had uitgewerkt. Hij had geprobeerd een afspraak met Petit te maken, maar er was niet met hem te praten. Hortend en stotend vertelde hij van de suïcidale afloop waarin deze zaak wat hem betreft zou kunnen eindigen. Zijn vrouw nam na een paar minuten het gesprek over en ook zij had gesproken over de zelfmoordwil van haar echtgenoot. Ze had Patrick voor alle rottigheid uitgemaakt die ze kon verzinnen en daarna verbrak ze de verbinding. Zelf weten. Als ze nog iets van hun geïnvesteerde geld terug wilden zien, dan had hij een aanbod dat ze niet konden weigeren. Vanavond nog maar eens proberen. Hij belde met De Man met het Enge T-shirt. 'Ik weet niet precies welke methoden je gebruikt, en ik hoef het ook niet te weten, maar ik denk dat ze, laten we zeggen, iets te effectief zijn. Die Petit wil zelfmoord plegen.' 'Wil je die lui uit de zaak of niet.' 'Ik wil resultaat, geen doden.' 'Ik doe wat wij contractueel hebben vastgelegd. Met bijverschijnselen houd ik me niet bezig.' 'Vind jij een dode bakker een bijverschijnsel?' 'Noem het hoe je wilt; in het land waar ik vandaan kom is het collateral damage.' 'Ik wil geen doden. Dat is het me niet waard. Bovendien leveren doden niets op als je geen doodgraver bent.' 'Dat had je dan moeten bedenken voordat je een handtekening zette.' 'Als jij het contract zo interpreteert dan wil ik ervan af.' 'Geen probleem.' 'Nee?' vroeg Patrick verbaasd. Zo gemakkelijk zou het toch niet gaan? 'Nee hoor. In dat geval ben je je geld kwijt, je klus wordt niet gedaan en je moet die Schepper van je vragen of je ogen in je rug kunt krijgen, want die zul je dan keihard nodig hebben.' 'Is dat een bedr..' 'Goedemiddag, mijnheer Brillat.' 57
Versuft drukte Patrick het rode knopje op zijn nulzes in om de verbinding te verbreken. Overbodig waarschijnlijk, omdat De Man met het Enge T-shirt dat allang had gedaan. Voor het eerst realiseerde Patrick Brillat zich met wat voor man, of organisatie, hij in zee was gegaan. Hij stond tegen de muur. De Man met het Enge T-shirt had hem in zijn macht terwijl hij dacht dat hijzelf juist zijn concurrenten door toedoen van die vent in zijn macht had. Patrick had even tijd nodig om dit besef te verwerken. Ineens verlangde hij naar Christine. Zij was er altijd voor hem geweest. En nu was ze waarschijnlijk dood. Christine kon zijn werk relativeren, althans het werk waarvan ze wist. Ze kon hem vertellen dat er andere dingen waren dan werken. Zonder dat Christine dat wist, gold dat voor Patrick eigenlijk niet. Hij moest werken, geld verdienen. Maar toch, als Christine wat zei over zijn werk, dan werkte dat vaak rustgevend, en soms zelfs zalvend. Patrick voelde een traan op zijn wang, maar vermande zich. Hij nam zijn nulzes weer en koos het nummer van René Petit. In ieders belang zou hij Petit nu in niet mis te verstaan jargon duidelijk moeten maken dat ze een afspraak hadden. Er werd niet opgenomen. Gek; de winkel zou open moeten zijn rond deze tijd. Patrick drukte de verbinding weg. Straks nog maar eens proberen. * Klokslag acht uur de volgende ochtend ontmoette hij Trijntje bij de State. 'Lekker geslapen, Trijntje?' vroeg hij. 'Ging wel. Grietje was wat vervelend, maar voor de rest ging het wel goed.' 'Was ze het niet eens met jouw reis naar Frankrijk?' 'Helemaal niet, maar dat zegt ze niet als u er bij bent. Ik ga toch, want ik ben haar dominante gedrag helemaal zat.' Jetsema wist niet wat hij hoorde. Zo had hij Trijntje nog nooit horen praten. Het leek wel of ze naar vrijheid snakte. Ze was bezig om zich los te rukken van haar zus en de boerderij en aan haar vocabulaire te horen, was ze daar ook al even mee bezig. Trijntje gooide haar tas op de achterbank, stapte in en dominee reed weg. Ze reden via Utrecht en gingen bij Breda het land uit. Trijntje had zich comfortabel geïnstalleerd op de bijrijdersstoel. Ze was ontspannen en vertelde dominee zonder scrupules hoe moeizaam de relatie met haar zus was geworden. Ze wilde een ander leven, maar omdat ze haar leven lang dezelfde normen en waarden had gehanteerd als Grietje, was dat geen sinecure. Grietje gebruikte dit zelfde feit om te beargumenteren dat het wel een opwelling zou zijn en dat het wel weer over ging. Volgens Grietje gooide Trijntje alles weg wat zij, en de familie voor hen, hadden opgebouwd als ze zou volharden in haar gedrag. Volgens Trijntje hadden ze niets opgebouwd, maar een status-quo gehandhaafd. De state was in haar hele leven op geen enkel punt 58
verbouwd of aangepast en er stonden nog steeds koeien. Het was tijd voor verandering, maar dominee moest niet denken, zo verzekerde Trijntje hem, dat het gemakkelijk was om na jaren onafscheidelijkheid ineens een nacht ergens anders en gescheiden van haar zus door te brengen. Trijntjes progressiviteit was wel eens aanleiding voor hoogoplopende ruzies, vertelde ze. Dominee kreeg een bevestigende knik toen hij opmerkte dat hij daar een paar weken geleden waarschijnlijk getuige van was geweest en dat de dames toen dus helemaal niet in de moestuin bezig waren geweest. Op de A14, richting Gent, reden ze even na Antwerpen een parkeerplaats op. Jetsema parkeerde de auto en samen liepen ze naar het gebouw dat, zo beloofden de borden, in een restaurant, toiletten en een winkeltje voorzag. Jetsema kocht een beker koffie om ook de tweede helft van de rit zijn hoofd erbij te kunnen houden. Trijntje kocht een krant, een tijdschrift en een zak drop en liep door naar het toilet. Dominee was inmiddels terug naar de auto gelopen en wachtte tot Trijntje terug was. Leunend tegen de auto en genietend van zijn koffie overdacht hij de wonderlijke situatie die er tussen Trijntje en Grietje was ontstaan. De één hield zich -wanhopig leek het welvast aan de in de familie ingeëtste normen van hard werken en nederig zijn terwijl de ander er hard aan werkte die situatie te ontvluchten. Jetsema realiseerde zich dat daar enorme moed voor nodig was. De relatie tussen de zussen kwam onder spanning te staan; maar niet alleen de relatie met Grietje, ook het voortbestaan van de familiale tradities waar Grietje zich zo aan vast greep, leek niet bestand meer tegen de toekomst. Hij begon daar, tussen tientallen vrachtwagens en misschien wel honderd personenauto's op die parkeerplaats tussen Antwerpen en Gent, een bijzonder respect voor Trijntje te ontwikkelen. 'Zullen we verder?' Jetsema schrok op uit zijn overpeinzingen en keek recht in de ogen van een vrouw die hij nog nooit eerder had gezien. Of wel? Hij was even volledig de draad kwijt toen hij Trijntje tegenover zich herkende. Een beetje onhandig opgemaakt en met een zonnebril en hoed op. 'Die verkochten ze daar. Leuk hè?' 'Heel leuk' zei Jetsema en bedacht zich dat het beter was niet te vragen hoe Trijntje dacht dat Grietje dit zou vinden. 'Ik heb stiekem een opmaaksetje gekocht toen we in Sneek waren en toen ik de hoed zag in de winkel daar, besloot ik u te verrassen. U heeft de primeur.' 'Ik ben zeer vereerd Trijntje. Zeer vereerd. Maar de tijd tikt door, zullen we gaan?' 'Yeah, Let's Go!'
59
* 'Gerard Welles. Ik kom laden voor CuliCo in Rektum.' 'Oké De spullen staan klaar bij laaddock 13. Vragen naar John Bekema.' 'Ik rijd er naar toe.' Gerard Welles, chauffeur bij Witteveen Transport, haalde in Groningen een vrachtje op voor CuliCo, groothandel in culinaire en gastronomische producten Hij was aan de late kant en had behoorlijk de pest in toen de man bij de balie hem vertelde dat er een ongeluk op de A7 was gebeurd en dat Rektum alleen binnendoor bereikbaar was. Hij wilde naar huis. Het was al zes uur vrijdagavond en hij was al op pad vanaf zeven uur vanochtend. Gelukkig was John Bekema een harde werker. Gerard en hij hadden in een half uur alle kooiwagens in de grote oplegger gereden, vastgezet en de deuren afgesloten. Het was bijna kwart voor zeven toen hij vanaf het industrieterrein de ringweg van Groningen opdraaide. Arie had net afscheid genomen van zijn vrienden. Ze hadden zijn problemen aangehoord en hem verteld dat ze even tijd wilden om na te denken over hoe ze hem konden helpen. Arie was er nog niet uit of hij wel geholpen wilde worden. Ook hij had wat tijd nodig. Zijn kater was weggejaagd en de uitsmijter met suikerbrood was vergeten. Eigenlijk wilde hij wel even naar buiten, maar een stukje lopen kon natuurlijk niet. Nou ja, dan alleen maar even naar buiten en genieten van het avondzonnetje. Arie strompelde naar de voordeur om even te gaan zitten aan de picknicktafel in de voortuin. Hij deed er een tijdje over, maar toen hij zat, verwelkomde hij de frisse buitenlucht, verzadigd van de geuren van bloemen en bloesem van de nabijgelegen fruitbomen enthousiast. Heerlijk! Hij zat een tijdje in de zon te genieten. Misschien had hij de krant moeten meenemen, dan had hij wat te doen gehad, maar ach, zo was het ook prima. Het viel Arie op dat het wat drukker was op de provinciale weg langs zijn huis. Na een kwartiertje kwam De Inspecteur langs. Hij was wonderlijk genoeg op de fiets. 'Hé Inspecteur' 'O' De Inspecteur schrok en zocht van waar hij werd geroepen. Toen zag hij Arie. 'Dag, mijnheer De Groot.' 'Zeg maar Arie' 'O ja, ja ... Arie. Nou, Arie, goedenavond.' 'Bent u incognito? Dat u op de fiets bent, bedoel ik' 'O dat, nee ik fiets gewoon een rondje met dit mooie weer.' 'Ach, nou ja. Verder alles goed?' 60
'Prima hoor' 'En met Vera?' 'Ook goed. Ze was een dagje vrij vandaag.' 'En wilde ze dan niet mee met uw fietstochtje?' 'Nee, Vera is niet zo'n fietser, en ik fiets liever alleen. Wel jammer dat het wat drukker is dan anders.' 'Ja, inderdaad. Dat was mij ook al opgevallen. Weet u hoe dat komt?' 'Op de A7 is een ongeluk gebeurd en het verkeer naar Rektum moet hierlangs.' 'Ach, dat is het. Weet u of dat nog lang duurt?' De Inspecteur wist het niet. Hij nam afscheid van Arie en fietste weer verder naar het dorp. Arie maakte aanstalten het huis weer binnen te gaan. Hij stond op, wilde zich omdraaien, maar plotseling dacht hij iets te zien in de berm aan de overkant. Hij liep zo goed en zo kwaad het ging naar de kant van de weg, maar kon er niet achter komen wat er nu was. Het leek hem bijzonder onverstandig om in zijn conditie de weg over te steken, dus overwoog hij zijn terugtocht naar huis. Toen hoorde hij wat. Hij kon het geluid niet thuisbrengen, maar het kwam onmiskenbaar van de plaats waar hij dacht wat gezien te hebben. Arie overwoog de mogelijkheden. Er was al een paar minuten geen auto meer voorbij gekomen, dus dat ongeluk op de A7 was waarschijnlijk al opgeruimd. Dat zou betekenen dat er niet veel auto's meer langs zouden rijden. Hij luisterde en hoorde niets. Hij bleef luisteren en hoorde een auto. Die passeerde hem en Arie luisterde nog twee minuten. Niets. Toen besloot hij dat hij te nieuwsgierig was om de oversteek niet te wagen. Hij bleef nog even wachten en zette toen zijn pijnlijke voet op het asfalt. Langzaam aan liep hij verder, op zijn hoede voor het naderende verkeer. Toen hij bijna de as van de weg had bereikt, hoorde hij een zware dieselmotor. Hij wachtte, maar omdat het geluid snel harder werd, besefte hij dat hij moest maken dat hij weg kwam. In paniek begon hij te strompelen, maar snelheid kon hij niet maken. Ineens zag hij een grote truck met oplegger de bocht omkomen en op hem af stormen. En terwijl Arie zijn leven nog eens snel doornam, keek hij de man die verantwoordelijk zou worden voor zijn vroegtijdige dood recht in de ogen. * Hij mocht niet in zijn eigen bakkerij blijven. Hij mocht verdomme niet eens in zijn eigen bakkerij blijven! Het concern had beslist dat René Petit bakker zou worden in een nieuwe vestiging in Honfleur. Die vuilak van een Brillat had hem een contract aangeboden dat erin voorzag dat zijn schulden over een periode van 20 jaar zouden worden afbetaald. Schulden die hij zelf kon en wilde 61
afbetalen als Brillat hem niet uit zijn eigen bakkerij had gepest. En in die tijd kon hij voor een hongerloontje voor die smeerlap aan het werk. Dit was je reinste Gomorra. Petit brieste door de straten van Honfleur. Hij was er al een paar weken aan het werk, maar hij was zijn emoties nog niet de baas. Op zich was het een prima winkel. De collega's waren vriendelijk en werkten hard. Het was een mooi pand op een mooie plaats en hij kon doen wat hij graag deed. Brood bakken. Alleen deed hij het niet voor zichzelf, maar voor die vuile rat van een Brillat. Dàt maakte het verschil. René probeerde zijn collega's niet het slachtoffer te laten worden van de haat voor zijn baas. Hij probeerde vrolijk en vriendelijk te zijn, maar dat viel niet mee. Het zou tijd kosten om eroverheen te komen. Áls hij er al overheen kwam. Maar als die tijd mocht komen, als er een tijd zou komen waarin hij in staat zou zijn om min of meer afstandelijk over de situatie te denken en hij alles nuchter, en wellicht met een flauwe glimlach zou kunnen beoordelen, dan zou hij het er niet bij laten zitten. Geen haar op zijn kale hoofd die daaraan dacht. Nee, dan was Brillat aan de beurt. * Kwart over zeven was het moment dat Gerard Welles met zijn truck op de A7 de afslag naar Rektum naderde. Hij had contact gezocht met de centrale, maar daar was niet bekend of de stremming al was opgeheven. Hij koos het zekere voor het onzekere en nam de afslag. De afstand naar Rektum was op deze manier korter, maar omdat hij niet lekker door kon rijden, duurde deze route ongeveer een kwartier langer. Net nadat hij de afslag had genomen, hoorde hij via de verkeersberichten op de radio dat de stremming was opgeheven, maar nu was hij niet meer van plan te keren. Hij reed wel door. Er waren een paar dorpjes waar hij doorheen moest en die dus voor oponthoud zouden zorgen, maar dat moest dan maar. Eerst Lotjelullum, daarna Bierrum en als laatste moest hij dwars door Skrotum heen. Hij zag er niet naar uit. Met Annie had hij afgesproken naar de film te gaan, maar dat werd zeker niet de voorstelling van acht uur. Verdomme! Annie en Tom Hanks moesten maar even op hem wachten. Het was niet druk op de weg; op de lange stukken kon hij gelukkig goed doorrijden. Misschien kon hij nog wat tijd goedmaken, hij was al bijna in Bierrum en als dat net zo vlot ging als Lotjelullum, dan had hij niets te klagen. Hij was bijna bij de laatste bocht voor het dorp. Daarna kwam nog een recht stuk van een kilometer of drie, wist hij. Even goed op de weg blijven letten omdat na de bocht meteen een mooi verbouwde boerderij stond. Het zou zonde zijn daar de pui in te rijden omdat hij de bocht niet goed zou nemen. Gerard stuurde soepeltjes de kolos de bocht naar links in. 'Jezus Christus' Een kerel midden op de weg! En die klootzak deed ook nog niet eens zijn best om weg te komen. De man keek Gerard aan terwijl de truck met oplegger naderde. Gerard ging vol op de rem staan, maar in de bocht en met de beladen 62
oplegger werd de wagen daardoor onbestuurbaar. Hij raakte aan de rechterkant van de weg af, denderde door het koperen hek dat Arie een klein fortuin had gekost, ploegde de voortuin om, versplinterde de picknicktafel waar Arie net nog aan gezeten had en hapte een hoek uit het deel van het huis waarin de bioscoop was gebouwd. De truck kwam uiteindelijk in het woonhuis tot stilstand. De oplegger stond schuin, op alleen de wielen aan de rechterkant in de voortuin. Na een korte aarzeling viel het ding uiteindelijk op zijn zijkant. En Arie de Groot stond midden op de weg en keek er naar. 'God god god Allemachtig!' Hij moest wat. Maar wat? Er zo snel mogelijk naar toe, maar snelheid was op dit moment niet zijn sterkste punt. Hij liet zich vallen en kroop zo snel hij kon naar de kant van de weg, de pijn in zijn voet negerend. Daarna verder de tuin door. Waarom had hij verdomme zo'n grote tuin? Hij kroop langs de oplegger naar de truck. Het portier stond open en in zijn huiskamer stond een man. 'Moet ik een ambulance voor u laten komen?' 'Nee hoor, dank u wel. Ik red me wel.' 'Maar is alles goed met u?' vroeg Arie. 'Prima hoor' zei Gerard. Ik doe dit wel vaker. En u; u was aan het wortelschieten op de provinciale weg?' 'Tja, dat is even een verhaal, maar misschien is het beter dat we eerst de politie op de hoogte stellen van dit ongeluk. Weet u zeker dat er geen arts of ambulance moet komen?' 'Dat weet ik zeker.' En daarna viel Gerard Welles om. * Johannes Jetsema en Trijntje van der Wal reden bij Duinkerken Frankrijk binnen. Het weer was prachtig; de airco stond aan en Trijntje was nog aan het vertellen over haar avonturen op de State en de geschiedenis van de Van der Wal Dynastie. Jetsema genoot van de rit en het gezelschap. Af en toe werd hem door Trijntje een dropje aangeboden dat hij dankbaar aanvaardde en in zijn mond stopte. De A16 werd aan beide zijden omsloten door de industrieterreinen van Duinkerken. Het was een mistroostig gebied en bovendien stonk het er. Gelukkig was dat al snel afgelopen nadat ze Duinkerken achter zich hadden gelaten. Nu nog Calais, en daarna de kustweg naar Boulogne opzoeken. Ze kruisten de terminal van de Tunnel sous la Manche, de Kanaaltunnel bij Sangatte. Jetsema had op de kaart al opgezocht welke afslag hij moest nemen om op de kustweg te komen waar ook Kibbelinghen aan lag. Hij nam de afslag naar Coquelles en Sangatte en ze toerden over de kleine weggetjes door de heuvels. Na korte tijd zagen ze de zee met niet al te ver weg alweer land. Het duurde even voor Jetsema zich realiseerde dat dat Engeland moest zijn. In het Kanaal zagen ze 63
een stuk of drie grote passagiersboten en ook de kliffen aan de andere kant waren zichtbaar. The White Cliffs of Dover! Dominee sloeg bij Sangatte links af en al snel begon de weg te stijgen. Ze beklommen Cap Blanc Nez, de kaap van de witte neus. Genoemd naar het witte krijtsteen waar de klif uit bestond. 'Kijk, je kunt hier parkeren. Volgens mij heb je hier een prachtig uitzicht over zee' zei Trijntje. 'Wil je uitstappen? We hebben hier ook werk te doen en veel tijd hebben we niet.' 'Verkenning van de omgeving hoort er ook bij.' 'Oké, maar niet te lang' zei Jetsema. Hij stuurde de auto naar rechts het parkeerterrein op en zocht een plekje. Het was druk, maar wat wil je ook met dit weer en met zo'n uitzicht. Ze stapten uit, dominee piepte de auto op slot en Trijntje haakte haar arm in die van Jetsema. Zo liepen ze over het pad dat in de krijtsteen was uitgehakt naar de grote obelisk in het midden van de kaap. Beiden genoten van de hele ambiance. Het weer, het uitzicht en het feit dat ze in het buitenland waren. Geweldig. Maar Jetsema was streng en dirigeerde Trijntje na een kwartier terug naar de auto. Ze daalden de kaap af en kozen in Escalles de kustweg naar Wissant. Na enkele kilometers zou een klein weggetje aan de linker kant naar de boerderij van de gezusters Van der Wal moeten leiden. Ze reden er drie keer voorbij voor ze het opmerkten. Na de ontdekking stuurde dominee de auto een min of meer verhard pad op dat was omzoomd door een breed assortiment uitbundige vegetatie en om vijf over twee 's middags reden ze het erf van dependance Van der Wal op.
Dominee Jetsema stopte in het midden van het grote terrein. Hij ontkoppelde zijn veiligheidsgordel, opende het portier en stapte uit. Hij rechtte zijn rug en keek om zich heen voor een eerste verkenning. Trijntje was in de auto blijven zitten om de haar te wachten staande indrukken te doseren. 35 jaar lang was Sneek de grootste afstand die ze van huis was geweest, nu was ze in Frankrijk en stond ze aan het begin van de ontdekking van een nieuw hoofdstuk in haar leven. De indrukken waren voor het moment eigenlijk te veel, maar ze moest door. Voorzichtig beginnen was het plan, om daarna de nieuwe plek langzaam voor zichzelf te ontvouwen. Ze deed het portier open en stapte bedachtzaam uit. Even bleef ze bij de auto staan. Toen liep ze naar het midden van het erf. Ze zag dat ze was omgeven door gebouwen. Aan de rechter kant zag ze het grootste van de vier; het hoofdgebouw waarschijnlijk. Op het eerste gezicht was dat het woonhuis. Het was beter onderhouden dan de rest en het leek er zelfs op dat het dak nog niet zo lang geleden was vernieuwd. Tegenover haar zag ze een gebouw met rechts een gammele deur die open stond en waarin ze wat gereedschap zag. Links was een grote schuur en het gebouw aan de kant waar ze het erf waren 64
binnen gereden leek waarachtig wel op een kapelletje. Het erf was bedekt met steenachtig materiaal; grind, stenen en keien, maar tegen het hoofdgebouw was een prachtig gazon aangelegd. Het was met liefde verzorgd, geknipt en geschoren. Het was prachtig groen, maar vanaf een afstand was al te zien dat een hoefdier, een paard of een ezel, zich niets had aangetrokken van de vlijt van de tuinman en er dwars doorheen was gegaloppeerd. Trijntje liep achter dominee Jetsema aan naar de deur van het hoofdgebouw aan de linkerkant. Jetsema beklom de drie treden die daarheen leidden en voelde aan de deurkruk. Op slot. 'Daar hebben we even niet aan gedacht, Trijntje. We hebben geen sleutel.' 'Zou Havenzaethe die nog hebben?' 'Ik hoop het niet, want dat zou betekenen dat hij niet hier is. En de enige manier om dat te weten te komen is om Havenzaethe te bellen.' Jetsema liep terug naar de auto en stapte in. ‘Waar gaat u naartoe?’ ‘Ik ga een telefoon zoeken.’ ‘Bent u echt zo ouderwets of..’ Trijntje pakte een roze I-phone uit haar jaszak, ‘wilt u hier misschien mee bellen?’ Jetsema besloot te stoppen met verbaasd te zijn over Trijntje. Kennelijk had hij haar verkeerd ingeschat; had ook hij de fout gemaakt dat de twee zussen Van der Wal hetzelfde dachten en wilden. Niets bleek minder waar te zijn. Alhoewel… Misschien deed Grietje ook wel alsof. Was haar houding ten opzichte van de buitenwereld ook gespeeld. Alles was mogelijk na alles wat Jetsema nu met Trijntje beleefde. ‘Mooi dat jij eraan gedacht hebt zo’n mobiel ding mee te nemen’ zei hij, en nam dankbaar het apparaat aan. Dankbaar omdat hij nu niet op zoek hoefde te gaan naar een telefooncel of een postkantoor. ‘Heb jij de brief van Goossen, Goossen, Van Splunteren & Havenzaethe Notarissen bij je?’ vroeg hij aan Trijntje. ‘Moment’ Trijntje opende het achterportier van de auto, en begon te zoeken in de zijvakjes van haar weekendtas. ‘Alsjeblieft’ Jetsema nam de enveloppe aan, pakte onhandig de brief eruit vanwege de IPhone die hij ook al in zijn handen had, en vouwde de brief open. In het briefhoofd vond hij het telefoonnummer. ‘Wat zijn de internationale nummers voor het bellen van Frankrijk naar Nederland?’ Trijntje schudde haar hoofd. ‘Ik weet het niet. Ik kan het wel even opzoeken, maar dan moet ik mijn telefoon weer terug.’ Jetsema gaf het toestel terug en Trijntje begon razendsnel op het apparaat te tikken, tappen en 65
bladeren. ’00-31’ ‘Hoe doe je dat nou weer?’ ‘Gewoon, via internet.’ ‘O, gewoon via internet.’ Dominee Jetsema pakte het roze toestel weer over en begon het telefoonnummer in te toetsen. Even later sprak hij met Kayleigh. Trijntje begreep uit het deel van het gesprek dat ze hoorde van Jetsema dat er wat informatie moest worden opgezocht op het notariskantoor in Sneek. De informatie die Kayleigh uiteindelijk gaf was geruststellend. De sleutel was bij de notaris in Wissant. Notaris Havenzaethe zou meteen met zijn Franse collega bellen om ervoor te zorgen dat Trijntje de sleutel kon ophalen. Ook gaf zeerob nog de naam en het adres van de notaris in Frankrijk. Jetsema en Trijntje gingen meteen op pad. Het was niet ver, maar het kostte natuurlijk wel weer tijd. Na een kwartiertje reden ze het dorpspleintje in Wissant op. Een klein centrum. Jetsema zag een boulangerie en diverse restaurants. Natuurlijk ontbrak ook de kerk niet. Trijntje en de dominee stapten uit en oriënteerden zich. Even verder, aan de andere kant van het plein zagen ze het Bureau de Tourisme, de Franse VVV. Daar maar eens vragen of er een plattegrondje beschikbaar was. Dat bleek zo te zijn. Bovendien legde de mevrouw achter de balie ongevraagd, uiterst vriendelijk en geduldig in het Engels de route naar het adres van de notarispraktijk uit. In het Engels. Fransen spraken toch nooit Engels? Slechts vijf minuten bleek de wandeling te duren voordat ze voor een wit pand stonden met een houten bord waarop in sierlijk schoonschrift en voorzien van geschilderde bloemen de naam Gustave de la Ferté was geschreven, met daaronder de toevoeging Étude de notaire. Cynici konden op deze manier niet ontkennen dat Gustave notaris was. ‘Wat hebben notarissen allemaal aparte namen’ zei Trijntje terwijl ze aanbelde, ‘..in Frankrijk zijn ze zelfs mooi. Het naambordje vind ik ook mooier dan die van Havenzaethe.’ ‘Heb je wel een legitimatiebewijs bij je?’ vroeg Jetsema aan Trijntje. ‘Je zult niet zomaar een sleutel meekrijgen.’ ‘Ik heb mijn kaart in de tas.’ De deur werd geopend, naar later bleek, door de notaire zelf. Het bezoek duurde niet langer dan een kwartier. Gelukkig was ook De la Ferté het Engels machtig, zodat het gesprek vlot verliep. Hij vroeg naar de papieren die Trijntje en Grietje hadden meegekregen van Havenzaethe, noteerde wat gegevens van de identiteitskaart van Trijntje, telefoneerde nog een keer met Havenzaethe, en daarna kregen ze de sleutel mee. Sleutelbos eigenlijk, want het ging om een robuuste ring die bijna twintig kleine tot zeer grote sleutels bij elkaar hield. Waarschijnlijk was er voor elk deurtje een andere sleutel. Dat kon nog een hele klus worden. Op de terugweg werd Trijntje steeds stiller. Het werd 66
haar kennelijk allemaal wat te veel. Twee notarissen in twee dagen, een reis naar Frankrijk, een andere taal, een nieuwe boerderij; het ging haar, ondanks haar zelfverzekerde houding, niet in de koude kleren zitten. ‘Zullen we eerst even wat drinken in het dorpje?’ vroeg dominee die de verandering had opgemerkt.’ ‘Graag’ ‘Dan kunnen we even bijkomen van alle indrukken die we al hebben opgedaan.’ Jetsema keerde de auto en reed terug naar Wissant. Hij parkeerde weer op het plein en omdat de terrasjes vol zaten, dronken ze binnen bij Chez Hedwig een wijntje. * * De chaos voor Aries huis was compleet. Door de ongewone manoeuvre die de vrachtwagen van Gerard Welles al in de bocht had gemaakt, was de lading losgeraakt en waren de kooicontainers uit de oplegger gerold als gevangenen uit een Belgische gevangenis. Over een afstand van zo’n tweehonderd meter had de provinciale weg een culinair laagje gekregen. Blikken en potten, voor het grootste deel wonderlijk genoeg nog heel, vacuüm verpakte beesten, flessen wijn en olijfolie, waarvan er veel niet meer heel was. Arie had de chauffeur, meteen nadat hij in zijn huis onderuit ging, gestabiliseerd en hij had het alarmnummer gebeld. Hij was zelfs zo helder geweest om de hulpdiensten via Bierrum te laten rijden omdat ze er dan beter bij zouden kunnen. Nu was de weg afgezet met rood-witte hekken en linten en waren er mannen in uniform bezig foto’s te maken. Straks zou de rommel worden opgeruimd. Misschien pas morgen, want het begon, ondanks de lange dagen in deze tijd van het jaar, al te schemeren. Een mooie dag, dacht Arie. Mijn huis en voortuin naar de kloten, een vrachtwagen op zijn zijkant in mijn tuin en de D233 afgesloten door mijn schuld. Wat een ellende. Tijd voor een borrel. Arie schuifelde naar zijn voordeur, die stond open, en hij liep door naar binnen. Daar trof hij Douwe en Jan. ‘Ha Arie. Je treft het maar weer. Zo’n spektakel voor je eigen voordeur. Alleen jammer dat we nu niet een filmpje kunnen pakken in je bioscoop.’ ‘Dit is geen grapje, Douwe.’ ‘Zie je mij lachen? ...Nee, nee, je hebt gelijk Arie. Sorry, dat had ik niet moeten zeggen.’ ‘Die vent van Witteveen Transport’ zei Jan om het gesprek een wending te geven, ‘heeft zeker lekker doorgereden... Heeft hij de bocht niet goed ingeschat?’ ‘Tja’ zei Arie ‘wie zal het zeggen?’ ‘Waar was jij toen het gebeurde?’ vroeg Douwe. 67
‘Buiten’ ‘Je zat in ieder geval niet aan de picknicktafel, want dat zou je niet overleefd hebben.’ ‘Nee’ ‘Nou, vertel even’ zei Jan ongeduldig. ‘Waar was je, en heb je wat gezien? De politie zal je vast wel een paar vragen willen stellen.’ ‘Ik stond op de weg.’ ‘Je stond op de w..? Wat moest je op de weg?’ ‘Ik zag wat aan de overkant in de berm en wilde gaan kijken wat het was’ ‘Wacht eens even. Jij ging een weg oversteken om te kijken wat er aan de andere kant in de berm lag? Lopend?’ ‘Hmm’ ‘Hoe is het met je jicht, Arie?’ ‘Mwoa, gaat wel.’ ‘Loop eens een stukje.’ ‘Oké, oké! Ik stond op de weg en kon niet snel genoeg wegkomen, en toen gaf de chauffeur een draai aan het stuur om mij te ontwijken en reed mijn huis binnen.’ Jan en Douwe waren even stil. ‘Jezus Arie, je hebt dat ongeluk zelf veroorzaakt. Ik hoop dat het met de chauffeur allemaal goed gaat, want anders heb je grote problemen.’ Stilte ‘Als dit de gevolgen zijn van jouw ziekte, dan moet je er nu echt wat aan gaan doen. Dan kun je niet doorgaan op ...’ ‘...dezelfde voet’ vulde Arie aan. ‘Ik weet het, Berber heeft me de les ook al gelezen. En laat het grapje maar zitten, dat ken ik al.’ ‘Waarom, denk je Arie, gaat alles zo vreselijk mis? Hoe komt het toch dat jouw leven op dit moment zo'n wending neemt? Regelrecht de verkeerde kant op. Je hebt een mooi huis, prachtige auto's, een motor, een bioscoop en geld om de wereld te kopen. Waarom gaat het mis?' Arie wist geen antwoord te formuleren. 'Douwe en ik denken dat jouw overdaad wel eens kan hebben bijgedragen aan jouw problemen. Je denkt geen problemen meer te hebben, maar je krijgt er andere bij. Toen je nog werkte had je tijd om een pilsje te pakken met ons, maar niet zoveel dat je de hele dag kon slempen. Je hebt de middelen en je hebt tijd om het op te maken. En volgens mij gaat het dáár mis.' ‘Ha!’ De uitbarsting van Arie was harder dan hij bedoeld had. ‘Laat me uitpraten. We willen je helpen. Ik kies de woorden misschien niet goed, maar wat ik wil 68
zeggen is dat je je hier in dit rotgat zit te vervelen. Je hebt alles, je hoeft niks. Je eet en drinkt wat je wilt en niet wat goed voor je is. De enige afleiding hier is de kroeg van Stremler. En als je thuisblijft duik je de bioscoop of je geluidsstudio in, maar nooit zonder fles whisky of krat bier. Arie wilde beginnen met een verweer maar dat werd door Douwe in de kiem gesmoord. ‘Jan en ik denken dat het goed is dat je de sleur ontvlucht en een tijdje goed voor jezelf gaat zorgen. En dan bedoelen we fysiek ergens anders. Je moet op reis, Arie. En beter worden.’ ‘Waar moet ik heen? En met wie?’ ‘Misschien heb je zelf ideeën. Wij zoeken ook nog wat uit, maar daar hebben wij tijd voor nodig. Zoek eens op internet. Er zijn plaatsen genoeg om je donder te ontgiften. Ga erachter aan. Zoek iemand die meewil. Zorg ervoor dat je uit deze ellende komt, Arie. Het is niet alleen je ziekte, maar je bent jezelf helemaal aan het verpesten. Ga weg om voor jezelf te zorgen en zoek een baan als je weer terug bent. Of vrijwilligerswerk.’ ‘En die borrel die je van plan was te nemen gaat niet door. De drank krijg je weer terug als je beter bent.’ ‘Hebben jullie godverdomme aan mijn whisky gezeten?’ ‘Je huis is drankvrij dus dit weekend kun je mooi oefenen voor de rest van je leven. De whisky is veilig. We komen er niet aan. Je krijgt alles terug.’ Arie besefte dat het geen zin had om er tegenin te gaan. Hij had verloren en het zou een hele omslag vergen voor hij door zou hebben dat het ook wel eens het begin van de overwinning zou kunnen zijn. ‘En wat was het nou in de berm aan de overkant van de weg?’ Arie trok zijn schouders omhoog. ‘Geen idee.’ De wijn van Hedwig smaakte prima. Misschien was het omdat het ook echt lekkere wijn was, misschien was het alleen maar zo omdat ze er zo aan toe waren. Ze wisten het niet, maar het maakte niets uit. Jetsema hield vast aan één glas. Meer niet, want anders zou het ten koste gaan van het beoordelingsvermogen, en misschien was dat nog nodig vandaag. Na de wijn betaalde Trijntje de rekening. Ze wilde beslist niet dat dominee betaalde; hij had al zoveel voor Grietje en haar gedaan. Tijdens de korte rit van Wissant naar de boerderij was de stemming een stuk beter dan toen ze net bij De la Ferté vandaan kwamen. Trijntje had zin in een bezichtiging van de Ferme en dominee was daar alleen maar gelukkig mee. Na tien minuten reed de auto van Jetsema voor de tweede keer die dag het erf van deze boerderij in het noorden van Frankrijk op. Jetsema pakte de sleutels van de achterbank, de bos was met geen mogelijkheid in een jas- of broekzak op te bergen, en gaf ze aan 69
Trijntje. 'Aan jou de eer, het is jouw boerderij.' 'Dank' zei Trijntje en ze neeg zwakjes, als ware het een buiging. Ze liep naar de voordeur van het hoofdgebouw, inspecteerde het slot en zocht uit één van de vele sleutels een exemplaar waarvan kon worden verwacht dat hij zou passen. Ze paste de sleutel en de deur ging open. Dominee was bijna uit het veld geslagen. 'Ik ben blij dat ik je de eer heb gelaten want ik zou er ongetwijfeld veel meer sleutels en tijd over hebben gedaan om de juiste sleutel te vinden.' Trijntje opende de deur en liep naar binnen. Het was de keuken, volgestouwd met spullen die in de jaren vijftig ongetwijfeld als nieuw werden beschouwd. Het meubilair zou nog wat geld waard zijn geweest als het onderhouden was, maar afgezien van wat schilfers, was er niets meer wat als verf of lak kon worden aangemerkt. In feite bestond de inrichting van de keuken uit onbedoeld blank hout dat, door het spartaanse klimaat in een ongeventileerde keuken op diverse andere manieren was aangetast door biologische agentia. En niet alleen het meubilair. Ook de apparaten, de kruidenrekjes en wandversieringen vertoonden tekenen van schimmels en andere verkleuringen. 'Een authentieke keuken' zei Jetsema. 'Mij iets tè authentiek' vond Trijntje, 'wat een meuk, zeg!' Jetsema wilde Trijntjes negatieve kijk relativeren, maar zag op tijd in dat ze gewoon gelijk had. 'Kom we gaan verder kijken.' Ze liepen door een deur en kwamen in een kleine tussenruimte die met diverse brocante-achtige dingetjes prima ingericht zou kunnen worden als knusse kamer. Een oude houtkachel, een mooie ronde tafel met niet altijd even bijpassende stoelen, een kleine kroonluchter aan het plafond, een lekker warm kleed op de grond en beeldjes, droogbloemen en kandelaars. De kamer werd echter gebruikt als bezemhok. Poetsdoeken, moppen, bezems, emmers, vijfentwintig soorten schoonmaakmiddelen. En in de keuken geen enkele aanwijzing dat het ooit was gebruikt. 'Hier kun je heel wat leuks van maken' zei Jetsema. 'Vertel mij wat, ik zie het helemaal voor me' zei Trijntje. 'Hier komt de internetaansluiting'. Dominee Jetsema moest lachen om het verschil van invulling die ze beiden voor de kamer hadden bedacht. De grote kamer was, in tegenstelling tot de eerder bezochte ruimtes, prachtig ingericht. Met smaak was hier alles gedaan wat in de keuken en de tussenkamer nagelaten was. En het was onderhouden want het zag er ook in dat opzicht keurig uit. Hier werden de moppen en de emmers waarschijnlijk het vaakst gebruikt. Het was een enorme ruimte met een absurd aantal zitplaatsen. Alsof Patricia midden in het leven stond en geregeld een feest gaf of zo. Ze liepen verder en via een soort klompenhok kwamen ze in de tuin. Enigszins onderhouden, maar er kon nog wel wat gewied worden. Trijntje stond al te popelen de schoffel ter hand te nemen toen Jetsema zei dat hij het gebouwtje wel even wilde zien dat op een kapelletje leek. Trijntje liep mee met de sleutels; ze was 70
zelf ook wel benieuwd. Toen ze de twee treden van het kleine bordesje voor de kapel hadden beklommen, bestudeerde Trijntje het slot weer en zocht een sleutel. Dit keer had ze meer keus en deed ze er twee sleutels over om de deur te openen. Jetsema liep naar binnen en sloeg zijn hand voor zijn mond. Het was een sprookje van een kerk. Prachtige beelden bij het altaar, kandelaars met kaarsen van een meter, geschilderde voorstellingen op de wanden. Gebrandschilderde ramen die vanaf de voorkant van het gebouwtje niet te zien waren, zorgden voor een machtig lichtspel. Vol verbazing liepen de twee rond. Prachtig was het. Tot Trijntje zich iets begon te realiseren. Iets wat ze al een tijdje ervoer zonder er bij stil te staan en dat, omdat ze zo werd gegrepen door de schoonheid van de kapel, slechts druppelsgewijs doordrong tot haar bewustzijn: Het stonk hier. Een vreemde misselijkmakende stank. Het was gelukkig niet sterk aanwezig, maar als het je eenmaal was opgevallen, beïnvloedde het je waarnemingen. 'Waar zou dat vandaan komen?' vroeg Trijntje zich hardop af. Dominee Jetsema beschouwde de vraag daarom niet als retorisch en antwoordde dat ze even moesten gaan rondkijken om een eventuele bron te vinden. Trijntje en dominee Jetsema begonnen de kapel op een heel andere manier te inspecteren. Overal werd gezocht naar wat de oorzaak zou kunnen zijn van de rare geur. Toen Jetsema in een ruimte achter in de kerk kwam, vond hij dat de geur daar erger werd. Hij haalde Trijntje erbij en samen vonden ze de ingang naar crypte. Eigenlijk was het niet meer dan een knekelhuis. Botten en schedels en een enkel grafschrift. 'Ik vind het wel een beetje oneerbiedig om iemand zo te begraven' zei Trijntje die de botten zag. 'Tja' zei Jetsema, 'het is maar hoe je erover denkt. Die stoffelijke resten daar, zijn niet van mensen, maar van dieren. Ratten of zo. Misschien een katachtige.' 'O, ... en stinkt dat zo?' 'Kennelijk. Of de beesten zijn nog niet zolang dood en je ruikt de rotting nog, of de geur is hier tussen de muren blijven hangen omdat die gewoon niet weg kon.' Dominee zocht verder en vond een paar zakjes rattengif. De ratten waren eropaf gekomen, ze waren een gruwelijke dood gestorven en de eigenaar had niet de moeite genomen om de lijken op te ruimen. 'Ik word er nu trouwens echt wel misselijk van. We gaan hier weg.' Trijntje zag een houten deur achter in een donkere hoek. Ze liep er heen. De deur zat op slot, dus pakte ze de bos sleutels en maakte hem open. Dit keer was het weer de eerste. Jetsema besloot op te houden met verbaasd te zijn. Trijntje opende de deur en zag een grote ruime gang met links en rechts openingen, wel of niet voorzien van deuren. 'Hier ga ik niet in' zei ze, en ze deed de deur weer snel op slot. Na een klein uur vonden ze dat ze de boerderij wel goed hadden bekeken. Ze gingen op zoek naar een hotel. Morgen zouden ze de sleutels weer naar De la Ferté brengen. En dan naar huis. 71
* Afslag 6 had hij genomen. Afslag 6 van de A29. Niet dat hij er enig idee van had, maar hij had de afslag wel genomen. Hij zag nog een bordje met Montivilliers en volgens hem ook een wegaanduiding. D31. Of was het D32? Hij wist het niet meer. Het laatste waar hij zich op dit moment mee bezighield waren plaats- en wegbenamingen. Hij zocht. Ten noorden van hem zou een spoorbaan moeten liggen, de TGV-lijn van Le Havre naar Rouen. Misschien kruiste hij die als hij op deze weg reed. René Petit wist het niet. De spoorlijn was er eerder dan hij verwacht had. Ineens reed hij erover heen, aan de weg was het bijna niet te zien, maar in een flits zag hij de hoogspanningsleidingen van de trein onder zich doorschieten. Omdat er een paar auto's achter hem reden die dezelfde afslag als hij hadden genomen en sindsdien niet van zijn achterkant waren geweken, was hij niet in staat meteen te remmen. Hij reed door en stopte na een paar honderd meter bij een bushalte, vlak bij de toegang tot een aantal huizen. Toen de auto's hem waren gepasseerd en er ook van de andere kant geen verkeer meer aankwam, keerde hij op de weg en reed terug. Vlak voordat de weg de spoorbaan kruiste was er aan de linkerkant van de weg een afslag, een soort schelpenpad. René reed dit pad in, stapte uit, klikte de portieren op slot en liep verder het schelpenpad in naar de spoorbaan. Toen hij er was aangekomen beklom hij het talud. Hij had al gezien dat er extra hekken op het viaduct waren geplaatst om mensen met dezelfde ideeën als hij nu had, te beletten te doen wat hij nu van plan was. Hij zag dat de trein, of hij nu van links of rechts kwam, altijd uit een bocht kwam, zodat hij ook gewoon op de rails kon gaan staan. Die treinen reden zo snel dat de reactie van de machinist altijd te laat zou zijn. Goed idee. Hij koos een donker plekje onder het viaduct. Als de trein zou komen aanstormen zou René op de rails gaan staan en waren de problemen binnen luttele seconden opgelost. Voor hem. Niet voor Antoinette. Voor haar zouden de problemen na de klap pas ècht beginnen. Maar René was inmiddels zo geïntimideerd door die vuile maffia, dat hij daar niet meer aan dacht. René Petit dacht alleen aan het einde. Hij kòn alleen maar aan het einde denken. Iets anders kwam eenvoudigweg niet meer in hem op. In trance stond hij onder het viaduct toen hij ineens getoeter hoorde. Hij merkte het eerst niet eens bewust op, maar het geluid hield aan. Getoeter; irritant aanhoudend geclaxonneer. Hij begreep het niet; en hij wilde het ook niet begrijpen. De bovenleidingen begonnen geluid te maken. Zacht gepiep, gesuis. Er kwam een trein aan. Hoogspanningsleidingen kondigden een aanstormende trein altijd als eerste aan. René wachtte; hij zag nog niets en hij stond naast de rails. Zodra hij de trein zag, was er tijd genoeg om de stap op de rails te zetten. Maar van welke kant kwam de trein. Dat was absoluut nog niet te bepalen. René Petit besloot tussen het linker en het rechter paar rails te gaan staan en beide kanten van het spoor in de gaten te houden op het aankomen van de trein. 72
Intussen was het getoeter opgehouden. Het besef was er ineens. René had zich eraan gestoord en nu was het er niet meer. Gelukkig. Hij stond tussen de rails en zag links van hem ineens de trein aankomen. Hij reed langzamer dan hij gedacht had. Dat was althans zijn eerste gedachte toen hij de trein zag. René bereidde zich voor op het einde. Het lawaai zwol intens snel aan tot een enorm gebulder. Er was een klap, maar de klap was niet zo groot als verwacht mocht worden. En na de klap kon René nog denken. Hij had een vreselijke pijn aan zijn been en iets benam hem de adem. Na een paar tellen besefte hij dat dat kwam omdat er iets op hem lag. Hij leefde nog. Hij was niet dood en er lag iets op hem. Hij wilde het van zich afduwen, maar iedere beweging, zelfs de kleinste beweging van zijn pink, leek zijn weerslag te hebben op de pijn in zijn been. Hij schreeuwde het uit, maar omdat ademen bijna niet mogelijk was, moest hij iets doen. Met een enorme inspanning gooide hij iets zwaars van zich af. Eerst had hij niet in de gaten wat hij zag, maar daarna drong het onherroepelijk tot hem door. Het was een vrouw. Er had een vrouw op hem gelegen. Mijn god! Waar kwam die vandaan? Was ze uit de trein gevallen? René wist dat dat niet kon. De cabine van een TGV-trein was te vergelijken met de cabine van een verkeerstoestel in de luchtvaart. Daar val je niet zomaar uit. Terwijl René Petit probeerde te bedenken hoe deze vrouw op hem terechtgekomen was, hoorde hij sirenes. En dat was ook meteen het laatste wat hij op die plek, daar onder de D31, hoorde. Patrick las het 's avonds op internet. Hij kon maar geen contact met Petit krijgen, terwijl het een normale werkdag was. Daarom had hij gezocht op de trefwoorden bakker en Saint-Rémy. Via diverse tussenlinks was Patrick op een artikeltje gestuit op een site die het als voornaamste bezigheid beschouwde om gruwelijke beelden van rampsituaties nog net wat gruwelijker op de foto te krijgen en op de site te plaatsen. Het was een kort berichtje waarin hij las dat een bakker te SaintRémy, en dat kon er maar één zijn, wist Patrick, een zelfmoordpoging had gedaan, maar dat hij voor de trein was weggeduwd door een voorbijganger. Deze vrouw was er ernstig aan toe, maar ze was niet in levensgevaar. René Petit was geraakt door de trein. De doktoren vochten voor het behoud van zijn rechter been. * De sfeer was om te snijden. Ze had de moed bijeengeraapt en was weer aan het werk gegaan. ‘Kom je mijn klanten weer wegjagen’ was het eerste wat er bij Siebren over de lippen kwam toen hij de deur voor haar had opengemaakt Hij liet haar binnen en sloot de deur weer achter haar. De kroeg ging tien uur open. Een uurtje nog om op te ruimen en de kas op te maken. Vera zei niets en ging aan het werk. De tijd had ze wel nodig want het was een grote rotzooi. Alles was blijven liggen van gisteren en blijkbaar was het weer een drukke dag geweest. Na een half uurtje, toen Vera bezig was 73
met het opmaken van de kas, kwam Siebren bij haar aan tafel zitten. ‘Waarom deed je dat nou, eergisteren met die vent op het terras?’ ‘Omdat hij mij en zijn vriendin schoffeerde. Zulke etters moet je niet in je bedrijf willen.’ ‘Ik weet van tevoren niet dat het een etter is.’ ‘Maar als ik het je vertel, dan zou je er wat aan kunnen doen, en dat is niet gebeurd. Je was wel héél erg druk met de enige twee klanten die niet op het terras zaten.’ ‘Wel godv..’ ‘Ik hoop dat je nu vloekt om je eigen tekortkomingen en niet omdat ik het zo rustig aan heb gedaan eergisteren. Als er iemand is die het recht heeft te vloeken, dan ben ik dat wel. Ik heb in mijn eentje duizenden euro’s omzet naar binnen gehaald, terwijl jij de snelle jongen uithing met een stel toeristen die op het terras geen plaats meer konden vinden. Ik was ’s avonds drie centimeter korter. Pure slijtage aan de onderkant. Je hebt geen poot uitgestoken toen ik aangaf dat er problemen waren. Vind je het dan vreemd dat, als ik geïrriteerd raak door zo’n kloothommel, hem de les lees? Als eigenaar van deze klotetent had je het kunnen voorkomen toen ik je ervan vertelde. Ga mij nu de les dus niet lezen. Ik hóéf niet te werken.’ ‘Wat wou je daarmee zeggen?’ ‘Dat ik vrij ben te gaan en te staan waar ik wil en dat ik die paar miezerige centen van jou niet nodig heb.’ ‘Wil je loonsverhoging?’ ‘Heb je mij dat horen zeggen?’ ‘Nee, maar als dat zo is, dan moet ik je teleurstellen want deze tent heeft het niet breed.’ ‘Ik maak zelf de kas op, Siebren. Weet wat je zegt. En op zo’n dag als gisteren of eergisteren kun jij een half jaar teren. Maar volgens mij hadden we het over andere dingen. Ik voel mij niet gesteund door mijn baas als er klanten zijn die kwaad willen.’ ‘Je weet het mooi om te draaien. Jij jaagt mijn klanten weg en wil nu ook nog mijn steun.’ 'Oké, als je er zo over denkt...' Vera maakte de geldkist met papiergeld open en telde wat biljetten uit. Ze stond op. ‘Dit geld beschouw ik als mijn loon voor eergisteren en het afgelopen uur. Het is wat meer vanwege de extra zware belasting die gepaard gaat met de terrasdienst.’ Ze telde het bedrag voor Stremlers ogen uit en stopte het in haar broekzak terwijl Siebren verbouwereerd naar haar zat te kijken. Daarna pauzeerde ze even om het bedrag in de boekhoudtabellen te verwerken. De lade van de kas zat vol met munten. Een gevolg van Siebrens weigering een pinautomaat aan te schaffen. Vera had het net geteld. Er zat voor een kleine duizend euro muntgeld in. Ze pakte de lade en keerde hem boven Siebrens hoofd om. Daarna gooide ze de la terug op tafel en liep rustig de kroeg uit. ‘Nu heb je een reden om te vloeken.’ 74
2.
Feest
Een maand was het nu geleden; het ongeluk dat door Arie was veroorzaakt en waarbij hij zelf het grootste slachtoffer was geworden. Een maand van drukte over de verzekeringen, de schuldvraag en natuurlijk zijn ziekte, want dat was de oorzaak die bij Arie zelf de grootste rol speelde. Daardoor kon hij niet snel lopen en daardoor kon hij niet maken dat hij wegkwam toen de vrachtwagen op hem af kwam denderen. Bovendien had Arie ook behoorlijk ingezeten over Gerard Welles. Gerard was zo geschrokken, dat er iets teveel bloed aan zijn hersenen was onttrokken. Daardoor was hij bewusteloos geraakt. Arie was geen medicus, maar deze vereenvoudigde uitleg die hijzelf had geïnterpreteerd uit een wat gecompliceerdere diagnose van iemand die er wèl voor had geleerd, beviel hem wel. Hij had Gerard een paar keer bezocht en hem een mooie laptop cadeau gedaan om de pijn een beetje te verzachten. Natuurlijk benadrukten Douwe en Jan ook zijn nieuwsgierigheid, want als hij niets had gezien en gehoord aan de andere kant van de weg, dan was er niets gebeurd. En hij wist verdomme nòg niet wat het was geweest, daar in de berm. Arie had zich meteen gerealiseerd dat het zo niet verder kon. Als dit de gevolgen waren van zijn handelen, dan gingen er binnenkort echte slachtoffers vallen. Toen ook nog de slapeloze nachten volgden, was hij al snel van de conclusie doordrenkt dat hij moest handelen. Hij moest zijn stijl van leven aanpassen. Daar waar hij vorige maand nog niet moest denken aan het laten staan van een borrel en het eten van sla, bevond hij zich nu in een lichte vorm van acceptatie; de ontkenningsfase voorbij. Daar moest hij wat mee. Daarom had hij gezorgd voor een goed plan. Met dat plan was hij naar Berber, Jan en Douwe gegaan en ze hadden afgesproken, Arie noemde het weddenschap, dat hij een reis ging maken om eens even helemaal ergens anders mee bezig te zijn. Voor vertrek wilde hij nog wel een feest geven, en Arie had de voorbereidingen daarvoor inmiddels van een begin voorzien. Eén van zijn gouden acties was het aanstellen van Simon Gjaltema als zijn chefkok. ‘Godsamme Arie, wat is dit allemaal?’ ‘De ingrediënten voor het feest.’ ‘Ik dacht dat we het hadden over chips en pinda’s met een biertje erbij. En een stukje leverworst als culinaire apotheose, maar jij hebt duidelijk andere plannen.’ ‘Ja. Het ziet er allemaal lekker uit hè. Als ik een paar weken het dorp verlaat, dan gaan we geen pinda’s eten, Simon.’ ‘Nee, misschien niet, maar ik dacht dat ik jou de spullen kon leveren, zodat ik er ook nog wat aan overhoud, maar jij hebt alles al in huis.’ ‘Zit daar maar niet over in. Ik huur jouw expertise in. Je bent toch kok?’ ‘Jezus, dat is lang geleden.’ 75
‘Kun jij een gare hertenrug warm krijgen?’ ‘Ja natuurlijk. Als ik wat knappe apparatuur heb, dan krijg ik zelfs de oester van Rosita warm.’ De echtelijke sponde van de familie Gjaltema was duidelijk alleen ingericht voor de nachtrust. ‘Jij komt morgenvroeg hier. Je beschikt over mijn volledige keuken en je mag je eigen knechtjes uitzoeken. Ik besef dat ik veel te laat ben met je te vragen of je het wilt doen, maar als je wilt, ben jij vanaf morgen de chef. Ik geef je er nu €2000,- voor, en als alles goed gaat aan het einde van de klus nog eens dat bedrag. Daarvan betaal je al je kosten. Zeg het maar. Hebben we een overeenkomst?’ Simon Gjaltema probeerde zakelijk te klinken, maar voor wie goed luisterde was in de hoge frequenties van zijn stemgeluid een licht vermoeden van euforie herkenbaar. ‘Wij hebben een overeenkomst.’ ‘Mooi! Het is jammer dat ik nu niet mag drinken, maar over drie dagen proosten we erop. Trouwens, Simon, als de mensen binnenkomen is het misschien toch wel leuk als er schaaltjes met nootjes op de tafels staan. Red jij dat nog voor de vier mille?’ ‘Wordt geregeld baas.’ Simon liep in de schuur van Arie nog een keer langs al het lekkers dat Arie had ingeslagen voor het feest. Als alles goed ging, kon hij zijn curriculum vitae een positieve wending geven. Een supermarkt in Bierrum had waarschijnlijk wat minder glans in de ogen van functionarissen van personeelsafdelingen dan een chef-kok Bovendien wilde hij graag weten wat hem te wachten stond. Veel van al het lekkers kende hij niet en opwarmen was niet het moeilijkste, maar hij zou graag willen weten wat de beste manier was. Au bain-marie, in de oven of gewoon in een pan. Hij bestudeerde de verpakkingen waar soms een bereidingswijze op stond. Vaak niet. Vreemd. Hij liep verder en kwam bij een stapel dozen en kisten. Allemaal leeg en keurig opgestapeld in een hoek. Arie had zeker nog een bedoeling met die dozen, want dat spul gooi je normaal toch weg? Zeker als het er zoveel zijn. Toen zag Simon een soort metalen rek achter de stapel. Hij keek eens beter en zag dat achter de stapel dozen een kooicontainer stond. Net zo’n kooicontainer als bij het ongeluk met de vrachtwagen op straat waren terecht gekomen. Simon werd achterdochtig en begon de dozen te onderzoeken. Hij vond wat hij zocht: stickers met CuliCo als adressering. De volgende dag belde Simon om 7.00 uur 's ochtends bij Arie aan. Hij was in het gezelschap van een blonde breedlippige dame met bruine ogen die zich voorstelde als Monica, en een wat zenuwachtig lijkende jongeman die enige terughoudendheid betrachtte in oogcontact en sociale vaardigheden zoals het schudden van een hand en het mededelen van een naam. Daarom zei Simon dat de man Henry heette en dat hij Henry en Monica had gevraagd hem te assisteren bij het bereiden 76
van het feestmaal. 'Welkom, kom verder' zei Arie. 'Dank je wel' zei Monica. Simon, Monica en Henry liepen de ruime hal van het huis binnen. Arie wees hen de kapstok en nam ze daarna mee naar de keuken. 'Ik weet niet wat er allemaal in die keuken zit, want veel verder dan een eitje bakken red ik niet. Dus trek de laden maar open en ga aan de slag. De voorraad staat in de schuur. Dat is door die deur.' Arie wees. 'Simon weet het ook wel, want hij heeft gisteren de boel al even bekeken.' Er werd even kort geknikt door Simon, en daarna nam hij het heft in handen. Hij gaf aanwijzingen en opdrachten en vertelde Henry en Monica zijn plan van aanpak. Hij had het gisteravond allemaal zitten uitwerken met gegevens die hij van internet haalde. Zijn inspanningen waren uiteindelijk bij elkaar gekomen op twee pagina's van een flip-over die hij een prominente plaats gaf in de keuken van Arie. Daarop stond het hele werkproces voor die dag per uur en daar waar dat nodig was per half uur. Ook de taken waren omschreven. Gek genoeg had Monica het wat grovere werk toebedeeld gekregen en kon Henry zijn rust in de tweede helft van de dag volledig vergeten. Na de uitleg en het nalopen van de informatie op de flip-over vertelde Simon nog een aantal regels, zoals het niet binnen roken en een drankverbod voor de volledige arbeidstijd. Daarna gingen ze aan de slag. Arie had het hele proces gevolgd en was onder de indruk van de vastberaden houding van Simon. Arie de Groot zag dat het goed was. Op de dag van het feest heerste er een gespannen drukte in de keuken van Arie. Simon en zijn twee hulpjes waren geconcentreerd op hun werk en Arie wilde hen niet storen. Hij had Simon nog wel gevraagd hoe het nu ging met de winkel, maar Simon had daar niet erg over ingezeten. Rosita, Simon's vrouw, zou er wel op passen, maar misschien ook niet. Eigenlijk maakte dat niet veel meer uit. Rosita was van Spaanse afkomst en daarmee een groot aanhanger van het woord manâna. Arie was ervan overtuigd dat Angus Young van AC/DC Rosita in gedachten had gehad toen hij Whole lotta Rosie schreef. Ze was fors en lui. Vaak deed ze de winkel dicht als Simon haar had gevraagd erop te passen. Dat zorgde natuurlijk voor echtelijke ruzies, want hoe moesten ze anders aan geld komen? Simon had het idee dat ze stiekem ergens wat bijverdiende. Hij kon er geen vinger op leggen, maar Rosita was eigenlijk nooit blut, terwijl de verkoop in de winkel anders zou moeten uitwijzen. Daarom had Simon Rosita verteld dat hij vandaag het dorp uit moest voor een zakelijke bespreking. Dat hij vier mille (met aftrek van de kosten) beurde liet hij wijselijk in het ongewisse. De tafels, stoelen en de bar waren vanochtend gebracht en de drank zou zo wel komen. De tent stond er al. Het bedrijf waar Arie die had gehuurd, was gisteren de hele middag bezig geweest het 77
ding op te zetten. Alles was uitbesteed, en Arie kon nu als een soort Napoleon zijn strijdkrachten inspecteren. De bouwvakkers die met de herbouw van zijn huis bezig waren had hij naar huis gestuurd en mochten vanavond naar het feest komen als ze wat anders aan zouden trekken. Aan het einde van de middag was alles klaar om de eerste mensen te ontvangen, maar zover was het nog niet. Nog een uurtje, dan was het zes uur, en zes uur stond op de uitnodiging. Arie bood Simon, Monica en Henry en goeie stoel en een drankje aan. 'Jullie zijn er klaar voor?' 'Laat ze maar komen. Zeven uur zetten we alles op de buffetten, we houden in de gaten of alles goed loopt en vullen bij als het nodig is, maar ik denk dat aanvullen niet echt nodig zal zijn. Er zijn enorme tafels en alles kan au bain-marie warm gehouden worden, dus volgens mij zijn wij acht uur zo goed als klaar en kunnen we een hapje mee eten.' 'Prima' zei Arie, 'Simon, wij regelen zo de rest van de financiën even.' Na een kwartiertje vertrokken Monica en Henry voor een half uurtje naar huis om zich wat op te frissen. Arie gaf Simon de resterende €2000,- en bedankte hem alvast voor zijn inspanningen. 'Zeg Arie, al dat lekkers dat wij net klaargemaakt hebben, waar heb jij dat eigenlijk vandaan?' Arie had de vraag niet verwacht. Hij had de kooicontainer goed verstopt achter de dozen, maar kennelijk niet goed genoeg. 'Dat is allemaal van de vrachtwagen gevallen.' 'Je bent in ieder geval wel eerlijk in wat je zegt.' 'En niet in wat ik doe?' vroeg Arie. 'De spullen die ik vandaag allemaal heb klaargemaakt zijn in feite niet van jou, begrijp ik.' 'Toen ik dat ongeluk net had veroorzaakt, ben ik vanaf het midden van de weg naar huis gekropen. Onderweg, ik was al vlak bij huis, zag ik een lege container staan met allemaal lekkere spullen er omheen in het gras. Eerst ben ik naar binnen gegaan om de chauffeur te helpen en het hulpverleningscircus in gang te zetten. Toen ik Welles had gestabiliseerd en er nog geen hulpverleners waren, heb ik de spullen in de container gegooid en de container het hoekje om achter de bijkeuken gereden. En daarna heb ik dat nog een paar keer gedaan.' 'Een vorm van diefstal, Arie.' 'Zou kunnen' gaf Arie toe, 'maar ik heb ook geïnformeerd wat er met al dat lekkers is gebeurd dat niet in de containers zat, maar nog op de weg lag, en in de tuin. 'En?' 'Dat is vernietigd.' 'Dat meen je niet!' 'En òf ik dat meen. De spullen zaten vaccuum verpakt. Het was nog prima te gebruiken; de 78
houdbaarheidsdatum is nog steeds lang niet voorbij, maar het mocht niet meer. Alles is opgewarmd bij de vuilverbranding. Ik heb gebeld om te zeggen dat ze bij het opruimen een paar containers gemist hadden, en ik heb meteen aangeboden om het spul zelf af te voeren. Dat vonden ze prima, mits ik de containers op een bepaald adres zou afgeven. Dat heb ik vanzelfsprekend beloofd, en vanavond vernietigen we alles, maar niet op de manier die de verzekeringsmaatschappijen voor ogen hebben. Het is gewoon een kwestie van formuleren.' Simon moest er hard om lachen. Als hij maar een fractie van de gewiekstheid van Arie had gehad, dan was hij nu niet afhankelijk van die kutwinkel en had hij Rosita al lang ingeruild voor een lekker wijf met een strak kontje. De eerste genodigden arriveerden inmiddels met de auto. Er waren wat parkeerplaatsen, maar in tegenstelling tot de hoeveelheden spijzen, hield dat niet over. Arie had er stiekem op gerekend dat de mensen voor het overgrote deel op de fiets of lopend kwamen. Zo'n eind was het ook weer niet en het was mooi weer. Gelukkig kreeg Arie gelijk. Zelfs zo erg dat veel mensen een systeem bedachten om hun fiets weer terug te kunnen vinden uit de enorme kluwen tweewielers in de tuin en in de berm. Arie stond er lachend bij. Dit kon vannacht nog wat worden. In het donker met een dronken kop een fiets terugvinden in deze puinhoop. Rond die tijd was er hoogstwaarschijnlijk al geen sprake meer van een systeem. Hij had er nu al zin in. De toeloop was overweldigend. Iedereen was er, dacht Arie. Zeker weten kon je het natuurlijk niet, maar getalsmatig oversteeg het aantal mensen zelfs het aantal uitnodigingen. Het maakte allemaal niet uit. Er was genoeg voor iedereen. Arie had besloten om het eerste half uur te besteden aan het verwelkomen van de mensen die binnen kwamen. Daarna kwamen ze maar bij hem. Hij bleef natuurlijk niet aan de gang. Jan en Douwe waren de eersten; die wilden niets missen. Arie gaf hen geen hand, hij sprak ze bijna elke dag. Even later zag hij de familie Janssen aankomen. De Janssens kwamen uit een of ander dorp in Brabant. Wim Janssen was varkensboer en had moeten toezien hoe zijn volledige have door bulldozers werd weggeschept in vrachtwagens omdat de varkens de pest zouden hebben. De familie schatte in dat ze deze klap niet te boven zouden komen als ze in Brabant zouden blijven. Nu waren ze alweer een jaar of drie een gerespecteerd boerengezin in Bierrum en voerden met veel succes een akkerbouwbedrijf. Je kunt van alles bedenken bij mais, maar het krijgt de pest niet. Arie had diep respect voor de Janssens en nam uitgebreid de tijd hen te verwelkomen. Hij haalde persoonlijk een drankje voor ze en besloot toen verder te gaan met de anderen. De rij was inmiddels behoorlijk aangegroeid. Hij begroette onder meer de familie Miedema, Trijntje en Grietje van der Wal, Klaas en Clara Woudenberg die hun kleine dochtertje Merel hadden meegenomen, Rosita Gjaltema, Johannes en Ruth Jetsema, de Inspecteur en Vera Kroes, Martin Sterenborg, Berber en Jildau 79
Bokkema en Siebren en Boukje Stremler. Siebren Stremler zei dat dit de eerste zaterdag in tijden was dat hij Doe Maar 2 had gesloten. Als iedereen bij Arie zit, is er voor mij geen klandizie was zijn uitleg. De man was niet achterlijk. Tegen zevenen werd het eerste eten in de au bain-marie bakken gedaan. Toen het buffet klaar was, ging Arie op een verhoging staan en vroeg het woord. Hij hield een korte toespraak over het ongeluk, de oorzaken en zijn intenties. Hij verontschuldigde zich voor de overlast in het dorp door het ongeluk. Als compensatie bood hij iedereen dit buffet aan. Iedereen was vrij te nemen wat hij wilde. Voor een uitgebreide uitleg over wat er op tafel stond, verwees hij naar Simon, Henry en Monica. Zij stonden bij het buffet tot ieders beschikking. Er was reerug, lamsbout, daurade, biefstuk, confit de canard, zalm, een stoofschotel uit de Provence, tong ... 'En bij deze verklaar ik het buffet voor geopend' besloot hij. De hongerigen wisten niet hoe snel ze een bord moesten bemachtigen. Er ontstond een lange rij, maar na verloop van tijd reguleerde de vraag naar voedsel en werd de rij kleiner. Vera Kroes en de Inspecteur hoorden bij het laatste groepje dat zich bij het buffet meldde. Even voor hen hadden de gezusters Van der Wal hun bord opgeschept. Ze liepen nu naar een tafel en begonnen te eten. Terwijl Vera langs het buffet liep, kwam Arie bij haar. 'Ik zie je nooit meer in de kroeg.' 'Ik werk er niet meer.' 'O ... Heeft dat te maken met die Manta?' 'Daar is het mee begonnen. Ik ben zelf weg gegaan.' 'Daar zal Siebren niet blij mee zijn geweest.' 'Ik ben ook niet blij.' 'Nee, nou ja, dat zal ook wel niet. Ik hoop dat je vanavond weer blij wordt.' 'Ik ga het proberen Arie, je hebt zo te zien goed werk verricht.' 'Dank je.' Arie had Vera en de Inspecteur net gedag gezegd toen hij de uitbarsting hoorde. 'God In De Hemel; Numeri 11, vers 31 tot 33! Iedereen begon om zich heen te kijken om de oorsprong van het geraas te ontdekken. Daar, bij haar zus en Johannes en Ruth Jetsema aan tafel, zat Grietje van der Wal. Ze zag lijkbleek en iedereen die haar zag, dacht dat ze zo ziek was dat ze het einde van de avond niet zou halen. Ze zat volledig in haar zelf gekeerd met de ogen dicht zachtjes naar voren en naar achteren bewegend op haar stoel en onder het kauwen, want dat deed ze ook, bleef ze de bijbelteksten herhalen, 'Numeri 11, vers 31 tot 33.' Trijntje legde haar arm op de schouder van haar zus en vroeg wat er was. Grietje reageerde niet. Ze reageerde nergens meer op. Dokter Bouma werd erbij gehaald, maar die zag op het eerste gezicht geen verschijnselen die een medische oorzaak konden hebben. 80
'Wat heeft ze in haar mond?' 'Ik heb geen idee' zei Trijntje. 'Iets van wat er ook op haar bord ligt.' 'Daar eten we allemaal van' bedacht Bouma zich, 'daar kan het volgens mij niet aan liggen. Die bijbelteksten die ze noemt, wat staat daar in?' 'Dominee?' Tot zijn schande moest Jetsema bekennen dat hij het door Grietje gebruikte tekstdeel niet paraat had. Hij was zo uit het veld geslagen geweest door het gedrag van Grietje, dat hij ook niet op het idee was gekomen om het al even op te zoeken. Hij pakte een klein zakbijbeltje uit zijn binnenzak en begon erin te bladeren. 'Een vakman heeft altijd zijn gereedschap bij zich' zei Douwe Gurbstra. 'Dan is het maar goed' zo oordeelde Arie, 'dat ik geen kraanmachinisten heb uitgenodigd voor vanavond.' Omstanders lachten, tot Grietje ineens weer van zich liet horen; haar taal en toon waren totaal veranderd. 'Godverdomme' schreeuwde ze keihard. Jetsema reageerde verbijsterd. 'Dat staat vast niet in het Boek, Grietje van der Wal' sprak hij haar vermanend toe. Hij wendde zich daarna meteen tot de omstanders met het verzoek Grietje voor een poosje niet te storen. Daarmee stemden ze meteen in. Iedereen herpakte zich; de gezelligheid keerde terug, de mensen praatten weer luider en dronken en aten van het uitgebreide buffet. Die Trijntje en Grietje waren altijd al een vreemd stel geweest, en vanavond bleek dat maar weer eens. Eens veroordeeld, altijd veroordeeld. Johannes en Ruth Jetsema ontfermden zich samen met Trijntje over Grietje van der Wal. Dokter Bouma hield zich op de achtergrond beschikbaar. De eerste zorg was haar uit haar, ja wat was het, haar trance halen om daarna te kunnen vaststellen wat er aan de hand was. Als dat al was vast te stellen. Dominee Jetsema las voor uit de bijbel: 'Toen stak er een wind op, door de Here gezonden; die voerde kwakkels aan van de zee en strooide ze uit over de legerplaats, zodat zij een dagreis ver naar alle kanten rondom de legerplaats lagen, ongeveer twee ellen hoog boven de grond. Toen maakte het volk zich op, die gehele dag en de gehele nacht en de gehele volgende dag, en verzamelde de kwakkels die het minst had, verzamelde tien homer - en zij spreidden deze wijd uit, rondom de legerplaats. Terwijl het vlees nog tussen hun tanden was, vóórdat het gekauwd was, ontbrandde de toorn des Heren tegen het volk en de Here sloeg het volk met een zeer zware slag.' Op een gegeven moment wilde Grietje weer iets in haar mond doen, maar haar bord was weg gehaald. Daardoor kwam ze langzaam terug naar de realiteit. Ze riep dat ze haar bord terug wilde, maar dat kreeg ze nog niet. Ze werd boos; stond op, liep naar het buffet, pakte een bord en liep 81
doelbewust naar een van te voren bepaalde bak met vlees. Ze schepte royaal op en deed niet de moeite terug te lopen naar haar tafel. Ze begon aan het buffet al te eten en weer sloeg een soort extase toe. Niet zo volledig als die van een kwartier geleden, maar toch. 'Verdomd' zei Trijntje, 'het komt van het eten. Het lijkt wel of ze dat heel lekker vindt.' 'Dat kan toch niet?' vroeg Ruth Jetsema. 'Waarom niet? Als je alleen boerenkool en spruitjes gewend bent en je krijgt nu culinaire delicatessen te eten, dan kan dat eten voor onverwachte reacties zorgen.' 'Maar als jij hetzelfde eten gewend bent, waarom reageer jij dan niet zo?' 'Ik zorg er wel voor dat ik ook andere dingen eet. Als ik alleen zou eten wat Grietje wil, dan was ik allang dood. Ze heeft nu kennelijk wel wat anders gehad en vond het duidelijk erg lekker. De vraag is nu wat ze heeft opgeschept.' Trijntje riep Monica die inmiddels zelf aan het feest deelnam. Monica vertelde na bestudering van het bord van Grietje dat ze net een paar flinke stukken van de confit de canard had opgeschept. 'Wat is dat?' vroeg Grietje. 'Dat is eend' zei Monica, 'eend uit Frankrijk.' 'Ik wil naar Frankrijk' zei Grietje meteen. 'Ho, ho, rustig aan. Naar Frankrijk? Je hebt al moeite met de moestuin.' Trijntje probeerde haar zuster weer naar de realiteit te praten. 'Ligt Frankrijk verder dan Sneek?' 'Dat kun je wel zeggen' zei Jetsema. Jullie boerderij ligt er ook en dat is zo'n vijfhonderd kilometer verder dan Sneek. Vijf uur in de auto.' 'Ik wil toch naar Frankrijk.' 'Grietje, je eet eerst lekker die eend op. Vanavond gaan we naar huis en slapen er een nachtje over en morgen praten we er weer over. Nu vieren we feest. Eet smakelijk van de eend.' Voorlopig was Grietje gekalmeerd door deze zalvende woorden van haar zus. Iedereen kon weer zijn gang gaan, de kou was tot morgen uit de lucht. Dat de door Grietje geciteerde bijbeltekst ook sprak van de Toorn Gods bij gulzigheid, liet Trijntje veiligheidshalve maar even achterwege. Waarschijnlijk was dat niet direct het deel van het citaat waar Grietje zich druk om maakte. 'De geldbak boven zijn hoofd omgekeerd?' 'Sst.. Niet zo hard. Ja inderdaad de geldbak met al het kleingeld. Duizend euro aan munten.' 'Jezus Christus' een bulderende lach volgde. Arie zag het helemaal voor zich. 'Zo leuk is het allemaal niet. Ik ben mijn baan kwijt.' Maar intussen kon Vera de lol er ook wel van inzien; ze had tenslotte al vijf roseetjes gedronken. 82
Ook zij moest hard lachen toen ze de scènes terug liet komen op haar netvlies. 'Wat een lul, die Siebren. Dat hij zo'n werknemer ontslag laat nemen. Jij was het visitekaartje voor die tent.' Arie kon het niet laten zijn gesprekspartner nog eens te bekijken. Jezus wat was ze mooi! Haar mooie rode krulhaar, haar rok, het kledingsstuk waarin Arie haar het mooiste vond, haar blauwe blouse en de teenslippers met een grote witte plastic margriet op haar tenen. 'En wat nu?' vroeg Arie. 'Geen idee. Ik ga misschien ander werk zoeken. De Inspecteur zorgt goed voor me, en een baan is gelukkig niet van levensbelang. Eigenlijk mag ik nu doen wat ik zelf wil.' 'Lekker hoor.' 'En jij, Arie. Jij gaat ons een paar weken verlaten. Denk je dat je in je eentje en in die paar weken alles kunt vinden wat je zoekt? Kom je als een andere Arie terug?' 'Ik wil niet als een andere Arie terug komen. Deze bevalt me wel. Maar er zijn een paar dingen die beter kunnen. Ik ben niet naar een therapeut geweest, maar ik denk dat zo'n kwiebus zou zeggen dat ik aan de gang moet met mijn innerlijke vragen. Hopelijk liggen de antwoorden in Frankrijk of België, want daar ga ik naar toe. 'Lekker. Ik wou dat ik mee mocht.' 'Tja', het kwam zo plotseling dat Arie niet wist wat hij moest zeggen, 'nou ja, ik uuh.. De bedoeling was eigenlijk dat ik, uuh .. alleen ging, want uuh .. ik ..' 'Dat weet ik. Je moet doen wat je van plan was. Jij gaat lekker alleen een paar weken weg om na te denken en leuke dingen te doen. Daar kun je mij helemaal niet bij gebruiken.' 'Nee, dat zeg ik niet ..' Arie probeerde nog wat te redden, maar dat lukte even niet meer. De aandacht van Vera verplaatste zich naar iemand die ze een tijd niet had gezien. Ze verontschuldigde zich bij Arie en liep bij hem weg. Zou ze het echt menen? Zou ze echt mee willen? Nee, Arie kon het zich niet voorstellen. De mooiste vrouw die hij kende met een losgeslagen, in de whisky gemarineerde rentenier van 47 jaar mee naar Frankrijk. Snel vergeten en weer verder. Maar de rest van de avond bleef het toch een heel klein beetje knagen. Toen de eerste mensen weg gingen was het al half een. De Bierrummers hielden wel van een feestje. De bakken met eten waren zo mogelijk uitgelikt. Niet gek voor een dorp waarvan de inwoners een paprika al exotisch vinden en voor wie gastronomische variatie bestaat uit zuurkool met spek, met worst of met allebei. Strikt genomen was Bierrum een culinair Tjernobyl. Een feest zoals dat van Arie de Groot was daarom eigenlijk een groot experiment, zonder dat Arie dat voor die tijd ingeschat had. Het was bijzonder goed verlopen, behalve dan de stalling van de fietsen. Buiten het feit dat Arie het het leukste onderdeel van de avond vond, was het eigenlijk voor velen een domper op de avond. Er waren mensen die een half uur naar hun fiets moesten zoeken voor ze hem hadden gevonden. 83
Anderen troffen hun vehikel onder diverse andere exemplaren aan en begonnen het hunne uit te graven, waarmee ze andere fietsen weer onbereikbaar maakten. Zonder deze moeilijkheden zou de avond volledig zijn geslaagd. Tegen drieën waren Jan Cock, Douwe Gurbstra, de Inspecteur en Vera Kroes, Simon en Rosita Gjaltema, Henry (van wie de achternaam Vos bleek te zijn), Berber en Jildau Bokkema en Trijntje van der Wal nog aanwezig. En Arie Natuurlijk. Trijntje was op de fiets terug gekomen nadat ze samen met haar zus in de auto van Jetsema voor de state waren afgezet en ze Grietje in bed had gestopt. Grietje sliep al bijna in de auto van alle emoties die ze op het feest had moeten doormaken. Trijntje hoefde haar eigenlijk alleen nog maar even te verplaatsen. Nu was ze terug en zat ze in het kleine groepje na te praten over het fantastische gebeuren van vanavond. Anderen hadden al opgemerkt dat Trijntje er anders uitzag dan ze gewend waren. Ze was opgemaakt en ze was niet meer gekleed in de boer'nkleding die iedereen associeerde met de zussen Van der Wal. Grietje was dat nog wel geweest. Ook Trijntjes manieren waren anders; wereldser en niet meer zo Bierrums. 'Is alles goed met Grietje?' vroeg Vera haar. 'Ja hoor; ze slaapt en morgen zal ze alles wel weer vergeten zijn.' 'Vergeet dat maar' zei de Inspecteur, 'die confit de canard heeft een enorme indruk op haar gemaakt. Daar komt ze nog wel op terug. Overigens was hij werkelijk verrukkelijk; mijn complimenten voor Simon, Henry en Monica.' 'Dank je wel, Inspecteur', zei Henry, maar we hoefden het alleen maar o..' 'We hebben het graag gedaan, Inspecteur' onderbrak Simon hem. Hoe kon hij nu chefkok op zijn curriculum vitae zetten als Henry hier algemeen bekend zou maken dat ze al dat lekkers alleen maar hadden staan opwarmen? Laat die Henry verdomme eerst nadenken voor hij wat zegt. 'Wanneer ga je precies weg, Arie? vroeg Rosita. Simon had geen idee waar ze op dit tijdstip haar belangstelling vandaan haalde. Doorgaans liet Rosita zich niet hinderen door enige sociale inleving en nu, op zaterdagnacht om drie uur, zou het nog even wat worden. 'Woensdagochtend. Ik ga een uur of negen rijden en hoop dan een eenvoudige lunch in de Belgische Ardennen te genieten.' 'En hoe eenvoudig gaat die lunch worden?' Het was Berber die de advocaat van de duivel weer speelde.' 'Ik denk een salade met vis. Tonijn of zalm, of zoiets.' 'En mayonaise.' 'Nee, natuurlijk niet. Ik ga niet voor de lol weg!' 'Dat weet ik.' 'Eigenlijk' nam Jildau het van haar vrouw over, 'zou je iemand mee moeten nemen die een oogje in 84
het zeil houdt. Iemand die streng kan zijn, maar die ook aangenaam gezelschap is omdat je er tenslotte een paar weken mee op stap gaat.' 'Dat is een goed idee' zei Douwe, 'maar wie heeft op zo'n korte termijn de mogelijkheid om daar tijd voor vrij te maken. Iemand die Arie mag. En aankan. En die het wil.' 'Ik denk dat je dat niet meer voor woensdag lukt' zei Berber. 'Nou..' het was de Inspecteur, 'ik kan niet voor Vera praten, maar zij heeft op dit moment aardig wat vrije tijd en voor zover ik het kan bekijken, lijkt ze aan het zojuist geschetste profiel te voldoen.' 'Heeft Siebren haar dan niet nodig in de kroeg?' vroeg Rosita weer. 'Ik heb mijn ontslag genomen' zei Vera. 'Ontslag genomen? Dan heeft Siebren wel een probleem. 'Waarom denkt iedereen meteen aan de malheur van Siebren en vraagt niemand waaróm ik ontslag heb genomen?' vroeg Vera zich af. 'Je hebt gelijk, zei Jildau. Je hebt ongetwijfeld je redenen. Als je die wilt vertellen, dan luisteren we.' 'Ik wil het wel vertellen, maar het lijkt me beter om dat op een ander moment en op een andere plaats te doen. Nu dus even niet.' 'Goed. Heb je verder nog wat toe te voegen aan de woorden van de Inspecteur?' 'Alleen dat ik het aanlokkelijk vind er even tussenuit te kunnen knijpen en dat ik volgens mij aan het zojuist geschetste profiel, zoals mijn huisgenoot het formuleerde, voldoe.' Arie werd gek; Vera mee naar Frankrijk. Dit was mooier dan alle dromen waarin Vera tot nu toe voorkwam. 'Ik moet mijn plannen dan wel aanpassen' zei hij afgemeten, 'maar ik denk dat dat wel lukt. Zal ik morgen bij je komen om alles door te spreken? Er is niet veel tijd, zoals je weet.' 'Ik kom hier wel even, dan kan ik je meteen nog even helpen met de afwas.' 'Prima, maar we doen het niet te vroeg. Elf uur hier?' 'Prima' 'De afwas wordt trouwens gedaan als je het niet erg vindt. Alles is uitbesteed.' Rosita voegde zich weer in het gesprek; Simon begon zich danig aan het mens te ergeren. 'Maar hoorde ik ook niet dat Grietje naar Frankrijk wilde?' Arie verschoot helemaal van kleur. Het zou toch niet zo zijn dat dat kolere wijf van Gjaltema zijn nog prille dromen ging verstoren? 'Wat heeft dat te maken met de afspraken die Vera en ik hier aan het maken zijn?' zei Arie, 'Grietje was helemaal buiten zinnen, dat heb je zelf gezien. Denk je nu ècht dat ze meende dat ze naar Frankrijk wilde? In al die jaren dat ze hier woonde is ze Bierrum amper uit geweest en de keren dat ze het wel deed, stond ze stijf van de zenuwen. Verder dan Rektum is al een beproeving voor haar, voorbij Sneek gaat ze dood.' 85
'Dat klopt' zei Trijntje, 'maar dat wil niet zeggen dat ze niet naar Frankrijk kan. Even los van al het vorige, ik wil ook wat van de wereld gaan ontdekken. En als ik Grietje nu zover kan krijgen om ook eens op stap te gaan, dan kan het allemaal wat beter worden in de toekomst. Grietje en ik worden nog steeds als een stel vreemde vogels nagekeken; ik heb het net weer gemerkt toen Grietje haar aanval had. Ik wil dat niet meer. Natuurlijk vraag ik Arie niet om haar mee te nemen, maar als er zich binnenkort een andere gelegenheid voordoet, dan zou ik het mooi vinden als Grietje ervan kan profiteren. En ik dus ook.' 'Bravo Trijntje. Bravo! De Inspecteur was onder de indruk van de zojuist gesproken woorden en ook van de dappere poging van Trijntje om aan het leven te ontsnappen dat ze zo gewend, maar ook zo beu was. Arie was ook blij met Trijntjes woorden, maar toch zaten de woorden van Rosita hem niet lekker. Misschien was het goed om deze serieuze gesprekken niet nu meer te voeren. Vermoeidheid en neveligheid van het brein zou een goede oordeelsvorming in de weg staan. Het was tijd de nachtrust toe te laten. Arie stelde daarom voor het bed op te zoeken. Berber en Jildau vertraagden dit besluit nog enigszins, maar na een klein kwartier verliet het gezelschap Aries grondgebied. De fietsen lagen voor het oprapen. Toen Rosita naast haar man in bed lag vroeg ze hem hoe het kwam dat hij de kok was op het feest van Arie, terwijl hij haar had verteld dat hij voor een zakelijke bespreking het dorp uit moest. 'Dat vertel ik als jij de winkel morgen om acht uur open doet.' 'Zeikert' 'Welterusten, liefje.' Vera Kroes kwam die ochtend om drie minuten voor elf in de tuin van Aries woning aan en zag in de tent, die er voor het feest was neergezet, een groepje mannen bezig met het opruimen van de rommel en het schoonmaken van de tafels, stoelen, bar en andere spullen. Kratten met lege flessen, de biervaten en koolzuurcilinders werden in een groot uitgevallen bestelwagen gezet. Ook werden er voorbereidingen getroffen om de planken vloer van de tent schoon te maken. De bakken die gisteren het eten hadden bevat, werden smerig afgevoerd. Die werden schoongemaakt in een professionele wasserij. Vera bedacht dat ze daar waarschijnlijk doeltreffender maatregelen voor zouden hebben dan het afwasteiltje dat zij gisteren wilde gebruiken toen ze Arie had aangeboden de afwas te doen. Vera dacht er weer aan hoe er gesmuld was. Eigenlijk hoefden de bakken niet te worden schoongemaakt. Ze waren al uitgelikt en brandschoon. Althans, op het oog. Net toen ze aan Arie dacht, en of hij al wakker en nuchter was, voelde ze een lichte warme hand op haar schouder. 'Môgge, Vera' 86
'Goedemorgen', ze glimlachte. 'Heb je goed geslapen?' 'Comme une rose' 'Zo te horen ben je je al aan het voorbereiden.' De glimlach van Vera werd breder. 'Ik moet je eerlijk bekennen dat ik me vannacht niet echt met reisvoorbereidingen heb bezig gehouden. Ben je al nuchter?' 'Ik mag met trots verklaren dat ik drie biertjes heb gehad, gisteren.' 'Knap hoor.' 'Zullen we naar binnen gaan? Wat een noodweer, zeg!' De hele ochtend goot het al. Na een droge periode van een week of vier, was het om een uur of vijf, net na het einde van het feest, gaan bewolken en om zes uur begon het te spoelen. En dat deed het nu nog. De consequentie was dat de tent nog niet werd weg gehaald. Het liefst, zo hadden de medewerkers van het bedrijf gezegd, pakten ze de tent droog in. Ze hadden hem pas overmorgen opnieuw verhuurd, dus, als Arie het goed vond, lieten ze de tent liever staan om te wachten op een moment dat het droog was. Arie vond het best. Ze liepen naar binnen en Arie bood Vera een stoel aan in de woonkeuken aan de grote steigerplanken tafel in het midden ervan. 'Koffie?' 'Nou ..' 'Ik ga ervan uit dat dat een bevestiging was.' 'Graag' Arie kwam met twee dampende mokken tegenover Vera aan tafel zitten en zette er een van voor haar neer. 'Suiker en melk staan voor je.' 'Ik drink de koffie het liefste zwart na een avond als die van gisteren.' 'Best' 'Mooie tafel, trouwens.' 'Vind je? Allemaal afvalhout waar ik een fortuin voor heb moeten betalen omdat het in is. 'Nou ja, dat doe jezelf. Als je zelf eens wat rondneust in de containers op de verschillende bouwplaatsen, dan kun je genoeg vinden om zelf wat moois te maken.' 'Dat zou kunnen' zei Arie, 'ik kan alleen niets maken.' Hij liet een stilte vallen om te bepalen wie het onderwerp waar ze hier voor bijelkaar waren gekomen het beste kon aansnijden. 'Dus Arie, jij wilt mij wel meehebben naar Frankrijk.' 'Ik zal mijn plannetjes wat moeten aanpassen, maar ik zou het wel leuk vinden als je meeging.' 'Weet je Arie, jij staat te springen om mij in die achterlijke auto van je te laden en heel snel en heel ver met me weg te rijden. Je gedraagt je als een oude haan als je me tegenkomt, je bekijkt me 87
ongegeneerd van top tot teen als ik met je zit te praten. Kom nou niet met dat lulverhaal over plannetjes aanpassen.' Arie voelde zich betrapt. Vera had haar ogen niet in haar zak. Ze had alles door, maar toch was ze naar hem toe gekomen om de reis te bespreken. Arie bedacht nog wat anders. Omdat Vera zo recht voor zijn raap was en ze niet over zich heen liet lopen, moest hij zich afvragen of het wel zo gezellig zou zijn als hij in gedachten had, om haar mee te nemen. Verstandig was het wel, want ze kon hem met deze eigenschappen op het goede pad te houden. 'Zeg je nu niets meer?' vroeg Vera. 'Ik bedenk me dat ik heel wat overhoop haal als ik jou zou meenemen. Je bent goudeerlijk, zegt alles, je kunt bikkelhard zijn en ja, ik vind je de mooiste vrouw die ik ooit heb gezien. Ik kan dus misschien lullen wat ik wil, maar mijn aanvankelijke plannen zullen toch echt moeten worden omgegooid.' 'En ben je bereid om dat te doen?' 'Ben jij bereid om een maand met een oude zieke klootzak als ik opgescheept te zitten?' 'Als ik je in die maand een beetje mag opvoeden, en als ik ook eens mag rijden, en als we naar Frankrijk gaan, en naar zee, en naar Parijs, en als je alleen maar af en toe drinkt, en als jij alles betaalt.... Ja hoor, geen probleem.' Arie lachte 'als dat alles is, dan mag je mee.' 'Dat was nog niet alles.' 'O..?' 'Ik wil dat Grietje meegaat.' Vera had een heftige reactie verwacht. Arie zou barsten, hij zou bulderen en hij zou schreeuwen dat ze moest ophouden met het uitkramen van die onzin. Maar er gebeurde niets. Althans niet op de luidruchtige wijze die zo bij Arie paste. Hij werd langzaam rood, maar stopte niet met verkleuren toen hij de bordeauxrode teint had bereikt. Langzamerhand voegden zich blauwtinten toe, tot uiteindelijk een ongezonde variatie paars zijn gelaat kleurde. Vera haalde een glas water voor hem en schonk zijn koffiemok weer vol. 'Dat was even schrikken' zei ze. 'Meende je het niet, dan?' 'Ik meende alles wat ik zei.' 'Jezus' 'Luister Arie. Ik begrijp dat je aan het idee moet wennen maar ik denk dat we, als we dit goed aanpakken, allemaal winnen. Grietje is een vreemd mens, maar dat heeft een reden. Ze verlaat het dorp bijna nooit, ze komt verdomme nauwelijks van het erf van haar boerderij af. Geen televisie, geen radio; het is toch geen wonder dat dat mens gek wordt. Ik vind het prachtig dat Trijntje nu 88
helemaal uit zichzelf bezig is zich uit die sleur weg te rukken en ik vind dat we haar daar een beetje bij mogen helpen. Gisternacht heb je waarschijnlijk wel meegekregen dat De Inspecteur Trijntjes nieuwe koers erg aanmoedigt en we hebben er na jouw feest nog uitgebreid over gesproken. Als wij Grietje een tijdje onder onze hoede nemen, en wij is in dit geval waarschijnlijk voornamelijk ik, dan helpen wij Trijntje en Grietje hun uitzichtsloze bestaan te ontvluchten.' 'Grietje wil helemaal niet veranderen' wierp Arie tegen. 'Dat zegt ze; ze weet helemaal niet hoe mooi het allemaal is buiten Bierrum. Wat de boer niet kent, lust hij niet. Dat geldt ook voor haar. We moeten haar laten snuffelen aan de buitenwereld en haar zelf de keuzes laten maken.' 'Je hebt een goed doordacht praatje, Vera, maar deze reis is ervoor bedoeld om aan mijn gezondheid te werken. Míjn gezondheid. Ik ga altijd stressen als ik die Grietje zie, en dan ga ik weer aan de whisky.' 'Ik zorg ervoor dat jij je niet ergert aan haar. We gaan niet zomaar weg, we bereiden ook Grietjes deel zorgvuldig voor. Daarom heb ik zometeen een afspraak met Trijntje.' 'Je laat er geen gras over groeien.' 'Nee, want de tijd dringt, en ik heb eigenlijk wat meer tijd nodig. Kun jij akkoord gaan met vertrek op vrijdag in plaats van woensdag.' 'Kijk, je begint nu de planning ook maar meteen te veranderen.' 'Het zal het allemaal waard zijn, dat beloof ik.' 'Ik zie het niet zitten, Vera. Ik verheug me op een reis, samen met jou.' 'Als mijn plan niet lukt, en jouw verwachtingen komen niet uit, dan zorgen we ervoor dat Grietje veilig thuis komt en beginnen we opnieuw te tellen bij dag één. Geef ons een week.' Door deze toezegging begon Arie voor het eerst te twijfelen. Hij zag het helemaal niet zitten, maar Vera wees hem erop dat haar plan ervoor zou zorgen dat ook Arie en zij er veel lol aan zouden beleven. Tenslotte kon Arie niet anders dan toegeven, maar die nacht sliep hij niet. Het was wat opgeklaard die dag; nog geen strakke luchten en hoge temperaturen, maar mooi Hollands weer. Op de Oudegracht in Utrecht was de mensenstroom om elf uur al weer op gang gekomen. De terrasstoelen werden losgekoppeld van de kettingen en afgedroogd, enkele rekken met koopwaar waren buiten gezet en de Italiaanse broodjeszaak op de hoek deed alweer goede zaken. Het aanbod van winkelende mensen was meedogenloos en vergeleken met Bierrum was dit de hel voor Grietje. Alleen in C&A liepen al meer mensen dan er in haar geboortedorp woonden. En zij liep hier nu ook, samen met Vera door de mensenmassa's. Een week geleden zou niemand ooit gedacht hebben dat Grietje van der Wal in haar leven verder zou reizen dan naar Sneek en snel weer 89
terug naar Bierrum. Vera had, met behulp van zus Trijntje, echter gerefereerd aan de confit de canard die Grietje zo heerlijk had gevonden. Misschien was het wel ergens te koop in Nederland had ze terloops in Grietjes bijzijn verondersteld. Maar niet in Sneek, daar had ze al gezocht. Ze moesten toch echt naar een grote stad. En als het daar niet te vinden zou zijn, dan moest Grietje zich erop voorbereiden dat ze echt naar Frankrijk moest om het te kopen. Vera was bereid geweest mee te gaan naar een stad, zodat Trijntje op de koeien kon passen. Grietje gruwde bij het vooruitzicht, maar het doel was er een dat ze graag wilde nastreven. Na een uur heen en weer praten stemde ze ermee in. Vera en Grietje gingen naar Utrecht om op zoek te gaan naar een eend. Natuurlijk had Grietje, ze was ook niet gek, gevraagd waar de heerlijkheden van het feest van Arie vandaan kwamen. Dan kon het toch nòg een keer worden geleverd? Het antwoord dat het van een toevallig langsrijdende vrachtwagen was gevallen tijdens het ongeluk, leek vooralsnog te gronden bij Grietje. Met dit vooropgezette plan was het Trijntje en Vera gelukt om Grietje mee te laten reizen naar Utrecht. Het was Utrecht geworden omdat Vera de weg naar parkeergarage Paardenveld uit het hoofd kende. Ze had er een aantal jaren vlakbij gewoond. Tegen tweeën hadden ze volgens Vera alle winkels gehad die de eend had kunnen verkopen. Het resultaat was nihil. 'De hoogste tijd om wat te eten Grietje. We zoeken een restaurantje en daarna lopen we nog een rondje om je te laten wennen aan het van huis zijn. Voor als je met ons meegaat, vrijdag.' 'Kunnen we ook gewoon een broodje halen?' vroeg Grietje, die tegen een drukke eetgelegenheid opzag.' 'Nee, we gaan naar De Voorbijganger, want daar kun je heerlijk eten. Ik ga niet met een broodje uit een zak een koude kont oplopen op zo'n betonnen blok omdat jij geen restaurant in wilt.' Grietje piepte nog wat, maar het alternatief was in haar eentje op het Vredenburg een broodje eten. En waar moest ze een broodje kopen? 'Maar hebben ze dan wel echte boter?' 'We vragen het, vast wel. Een uitsmijtertje is er heel lekker. Bruin brood met gebakken eieren.' 'En spek?' 'O ja.' Grietje begon het alweer wat leuker te vinden. Ze liepen het etablissement binnen. Gelukkig was de ergste lunchdrukte voorbij. De dames bestelden en aten hun uitsmijter. 'Valt het je mee of tegen vandaag?' vroeg Vera. 'Doodeng. Maar ik wil graag naar Frankrijk, dus ik moet wel.' 'Alleen vanwege jouw goddelijke doel om eten te kopen, of ook om je zus te helpen?' 'Niet om Trijntje te helpen, want die heeft me in de steek gelaten.' 'Vind je dat echt? Dat Trijntje je in de steek heeft gelaten?' 90
'Ja' 'Trijntje wil jou helpen.' 'Alleen maar om zichzelf te helpen.' 'Trijntje wil samen met jou een ander, rijker leven gaan beginnen. Ze laat je dus niet in de steek. Als jij niet wilt, dan is dat je goed recht, maar je laat dan naar mijn mening háár in de steek en niet andersom.' Grietje kon nog niet wennen aan de mokerslagen die Vera af en toe uitdeelde. Ze antwoordde in stilte, maar met een vinnige blik naar haar tafelgenote. 'Volgende week vertrekken Arie en ik naar Frankrijk. Je mag mee, het hoeft niet. Voor mijn part ga je alleen mee om eten te kopen, maar je zou je zuster er een groot plezier mee doen in ieder geval te gaan. Ik heb het op me genomen jou te begeleiden en te helpen, maar dan wil ik wel al jouw medewerking. Er zijn regels. Zo zit je niet de hele reis stil te mokken achterin de auto, doe je actief mee als de situatie daarom vraagt, en brengen we je niet thuis zodra er is ingekocht. Je doet de hele reis mee. Vragen kun je altijd stellen, over alles. Van mij kun je verwachten dat ik je help met alle nieuwe situaties en indrukken die je ongetwijfeld krijgt. Beschouw mij als je begeleider en Arie vooralsnog als chauffeur. Begrijp je dat?' 'Ja' 'Denk erover na. Morgen wil ik weten of we op je kunnen rekenen. Vrijdag vertrekken we. Maar nu hebben we eerst nog wat werk te doen.' Vera zei het met een aan gemeenheid grenzend lachje, maar Grietje keek zoals gewoonlijk naar het tafelblad, dus zag ze het niet. Er was nog een heel programma af te werken. 'Eerst gaan we de Dom op, zo kun je een mooie stad van boven bekijken. Dat zul je vast nog nooit hebben gedaan.' 'Nee' zei Grietje, 'we gaan vandaag een heleboel dingen doen die ik nog nooit eerder heb gedaan, maar we gaan geen toren beklimmen. Ik heb hoogtevrees.' 'Oh, oké, jammer ... Nou ja, misschien is het ook wel wat teveel van het goede. En er zijn genoeg leuke dingen te doen.' Vera rekende af en nam Grietje bij de arm. Klaar voor het middagprogramma.
91
2.
Klif
Vrijdag 12 juni om half acht precies, reed Arie de Bierrumse Dorpsstraat in. Hij passeerde de kerk en ook de state van Van der Wal. Even later parkeerde hij op het terreintje bij de kroeg van Stremler. Hij voelde zich fit, had eigenlijk nergens last van en verliet met een zwierig zweefmoment zijn Ford 2.5 Turbodiesel Super Cab. Ondanks het feit dat Grietje had besloten mee te gaan naar Frankrijk was hij goed geluimd. Hij ging op stap met Vera. Wat een voorrecht. De deur van haar huis stond al open, maar ze was kennelijk nog in huis, want Arie zag haar niet. Hij liep naar de open deur, duwde hem verder open en riep haar. Getrippel op de trap. Daar was ze, in al haar schoonheid. En weer stond Arie perplex; weer was hij overweldigd door deze vrouw. Deze onbereikbare vrouw, samenwonend met een nietszeggend ambtenaartje. Jezus, wat was het ongelijk verdeeld allemaal. Hij het geld, de inspecteur de goede seks; als hij moest kiezen... Hij moest opletten, anders zou de testosteron hem tot acties verleiden die de hele onderneming op losse schroeven zouden zetten. 'Zal ik je koffers in de auto zetten?' Wat moest hij anders zeggen? 'Fijn Arie, maar voorzichtig. Ze zijn zwaar hoor.' Arie pakte twee koffers tegelijkertijd, liep twee meter, zette eentje weer neer en liep een paar keer, met elke koffer afzonderlijk, naar de auto. Vera zag het gebeuren en glimlachte. Arie liep naar Vera terug. 'Bedankt Arie. Alles wat mee moet zit in die koffers en dit tasje.' Ze liet Arie een rugzakje zien. Wat mij betreft kunnen we Grietje gaan halen. Arie bromde iets gedeeltelijk onverstaanbaars. Vera reageerde niet, draaide haar voordeur op slot en stapte in de auto. Arie voegde zich bij haar, startte de auto en reed behoedzaam de Dorpsstraat op om na een paar honderd meter voor de state weer te stoppen. Trijntje zat op het bankje voor het raam. Er stond een koffertje ter grootte van een aktentas naast haar, maar Grietje was nergens te zien. Vera en Arie liepen naar haar toe over het rechte tuinpad. 'Goeiemorgen Trijntje. Is Grietje klaar voor vertrek?' 'Ze is klaar.' 'Waar is ze? En waar zijn haar koffers?' 'Ze zit in de kamer. Ze is erg zenuwachtig voor de grote reis. En ook wel een beetje bang, maar ze wil de reis graag maken. Haar koffer staat hier.' Ze wees naar het kleine koffertje. 'Is dat alles voor een maand op reis?' vroeg Arie. 'Ze gaat voor het eerst op reis. Ze kan niet bedenken wat ze mee moet nemen.' 'Nou ja' zei Arie. Wat er niet is, kopen we wel. En volgens mij heeft Vera wel genoeg bij zich voor ons alle drie.' Hij pakte het koffertje en liep ermee terug naar de auto. 92
'Ah, jullie zijn er al.' Grietje stond in de deuropening. Ze keek de twee vrouwen aan. Ondanks haar kennelijke angst voor wat komen ging, leek ze kordaat. 'Wat mij betreft gaan we rijden.' 'Mijn idee' zei Vera. 'Kom, Arie is al bij de auto.' Met zijn drieën liepen ze naar hem toe. Grietje draaide zich om naar Trijntje toen ze de Ford hadden bereikt. Ze twijfelde even, maar omarmde haar zus toen kort. 'Zul je goed voor de dieren zorgen?' 'Natuurlijk' Grietje stapte in de auto. Achterin. Vera en Arie namen ook afscheid van Trijntje. Ze stapten in. Arie startte de wagen en stuurde hem langs de lege straten het dorp uit. 'Waar gaan we heen?' vroeg Vera, toen ze een uurtje onderweg waren. 'Naar Frankrijk toch?' antwoordde Arie. 'Frankrijk is groot.' 'Heb je een voorkeur?' 'Parijs?' 'En Grietje, waar wil jij graag als eerste heen?' 'Naar een Franse supermarkt. Zijn die wel in Parijs?' 'Je kunt het zelf gaan ontdekken' zei Arie. 'Op naar Parijs.' Arie loodste zijn grote wagen gecontroleerd over 's lands rijkswegen; en ook over die van het buitenland. In België was het onmogelijk harder dan 100 kilometer per uur te rijden zonder de CDspeler te laten overslaan. Het wegdek liet het niet toe. Bij Lille begon de natuur te roepen. Drie blazen moesten worden geleegd. Ze stopten bij een grote rustplaats, Aire de Phalempin, even ten zuiden van Lille. Ze namen de afslag en Arie vulde eerst de tank van zijn Ford bij het Totalbenzinestation. Daarna reed hij door en parkeerde zijn wagen in een insteekhaventje vlak bij de boutique. Toen ze hadden geplast, wat hadden gegeten in de cafetaria en wat snoep hadden gekocht in de boutique, gingen ze snel weer verder. Arie accelereerde naar 130, hier kon en mocht dat, en schakelde de cruise control in. 'De auto doet verder het werk. Ik ga even een tukje doen', grapte hij. Tegelijkertijd zag hij in de achteruitkijkspiegel Grietje verstijven van schrik. Hij glimlachtte erom. Grietje zei verder niets en Arie liet het maar zo. Vera hield Grietje ongemerkt in de gaten en speurde naar elk teken dat kon duiden op paniek, maar als daar al sprake van was, dan wist Grietje het goed te verbergen. Na zo'n anderhalf uur reden ze bij Porte de la Chapelle onder de Boulevard Périphérique, de rondweg van Parijs door. 93
'Nu nog een plekje om te slapen' zei Vera. 'Weet jij wat Arie?' 'Ben je gek? Weet jij niks?' 'Je kunt hier overal slapen, maar wat willen we? Duur, sfeer, stijlvol, centrum?' 'Ik wil alles, behalve het eerste, zei Arie.' Arie vervolgde zijn route rechtdoor Parijs in, over de Rue de la Chapelle en de Rue Philippe de Girard. Tot ze op een gegeven moment het station Gare de l'Est passeerden. 'Daar heb je een hotel' zei Grietje. 'En lijkt het je ook wat?' vroeg Vera, 'want er zijn hier honderden en we kunnen nog even door zoeken.' 'Dit lijkt me eigenlijk wel wat', zei Arie. 'We gaan even naar binnen.' Arie parkeerde zijn wagen voor het station. Ze staken de weg over naar het hotel en liepen het in. Na tien minuten liepen ze er weer uit om de koffers te pakken. Een half uurtje werk en ze waren zo goed als ingericht. Ze hadden alle drie een kamer op de vijfde verdieping. Die van Grietje en Vera lagen naast elkaar, Arie had de sleutel voor een kamer drie deuren verder op de gang. Vera was bezig de laatste spullen in de kast te hangen toen er op de deur werd geklopt. Het was Arie. 'Ik heb hier een portemonnee met geld om de boodschappen te doen' zei hij. Dit valt onder de afspraak dat ik de reis betaal. Wil jij hem beheren?' 'Ik ben blij met je vertrouwen Arie. Natuurlijk wil ik dat.' Meteen daarna werd er weer geklopt op de deur. Grietje was binnen gekomen en daarna hadden de drie het hotel verlaten om naar de grote kathedraal van Parijs te gaan. Direct naast het hotel was een trap die Arie, Vera en Grietje namen om in het ondergrondse station Château Landon de metro te nemen naar Châtelet. Vanaf daar was het een paar passen lopen naar de Notre Dame, de eerste bezienswaardigheid tijdens het verblijf in Parijs. Ze liepen door de lange gangen. Het tochtte er behoorlijk, en ineens nam de tocht ontzettend toe. Bovendien ging die toename gepaard met een aanzwellend gebulder en vervolgens een hartverscheurend gepiep. Grietje begon te trillen en te huilen. Ze had zich de hele reis ingehouden, niets wilde ze laten merken, maar ze stond vanaf het begin stijf van de zenuwen. Nu, in de krochten van Parijs, waar monsters kennelijk hun weg zochten onder de boulevards, rues en avenues, werd het haar teveel. Ze raakte helemaal in paniek en lag tussen het vuil op de grond met de handen voor haar oren. Vera deed wat ze kon om haar te kalmeren, maar het mocht niet baten. Pas toen Arie haar onder een luid merde, maar dan in het Nederlands, een gerichte klap in het gezicht gaf, kwam Grietje weer enigszins bij zinnen. Wijselijk besloten ze terug te gaan naar de plaats waar ze de metro waren binnen gegaan. Grietje had zojuist duidelijk gemaakt dat, als het er nog van kwam om 94
weg te gaan vanavond, ze dat niet in de metro gingen doen. Ze liepen de trap weer op naar de ingang van het hotel toen Vera de Strasbourgeoise ontwaarde. Een snelle blik op de kaart en het interieur ontlokte haar het voorstel om eerst maar eens een hapje te eten. Vera zei tegen Arie dat ze wel eerst even naar hun kamer gingen om Grietje op te lappen. Arie vond het best. Hij stapte bij de twee dames in het minieme liftje en drukte op de vijf. Door de sterke koffie begon Grietje weer wat helderder uit de ogen te kijken. Daarna gaf Arie haar een glaasje met de inhoud van een klein flesje whisky uit de hotelbar. Daardoor begon ze zelfs weer te glimlachen. 'Gelukkig maar, want dat flesje kost verdomme wel 6 euro' zei Arie. Toen de tijd rijp was om naar het restaurant af te dalen, vertelde Grietje dat ze maar niet mee ging naar het restaurant. Ze zou het wel redden met een boterham. 'Prima' haastte Arie zich te zeggen, want Grietje in het hotel, betekende géén Grietje in het restaurant. Vera gaf haar haar mobiele telefoon en het nummer van Arie. Daarna vertrokken Arie en Vera naar het restaurant onder het hotel. De brasserie was buitengewoon smaakvol ingericht. 'Als de kok net zo goed is als de binnenhuisarchitect, dan gaan we lekker eten vanavond' zei Arie. Ze kozen voor het enige tafeltje bij het raam dat nog vrij was en kregen door een gedienstige en vrolijke ober de kaart aangereikt. 'Knap van je dat je uit al die honderden restaurants in Parijs precies dát exemplaar vindt met de vrolijke ober' zei Arie. 'Ik heb wat ervaring wat dat betreft. Er zijn meer leuke obers, maar de zeikerds hebben hier sterk de overhand inderdaad.' 'Je bent hier vaker geweest begrijp ik' zei Arie. 'De mooiste stad ter wereld en zo dicht bij. Daar ga je vaak heen.' 'Grietje en ik hebben dus een goeie gids aan jou.' 'Ik hoop het. Hoe vond je het trouwens gaan met Grietje?' 'Het is een angsthaas. De hele dag hebben we geen last van haar gehad, maar dat gedoe van daarnet zegt veel. Ze is nog zo bang als wat.' 'Tja, het zal een hele klus worden' zei Vera, 'maar ze slaapt, en daarom hebben wij even tijd om samen van een lekker Frans diner te genieten.' 'Zeker' zei Arie en hij bedacht wat Vera er precies mee bedoelde. Zat er meer achter die opmerking? Arie vermoedde van wel. Vrouwen zeggen nooit wat ze bedoelen. Uit Vera's woorden bleek dat ze het fijn vond om met Arie samen te zijn. Zou dat alleen voor het restaurant gelden? Als de vrouw onduidelijk is over wat ze wil, zoekt de man onwillekeurig bij elke opmerking naar tekenen die uiteindelijk kunnen leiden tot, in dit geval, de Parijse sponde. 'Het is inderdaad een mooi moment. Samen met jou, de grilligste, brutaalste, mooiste en recht voor zijn raapste vrouw van het Noorden 95
dineren in een mooi restaurant in de meest romantische stad ter wereld.' Arie waagde een gok. Vera lachte een magische glimlach, maar informatie over een toekomstige hete avond op de hotelkamer kreeg hij niet. Het kon ook eigenlijk niet. Ze woonde samen met de Inspecteur, waarschijnlijk nog gelukkig ook. 'Vous avez choisi?' De vrolijke ober informeerde met een niet mis te verstane lach om zijn lippen of de keuze was bepaald. Beiden knikten. Arie bestelde als voorgerecht de garnalen met knoflook en Vera de chêvre chaud. Als hoofgerechten werden voor Arie de schol, en voor Vera de daurade genoteerd. Daarbij nog een mooie sauvignon blanc om alles te vergezellen en een fles bronwater voor de gezondheid. 'Ik moet je nog wat vertellen' zei Vera. 'O?' onwillekeurig somde Arie snel diverse bekentenissen in zijn hoofd op die Vera hem zou kunnen doen. 'Ik ben met Grietje naar Utrecht geweest.' 'Ja' zei Arie 'dat was de reden dat we pas vrijdag zijn gaan rijden.' 'Ja. Ik heb je nog niet verteld hoe dat is gegaan.' 'Moet ik dat weten?' 'Ik denk dat als ik uitverteld ben, je blij bent dat ik je het verhaal heb verteld.' 'Voor de draad ermee.' Vera vertelde over het ochtenddeel, waarin naar de eend in blik was gezocht, maar waarvan van tevoren bekend was dat het in Nederland niet te krijgen was. Althans, Vera wist dat, maar had het met opzet niet aan Grietje verteld omdat ze anders niet te bewegen zou zijn geweest mee te gaan naar Utrecht. Het deel na de uitsmijter was het interessantst geweest. Vera had de stadswandeling langzaam opgebouwd. Eerst alleen de wat minder drukke straatjes gekozen en daarna terug naar het centrum om te eindigen in de boetieks aan de Steenweg en het Vredenburg. Tot genoegen en verbazing van Vera, had Grietje zelf besloten wat winkels in te gaan en had ze uiteindelijk, op advies van Vera wat nieuwe kleren gekocht. Grietje was er nog niet klaar voor om ze meteen aan te trekken, angstig als ze was dat mensen haar zouden nakijken, maar in Frankrijk was er niemand die haar kende. Tijdens deze reis zou het dus best kunnen dat Grietje eens een wat andere soort kleding zou gaan dragen. 'Maar het mooiste ga ik je nu vertellen' zei Vera. Wat bij nader inzien niet helemaal waar was omdat de ober, een ander exemplaar dan de vrolijk glimmende van daarnet maar desalniettemin even innemend, de garnalen en de chêvre chaud kwam brengen. Arie boog achterover toen de man het hete bord voor hem neerzette. Vera deed hetzelfde toen haar bord op tafel werd gezet. Arie zag dat hij vijf grote gamba's te lijf moest gaan, die alle vijf hun jasje nog aan hadden en op het moment 96
kokend heet waren. Pellen moest met de hand, dus geduld was geboden. Vera proefde meteen van haar warme geitenkaasjes. Omdat Arie nog even moest wachten, schonk hij de sauvignon blanc in de glazen en het bronwater in andere. Ze proostten op een mooie reis en een goede gezondheid. 'En nu ga je me het mooiste vertellen' zei Arie. 'Ik had het eerst helemaal niet in de gaten' begon Vera, 'maar op een gegeven moment werd de binnenverlichting van wel heel veel panden opmerkelijk rood.' Arie begon al te lachen, 'en het aanbod in de etalages was waarschijnlijk ook gaandeweg veranderd van entrecôtes naar levend vlees' vulde hij aan. 'Inderdaad' zei Vera, maar toen stonden we er al midden in. En juist op die momenten kijkt Grietje niet naar de straattegels, maar bekijkt ze alles onderzoekend. 'Natuurlijk, dat zal je net zien..' 'Ik probeerde zo snel mogelijk een straatje te vinden zonder dames om via die route te proberen weg te komen. Ik kon me namelijk niet voorstellen hoe ik Grietje seksuele voorlichting moest gaan geven. Gelukkig was er een straatje dat aan mijn eisen voldeed, en we liepen het in. Aan het einde ervan was een winkel met seksartikelen en wat denk je?' 'Grietje vroeg wat die spullen allemaal waren?' Arie voelde aan zijn garnalen en besloot dat ze genoeg afgekoeld waren om te pellen. Hij nam er een, draaide de kop eraf en pelde de staart bijna helemaal af. Hij kneep in het laatst overgebleven puntje schil en trok het vlees eruit. Ze waren heerlijk. 'Nee, ze liep gewoon naar binnen.' Arie proestte het bijna uit. 'Ach Jezus; ze kreeg de ene schok na de andere, natuurlijk.' 'Dat wil ik graag geloven' zei Vera, maar dat was niet zo. Natuurlijk was ze verbaasd over wat ze zag, maar ze was duidelijk niet geshockeerd. Ik heb er eens over nagedacht en ik heb er een theorie over. Je moet bedenken dat alles wat ze die dag zag en beleefde, nieuw voor haar was. En van alles wat ze die dag zag, dacht ze dat het bij de grote stad hoorde. De enorme drukte, de vreemde kleding, het vaak onpersoonlijke gedrag van mensen, en dus ook de seksartikelen. Die hoorden net zo bij de grote stad als al die andere dingen. Voor haar was het meisje met een navelpiercing of de CD van Nirvana net zo ongewoon als een winkel vol seksartikelen. Ze was niet in staat om een grens te trekken. ' 'Dus jullie hebben de CD van Nirvana gekocht?' grapte Arie. 'Nee' zei Vera, 'drie vibrators, een opblaaspop en een robosuck.' De ober met de onverwoestbare glimlach bleek ook over een snelle reactie te beschikken. Toen hij bij Arie de methode van Heimlich had toegepast en de tweede garnaal met een boogje Aries 97
luchtpijp had verlaten, had hij hem op zijn stoel terug gezet en een glas bronwater voorgezet. Arie kwam langzaam bij, maar de overige drie garnalen waren inmiddels te koud om lekker te zijn. Daarom kreeg hij van het restaurant een nieuwe portie. Vera voelde zich bijna schuldig dat ze dit verhaal had verteld tijdens het eten, zodat verstikkingsgevaar niet was uitgesloten. Ze bood Arie haar excuses aan, maar die lag nog steeds in een deuk en wimpelde het weg. Toen Arie zijn lach weer onder controle had, begon hij van zijn nieuwe portie gamba's te eten. Niet veel later kwamen de hoofdgerechten. Arie en Vera spraken tijdens het eten over koetjes en kalfjes, en Vera bewaarde de rest van haar verslag van het dagje Utrecht nog maar even. Stel je voor dat de ober nogmaals een levensreddende handeling moest uitvoeren. Na de vis, bestelde Vera een koffie met een likeur. Arie verkoos de Remy Martin. 'Wat is eigenlijk een robosuck?' vroeg Arie. 'Een soort vrouwelijke melkboer. Aangezien het ter bevrediging van mannen is, had Grietje er helemaal niks aan. Ik heb haar nog proberen tegen te houden, maar ze wilde het ding beslist hebben.' Arie lachte. Wat een begin van deze reis. Hij begon steeds meer zin in het vervolg te krijgen. Op stap met twee volslagen verschillende vrouwen, en ieder op haar eigen manier en in meer of mindere mate gek. 'Wat gaan we morgen doen?' vroeg hij Vera. 'Wat is geschikt om, met een vrouw die bang is in de metro, een bezoek te brengen in Parijs?' 'Centre Pompidou. En, wat we gisteren al van plan waren, de Notre Dame is daar vlak bij.' 'Oké' zei Arie. 'Ik heb het eigenlijk niet zo op kerken, maar ik ga wel mee.' 'Als jij het niet zo op kerken hebt, hoe kom je dan aan zo'n spreuk als nutrimentum spiritus' vroeg Vera. 'Het feit dat ik er niets van moet hebben, wil niet zeggen dat ik er niets van af weet. Laten we het houden op een onderbouwde ontkenning. Ik kan er niet goed tegen dat in de naam van god en over de ruggen van gewone mensen prachtige bouwwerken werden gebouwd en in de grootste weelde werd gebaad.' 'Dat is wel heel lang geleden, Arie. Die gebouwen zijn hartstikke oud. Haal je niet een beetje oude koeien uit de sloot? Als de negers in Amerika nu excuses vragen voor wat hun is aangedaan in de tijd van de slavernij, dan zeggen we toch ook dat ze het verleden een keer moeten laten rusten?' 'De slavernij is afgeschaft, de Rooms Katholieke kerk niet. En ze doen nog steeds dingen die niet door de beugel kunnen. 'En die bouwmeesters waren nog viezeriken ook. Net als de priesters uit het recente verleden die verantwoordelijk waren voor de zorg van jonge kinderen' Vera keek hem vragend aan, maar Arie ging verder. 'Heb je wel eens gelet op de toegang tot de kerkgebouwen?' 98
Vera probeerde zich de voorkant van de Notre Dame voor de geest te halen. 'Volgens mij zijn er verschillende toegangen aan de kant van het plein.' 'En boven die toegangen hebben de bouwmeesters een zogenaamde gothische boog geplaatst met allemaal versieringen. Zie je het een beetje voor je?' 'Ik weet wat je bedoelt.' 'Neem me niet kwalijk als ik grof wordt, maar die opening lijkt erg veel op een vrouwelijk geslachtsdeel, als we meenemen dat de zogenaamde gothische boog fungeert als een clitoris.' 'We zijn er weer, Arie de Groot. Zijn er wel eens momenten dat jij niet aan seks denkt?' 'Ik geef toe dat ik, sinds ik niet meer aan geld verdienen hoef te denken, meer tijd heb om aan seks te denken.' Arie zei het met een brede glimlach om zijn lippen. Vera zag de lol er ook wel van in en zei dat ze stond te popelen om deze stelling van Arie bevestigd te krijgen. Ze waren voldaan van spijs en drank. Arie dronk zijn laatste cognac en vond dat hij nu nog wat aan zijn gezondheid moest doen. 'Laten we nog een stukje lopen en genieten van de lichtstad bij avond. Grietje heeft mijn telefoonnummer. We gaan niet ver.' Bij het ontbijt at Grietje alsof ze vijf dagen niets had gehad. De dag van gisteren had buitengewoon veel energie genomen. Het buffet met diverse broodjes, beleg, vlees, kaas, eieren, gebakken spek, koffie, thee en vruchtensappen moest speciaal een keer voor haar worden aangevuld. Vera en Arie waren bijna aan een andere tafel gaan zitten wegens plaatsvervangende schaamte. 'Ik mag straks wel even informeren of ik nog moet bijbetalen voor wat ze allemaal zit op te eten. Het lijkt verdomme wel een puinbreker.' 'Wat gaan we vandaag doen?' vroeg Grietje tussen een stokbroodje roerei met spek en een chocoladecroissant in. 'Waar wil je naar toe? Behalve de supermarkt, natuurlijk. 'We waren toch op weg naar een grote kerk, gisteren? Daar wil ik wel naar toe.' 'Oké, de Notre Dame dus. Dat komt goed uit, want Arie en ik hebben het daar gisteren ook nog over gehad. Luister Grietje. Wij vinden het het gemakkelijkst als we in Parijs met de metro reizen. Het verkeer is altijd een chaos hier en met de metro ga je overal onderdoor. Gisteren waren we daar ook, en toen ben je in paniek geraakt.' 'Ik weet nog dat ik enge dingen hoorde en allemaal warme stinkende lucht voelde. Daar ga ik niet meer heen.' 'Dat gebulder en gepiep waren de treinen die onder de grond rijden. Het geluid onder de grond klinkt veel harder dan dat van treinen boven de grond. De lucht komt uit de gangen waar die treinen in rijden. Er is dus helemaal niets bijzonders aan de hand daar. Zullen we het gewoon weer eens 99
proberen? We kunnen ook niet van Arie verlangen dat hij ons overal in zijn auto naar toe rijdt in een stad waar het zo druk is. Bovendien zijn we er met de metro veel sneller.' Grietje zei na herhaald aandringen van Vera uiteindelijk dat ze het wilde proberen en dus maakten ze zich andermaal klaar om de beproevingen van de Parijse metropolitain te trotseren. Ze hoefden niet over te stappen en niet op zoek naar een correspondance. In station Châtelet stapten ze uit en gingen naar boven. Ze kwamen uit op een plein met een grote zuil in het midden. Op die zuil stond een goudkleurig figuur; een soort engel. Arie, Vera en Grietje liepen over het plein naar de Seine, en daar zagen Arie en Grietje aan hun linker kant voor het eerst de twee torens van de Notre Dame. Via de Quai de Gevres en de Pont Notre-Dame liepen ze over de Seine Ile de la Cité op. Na een stukje rechtdoor lopen, kwamen ze op het plein voor de Notre Dame. Grietje was onder de indruk. 'Tja, maar het is wel katholiek' zei Arie. 'Hier heeft de pastoor vast met een hoop Franse kindertjes gespeeld.' 'Arie!' Vera sprak met een vermanende toon.' 'Ja?' 'We laten de actualiteiten even achterwege deze reis.' 'Natuurlijk, de waarheid mag niet gezegd worden.' 'De waarheid mag wèl gezegd worden, maar je moet het goede tijdstip erbij zien te vinden. Nu even niet.' 'Dat zeiden die kinderen vast ook.' 'Arie, hou op.' 'Oké, oké.' Ze liepen het plein over naar de kerk toe en bleven even staan bij Point Zéro des Routes de France, vlak voor de kathedraal. Vera zag de vrouwelijke vormen die Arie gisteren bedoelde. Ze had al eens gelezen dat er meer mensen waren die dezelfde gelijkenis verkondigden, maar zij was niet erg onder de indruk. 'Ik wil er eigenlijk wel even in' zei Grietje. 'Natuurlijk gaan we er in' zei Vera. 'Arie wacht wel even in een kroeg hier ergens in de buurt. We bellen je wel als we klaar zijn.' 'Ik mag niet mee, begrijp ik.' 'Nee, jij mag niet mee. Ten eerste vanwege de opmerkingen die je net maakte. Ten tweede omdat je me gisteren vertelde dat je niet veel op hebt met de kerk en ten derde omdat, als je meegaat, we straks in een lastig parket kunnen raken.' 100
'Hoezo, lastig parket?' 'Jij had het gisteren over vrouwelijke geslachtsdelen...' 'Ja ... en?' '... dat de deur, zeg maar ..., een vrouwelijk opening representeert?' 'Ja, ik weet wat ik heb verteld' zei Arie.' 'Nou, als dat zo is, als de toegang van de kerk zo op een kut lijkt, dan wil ik niet weten hoe Onze Dame straks met haar klokken gaat luiden als een grote lul als Arie de Groot door die opening naar binnen gaat.' Arie was stil. Hij kon even niet geloven wat Vera net had gezegd. Daarna lachte hij zoals hij nog nooit had gelachen. Toen hij even later in bar brasserie Le Notre Dame een koffie bestelde, veegde hij pas de laatste tranen uit zijn ogen. De volgende dag stond de Eiffeltoren gepland, maar omdat het regende, leek het Vera beter om wat anders te gaan doen. Grietje protesteerde. Het leek haar geweldig op een hoogte van driehonderd meter over deze geweldige stad te kijken. Ze zag natuurlijk ook wel dat het regende, maar die paar drupjes... Vera stelde vast dat het geen paar drupjes waren. De neerslag kwam nu toch echt wel in serieuze hoeveelheden naar beneden en het argument dat je in dergelijke weerstomstandigheden op driehonderd meter niets van de stad zou zien gaf de doorslag bij Grietje om er toch maar vanaf te zien. Vera stelde voor om naar Musée d'Orsay te gaan, maar daar had Arie geen zin in. Daarom splitsten ze zich op. Arie ging alleen een kijkje nemen op La Grande Arche. Vera en Grietje gingen hun eigen weg. Grietje had zo alle tijd om met Vera van gedachten te wisselen over haar zorgen om de erfenis, die ze toch wel had. Vera handelde zoals Grietje had gehoopt. Ze zei dat ze, nu ze toch in Frankrijk waren, een kijkje gingen nemen. 'We hebben geen reisschema en kunnen er zo langs rijden. Ik praat wel met Arie.' Grietje was er blij om. Daardoor genoot ze ook van al het prachtigs in het museum. Vooral de verschillende kathedralen van Monet vond ze mooi. Mede door de vermoeidheid en de locatie van het bankje bij deze schilderijen, bleef ze er een goed kwartier naar zitten kijken. Ze hadden het museum nog lang niet helemaal bekeken. Dat kon ook niet vanwege de omvang, maar om kwart over twee vond Grietje het welletjes. Ze besloten ergens een verlate lunch te kopen. Dat lukte bij een klein standje bij de Tuilerieën. Ze kochten een hotdog met ketchup en hele scherpe mosterd en gingen op een stenen ballustrade zitten eten. 'Zit ik toch nog met jou een broodje te eten op een koude steen' zei Vera. Beiden glimlachten. 'Maar dit is wel beter dan Vredenburg' voegde ze nog toe. 'Hoe vind je de reis?' 'Spannend..., maar mooi.' 'Ik vind dat je het goed doet. Je hebt moeite met dingen, maar we zijn een paar dagen weg en moet je eens kijken waar je nu zit?' 101
'Ik voel me goed bij jou.' Grietje dacht even na. 'En bij Arie ook wel, geloof ik.' Vera zag de lichte twijfel toen Grietje de woorden uitsprak 'Arie is een brombeer die woorden gebruikt die jij waarschijnlijk niet over je lippen krijgt. Maar ik vind hem een gouden kerel' zei Vera. 'Wat denk je..' Vera monsterde Grietje vanuit de uiterste hoek van haar gezichtsveld terwijl ze deed alsof ze naar de karpervijver zat te staren, '... is het tijd om je eens mooi te maken voor mijnheer De Groot en de rest van de wereld?' Grietje nam gedachteloos een hap van haar broodje. 'Wat vind jij?' 'Daar gaat het niet om. Jij moet er aan toe zijn. Ik denk wel dat je hier veilig wat aan je uiterlijk kunt doen. Niemand kent je, hier is alles wat ooit in de modewereld is uitgevonden te koop en Bierrum is ver weg.' Dat Bierrum ver weg was, was niet meteen de vaststelling waar Grietje op dat moment op zat te wachten. Vera herstelde zich snel door te zeggen dat ze toch vond maar eens te gaan kijken wat er allemaal te koop was in Parijs. Ze gingen op stap. Óp naar Printemps. Arie had boven op de Grande Arche gestaan maar het uitzicht viel tegen door het weer. Nu had hij de terugreis aanvaard. Hij zat in de RER-trein die ook alweer naar Châtelet ging; en verder natuurlijk. Hij pakte zijn I-Phone uit zijn binnenzak en zocht in de telefoonlijst naar Vera. Hij belde haar. Toen hij haar had gesproken en de verbinding verbrak, had hij afgesproken Grietje en Vera te ontmoeten op een plaats bij Place des Vosges, om van daar uit een eetgelegenheid te vinden. Arie stapte uit bij Gare de Lyon en liep het stukje dat een van de bloederigste hoofdstukken uit de Franse geschiedenis representeerde. Via de Bastille naar het plein waar in korte tijd honderden, zo niet duizenden koppen letterlijk hadden gerold. Nu rolden er alleen nog auto's. Niet ideaal, maar beter. Toen Arie de afgesproken plek had bereikt, zag hij de twee dames nergens. Hij besloot van de gelegenheid gebruik te maken om een rondje over het plein te maken. Arie bevond zich in een ruimte tussen vier mooie, gelijke gebouwenrijen, die was ingericht als een soort park, afgeschermd door hekken. De zon brak door en de warmte viel langs de wolken op het plein. Op de bankjes zaten mensen die genoten van de plotselinge lekkere temperatuur. Hij bekeek de gebouwen, de winkeltjes en een enkele menukaart die door een restaurant buiten was opgehangen. Natuurlijk bekeek hij ook de meisjes die er liepen. Het waren er niet veel, maar wat er liep was mooi en zomers gekleed. Heerlijk. Hij zag er twee op een bankje zitten. Joh, ze zwaaiden naar hem. Verrek, het was Vera, maar die ander dan? Mijn god... Hij liep langzaam naar het bankje toe, voortdurend naar de vrouw naast Vera turend. Nee... Arie lette niet op waar hij liep. Hij liep zowel over de voetpaden als de zorgvuldig aangelegde gazonnen. Hij liep gewoon door, geobsedeerd door de vrouw naast Vera: Grietje? Dat kon toch niet. 102
De logica dwong hem tot de conclusie dat het Grietje inderdaad was, maar het was een andere vrouw. Of niet? De voetpaden waren van de gazonnen gescheiden door inelkaar grijpende boogjes die in de grond waren geprikt. Arie de Groot bleef met zijn rechter voet achter een van de boogjes haken en ging meedogenloos op zijn plaat. Gelukkig viel hij in het gras, zodat de verwondingen te verwaarlozen waren, naar achteraf bleek. Zijn kleren, handen en gezicht waren groen van de chlorofyl uit het gras, toen hij het laatste stukje naar de dames toe liep. 'Ik zie dat ik nu met twéé lekkere wijven op stap ben.' 'Arie de Groot' zei Vera, het is echt altijd hetzelfde met jou; kun jij je complimenten ook op iets anders baseren dan op seks?' 'Moeilijk, moeilijk, Vera. Jezus Grietje, wat zie jij er anders uit.' 'Jij anders ook.' Het was een schot voor open doel, maar Grietje scoorde. Het was het eerste doelpunt in haar leven. 'Ja, ik moet me denk ik even ergens opfrissen. Even ontgroenen.' Grietje zag er prachtig uit. Ze was mooi opgemaakt, gekapt, geschoren en ze was mooi aangekleed. Dit was niet de Grietje van der Wal meer die Arie kende. 'You did a hell of a job' zei hij tegen Vera. Dit is een mooiere metamorfose dan die van een rups tot vlinder.' 'Dank je, Arie. Zo'n compliment hoor ik graag. Maar Grietje heeft er zelf ook veel aan gedaan. Zij moest over een enorme drempel heen en ik heb haar bijgestaan in haar keuzes. Het is goed gelukt.' 'Dit zal ook wat gekost hebben' zei Arie. 'Het was niet voor niks, inderdaad.' 'Ik voel me in jullie gezelschap ineens wel een beetje belabberd. Zullen we een restaurant zoeken waar ik me ook even kan opknappen?' 'Prima.' Ze stonden op en liepen het park uit naar het restaurant waar Arie de menukaart had zien hangen. 'By the way' zei Vera ... 'Ja?' 'Die portemonnee die je me hebt gegeven voor de boodschappen moet binnenkort weer worden bijgevuld. Regel je dat even, Arie?' 'Hoe kan dat nou? Er zat nog tenminste ...' Ineens realiseerde Arie hoe het kon dat de portemonnee leeg was. 'Wat een stel kolerebitchen zijn jullie!' 'Tja Arie' zei Vera, 'met twee lekkere wijven op stap heeft zijn prijs.'
103
Op woensdag reden ze Parijs uit. Arie had Vera, tegemoetkomend aan haar wens om ook eens in de Ford te rijden, achter het stuur gezet. Ze had nog tegengestribbeld omdat ze niet in Parijs wilde rijden, maar Arie had dat afgedaan als typisch voor een vrouw. Voorwaarden stellen en als eraan voldaan werd de voorwaarden weer veranderen. Nu, of nooit meer en ook niet meer zeuren. Vera had eieren voor haar geld gekozen en was gaan rijden. Onderweg reden ze langs een enorme supermarkt. Daar stopten ze even om boodschappen te doen. Grietje taalde in eerste instantie niet naar de confit de canard; pas toen Arie zei waar de blikken waren te vinden, ging ze ernaartoe en pakte er drie. Arie zag het en vond dat ze nog maar wat mee moest nemen; er was plaats genoeg in de auto. Maar Grietje vond drie genoeg. Ze hervatten de reis. 'We hebben het er helemaal niet over gehad waar we naar toe gingen' zei Vera. Wat heb je ingetoetst?' 'Nog niets, maar Grietje vond de kust wel wat. Ze heeft nog nooit een echte zee gezien. Grietje zat op de achterbank en pakte het gele Michelin-kaartenboek. Ze bladerde en wist zich er geen raad mee. Arie zag het en bood zijn hulp aan. 'Hier zitten we.' Hij zette zijn vinger op de overzichtskaart voor in het boek, en bladerde verder naar de grote kaarten. 'En hier is de kust, maar die is heel groot in Frankrijk.' Grietje bladerde een tijdje en wees ineens een plaats aan. 'Honfleur' zei ze. 'Is dat wat?' 'Waarom Honfleur? Wat is daar dan?' 'Ach, zomaar ...' Vera en Arie keken elkaar aan. 'Is dat wat? Honfleur?' vroeg Arie. Vera antwoordde dat het een heel leuk vissersplaatsje was. 'Oké' zei Arie, 'dan gaan we naar Honfleur.' En hij tikte de bestemming in in de tomtom. 'Grietje wilde eigenlijk ook nog een kijkje nemen bij haar boerderij. Kun je daarmee leven?' vroeg Vera. 'Prima. Sinds ze er van mijn geld zo fantastisch uitziet, kan ze bij mij een potje breken. Maar het lijkt mij logischer eerst Normandië te bezoeken, omdat we net uit het Noorden komen en de boerderij redelijk noordelijk staat.' 'Ik vind het goed, jij ook Grietje?' 'Ik ook.' 'Gaan we weer in een hotel of kunnen jullie ook leven met een gîte?' vroeg Vera. 'Een vakantiehuisje.' 'Dat lijkt me erg prettig. Ik heb het persoonlijk niet zo op hotels en het voordeel van zo'n huisje is dat we zelf kunnen koken' vond Arie. 'Kook jij wel eens, dan?' 104
'Heel eigenlijk bedoel ik natuurlijk jullie.' 'Zie je wel? Grietje, wij moeten het weer doen.' 'Nou', zei Grietje. Arie heeft zoveel in me geïnvesteerd dat ik best voor hem wil koken. Alleen die Franse dingen die je hier moet kopen, ik weet niet goed wat ik daarmee moet.' 'Zit daar maar niet over in. Wij doen het gewoon samen.' Tomtom zei dat Vera rechts aan moest houden. Bijna bij Rouen, nog 95 kilometer naar Honfleur. In het centrum van Honfleur kozen ze een klein restaurantje voor de lunch. Jammer genoeg regende het, zodat het eten binnen moest worden geserveerd. En de terrasjes leken zo gezellig! Het eten maakte veel goed. Een salade voor Grietje en Vera, Arie nam een vissoep met brood want van Vera mocht hij geen hamburger met patat nemen. Dat was maar goed ook, want hij smulde ervan, zodanig dat hij een tweede kom bestelde. 'Waar gaan we wonen, de komende dagen?' vroeg hij, de tweede kom soep uitvegend met het laatste stuk brood. 'Honfleur of zo?' 'Zou kunnen, .. zou kunnen. Er wordt gefluisterd dat het er erg mooi is en dat je er lekkere soep kunt kopen.' 'De vraag moest waarschijnlijk zijn hoe we aan een adresje komen' zei Vera. 'Ik beken. Ik ben niet duidelijk geweest. Ik was duidelijk nog onder invloed van de soep.' 'We zouden het via de Franse VVV kunnen proberen' stelde Vera voor. 'Goed' zei Arie, 'hoe heet zoiets in het Frans?' 'Office de Tourisme of Syndicat d'Initiative.' 'Die heb ik net gezien volgens mij. We zijn er langs gelopen toen we op zoek waren naar een restaurant.' Weer was het Grietje die de anderen verbaasde door haar oplettendheid.' 'En wij maar denken dat je alleen maar stoeptegels ziet.' 'Die beginnen wel te vervelen na zoveel jaar.' Ze verlieten het restaurant. Het was opgehouden te regenen en vanuit zee begon het op te klaren. Ze liepen in de richting die Grietje aangaf en kwamen na een minuut of drie bij het Office de Tourisme aan. Daar kregen ze een lijstje met gîtes. De dame achter de balie belde zelf met de eigenaar van een huisje. Het was nog vrij. De dame gaf Arie een plattegrond en een adres. Toen ze weer bij de auto waren, toetste Arie het adres in de navigator en reden ze Honfleur uit. Even daarna ging de weg omhoog en toen ze bij het huisje waren, waren ze weer in Honfleur, of beter gezegd, er boven. Op het bergkammetje dat eraan grensde. Ze huurden het huisje voor een week. Daarna was het weer bezet. De eigenaar benadrukte wat voor geluk ze hadden omdat de gîte deze week aanvankelijk 105
verhuurd was, maar ook geannuleerd. Het huisje was niet groot. Er was een knusse huiskamer, een goed ingerichte keuken, twee slaapkamers en een klein tuintje. Twee slaapkamers! 'Probleem' zei Arie. 'Hoezo? Probleem?' 'Twee slaapkamers. Dat is een probleem; we zijn met zijn drieën.' 'O ja' zei Vera, 'en hoe wil Arie de Groot dat probleem te lijf gaan?' 'Iemand zou op de bank kunnen slapen' zei Arie. 'Maar dat heeft niet mijn voorkeur.' Vera begon al te lachen. 'O?' 'Nee, want dan weet ik al wie er op de bank moet. En dat is niet eerlijk want ik betaal de reis en ik wilde Grietje in eerste instantie niet mee hebben.' 'Dus Grietje gaat op de bank?' 'Wat mij betreft niet, want ik zei net al dat ik niet voor deze oplossing was. Een andere oplossing is dat er twee op één kamer slapen.' 'En dat heeft jouw voorkeur?' 'Als ik inspraak heb in de samenstelling wel.' Vera liet een harde lach horen. 'Maar die heb je niet' zei ze, 'want dan weet ik al wie er bij Arie op de kamer moet.' 'Maar ik ...' 'Grietje en ik gaan op de kamer met de twee eenpersoons bedden. Jij gaat alleen in het tweepersoonsbed in de andere kamer.' 'Ach, ik kon het proberen.' 'Ja, je kon het proberen, maar laat ik voor eens en altijd duidelijk zijn...' Arie ging al schrap staan voor de uitbrander, '...dat ik een andere tactiek nodig heb. Ik reageer alleen op een rechtstreekse aanpak.' Arie stond Vera verbluft aan te kijken. Vrouwen zeiden nooit wat ze wilden en wat ze vonden? En zei Vera nu eigenlijk net niet dat het juist híj was die niet zei wat hij wilde? Hij probeerde haar woorden te wegen. Betekende het dat als hij zijn taktiek aanpaste, er iets mogelijk was tussen hen? Hij wist het niet. Ze draaiden maar om elkaar heen en hun relatie was totaal onduidelijk. Arie realiseerde zich dat het de bedoeling was dat ze nog een tijdje met elkaar opgescheept zaten. Daarom oordeelde hij dat het beter was om zijn aanpak niet meteen te veranderen en Vera nu niet meteen recht voor zijn raap te vragen of ze met hem naar bed wilde. 'Als jij dat wilt, dan ga ik wel in het tweepersoonsbed.' 'Het maakt mij helemaal niets uit of jij wel of niet in dat tweepersoonsbed slaapt' zei Vera. 'Ik ga er alleen niet naast liggen. Als je dat wilt, dan moet je andere vragen stellen.' 106
'Het is duidelijk.' Arie liep naar de auto die buiten op het plaatsje stond en liep daar Grietje tegen het lijf. 'Hebben jullie ruzie?' 'Nee, we hebben geen ruzie. We hebben het alleen gehad over de kamerindeling en daar waren we het in eerste instantie niet over eens.' 'Nu wel?' vroeg Grietje. 'Nu wel.' 'Dus mij wordt alleen meegedeeld waar ik slaap.' 'Als je ideeën hebt, dan hoop ik dat je die aan ons vertelt. Het is geen uitgemaakte zaak. Bovendien vind ik de kamerindeling geen ruzie waard.' Arie vertelde wat hij met Vera had besproken en Grietje kon zich daar in vinden. Ze pakten hun tas uit de auto en gingen naar binnen. Daarna moest Arie nog twee keer lopen om de bagage van Vera boven te krijgen. Toen Vera naar de supermarché reed, was Arie een rondje gaan lopen. Grietje en Vera hadden spaghetti op het menu gezet en Vera reed samen met Grietje in Aries Ford naar de winkel. Toen ze alle boodschappen bijelkaar hadden gezocht, in de kar hadden gedaan en zouden afrekenen, bedachten ze dat ze nog een stokbroodje moesten kopen. Ze liepen naar de bakkerij-afdeling, maar de broden lachten hen niet toe. Ineens realiseerde Grietje zich dat ze onderweg een bakkerij had gezien. Vera rekende haar boodschappen af, legde ze achterin de auto en ze reden naar de bakker die Grietje had gezien. Vera twijfelde of ze hier op de heenweg ook langs waren gekomen, maar ze wimpelde het weg omdat ze niet goed was in topografie en geografie. De bakkerij was nieuw. Er was veel glas en de handel was mooi verlicht. Er waren nog stokbroden en er was maar één klant voor haar. Deze klant had al afgerekend en vertrok. Tot Vera's grote verbazing begon Grietje een gesprek met de vrouw achter de balie. Grietjes Frans was ronduit slecht, maar de vrouw verstond het omdat ze het wilde verstaan. Ze vertelde over de eigenaar en over haar man, René heette hij. Het ging over wegpesten en slechte contracten. De eigenaar was een man die meerdere zaken had, maar ten koste van kleine ondernemers. Ook de man van de mevrouw achter de balie was een bakkerij begonnen, en hij was weggepest. Omdat er toch moest worden gegeten, had de man uit arren moede een baan geaccepteerd bij de man die hem had weggepest. Iedereen die het wilde horen mocht het weten wat voor zwijn Patrick Brillat was. Vera bestelde een pain en een baguette, rekende af en vertrok samen met Grietje. 'Waar ging dat over?' vroeg ze Grietje. 'Ach, ik had eens gelezen over een bakkerijterreur in deze omstreken en ik heb eens gevraagd wat er 107
nu aan de hand was.' 'O' zei Vera. Maar ze vond het maar een vreemde bedoening. En ze vergat het voorval snel. 'Wat vind jij van Grietje?' 'Het gaat goed met haar' antwoordde Vera. 'Ze wil veranderen, ze krijgt zin in het leven. Ze is opmerkzaam...' 'Ik vind dat ze veel te snel gaat' zei Arie. Ze heeft 34 jaar als een kluizenaar geleefd.' 'Wees blij dàt het zo snel gaat. Mopper nu eens niet op haar maar wees blij! Als Grietje zich niet zo snel zou aanpassen als ze nu doet, was het ook niet goed want dan zat ze je alleen maar in de weg.' 'Vierendertig jaar Bierrum, Vera! Niets anders dan een gat als Bierrum. Het is onmogelijk om vanuit die toestand te bereiken wat Grietje ons nu laat zien. Ze koopt seksartikelen, gaat mee op reis naar het buitenland, muteert van een lelijke rups in een vlinder, praat met twee woorden, handhaaft zich in Parijs... In Parijs nota bene. En dat allemaal in één week! Dat kan niet als je in al die vierendertig voorafgaande jaren alleen je zus, de kerk van Bierrum, de moestuin en alle tegels ertussen honderdduizend keer hebt gezien. Bovendien is ze hier om die eend te kopen, en in de supermarkt neemt ze maar drie blikken mee.' 'Wat wil je zeggen, Arie? 'Dat het me niet lekker zit.' 'Wat zou er volgens jou aan de hand moeten zijn?' 'Grietje is niet zo onschuldig als ze ons wil doen geloven.' 'Ach, ga toch weg Arie. Wat een onzin! Wat zou ze volgens jou allemaal uitspoken waar wij geen weet van hebben? Smokkel? Witwaspraktijken? Kinderporno? Kijk haar eens goed in de ogen en je weet dat het niet waar is.' 'Ik ben daar helemaal nog niet zo zeker van. Het zal niet meteen zijn wat jij nu zegt, maar dat ze een hele poos in ons dorp het introverte poppetje heeft gespééld, en niet wàs, is voor mij wel duidelijk. Als je het mij vraagt, dan heeft ze heel stiekem al lang een mobieltje en keek ze ook wel eens televisie. Haar verbazing is af en toe heel groot en oprecht, dat geef ik toe; maar die zou veel groter zijn geweest als ze vooraf van niets had geweten.' 'En die metroscene in Parijs dan?' 'Die was echt. Maar in de huiskamer in Bierrum heb je ook niet de mogelijkheid te ervaren hoe het is in de tunnels onder Parijs met het gepiep en de vieze wind.' 'Blijft dit bij een vermoeden of heb je wat meer dan dat?' 'Het blijft even bij een vermoeden, dus ik doe er ook niets mee. Nog niet.' 'Later wel?' 108
'Alleen als ik meer weet. Niet eerder; en misschien dan ook wel niet eens.' 'Oké, dan is het goed.' On a day like today, we past the time away Writing love letters in the sand How you laughed when I cried, each time I saw the tide Take our love letters from the sand. Arie stond onder de douche en had het laadje Pat Boone opgengetrokken. Hij zong uit volle borst deze tearjerker in de kleine cabine van de gîte. Toen hij klaar was, droogde hij zich af, opende de badkamerdeur en keek de gang in om vast te stellen of één van de dames in de buurt was. Heimelijk hoopte hij op een toevallige confrontatie met Vera, maar die wist dat hij onder de douche stond, dus die wens zou niet gematerialiseerd worden, zo was zijn overtuiging. Arie liep het kleine halletje door naar zijn slaapkamer. Hij was spiernaakt, zijn kleren lagen op bed. En Vera zat ernaast. Ze stond op toen Arie binnenkwam, ze omhelsde hem, gaf hem een kus in zijn nek, deed een stap naar achteren en bestudeerde zijn geslacht. Door de schok was daar niet veel meer van over. 'Weet je zeker dat je geen meisje bent?' lachte Vera. Arie zei nog steeds niks. 'Nou ja, goed. Wat ik wilde zeggen' zei Vera, 'dít bedoel ik met rechtstreeks. Ze gaf Arie nog een klap op zijn blote billen en liep daarna snel de trap af. 'Grietje en ik hadden spaghetti bedacht voor vanavond. Kun je daarmee leven?' 'Uh, Vera?' De spaghetti had gesmaakt. Ze hadden met zijn drieën een wandeling gemaakt en hadden op een bepaald punt een prachtig uitzicht gehad over Honfleur en in de verte de elegante Pont de Normandie, over de monding van de Seine. Grietje had, gewoontegetrouw, voor een vroege bedgang gekozen. Vera was bezig met een laatste glas wijn. Ze had haar schoenen uitgedaan en in een hoek gegooid, en zat nu genoegelijk in een hoek van de bank, haar voeten onder zich getrokken. Arie wilde beginnen over de gebeurtenis in zijn slaapkamer, maar kon geen woorden vinden. Bovendien werd hij afgeleid door zijn gesprekspartner. Hij kon zichzelf niet verhinderen naar Vera's prachtige benen te kijken; haar voeten waren gedeeltelijk te zien met de onberispelijk rood gelakte teennagels. Zelfs haar handen waren mooi, haar vingernagels, ook rood; haar armen. God, was dit wat wordt bedoeld met de Tantaluskwelling? 'Je zit weer te kijken, Arie.' 'O, ja. Sorry.' 'Wat wilde je zeggen?' 109
'Ik, uuh... Daarstraks uuh... Die uuh... rechtstreekse aanpak. Je weet wel, uh.. dat ik ...' 'Dat weet ik nog wel, Arie. Ik weet precies wat ik zei en in welke context ik het zei. Wat mij op dit moment verbaast is dat hier iemand tegenover mij zit die een florerende keten electronicawinkels heeft opgezet en mij nu stotterend zit te vragen wat rechtstreeks is. Ik heb nog nooit een winkeltje gerund, laat staan een filiaalbedrijf met 25 vestigingen, maar ik kan me voorstellen dat je dat niet lukt als je om de hete brij heen draait. De eigenschap doortastendheid lijkt mij daarbij een absolute voorwaarde.' 'Dat is absoluut waar, maar ..' 'Nee Arie, niet maar. Zeg wat je wilt zeggen.' Ik heb jou ooit eens horen zeggen dat vrouwen niet zeggen wat ze vinden. Wat dat betreft kun je jezelf aardig meten met de gemiddelde vrouw. Vertel het me. Vertel me wat je wilt zeggen.' 'Nou...' 'Nu!' 'Ik weet niet of het wel zo gepast ...' 'Zèg-het-god-ver-dom-me!' 'Ik wil met je naar bed.' 'Nou, was dàt nou zo moeilijk?' 'Om eerlijk te wezen, het was een stuk lastiger dan het opzetten van een bedrijf.' 'Dat kan ik met niet voorstellen. Als dat is wat je wilt, dan is het toch niet zo moeilijk om het te zeggen?' 'Ik vond het behoorlijk tegenvallen.' 'Hmm...' 'En..?' 'Wat, En..?' 'Wil je met me naar bed?' 'O, het was als een vraag bedoeld?' 'Vera, ik heb gezegd wat ik wilde, nu jij. Wil je met mij naar bed?' 'Nee.' 'Kut!' 'Zeg Arie, had ik niet een fles Beaumes de Venise zien staan?' 'Gnksnrlskd' 'Als dat een bevestiging was, dan wil ik wel een glaasje.' 'Ik haal de fles wel even.' Arie ging teleurgesteld naar de keuken en pakte een fles uit het kastje boven het aanrecht. Hij pakte 110
glazen en een kurketrekker en liep terug naar de kamer. Op het moment dat hij met het mesje van het sommeliersmes de capsule precies in het midden van het dikke deel van de flessehals had doorgesneden, kwam Grietje van boven. Ze kon de slaap niet vatten. Arie haalde de kurk uit de fles en schonk twee glazen in. 'Wil jij ook een glas wijn, Grietje?' 'Dat staat er al' zei Vera. 'Hoe bedoel je?' vroeg Arie. 'Ik bedoel dat je het glas van Grietje al hebt gevuld. Dat lege glas is van jou, en daar komt geen wijn in.' 'Ach. Ja. Vergeten... Je hebt alweer gelijk.' 'Tja, Arie. Het is voor jou geen plezierreisje.' 'Nee, dat begin ik ook te begrijpen.' Hij liep naar de keuken en pakte de fles cola uit de koelkast. Santé.' * Patrick Brillat had dit nog nooit meegemaakt. Hij was zenuwachtig, hij trilde en was helemaal zichzelf niet. Dit was helemaal niets voor hem. Een uurtje geleden had hij een telefoontje gehad van De la Ferté. Die kolerenotaris nodigde hem uit voor een gesprek, maar hij wilde niets kwijt over het doel ervan. Patrick had daarop een hem bekende notaris gebeld om hem uit te vragen over de procedures die notarissen normaliter hanteerden, maar ook daar was hij niets wijzer van geworden. Er knaagde een onheilspellend voorgevoel aan zijn corpulerende buikwand en hij kon er geen vinger opleggen. Nog een uur en hij kon er terecht. Misschien was dat wel het omen: het korte tijdsbestek tussen uitnodiging en afspraak. Als je zelf voor een afspraak belde, dan hadden zulke lui meestal pas over een week of vier tijd voor je. Nu twee uurtjes. Bovendien had Patrick een paar maanden niets gehoord en nu moest het even snel. Nee, er was iets aan de hand. Gelukkig was het een krap uur rijden, dus hij zou zo in de auto stappen en dan had hij in ieder geval iets te doen om zijn zinnen te verzetten en te proberen ergens anders aan te denken. Hij liep naar zijn auto, reed de poort uit en parkeerde vijftig minuten later op het dorpspleintje in Wissant. De la Ferté was een innemend figuur. Hij kwam niet over als iemand die zonder procedures niet kon leven, terwijl dat strikt genomen wel zo was. Patrick werd door de man zelf binnengelaten en naar de praktijk begeleid. 'Wilt u koffie?' 111
'Terzake graag.' 'Zo u wilt' antwoordde De la Ferté. 'Ik heb een uitgebreid onderzoek laten uitvoeren naar de familie van Patricia Josephine Rempart. Aanvankelijk was er de aanname dat uw echtgenote in eerste aanleg de erfenis toekwam. Het onderzoek heeft echter twee andere, nog levende familieleden kunnen aantonen. Het zijn twee zussen en ze komen uit Nederland.' Verslagen zakte Patrick verder weg in zijn ruime fauteuil. 'Het zijn volle nichten van mevrouw Rempart. Dochters van haar broer.' 'Maar' probeerde Patrick, 'u zult uw onderzoek ongetwijfeld grondig hebben gedaan, maar Christine was ook een volle nicht van Patricia. Zij was een dochter van haar oudste zus.' 'Daar moet ik u corrigeren' zei De la Ferté. 'Het was geen volledige zus van mevrouw Rempart. De moeder van uw vrouw is als kind bij de grootouders van uw vrouw in het gezin opgenomen. Ze heeft de naam Rempart aangenomen, maar heeft geen bloedband met de Remparts. De twee dames in Nederland stammen wel af van een volle broer van mevrouw Rempart, namelijk van Martin en zijn vrouw Charlotte. Dat gegeven brengt hen een stap dichter bij de erfenis dan uw vrouw. 'Heten ze ook Rempart?' 'Nee, ze hebben een heel Nederlandse naam. Een groot deel van de familie is vanuit Nederland overal ter wereld terechtgekomen en heeft een andere naam aangenomen. Het zou best kunnen dat er nog een familielid met wèèr een andere naam opduikt, maar gezien het onderzoek lijkt dat vooralsnog niet aannemelijk. We zijn er voor 90 procent zeker van dat deze twee zussen de familie is die het dichtst bij de overledene staat.' 'Hoe heten ze dan?' 'Van der Wal' 'Jezus' 'Neen, Grietje en ...' 'Trijntje' zei Patrick. Ik ken ze wel.' De auto stond in de berm. Hij was niet stuk, maar Patrick kon niet verder rijden door wat hij net had gehoord. Toen hij terugreed naar huis zat hij te trillen achter het stuur, en daarom vond hij het niet meer vertrouwd door te rijden. Hij had de Citroën C8 op de plaats waar hij op dat moment toevallig langs reed de groenstrook naast de weg opgereden. Nu waren zijn ogen gesloten om de consequenties van de erfenis goed te kunnen doorgronden. Maar het lukte hem niet zijn gedachten de juiste kant op te dwingen. Voor een deel werd dat veroorzaakt door de escalerende situatie met De Man met het Enge T-shirt. De man verbond excessieve voorwaarden aan ontbinding van het contract dat hij met Patrick had. Voor Patrick was dat reden om het contract niet te ontbinden. 112
Probleem was dat de man dusdanige methodes gebruikte om zijn deel van het contract na te komen dat de mensen die het betrof tot zelfmoord in staat waren geworden. Het bericht op internet over de poging van René Petit stond hem nog helder voor ogen. Hij had Petit een contract aangeboden dat hem meer geld had gekost dan hij wilde, maar was er in geslaagd om het bedrag nog zo laag te houden dat hij nog wel macht kon uitoefenen op Petit. Maar er was er nòg eentje. Nog een bakker die onder dezelfde omstandigheden suïcidale drang kon krijgen zodra de Man met dat klote T-shirt hem had bezocht. En alsof hij het niet zwaar genoeg had, nu dit weer. Die ene Van der Wal zou een zegen zijn geweest, maar de andere. Die andere kon hij er niet bij hebben op de Ferme. En die was nu mede-eigenaar. Wat een zootje. Wat een onvoorstelbaar zootje! * 'Zou het mogelijk zijn om morgen al naar de boerderij te rijden?' vroeg Grietje. Het zou drie dagen vroeger zijn dan de planning was. 'Dat zou ik wel jammer vinden' zei Vera. 'We hebben het huisje een week gehuurd. Dat geld zijn we dan kwijt. Bovendien vind ik het hier erg mooi, en ik wil eigenlijk de brug nog over lopen. Waarom heb je ineens zo'n haast?' 'Ik ben erg nieuwsgierig, en het duurt me eigenlijk nu wel lang genoeg.' 'Kun je niet meer drie dagen wachten?' 'Dat kan natuurlijk wel, maar...' 'Ik rijd er morgen met je naar toe' zei Arie. En 's avonds weer terug.' 'O' 'Ik heb wel zin in een ritje. Rijden we meteen nog even langs Etretat, de klifkust met de olifant.' 'Ritje?' Het is tweeeneenhalf uur rijden! Keer twee.' 'Anderhalf als ik rijd.' 'Nou, jullie moeten het zelf maar weten. Arie is misschien nog een beetje teleurgesteld in mij; dat zal er vast mee te maken hebben. Maar ik begrijp in ieder geval dat ik morgen lekker iets voor mezelf kan doen.' De volgende ochtend zaten Grietje en Arie om zeven uur in de auto. Ze verlieten Honfleur en reden over de Pont de Normandie naar het Noorden. Arie reed de afslag naar Etretat voorbij. Hij beantwoordde de vragende blik van Grietje met de opmerking dat zaken voorgingen en dat ze er wel naar toe gingen als ze op tijd terug waren. Na een rit van twee uur reden ze Wissant binnen. Arie reed meteen door naar De la Ferté. Hij bekommerde zich niet over parkeervakken, zette zijn Ford meteen voor de toegang tot de notarispraktijk, stapte uit en belde aan. Grietje kwam ook uit de auto en vergezelde Arie naar binnen, nadat De la Ferté zelf had open gedaan. Na enige formaliteiten kregen ze de sleutelbos van de notaris mee naar de boerderij. In Wissant dronken ze 113
een kop koffie; daarna reed Arie zijn rode 4WheelDrive naar de Ferme. Ze stapten uit, en vanaf dat moment ging Grietje voortvarend te werk. Ze liep naar de voordeur van het deel dat volgens Arie het hoofdgebouw moest zijn. Ze opende de deur. Arie schudde eens met zijn hoofd; had hij dat nou goed gezien? Ze had misschien één foute sleutel van de twintig gebruikt, en daarna de goede. En dat met een keuze van zo'n twintig sleutels. Arie liep achter haar aan het trapje op. Ze kwamen via de keuken in de zitkamer. Daar zag het er, in tegenstelling tot de keuken, keurig uit. Grietje nodigde Arie uit om in een van de fauteuils te gaan zitten. In een opwelling deed hij wat ze zei, maar daarna vond hij dat hij lang genoeg had gezeten tijdens de autorit en liep naar buiten. Grietje was toen al nergens meer te bekennen. Hoe kon dat nou zo snel? Waar was ze ineens gebleven? Arie begreep er niets van. Hij liep zoekend het erf over, maar besloot uiteindelijk in zijn eentje de boel te bekijken. Tot hij moest constateren dat alle deuren op slot zaten; iets wat hij eigenlijk ook wel kon weten. Dan het hoofdgebouw maar eens beter bekijken. Daar kon hij tenslotte in. Rustig, met zijn handen op de rug, liep hij het gebouw door. De zitkamer was erg luxe ingericht. Grote leren stoelen, een flatscreentelevisie van bovengemiddeld formaat, een peperdure B&O geluidsinstallatie, hoogpolig tapijt, prachtige schilderijen op de muur en een enkel beeldhouwwerk. Arie liep door naar de keuken en kon het verschil met de zitkamer niet bevatten. Letterlijk alles hier was rot; hij kon maar beter niets aanraken. Er zou eens wat uitelkaar kunnen vallen of hij zou een ziekte kunnen oplopen. Je weet maar nooit. Ineens zag hij een luik in de vloer. Hij liep er naar toe en stak zijn vinger door de ring. Het optillen ging vrij gemakkelijk. Waarschijnlijk werd de ruimte hieronder nog gebruikt toen de oude vrouw stierf. Arie liep een trapje af en kwam in een ruimte waarin wat rekken stonden met een handvoorraad levensmiddelen. Hij kon met de beschikbare lichtval nog net een lichtknopje ontdekken, en knipte het peertje aan het plafond aan. Naast het knopje vond hij een stevige zaklamp; die liet hij hangen. Hij keek verder de ruimte in. Een op het eerste gezicht normale kelderruimte, ideaal voor de wijnvoorraad. Eerst zag hij het niet, maar op een gegeven moment zag hij dat, wat hij eerst had aangezien voor een muur waar tegen de rekken waren opgesteld, in feite een schot was. Het liep niet helemaal door tot het plafond, en ook aan een muurkant sloot het niet aan. Er was een smalle doorgang open gehouden. Arie pakte de zaklamp en liep verder, passeerde het schot en liep met een onbehaaglijk gevoel de gang erachter in. creepy. Aan de beide zijden van de gang waren ruimtes. Sommige met deur, sommige niet. Vaak op slot, soms niet. Arie liep op zijn tenen om vooral geen lawaai te maken. Hij zag er stoer uit, maar dit vond hij niks. Wie weet wat voor vreselijke beesten je in de volgende krocht zaten op te wachten? Hij ontwaarde een lichte rottingsgeur, maar hoe licht het ook was, het was misselijkmakend. Nadat hij voor zijn gevoel een heel stuk onder het terrein had gelopen, zijn snelheid gaandeweg opvoerend, hoorde hij iets. Een dichtslaande deur, galmend door deze ruimtes. Hij voelde ook iets van een luchtstroming; iets dat 114
hem deed vermoeden dat de deur die net was dicht gedaan, in directe verbinding stond met dit gangenstelsel. Arie realiseerde zich ineens dat Grietje de enige andere op het terrein was. Die deur moest bijna wel door haar zijn dicht gedaan. Zij moet hier dus zijn geweest, en hoeveel enger was het hier in vergelijking tot de Parijse Metropolitain? Hij liep verder, intussen aan verschillende deuren voelend of ze dicht waren of niet. De deuren die openden verborgen niets. De deuren die dicht zaten werden steeds interessanter. Arie zag een deur die er anders uitzag dan de andere. Waarschijnlijk was dit de deur naar buiten. De deur was op slot. Hij moest terug, maar besloot daar nog even mee te wachten. Eerst wilde hij een aantal ruimtes nog onderwerpen aan een nader onderzoek. Hij liep de gang weer in en scheen met de zaklamp op de deuren, muren en de grond. Na vijf minuten vond hij wat hij hoopte te vinden. Sporen van een opengaande deur in het stof op de grond en, voor zover hij kon bepalen met zijn beperkte kennis van spoorzoeken, verse voetafdrukken. Hij voelde aan de deur, terwijl hij van tevoren wel wist dat die op slot zat. Hij liep naar de ruimte ernaast en zag dat die vrij toegankelijk was. De deur ontbrak. Op het moment dat hij de ruimte in liep, zag hij dat in de muur die grensde aan de ruimte die hij wilde onderzoeken, een deur zat. En die deur zag er niet stevig uit. Arie voelde eens goed aan de vermolmde deurkruk en hield uiteindelijk dat deel van de deur waarin de kruk en het slot waren aangebracht in zijn handen. En daarmee was de deur geopend. Voorzichtig liep hij de ruimte in. Hij bevond zich in een klein tussenhalletje met vlak voor zich nog een deur. Arie vloekte; hij dacht dat hij er al was. Hij voelde eens flink aan deze deur en constateerde dat hij open was. Maar tegelijkertijd met dat hij hem opende, kreeg hij een lading gips over zich heen. De deur was aan de andere kant afgewerkt geweest met gipsplaten. Daardoor was de deur vanaf die kant waarschijnlijk niet zichtbaar geweest. Arie had ervoor gezorgd dat dat nu wel zo was. Nu liep hij de ruimte in, maar hij liet de toegangsdeur open om Grietje, of anderen, aan te kunnen horen komen. Hij stapte over het losgeslagen gips heen, bleef staan en scheen de ruimte in. Aanvankelijk begreep hij niet wat hij zag. Lampen, paraplu's op staanders, fotoapparatuur. En verschillende hoekjes die ingericht waren als huiskamer, slaapkamer, kantoorruimte en keuken. Wat was dit in hemelsnaam? Arie bekeek de apparatuur. Hij had meer verstand van geluidsapparatuur, maar dit zag er allemaal behoorlijk professioneel uit. Hij liep verder. De apparatuur in de keuken leek allemaal echt te zijn. Wellicht werden hier de pizza's gebakken. Boven was het sowieso onmogelijk met die aftandse oven. Maar wat zouden ze hier dan fotograferen? Als je in je eentje in zo'n enorme boerderij woont, dan richt je bovengronds toch een mooie studio in als je foto's wilt maken? Tenzij... De gedachte deed Arie tegelijkertijd glimlachen als huiveren. Wat als hier foute opnames werden gemaakt? seks, hij was er niet vies van, maar het moest geen kinderporno zijn. Dan zou hij de hele 115
boel in brand zetten. Gemotiveerd liep hij nu door de ruimte, op zoek naar iets wat op het uiteindelijke produkt duidde. In de kantoorruimte vond hij een ladeblok dat op slot zat. Hij begon te zoeken naar een sleutel, maar toen hij die niet direct kon vinden en zich realiseerde dat die hoogstwaarschijnlijk niet in deze ruimte zou worden bewaard, bestudeerde hij het slot. Het leek alsof er nog wat in het sleutelgat zat. Was de sleutel afgebroken in het sleutelgat? Dat zou mooi zijn. Arie begon te zoeken op het bureau en vond een paperclip. Die duwde hij tegen het restant van de sleutel in het gat aan en draaide. De kast was van het slot. Hij deed de bovenste lade open en vond wat boekjes van hetzelfde soort als die hij dertig jaar geleden met veel vreugde las. Hij sloeg er eentje van open en herkende meteen het interieur. Hij stond er midden in, en kwam tot de conclusie dat op het bureau waar hij nu op leunde al eens een blote bips van een blonde dame had gezeten. Zonder enige twijfel meerderjarig want Arie schatte haar op zo'n 55 jaar. Op het bureau gezeten, werd zij genomen door een neger van wie kon worden aangenomen dat hij rugklachten riskeerde als hij zijn geslacht te lang in erectie zou houden. 'Och och och meiske toch' zei Arie in zichzelf. 'Waar laat je het allemaal?' Hij pakte een ander boekje. Hier waren de spelers wat jonger en een stuk mooier. De scenes waren dit keer geschoten in de keuken en de kamer. Hij bekeek alle boekjes die hij kon vinden en prees zich gelukkig dat alleen volwassenen te zien waren. Hij stak de twee boekjes met de mooiste meisjes in zijn binnenzak en verliet de ruimte. Daarna liep hij terug naar de ruimte onder de keuken, ontdekte net op tijd dat hij nog wat gips op zijn kleren had en sloeg dat eraf, liep de trap op en sloot het luik. Vera had aan de eigenaar van de gîte gevraagd of er een manier was om snel bij het begin van de brug te komen. Ze wilde graag de wandeling heen en terug over de Seine maken. De brug was van ver al zo prachtig en groots, hoe mooi moest het dan zijn om eroverheen te lopen? De eigenaar had aangeboden haar te brengen. Hij moest toch naar Le Havre en dat betekende dat hij haar op de terugweg ook weer op kon pikken. Vera vond het een vreemd verhaal. Ze had de man nooit weg zien gaan en nu moest hij ineens in Le Havre zijn, en dan ook nog op de tijdstippen die goed uitkwamen om haar te brengen en op te halen. Vera bedankte de man hartelijk en zei dat ze toch liever wat anders bedacht. Om 9.00 uur liep ze via het voetpad de berg af naar Honfleur. Daar huurde ze een kekke C2 en reed zelf naar het begin van de brug. Ze parkeerde eronder en liep de brug op, langs de verbazingwekkende tuien, kabels en pilonen. Ze hield de pas erin, maar in het midden stopte ze om van het uitzicht te genieten. Wàt een bouwwerk en wat was de rivier hier onvoorstelbaar breed. Het was jammer dat de auto's haar zo snel en zo dichtbij passeerden. Dat zorgde voor veel lawaai en luchtverplaatsingen. Sommige toeterden; dan zwaaide Vera terug. Tegen 13.00 uur was ze terug bij de auto. Ze reed voor het gemak langs de internationale 116
hamburgerkoning en toen ze daar klaar was, ging ze langs een supermarkt voor de boodschappen voor vanavond. Wat zou ze eens klaarmaken? Het was waarschijnlijk voor haar alleen. Gezien de lange reis die Arie en Grietje maakten, zouden ze vast wel onderweg een hapje eten. Ze kocht wat salade, een stokbrood en wat onvoorspelbaars in blik. Zo kon ze in een kwartier een maal op tafel hebben. Gemak diende ook Vera. Ze reed in Honfleur naar het verhuurbedrijf en leverde de C2 weer in. Ze bevestigde haar rugtas op de rug en begon de wandeling en de klim terug naar het huisje. De auto van de eigenaar stond er nog en Vera betwijfelde of die vandaag van zijn plaats was geweest. De zon scheen. Ze deed wat luchtige zomerse kleren aan en ging toen lekker op de stretcher liggen lezen. Arie verliet het hoofdgebouw en vanaf zijn positie van drie treden boven het erf, overzag hij het terrein. Hij zag Grietje bij de kapel staan en hij was eigenlijk wel benieuwd hoe zo'n privékapelletje er nou uitzag. Hij liep ernaar toe. 'Is de deur nog open?' 'Ja hoor. Ga je gang.' Arie liep de kapel binnen en bekeek de weelde gewoontegetrouw met gemengde gevoelens. Grietje kwam achter hem aan. 'Dit heeft een hoop aflaatjes gekost, en geld waar ze ook brood voor het volk voor hadden kunnen kopen.' Grietje gaf geen antwoord. Arie liep naar achter in de kerk. Het viel hem op dat die eigenaardige, misselijkmakende geur hier ook weer hing. Dat zou kunnen betekenen dat de deur die hij vlak bij het fotoatelier had gezien, hier uitkwam. Terwijl hij speurde naar een deur, deed hij voor Grietje alsof hij erg veel belangstelling had voor een aan de muur bevestigde icoon van een lijdende Christus. Vanuit zijn ooghoeken zag hij iets wat op de deur leek die hij vanaf de andere kant had gezien. Plotseling liep hij ernaartoe en voelde eraan en in dezelfde tijd stond Grietje naast hem. 'Kun je deze deur eens open doen?' vroeg hij. 'Nee, ik heb hier geen sleutel van.' 'Ga weg. Je hebt honderd sleutels aan die ring. Er zal vast eentje voor deze deur zijn.' 'Nee. Ik heb het al geprobeerd, maar jij mag het ook nog wel eens proberen als je wilt.' 'Ja, dat wil ik wel.' Arie probeerde alle sleutels. Zelfs de exemplaren waarvan van een afstand al kon worden vastgesteld dat ze niet bij dit slot hoorden. De sleutel zat er niet bij. 'Gek' zei hij. Ik had net de indruk dat er iemand in de kelder liep.' 'Nietwaar....' Dat was iets te snel, en bovendien fout geantwoord, vond Arie. 'Waarom dacht je dat er iemand in de kelders zat?' 'O, zijn het meerdere kelders dan?' 117
'Uh, nee... uh, nee dat weet ik niet.' 'Oké. Laat maar zitten. Kom, we gaan ervandoor. Het is nog een hele rit. Als we er twee uur over doen, kunnen we om een uur of vijf in Etretat zijn. Daar eten we even wat, en dan bezichtigen we de kliffen nog.' 'Ik vind het een goed idee' zei Grietje. Arie nam de afrit naar Etretat om kwart voor zes. Het was drukker geweest dan op de heenweg. Hij was erg benieuwd naar de kliffen daar. Ze hadden stilzwijgend afgesproken niets meer over de boerderij te zeggen. Nu wilden ze alleen nog de kliffen zien en daarna naar Vera. Maar eerst een stukje eten. Ze vonden een op het oog aardig restaurantje bij zee. Geen noemenswaardige kaart en al helemaal geen kandidaat voor de Michelinster, maar daar zochten ze ook niet naar. Grietje vond het eten wel te pruimen, maar het commentaar van Arie was nog minder mals dan de biefstuk waar het op sloeg. 'Het begint al een beetje te schemeren' zei hij. Als we nog wat op de klif willen kijken, dan moeten we nu weg. Het was opkomend water, en alhoewel het nog ver weg was, vond Arie het niet meer verantwoord om een eind aan de onderkant langs de kliffen te lopen. 'We lopen er een eindje op, maken wat foto's, genieten van het uitzicht en gaan terug naar Vera. Gezien de tijd moeten we hier maar niet te lang blijven.' Ze verlieten het dorp aan de noordkant. Er was een platgetreden pad omhoog, wat overigens afhing van de kant die je op liep, dat een paar meter van de rand van de klif liep. Arie en Grietje volgden het pad. Op enkele plaatsen had de erosie duidelijke littekens gevormd aan de rand van de afgrond. Inhammen op grote hoogte, waar het wandelpad soms gevaarlijk dicht omheen krulde. Ze liepen naar het kerkje en het witte puntige monument dat er vlakbij was geplaatst. Ze genoten van het uitzicht en, Arie moest het eerlijk toegeven, ook op een bepaalde manier van elkaars aanwezigheid. Wat kon het allemaal veranderen in zo'n korte tijd. Toen ze het monument en de kerk hadden bereikt besloten ze eigenlijk meteen om weer naar beneden te gaan. Kerken waren toch al niet het favoriete vakantiedoel van Arie, en de tijd begon te dringen. De zon stond behoorlijk laag en aquarelleerde prachtige kleuren boven zee. Toen ze halverwege de terugweg waren, zei Arie tegen Grietje dat hij een paar foto's wilde maken van de zonsondergang. Grietje vond het goed. Ze liep een klein stukje naar de kant van de klif. Arie pakte zijn fototoestel uit zijn zak. Hij zei tegen Grietje dat ze voorzichtig moest zijn omdat de erosie de klifkusten behoorlijk kunnen aantasten. Toen draaide hij zich naar de zon en maakte drie foto's. Hij schrok van een geluid. Met een schok draaide hij zich om. 'Grietje?' Niemand. Hij zocht vluchtig en geconcentreerd de omgeving af. Er was niets waar ze zo snel achter kon verdwijnen. Behalve... 'Och Jezus..' Arie liep zo ver hij durfde naar de rand, ging op zijn buik liggen en keek de afgrond in. Daar lag 118
Grietje. Een meter of, ... wat was het? Veertig meter? Misschien wel vijfig meter onder hem. 'Och Jezus, Lieve god..! Arie draafde zoals hij nog nooit gedraafd had terug naar het dorp. Hij schreeuwde naar de mensen op de boulevard die hij passeerde en rende als een gek het strand op. Het water liet op sommige plaatsen nog maar vijftien meter droog zand over. Arie klauterde over de grote stenen. Hier moest ze ergens liggen. Hij orienteerde zich op basis van punten die hij vanaf de klif had gezien. Ineens zag hij haar, zo'n twintig meter van hem vandaan. Hij rende, klauterde, stootte zich verschillende keren aan de keien en kwam uiteindelijk bij Grietje aan. Ze lag doodstil. Er kwam bloed uit haar mond en haar ogen staarden in de verte. Van de in Parijs verkregen schoonheid was weinig meer over. 'O Grietje, verdomme!' Arie ging bij haar hoofd zitten en nam het op schoot. Grietje bewoog licht. Arie wist niet wat hij moest doen, dus bleef hij tegen haar praten. Ze wilde nog wat zeggen, maar er kwam niets meer. Ze bewoog haar ogen. Arie keek haar aan. Op het strand, vlak bij haar, zag hij een sleutel; waarschijnlijk uit haar zak gevallen. Hij stak het ding gedachteloos in zijn eigen zak. Weer keek hij Grietje aan. Ze glimlachte. Ze glimlachte naar Arie. Naar Arie alleen. Toen sloot ze haar ogen. Voorgoed. Gelukkig waren er mensen geweest die door de dravende man op de boulevard de conclusie hadden getrokken dat er wat moest zijn gebeurd, want op een gegeven moment zag Arie een groep mensen naderen. Zij namen de zorg meteen over en haalden Arie bij Grietje weg. Ze belden en schreeuwden naar nog meer mensen die op hen afkwamen. Er kwam politie bij. Mensen begonnen te slepen met Grietje omdat de vloed hen al had bereikt. Er liepen mannen met een brancard. Na een half uur kwam er een helicopter die op een haastig vrijgemaakt parkeerterreintje landde. Arie liet het allemaal gebeuren. Hij keek naar de deken waaronder de vrouw lag die hij zo had verguisd, maar die zich in de laatste weken van haar leven zo ontzettend anders had geprofileerd. Hij kon niet huilen. Nog niet. Misschien wel nooit. Hij wist het niet meer. Hij ging op een muurtje zitten en keek zonder iets te zien over zee. De vloed; links de olifant met zijn slurf in zee en rechts de klif waar het allemaal was gebeurd. Er was toch een traan. Zo in zijn eentje, afgezonderd van wat er was gebeurd en met alleen zijn eigen gedachten, was er tòch een traan. 'Monsieur..?..' Iemand tikte op zijn schouder. Het was een man van normale afmetingen; gespierd, dat wel. Hij had een begrijpende, en daarmee ingetogen en meelevende lach om zijn lippen, geaccentueerd door een klein modieus sikje dat zijn kin nauwelijks bereikte. Zijn ogen waren helder en vragend, en werden begrensd door een hoog en plat afgevlakt hoofddeksel, onmiskenbaar horend bij de gendarme. De Franse taal was Arie nog niet 119
echt machtig, maar de man maakte duidelijk dat hij wilde dat Arie in de blauwe auto van de Gendarmerie stapte. Weigeren had geen zin, zoveel begreep Arie wel uit de houding en uitstraling van deze man. Vriendelijk maar resoluut. Zo had Arie ze in zijn winkels ook graag. Hij liep naar de auto en stapte achterin. Of hij even mocht bellen? Het tijdstip was inmiddels aangebroken dat Vera zich zorgen zou kunnen gaan maken. 'Non, ce n'est pas possible.' Nou, het was vast wel mogelijk, het mòcht alleen niet. Arie liet zich meevoeren. Het was een tochtje van niks naar het bureau. Hij mocht uitstappen en werd naar een kamer begeleid waar alleen een tafel met aan de ene kant twee, en aan de andere kant één stoel stonden. De deur werd gesloten. Geen daglicht, geen geluid. Vooral dat laatste boezemde angst in als je ergens van zou worden verdacht. Niet het feit dat er geen geluid naar binnen kwam, maar dat het niet naar buiten kon. Er kwamen twee mannen binnen. De vriendelijke, gespierde sik van daarnet was er niet bij. Ze gingen tegenover Arie zitten. Eén van hen sprak een soort Nederlands. Het wonder van een Nederlands sprekende Fransman viel Arie niet op en het kon hem ook niet schelen. De man begon hem vragen te stellen over de identiteit van Grietje en zijn relatie met haar. Arie gaf verslagen antwoord. Ze spraken drie kwartier. Er werden aantekeningen gemaakt. Toen verlieten de twee mannen de kamer en kwam de gespierde sik binnen die hem vroeg waar hij verbleef in Frankrijk en of daar iemand was. Arie gaf zijn adres in Honfleur en vertelde dat Vera daar was. De man belde. Even later werd Arie weer naar de blauwe auto begeleid. De man vroeg Arie de sleutels van zijn Ford. Hij gaf ze. Toen stapten ze in en reden naar Honfleur, op de voet gevolgd door de Ford, bestuurd door een collega-agent die eindelijk eens in een echte auto kon rijden. Vera had de nulzes van Arie wel honderd keer gebeld. Niets! Ze liep rusteloos door het huisje, en naar buiten naar de weg om te kijken of ze de Ford al zag naderen, en weer naar binnen. Daarna belde ze weer. Er was wat gebeurd! Dat kon niet anders. Het was al half een geweest en gewoonlijk zouden Arie en Grietje hebben gebeld als het laat zou worden. En waarom stond de nulzes van Arie uit? Vera was ten einde raad. Weer liep ze naar buiten. En weer naar binnen. Ze ging zitten en probeerde wat te lezen, maar ze nam niets op. Toen hoorde ze een auto stoppen. Of twee? Ze rende naar buiten. O god, de politie. Arie stapte uit. Wat zag hij eruit! De agent die bij hem was nam Vera even apart. Hij vroeg haar of ze Frans sprak. 'Un peu...' zei ze. Hij vertelde haar wat er was gebeurd en dat Arie geen blaam trof voor zover ze dat nu konden bepalen. Vera sloeg de handen voor haar gezicht. Ze rende naar Arie toe. De agent bleef nog even om te bepalen of hulp nodig was, maar Vera stuurde hem resoluut weg. Ze zette Arie op de bank, ging naar de kast, pakte twee glazen en de fles Bowmore. Die was nog voor de helft gevuld. Ze draaide de fles open en gooide de dop weg. Ze schonk een hele flinke borrel in beide glazen en gaf er één van aan Arie. 120
'Ik had het ...' 'Stil! Morgen vertel je het maar. Dan bellen we Trijntje ook, en dominee Jetsema.' In stilte dronken ze beiden van hun whisky. Vera had haar arm beschermend om Arie heen geslagen. Ze vermeed elke opmerking die kon duiden op medelijden en hoe erg ze het allemaal vond. Toen de glazen leeg waren, vulde ze ze opnieuw; en toen de fles leeg was begeleidde Vera Arie naar boven. 'Kleed je uit en probeer wat te slapen' zei ze. Arie deed wat ze zei. Hij kroop tussen de lakens. Vera keek naar hem. Na een poosje begon hij te trillen. De emoties kwamen los. Vera bedacht zich niet, schopte haar slippers uit, kroop naast Arie in bed en sloeg haar armen om hem heen. Daarna haar benen. Ondanks de situatie, reageerde Arie heftig op Vera's aanwezigheid in zijn bed. 'We neuken niet, Arie.' 'Nee.' Daarna begon Arie te huilen. Intens te huilen. Vera huilde ook. Om Grietje. En om Arie. Na een half uur vielen ze in elkaars armen in slaap. Arie wist het niet precies, maar als hij goed had geteld en de geluiden goed had geanalyseerd, dan was hij wakker geworden van drie hanen. Maar de stelling dat het er vijf waren, was niet kansloos geweest. Waarom moest elke gek op het Franse platteland een haan hebben? En een hond. Hij voelde zich onvoorstelbaar klote, maar in zijn sluimerstand was hij niet in staat erachter te komen waarom. Een rottige droom? Toen kwamen, als een donderslag bij heldere hemel de gebeurtenissen van de vorige dag boven drijven. Ineens waren alle hanen van Frankrijk niet belangrijk meer. Ineens zat hij ook rechtop in bed en brak het zweet hem uit. Grietje. Dood. Waar was Vera? O god, ze had gisteren bij hem in bed gelegen. Wat lagen hel en hemel ontzettend dicht bijelkaar. Een kwestie van het weglaten van maar twee letters. Arie ging weer liggen. Zijn hoofd bonkte en hij kon zijn zicht niet helder krijgen. Dronken zonder whisky. Of nee... hij had wèl whisky gedronken. ..toch..? Hij deed zijn ogen weer dicht. Na een tijdje viel hem een zacht geluid op. Gerommel in de keuken? Hij keek op de wekker. Vijf uur; het was nog donker. Arie besloot naar beneden te gaan om Vera te zoeken. Hij vond haar inderdaad in de keuken. Ze had tranen in haar ogen en was geforceerd aan het redderen. Arie legde een arm om haar schouder en leidde haar naar de bank. Daar gingen ze beiden zitten. 'Ik begrijp het niet; ik begrijp het niet.' 'Niemand begrijpt het, Vera.' 'Grietje had hoogtevrees, ze wilde de Dom niet op in Utrecht. Wat deed ze dan bij...? 121
'Stil maar. Stil. Kom, we moeten Trijntje bellen' zei Arie. 'Nee' zei Vera. 'We kunnen Trijntje dit nieuws niet vertellen door de telefoon.' 'Wil je er dan heen rijden? Dat duurt veel te lang.' 'We bellen alleen Jetsema.' Arie dacht even na. Dat was een goed idee. Trijntje was alleen thuis en kon in paniek raken. Jetsema was de uitgelezen persoon om deze vreselijke taak op zich te nemen. Vera pakte haar nulzes en begon te zoeken in de telefoonlijst. 'Ik heb zijn nummer niet.' Arie keek in de lijst van zijn eigen telefoon. Hij had het nummer ook niet. Toen zocht hij via de internetmogelijkheid van zijn toestel het telefoonnummer van Jetsema. 'Bel jij of ik?' 'Ik doe het wel' zei Vera. 'Weet je het zeker?' 'Nee ... Geef het nummer voor ik me bedenk.' 'Jezus...Hoe laat is het? 'Hmm?' 'Ga jij er heen Jildau?' 'Wat?' 'Er is iemand bij de deur.' 'Het is half zes...' 'En dat ga jij onze bezoeker eens fijn vertellen.' Jildau liet zich uit bed vallen, strompelde de trap af en deed open. 'Dominee?' 'Jildau, is Berber thuis?' 'Wat moet jij met mijn vrouw op dit uur?' 'Jildau, roep Berber. Nu graag!' 'Oké, oké.' Jildau liep naar de trap en riep Berber. 'Berber, ik wil dat je met me meekomt.' Jetsema vertelde dat hij net was gebeld door Vera en dat Grietje was omgekomen bij een ongeluk op de kliffen. Hij was nu op weg naar Trijntje om het nieuws te vertellen en vroeg aan Berber of ze hem daar bij wilde helpen. 'Mijn god' zei ze. 'Ik ben net wakker. Uuh ... als je een momentje hebt, dan kleed ik me even aan.' Een kwartier later liepen Johannes Jetsema en Berber Bokkema naar de state van Van der Wal. Ze belden aan en wachtten. 122
'Dat was Berber' zei Vera, terwijl ze haar telefoontoestel uitdrukte. 'Berber? Waarom belt die ons nu?' 'Jetsema heeft Berber gevraagd mee te gaan om Trijntje het nieuws te vertellen. Dat is nu gebeurd. Over een half uur hopen ze in de auto te stappen en komen ze hierheen.' 'En wie zijn zij?' vroeg Arie. 'Trijntje, dominee Jetsema, Berber en Jildau.' 'Allemachtig' zei Arie, wordt er tegenwoordig niet meer gewerkt?' 'Niet in dergelijke situaties, kennelijk.' 'Nee. Nou ja, dat zal ook wel niet.' Tegen drie uur diezelfde middag reed de Landcruiser van Berber en Jildau Bokkema het minieme erfje van de gîte op. Vera en dominee Jetsema namen Trijntje vrijwel meteen daarna mee naar de baar van Grietje. Vera reed hen erheen in de auto van Arie. Berber en Jildau spraken uitgebreid met Arie over wat hij had meegemaakt en gezien. Ze probeerden hem het schuldgevoel dat iedereen zichzelf in een dergelijke situatie aanpraat, uit het hoofd te praten. Daarna vertrokken ze naar de instanties om het papierwerk te regelen dat nodig is om een lijk van het ene naar het andere land te vervoeren. Om half acht zaten ze allemaal aan tafel in een visrestaurant vlak bij Sainte Armorie sur Mer. Arie had hen uitgenodigd voor een goed diner als dank voor de hulp die Trijntje gegeven was. Het eten was goed; de aanleiding niet, maar toch kon de situatie niet verhinderen dat het een heel klein beetje gezellig werd. De metamorfose van Grietje was geen aanleiding geweest om haar begrafenis een andere wending te geven. Natuurlijk had iedereen gezien dat haar uiterlijk was veranderd ten opzichte van de Grietje die velen kenden. Vera en Arie waren, in Parijs, de enigen die daadwerkelijk getuige waren geweest van Grietjes omslag. Trijntje gaf er daarom de voorkeur aan haar zus een kerkdienst te geven die eer deed aan hoe ze was, ook al was dat juist de bekrompen zus van wie ze de laatste tijd zo'n last had gehad. Vanwege de dramatiek, die bestond uit Grietjes metamorfose die door niemand was opgemerkt omdat de overledene in een vroegtijdig stadium van de klif kieperde en Arie die alles zag gebeuren, was het kleine kerkje in Bierrum te klein voor de drommen belangstellenden die de dienst ter ere harer nagedachtenis wilden bijwonen. Jetsema was in zijn element. Eindelijk een crowded house. Hij had de dienst extra goed voorbereid; het was was niet ondenkbaar dat er mensen waren die slechts een klein zetje nodig hadden om op zondag de kerkgang weer in te lassen. De twijfelaars, de zwevende gelovigen, zouden met open armen door Jetsema worden ontvangen. En het zetje wilde hij ze bij deze drukbezochte dienst graag geven. Het liefst had hij ze ook nog gelokt 123
met een goed glas wijn achteraf, maar Trijntje hield het, gezien de toon van de samenkomst, bij koffie en een gevulde koek. De kerkdienst was ingetogen. Vroom maar niet godvrezend. Het leven van Grietje werd door dominee Jetsema op waardige wijze belicht en de mensen die haar altijd een vreemde snoeshaan hadden gevonden, beleefden nu een moment van droefheid en verdriet door haar plotselinge verscheiden. De manier waarop het was gebeurd vergrootte bij velen de brok in de keel, zeker toen Jetsema een kort verslag van het gebeurde gaf op basis van de getuigenis van Arie. Vera en de Inspecteur hadden Arie opgehaald en waren samen met hem naar de kerk gekomen. Het was Aries eerste kerkbezoek in vijfentwintig jaar. Hij wilde niet. Vera had geantwoord dat niemand naar een begrafenis wil. Ze had zijn jas gehaald en hem meegenomen. In de kerk zaten ze op de tweede rij, direct achter Trijntje die aan beide zijden werd geflankeerd door een Bokkema. Berber links, Jildau rechts. De Bokkema's hadden zich vanaf het moment dat dominee Johannes Jetsema hen had ingeschakeld om Trijntje namens de kerkgemeente te begeleiden, van een bijzonder hulpvaardige en menselijke kant laten zien. Maar ook in breder verband was de saamhorigheid in Bierrum bijzonder gegroeid. Een gebeurtenis als dit was voor een kleine gemeenschap al snel een catastrofe en dat gegeven bezorgde Jetsema de dag van zijn leven in zijn overvolle kerk. Eindelijk had hij zijn hour of fame.
124
3.
Zoek
Het leven in Bierrum moest andermaal zijn gewone beloop weer krijgen. Eerst was er het ongeluk bij Arie, daarna zijn feest en nu het drama bij Van der Wal dat een aanslag deed op de gewenste dagelijkse rompslomp van de Bierrumers. Arie was bij alle drie gevallen op de een of andere manier betrokken geweest. Het maakte hem een nog bekendere dorpsgenoot dan hij al was. De locale pers begroette hem maar al te graag voor een interview in de krant of op de radio, maar Arie had daar helemaal geen behoefte aan en bedankte er iedere keer voor. Hij trok zich steeds meer terug in zijn villa. De bouwers waren vertrokken, daar had hij geen last meer van en uitnodigingen van Douwe en Jan om eens een lekker avondje onderuit te gaan in het Fries-stedelijk uitgaansleven sloeg hij af. Sterker, hij verzocht zijn beide vrienden hem een tijdje met rust te laten wat een hernieuwde bezorgdheid bij hen teweegbracht. Arie stortte zich op de herinrichting van zijn woning en keek naar onnoemelijk veel films om niet in zijn oude gewoonte van whisky en bier te vervallen. Dat laatste was belangrijk voor hem omdat hij inmiddels had ervaren hoe mooi het leven was zonder hoofdpijn, ziektes en dronkenschap. Zijn liefde voor Vera was wel een steeds groter probleem aan het worden. Sinds de reis die ze samen hadden gemaakt, was hij smoorverliefd op haar geworden. Het was bij nader inzien daarom niet zo'n goed idee geweest dat hij haar had meegenomen. Vera woonde weer bij De Inspecteur en kwam eens in de week bij hem langs. Omdat hij zijn pijn niet wilde vergroten, liet Arie haar niet binnen. Ze spraken bij de deur een paar woorden en daarna stuurde Arie haar zonder opgaaf van reden weer naar huis. Vera voelde zich er slecht bij en vroeg herhaaldelijk wat er was. Ze wilde niets liever dan Arie helpen, maar hij liet geen enkele vorm van hulp toe. Iedereen was daarom bang dat Arie weer zou gaan drinken; het was slechts een kwestie van het kijken naar een toevallige filmscene of een reclamespot voor witbier om Arie de fles weer te laten doppen, was de angst bij hen die hem na stonden. Maar Aries wil om het niet te doen leek tot nu toe behoorlijk sterk. Voor wat de seks betrof had hij echter geen enkele drang tot onthouding. Elke dinsdagmiddag pakte hij de auto en reed naar Leeuwarden om een hoertje uit te zoeken dat hij niet kende. Het aanbod was echter dermate klein dat hij na een paar maanden een aantal van hen al herkende zonder dat hij het gezicht had gezien. De seks was vaak koud en compassieloos en het was zeker niet gratis, maar ach, een vriendin was duurder. Inmiddels had hij twee favorieten, Anita en Linda. Er was ook nog een Vera, maar gezien de naam kon hij die even niet aan. Deze dinsdag bleek Linda niet te werken, dus vroeg hij naar Anita. Anita was een vrouw van achter in de dertig. Ze was mooi, maar het was ook duidelijk dat het leven haar flink had aangepakt. Ze was bekrast door kleine littekentjes en ze had haar werkzame leven duidelijk niet alleen gelegen, gezien het aantal spatadertjes op haar bovenbenen. Bovendien was Anita's gezicht zich gaan verzetten tegen de lagen 125
make-up die er dagelijks op werden gesmeerd. Dat had tot gevolg dat er nòg meer werd gesmeerd. Een eindeloos proces. Arie vond Anita een lieve vrouw. Zij was de enige van de beschikbare vrouwen die hij inhuurde voor professionele seks, bij wie hij zijn gevoel niet helemaal hoefde uit te schakelen. Soms had Arie zelfs het idee dat Anita het wel fijn vond als hij er was, maar tegelijkertijd wist hij dat hoer spelen en toneelspelen vaak hand in hand gingen. De kamer was misschien drie bij drie meter. Schemerig zoals het hoorde, maar gelukkig niet met rode lampen verlicht. Het gordijn was voor de ramen getrokken. Ervoor stond een soort bureautje met een ongebruikte asbak, voor zover Arie wist rookte Anita niet, een bijbel, een exemplaar van de Kamasutra, een toilettas, een schemerlamp en een aangebroken gezinspak condooms; een fraaie combinatie van voorwerpen, vergaard en noodgedwongen gestald op slechts een klein oppervlak. Op de wand hing een ingelijste foto van een fraaie dame. Of was het een schilderij? Arie kon het door de schemering niet met zekerheid zeggen. Eronder stond het bed, de locatie van handeling. De temperatuur in het kamertje was aan de hoge kant, zodat voorkomen werd dat er onder dekens moest worden gekropen. Daarom waren er geen dekens, maar alleen een laken met daaroverheen een sprei. Anita zat op de enige stoel in de kamer, die bij het bureautje stond. Ze stifte haar lippen met een kleurloze glans. Was dat mogelijk? Geen kleur maar toch glanzen? Arie voelde zich alsof zowel de kleur als de glans hem hadden verlaten. 'Dag Dicky, hoe gaat het met je?' Arie stelde zich bij al zijn commerciële sekspartners voor als Dick of Dicky. Zijn gewone naam vertellen leek hem geen goede zaak en was nergens voor nodig en gezien de Engelse betekenis leek Dick hem wel toepasselijk als hij ergens een nummertje ging maken. 'Kon beter, Anita; kon beter.' 'Wil je eerst praten of ...' 'Ik ben hier niet om te praten.' 'Oké. Wat is het programma?' 'Ik ga vandaag voor een volledige behandeling met happy end.' Anita legde haar kleurloze glans in haar toilettasje, verzette de stoel een stukje zodat ze voor Arie kwam te zitten. Ze ritste zijn broek open, schoof hem op zijn knieën en deed hetzelfde met zijn Björn Borg. Ze constateerde dat de kleine man wel een opkikkertje kon gebruiken. Na een paar professionele vegen was ze voorlopig tevreden met het resultaat en nam ze de penis in haar mond. 'Was je er niet helemaal bij met je hoofd, Dick?' 'Met mijn hoofd wel.' Anita moest lachen. 'Nou, volgens mij was je alleen maar aan het denken. Dat is slecht voor de 126
seks, jongen. Ik ben blij dat ik niet op No Cure No Pay-basis neuk. Dat happy end moet je vanavond maar bekijken in the Sound of Music of zo. De glimlach die Arie moeizaam toonde was gemaakt en slechts bedoeld om beleefdheid uit te drukken; geen vrolijkheid. 'Wil je nog praten?' Arie ging bij hemzelf te rade of hij dat wilde. Hij wilde niet praten met anderen die van zijn ellende wisten. En Anita voldeed aan die eis. Ondanks, of misschien zelfs wel dankzij haar beroep, schatte Arie haar hoog in. Ze werkte niet voor de lol in de prostitutie, maar omdat ze geld moest verdienen. Hij was een gewone jongen die ook had gewerkt voor zijn geld. Alleen had hij geluk gehad en Anita niet. Zij kon nog onbevooroordeeld reageren, en dat was wat Arie op dat moment nodig had. Dus begon hij te vertellen. Van het ongeluk met de vrachtwagen van Gerard Welles, zijn ziekte, zijn dronkenschap, het feest, de reis, Vera en de dood van Grietje waar hij zich verantwoordelijk voor voelde. En Anita luisterde. Ze luisterde zoals een moeder naar haar kind luistert als het gepest is op school. Ze liet Arie zijn verhaal helemaal doen; helemaal tot hij klaar was. 'Verwacht je antwoorden van mij? Of medelijden?' 'Aan medelijden heb ik geen reet, maar antwoorden zijn moeilijk te geven denk ik. Ik schat je hoog in, Anita. Ik heb geen idee hoe je in deze troep verzeild bent geraakt, maar ik denk dat je veel meer waard bent dan wat ik nu van je zie.' 'We gaan het nu niet over mij hebben. Je hebt me een dramatisch verhaal verteld en dat doe je niet voor niks. Wat wil je dat ik doe? Moet ik antwoorden geven?' 'Ik wilde vooral dat je naar me luisterde. Dat heb je gedaan. En misschien kun je wat verstandigs zeggen. Misschien schiet je iets te binnen waar ik wat aan heb.' 'Ik begrijp niet dat je een hoer in vertrouwen neemt; het moet je hoog zitten.' Arie begreep dat hij net een misser had begaan met zijn hele leven uit de doeken te doen voor Anita. 'Ik had er niet over moeten beginnen; laat maar zitten. Wat krijg je van me?' 'Laat me je toch één antwoord geven. Inderdaad, je had gelijk. Ik ben een ervaringsdeskundige. Tot nu toe was mijn leven één groot tranendal. Ik ben een kind verloren, ik heb drie langdurige relaties gehad waarvan er twee gewelddadig waren en ik neuk nu noodgedwongen mijn kostje bijelkaar. Moet ik een zielige dure rentenier als jij nu gaan vertellen dat het allemaal weer goed komt? Rot op Dicky! Ga godverdomme naar huis en hou op met zielig zijn. En rijd meteen door naar die Vera van je en zeg dat je van haar houdt. Jij bevind je in een positie waarvan ik niet eens durf te dromen. Dus sodemieter op en laat me je hier nooit meer zien met je zielige geouwehoer.' Arie werd onverwacht hard door deze vrouw de oren gewassen. Hij zocht ze wel uit, de vrouwen. 'Het spijt me Anita. Ik had het me niet gerealiseerd.' Arie zei het zonder precies te weten wat hij zich niet gerealiseerd had. 'Bedankt voor je eerlijke antwoord.' Arie pakte zijn portefeuille. 'Ik hoef jouw geld niet.' 127
'Ben jij besodemieterd? Je hebt het harder nodig dan ik. 'Dat heb je dan al geleerd. Laat dat geld maar zitten, ik red me wel.' 'Nee godverdomme' Arie schreeuwde het uit. Wat ik je nu geef, heeft niets met jouw advies te maken. Ik geef het je omdat ik van je diensten gebruik heb gemaakt en omdat ik je wil helpen.' 'Ik hoef je hulp en je medelijden niet.' 'Ik heb geen medelijden met je. Ik vind je godverdomme een rottig kolerewijf.' 'Nu spreek je mijn taal. Kom hier met die centen.' Arie pakte zijn portefeuille weer en telde een substantieel bedrag uit voor de vrouw voor wie hij nu nog meer respect had gekregen. Toen Arie thuis kwam, nam hij een douche en belde daarna met Douwe Gurbstra om een afspraak te maken voor een avondje stappen in Sneek. Hij gaf verder geen uitleg over de reden, maar Douwe was allang blij dat Arie weer wat leuks wilde doen. Toen ze de verbinding verbraken, bleef Arie even aarzelen. Wat zouden zijn volgende stappen naar Vera toe zijn? Misschien er gewoon maar naar toe gaan? Arie wist het nog niet. Het leek hem beter er nog even over na te denken. Even de keiharde preek van Anita in zijn volledigheid tot zich door laten dringen. Dus stapte hij weer in zijn auto en reed naar Bierrum. Hij parkeerde bij de kerk en belde aan bij de state van Van der Wal. Het duurde even voordat Trijntje open deed. 'Arie?' 'Dag Trijntje. Heb je tijd?' 'Kom verder.' Arie was nog nooit in de boerderij geweest. Hij had Grietje opgehaald toen ze de reis gingen maken, maar toen was hij niet verder dan de voordeur geweest. Hij had zich al eens gerealiseerd dat hij zijn ervaringen helemaal niet had gedeeld met Trijntje. Hij vond dat dat nu maar eens moest gebeuren. 'Hoe gaat het met je?' 'Ach, ....' 'Kun je het werk op de boerderij aan?' 'Moeilijk. Met zijn tweeën was het al moeilijk. Nu ben ik alleen.' 'Heb je geen hulp?' 'Jawel, maar die moet alles nog leren.' 'Hmm' 'En hoe gaat het met jou?' 'Het gaat de goeie kant weer op. Ik heb er nog steeds veel last van en ik blijf er aan denken. Er gaat 128
geen dag voorbij dat ik niet denk aan hoe ik dit had kunnen voorkomen.' 'Het is jouw schuld niet. Je moet er niet van wakker liggen' zei Trijntje, 'Geloof me, dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.' 'Dat geloof ik ook wel. Het is moeilijk, mijn zus is dood. 'Ja,' zei Arie 'ik had geen heel goede band met haar, maar hoewel we nooit goede vrienden zouden zijn geworden, heb ik haar tijdens de reis op een andere, hele aardige manier leren kennen. Ineens wilde ze wel naar de grote stad en ze vond het nog prachtig ook. 'Hmm, ... Waarom waren jullie eigenlijk met zijn tweeën op stap? Waar was Vera.' 'Vera maakte een wandeling op dat moment; dat wilde ze graag.' Arie wilde van het onderwerp af, het deed nog teveel pijn. Hij zei: 'Wat waren jullie trouwens van plan met de boerderij? Wilden jullie er eentje verkopen? 'Ja' Welke, die in Frankrijk?' 'We hebben nooit plannen gemaakt of zo, maar het ging om die in Frankrijk.' 'Maar dat weet je niet zeker...' 'Dat weet ik niet zeker' 'Jullie zijn er ook nooit geweest?' Trijntje liep naar de voordeur. 'Arie, ik moet je ...' Op dat moment struikelde ze en viel hard met haar arm op een kastje waar de schoenen in werden bewaard. Het deed duidelijk veel pijn. Arie hielp haar weer op haar benen. 'Waarom vraag je dat allemaal?' vroeg ze. 'Ik kan me herinneren dat ik het gedrag van Grietje nogal vreemd vond toen we eenmaal bij de boerderij waren. Ze trok haar eigen plan, ik heb haar nauwelijks gezien. Het leek wel of ze wist waar ze moest zijn, terwijl ze er kennelijk nog nooit was geweest. Ik heb bovendien het idee dat ze de kelders in ging, terwijl ze in de metro in Parijs een paniekaanval kreeg. Dat kan ik niet met elkaar rijmen.' 'Welke kelders?' 'De kelders onder het huis.' 'Oh, ja, ... sorry. Ik ben wat in de war.' 'Ik begrijp het.' 'Dank je Arie' 'Waarvoor?' 'Voor je komst.' Ze stonden tegelijkertijd op. Trijntje gaf Arie een kus. Ze liepen verder en Trijntje opende de deur voor Arie. 'Hou je haaks' zei hij, 'en als je iets nodig hebt, hier is mijn telefoonnummer.' Arie schreef 129
het nummer op een notitiepagina van zijn agenda, scheurde die eruit en gaf hem aan Trijntje. 'Wil je dat ik eens wat uitzoek over de boerderij?' Misschien zijn er mogelijkheden om er iets in te beginnen om geld te verdienen of zo. Wie weet?' Het leek Trijntje een goed idee. 'Ik heb dan wel wat papieren van je nodig. Die van de notaris en de spullen die je er verder nog van hebt.' 'Ik heb er niet veel van, maar ik zoek wel wat bijelkaar. Misschien kun je ook eens zoeken naar die Patries. Ik weet niets van haar en toch hebben we een boerderij van haar geërfd.' 'Die Patries was familie?' 'Dat moet wel; waarom zouden wij anders de boerderij erven? Ik ken haar helemaal niet.' 'Doe dan alle fotoboeken er ook maar bij. En heb je nu alvast het telefoonnummer van de boerderij?' Trijntje gaf het hem. 'Ik ga wel op zoek. Zal ik de spullen morgen om een uur of acht ophalen?' 'Prima, acht uur morgenvroeg.' Arie stapte weer in zijn Ford. Hij overdacht in een kort moment de dag. De dag die nog begonnen was in de mineurstemming die hem sinds het ongeluk op de klif zo eigen was. Dankzij Anita was hij het andere pad opgestuurd. Hij moest weer vooruit en Anita had hem de aanzet gegeven. Vergeten zou hij de beelden voorlopig niet, maar het besef dat het anders moest was nu prominent aanwezig. Hij had meteen een afspraak gemaakt om weer eens goed te gaan stappen en hij had zijn depressiviteit omgezet in actie door in een opwelling naar Trijntje te rijden en haar aan te bieden haar te helpen met het boven water krijgen van informatie over de geheimen van de boerderij in Frankrijk. Dat daaruit een aantal voor Trijntje schokkende conclusies moest worden getrokken stond eigenlijk nu al vast, maar omdat hij dat al wist, kon hij nadenken over hoe hij het Trijntje allemaal moest gaan vertellen. Arie pakte zijn Iphone. Hij twijfelde, maar zocht toch het nummer op dat hij net van Trijntje had gekregen. Hij maakte verbinding. Hij wachtte. Het was een grote boerderij, dus wachtte hij nog een tijdje. Toen de telefoon zelf ophield met bellen, koos hij zelfs nog een keer het nummer van de boerderij. 'Allo?' Fuck! Frans! Niet aan gedacht. 'Bonjour madamme, uuuh... Le... uuuh. 'Vous êtes Anglais?' 'Uuuh, Holland?' 'Ach u komt uit Nederland. Dat komt goed uit, want dat spreek ik ook een beetje.' 'Een beetje?' antwoordde Arie, 'Volgens mij spreekt u het vloeibaar.' Beiden lachten om de verspreking. Arie vroeg wie hij aan de lijn had. 'Dat is niet zo belangrijk. Wat kan ik voor u doen?' 130
'Spreek ik met de boerderij van de familie Van der Wal?' 'Nee!' Uit dit korte antwoord werd Arie een aantal zaken direct glashelder. De mevrouw aan de andere kant van de lijn was niet van plan te spreken over de boerderij en met zijn vraag was de amusante toon van het begin van het gesprek op de een of andere manier volledig omgeslagen. Arie besloot de handdoek nog niet in de ring te gooien. 'Ik ben op zoek naar de eigenaar van de boerderij aan de Route de Marquise in Kibbelinghen.' 'U bent helemaal nergens naar op zoek. Er is geen boerderij en als die er wel was, dan zou ik dringend willen adviseren u zich er niet mee te bemoeien.' Dat klopte niet. Was er nu wel of geen boerderij? Arie zei dat hij het niet begreep. 'U zou niets adviseren als er geen boerderij was. Waarom ontkent u het? Ik weet dat er een boerderij is en ik weet wie de eigenaar is. Dus, mag ik mevrouw Van der Wal even aan de lijn?' 'Hoe komt u erbij dat mevrouw Van der Wal de eigenaar is? Ik ken geen Van der Wal. Bovendien heb ik helemaal geen zin in dit gesodemieter. Ik beëindig dit gesprek.' 'Ik heb even zitten kijken op internet. Kibbelinghen is nog niet eens vijfhonderd kilometer rijden. Als ik nu in de auto stap, sta ik vanavond bij u aan de deur.' Dat was niet het goede antwoord, zo bleek uit de reactie van de mevrouw aan de andere kant van de lijn. Ze brieste, kookte, schold Arie uit voor alles wat hij liever niet wilde zijn of hebben en vertelde hem dat als hij het gore lef zou opbrengen naar de boerderij te rijden, ze zijn actie gepast zou beantwoorden. 'Dus', zei Arie, door de agressie van zijn gespreksgenoot extra gemotiveerd om zo rustig mogelijk te klinken, 'die boerderij is er wèl. Bedankt voor in ieder geval díe informatie.' Hij kon niet ontdekken wat er daarna aan de andere kant van de lijn gebeurde, maar het luidsprekertje in zijn Apple was niet in staat om het weer te geven. 'Kunt u mij tot slot nog vertellen' ging Arie verder, 'waar u het lef vandaan haalt om in het eigendom van een ander, zonder toestemming pornofilms op te nemen?' Arie hoorde nog een schel dierlijk geraas, misschien een seconde lang, daarna was de verbinding weg. Tijdens het hele gesprek was er iets waar Arie geen vinger op kon leggen. Hij legde zijn telefoon naast zich neer en sloot zijn ogen om niet te worden afgeleid. Het was stil in de auto; alleen het bloed dat door de adrenaline opgestuwd werd vanwege het belachelijke gesprek dat hij net had gevoerd, was goed hoorbaar. Maar dat leidde hem niet af. Arie liet het hele gesprek nog eens de revue passeren. Er was iets... Verdomme, wat had hij gehoord en kon hij nu niet plaatsen? Hij kwam er niet op en na een minuut of tien liet hij een CD in de speler glijden, reed de Ford achteruit tussen de twee grote kastanjebomen uit en dwong hem de weg weer op. Arie de Groot zette koers naar Rektum. Hij had zin in een Chineesje en in Bierrum was nooit een Long Sin Hong neergestreken 131
om in die behoefte te voorzien. Helaas. Plotseling vond hij dat hij het eigenlijk helemaal niet zag zitten om alleen te eten. Hij was inmiddels al bij zijn eigen huis aangekomen toen hij tot dat besef kwam. Arie keerde op zijn eigen oprit, reed weer naar Bierrum en belde aan bij Vera. Ze deed zelf open. 'Ga je mee wat eten?' 'Nee' 'Nee?' Arie kon zich de reactie van Vera voorstellen maar had duidelijk iets anders gehoopt. Of misschien wel verwacht omdat ze zo over hem had ingezeten. 'Nee! Ik ben veel te vaak weggestuurd door jou. Ga er dan maar niet van uit dat ik meteen voor je klaar sta als je nu ineens wèl bereid bent te praten of wat je ook maar wilt.' 'Ik wil met je praten en ik wil met je eten.' 'Ik heb de boontjes opstaan en ik eet met De Inspecteur.' 'Vera, ik wil dat je nu met me meegaat.' 'Arie, je kunt mijn ...' 'Ik moest toch zeggen wat ik wilde? Toen je aan mijn deur was, wilde ik dat je weg ging; nu wil ik dat je met me meegaat. Je hebt alle vrijheid om nee te zeggen, maar dan mis je mijn verhaal waarom ik je niet in mijn huis wilde hebben.' De volgende uitspraak van Arie was spelen met vuur: 'En je krijgt maar één kans. Vanavond vertel ik het. Daarna niet meer.' 'Dan maar niet. Ik laat me niet chanteren.' Vera wilde de deur dicht doen maar Arie zette zijn voet ertussen. 'Luister goed Vera. Ik ben de afgelopen maanden door een diep dal gegaan. Jij wilde me helpen, maar dat wilde ik niet en daar had ik een reden voor die ik je niet bij de deur wilde vertellen.' 'Dan had je me erin moeten laten.' 'Dat ging ook niet. Jij gaat nu met me mee. Ik meen het. Je gaat nu met me mee en luistert naar me. Ik ga jou vertellen over de afgelopen periode. Daarna bepaal je of je me nog wilt zien of niet. Ik gooi al mijn kaarten op tafel. Dat is wat jij me geleerd hebt. Ik ben zover. Jij hoeft me er nu alleen maar de mogelijkheid voor te geven.' Vera aarzelde. Ze had hier niet op gerekend en werd nu door Arie voor een voldongen feit gesteld. Meestal redde ze zich daar wel weer uit, maar de relatie met Arie was haar, ondanks alles wat er was gebeurd, te lief om plotseling en onvoorbereid te bespreken in een of andere restaurantje in Rektum. 'Ik denk dat het goed is om te praten, maar ik denk ook dat dit niet de manier is om mij mee te vragen.' 'Wat wil je dat ik doe? Knielen? Smeken? Dat kun je allemaal vergeten. Ik ben er nu klaar voor. Je komt nu mee. Of niet.' 132
'Je speelt hoog spel, De Groot. Dat mag ik wel. Maar je moet wel beseffen dat je mij daardoor in een zwakkere positie manoevreert en daar houd ik dan weer niet van.' 'Ik zal mijn positie niet uitspelen, Vera. Dat beloof ik uit de grond van mijn hart.' Vera liep naar binnen, schreeuwde naar De Inspecteur die boven zat te werken dat hij zelf het eten maar even moest koken, want zij was uit eten, ze pakte haar vest en deed de deur achter zich dicht. Gearmd liepen ze naar de auto. 'We gaan trouwens naar de Chinees, want daar heb ik me op verheugd.' 'Jezus, heb je me daarvoor bij mijn boontjes weggehaald?' En voor het eerst in maanden lachten Arie en Vera weer samen. De Ford reed met een gemoedelijk gangetje over de provinciale weg. Vera en Arie hadden elkaar veel te vertellen en dus waren ze in de auto maar vast begonnen met praten. Ter hoogte van de kruising met de gemeentelijke weg naar Maden stond Arie ineens op de rem. De Ford stond meteen stil en Vera, die deze manoeuvre niet had zien aankomen, werd volledig doorelkaar geschud. Ze wilde gaan schelden op Arie, maar die hield meteen zijn hand op om aan te geven dat ze stil moest zijn. Arie vertelde van het gesprek dat hij twee uurtjes daarvoor had gehad met een vrouw in Frankrijk. 'En er was iets. Ik kon er eerst niet opkomen wat, maar er wàs iets' vertelde hij haar. 'En wat was er dan?' vroeg Vera. 'Dat schoot me dus net te binnen. Ik heb de stem van die vrouw vaker gehoord.' 'Hoe kan dat nou?' vroeg Vera. 'Ik weet het niet.' 'En? Wie was het?' 'Dat weet ik niet.' Trijntje zat op de grond van de kamer voor de ladekast en tussen wat stapels papier om alle relevante documenten over de boerderij in Frankrijk bijelkaar te zoeken voor Arie. Eigenlijk was ze er zo klaar mee, want het ging om een envelop van de notaris en een stapeltje documenten die specifiek over de boerderij gingen. Er waren wat foto's en er waren bouwtekeningen waarop een verbouwing van de boerderij in kaart was gebracht die in de jaren 90 had plaatsgevonden. Toen ze alles had verzameld, pakte ze een klein doosje en deed de papieren erin. Ze zette het bij de deur om het bij de hand te hebben als Arie het de volgende dag om acht uur kwam ophalen. Ze liep naar de kamer om wat thee in te schenken. Dit keer met een rondo. Het kon niet op vandaag.
133
'Wat neem jij?' vroeg Vera. 'Nummel vielendeltig, en jij?' 'Ik had eigenlijk meer zin in een pizza. Of boontjes. Maar vooruit, ik ga voor de vegetarische tjap tjoy' 'Ik betaal.' 'Oké, dan neem ik de Pekingeend.' 'Er is wat met eenden, de laatste tijd. Vind je ook niet?' Vera had geen tijd om te antwoorden, want de glimlachende Chinese dame was al gealliveerd om de bestelling op te nemen. 'Als je me wat wilt vertellen, dan moet je snel zijn, want voor je het weet staan we weer buiten' zei Vera. 'Oké' zei Arie, 'Vera ...' 'Ja?' ze glimlachte die allesverlammende glimlach. 'Vera, ... ik hou van je.' 'Ja, ...' zei ze, '... dat weet ik.' Toen de Chinese dame de warmhoudplaten kwam brengen, was de tafel verlaten. Het verschuldigde bedrag lag op tafel. Vera had geweigerd het bezoek aan het Chinese specialiteitenrestaurant voort te zetten na de liefdesverklaring van Arie. Ze waren weggegaan en hadden een lange wandeling gemaakt. Arie had verteld over de afgelopen tijd en het schuldgevoel waar hij maar niet af kwam. Gevoelens die haaks stonden op zijn verliefdheid. Zijn hele leven werd beheerst door tegenstrijdigheden en omdat Grietje niets meer kon tegenspreken en hij Vera niet had toegelaten om erover te praten, was hij uitgeput. Vera vond dat hij haar niets meer hoefde uit te leggen; het feit dat hij verliefd op haar was, had zijn gedrag voldoende verklaard. Om uit de toestand van moedeloosheid te raken, móest hij de liefdesverklaring wel doen, ook al liep hij de kans afgewezen te worden. Vera moest het weten. Hij moest eindelijk eens zeggen wat hij vond en voelde en... En Vera wees hem niet af. Ze was weliswaar nog niet zo ver als Arie, maar ze wilde graag geloven dat een relatie met hem tot de mogelijkheden behoorde. Bij deze vaststelling moest champagne worden gedronken, geen rijstwijn. En dus waren ze na de wandeling de sfeervolle bistro Les Deux Cheveaux binnen gelopen. Champagne was niet het favoriete drankje van Arie, dus toen ze bij het haardvuur een proost uitbrachten met het eerste glas van een mooi wit mousserend Portugees alternatief, beseften ze dat de eend hen ook nu was achtervolgd in de naam van het etablissement waar ze verbleven. Een lelijke. Ze dronken van de wijn en aten enkele amuses voor ze aan tafel gingen. Ze bestelden eten 134
en dronken er een Médoc Pichon Baron uit 1992 bij. Arie vroeg zich af hoe een bijnasterrenrestaurant bestaansrecht had in een gat als Rektum. De spijzen waren uitgelezen, de wijn subliem. En ondanks de prijzen en de dinsdagavond, was het goed bezet. Na de Rémy Martin had Vera de ober verzocht een taxi voor ze te bellen. Om twaalf uur waren ze bij het huis van Arie uitgestapt. Ze waren meteen naar boven gegaan. Arie had Vera langzaam uitgekleed en hij was volkomen opgewonden geraakt toen Vera de rollen omdraaide. Dit keer waren er geen professionele foefjes nodig om zijn lid in geheven positie te brengen. Voor de tweede keer die dag voelde Arie de Groot een vrouwenmond zich om zijn penis sluiten. 'Maar goed dat ik hem nog gewassen heb' dacht hij met een verrukte grijns. Hij voelde dat Vera's actie niet te lang moest duren en hij leidde haar met een lichte dwang naar zijn bed. Daar, op zijn eigen bed, gleed hij tussen de dijen van de mooiste, de liefste, de verrukkelijkste vrouw die er bestond. En daar, op zijn eigen bed, beleefde hij toch nog een happy end. Eentje die oneindig veel happier was dan die van The Sound of Music. En tegelijkertijd wisten beiden dat dit niet een einde was, maar een begin. Misschien was het niet de bedoeling van Vera geweest om die nacht het bed met Arie te delen. Ze had hem een paar uur geleden nog verteld dat zij een relatie met Arie wel zag zitten, maar nog heel even niet. Dat heel even was wel heel héél even geworden na de mooie avond in Les Deux Cheveaux. Vera besloot op te staan; Arie sliep nog half. Ze liep om het bed heen en gaf hem een aai door zijn haar. 'Zou je niet eens opstaan, De Groot?' 'In Frankrijk werd ik gewekt door twintig hanen. Hier door een lekkere poes.' De klap kwam totaal onverwacht en veroorzaakte een flinke pijnscheut in zijn maagstreek. Arie greep naar Vera en probeerde haar terug te trekken op bed. Ze stribbelde tegen, maar het lukte uiteindelijk toen hij haar van achter pakte en haar met een zwierige boog op de dekens dwong. Ze stoeiden op het bed met af en toe een been ernaast als de balans daarom vroeg. Vera's gestribbel resulteerde er uiteindelijk in dat ze met haar hoofd op het voeteneind van het bed naast Arie terecht kwam. Daar bleef ze liggen. Arie streelde haar benen terwijl hij op zijn zij naast haar lag. Zijn linker hand ondersteunde zijn hoofd. Arie bedacht dat hij Vera vaak had bekeken en dat ze dat, ondanks zijn pogingen het heimelijk te doen, altijd had geweten. Nu lag ze naast hem. Naakt en met de mist van slaap nog over zich. Haar blote voeten vlak bij. Hij bekeek en bevoelde haar tenen met die onberispelijk rood gelakte teennagels, en ineens werd hij weer zo geil als crème brûlée. Vera zag het en liet het gebeuren. Jonge geliefden neukten nu eenmaal de hele dag. Arie ging op zijn knieën zitten en likte zich langs de binnenkant van Vera's benen een weg omhoog. Zijn tong vond wat hij zocht, het gothische driehoekje van Onze, en in dit specifieke geval, Zijn 135
Dame. Voorzichtig leidde hij deze godin naar opnieuw een explosief orgasme. Wat zouden haar klokken luiden. Inmiddels was Arie bijna gek geworden van begeerte. Vera stond op en ging op haar knieën op het bed zitten. Arie penetreerde haar diep van achteren. Met dampende, kreunende en vooral tergend langzame stoten, bracht hij beiden in een ultieme gemeenschappelijke roes. Niet te snel, vooral niet te snel. Terwijl hij Vera nam, bekeek hij haar haar, haar rug. Hij pakte haar bij haar middel om de controle te houden. Hij bekeek haar benen en haar voetzolen. En toen, door de hartstocht niet in staat om de apotheose uit te stellen, kwamen ze klaar. Kletsnat van de inspanningen en de opwinding lieten ze zich in elkaars armen op bed vallen, ze trokken de dekens over zich heen en lieten elkaar niet meer los. 'Volgens mij heb ik een afspraak.' 'Met wie?' 'Trijntje' 'Ga je nú alweer vreemd?' 'Ha! ... Hoe laat is het? 'De dekens liggen over mijn hoofd, dus ik kan de wekker niet zien.' Vera stak haar hoofd onder de dekens uit om te kijken. 'Half twaalf' 'Kut!' 'Dat kun je wel zeggen ja.' 'Ik zou er acht uur zijn.' 'Nou. dat red je niet meer.' Ze gooiden de dekens van zich af en stonden op. Vera zette de douche aan en stapte eronder toen het water nog nèt iets te fris was. Maar dat was een tijdelijk probleem. Arie kwam erbij en samen genoten ze van het warme water. Ze zeepten elkaar in, spoelden zich af en stapten de cabine weer uit. Arie zei dat het ontbijt waarschijnlijk een probleem zou worden. Hij had geen tijd gehad om boodschappen te doen en bovendien had hij niet gerekend op een ontbijt voor twee. Vera forceerde een namaakpruiltje op haar bovenlip en zei dat ze wel naar huis ging om wat te eten. De Inspecteur zou wel ongerust zijn. 'Ja, De Inspecteur' zei Arie. Daar moeten we het ook nog over hebben.' 'Arie, zit jij maar niet in over De Inspecteur. Dat komt goed. En nu als de gesmeerde bliksem naar Trijntje. Chop chop; ik kom er wel uit.' Vera gaf Arie een kus op zijn wang. 'Ik had spaghetti bedacht voor vanavond. Is dat goed wat jou betreft?' 'Alwe..., o, uuh ja; prima. Tot vanavond dan.' 136
'Tot vanavond' zei Vera. 'En voor ik het vergeet, mijnheer De Groot...' 'Hmm?' 'Ik hou ook van jou. Al veel langer dan je denkt.' 'Heb je mijn SMS'je nog ontvangen?' 'Ja natuurlijk, anders had ik allang alarm geslagen.' Arie gunde Trijntje een flauwe glimlach. 'Sorry dat het wat later is geworden.' 'Mij maakt het niet uit Arie, maar ik hoop dat ik me over jou geen zorgen hoef te maken.' 'Integendeel Trijntje, integendeel.' 'Gelukkig.' 'Gelukkiger dan je denkt' zei Arie en liet wijselijk de oorzaak onvermeld. 'Heb je de spullen waar ik je gisteren om vroeg?' Trijntje wees op de doos die naast de deur stond. 'Daar zit alles in.' 'Mooi' zei Arie, 'kan ik nog wat voor je doen?' Trijntje twijfelde, maar zei het toch. 'Als je wilt, zou ik heel graag wat meer willen weten over de boerderij. Je hebt al beloofd wat dingen voor me uit te zoeken, maar ik vroeg me af of je wat verder wilt gaan. Ze zeggen dat Patricia Rempart een slechte vrouw was en dat er moeilijkheden waren bij het vinden van ons. Ze is familie, maar ik ken haar niet. Wie was ze en waren wij echt de enige familie?' 'Ik zal eens kijken wat ik voor je kan doen, Trijntje. Maar ik beloof niets.' 'Dat hoeft ook niet' zei Trijntje. Ik ben al blij dat je niet meteen nee zegt'. 'Ben je gek? Ik sta bij je in het krijt.' 'Je staat niet bij me in het krijt, maar toch heel erg bedankt Arie.' De telefoon in de gang begon te rinkelen. Het was nog een oude wandtelefoon met draaischijf en een echte bel. 'Bedank me maar als ik wat heb. Ik ga ervandoor.' 'Zal ik doen ... Weet je zeker dat er niets is waar ik me zorgen over moet gaan maken?' 'Trijntje, in dit geval kan ik alleen spreken in eufemismen. Ik ben gelukkiger dan ik ooit ben geweest. En neem nu als de donder die telefoon op.' Het was nu zaak zijn belevenissen van gisteren, vannacht en vanochtend uit het hoofd te zetten en zijn onderzoekje op te starten. Twee dagen geleden zag het leven er voor Arie de Groot nog heel anders uit. Natuurlijk waren de factoren die zijn leven zo drastisch zouden veranderen al veel langer latent aanwezig, maar hij had het niet gezien en ze dus ook niet geactiveerd. En als je niets 137
activeert, dan gebeurt er niets. Dat was wat Vera bedoelde met de rechtstreekse aanpak. En dat was wat Anita had bedoeld met ophouden met zielig zijn. En nu, nadat hij Vera had verteld dat hij van haar hield, was de wereld ineens twee keer zo snel gaan draaien. Het was tijd om het hoofd en het hart even wat rust te gunnen. Hij zette het doosje dat hij net van Trijntje had gekregen in de auto en liep het kleine stukje naar de kroeg van Stremler. Gelukkig werd zijn hoop waarheid want Douwe en Jan zaten aan de stamtafel aan een uitsmijter. Hij groette hen en bestelde bij Siebren een glas versgeperst sinaasappelsap en een uitsmijter spek. Siebren vertelde dat hij alleen nog jus d'orange uit flesjes had. Het versgeperste sap was een idee van Vera geweest en was, toen Vera haar ontslag had ingediend, uit het assortiment genomen. Teveel werk, vond Siebren. 'Doe dan maar een rivella'tje, Siebren' zei Arie toen hij plaatsnam aan de stamtafel. 'Blij dat ik je weer zie Arie', zei Jan. 'En ik jullie, jongens' antwoordde Arie. 'Is Dennie Christian er niet?' 'Die ligt onder mijn stoel' zei Douwe. 'Wat is ie stil.' 'Ik eet geen gehaktbal en uitsmijters lust hij niet. Hij heeft dus geen reden om te zingen.' Het hondje had even zijn kop opgestoken toen hij zijn naam hoorde, maar sliep al snel weer verder. Althans, de slaap die honden slapen als ze in een andere dan hun eigen omgeving zijn. Slapen, maar toch waakzaam zijn. De ogen die af en toe de omgeving controleren en de oren die alert met de geluiden meedraaien. Siebren kwam de rivella brengen. Hij zette het glas voor Arie neer en vroeg hoe het met hem was. 'Als je je even kunt losrukken van je werk, dan vertel ik het als je hier even gaat zitten, dan hoef ik maar één keer.' 'Best, maar er komt nog wel een uitsmijter van je door. Die laat ik niet koud worden.' Arie vertelde zijn vrienden en de kroegbaas het hele verhaal; ook wat ze al wisten. Hij begon met de reis en wat er allemaal in Frankrijk was gebeurd. Tot en met de val van Grietje. Daarna over de periode waarin hij met schuldgevoelens zat en op het punt had gestaan weer naar de fles te grijpen, maar het niet had gedaan. Siebren was intussen even weggelopen om de uitsmijter voor Arie te halen en een klant een glas melk te brengen. Door de muziek iets zachter te zetten kon hij Arie blijven volgen. 'Verdomme Arie, wat een toestand' zei Douwe. 'Had je geen behoefte aan een beetje vriendschap in die periode?' 'Ik had geen idee waar ik behoefte aan had, Douwe. Ik lag op bed en als de beelden van de kliffen in Frankrijk te intens werden, dan ging ik een film kijken. Misschien heb ik er wel tweehonderd gezien. Soms hielp Deep Purple me ook prima, maar de beelden raakte ik niet kwijt en het malen over de schuldvraag kwam ook elke dag onherroepelijk terug.' 138
'En hoe gaat het nu? Je ziet er goed uit.' 'Jongens, het gaat geweldig met me. Echt geweldig.' De drie mannen keken elkaar aan. 'Zit je ons nu te kloten Arie?' 'Ik? Jullie kloten? Nooit! Echt waar, het gaat geweldig met me. Vandaag ben ik de gelukkigste man ter wereld.' 'Hij zit ons te kloten.' 'Nee, Nee! Echt niet. Er is geen woord gelogen. Het gaat geweldig met me.' 'En wat heeft die ommezwaai dan veroorzaakt?' vroeg Douwe. 'Twee dingen, waarvan ik jullie er maar één ga vertellen. Ik ga een onderzoek doen naar de gebeurtenissen in de boerderij van Trijntje van der Wal in Frankrijk. Trijntje heeft het me gevraagd te doen en ik doe het graag. Ik ben weer even lekker bezig en ik kan wat voor haar terugdoen.' 'Dat is een nobel gebaar, Arie' zei Jan, 'en het tweede?' 'Dat zei ik net al, dat vertel ik jullie niet. Misschien binnenkort.' De drie mannen drongen niet aan. Een echte Friese vent is niet nieuwsgierig en als iemand iets niet wil zeggen, dan zal hij daar zijn redenen voor hebben. 'Best' zei Jan, Kennen jullie die mop al van Herman Brood die samen met de paus bij Petrus komt?' 'Nee, vertel.' Arie was om drie uur thuis. Hij had weer even lekker gelachen en kon nog net een beginnetje maken met zijn onderzoek, voordat Vera kwam om spaghetti te koken. Hij zette zijn Ford op de oprit, pakte het doosje van Trijntje van de bijrijdersstoel en liep het huis in. Hij liep naar de grote steigerplanken tafel in de keuken, zette de doos erop, haalde zijn laptop uit de kast, vouwde hem open en klikte hem aan. Terwijl het ding onder het uitstoten van de bekende geluiden opstartte, zette Arie een pot koffie. Met thermoskan en mok ging hij aan tafel zitten. Nog voor hij zijn beker kon vullen met koffie, begon zijn Iphone Eruption van Edward Van Halen te spelen. Arie zag op de display dat Trijntje hem belde. Ze vertelde hem dat er een vrouw had gebeld, net toen Arie de state verliet. De vrouw had haar verteld dat ze familie van Patricia Rempart was. Ze noemde zichzelf Bettie met IE. Ze gaf een beschrijving van de boerderij in Frankrijk en gaf de datum van het overlijden van mevrouw Rempart. 'Wat is haar telefoonnummer?' 'Dat gaf ze niet.' 'Mailadres, website, Hyves, ...?' 'Nee ...' Arie hoorde enige aarzeling aan de andere kant, '... niet gezegd.' 'Heb je het wel gevraagd?' 139
De stilte die volgde zei genoeg. 'Facebook?' Arie probeerde maar wat. 'Dat komt me bekend voor. Volgens mij heeft ze dat wel.' 'Waarom belde ze eigenlijk?' 'Ze vertelde dat Grietje en ik de rechtmatige eigenaren waren van de boerderij in Frankrijk en dat er allemaal erge dingen gebeuren.' 'Dat eerste wisten we al. Was dat alles?' 'Ja' 'Trijntje, deze mevrouw beweerde dat ze familie van die Rempart was, en dus misschien ook van jou. Het was mooi geweest als je wat meer informatie had los gekregen. Nu moet ik er achteraan en dat zal ongetwijfeld een hoop tijd kosten.' 'Ik begrijp het Arie, het spijt me. Ik was wat in de war toen ze zich voorstelde.' 'Ach ja, dat kan ik me ook wel weer voorstellen. Laat maar gaan. Het is al goed zo. Ik ga weer aan de slag. Heeft Bettie nog een achternaam genoemd?' 'Nee, dat vond ze niet belangrijk.' 'Maar ik wel' zei Arie, 'ik laat wat horen als ik meer weet.' Hij pakte de doos en haalde de spullen eruit. Hij bekeek de documenten die Trijntje erin had gestopt. De tekeningen van de Ferme, de notariële akten waar hij niets van begreep omdat ze in het Frans waren gesteld, en de fotoboeken die ze erbij had gedaan om het onderzoek naar de familie te faciliteren. Arie bladerde wat door de boeken. Hij wist niet wat hij zocht. Er waren foto's van de jonge Trijntje en Grietje met, waarschijnlijk, hun ouders. Arie kende de ouders niet. Die waren al overleden toen hij zijn boerderijtje kocht en in Bierrum kwam wonen. Ineens zag hij een foto. Het was een soort familiekiek; er waren veel mensen die de gelegenheid te baat hadden genomen om zich tijdens, waarschijnlijk een formele, bijeenkomst te laten vastleggen. Als Bettie familie is, en dit is een familiefoto, dan is er een kans dat ze hier op staat. Hij bekeek de mensen zorgvuldig; één voor één. Geen idee; nooit gezien. Op de achterkant stonden letters. Er was op sommige plaatsen zoveel informatie weggevallen dat de term woorden daar niet gerechtvaardigd zou zijn. Het waren waarschijnlijk ooit namen geweest. Hij dacht na over zijn aanpak. Eerst 's werelds mooiste verworvenheid maar eens proberen. Het internet. Arie startte de zoekmachine en typte de namen van Trijntje en Grietje in, samen met de zoektermen Frankrijk en boerderij. Het leverde geen bruikbare hits op. Misschien ging het beter als hij zocht op de fotostudio die hij had ontdekt. Er werd porno gemaakt. Hij voerde de zoektermen porno, boekjes en de plaatsnaam van het dorp waar de Ferme stond, Kibbelinghen, in. Het resultaat was een enorme rij hits van alleen maar sites die 140
seks aanboden. Veel te veel. Weer niets bruikbaars dus. Arie dacht na. Hij besloot eerst de documenten die Trijntje in de doos had gedaan maar eens wat beter door te nemen. Misschien vond hij daar een aanknopingspunt, maar nu eerst een kop koffie. Hij vulde de mok met koffie uit de kan en nam een eerste slok. Het was een lekker pittig bakje. Ieder ander zou vinden dat het ondrinkbaar was, maar dit was Aries alternatief voor whisky. Pittige koffie als sterke drank. De meeste documenten waren van de notaris. Kadastrale tekeningen, bouwtekeningen, testamentaire documenten, notariële akten en niet te lezen wetsteksten, de meeste in het Frans. Arie besloot er kopieën van te maken omdat dit de originelen waren en Trijntje die eigenlijk niet had moeten afgeven. Hij bestudeerde de bouwtekeningen. Er waren er drie. Een van de begane grond, een van de verdieping en de zolder en een van de kelders. Twee tekeningen leken redelijk nieuw, die van de verdieping en de zolder was duidelijk de oudste. Arie ging op zoek naar een datum. Hij vond ze op elke tekening op het voorblad. De twee nieuwste tekeningen dateerden van 1994, de oudste vermeldde als datum 23 november 1925. Patricia Rempart moet toen zo'n tien jaar zijn geweest. Maar woonde ze toen al op deze boerderij? Arie vouwde de oude tekening uit en, hoewel hij geen bouwkundige was, zag hij dat de kwaliteit maar een fractie was van de zorgvuldigheid die de huidige bouwtekeningen kenmerkten. Het leek erop dat het ontwerp in de gauwigheid was ontstaan in het café tussen het aperitief en de lunch in. Hij wist niet goed hoe hij het moest lezen, maar hij dacht er wel uit te kunnen opmaken dat de tekening was gemaakt voor een verbouwing. Alleen het deel dat verbouwd was, was getekend. De recente tekening van de begane grond stelde ook een verbouwing voor. Zo te zien de keuken. De keuken? Dat was het grootst mogelijke zooitje dat Arie ooit had gezien. Vreemd. Arie vouwde de derde, die van de kelders open en zag dat er een stuk ontbrak. Het deel onder de kapel en dat waar Arie de fotostudio had aangetroffen was er niet. Het was in een keurig rechte lijn afgeknipt. Hij wist even niet wat hij er allemaal mee moest. Het kon nog een hele klus worden, besefte hij nu. Maar het was natuurlijk wel leuk om je in zo'n zaak vast te bijten. Zeker als je de zuster van Grietje ermee kon helpen. Arie kon er nog steeds niet mee leven dat hij niet beter op haar had gelet, daar op die rots. Voor het eerst in het buitenland, voor het eerst van haar leven dat ze notabene op een hoogte anders dan haar eigen hooizolder stond. Waarom moest hij verdomme die foto's maken van de zonsondergang. Als hij dat niet had gedaan, dan.., dan... De bel ging; zijn overpeinzingen kwamen abrupt tot een einde. Hij liep naar de voordeur en liet Vera binnen. Ze had wat tassen bij zich. Uit één ervan staken een prei en een stokbrood. Er was verder nog een pak spaghetti zichtbaar en Arie dacht nog een doos eieren te zien. 'Meisje, meisje! Heb je boodschappen voor me gedaan? Dat hoeft toch helemaal niet.' 'Heb je het vandaag zelf gedaan, dan?' vroeg Vera. Arie moest toegeven dat hij het weer was vergeten. 'Dat bedoel ik' zei ze. 'Bovendien zijn het niet jouw boodschappen, maar de onze. Ik heb 141
tegen De Inspecteur gezegd dat ik een lover heb en dat ik voorlopig niet thuiskom slapen.' Arie keek Vera aan. 'Maar' voegde ze toe, 'alleen als jij het goed vindt.' Hij wist even niets te zeggen. 'Je laat er geen gras over groeien, meiske' zei hij tenslotte, 'maar wat maak je me gelukkig.' 'Mooi. Ik heb een paar flesjes wijn meegenomen. Ze zijn niet zo duur als wat jij er in restaurants voor betaalt, maar de ervaring heeft inmiddels aangetoond dat ze redelijk goed binnen zijn te houden.' Arie liep naar haar toe en omhelsde haar. 'Hoe schoonheid, karakter en alles wat liefde is kunnen samenklonteren in vijfenzestig kilo' zei Arie. Meteen kreeg hij een klap in zijn zij. 'Eenenzestig! Rotjong!' Ze kookten samen. Arie was geen sterkok, maar hij hield zich nauwgezet aan de instructies van Vera, bang voor een nieuwe aanval. Hij sneed de prei, de tomaten en de ui. Vera pelde twee teentjes knoflook en raspte ze op een schoteltje dat ze speciaal voor dat doel in de Provence had gekocht. Ze prakbakte het gehakt en gooide de door Arie gesneden ingredienten erbij. Toen de saus pruttelde was het tijd voor het aperitief. Vera schonk zichzelf een glas rode wijn in, maar Arie vond dat het beter was dat hij de dag alcoholvrij beleefde. Voor hem een sapje in een wijnglas. De avond was zwoel, dus aten ze buiten aan de tuintafel in de achtertuin. Tegen achten stak Arie de vlam in een paar blokken hout, in de grote betonnen barbecue die op die manier als houtkachel diende. Ze vertelden elkaar verhalen over zichzelf, over hun leven en hun verleden. Om een uur of een gingen ze naar bed. Ze lagen dicht tegen elkaar aan, genoten van elkaar, voelden elkaar, maar ze vreeën niet. Ze vonden beiden dat ze zo snel mogelijk weer regelmaat in hun leven moesten brengen. Ze stonden om half acht op, kibbelden wat in de badkamer omdat Arie gewend was er alleen te zijn en zaten tegen achten aan een normaal ontbijt. Twee boterhammen voor Arie, en yoghurt met muesli voor Vera. Verder nog thee en koffie op tafel en ieder een stuk van de ochtendkrant. 'Wat is jouw programma vandaag?' vroeg Vera. 'Ik ga weer bezig met de boerderij van Trijntje. Het zal nog een hele klus worden en ik heb nog niets. Weet jij of er een methode is om iemand die op een foto staat en van wie je eigenlijk helemaal niets weet, op te sporen?' 'Misschien staat ze wel op Facebook of iets dergelijks. Je weet ook geen naam?' 'Bettie, maar het is redelijk duidelijk dat dat een valse naam is. Waarschijnlijk is het wel familie van Trijntje en Grietje.' 'Dan moet je op hun stamboom googelen; of misschien heeft Trijntje wel iets van een stamboom?' 142
'Dat heb ik gevraagd. Er is wel iets, maar omdat het vroeger behoorlijk is misgegaan met de echtelijke plichten van de stamvader Van der Wal, is die boom verworden tot een soort Corsicaans struikgewas. Trijntje en Grietje hebben ooit geprobeerd wat meer inzicht in de familie te krijgen, maar ze kwamen erachter dat hun verre voorvader zich zo had misdragen dat ze de zoektocht hebben gestaakt. Ze konden de verhalen niet meer aan. Vera lachte. 'Een heel verschil met de nazaten van nu.' 'Zeg dat wel' zei Arie. 'En heb jij nog plannen vandaag?' 'Als jij het goed vindt, wil ik wat kastruimte vrijmaken voor wat kleren van mijzelf. Waarschijnlijk blijf ik wel een paar dagen of zo, en ik wil mijn kleren een beetje netjes kunnen ophangen.' 'Ga je gang, Vera. Dit huis is ook voor jou.' Vera stond op, gaf Arie een kus en liep naar boven. Arie pakte de spullen van Trijntje er weer bij, logde in op internet en typte diverse zoektermen die te maken hadden met de naam Van der Wal in in de zoekmachine. Na een dik half uur geconcentreerd zoeken tussen de vele hits, vond hij een site met informatie over een familie Van der Wal uit, waarschijnlijk, de gemeente Rektum. Alleen Trijntje en Grietje waren er niet op terug te vinden. Misschien hun vader en moeder of opa en oma, maar hij wist niet hoe die heetten. Hij belde Trijntje. Na het gesprek van vijf minuten wist hij dat dit informatie was die hij zocht. Hij begon terug te bladeren in iets wat veel weghad van een stamboom, zonder op de zijtakken te letten. Trijntje had gezegd dat de ellende door Hotze van der Wal was veroorzaakt, dus eerst deze schobbejak maar eens vinden. Het duurde niet lang voordat hij hem had. Hotze van der Wal, geboren op 5 januari 1806 in Bierrum, overleden op 19 augustus 1895, ook in Bierrum. 89 jaar was hij geworden. En wie zei dat seks ongezond was... mijmerde Arie in zichzelf. Meteen realiseerde Arie zich dat de vondst van deze informatie weer voor nieuwe vragen zorgde. Wie had dit allemaal uitgezocht? En wie had het daarna op internet gezet? Het was en bleef een wonderlijke familie, de Van-der-Wallen. Hij volgde de lijn weer naar boven en vond de ouders van Trijntje en Grietje. Gerardus Theodorus van der Wal en Maaike Eveline Grietje van der Wal-Nauta. Vanaf Hotze van der Wal vertoonde de stamboom een groot aantal zijtakken met nakomelingen. Trijntje en Grietje stamden in een rechte lijn af van Hotze en zijn echte vrouw. Daarnaast waren wel vijftien lijnen of zo met andere vrouwen die voor het overgrote deel ook allemaal kinderen van hem hadden gebaard. Een snoeper van de gezondste soort. Arie moest weten hoe oud Bettie nu was, dan kon hij met behulp van de stamboom terugrekenen wie Bettie op de foto zou kunnen zijn. Als ze er al op stond. Misschien kon hij aan de hand van het telefoongesprek dat Trijntje met Bettie had gehad, aanwijzingen daarvoor vinden. Hij belde Trijntje weer. 'Weet jij hoe oud Bettie nu ongeveer is?' 143
'Nee. Geen idee.' 'Trijntje denk eens goed na. Het is belangrijk. Zijn er aanwijzingen, heeft ze dingen gezegd waaruit we haar leeftijd kunnen afleiden? Heeft ze jaartallen genoemd? Heeft ze gebeurtenissen genoemd waar ze bij is geweest?' Trijntje dacht na. 'Nee ...' Ze laste een stilte in, 'Nee, volgens mij niet.' 'Je vertelde dat Bettie jou een aantal dingen heeft verteld om aan te tonen dat zij familie was. Dat ging over de dood van Patricia Rempart, maar ik kan me voorstellen dat ze ook wat over vroe...' 'Nee. Daar heeft ze niets over verteld. En ik heb er ook niet naar gevraagd. Sorry Arie.' Arie sloot enigszins gepikeerd het gesprek af met de opmerking dat hij zelf wel verder zou zoeken en dook de doos met papieren weer in. 1994. De boerderij is in 1994 verbouwd; dat staat op de tekening. En Patries heeft de boerderij ook in dat jaar gekocht; dat staat in de eigendomsakte. Hoe oud was ze toen? Hij keek weer in de papieren. Het oude mens was 95 jaar toen ze stierf, dus was ze 79 jaar toen ze de boerderij kocht. Die durfde het wel aan. Ze liet de kelders meteen verbouwen, dus zou de aanname gerechtvaardigd zijn dat ze de Ferme met een vastomlijnd plan had aangeschaft. Maar zou dat plan het oprichten van een seksfabriek behelzen? Arie kon het niet geloven. Arie pakte een schrijfblok en tekende een tijdlijn. Toen zocht hij de site die hij eerder had gevonden met de stamboom van de familie Van der Wal weer op. Arie begon op het scherm per tak de generaties te tellen. Eerst de hem bekende, die van Trijntje en Grietje, die er overigens zelf niet bij stonden, zodat hij een getal had waar hij mee kon rekenen. De generatie van Trijntje en Grietje was de zevende stap, en hun ouders de zesde vanaf Hotze. Daarna gaf hij Bettie een plaats op basis van een geschatte leeftijd; ergens tussen de gezusters en hun ouders in. De namen van vrouwen in de andere takken, in de stappen 6 en 7 noteerde hij. Toen hij zich iets later realiseerde dat Bettie ook aangetrouwde familie kon zijn, deed hij hetzelfde nog eens met de mannen. Hij was net halverwege toen Vera de keuken binnen kwam. 'Ik heb zin in koffie.' 'O, ja. Ik zet even.' 'Nee, liever niet. Ik doe het wel, als je het niet erg vindt. Mijn darmen asfalteren kan altijd later nog.' Vera gooide van enige hoogte twee boekjes op tafel, en liet ze vlak voor Arie neerkomen. 'Heb je niet genoeg aan mij?' Het waren de twee pornoblaadjes die Arie in de boerderij vluchtig in zijn zak had gestopt en waar hij nooit meer aan had gedacht door het drama dat zich direct daarna had voltrokken. De jas waarin ze zaten zat volgens hem nog in een tas die hij niet had uitgepakt. Vera had dat nu waarschijnlijk gedaan. 'Ik heb gelukkig mijn handen vol aan jou. Die boekjes heb ik niet meer nodig. Bovendien 144
ben ik 47 en ik weiger seksboekjes met een leesbril te lezen.' 'Dan gooi ik ze weg.' 'Doe dat maar niet, want ik heb ze nog nodig. Sterker nog, ik heb ze hard nodig.' Vera keek Arie vragend aan. 'Vertel' Ze liep naar het aanrecht om koffie te zetten. 'Dit is wat er gebeurt op de Franse boerderij. Ik heb een weggemoffelde fotostudio gevonden in de kelder onder het huis aan de kant van de kapel. In deze boekjes worden buitengewoon prettige dingen gedaan in het decor dat ik in die studio heb aangetroffen.' 'Die boekjes zijn dáár gemaakt?' vroeg Vera ongelovig. 'Yep' 'Weet Trijntje dat?' 'Ik heb nog niet de tijd en het lef gehad haar dat te vertellen.' 'Allemachtig' zei Vera, 'dit kon nog wel eens leuk gaan worden.' 'Dat zou zomaar kunnen.' 'Heb je verder nog wat gevonden op internet?' 'Ik heb namen van vrouwen die in aanmerking komen en ik ben nu bezig met de mannen.' 'Bettie was toch geen man?' 'Maar ze kan wel aangetrouwd zijn, en dan moeten we in de stamboom op zoek naar een man.' 'Je hebt gelijk, daar had ik niet aan gedacht.' 'Dan is het maar goed dat ik het denkwerk doe.' Dit keer kon Arie nog net op tijd opzij duiken. 'Zeven vrouwen en tien mannen' Arie pauzeerde even, 'maar er staat geen Bettie tussen. 'Dan moeten we die dus allemaal nagaan.' Het was meer een vraag dan een opmerking. 'Ik ben hier om jou te vragen of er één of meer namen op het lijstje staan die je bekend voorkomen.' Arie verzocht Trijntje rustig te gaan zitten. Daarna gaf hij haar eerst het lijstje met de namen van de dames van wie hij dacht dat ze in aanmerking kwamen om Bettie te zijn. Concentreer je. Ik ga zo de kamer even uit en als ik daarna terug kom, dan vertel je mij welke naam of namen je iets zeggen. Ik wil tenminste je eerste indruk weten' Arie verliet de kamer. Na een minuut of vier, zo oordeelde Arie, had Trijntje genoeg tijd gehad om alle zeven namen van de dames te lezen en er wat van te vinden. Hij liep weer naar Trijntje toe. 'En?' 'Ik geloof niet dat...' 'Vertel me je eerste indruk.' 145
'Mijn eerste indruk is dat geen van de namen me wat zegt, maar nu ik er aan ga denken, dan zouden twee namen mij heel heel vaag iets kunnen zeggen.' 'Welke namen zijn dat?' 'Als ik je dat zeg, dan moet je je realiseren dat het gebaseerd is op helemaal niets.' 'Dat weet ik' zei Arie. Trijntje wees hem twee namen aan: Brigitte Pascal en Christine Savarin. 'Oké. Dan gaan we achter Brigitte en Christine aan.' 'En de mannen?' Voor de mannen werd dezelfde procedure gevolgd, maar Trijntje had bij geen van de namen op het lijstje een aha-erlebnis. 'Dan laten we het hier voorlopig bij.' Arie liep naar de deur met twee onderstreepte namen op zijn lijstje. Twee vrouwen die hij moest gaan zoeken. Trijntje liet hem uit. 'Als ik wat kan doen, ..' 'Dan bel ik je of ik kom langs.' 'Ik wil best wat gaan doen, Arie. Ik kan ook de computer opstarten en op internet gaan zoeken.' 'Nou ja, als je zelf vindt dat het kan, dan moet je het vooral niet laten. Hij liep naar zijn Ford en stapte in. Ze wuifden en gingen ieder voor zich aan de slag. De herfst had meedogenloos het Friese platteland bereikt. Storm, slagregens en windstoten met locale overstromingen, ontwortelde bomen en panloze daken als onontkoombaar gevolg. Arie en Trijntje waren nu drie maanden bezig met het achterhalen van Christine Savarin. Al in de eerste week nadat haar naam werd onderstreept op het lijstje van Arie, werd duidelijk dat Brigitte Pascal in 2000 was overleden. Christine was daarna het enige doel voor Arie, alhoewel hij eraan twijfelde of het wel zo verstandig was om al zijn punten op de zoektocht naar één vrouw te zetten. Temeer omdat ze letterlijk en figuurlijk verdwenen leek. Op internet hadden ze een berichtje gevonden dat ze werd vermist. Iets met een tempête. Vera had het artikeltje vertaald. Deze Christine was op de kliffen bij Escalles verongelukt tijdens een ziedende storm. Zoiets als er nu ook in Friesland woedde. De plaats klopte wel. Het was vlak bij de boerderij van Patricia. Het had er dus alle schijn van dat ze beet hadden, maar Christine was waarschijnlijk dood. Ze was althans nooit terug gevonden. Maar had die Bettie niet tegen Trijntje gezegd dat niemand wist waar ze was? Dat zou erop kunnen duiden dat ze zich verborgen hield. Maar waarom dan? Arie wilde absoluut zeker weten of ze dood was. Hij moest haar vinden. Dood of levend. Hij was er, samen met Trijntje achtergekomen dat ze samenleefde met een bakker, maar deze man liet op de één of andere manier helemaal geen sporen na. Sterker nog, Arie was ervan overtuigd dat de man door anderen werd afgeschermd. Hij was onbenaderbaar, en dat maakte Arie woedend. Al die moeite, al die tijd die hij erin stak en die Franse klootzak was niet te bereiken. Hij moest wat doen. Maar wat? 'Twitter je al?' vroeg Vera op een gegeven moment. 146
'Twitteren? Nee, moet dat?' 'Niks moet, maar er zijn een heleboel mensen die het wel doen, dus als je contacten wilt, dan moet je gaan Twitteren of Facebooken. Misschien heeft Christine wel een account, dan heb je zo contact gelegd.' 'Dat zal tegenvallen als ze echt dood is. Bovendien hebben we alleen haar valse voornaam.' Christine Savarin is niet bekend op Facebook.' 'Eerlijk gezegd geloof ik er niets van dat ze dood is' zei Vera. Die man is niet te vinden, er is niets over hem bekend. Het zal dus wel een klootzak zijn. Christine heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt te verdwijnen met die storm. Volgens mij zit ze nog wel ergens achter de computer en wil ze ongemerkt informatie inwinnen over haar familie. En dat kan het beste via de sociale websites. Ze moet erbij aangesloten zijn.' Arie leek overtuigd en startte Facebook op. Hij startte zijn account en ging op zoek. Hij vond weer niets. Ook bij Twitter had hij geen succes. Toen liet hij het apparaat, in een opwelling, zoeken naar Bettie Savarin. Die was er wel. Hij wilde haar account verder bekijken, maar Bettie deelde slechts een deel van haar profielgegevens met anderen. Er was geen foto die Arie kon vergelijken met de foto die hij van Trijntje had gekregen. Bovendien was ook de informatie over Bettie zelf niet opengesteld voor iederen. Arie moest een bericht sturen om meer over haar te weten te komen. 'Maar' zo zei hij, 'dat doen we als Trijntje hier is.' 'Nu gaan we naar bed?' vroeg Vera. 'You bet, my dear, maar...' Arie keek Vera ondeugend aan... 'Wat maar?' 'Ik moet eerst even pissen.' * In de krappe kamer in de Rue Albert Camette in Boulogne klonk een kort bliepje. Christine Savarin lag in bed. Aanvankelijk was ze op de dekens gaan liggen om even de ogen dicht te doen, maar vanwege de wind die buiten raasde, maar die welhaast geen weerstand leek te ondervinden van de muren van het gebouw, was ze er toch maar even onder gekropen. Nu sliep ze. Ze had de afgelopen maanden veel tijd gestoken in het bespioneren van de boerderij. De jonge mensen en de forse dame bleven komen. Ze hadden hun eigen sleutel en konden gewoon naar binnen. Alleen was de beveiliging sinds een paar weken strenger geworden. Als de jonge mensen binnen waren, dan liep er nu ook altijd iemand op het erf. Christine dacht dat er zelfs een beveiligingsinstallatie was aangebracht. Ze moest erg oppassen niet gezien te worden, dus had ze haar werkterrein verplaatst 147
van de boerderij zelf tot het struikgewas vlakbij de toegangsweg. Weken had ze ook besteed aan het zoeken op internet naar de publicatie van het uiteindelijke produkt van wat er in de boerderij gebeurde. Daarvoor had ze ontzettend veel sekssites zitten bekijken. Een walgelijk werkje, maar het moest gebeuren als ze informatie wilde hebben over de mensen die verantwoordelijk waren voor de viezigheid die notabene door haar tante was gefaciliteerd. Ze had wat foto's gevonden en een enkel filmpje waarvan ze dacht het decor in de kelder te herkennen. Op een donkere avond had ze zwarte kleren aangetrokken, was naar de boerderij gereden en had haar auto in het dorp geparkeerd. Via een bebost en platgetreden spoor was ze verder gelopen. Door niet voor de normale toegangsweg te kiezen kon ze aan de nieuwsgierige blikken van de beveiliger en de camera's ontkomen. Ze had via een achteringang het erf bereikt en was ongemerkt, gebruikmakend van de duisternis, het kapelletje binnengegaan. Daar had ze zichzelf ingesloten en had in afwachting van het vertrek van de mensen in de fotostudio de meegenomen baguette jambon gegeten. 's Nachts was ze de strijd aangegaan met haar angsten. Ze had de grote zaklamp uit haar rugzak gehaald en was, alert op de aanwezigheid van beveiligingscamera's, naar de fotostudio gegaan. Zoals verwacht vond ze de deur op slot, maar na wat zoekwerk vond ze in de ruimte naast de studio een portaaltje. Een subtiele destructieve actie was genoeg om haar toegang te verschaffen, al spatte de kalk wel alle kanten uit. Eenmaal in de studio had ze geconcludeerd dat het filmpje en de foto's in deze studio waren gemaakt. Eindelijk was er resultaat. Een klein beetje overmoedig door dit succes was ze verder gaan zoeken. Ze vond een bureau waarvan het slot op één van de lades haar speciale aandacht trok. Het was nieuw en zag er steviger uit dan de rest. Dat betekende wellicht dat er in die lade iets lag dat haar verder kon helpen. Christine was ineens niet meer te stuiten. Ze verliet de fotoruimte en rende als een gek naar de kelder onder de keuken. Ze wist dat Patries daar een gereedschapskist had staan. Ze vond hem en pakte er een paar stevige schroevendraaiers en een klein mokertje uit. Ze rende weer terug naar het bureau. Christine zette de grootste schroevendraaier tussen de eerste en tweede la en gaf er een flinke tik met de moker op. Daarna nog een paar. Ze verschoof de schroevendraaier een paar keer en bleef er met de moker op slaan. Na een paar minuten had ze de la open en zag ze diverse boekjes en wat formulieren liggen. Ze stopte ze allemaal zonder ze eerst in te kijken in haar rugzak en verliet de boerderij via dezelfde weg als die ze gekomen was. Nu was er een klein bliepje. Ze hoorde het in haar onderbewustzijn en verwerkte het in haar droom. Ze registreerde het niet als binnenkomende mail. Toen ze wakker werd, liep ze naar het kleine aanrechtje en dronk een glas water. Ze had zin in koffie, maar niet hier. Ze fatsoeneerde haar haar en pakte haar portemonnee om in de stad een petit café noir te drinken en de krantenkoppen te scannen in haar favoriete café'tje in de Rue du Chemin vert. Favoriet omdat het zo lekker donker en dus anoniem was. Ze liep naar haar laptop om hem uit te zetten en zag dat ze een mail had. Dat had ze 148
weken niet gehad, want niemand kende haar mailadres. Alleen via Facebook zou iets in haar mailbox terecht kunnen komen. Ze vergrootte haar inbox en zag inderdaad een mail van Facebook. Arie de Groot; zeker weer zo'n viezerik die geilt op alle vrouwen die Bettie heten en de foto opvraagt. Plotseling zag ze dat Arie uit Bierrum kwam en daarmee was haar interesse gewekt. Het was een bericht uit Bierrum! Ze hadden haar gevonden. Dag Bettie, Ik schrijf dit bericht mede namens Trijntje van der Wal. Wij zijn op zoek naar een vrouw met de naam Christine Savarin. Mogelijk gebruikt ze af en toe de naam Bettie. Dit voorjaar heeft deze contact gehad met de familie Van der Wal over een boerderij in het noorden van Frankrijk. Wij vermoeden dat u Christine Savarin bent. Kunt u ons dit bevestigen? Bijgaand een foto waar u waarschijnlijk op staat. Christine wilde geen overhaaste beslissingen nemen. Ze had de situatie waarin ze werd doodgewaand tot nu toe als een warme deken ervaren. Natuurlijk, het had zijn nadelen maar zolang ze weg was, had ze ook van niemand last. Voorlopig was het goed zo. De mail van die Arie de Groot besloot ze daarom voorlopig nog even niet te beantwoorden, maar ze wilde hem nog wel even geruststellen. Ze downloade de CD Beautiful Freak van Eels en zette het vijfde liedje op haar Facebook-pagina. Ze maakte een link en stuurde die naar Arie. Daarna schakelde ze de laptop uit. Ze nam haar portemonnee en ging naar haar auto. Ze reed naar Le Touquet. Tijd om in een mondaine omgeving aan het strand eens te overdenken waar ze nu aan toe was. Toen ze haar auto op de grote afschuwelijke betonnen parkeerplaats had gezet, drong het tot haar door dat het mondaine van Le Touquet alleen in de zomer gold. Er was niets te doen op het strand. Nee, wat had ze anders verwacht met dit weer? En waarom zo'n vreselijke parkeerplaats in het zicht van het strand, waarom niet netjes weggewerkt achter de boulevard? Stel je voor dat ze eens een stukje zouden moeten lopen, die Fransen. Wàt een stom volk. Eigenlijk had Christine nu al spijt dat ze de moeite had genomen hier naartoe te rijden, maar omdat ze er nu toch was, zocht en vond ze een gelegenheid waar ze eindelijk haar petit café noir kon bestellen. Kranten waren hier niet, dus ging ze stilletjes in een hoekje zitten om haar gedachten te ordenen. Nadat ze een tweede kopje had gehad, liep ze naar buiten. De vochtigheid in de lucht was voelbaar, maar het was net geen regen. Ze stak de boulevard en de parkeerplaats over en liep in de richting van het casino. Daar ging ze met de trap het strand op. Ze proefde dat haar lippen zout werden. De vochtigheid in de lucht was afkomstig van de zee. Ze liep zuidwaarts, richting Berck; de zuidwester wind striemde haar gezicht 149
schuin van voren. De ultieme situatie om het rommeltje in haar hoofd eens goed te ordenen. Ze dacht aan de afgelopen maanden. Aan wat ze had meegemaakt, wat ze had gezien en gehoord en waar ze achter was gekomen. Opeens voelde ze de behoefte wat op papier te zetten. Schrijven is ordenen. Ze had een kilometer of drie gelopen en keerde om. Ze liep langs de boulevard, spiedend naar winkeltjes waar ze een schrijfblok en een pen kon kopen. Toen ze daarin was geslaagd, zocht ze een geschikt café. Iets met hoekjes en planten om ongestoord te kunnen denken. Ze vond wat ze zocht en het heette La belle-Mère. In combinatie met het uitzicht op zee zou de niet-Franstalige toerist kunnen denken dat de naam De Mooie Zee betekende. Deze lieden kwamen echter bedrogen uit omdat de naam verwees naar schoonmoeder. Wiens belle-mère was onduidelijk, maar wie het café betrad wist meteen alles over de relatie van de bedenker van de naam met zijn schoonmoeder. In het kleine sluisje dat de koude zeewind buiten moest houden en de kachelwarmte binnen, was een klein formaat guillotine opgesteld. De doorzetters die het café bereikten, konden genieten van een wapenarsenaal waar het Belgische leger de vingers bij aflikte. Nieuwe en oude geweren, pistolen, messen, dolken, stilletto's, ploertendoders, zwaarden, katapulten en een enkel authentiek Amerikaans double barrel shotgun. Alles veilig achter glas en in vitrines, maar desalniettemin angstaanjagend. Wat ook angstaanjagend was, waren de foto's van vrouwen aan de muur. Deze vrouwen behoorden tot de lelijkste die Christine ooit had gezien. De inrichting was zeer waarschijnlijk geïnitieerd door een man. Het publiek had kennelijk geen zin in een dergelijk etablissement, want dat liet zich nauwelijks zien. Christine zag alleen een oude baas die, aan zijn houding te zien, niet bezig was aan zijn éérste glas rouge. Het viel haar plotseling op dat er geen muziek klonk. Dit was de rust die Christine nodig had. In de relatieve duisternis garandeerde elk tafeltje anonimiteit. Toch zocht ze een hoek op. Ze ging zitten, legde haar pen op tafel en sloeg haar nieuwe schrijfblok open op de eerste bladzijde. Ze riep de man achter de bar, maar die reageerde niet. Dan niet. Christine pakte de pen en begon te schrijven. Na een kwartiertje probeerde ze weer contact te maken met de man achter de bar, maar tevergeefs. Ze las haar zojuist geschreven regels nog een keer over. Voor de wereld was ze nog dood. De erfenis was niet van haar geworden want Trijntje en Grietje van der Wal stonden dichter bij de overledene dan zij en Patrick. Bij nader inzien was Christine dus onnodig verdwenen. Trijntje en Grietje waren gevonden door de notaris, zodat Christine de erfenis helemaal niet kreeg. Grietje was volgens Christine niet op de Ferme geweest, Trijntje wel. Dat wist ze nog; wat ging ze tekeer. Ze zakte terug in haar stoel, maar boog in één beweging weer naar de tafel toe. Ze besefte ineens dat ze iets vreemds had opgeschreven. Ze kon alleen niet meteen ontdekken wat het was. Zorgvuldig las ze haar tekst weer. Nee. Ze zag het niet. Ze dacht na. Ze dacht aan de mail die ze net had gekregen waarin duidelijk was geworden dat ze was ontdekt. Misschien was dat jammer maar, aan de andere kant, misschien kon die Arie de Groot 150
nog wat voor haar betekenen. Je wist het maar nooit. En dat Arie de Groot haar kon vinden, wilde niet zeggen dat iedereen zo knap was. Trijntje en Gr... Ineens schoot het besef door haar heen. Dàt had ze gemist. Waarom had Arie de Groot niet namens Grietje geschreven? Wel namens Trijntje, maar Grietje werd in de mail niet genoemd. Dat was vreemd. Ze voelde meteen een onweerstaanbare drang om naar Boulogne terug te rijden om op internet te gaan zoeken of ze iets over Grietje van der Wal kon vinden. Ze pakte haar spullen en botste bijna tegen de barman op die nu op weg was naar haar tafeltje. Hij keek haar boos aan toen hij zag dat ze weg ging. 'Lui varken' zei Christine terwijl ze hem ontweek. 'Als ik wist wie je schoonmoeder was, zou ik ervoor zorgen dat ze de sleutel kreeg van al die vitrines hier, en haar vertellen dat je buiten de deur wipt.' Ze verliet het café, rende naar de auto en verbrak, terwijl ze ruimschoots onder de maximale snelheidslimiet bleef, haar snelheidsrecord naar Boulogne terug. Vlak bij huis, in Rue Pierre et Marie Curie was een ongeluk gebeurd. Het maakte haar reis op het allerlaatste stukje een half uur kostbare tijd langer. Bovendien leek het wel of iedereen in Rue Albert Camette bezoek had van kinderen, opa's en oma's want een parkeerplaats was nauwelijks te vinden. Ze vond een plek op zo'n vijfhonderd meter van haar adres. Ze stapte uit en liep snel naar huis; toen ze er bijna was begon ze te draven. Christine opende de deur, rende naar boven en zette haar laptop aan. Ze typte de naam van de zoekmachine in de adresbalk en zocht op Grietje van der Wal. Ze vond niks. Daarna probeerde ze verschillende andere zoektermen, tot ze op de site nordlittoral.fr het volgende berichtje vond. Gisteravond is bij een eenzijdig ongeval op de kliffen bij Etretat een Nederlandse vrouw om het leven gekomen. Op het moment van het ongeval wandelde ze van het kapelletje op de klif terug naar het dorp. Door onbekende oorzaak heeft de vrouw een val van de klif gemaakt. De man in wiens gezelschap ze was heeft om hulp geroepen op de boulevard. De hulpdiensten waren binnen vijf minuten ter plaatse, maar zij konden niets meer doen. De politie gaat uit van een ongeval. Dit kon iedereen zijn. In beschouwing genomen dat Fransen zelf de gevaarlijkste capriolen maakten op de randen van de klif, mochten toeristen beslist niet uitgevlakt worden op dat gebied. Volgens het bericht ging het om een Nederlandse vrouw die in gezelschap was van een man. Maar als het om Grietje zou gaan, waarom was ze dan met een man en niet met haar zus? Ze woonden toch ook samen? En waarom 200 kilometer zuidelijk van de boerderij waar het om ging? Nee, dit berichtje ging niet over Grietje. Ze zocht verder, maar zonder succes. Ineens had ze een idee. Ze zocht het artikeltje weer op en las het nog een keer. Ze zag dat er in het artikeltje zelf geen datum vermeld was. Er stond gisteravond. Ze keek of ze een datum kon vinden waarop het artikel was geplaatst. Daar, boven de foto van de falaises van Etretat die waarschijnlijk op een moment ver vóór het 151
ongeluk was genomen, zag ze het staan. Mardi 30.06.2009, 13:15. Op een dinsdag, dus was het ongeluk de maandag ervoor gebeurd. Ze pakte haar logboeken erbij, zocht maandag 29 juni op en las wat ze die dag had opgeschreven. 08.03 uur, aanwezig bij de Ferme. De bewaking kwam langs, dus moest ik me terugtrekken. 8.49 uur, bewaking vertrekt. 10.58 uur, belachelijke grote rode auto met laadbak rijdt het terrein op. Inzittenden door afstand niet te zien. 11.07 uur, zelf op het terrein. Man komt uit hoofdgebouw en loopt rond. Hij lijkt wat te zoeken; voelt aan deuren die op slot zijn en loopt weer naar binnen. Ik durf hem niet te volgen. Hij blijft minstens een uur in het hoofdgebouw. 12.21 uur, de man komt weer buiten. Loopt naar de kapel en praat met iemand. Een vrouw, blond. Ze gaan beiden de kapel in. 12.37 uur, ze komen weer naar buiten en stappen in de auto. 12.41 uur, ze rijden het terrein af. Nederlands kenteken. Christine was ervan overtuigd dat ze de man niet kende. Maar de vrouw; wie was de vrouw? Het was een mooie dame. Goed gekleed, mooi gekapt. Maar was er niet iets aan haar? Viel haar niet iets op toen ze de vrouw zag? Christine dacht diep na. Er was wat. Iets wat ze gek vond. Ze concentreerde zich, probeerde de vrouw voor zich te zien. Te herinneren wat ze destijds van haar vond. Christine deed haar ogen dicht en probeerde het beeld van toen te reproduceren. Lopen! Hoe ze liep! De vrouw zag eruit als een model, maar ze liep als een, als een... Ze liep alsof ze haar schoenen niet gewend was. Alsof ze gewend was op klompen of laarzen te lopen. Een boerin? Ze miste bij het voortbewegen elke vorm van gratie, nonchalance, trots en vanzelfsprekendheid waarmee mooie vrouwen zich presenteren aan hun omgeving. Deze vrouw sjokte en sleepte, in volmaakte tegenstelling tot wat haar voorkomen deed vermoeden, met haar voeten over de ruwe stenen. Christine herinnerde zich ineens alles weer. Ze probeerde de informatie in haar logboek en haar geheugen te combineren met het artikeltje. Was Grietje op de dag dat de vrouw van de klif viel op de boerderij geweest? Incognito wellicht? Dat van de man klopt. Zowel in het artikeltje als in haar eigen logboek is er één man bij. Maar waarom valt de vrouw dan een paar uur later, 200 kilometer ten zuiden van de Ferme van een klif terwijl ze de andere kant op moest om naar huis te gaan? Was er een vakantiehuisje, logeerden ze ergens anders? En wie was de man? Was dat misschien die Arie de Groot waar ze net een mail van gekregen had? Vragen, veel vragen en geen antwoorden. Christine was moe. Ze besloot naar bed te gaan en morgen verder te gaan met zoeken. Iets, ze wist niet wat, maar iets zei haar dat ze op de goede weg was. Ze zat recht op in haar bed. Wat een droom. Over seksboekjes en fototoestellen die zichzelf vermenigvuldigden en haar achtervolgden. Ze rende een donker bos in, struikelde over boven de 152
grond uitstekende wortels van grote eiken, beuken en kastanjebomen. Ze scheurde haar nachthemd en verloor een schoen. Maar ze bleef rennen. Op een schoen en een blote voet. De achtervolgers leken geen last te hebben van de boomwortels en verminderden de afstand tussen hen. Eén boekje greep haar bij haar arm en op het moment dat een fototoestel haar wilde laten struikelen, zat ze recht op in haar bed. Bezweet en met een bovengemiddelde hartslag. De boekjes! De boekjes die ze uit de lade van de fotostudio had meegenomen. Christine rende naar beneden en pakte haar rugzak. Ze knipte het licht boven de eettafel aan en legde de stapel papier eronder. De klok gaf een onbarmhartige tijd aan, half vier, maar het kon haar niets schelen. Eigenlijk had ze een ontzettende dorst en, hoewel ze zichzelf niet de tijd wilde gunnen om een glas water te drinken, liep ze naar het aanrecht en deed het wel. Het leek wel nadorst. En ze had geen alcohol gehad. Soepeltjes spoelde ze de inhoud van drie glazen weg, toen pas was de ergste dorst weg. Ze vulde nog een glas en nam dat mee naar tafel. Eens kijken wat we hebben. Christine bladerde door het pak papier en scheidde de documenten van de boekjes. Die boekjes bleken het produkt te zijn van de inspanningen in de kelder van de Ferme. Vluchtig bladerde ze er door en herkende de decors. De foto's liet ze even voor wat ze waren. Misschien kon ze wat meer ontdekken over de mensen die verantwoordelijk waren voor deze rommel en dus zocht ze naar de colofon. Op de eerste bladzijde las ze dat de verhalen waren geschreven door LK en dat de foto's waren gemaakt door El Goor en Master Bait. Daar kon ze dus niets mee. Omdat ze op het eerste gezicht ook geen andere aanwijzingen kon vinden, pakte ze de stapel formulieren erbij. Terwijl ze het eerste blad doornam, dronk ze haar vierde glas leeg. De eerste drie begonnen nu bij haar blaas aan te komen, maar ze was te nieuwsgierig om naar het toilet te gaan. Het waren speelschema's. Het papier moest liggend worden gelezen en was verdeeld in een aantal kolommen. Voor elk decor waren er twee schema's. Ze gingen over de maand juli, nu zo'n twee maanden geleden. Er waren namen in de kolommen geschreven. Volgens Christine kon je eruit opmaken wie er op welke tijd dienst had en waar de scene moest worden gespeeld. Jammer alleen dat de achternamen niet waren vermeld. Ze had dus nu alle voornamen van de spelers, als het geen valse namen waren. Ze bladerde door en vond geprinte mails over onderwerpen die deden vermoeden dat ze te maken had met een doodnormaal bedrijf. Ziekmeldingen; planningen, een lijstje met verjaardagen en een soort corveedienst. 'Je zal die troep moeten schoonmaken' dacht Christine. 'Gadverdamme, excusez le mot!' Na zo'n orgie had je vast een knappe fles Cillit GangBang nodig. Ondanks de gruwel van het onderwerp, kon ze een flauwe glimlach vanwege haar eigen grapje niet onderdrukken. Ze las alles goed door in de hoop een naam te vinden. Een volledige naam; iemand met een voor- en een achternaam. Ze legde de zojuist gelezen pagina's aan de kant en zag een bankafschrift. Het stond op naam van een Frans bedrijf. VDW Entreprises SA. Nooit van gehoord. Christine bekeek de transacties die de bank voor het 153
bedrijf had geregeld. Er waren er drie. Een bijschrijving van € 2945,- van een boekengroothandel, een overmaking aan de energiemaatschappij, en eentje van maar liefst vijftigduizend euro aan iemand of iets met de naam De Roos in Nederland. Dat werd moeilijk googelen want de roos was een woord dat veel en vaak voor allerlei verschillende toepassingen werd gebruikt. Ook op internet. Die boekhandel zou wel geen Bernlef en Sartre verkopen, dacht Christine. Gewoon een afnemer van die troep. Maar De Roos intrigeerde haar. Ze starte haar laptop en liep naar het toilet. Ze schatte dat de druk in haar blaas inmiddels was opgelopen tot een bar of twee. Bloemenwinkels, aanbieders van spirituele koopwaar en workshops, natuurcampings, scholen, bloemschikverenigingen, slijterijen, er waren heel veel bedrijven die handelden onder een naam die de woorden De Roos in zich droeg. De zoekmachine gaf teveel hits, dus moest de website van de Nederlandse Kamer van Koophandel uitkomst bieden. Het zou heel goed kunnen dat een bedrag van vijftig mille aan een bedrijf werd overgemaakt of tenminste een georganiseerde instantie als een maatschap, een vereniging, een v.o.f. of een besloten vennootschap, maar het was natuurlijk ook alleszins mogelijk, zeker gezien de aard van het uiteindelijke produkt, dat het een betaling in het criminele circuit was. In dat geval zou het weer vreemd zijn dat het gewoon was overgemaakt en er bewijzen van lagen bij een financiële instelling. Bovendien zou er dan waarschijnlijk niets over te vinden zijn bij de Kamer van Koophandel en moest ze op een andere manier achter de identiteit komen. Christine had zich voorgenomen om niet teveel tijd te steken in het onderzoek naar De Roos. De financiële kant van de vuiligheid interesseerde haar beduidend minder dan de menselijke kant ervan. Ze had nog genoeg ander werk en ze beperkte het onderzoek tot de verloren uurtjes. Dit was zo'n verloren moment. Ze was achter haar laptop gaan zitten en had gezocht in de database van de Kamer van Koophandel. Ze vond De Roos vrijwel meteen. Het was zo te zien een normaal bedrijf in de hoofdstad van de provincie. Uit het uittreksel kon Christine opmaken, zo goed en zo kwaad het ging in de door Google in het Frans vertaalde pagina's, dat de bestuurder een persoon was. Ze schreef de naam op. Toen ze verder las, kwam ze de naam van een ander bedrijf tegen. Ze voerde het nummer van dat bedrijf in en vond een andere naam. Ook die naam schreef ze op. Christine had ineens het idee dat dit belangrijke informatie was. Ze besloot haar plannen om te gooien. Ze ging erachteraan. * Arie was het helemaal zat. Nu, na twee weken, had die Bettie Savarin nog steeds niet gereageerd. Alleen een link naar een liedje. Ze kon toch verdomme wel een berichtje sturen; ook als ze niet degene was die ze zochten? En die vent op de foto was ook onvindbaar. Systematisch afgeschermd op internet. Een beetje fatsoen hadden ze niet in hun donder, die takkefransen. Het was dat hij 154
Trijntje zijn hulp had aangeboden, anders was hij er nu meteen mee opgehouden. Vera zat op de bank en lachte om het gemopper van haar vriend. 'Wat zit je te mopperen, man.' 'Ik kan er niet tegen als ik niet weet wat ik moet doen. Alles loopt dood. Die Bettie reageert niet en die vent is onvindbaar.' 'Maar wat is het probleem?' vroeg Vera. 'Het probleem. Wat is het probleem? Dat lijkt me nogal duidelijk.' 'Vertel.' 'Ik kom niet verder. Ik weet niet of die Bettie Savarin de vrouw is die we zoeken en die ons meer kan vertellen over de boerderij en alles wat er gebeurt. Die man heeft volgens mij goede relaties. Hij heeft een bedrijf, maar alles wat op hem persoonlijk betrekking heeft is niet te vinden op internet. Nergens. 'En dus?' 'Dus kan ik niet verder.' 'Waarmee kan je niet verder?' 'Met het zoeken naar informatie over de boerderij in Frankrijk, zodat Trijntje kan bepalen wat ze ermee doet.' 'Informatie over wat?' 'Jezus, ...' Arie hernam zich, '...over die seksblaadjes die in de kelder worden gemaakt.' 'En wat wil je daarvan weten?' 'Wie daarvoor verantwoordelijk is en ze de toegang tot het pand ontzeggen.' 'Kan dat dan? Het ziet ernaar uit dat de vorige eigenaar het goed vond.' 'Dat hangt af van afspraken en contracten.' 'Heb je die al gevonden?' 'Op internet? Nee natuurlijk niet.' 'Ik bedoel in de stapel papieren die je van Trijntje hebt gekregen. Als daar alle relevante papieren in zitten, dan moet er ook een contract bij zijn waarin die activiteiten geregeld zijn bij een eventueel overlijden van de eigenaresse.' 'Ik heb geen contract gezien dat zoiets regelde.' 'Misschien houden ze het achter de hand als Trijntje moeilijk gaat doen.' 'Zou kunnen.' 'Daar moet je dan maar eens achteraan' zei Vera. En hoe gaat het met onze Bettie?' 'Die heeft me twee weken geleden een link voor een liedje gestuurd. Een liedje! Godverdomme. Of ik niets anders te doen heb.' 155
'Wat voor liedje?' 'Geen idee. Klonk wel leuk. Ze heeft er niet bij geschreven wie het zong en hoe het heette. Voorlopig weet ik dus nog steeds niet of zij Bettie is of niet.' 'Laat dat liedje eens horen.' Arie liep naar de computer en opende de link. Het liedje begon te spelen in Winamp. There's a world outside/And I know, cause I've heard talk/In my sweetest dreams/I would go out for a walk/But I don't think I'm ready yet/I'm not feeling up to it now/I'm just not that steady yet. 'Nou dat lijkt me duidelijk' zei Vera. 'Het is Bettie en ze wil nog even verborgen blijven.' 'Tja, als we de tekst moeten geloven, dan lijkt dat er wel op.' Vera ging achter de computer zitten. Ze plantte de cursor in het vakje schrijf Bettie een bericht en begon te typen. Dag Bettie, Ik ben voor Trijntje op zoek naar informatie over de Ferme. Kun jij me vertellen wat je weet van de fotosessies? Graag maak ik kennis met je. Bericht me als je eraan toe bent. Met vriendelijke groet, Arie 'Ik kan zelf wel een mail sturen, hoor' zei Arie. 'Daar twijfel ik niet aan. Ik vond alleen dat ik het nu beter kon doen.' 'Waarom?' 'Misschien kom je er nog achter.' Een kwartier later was er antwoord. Fotosessies zijn op dinsdag- en donderdagavond. Worden geleid door een forse dame, volgens mij niet Frans, waarschijnlijk Nederlands. Foto's worden in boekvorm uitgebracht. Er is meer informatie. Ik wil formeel nog even dood blijven. Heb nog tijd nodig. 'Tijd nodig' zei Arie, 'wat een onzin.' 'Hoor eens wat je zegt' zei Vera. Daarom leek het me beter dat ik de mail voor jou schreef. Jouw toon contrasteert nog wel eens met de vrouwelijke hormonen.' Ze lachte, ze kreeg een plannetje. 'Misschien kun je je frustratie ten goede keren.' 'Ik luister.' 'Als ik alles zou moeten samenvatten' zei Vera, 'dan wil Trijntje weten wat die ellende in de kelders van de Ferme voor haar betekent nu zij de eigenaar is. Jij wilt haar daarbij helpen, maar het internet verschaft niet de informatie die je nodig hebt en ook Trijntje beschikt niet over een contract waardoor de werkzaamheden in de kelders worden gerechtvaardigd. Dat wil niet zeggen dat zo'n contract niet bestaat. Sterker nog, de tegenpartij heeft er baat bij dat Trijntje niets van een dergelijk contract weet als daarin staat dat de activiteiten mogen worden voortgezet. Klopt het tot zover?' 'Het klopt' 'Bettie -of Christine- Savarin weet meer over de zaak, maar ze speelt voor ons geen cruciale rol. Ze 156
wil alleen dat de boerderij leeg komt te staan zodat de tijd de zonden wegwast. Haar man, als het haar man is, is niet te vinden, maar misschien zoeken we verkeerd en is Savarin de meisjesnaam van Bettie en niet die van haar echtgenoot. De forse vrouw leidt de pornosessies en kent de vorige eigenaresse. Er was iets van toestemming. Maar is die er nog steeds nu die oude tang dood is? Dat is de vraag die je moet beantwoorden. Daarbij moet je jezelf afvragen of het antwoord alleen goed genoeg is. Bettie wil kennelijk duidelijk hebben wie welke rol speelt, maar voor ons is dat niet nodig. Dus als ze niet gevonden wil worden, dan zoekt ze het maar uit. Weet jij trouwens wat die echtgenoot doet en waar?' 'Ik geloof dat hij wat doet in de bakkerswereld. Volgens de informatie die ik heb gevonden...' Arie typte en klikte naar wat bestanden toe op zijn laptop, '... is die tak, ik weet het niet zeker maar ik zoek het nu even op, ...is die tak van de familie... Ja! Hier staat het. Normandië. Het deel bij Le Havre, Etretat en ...' 'Honfleur' zei Vera. 'Zegt je dat wat?' 'Nou, nog niet meteen. Zoek eens in Maps op bakker in Honfleur.' Arie typte boulanger en honfleur in in Google Maps. Tot zijn grote vreugde keek Vera vlak over zijn schouder mee en hijgde af en toe eens in zijn oor. 'Probeer eens of je die...' Vera wees een bakker aan die door het zoekprogramma werd getoond, '...op Streetview kunt bekijken.' Het kon. 'Tijdens onze week in Honfleur ben ik daar geweest met Grietje om brood te kopen. Grietje begon in die winkel over de eigenaar omdat ze, ik weet het niet meer precies, omdat ze een keer had gelezen over het wegpesten van kleine bakkertjes in die regio. De bakker die daar werkte was ook weggepest en opgekocht. Hij was nu medewerker van dat grote bakkersbedrijf. Tegen zijn zin, dat spreekt vanzelf. Dus we hebben een bakker en het is, wat ik eerder al vermoedde, een klootzak en hij heeft een bedrijf in Honfleur.' 'Niet alleen in Honfleur. Kijk eens!' Op het scherm werden in de wijde omtrek van Honfleur en Le Havre wel 20 zaken getoond van hetzelfde bedrijf. 'Misschien hebben we hier wat' zei Vera. 'Kun jij je nog herinneren hoe die vent heette die die bedrijven opkocht?' 'Ik heb zitten denken, maar het is lang geleden. Iets met een B dacht ik.' 'Bernhard of zo? Of Brian? Ik lul maar wat.' 'Nou inderdaad. Nee de achternaam was volgens mij iets met een B. En de voornaam zou...' Vera zei het met de nodige voorzichtigheid, '...Dominique kunnen zijn? Of Pascal? Patrick?' 'Dominique B, een schurkennaam heeft hij al' zei Arie. Beiden dachten na, en beiden kwamen op 157
hetzelfde moment op hetzelfde idee. Het lijstje van tien mannen dat Arie had opgesteld en aan Trijntje had laten zien. Waar was dat? Arie dook in een plastic tas en haalde daar een kartonnen map uit. Hij pakte een stapel papier en begon te zoeken. 'Hier!' riep hij en opgewonden begon hij het lijstje door te lezen. Patrick Brillat? Vroeg hij Vera, schreeuwend van opwinding. 'Ja, zei ze. Dat was hem. Patrick Brillat.' Arie pakte de stamboom erbij, maar kon de relatie van Patrick met Christine Savarin aanvankelijk niet ontdekken. Arie nam de door hem zelf samengestelde stamboom erbij en hij moest de lijnen terugvolgen tot 1853 voor hij een gemeenschappelijke voorouder aantrof. Daarna werkte hij weer stapje voor stapje naar het heden toe. Na anderhalf uur kreeg Vera de conclusies te horen. Patrick Brillat en Christine Savarin waren verre neef en nicht. 'Heb je al eens op Patrick Brillat gegoogeld?' vroeg Vera. 'Nee natuurlijk niet. We weten toch net twee uurtjes dat hij de man is die we moeten hebben?' 'Dat is waar, dus waar wacht je op?' Arie voerde meteen de zoekwoorden in en las al snel over de diepe droefheid waarin Brillat verkeerde toen duidelijk was geworden dat zijn geliefde en godvrezende vrouw vermist was in een ziedende storm bij Calais aan Het Kanaal. 'Christine Savarin' zei Vera. Hij was getrouwd met Christine. Onze godvrezende Bettie met IE was getrouwd met haar neefje.' 'Nou dat zal vast niet gemogen hebben van het Franse equivalent van onze Johannes Jetsema als hij het had geweten. Alhoewel het wel een vér neefje was hoor.' 'Het mag wel van Jetsema. In Leviticus 18 staat precies met wie van je familie je geen wipje mag maken en in dat rijtje komen geen neefjes en nichtjes voor. Abraham en Sara waren ook neef, nicht en getrouwd.' 'Bijbelstudietje gehad, mevrouw Kroes?' 'Algemene kennis. Ik sla altijd de dingen op waar ik later nog wat aan kan hebben. Trouwens, als ze getrouwd waren, waarom is dat dan niet terug te vinden in die stamboom van jou?' 'Dat zegt helemaal niets. Als je goed op zoek gaat in mijn vondsten, kom je nog veel meer missers tegen, maar in die familie was het werkelijk niet te doen om een volledig beeld te schetsen. Sorry.' 'Het zou jóu veel tijd hebben bespaard als je dit feitje wel boven water had gekregen. Ik wil het je dus best vergeven, maar ik heb geen schade geleden, dus mij kan het geen reet schelen dat je het niet hebt gevonden.' Vera pauzeerde even. 'Wat zijn je volgende stappen?' 'Ik ga achter de toestemming aan voor het gebruik van de kelders voor die pornofabriek. En ik wil die Brillat spreken.' 'En René Petit?' 'Ook' 'Dus naar Frankrijk?' 158
'Eerst voorbereiden. En dan naar Frankrijk.' 'O Arie, wat ben jij streng.' 'Well babe, you ain't seen nothing yet...' * De depressies hadden plaatsgemaakt voor een klein gebied van hogedruk; de regen van de afgelopen weken was vervangen door een blauwe hemel. In de verte, boven zee aan de horizon, waren nog flarden mist en wolk te zien, maar op dit moment had de mensheid er geen last van. De vochtige kilte was weg, slechts zeer tijdelijk volgens meteorologen, en een stroming vanuit het zuiden had zelfs voor temperaturen gezorgd die als hoog voor de tijd van het jaar konden worden beschouwd. Geen korte broeken of rokjes, de jeans en het vest bleven de juist gekozen kleding voor het moment, maar in de zon uit de wind was het zeer aangenaam. Veel mensen grepen de mogelijkheid van een petit café noir in het laatste zonnetje voor de winter begon van harte aan, en verschansten zich op de inderhaast herplaatste terrassen in en om het Vieux Bassin. De typerende bebouwing verzorgde de luwte, de obers de koffie. Mensen lazen een boek, spraken geannimeerd met elkaar of namen de Paris Match of Le Monde door. De sfeer was gemoedelijk. Maar Patrick Brillat merkte het niet. Vanochtend had hij, op zijn verzoek, een gesprek gehad met Guillaume Réveillé. Hij was er zo klaar geweest. Na vijf minuten stond hij weer buiten. 'Wat heeft u me eigenlijk voor een crimineel in de maag gesplitst?' Patrick had gedoeld op De Man met het Enge T-shirt met wie hij via Réveillé in contact was gebracht. 'Crimineel?' 'Ja, crimineel ja! Die vent die voor mij de zaakjes oplost die u niet wilde doen?' 'Zaakjes?' Om de indruk te wekken dat hij niet meteen wist waar Patrick het over had en dat hij even tijd nodig had om de betreffende informatie weer voor de geest te krijgen betrachtte Réveillé een net iets te lange stilte. 'Of bedoelt u uw opdracht aan Réveillé Securité om uw concurrenten te laten weten dat hun activiteiten niet door u op prijs werden gesteld en dat daarbij, laten we zeggen, bepaalde middelen zouden moeten worden toegepast die juridisch lastig te verdedigen waren?' Réveillé pauzeerde weer en vervolgde toen: 'een opdracht die Réveillé Securité overigens heeft geweigerd.' Patrick wilde het niet zeggen omdat hij wist dat Réveillé elke betrokkenheid van tevoren had uitgesloten, maar in een opwelling van paniek begon hij er tòch over. 'Dat bedoel ik óók' zei Patrick, 'maar ik doel vooral op de man van twijfelachtig allooi die ik via uw tussenk...' 'Insinueert u nu dat ik heb bemiddeld in het totstandkomen van een ontmoeting tussen u en een 159
boef?' Ondanks het verboden gespreksonderwerp dat Patrick had aangesneden, bleef Réveillé opmerkelijk rustig en formuleerde hij doordacht, adrem en doelgericht. 'Ik heb van u een briefje gekr...' 'Briefje?' Réveillé gaf Patrick met het zeggen van dit ene woord de kans om zich terug te trekken, om de uitbrander die hij voelde opborrelen achterwege te kunnen laten. Maar Patrick zag het niet. 'Ja, het briefje dat ik v...' 'Ik weet niet over wat voor briefje u het heeft. Heeft u het bij zich? Wat staat er op? Heeft u een naam van een boef?' Réveillé kwam tot zijn conclusie: 'Er ìs geen briefje over boeven die ik zou aanprijzen, mijnheer Brillat. Want ik kèn geen boeven die met mij samenwerken. Die bestaan namelijk niet. Ik run een beveiligingsbedrijf, geen boevenkot, mijnheer Brillat. Er zijn ongetwijfeld duizenden brieven, briefjes, kattebelletjes, geeltjes, blocnotevelletjes volgeschreven met miljoenen woorden. Maar niet met aanbevelingen van Réveillé Securité. Er is geen briefje geschreven met informatie over individuen die door u het oordeel crimineel meekrijgen, laat staan dat het aan u gegéven is.' Patrick wist dat het zinloos was. Hij kwam bij deze man niet eens toe aan het benoemen van de kern van de zaak. Elke poging tot het komen tot inhoud werd in de kiem gesmoord. Patrick was zonder verder nog een woord te zeggen de kamer uitgelopen en had buiten in een opwelling De Man met het Enge T-shirt gebeld. 'Ik wil het contract veranderen.' 'Niet telefonisch' had de man gezegd en dus had Patrick een ontmoeting geregeld. Meteen. Op een afgelegen plek bij een werkloze loods op een industrieterrein in Le Havre herhaalde Patrick zijn wens. 'Ik wil het contract veranderen.' 'Prima' 'Dat zal wel' zei Patrick nijdig, en vervolgde: 'Ik wil er een paragraaf in opnemen waarin bepaalde werkmethoden worden uitgesloten.' 'Prima! ... Maar niets voor niets' zei de man en Patrick sputterde tegen met alle argumenten die hij kon bedenken. En toen hij alles wat hij kon bedenken twee keer had gezegd zei die vent, ... wat zei die klootzak toen ook weer? 'Als ik die klantjes van jou vriendelijk moet gaan verzoeken of ze het pand willen verlaten, dan kost het mij meer tijd om ze weg te krijgen. Tijd is geld, dus wordt het duurder.' 'Je hoeft ze niet vriendelijk te verzoeken, maar...' En ook hier begreep Patrick dat het zinloos was. Ook hier stond hij met de rug tegen de muur. Hij had zichzelf in een wespenest gestoken en de consequenties werden nu pijnlijk duidelijk. 'Noem een prijs' zei hij. De Man met het Enge T-shirt deed wat Patrick vroeg en het was alsof Patrick met een bajonet recht in zijn hart werd geraakt. En 160
nu zat hij tussen het door de zon opgeleefde Normandische volk op een terrasje grenzend aan het Vieux Bassin in Honfleur en voor het eerst in zijn leven wist Patrick Brillat niet meer wat hij moest doen. Hij kon ingaan op het aanbod van De Man met het Enge T-shirt, wat hij in Le Havre overigens had verwisseld voor een stemmig shirt van Madonna, maar dat kostte hem een klein fortuin. Een andere mogelijkheid was de ontbinding van het contract, maar dat was, alles meegeteld, zo mogelijk nog duurder. Bovendien werd zijn doel daarmee niet bereikt. Patrick probeerde de chaos in zijn hoofd te stroomlijnen. Een helse klus, maar de dubbele espresso hielp hem er enigszins bij. Was er nòg een mogelijkheid? Kon hij een minder dure oplossing bedenken om van De Man met het Enge T-shirt los te komen? Denk Patrick Brillat, Denk...! Maar hoe hij ook probeerde om manieren te bedenken om die rat van hem af te schudden, het lukte hem niet. Langzaam trad het besef in dat hij een puinhoop van zijn leven aan het maken was. In zijn drang naar macht en geld, het monopolie in de bakkerswereld in noordwest Frankrijk, had hij zich met praktijken ingelaten die niet goed voor hem waren en waarvan hij de consequenties niet kon overzien. Hij was in zijn roes in een val gelopen terwijl hij zijn ogen open, en zijn bril ophad. Onvoorstelbaar hoe hij zo stom had kunnen zijn. Toen hij de man ontmoette in dat Afrikaanse restaurant hadden alle alarmbellen af moeten gaan, maar Patrick was verblind door het onmiskenbare succes van zijn ondernemerschap tot dan toe. En nu had hij een contract met een man die niet gaf om het welzijn van zijn slachtoffers. Patrick moest toegeven dat hij daar tot op zekere hoogte ook niet zo mee zat, maar toen hij vernam dat zijn concurrenten, want zo noemde Patrick ze nog steeds, voor de TGV sprongen, kwam voor het eerst het besef dat hij te ver was gegaan. En hij zat er keihard aan vast. Het was niet zo dat hij niet wìlde betalen om het contract te veranderen, zijn liquide middelen waren eenvoudigweg niet toereikend. Hij kòn het niet betalen. Dus zat hij eraan vast. Hij was de grip op zijn leven kwijt. Het besef was er ineens en spijkerhard toen hij op weg was naar zijn kantoor in Le Tréport. Zijn stommiteit met die klootzak in dat achterlijke T-shirt, maar natuurlijk ook het verlies van Christine. Hoe langer hij alleen was hoe meer hij erachter kwam dat ze niet alleen maar een bijprodukt en een hulp in de huishouding was. Ze was een goede echtgenote. En nu was Christine dood. Daar was Patrick inmiddels van overtuigd. En hij had er moeite mee dat hij niet in de gelegenheid was geweest om afscheid van haar te nemen. Ook dat was hem ontnomen en ook in dit geval wist hij niet wat hij moest doen. Op zoek naar een andere vrouw? Hij had er geen tijd voor en welke vrouw zat te wachten op een vent bij wie de depressies bijna tastbaar om hem heen hingen, die bijna bankroet was en die connecties had met de maffia? Patrick kon niet geloven dat het allemaal waar was. En dan had hij de situatie op de boerderij in Kibbelinghen nog niet eens meegerekend. Ergens na de millenniumwissel was Patrick in contact gekomen met Patricia Rempart. Ze woonde toen al een jaar of tien op de boerderij. Christine was bij haar terechtgekomen na een moeizame tocht door 161
de gemeentelijke en departementale ambtelijke informatiesystemen, toen nog van papier. Ze had wat meer willen weten van haar familiegeschiedenis. Dat doel was niet gehaald, maar ze had Patrica gevonden en had contact met haar gezocht. Nadat Christine er een paar keer was geweest, had ze de oude vrouw aangeboden haar te helpen bij de dingen die ze vanwege haar leeftijd niet meer kon doen. Er groeide aanvankelijk een band, maar die band was, zo bleek later, voor Patricia voornamelijk gestoeld op de wens om in contact te komen met de echtgenoot van Christine. Patricia was erachter gekomen dat dat een succesvol ondernemer was. Vanaf dat moment bekoelde de relatie tussen Patricia en Christine op dramatische wijze. Christine vond echter dat ze had beloofd Patricia te helpen, en dus bleef ze dat doen. Het was haar christelijke plicht en daarom sleepte ze zichzelf maandelijks naar de boerderij om te doen wat ze beloofd had, maar waarvoor geen enkele waardering bestond. Een paar jaar later was Patries erachter gekomen dat Christine en Patrick al familie waren voordat ze waren getrouwd. Verre neef en nicht. Alleen god weet hoe ze daarachter was gekomen. En het was niets voor Patricia Rempart om het voor zich te houden. Toen ze het wist, vertelde ze het Christine en vanaf die tijd fungeerde Patries als een wig in het huwelijk dat voordien prima in balans was geweest. Ze insinueerde dat een huwelijk tussen neef en nicht goddeloos was en dat er daarom andere motieven dan liefde hadden gegolden voor het aangaan van een echtelijke verbintenis. Het leek wel of Patricia alles in het werk stelde om hen uitelkaar te drijven. Patrick had om die reden de banden met Patricia al bijna definitief verbroken toen hij een telefoontje van haar kreeg. Ze stond erop dat ze een afspraak maakten en zo zat Patrick een dag later in de auto naar Kibbelinghen. Daar werd hij in kennis gesteld van de door Patries ontplooide activiteiten in de kelder. Ze had er alle faciliteiten geschapen om de gewenste fotoreportages te maken, ze had personeel op de loonlijst en de ruimte was zodanig gepositioneerd en geïsoleerd dat de buitenwereld er niets van hoefde te merken. Dat alles was echter geen garantie voor een goedlopend en lucratief bedrijf. Patricia wist niets van bedrijfsvoering en daarom waren de rendementen uitgebleven en waren de reserves van Patries voor een belangrijk deel opgebruikt. Patrick had een reputatie van succesvol ondernemer hoog te houden en daarom vroeg Patricia hem om haar te helpen. Patrick weigerde. Althans in eerste instantie. Hij wilde niets te maken hebben met de seksindustrie, maar Patricia begon hem te kriebelen op de juiste plekjes. Ze wees hem op de onuitputtelijke markt in de branche en stimuleerde zijn financiële g-spots totdat, ook hier, de winst het weer won van de schroom. Hij zette een businessplan op, stelde voorwaarden, bepaalde het afzetgebied, reorganiseerde de boekhouding, het personeelsbeleid, het produktiesysteem, het transport en stelde uiteindelijk een contract op waarin hij zich verbond aan de seksproduktie in de boerderij van Patricia. Hij tekende pas na een discussie met Patricia waarin hij aangaf enkele steunpunten te willen opzetten die bemand werden door mensen die op de hoogte waren van de locale behoeften. 162
Aangezien Nederland als een redelijk standvastig pornografisch afzetgebied werd aangemerkt door Patricia, kwamen ze overeen om als eerste daarop in te zetten. Pas nadat het nuttig was gebleken zouden meerdere steunpunten volgen. Patrick wist nog dat hij verbaasd was met wat voor voortvarendheid Patricia deze klus had geklaard. Binnen een maand had ze twee mensen in Nederland geregeld en had ze een kantoortje opgezet. Eén van de twee mensen zou zich bezig gaan houden met het veldwerk en dus veel op de boerderij komen; de ander was aangenomen om adminstratieve taken te doen en de contacten met de hoofdvestiging, met Patricia, te onderhouden. Patrick wilde geen namen weten; hij wilde alleen horen dat het geregeld was. En dat was het. Patricia kon weer aan de slag. Met het geld van Patrick. * Het was een doorbraak en dat gaf Arie de rust en paradoxaal genoeg ook de energie om een plan voor het vervolg van zijn acties op te stellen. De inbreng van Vera was weer van onschatbare waarde geweest. Hoe had Arie al die jaren kunnen leven zonder haar aan zijn zijde? Haar heldere samenvattingen, haar conclusies en haar geheugen dat uiteindelijk tot de doorbraak had geleid. Het was een gewaagd plan, en er was geen garantie van slagen, maar het proberen waard was het zeker. Toen Arie en Vera er samen wel uit waren, besloten ze met het heersende mooie weer naar Bierrum te lopen en bij Siebren een dagmenu'tje te eten. Het zou de eerste keer zijn dat Vera weer naar haar oude werkgever ging, maar de dagen van kissebissen moesten maar eens over zijn. Stremler stond zelf achter de bar toen Arie en Vera naar binnen stapten. Aanvankelijk wist hij niet goed raad met de situatie, maar al snel zag hij in dat de moeite die de twee hadden genomen om samen bij hem te gaan eten, beantwoord moest worden met een kleine beloning. Ruzieën kon altijd nog, en Siebren beschouwde het gebaar als een duidelijke toenadering. Hij kwam met de twee dagmenu's uit de keuken, begroette dominee Jetsema die net binnenkwam toen hij met de borden de voordeur passeerde, positioneerde de borden overdreven netjes op de rommelige tafel, zette er een fles wijn bij en zei dat die van het huis was. Jetsema zag het en prees de Heer dat de akelige situatie tot het verleden behoorde. Toen Arie en Vera hun borden met de Bierrumse variant van de coq au vin, een soort kip in rode wijn die volgens de menukaart de klinkende naam Les Celliers d'eglise droeg en die intimi herkenden als de aanleiding voor de vete tussen Jetsema en Stremler, hadden leeggegeten en het restje rode wijn (wèl een mooie) verdeelden over beide glazen, stond Jetsema op en vroeg hen of hij bij hen aan tafel plaats mocht nemen. 'Als je maar niet begint te evangeliseren, daar heb ik de pest aan.' 163
'Arie...' 'Geen zorgen, Arie, ik wil gewoon even met jullie bijpraten. Ik heb jullie zolang niet gezien en ik heb uit indirecte bron vernomen dat het uuhh, ...hoe zal ik het zeggen?... dat het goed gaat met jullie beiden.' 'Indirecte bron...' zei Arie. 'Je bedoelt vast het Bierrumse roddelcircuit.' 'Maakt dat wat uit?' vroeg Vera Arie, en tegen Jetsema zei ze: 'Dat klopt, dominee. We klagen niet. Ons reisje naar Frankrijk heeft ons nader bijelkaar gebracht, maar de afschuwelijke gebeurtenis erna heeft alles nogal vertraagd.' Dominee mijmerde, gedachteloos leek het, 'een afschuwelijke gebeurtenis wàs het. Arme Grietje, en vooral arme Trijntje. Die moet ermee verder.' 'Voor wat ik heb gezien en gemerkt, lijkt Trijntje er goed mee om te gaan. Volgens mij is ze erg sterk' zei Arie. 'Of ze doet alsof ze dat is. Vergeet niet dat de gezusters Van der Wal nooit iets hebben laten blijken van wat ze bezighield. Ze zijn altijd op zichzelf en gereserveerd geweest. Het achterste van hun tong kreeg niemand te zien.' 'U ook niet? Als hun dominee?' 'Ik ook niet. Daar ga ik althans van uit.' Jetsema keek even stil voor zich uit. Daarna leken zijn ogen helderder te worden. Alsof hem iets belangrijks te binnen schoot. Hij ging rechtop zitten en keek achtereenvolgens Arie en Vera recht in de ogen. 'Maar toen ik met Trijntje naar Frankrijk ben gereden om de boerderij te bekijken, kwam er ineens een heel ander mens in haar naar boven. Toen leek er niets over te blijven van haar timiditeit.' Arie en Vera keken elkaar aan. Verbaasd, verbluft. Arie wilde het zeggen, maar Vera was een fractie sneller: 'Bent u met Trijntje naar Frankrijk geweest?' 'Ja. Eerst met beide dames naar de notaris om het goede nieuws van de erfenis te horen en, ik geloof een dag daarna, met Trijntje naar de boerderij. Grietje bleef thuis omdat er natuurlijk altijd iemand op de boerderij moet zijn.' 'Zou u ons eens over die reis willen vertellen?' vroeg Arie. Ik heb Trijntje beloofd om wat voor haar uit te zoeken. Misschien herinnert u zich dingen die Trijntje niet te binnen schieten.' 'Natuurlijk' zei Jetsema, 'ik zie niet in waarom dat geheim zou kunnen zijn.' En hij begon te vertellen. Over de reis erheen, de stop bij het benzinestation waar Trijntje zich in het toilet had opgemaakt en waar ze een hoed had gekocht. Over de stop bij Cap Blanc Nez en het bezoek aan de boerderij, nadat ze de sleutels hadden opgehaald bij de notaris in Wissant. 'Trijntje was open. Ze was anders dan ik van haar gewend was. Ze had een, hoe heet zo'n ding? zo'n telefoon met snufjes?' 'Een smartphone' 'Ja. En ze wist ook hoe ze hem moest gebruiken. Alles in schrille tegenstelling tot waar de dames Van der Wal bekend om staan in Bierrum.' 164
'Is u nog meer aan haar opgevallen? Hoe was ze toen ze op de boerderij was?' Jetsema dacht na. 'Tja..., opgevallen. Misschien...' hij twijfelde. 'Misschien dat met die sleutelbos.' 'Wat was daarmee?' vroeg Vera. 'Het was een bos van tenminste twintig sleutels, en als ik daarmee een deur had moeten openen, dan zou ik een paar keer moeten proberen voor ik de goede sleutel had. Trijntje presteerde het om in één of twee keer de juiste sleutel bij het slot te vinden. Alsof ze wist welke sleutel ze moest hebben.' 'Maar...' Arie hield even stil om de constatering van Jetsema op waarde te schatten, 'als je meerekent dat er verschillende types sleutels zijn...' hij gaf een voorbeeld, 'in dit huis kun je bij de achterdeur meteen zien dat de voordeursleutel niet past omdat die een volkomen afwijkende vorm heeft, ...is het dan nog steeds zo knap dat ze meteen de juiste sleutel pakte?' Jetsema had al nagedacht over deze vraag. 'Van de gebruikte types sleutels zaten er tenminste een stuk of zes, zeven aan de bos.' 'Dat maakt het al wat minder wonderlijk' zei Vera, 'maar als je het een paar keer doet, dan is het wèl weer knap. Hoe vaak heeft u het haar zien doen?' vroeg ze Jetsema. 'Ik denk een keer of vier. Nee wacht. Vijf denk ik. Ik vergat de crypte.' Arie had ineens de aandrang op te veren, maar hij kon zich inhouden. 'De crypte?' 'Een ruimte onder een kapelletje dat bij de boerderij hoort. Het stonk er omdat er lijken van dode beesten lagen. We zijn er niet lang geweest. Er was nog een deur. Die zat op slot. Trijntje heeft die deur even geopend en daarna zijn we weer weggegaan.' 'Wat was er achter die deur?' 'Als ik het me goed herinner was het een lange gang met deuren. En volgens mij ontbraken er ook deuren. Ik heb het maar heel even gezien want Trijntje stond er niet om te springen dat we die gang in zouden gaan. Ze deed de deur eigenlijk meteen weer op slot.' 'En de sleutel?' 'Wéér de eerste die ze pakte volgens mij... en...' Jetsema viel stil. Hij had zich iets herinnerd en hij liet de film steeds weer afspelen op zijn netvlies. Daarbij werd dominee wat bleekjes in de hals. Alsof hij nu pas iets besefte. 'Ja?' 'Nee, nee. Laat maar.' 'Ik denk' zei Vera, 'dat je ons heel erg zou helpen als je je observaties toch met ons zou delen. Alles is belangrijk om een goed beeld te vormen van de boerderij en ik heb het idee dat je nu net iets belangrijks te binnen is geschoten.' 'De waarneming gaat niet over de boerderij, maar over Trijntje... 165
...ze pakte de goede sleutel bijna gedachteloos. Ze wist welke ze moest hebben.' Aanvankelijk voelde het alsof hij Trijntje had verraden. Judas Jetsema. Vreselijk. Maar Vera en Arie verzekerden hem dat het goed was dat hij het had gezegd. Toch ebde het gevoel maar langzaam weg. Daarom vroeg de dominee aan Arie wat hij het liefste dronk als hij zich rot voelde. Arie antwoordde met een relaas over de Islay-whisky. De parel van de sterke dranken. Dominee vroeg daarom Siebren twee Talisker te brengen, maar Arie sloeg het aanbod af. Hij wilde vandaag niet meer drinken. En hij adviseerde Jetsema een instapmodel whisky. Islay was iets voor de kenners en liefhebbers. Tijdens de borrel filosofeerden ze over de twee zussen. Drie decennia een hecht koppel dat, niet gehinderd door voortschrijdende technieken, inzichten en managementstrategieën, noeste arbeid op de boerderij verrichtte en van wie de ene op enig moment de westerse verworvenheden toeliet terwijl de ander dat aanvankelijk afwees, maar er een paar weken later zelf ook aan toegaf. 'Binnen een tijdsbestek van een paar weken zou het een heel andere familie zijn geweest als het ongeluk niet zou zijn gebeurd' zei Vera. 'Wat zou bij Trijntje nu voor de omslag hebben gezorgd? Wat denken jullie? En die sleutel. Ik zeg niet dat ik je niet geloof dominee, maar ik kan het me gewoon niet voorstellen. Dat ze de boerderij kende. Dat kan niet. Ze is nooit weggeweest uit Bierrum.' Arie knikte, maar hij wist niet waarom. Waarschijnlijk omdat hij begreep dat Vera het niet begreep. Jetsema had twee glazen whisky gehad en hij voelde de druk wat afnemen. 'Nadat we de boerderij hadden bezocht in Frankrijk, zijn we de dag erna weer naar huis gereden. Trijntje was heel stil. Ze zat maar naast me en zei weinig, terwijl ze de dag ervoor honderduit had zitten praten en vrolijk was. Ik weet dat in eerste instantie aan alle indrukken die ze allemaal te verwerken had gekregen. Ze was niets gewend; ze kende alleen Bierrum, zo'n reis naar Frankrijk en de bezichtiging van een geërfde Ferme was teveel. Ik weet nog wanneer ik het vroeg; vlak bij de afslag naar Oostende. Ik vroeg haar of alles goed was. Een vraag die ik meer uit beleefdheid stelde dan uit wat anders en die een hoog retorisch gehalte had. Ik wíst dat het goed ging, toch? Maar Trijntje antwoordde met een onomwonden 'Nee!' We naderden een rustplaats en ik kon nog net beslissen om daar maar eens naartoe te rijden. Jabbeke heette het daar. Jabbeke. Ik vroeg Trijntje wat er was, maar ze wilde niets vertellen. Na lang aandringen kwam ze wat los.' 'Vertelde ze dat ze al eens op de boerderij in Frankrijk was geweest?' vroeg Arie. 'Nee, dat vertelde ze niet. Trijntje vertelde me over haar familie. Over het struikgewas van nazaten dat door een oude voorvader van haar en Grietje was gezaaid en waarvan zij nu nog slechts de nadelen oogstten. De familie is uitelkaar gebarsten. Overal zijn ze naartoe geëmigreerd, een exodus noemde ze het, en overal hebben ze een andere naam aangenomen om maar niet besmet te hoeven zijn door de naam van opa Hotze van der Wal. Trijntje en Grietje beseften dat zij door die uittocht in 166
vroeger tijden veel familie zijn kwijtgeraakt en Trijntje vertelde dat ze het niet te verteren vond dat ze de familieleden pas weer terugvond als ze al lagen opgebaard. Patricia Rempart was hun tante. Rempart in het Frans is een verdedigingsmuur, een wal; Van der Wal.' 'Shit' zei Arie. En Vera was het met hem eens. 'Ik ken het woord, maar ik heb de koppeling niet gemaakt.' 'Maar er is nòg een familielid. En die leeft nog.' 'O?' 'We hebben haar op de Ferme ontmoet. Ze liep op het middenterrein van de boerderij toen we er de tweede dag nog een keer langs reden om de sfeer te proeven. Trijntje wilde dat graag. Ik vond het vreemd dat die mevrouw heel stiekem deed, terwijl ze familie van Patricia was. Maar wat ik het raarste vond was dat Trijntje op haar afstapte en in het Fries tegen haar begon te schelden en zei dat ze daar moest oprotten. Ik was onthutst.' 'Hoe weet je dat het familie van Trijntje en Grietje was?' 'Dat wist Trijntje. Ze stond er niet echt om te springen om dat tegen mij te zeggen, maar vanwege de situatie was er weinig keus.' 'Maar deze vrouw was duidelijk niet dood en Trijntje kende haar wel?' 'Ja. En het was familie.' Weet u hoe ze heette, die mevrouw?' 'Trijntje noemde haar Christine.' Vera had de grootst mogelijke moeite gehad om Arie enigszins in het gareel te houden. Maanden was hij bezig geweest om uit te zoeken wie Bettie was, om er achter te komen dat Bettie uiteindelijk Christine bleek te heten en getrouwd was met haar achterneef, Patrick Brillat. En nu vertelt die dominee dat Trijntje wist dat Christine bestond en dat ze notabene met haar heeft staan praten toen ze met Jetsema op de boerderij was. In eufemistische zin was Arie razend. Geen van de talen die Vera sprak, kende woorden die de gemoedstoestand van haar vriend konden weergeven. Waarom had Trijntje Arie al die moeite laten doen terwijl ze alles al wist? Het verzoek kwam van háár, godverdomme! Vera beloofde Arie om de volgende dag met Trijntje te gaan praten, maar Arie was zo kwaad dat hij meteen naar de State wilde rijden. Gelukkig kon dat worden verhinderd doordat Jetsema en Vera gezamenlijk op hem in praatten, maar van de nacht die in het verschied lag kon meteen al worden aangenomen dat het een slapeloze zou zijn. Toen Arie en Vera die avond naar huis liepen spraken ze de nieuwe informatie die ze van dominee hadden gekregen nog eens uitgebreid door. Arie vertelde Vera over de toegang tot de crypte. Toen hij er was met Grietje zat er geen sleutel meer aan de bos voor de deur tussen de crypte en de kelders en, zo vertelde hij verder, de 167
indruk van dominee dat Trijntje eerder op de boerderij was geweest omdat ze wist welke sleutels ze moest gebruiken, had hij ook met Grietje. Ook Grietje koos de sleutels gedachtenloos en meteen goed. Toen Simon zijn winkel opende, stond Vera al op de stoep te wachten. 'Vera Kroes, wat een onverwacht genoegen dat de buurtsuper zich, zo in de vroege morgenstond, op jouw warme belangstelling mag verheugen.' 'Daar wilde ik het eens even met jou over hebben, Gjaltema want ik heb het sterke vermoeden dat jij die zaak van jou liever kwijt dan rijk bent. Dus, om maar met de deur in huis te vallen, ik hoop dat je net zo goed brood bakt als je lult.' 'Brood bakken? Dat doe ik nooit.' 'Dat doe jij nooit, nee. Maar dat was ook niet de hoop die ik net uitsprak. Ik wil weten of je het kùnt.' 'Hebben we het over een broodje DeliFrance afbakken of echt bróód bakken.' 'Ik heb het over brood bakken. Met gist en kneden en houtovens.' 'Het is wel heel lang geleden dat ik het voor het laatst heb gedaan, maar ik kan brood bakken. Waarom wil je het weten?' 'Wil je voor een periode naar Frankrijk?' 'Periode.' 'Week of zes om te beginnen.' 'Vertel nu eerst maar eens waarom.' 'Arie en ik gaan een bakkerij beginnen in Frankrijk. We hebben nog iemand nodig die het vak kent.' 'Vertel' En Vera vertelde.
168
4.
Bakker
Het was niet veel meer dan een ingeslapen dorpje, even ten oosten van de Baie de Somme. Alhoewel, als het zou zijn ingeslapen, dan zou dat de suggestie rechtvaardigen dat het ooit een wakkere, bruisende en levendige gemeenschap was geweest, maar zelfs de niet eens zo oplettende bezoeker die het dorp over de, er dwars doorheen aangelegde departementale route D928 zou passeren zonder al te serieus af te remmen, zou voldoende argumenten tegen deze stelling kunnen bedenken. Tripleville. De naam suggereerde drie kernen, maar er was er nauwelijks één. De naam was ontsproten aan het brein van een bestuurder in de achttiende eeuw om zijn dorpje op de kaart te zetten. En ook dat was niet gelukt. Achter de drukke verkeersweg lagen aan beide kanten nog diverse straten, er was wat horeca en er was een mooi aangelegd park. Bovendien lag op een kilometer of drie van het centrum een prachtig bos waar veel wandelaars en fietsers op af kwamen en daar profiteerde het dorp van. Veel van die wandelaars en fietsers kwamen door Tripleville. Het dorp bevatte nog een kerk, een veel te grote Mairie ten opzichte van de oppervlakte van het dorp en het aantal inwoners ervan, en er was een slager. Maar om de een of andere reden was er geen bakker. En het werd hoog tijd dat daar verandering in kwam. Op vrijdagochtend parkeerde Antoinette Petit de oude Peugeot 205 in een parkeerhaventje bij het te grote stadhuis en liep, samen met René door de Rue Beaubourg. Bij nummer 25 sloegen ze rechtsaf de Rue d'Eglise in. Op sommige plaatsen moesten de twee achterelkaar lopen vanwege de gewoonte in Frankrijk om de auto's op de stoep te parkeren en René nam toch al veel meer ruimte in door de krukken. Soms moesten ze zelfs van de stoep af en waren ze gedwongen om op straat te lopen. Na vijftig meter sprak Antoinette schande van een wagen die vanwege zijn grote omvang een belangrijk deel van de straat blokkeerde. Ze gebruikte woorden als asociaal en belachelijk, terwijl René zich stond te verlekkeren bij dezelfde auto. Sinds Patrick Brillat in zijn leven was verschenen was hij veroordeeld tot kleine derdehandsjes. Die vuile viezerik die hem tot zelfmoord had gedreven. Wat had hij Brillat gehaat, om maar te zwijgen over de vrouw die het had voorkomen. René had het verhaal later gehoord, toen hij in het ziekenhuis lag waar een deel van zijn onderbeen werd afgezet door de klap van de trein. De vrouw was het schelpenpad opgereden omdat het leidde naar het huis van familie. Ze kon er niet langs omdat René zijn auto er had geparkeerd. Eigenlijk had ze er best langs gekund, maar ze had het niet gedurfd; veel ruimte was er niet geweest. Toen er geen reactie was gekomen op het getoeter, bedacht ze dat het pad alleen maar naar het huis van haar familie leidde en ze kon geen andere reden bedenken om de auto juist op die plek te parkeren dan de nabijheid van het spoor. Ze was uitgestapt, ze was naar het spoor gerend terwijl ze al een trein hoorde naderen, en had niet geaarzeld om zich in één beweging tegen René te werpen waardoor ze gezamenlijk voor de 169
aanstormende trein wegrolden. Uiteindelijk had René alleen een deel van zijn onderbeen verloren. De vrouw, Lisette, was vanaf haar heupen verlamd geraakt en was de rest van haar leven veroordeeld tot een rolstoel. Eerst was er de haat; de haat voor de vrouw die zijn zelfmoord had voorkomen. Toen kwam de wroeging; door hem zat Lisette in een rolstoel. Nee, door Patríck zat ze in een rolstoel. Het waren de woorden van Antoinette, maar René wilde daar niet aan. Hij, en alleen hij was naar die plaats gereden en had daar gewacht op de trein. Op ieder andere plaats en ieder ander moment zou Lisette er niet bij geweest zijn en zou ze nog gewoon gelopen hebben. Dat hij zelf een poot kwijt was, daar kon hij nog net mee leven. Er was zelfs alweer sprake van het begin van een beperkte vorm van levensvreugde, en op de plaats van het onderbeen kon waarschijnlijk een prothese worden geplaatst. Voor Lisette voelde René inmiddels een verterend verdriet. Hij was begonnen om haar te bezoeken en er was op den duur een warme band ontstaan. Lisette was daarmee de oorzaak en tegelijkertijd een deel van de verlenging van zijn leven geworden. Ooit, hij besliste het hier en nu in de Rue d'Eglise in Tripleville, ooit zou hij zo'n wagen bezitten. Voorzichtig legde hij zijn hand op het rode glimmende linker spatbord en droomde heel even weg. Antoinette riep hem. Ze stond bij de deur van een pand waarvan de ruiten waren dichtgeplakt met allerlei kranten. Hij nam afscheid van de Ford 2.5 Turbodiesel Super Cab en liep naar Antoinette. René klopte op de deur die even later werd geopend door een vrouw. Hij moest even slikken; mijn god, wàt een vrouw. Ze gaf een hand; eerst Antoinette en daarna hem. 'Monsieur et madame Petit? Bonjour, je m'appelle Vera Kroes.' Vera nodigde hen uit verder te komen. René en Antoinette Petit stapten de ruimte binnen en keken om zich heen. Ze stonden in een bakkerij. Een mooie, moderne, sfeervol verlichte bakkerswinkel die nog even aan het oog onttrokken moest blijven. Vandaar de kranten voor het raam. * Vanuit Boulogne was het ongeveer vijf uur rijden naar de hoofdstad van de provincie. Christine Savarin parkeerde haar auto in een parkeerplaats in het centrum van de stad en liep een boekwinkel in. Ze kocht een plattegrond van de stad, zocht de straat op waar ze moest zijn en bepaalde of ze het kon lopen of niet. Het was een kilometer of twee vanaf het punt waar ze stond. Ze ging lopen. De wandeling was prettig, Christine had een route gekozen door de winkelstraten van de stad. Zo kon ze nog wat boodschappen doen. Ze was redelijk overhaast vertrokken en ze had ontdekt dat ze een paar dingetjes niet in toilettas had gestopt die nodig waren voor een overnachting. Toen dat via de vestiging van een van de vele landelijke drogisterijketens was geregeld liep ze verder. Ze zag een 170
kerk en er waren café's, restaurants. De weg leidde het centrum uit en de restaurants veranderden in garages en kluscentra. Na een half uur flink doorlopen kwam ze bij het adres aan dat ze had opgeschreven. Het was niet eens zo zeer een gebouw, het was een ruimte tussen twee gebouwen in. Een steeg. Ze moest op nummer 21 zijn en de twee panden die de steeg omsloten waren voorzien van de huisnummers 19 en 23. Een steeg. Ze liep er in en kwam bij een soort schuur die waarschijnlijk bij één van de twee belendende huizen hoorde. Ze zocht of ze een huisnummer kon vinden, maar er was geen plaatje aangebracht. De muur van het kleine bouwwerkje ging voor een groot deel schuil achter een klimop. Of een bruidsluier, Christine was niet goed in de botanica. Ze trok de plant, daar waar het kon, opzij. Geen huisnummer. Geen 21. Ze voelde aan de deur en moest constateren dat die gesloten was. Intuïtief zocht ze plaatsen waar sleutels konden worden verstopt. Ze vond er een in de plantenbak. Het kwam bij haar op dat de sleutel van de Ferme ook altijd in de plantenbak naast de deur lag. Christine paste de sleutel en het volgende moment was ze binnen. De indruk die ze kreeg van het bouwwerkje buiten, werd binnen bevestigd. Het was een schuur. Niet meer dan dat. Met een fiets, verfblikken, een paar dozen bruine, blauwe en zwarte elektriciteitskabels; de groengele voor de aarde ontbrak. Verder zag Christine nog wat tuingereedschap en wat planken die in een zelfgemaakt rek aan het plafond waren opgehangen. Ze zocht verder, maar wist dat ze een dood spoor te pakken had. Op zoek naar De Roos, vond ze een steeg en een oude schuur. Tijd om een bed te zoeken. Morgen naar Bierrum. Twintig minuten rijden was het, maar voor Christine minstens een half uur. Ze parkeerde de wagen aan de rand van het dorp, bij een café, en liep het dorp in. Weer op zoek naar een adres, weer op zoek naar waarschijnlijk een dood spoor. Ze liep via de Dorpsstraat het dorp in. Een aanvankelijk rechte weg met aan beide kanten kleine arbeidershuisjes zonder tuintjes. Na verloop van tijd volgde de weg de ronding van de kerk. Toen ze die had gelopen zag ze op een meter of honderd afstand een bord boven een deur dat aangaf dat zich eronder een kruidenierswinkeltje bevond. Christine zag al vanaf een afstand dat het kleine winkeltje verlaten, en dus gesloten was. De etalage was opgeruimd, de deur was op slot. Ze zocht naar een sticker met openingstijden. Niets. Weer niets, helemaal niets. 'De winkel is tijdelijk gesloten.' Christine schrok van de mannenstem die ze onverwacht achter zich hoorde. Ze moest schakelen; ze kon Nederlands spreken, maar haar laatste gedachten waren allemaal in het Frans geweest. 'Oh, uuuh ... Gesloten?' 'De eigenaar heeft de winkel tijdelijk dichtgegooid; waarschijnlijk enkele weken.' 'Oh? Wegens persoonlijke omstandigheden?' 171
'Geen idee. Er zijn geruchten dat hij in Frankrijk zit.' 'Frankrijk...' Christine probeerde razendsnel te bedenken of dit verband met haar zaak zou kunnen hebben. Ze was op dit adres gekomen door achter De Roos aan te gaan. Wellicht had ze tòch gelijk en was ze nu een schakel met de seksprodukties in de Ferme op het spoor. Maar dit geringe feit, het gerucht dat de eigenaar van deze winkel in Frankrijk was, zei eigenlijk niets. De winkel was ze tegengekomen op een blad van de kamer van koophandel in haar zoektocht naar De Roos. De Roos was een bedrijf of persoon dat een omvangrijke betaling vanuit de Ferme had gekregen en dit winkeltje en de schuur in de hoofdstad straalden nou niet bepaald uit dat ze deel uitmaakten van het bezit van iemand die net vijftigduizend euro op zijn bankrekening bijgeschreven had gekregen. Ze moest voorzichtig zijn in haar aannames. 'Kent u misschien een bedrijf of persoon die De Roos heet?' Ze kon het altijd proberen. 'De Roos' Nee daar heb ik, behalve het liedje van Bette Midler, nog nooit van gehoord. Mag ik u vragen, komt u uit het buitenland?' 'Ja, uit Frankrijk.' 'Nou, dat is toevallig, Frankrijk. Is er misschien een verband tussen ...' 'Nee, nee. Het is toeval.' 'Mag ik u dan een kop koffie aanbieden? U bent hier zo te zien helemaal alleen. Waar staat uw auto?' 'Die staat bij het café.' 'Over toeval gesproken. Het café is van mij. Koffie?' 'Graag' Christine liep samen met Siebren Stremler mee naar Doe Maar 2 en maakte van harte gebruik van het aanbod van hem om een kopje koffie bij hem te drinken. Het werd een Capuccino. Straks moest Christine nog naar één adres. En daarna terug naar Frankrijk. * 'Arie de Groot' zei Vera, 'voorlopig eigenaar van de winkel.' René en Antoinette gaven Arie een hand en zeiden hun naam. 'En dit' ging Vera verder, 'is Simon Gjaltema. Hij is kok, maar kan ook prima broden bakken. Met hem ga je de eerstkomende periode samenwerken, René.' René gaf Simon een hand en probeerde de achternaam van zijn Nederlandse collega uit te spreken. Het lukte hem slechts gedeeltelijk. 'Ik heb gehoord wat er is gebeurd' zei Simon. 'En daarom doe ik graag mee om de man die er verantwoordelijk voor is...' hij doelde hiermee op Patrick Brillat, '...een lesje te leren. Moedig dat u hier bent en dat u ontslag hebt genomen bij Brillat. Dat zal hij niet leuk 172
gevonden hebben.' 'Nee dat vond hij niet leuk. Ik heb een paar dagen op een ander adres moeten wonen, zo bang was ik voor hem na zijn reactie. Bovendien heb ik een gepeperde rekening van hem gekregen omdat hij me zogenaamd uit de financiële problemen heeft gehaald, terwijl hij er de oorzaak van is.' Vera vond dat het tijd was om verder te gaan en dus liepen ze gezamenlijk naar de eigenlijke bakkerij. De plaats waar de ovens stonden, met er vlakbij de rekken waar de hete bakplaten met broden, die er net uitkwamen, konden afkoelen. 'Wat een prachtige zaak' zei Antoinette. 'En wat een durf' vulde René aan. 'Met deze zaak is het slechts een kwestie van tijd tot je last krijgt met Patrick Brillat.' 'Dat is, zoals je weet, precies de bedoeling' zei Vera. We gaan die smeerlap eens uit zijn tent lokken. En als hij zijn tent heeft verlaten, dan zullen we nog wel eens zien of hij zijn plannetjes doorzet om de boel hier over te nemen.' * Trijntje van der Wal was druk bezig geweest in haar moestuin even buiten het dorp. Ze had wat groenten gerooid, in een plastic tas gedaan, ze had de gereedschappen opgeruimd in het houten tuinhuisje en was met de groenten naar huis gelopen. Nu had ze zin in thee. Het leven viel haar zwaar. Door de dood van haar zus was het allemaal niet gemakkelijker geworden. Niet alleen de formaliteiten die geregeld moesten worden met verzekeringsmaatschappijen, postbedrijven en andere instanties die van het overlijden op de hoogte moesten worden gesteld was een lijdensweg, ook het werk op de boerderij was ineens niet meer hun gezamenlijke verantwoordelijkheid geweest. Alles was vanaf de bewuste dag op het bordje van Trijntje terechtgekomen. Omdat ze dat niet allemaal aankon, had ze enerzijds een hulpje aangenomen waar ze vooralsnog meer tijd in moest steken dan het opleverde en had ze, anderzijds, taken afgestoten. Trijntje had besloten de levende have te verkopen. Collega Janssen, de maisboer uit Brabant, had aangeboden dat voor haar te regelen en Trijntje had het aanbod van harte aanvaard. Dat zou een mooi bedrag opleveren en het gaf haar meer tijd om zich aan haar overige taken te wijden. Als later ook nog de boerderij in Frankrijk verkocht zou worden, dan had ze genoeg geld om het ècht rustiger aan te gaan doen. Het water kookte. Trijntje pakte de ouderwetse fluitketel van het vuur en goot het water in een theepot. Ze schepte er twee lepels losse thee bij, nam een mok uit de kast en een theezeefje met bijbehorend afdruipbakje uit een andere en liep met haar handen vol naar de kamer. Daar zette ze alles op de hoge tafel en wachtte ze tot de thee de juiste kleur had gekregen. Ze pakte het theezeefje, legde het 173
op de mok. Ze hoorde de deurbel. Waarom altijd als ze even uitrustte? De voordeur was nog vergrendeld zodat het even duurde voor ze hem kon openen. 'Christine?' 'Ja, Trijntje. Christine.' Christine gunde Trijntje een moment om te herstellen. 'Ik denk dat het tijd is om te praten.' 'Uh, uuh ja, ja ... kom verder. Trijntje stapte aan de kant om haar bezoeker binnen te laten. 'Thee?' 'Graag' Toen de twee dames uiteindelijk gezamenlijk aan tafel zaten, ieder met een dampende mok thee en een Langetje van Verkade, vroeg Trijntje aan Christine wat ze kwam doen. Christine vond dat ze moesten praten. Ze vertelde dat ze had gelezen van de dood van Grietje. Ze vroeg of dat afschuwelijke bericht waar was. Trijntje zei dat dat zo was. Ze spraken over hoe het was gebeurd en waar. Ja, het was op de kliffen bij Etretat gebeurd en ja, de man die bij Grietje was op het moment van het ongeval heette Arie de Groot. Dezelfde van wie Christine een mail had gekregen. Het was een gespreksonderwerp dat zijn tijd en aandacht nodig had, maar Christine kwam er niet voor. Zo onopvallend mogelijk gaf ze het gesprek daarom een wending naar waar ze mee zat, namelijk haar ontdekking dat Trijntje een rol speelde in de sekskelders. 'Trijntje, ik wil weten wat jij te maken hebt met die vreselijke gebeurtenissen in de kelder onder het kapelletje. Ik weet dat jij er meer van weet. Wat is jouw rol daarin?' Trijntje keek Christine aan en zei niets. Ook niet toen Christine haar vraag herhaalde. 'Waarom vertel je me niks? Toen ik jou toevallig tegenkwam in de boerderij, schold je me uit en schreeuwde tegen me in een taal die ik niet verstond. Je was er met een andere man, wie was dat? Dat was volgens mij niet die Arie de Groot?' Trijntje had geen reden om iets te zeggen. 'Dus je blijft zwijgen? Je vertelt me niets? Nou, Trijntje van der Wal, zo gemakkelijk kom je niet van me af.' Ineens hoorde ze Trijntje iets zeggen, zachtjes. 'Daar kan ik niets over zeggen' zei ze. En daarna trok ze zich terug. Letterlijk. Ze zei dat ze zo terug zou komen en dat Christine nog maar een kop thee in moest schenken. Of wat anders als ze wilde. Christine zei dat het goed was dat ze zich even ging bezinnen, maar dat zij daar niet op ging wachten. Ze was zelf ook wel aan een goed gesprek toe, en daarom verliet ze de state. Ze liep, een paar huisnummers verderop, de kerk in. Het goede gesprek zou met god zijn, en eventueel met zijn gezant. De dominee. Jetsema zag de vrouw binnenkomen en wist meteen dat hij haar kende. Maar waarvan? Ze was geen lid van de kerkelijke gemeente. Hij dacht na, maar het licht bleef uit. Omdat hij nog veel te doen had, liet hij het even gaan. Zo belangrijk was het nou ook weer niet en zijn ervaring was dat als je even wat anders ging doen en niet dacht aan wat je brein je moest vertellen, het je ineens te binnen kon schieten. Hij liep door het gangpad naar achter om een stapel folders bij te vullen. Toen hij 174
weer terugliep kwam hij vlak langs de in gebed zijnde vrouw. Ze bad hardop. In het Frans. En toen wist hij het weer. De boerderij, de vrouw die van Trijntje een uitbrander had gekregen. Wat deed die hier? Jetsema besloot haar aan te spreken zodra ze klaar was met haar gesprek met god. Gewoon om eens te horen wat haar relatie was met Trijntje van der Wal en wat ze hier deed. Pure belangstelling, verder niets. Hij hield het doen en laten van Christine in de gaten en bleef, zover zijn werk het toeliet, in de buurt van de kerkdeur. Zo kon hij op een toevallige manier tegen haar aanlopen en een gesprek beginnen. Nadat Christine een kwartier devoot, met handen gevouwen en hoofd gebogen in de kerkbanken had gezeten liep ze naar één van de zijbeuken. Ze bleef even in gedachten staan maar maakte al snel aanstalten om naar de uitgang te lopen. Jetsema liep met nog een stapeltje folders langs en keek Christine aan. Hij zag niets dat leek op herkenning en liep verder naar de uitgang, tot de vrouw plotseling wat tegen hem zei. 'Excusez moi' Jetsema draaide zich om. Iets te snel zodat er een paar folders op de grond vielen. 'Uh, ja? Oh, uuuh Oui...?' 'Spreekt u maar gewoon Nederlands. Dat doe ik ook' zei Christine terwijl ze de folders van de grond raapte en op het stapeltje in Jetsema's handen legde. 'Ken ik u niet ergens van?' ging ze verder. 'Ja' zei Jetsema. 'Dat dacht ik ook toen ik u de kerk net zag binnenlopen, maar volgens mij hebben wij elkaar gezien op de boerderij in Frankrijk.' De vrouw dacht even na. 'O ja. Inderdaad. U was daar met Trijntje.' Ach, was Trijntje van der Wal met de dominee op stap? 'Heeft ze u ook verteld wat ze daar allemaal uitspoken? Daar op die boerderij?' Jetsema keek de vrouw verbaasd aan. 'Wat zouden ze daar uitspoken? Ze konden daar helemaal niets uitspoken want Trijntje was daar voor het eerst. Samen met mij.' 'Dream on, dominee.' 'Maar wat bedoelt u dan? Ik begrijp het niet. Ik ben met Trijntje naar Frankrijk gereden omdat ik haar de mogelijkheid wilde bieden haar erfenis te bekijken. Ze was voor het eerst op die boerderij. Toch?' 'Misschien moet u Trijntje eens op de man af vragen wat er beneden in de kelders gebeurt en hoe het komt dat niemand weet dat zij er voordat ze de erfenis kregen, geregeld te zien was.' Dominee Jetsema geloofde niets van wat deze vrouw hem vertelde. 'Ik ga zo weer naar haar toe,' zei Christine, 'misschien wilt u mee. Ik ben ervan overtuigd dat het heel leerzaam voor u kan zijn.' Jetsema twijfelde, maar hij was ook nieuwsgierig. Bovendien wist hij dat Arie bezig was met een onderzoek naar de boerderij. Misschien kwam hij wat interessants te weten waar Arie nog wat aan kon hebben. 'Als u even een kwartiertje hebt... Ik moet even wat regelen en dan ga ik met u mee.' 175
Trijntje stond buiten. Ze had frisse lucht nodig. De voordeur stond open en Christine hoefde niet aan te bellen. 'Ik heb iemand meegenomen' zei ze. 'Ik zie het.' 'Ik maakte kennis met dominee Jetsema in de kerk. We kwamen erachter dat we elkaar al een keer hadden gezien. In Kibbelinghen, in jouw boerderij.' 'O?' 'Wat O?' 'Ik herinner het me niet.' 'Ach kom zeg' zei Christine gepikeerd, 'je maakte me voor alles uit wat niet hoort in een taal die ik niet verstond, en nu herinner je het je ineens niet meer. Dat ligt er wel een beetje dik boven op, Trijntje.' 'Dominee, Christine, kom alsjeblieft binnen. Ik moet jullie wat vertellen.' 'Dat was nu net wat we je wilden voorstellen te doen' antwoordde Christine. Met zijn drieën liepen ze naar binnen. Ze namen plaats aan de grote tafel in de kamer en Trijntje begon te vertellen. Het was alleen een heel ander verhaal dan de twee bezoekers hadden verwacht. * René Petit kon een gezonde dosis leedvermaak slechts ternauwernood de baas. Op deze zaterdag ging de bakkerij in Tripleville open en hij was, samen met zijn nieuwe collega Simon Gjaltema om half vier begonnen met het kneden van het deeg. Het niveau van ochtendhumeur van Simon die ochtend, nam mythische vormen aan. En René vond het prachtig. Hij vond het ook prachtig dat hij nu weer in een bakkerij aan het werk was waar hij wilde zijn. Dat hij niet hoefde te werken voor die rat van Brillat. Heerlijk. Maar naarmate de nacht overging in de ochtend werd René stiller en ook zenuwachtiger. Het beeld van de man die destijds zijn zaak binnenkwam en hem vervolgens naar de knoppen had geholpen, stond hem nog vers in het geheugen. En dat zou nu weer gebeuren. Misschien vandaag, misschien morgen of over twee maanden. Maar het stond hem weer te wachten. Natuurlijk was de situatie nu anders. Vera en Arie hadden hem verzekerd dat het allemaal goed zou komen en dat hij niets hoefde te vrezen, maar hij ervoer de wetenschap dat hij weer geconfronteerd zou worden met die man als het zwaard van damocles boven zijn hoofd. Simon knapte intussen op. Hij had een paar koppen sterke koffie gedronken en haalde nu vijf bladen dampende baguettes uit de oven en schoof ze in de daarvoor bestemde rekken om af te koelen. Tijd voor de croissants. Die stonden al klaar en Simon schoof ze, inmiddels met een heuse glimlach rond de lippen, op de plaats waar hij net de baguettes had weggehaald. 'Hoelang moeten ze erin?' vroeg hij René. 'Minuutje of 176
twintig.' Simon keek op zijn horloge. Het was bijna zeven uur. Om half acht zou de winkel opengaan. René en Simon waren bijna klaar en gingen even zitten aan de tafel in de bakkerij. Ze schonken nog een kop koffie in en hoorden iets later de sleutel in de winkeldeur. Het was Vera. Ze had een hele openingsceremonie georganiseerd die om tien uur zou beginnen. Ze was er een tijdje mee bezig geweest en ze had de anderen enthousiast over de vorderingen verteld. Als grote trekpleister had Vera de burgemeester bereid weten te vinden om kort iets te zeggen over de bakkerijgeschiedenis in Tripleville. En juist daarom werden er veel mensen verwacht. Het was allemaal vantevoren aangeplakt in de stad en de verwachting was dat het initiatief in goede aarde zou vallen bij de inwoners ervan. Er zouden balonnen zijn voor de kinderen en Vera had een springkussen georganiseerd. Bovendien had ze voor alle bezoekers een Deens broodje bedacht, die moesten worden gemaakt door de twee bakkers. Een Deens broodje, had ze gezegd, dat past bij een Nederlandse bakkerij in Frankrijk. Niemand begreep dit breinspinsel maar niemand ook, durfde er iets van te zeggen. Bovendien beschouwde Vera het als een grapje. Het was leuk, vonden de meesten. Want iedereen in Tripleville vond de nieuwe Nederlandse mooie stadsgenote leuk. En daar hoorden haar gekke grapjes bij. Tegen tienen was er al wat volk op het kleine pleintje voor de bakkerij. Het springkussen dat er alleen kon staan bij de gratie van vijf bestuurders die op verzoek van Vera de auto ergens anders hadden geparkeerd, werd voorzichtig door de eerste kinderen betreden. Er waren al mensen in de winkel die naast hun bestelling een Deens broodje en een kleine attentie meekregen. Buiten stond Antoinette balonnen te vullen met een gasfles en uit te delen aan de kinderen. In de winkel werd de bezoekers ten overvloede verteld dat de burgemeester zou spreken. Vera had er geen gras over laten groeien. De burgemeester werd verwacht om elf uur, en tegen die tijd begon het aardig druk te worden op het kleine plaatsje voor de winkel. De plaatselijke politieman had de taak gekregen om het verkeer via een parallelweg om te leiden, de parkeerplaatsen van auto's die vertrokken werden afgezet zodat er geen nieuwe kwamen te staan en het aantal mensen dat zich, luidruchtig en gesticulair communicerend bij het kleine podiumpje begon te verdringen om maar zo dicht mogelijk bij de spreker achter zijn kleine katheder te staan, groeide met de minuten. Dit alles tot grote verbazing van Arie, want zelf zou hij het werkelijk niet in zijn hoofd halen om bij de opening van een winkel naar het slappe geouwehoer van een burgemeester te luisteren. Maar dat was ook niet nodig. Hij kwam niet. Naar schatting stonden er een kleine zeventig mensen op hem te wachten, het podiumpje was er klaar voor, de mensen ook en de microfoon stond op standby. Maar de burgemeester kwam niet. Er was geen afzegging en telefoontjes naar de te grote Mairie leerden Vera 177
dat de burgemeester haar niet te woord kon staan. Ze brandde af. Arie had haar nog nooit zo verschrikkelijk kwaad gezien. Hij kon zich Vera's reactie heel goed voorstellen en daarom verhulde hij zijn aanvankelijke scepsis over de uitnodiging aan de burgemeester. Vera brieste en stoomde; Arie kon er niets aan doen en bracht er niets tegen in. Tot René binnenkwam. Hij constateerde en zei dat Vera wel heel erg boos was. 'Vind je het vreemd?' vroeg Vera.' 'Nee, ik vind het niet vreemd. Het is zeker een reden om heel boos over te worden. Afspraken met notabelen die niet worden nagekomen. Maar, in alle eerlijkheid Vera, als je hier al zó boos van wordt, dan zou ik de rest van je plannetje om Patrick Brillat uit zijn tent te lokken maar schrappen.' Vera keek René aan. Met die ogen die het mooist waren als ze vuur spuugden, zoals nu. 'Bedoel je ...' 'Ik bedoel dat je nog veel meer van dit soort ellende te wachten staat als je met die bakkerij doorgaat.' 'Denk je dat Brillat hier achter zit?' 'Honderd punten voor de baas.' Vera's boosheid dreigde over te slaan in verslagenheid, maar ze hernam zich. Dat wilde ze niet. René had gelijk. Ze liet zich niet meteen op de dag van de opening van de winkel al verslaan. No way. No fuckin' way. 'Denk eraan dat Brillat ver over het randje gaat als het om geld gaat. Jouw armen en benen zijn nog heel; ze zijn niet verlamd zoals bij Lisette Cavallier, mijn redder. En ik zal alles doen om te verhinderen dat hij jou, Arie, Simon, Antoinette of wie dan ook wat aandoet als dat in mijn vermogen ligt, maar dan moet jij niet bij de eerste tegenslag al doen alsof de wereld vergaat. Even boos, even teleurgesteld, en daarna wonden likken en snel weer verder. Anders komt Brillat gewoon waar hij zijn wil en zijn wij nergens.' Vera en Arie keken René aan. Even waren ze sprakeloos. Daarna vond Vera toch wat woorden. 'Wat heb jij gelijk, René, kom hier.' Ze liep naar René toe en nam hem met een warme, van tranen bevochtigde glimlach in haar armen. 'Wat heb jij verschrikkelijk gelijk' herhaalde ze. 'Dank je wel'. 'Ik hoef geen dank' zei René. 'Ik wil alleen dat we die schoft te pakken krijgen.' Die schoft zat op kantoor en probeerde al een maand lang De Man met het Enge T-shirt te pakken te krijgen. Zijn telefoon retourneerde een Patrick onbekend signaal en het enige hem bekende adres van de Man, in Le Havre, was verlaten. Dus was Patrick Brillat niet op zijn gemak. Hij was bang. Hij vreesde dat De Man met het Enge T-shirt zijn contract afwerkte en Patricks concurrenten tot wanhoop dreef. Met de vreselijkste gevolgen, zoals was gebeurd met René Petit. Dat wilde Patrick niet op zijn geweten hebben. Nou ja, hij hàd het al op zijn geweten en wilde het aantal ongelukken 178
niet uitbreiden. Al weken leefde Patrick in een toestand van latente paniek. De kranten durfde hij niet meer te lezen, de radio en televisie bleven uit. En dat feit op zich was heel slecht voor zijn bedrijf. Kennis is macht en het gebrek eraan de afgrond. De vlucht naar beneden was ingezet en Patrick probeerde te bedenken wat hij moest doen om het tij te keren. Het liefst voordat het point of no return was bereikt. Voor zich had hij een kladblokje waarin de winkels waren genoteerd die volgens het contract nog bezocht moesten worden door De Man met het Enge T-shirt. Aanvankelijk was het er maar één, maar er was er eentje bijgekomen in Tripleville. Hij, Patrick, had een bakkerij gepland in Tripleville. Ooit, toen alles nog goed was, toen Christine nog leefde, toen het bedrijf nog goed liep en hij zelf de beveiliging nog coördineerde. Ooit. Het was de situatie van misschien een jaar geleden, maar het leken er wel vijf. Wat had hij zichzelf te pakken gehad. De Man had dezelfde informatie op zijn eigen lijstje. Hij was vast al bezig zijn bezoekjes voor te bereiden. Als hij er al niet geweest was om de nieuwe winkeliers de handel onmogelijk te maken. Wat, zo dacht Patrick ineens, zou er gebeuren als hij zelf de winkeliers ging bezoeken? Nog voordat De Man met het Enge T-shirt er voor het eerst zou aankomen. Zou er dan wat te redden zijn? Patrick dacht na. De Man met het Enge T-shirt zou altijd willen voorkomen dat hij in verband werd gebracht met zijn opdrachtgever. Hij zou nooit namen noemen. Patrick zou dus kunnen doen alsof de Man voor iemand anders werkte. Of voor zichzelf. Dus kon Patrick zich opwerpen als de Barmhartige Samaritaan. Hij kon zich bekend maken aan de ondernemer en vertellen dat er iemand bezig was hem weg te pesten. Hij zou de onderneming helpen weerstand te bieden. Zo zou hij de Man tegenwerken en de bakker in kwestie voor zich winnen. Het zou Patrick niet helpen om de neerwaartse curves van het bedrijf een opwaarts zetje te geven maar de gekweekte goodwill zou hem later alleszins van pas komen. Dat was allemaal van later zorg. Eerst van De Man met het Enge T-shirt af raken. Omdat hij de Man niet kon bereiken, was hij gedwongen om naar de andere partij, de beoogde slachtoffers, toe te gaan. Eigenlijk kon hij de consequenties van een bezoek helemaal niet overzien, maar hij ging het doen. Hij wist het ineens heel zeker. Er waren nog zat onbeantwoorde vragen, maar die ging hij niet meer proberen te beantwoorden. Hij ging naar Tripleville om deze mensen te behoeden voor de Man. Het was zijn enige mogelijkheid nog om de molensteen van zijn nek te krijgen. Arie vond dat ze even bijelkaar moesten komen om de situatie te bespreken. Vera en hij verwachtten, en hoopten op een bezoek van een mannetje van Brillat. Het was de reden waarvoor ze beiden met deze winkel waren begonnen. Nu, na drie weken was er nog niemand geweest en Vera begon er steeds meer aan te twijfelen dat Patrick Brillat de oorzaak was van het wegblijven van de burgemeester bij de opening van de winkel. Ze had drie keer geprobeerd in de te grote Mairie met 179
hem in gesprek te komen, maar de pogingen waren ontdaan van enige kans. René was enorm ongerust en dat baarde hen zorgen. Het werk leed eronder en de druk op Simon steeg. Het spel moest beginnen. Patrick Brillat was aan zet en hij moest niet te lang op zich laten wachten. Desondanks was ieder van hen ervan overtuigd dat ze Brillat niet actief en kunstmatig moesten lokken. Elke blijk van een vooropgezet plan moest worden vermeden en dus was het bewust uitzetten van een spoor uit den boze. Arie verzekerde René en Simon dat zij niet degenen waren die geconfronteerd werden met Brillat. Dat deed Arie. Of Vera. En als het allemaal zou leiden tot serieuze confrontaties, dan had Vera altijd nog een geheim wapen achter de hand. Ze wilde er nog niets over vertellen, maar dat het goed zat, dat leed geen twijfel. Het enige wat ze erover gezegd had, was dat ze op tijd moest inschatten wanneer het geheime wapen nodig zou zijn, omdat het zeker een dag duurde voor ze erover kon beschikken. En daarmee was alles gezegd. Dus gingen ze weer aan het werk. Het brood was gebakken en Antoinette stond in de winkel te verkopen. René en Simon rustten uit met een kop koffie. Vera deed de boekhouding. Arie was naar Saint Valery om inkopen te doen. De zon scheen en de dag eindigde omgekeerd evenredig aan hoe hij was begonnen, van daglicht via de schemering naar duisternis. En weer was er niets gebeurd. Evenals de weken ervoor en die erna. Tegen elven kwam er een vrouw de winkel in. Ze groette, maar wachtte even bij de deur om hem open te houden voor een oude baas die zich moeizaam met een wandelstok voortbewoog. Het duurde even voor hij binnen was. Er was zojuist een vermeldenswaardige bui losgebarsten en het water liep in ruime mate via zijn neus, wenkbrauwen, oren, armen en benen op de vloer. Hij veegde met zijn mouw over zijn gezicht om het water weg te nemen, maar de jas was doorweekt zodat de actie de situatie niet verbeterde. De vrouw sloot de deur en haar ogen vonden Vera achter de balie. Ze bestelde twee gesneden ronde broden en drie kleine gebakjes. Twee met frambozen en de ander met een diversiteit aan vruchtjes als abrikoos en aarbei. De vrouw vertrok en Vera wendde zich tot de oude man. 'Bonjour monsieur Augustin, ça va? 'Mwwwuuuuaa, ca marche, mon petit. Ca marche.' Mijnheer Augustin had wat meer hulp nodig bij het vervoeren van zijn boodschappen en Vera hielp hem daar graag bij. Ook Antoinette beschouwde het helpen van de klanten, daar waar het niet alleen ging om het verkopen van de produkten, als een vanzelfsprekendheid. Augustin kocht een baguette en een croissant. Vera pakte het in in een plastic zak, vanwege de regen en sloot die zorgvuldig af. Ze liep om de balie heen en gaf hem het pakketje aan. Daarna liep ze naar achter en kwam terug met een handdoek. Ze veegde het water uit het gezicht van de man. Hij 180
maakte er opmerkingen over en beiden lachtten. Augustin vond het prachtig, deze nieuwe winkel. Hij waardeerde de persoonlijke kant en vertelde er over, net zoals de meeste andere klanten dat deden. De reputatie van de bakkerij van Arie en Vera was daarmee, in de korte tijd dat die bestond, in de wijde omtrek al tot grote hoogten gestegen. En dat mocht, voor een Nederlandse ondernemer in Frankrijk, als een enorme prestatie de boeken in gaan. De bui was bijna over, Vera hield de deur voor monsieur Augustin open. Hij stapte langzaam maar beheerst het trottoir op, draaide naar rechts en liep weg. Na vijfentwintig meter passeerde hij een nette heer. Hij was net uit een Citroen gestapt. Ze groetten elkaar. Augustin liep verder, de nette man ging de bakkerij binnen. 'Waarmee kan ik u van dienst zijn?' 'Ik zou de eigenaar graag willen spreken.' Vera was meteen op haar hoede. Dit zou het moment kunnen zijn waar ze maanden naar had uitgekeken. Steeds had ze gedacht dat haar vlotte babbel, haar alertheid en haar voorkomen een offensief gesprek garandeerden als de man eenmaal de winkel zou binnenstappen, maar nu het waarschijnlijk zover was, moest ze even schakelen en kon ze slechts verwachten en hopen dat het gesprek zo ging als ze vantevoren had bedacht. 'De eigenaar ... waarom wilt u de eigenaar spreken?' 'Ik heb informatie die van belang is voor het voortbestaan van deze winkel.' 'Toe maar' zei Vera. 'voor het voortbestaan van deze winkel. Misschien kunt u zich ...' 'Laat ik mij inderdaad eerst even voorstellen' onderbrak de man Vera. 'Mijn naam is Patrick Brillat. Ik ben eigenaar van een aantal andere bakkerijzaken in de omgeving.' Vera kon het niet laten. 'Pardon monsieur, ik heb uw achternaam niet opgepikt, Patrick ...?' 'Brillat' zei Brillat enigszins geprikkeld. 'Brillat' herhaalde hij. 'Er gaat geen lampje branden?' 'Sorry, nee. Maar waar komt u voor?' 'Voor de eigenaar van de zaak.' 'Ach ja, dat zei u al. Laat ik me even voorstellen.' Vera liep om de balie heen en gaf Brillat een hand. 'Vera Kroes, aangenaam. Samen met Arie de Groot eigenaar van dit etablissement.' 'En de heer De Groot is niet aanwezig?' Volgens Patrick Brillat kon een gesprekspartner van tenminste hetzelfde abstractieniveau als dat van hemzelf, nooit een vrouw zijn. 'Het spijt me' zei Vera. 'Komt u alstublieft ter zake.' Intussen was er een klant binnengekomen. Vera liep naar achter en vroeg Simon in de winkel te helpen. Simon zei dat René dat beter kon doen, gezien zijn ervaring, maar omdat Vera net had vernomen wie er in de winkel stond, zei ze dat dat uitgesloten was. Ze liet Simon Arie bellen en vroeg hem een oogje in het zeil te houden gedurende de tijd dat ze in gesprek was met Patrick Brillat. Simon ging de winkel in; Vera nam Brillat mee naar het woongedeelte achter de bakkerij. 181
Daar drukte ze op twee naastelkaar gelegen lichtknopjes. Door de ene in te drukken ging de lamp boven de tafel aan. Door de ander werd een digitaal opnameapparaat geactiveerd. Ze draaide zich om naar de man toe. 'U heeft informatie die van belang is voor het voortbestaan van deze winkel. Ik luister.' 'U weet wellicht dat er overal ter wereld bedrijven failliet gaan. Ook in Frankrijk gebeurt dat.' 'Cut the crap' zei Vera. 'Pardon?' Fransen verstaan geen Engels. 'Ik bedoel dat ik al moeite heb om mijn eigen huishoudboekje kloppend te krijgen en dat ik dus niet zit te wachten op uw uiteenzettingen op macro-economisch niveau. Mijn tijd is kostbaar en ik wil dat u terzake komt.' 'In het westen van Frankrijk' ging Brillat onverstoorbaar verder, 'gebeurt dat ook in ruime mate. Mijn bedrijf probeert die kleine bedrijfjes veel ellende te besparen door hen bij te staan in het proces dat een faillissement met zich meebrengt. Vaak kopen we zo'n winkel op en bieden de eigenaar een goede financiële vergoeding of een baan in één van onze winkels.' 'Heeft u aanwijzingen dat mijn bedrijf binnenkort een faillissement staat te wachten?' 'Nee, nee integendeel. Ik wil u alleen laten weten dat ik veel connecties heb in de branche en dat ik daardoor kennis heb gekregen van kwaadwillende sujetten die faillissementen, laten we zeggen, bespoedigen om er zelf voordeel uit te trekken. Die dik verdienen aan de ellende van anderen. Iedere bakker in deze regio kan een bezoek van deze mensen of organisatie krijgen. Ook u.' 'Ach' zei Vera, 'u komt me waarschuwen.' 'In zekere zin.' 'Waarom?' 'Omdat ik me betrokken voel bij mijn collega's. Ik wil dat de bakkerijbranche verschoond blijft van dat schorum.' 'Een mooi streven, mijnheer Brillat. Beschikt u ook over de middelen om dat ... schorum ... te weren?' 'Ik kan u er bij helpen. Ik heb zowel de financiële als facilitaire middelen om u bij te staan. Ik kan zelfs deze winkel van u kopen. Zodra de man zich realiseert dat hij tegenover mijn concern staat, zal hij afdruipen.' 'Als ik aan u verkoop, dan ben ik mijn winkel kwijt.' 'Dat is altijd beter dan eruit geschopt te worden zonder een rode cent.' Hij gaf Vera zijn kaartje. 'Aarzel niet om te bellen.' 'Aarzelen is niet mijn aard' zei Vera. 'Die indruk had ik al. Bel zodra hij er is; wellicht kan ik wat doen voordat hij alweer weg is.' Vera 182
liet Patrick Brillat uit. Ze gaven elkaar een hand en hij liep terug naar zijn auto. Wat een wijf, dacht hij. Wat een miezerige klootzak, dacht zij. 'Die vent is totaal de weg kwijt' zei René. 'Ja' zei Arie. 'Ik had ook wat anders verwacht bij het eerste bezoekje van de firma Brillat. Vera had Arie, René, Simon en Antoinette net de opnames laten horen die ze van het gesprek met Patrick Brillat had gemaakt. 'De grote vraag is wat er achter zit' zei Antoinette. 'Patrick Brillat doet niets voor niets. Alles heeft een diepere betekenis en de enige betekenis in zijn leven is geld. Hij komt hier echt niet uit pure barmhartigheid om ons te beschermen tegen een klootzak die ons de handel onmogelijk gaat maken.' 'Daar zeg je wat' zei Vera. 'Onmogelijk gaat maken.' Ze benadrukte het woord gaat door het luider te zeggen dan de andere woorden. Dat ligt in de toekomst. Hij weet kennelijk dat er wat gaat gebeuren. Het lijkt wel of hij ons voorbereidt op een toekomstig treffen.' 'Maar als hij ons ervoor wil behoeden en hij weet wat er gaat gebeuren, dan heeft hij toch ook de macht om het níet te laten gebeuren?' vroeg Arie zich af. 'Dat hoeft niet' zei Simon. 'Je weet ook dat je dood gaat, maar je kunt er niets aan doen.' 'Ik ben uitgeluld' zei Arie. 'Daar kan ik niet tegenop.' Hij lachte en sloeg Simon op zijn schouder. 'René en Vera, weten jullie zeker dat dit Brillat zelf is geweest?' vroeg Antoinette. Vera antwoordde dat hij zich had voorgesteld maar niet had gelegitimeerd. René zei de stem te herkennen. Hij was er bijna zeker van dat het hem was. Vera dacht na. 'Misschien heeft monsieur Augustin hem herkend. Hij moet hem zijn tegengekomen. Ik zal het hem vragen de volgende keer als hij weer in de winkel is.' 'Ik denk dat dat niet nodig is. Het is hem' zei René na enig gepeins en na een stuk van de band nogmaals beluisterd te hebben. Laten we ervan uitgaan dat het Brillat was. Waarom neemt hij de moeite om ons te waarschuwen voor iets waar hij zelf niet vies van is?' 'Misschien is het een concurrent die de smerige praktijken van hem heeft afgekeken en er ook wat aan wil verdienen' zei René. 'Mogelijk. Of misschien is zijn eigen medewerker ZZP'er geworden en vindt Patrick dat niet leuk' Arie keek nadenkend voor zich uit toen hij de mogelijkheid opperde. 'Dàt' zei Vera, 'zou een verdomd goede verklaring zijn. Stel, Patrick Brillat heeft ruzie met zijn zware jongens. Die gaan hun eigen gang en strijken het geld op. Brillat wil daar een stokje voor steken en probeert hun te vlug af te zijn door eerst zelf een bezoekje te brengen en te zeggen dat hij het goed met ons voor heeft en ons wil beschermen. Hij geeft ons zijn gegevens en wij bellen zodra de man er is. Wij geven hem dus informatie over waar die vent uithangt en zo bouwt Brillat een 183
leuk dossiertje op dankzij ons. Het zou zomaar kunnen.' 'Maar het blijft gissen' relativeerde Arie. 'Het blijft gissen' bevestigde Antoinette. 'Als het is zoals Vera zegt' zei René, dan heeft hij er belang bij dat we hem van informatie voorzien. Maar dat doen we natuurlijk lekker niet.' 'Buiten het feit dat ik tòch al geen contact met de man zou zoeken voor hulp, nee, we bellen hem niet.' Patrick was gematigd positief toen hij Tripleville uitreed. Wellicht had hij een begin gemaakt met het ontvluchten van deze vreselijke situatie. Hij had het vertrouwen gewonnen van die mevrouw Kroes. Het was een niet gemakkelijk object geweest om te overtuigen, maar het was gelukt. Hij had het in haar ogen gezien. Ze reageerde terughoudend, en wie zou dat niet doen als er een wildvreemde in je winkel stond die vertelde dat er mensen waren die er belang bij hadden je zaak naar de knoppen te helpen. Maar toen hij had laten doorschemeren dat hij de middelen had om haar te helpen, bond ze in. Bovendien, ze zei ook nog dat aarzelen niet haar aard was. Een bevestiging dat ze meteen zou bellen als er wat was. Patrick reed naar kantoor, maar herinnerde zich dat hij geen contanten bij zich had. En zonder contanten voelde hij zich naakter dan als hij vergeten was een onderbroek aan te trekken. Hij reed Saint-Valery in om bij de bank wat geld te halen. Hij parkeerde in het centrum, nam zijn portefeuille uit zijn koffertje en liep naar een betaalautomaat. Nadat hij de kaart had ingevoerd en zijn code had ingetypt, kreeg hij de melding dat zijn saldo ontoereikend was. Hij bekeek de kaart, wreef hem over zijn mouw en probeerde het nog eens. Niets. Het was de kaart van de rekening waar de opbrengsten van de seksboerderij op werden weggezet. Patrick dacht na. Er moest nog geld opstaan. Patries zorgde er altijd voor dat zijn geld op tijd werd gestort. Hij was ervan uitgegaan dat die situatie zich zou continuëren. De werkzaamheden in de boerderij waren weer begonnen, dus het geld moest er zijn. Toch? Patrick kreeg een vreemd gevoel in zijn maag. Dit was toch niet óók nog weggevallen? Dan begonnen de inkomsten wel heel erg snel achteruit te lopen. Gelukkig had hij nog wat creditcards. Hij betaalde de locale pompstationhouder een volle tank en reed, veel te hard, de honderd kilometer naar Kibbelinghen. Bij de boerderij kreeg hij de schok die hij gehoopt had niet te krijgen. Alles was verlaten; geen productie, geen forse dame en geen acteurs. Het kapelletje was dicht, op slot. Hij had de sleutels niet bij zich, dus hij begon te kloppen op deuren en belde aan bij de deur die uitkwam op de keuken. Er was niemand. Patrick greep zijn nulzes. Vol ongeduld wachtte hij tot het dikke mens de telefoon zou opnemen. 'Ja' 'Waarom wordt er verdomme niet gewerkt in de boerderij?' 184
'Wie is dit?' 'Brillat! Waarom is er niemand op de boerderij? Er is toch niets meer dat een nieuwe produktie tegenhoudt? Dat mens van Van der Wal en Christine zijn dood en die andere trien, die zus, uuuh .... uh ...' 'Trijntje' 'Trijntje ja, ... die is nu toch wel eens uitgehuild? Ze moet weer aan het werk, verdomme. Er zit veel geld van mij in dit project, dus ik wil dat er op zijn laatst volgende week weer produktie is.' 'Die produkties moeten worden geregeld, mijnheer Brillat.' 'Daar heeft Patricia jullie toch voor ingehuurd?' 'Ja. Ze heeft mij voor de coördinatie van het filmen aangenomen en ik ben er klaar voor. Maar mijn collega heeft niets geregeld. Geen acteurs, geen speelschema's, geen cameralieden. Niets.' 'Dan vertel je je collega maar dat ze dat heel snel moet gaan doen.' 'Ik zit niet in die situatie en ik ben haar leidinggevende niet.' 'Dan wil ik haar naam weten.' 'U weet dat ik dat niet mag zeggen van Patries.' 'Die is dood.' 'Het contract is nog niet verlopen.' 'Godverdomme.' Patrick vroeg meteen om vergeving toen hij het had gezegd.' 'Overigens moet ik u nog wel vertellen dat de arbeidsverhoudingen enigszins zijn veranderd sinds Patricia is overleden.' 'In welke zin?' 'In de zin dat u de leidinggevende niet bent. U heeft die taken van Patricia overgenomen na haar dood, maar u bent niet gerechtigd.' 'Ah!' Patrick schreeuwde het uit. 'Ik heb de zaak draaiende proberen te houden en ik was kennelijk de enige die zich het lot van dit bedrijf aantrok.' 'Dat is niet waar. Ik trek mij het lot van het bedrijf ook aan, maar de nieuwe bewindvoerder is de enige die er op dit moment direct invloed op kan uitoefenen. Ik kan dat niet. En u ook niet.' Woest was Patrick toen hij het rode knopje aan de rechterkant van zijn smartphone indrukte. En daarmee was de verbinding verbroken. De activiteiten op de boerderij moesten weer beginnen. Waarom had Patricia het zo belangrijk gevonden dat hij niet wist wie de twee Nederlanders waren die de zaakjes daar regelden? Na veel zeuren had Patricia één van de twee namen vrijgegeven, maar de ander niet en die was op dit moment zo belangrijk. Het leek wel of de hele wereld hem tegenwerkte. Patrick Brillat voelde zich machteloos. Niets ging meer als gepland en voor iemand die de regie wilde hebben was dat een 185
regelrechte catastrofe. Natuurlijk vond hij nieuwe inkomstenbronnen en had hij genoeg om het nog jaren uit te zingen, maar hij moest de regie weer terug zien te krijgen. Niet volgende week, maar morgen. Eigenlijk het liefst vandaag nog. Twee dagen nadat Patrick Brillat de bakkerij in Tripleville had bezocht, stond er ineens een andere man voor de toonbank die geen brood, koeken of anderssoortige waren wilde afnemen. Antoinette stond achter de balie, Vera en Arie waren achter in het woongedeelte bezig met de administratie en Simon stond standby in de bakkerij als er nog snel iets moest worden bijgebakken. Daarin onderscheidde deze bakker zich van andere. Bij de meeste betekende uitverkocht dat mensen ergens anders hun geluk moesten beproeven of morgen moesten terugkomen. Vera en Arie vonden dat ze er alles aan moesten doen om hun klanten tevreden te stellen en als dat betekende dat er nog een keer wat moest worden gebakken, dan moest dat. De inwoners van Tripleville waardeerden het zeer. Antoinette herkende de man al toen ze hem zag komen aanlopen en ze zorgde ervoor dat Vera haar plaats innam zonder dat hij haar gezien had. 'Wat kan ik vo...' 'Deze winkel hoort hier niet.' 'Pardon?' 'Deze winkel hoort hier niet.' 'Ik hoorde wat je zei, ik kon het alleen niet geloven.' 'Volgende week heb je uitverkoop en over twee weken ben je weg.' 'En wie zegt dat?' 'Ik' 'En hoe heet je?' 'Dat doet er niet toe.' 'Ha. Je komt mij vertellen dat ik mijn winkel in de uitverkoop moet gooien en je wilt je naam niet vertellen. Ik zal jou eens wat vertellen, mijnheertje. Er is al iemand vóór jou hier geweest. Die heeft mij verteld dat je eraan kwam zodat ik mijn maatregelen kon treffen. En die maatregelen heb ik getroffen. En die iemand die hier is geweest heeft zijn hulp toegezegd om jou te bestrijden. Ik zou maar maken dat ik weg kwam als ik jou was.' 'Je lult' zei de man. 'Ik zou er niet op wedden. Het is een invloedrijk mannetje dat aan mijn kant staat.' De man liet het nauwelijks blijken, maar Vera kon zien dat de man tegenover haar bezig was met een gesprek dat hij niet had voorbereid. Er was teveel tegenstand. 'Wie is d...' 186
'Doet dat er dan toe?' 'Als jij zegt dat het een invloedrijk mannetje is, dan wil ik dat kunnen checken.' 'Je hebt gelijk.' Vera laste een pauze in. 'Brillat' zei ze. 'Patrick Brillat.' De man verslikte zich en schoot in een onbedaarlijke hoestbui. Vera haalde geen water voor hem. Natuurlijk niet. Toen hij enigszins was bijgekomen zei hij dat hij gelijk had toen hij zei dat ze lulde. 'Je weet niet half hoe belangrijk die man is. Die komt dit winkeltje echt niet redden.' 'Je overdrijft; zoveel stelde hij nou ook weer niet voor. Maar de berichten die ik van hem lees geven wel aan dat jij met vuur speelt als je de strijd met hem aangaat. Ik stel dus voor dat je nu mijn winkel verlaat en nooit meer terugkomt.' 'Ik laat me niet wegjagen.' Hij liep naar de deur. 'Als ik wegga, dan doe ik dat omdat ik dat wil. Niet omdat jij het zegt.' 'Ik begrijp het. Sorry ...' Vera zei het met een pruillipje. 'Jezus! Wat een heerlijk koppie heb jij.' Hij lachtte. 'Daar zullen vast al heel wat klootzakken met hun baguette ingezeten hebben.' 'O ja' zei Vera', maar ze doen het maar één keer, want ik bijt er stukjes af voor ze de kruidenboter erop smeren.' * De dames zaten gezellig kwebbelend in de auto. De dag na het gesprek met Trijntje en dominee had Trijntje Christine uitgenodigd om bij haar te blijven zolang de situatie daarom vroeg. Ze had even moeten nadenken over het voorstel, maar was al snel akkoord gegaan. De dames hadden samen de boerderij gerund. Christine was dolblij met de ruimte die ze ineens had en Trijntje met de hulp en het gezelschap. Een vergelijking met de kamer van Christine in Boulogne ging in alle opzichten mank. Het enorme huis, de stallen, het erf, de weilanden. Binnen een week had ze zich alle basisvaardigheden, nodig voor het boerenbedrijf, eigen gemaakt en had ze een paar weken lang de tijd van haar leven gehad. Trijntje had haar en dominee een onwaarschijnlijk verhaal verteld. Ze had tijd nodig om het te verwerken en die tijd kreeg ze van Trijntje, hier op de boerderij. Ze had gebeld met de verhuurder in Boulogne en had haar bedankt. Ze had de huur opgezegd en omdat ze bijna geen spullen van haarzelf in het kamertje had, mocht de eigenaresse doen wat ze wilde met de karige spulletjes die er nog wèl waren. De laptop had Christine toch meegenomen naar Bierrum en dat was het belangrijkste op dit moment. De laptop en een internetverbinding. Ze was vrij en kon gaan en staan waar ze wilde. Nu reden ze samen in haar kleine auto; ze waren alweer bij Gent. De bestemming was niet Kibbelinghen dit keer, en ook niet Boulogne. Er was een nieuwe bakkerij 187
geopend, Christine had het gelezen op internet en die informatie, gecombineerd met een onderzoekje in Bierrum naar de bedoelingen en de afwezigheid van Arie, Vera en Simon, had hen ervan overtuigd dat ze naar dit kleine plaatsje in Picardië moesten. Tripleville. Trijntje en Christine waren van plan om in de buurt een pension te boeken. Deze week nog, gingen ze ernaartoe. * De Man met het Enge T-shirt had contact opgenomen met Patrick. Hij had gevraagd of Patrick zijn taken had overgenomen. 'Of is wat er in Tripleville is gebeurd wellicht een incident?' 'Je mag het noemen wat je wilt' had Patrick geantwoord, 'maar ik ben het niet eens met de manier waarop jij het contract uitvoert en dus moest ik ingrijpen als opdrachtgever.' 'Door die lui aan te bieden hen te helpen als ik zou opdagen?' 'Je formuleert het prima.' 'Het contract blijft geldig.' 'Nog wel. De bakkerij in Tripleville is nog niet van mij. Zodra ...' Patrick besefte dat hij teveel had gezegd. 'Ach, ga je het zo spelen. Je werkt me tegen en zodra uitkomt dat ik daardoor niet aan mijn verplichtingen voldoe ontbind jij de overeenkomst wegens disfunctioneren. Leuk bedacht.' Op dat moment wist Patrick dat De Man met het Enge T-shirt alles op alles zou zetten om de winkel van Arie en Vera uit Tripleville weg te krijgen. Hij gooide de hoorn op de haak en rende weg. Weg van de telefoon, weg van de Man. Hij sprong in zijn auto en spinde het industrieterrein af. Vera was er niet. Arie stond Patrick te woord nadat hij Vera had gebeld. Ze was even buiten Saint Valery en op weg naar huis. Patrick vertelde onsamenhangend het verhaal dat hij te vertellen had. En hij vertelde het nog een keer toen Vera binnenkwam. Ze had de auto dubbel geparkeerd en was de winkel vrolijk lachend ingelopen. 'Als je echt Patrick Brillat bent, dan heb je nogal een reputatie bij de bakkers in deze omgeving. Je hebt in de afgelopen jaren een hoop van je collega's de stuipen op het lijf gejaagd. Ik begrijp niet waarom dat nu ineens anders is. Waarom zouden we jou geloven?' 'De Man is bij mij in dienst. Bij het uitvoeren van zijn taken is hij te ver gegaan. Zijn bezoek aan een winkel bij Honfleur heeft geresulteerd in een zelfmoordpoging van de eigenaar. Ik ben medeverantwoordelijk maar ik wil niet verantwoordelijk zijn voor moord of zelfmoord. Ik heb teveel tegen hem gezegd. Hij heeft me doorzien en jullie zijn nu niet meer veilig. Geloof me, hij zal andere middelen tegen jullie inzetten. Ik ben bang dat er doden gaan vallen. We moeten wat doen.' 'Maar jij niet. Jij gaat niets doen. Jou vertrouw ik niet. Ik ...' Vera legde haar handpalm vlak onder haar borsten om te bevestigen dat ze echt zichzelf bedoelde, 'weet wat me te doen staat. Patrick Brillat, opsodemieteren. Arie en Antoinette, naar achter.' Vera liep achter Patrick aan, zijn gesputter 188
en geprotesteer negerend. 'Je hoort van me als we je nodig hebben. Eerder niet.' Het was drie uur in de middag. Vera draaide de deur op slot en voegde zich bij de anderen. Tijd voor overleg. Crisisoverleg. 'Het wordt tijd voor het geheime wapen' zei Vera. 'Er moet iemand naar Rektum terug om het op te halen. Ik denk dat ik de enige ben van deze club die er een beetje mee om kan gaan, maar ik wil nu niet terug, ik wil hier blijven om alles te coördineren. Arie moet gaan, maar ik ben bang dat het geheime wapen niet zondermeer bij hem instapt.' 'Is het geheime wapen iets dat zelf kan instappen?' vroeg Simon. 'Zelfs dat betwijfel ik, maar ik weet dat het vrouwelijk is en dat de auto van Arie het enige beschikbare voertuig is waar het in past.' Christus, dacht Arie. Een koe of een ezel of zo? Dat kan ons toch niet helpen? En dat wil ik ook niet in mijn auto hebben. 'Als ik het ophaal, dan wil ik weten wat me te wachten staat.' 'Dat komt goed' zei Vera. 'Ik stel de Inspecteur op de hoogte. Hij zal je helpen in Bierrum. Vanavond rijd je erheen; morgenvroeg weer terug.' 'Ay ay captain...' Het was een kwestie geweest van drie minuten. Om kwart voor acht de volgende ochtend was de man die Vera had bedreigd opnieuw naar binnengelopen. Antoinette stond in de winkel toen hij binnenkwam, maar was snel de bakkerij ingevlucht. De man sloeg met zijn handen op de toonbank en sprak met stemverheffing. Vera was op het lawaai afgekomen en had de man tewoordgestaan en tot bedaren proberen te brengen. Hij had een knuppel in zijn hand gehad en hij had geschreeuwd. Het was vooral intimidatie. Veel geschreeuw en de bedreiging dat als de winkel niet snel werd gesloten, hij genoodzaakt was andere maatregelen te treffen. Hij zou elke dag terugkomen. Vlak voordat hij de zaak weer verliet, versplinterde hij met de honkbalknuppel een glazen vitrine voor snoepgoed. Het glas sprong de hele winkel door; maar nu was hij weg. Vera ontfermde zich over René en Antoinette bij wie alle nare herinneringen door deze gebeurtenis weer opgerakeld werden. 'Ik wijk op geen enkele manier voor deze heren; de winkel blijft open. We vegen het glas weg en nemen onze plaats weer in. Antoinette en René gaan even naar achter; ik hoor wel wanneer jullie weer kunnen beginnen. Ik begrijp dat dit heel moeilijk is voor jullie, maar René, wat zei jij er zelf ook alweer over? Even boos, even teleurgesteld, en daarna snel weer verder. Anders komt Brillat gewoon waar hij zijn wil en zijn wij nergens. De winkel blijft open.' Vera belde met Arie. Hij was al weggereden met het geheime wapen en was verbluft over wat hij mee had gekregen van de Inspecteur. Vera vertelde wat er net was gebeurd. Arie beloofde in één keer door te rijden naar Tripleville. Omdat de man had gezegd dat hij elke dag zou terugkomen, en omdat hij de dag ervoor 's ochtends 189
al vroeg naar binnen was gelopen, waren Vera en Arie al om een uur of zes in de winkel. Simon en René waren toen al een paar uurtjes aan het bakken, maar de winkel was nog niet open. Het geheime wapen was met een kan koffie in een kamertje van een bijgebouwtje achter in de tuin gezet. Paraat als het nodig zou zijn. Nadat de winkel was geopend en de eerste klanten waren geholpen, ging Arie de deur even uit om een boodschap te doen bij de Intermarché een paar straten verder. Hij had Vera beloofd meteen weer terug te komen. Vandaag was iedereen nodig om te voorkomen dat dingen uit de hand liepen. Arie beloofde het. Vera zette voor zichzelf, Simon en René een kan stevige koffie, er was er al eentje leeg, ze schonk een mok vol en riep naar de mannen in de bakkerij dat ze weer konden schenken als ze tijd, zin en gelegenheid hadden. Als antwoord hoorde ze een vrolijk ja van Simon. Ondanks alle nare gebeurtenissen slaagden de mannen erin om de sfeer goed te houden. Antoinette stond achter de toonbank en was erg druk. Er waren veel klanten en er waren veel speciale bestellingen. Ze was nog niet ingegaan op het aanbod van Vera om haar te helpen als het nodig was. Vera hoorde Antoinette geanimeerd praten met de klanten. Het was een goede betrouwbare kracht. Heel even nam Vera de tijd om te luisteren naar de gesprekken, maar nu moest ze de boeken weer bijwerken. Na een minuut of vijf hoorde ze iets. Het was geen vreemd geluid dat haar aandacht ineens opeiste, het was wat anders. Vera luisterde intens; ze had wat gehoord ... maar wat? Nu was het weer weg. Nee, ze hoorde het weer. Het was de stem van iemand die heel kort iets zei. Nederlands; ze sprak Nederlands met iemand. En Vera herkende de stem. Ze liep naar de deuropening tussen de winkel en de ruimte erachter, waar ze zelf zat. Trijntje! Vera zag het meteen. Ze was veranderd, maar het was Trijntje. Wat deed die hier? De vrouw die werd geholpen door Antoinette sprak met Trijntje. Vera bekeek haar. In eerste instantie meende ze de vrouw niet te herkennen, maar al snel werd ze zich ervan bewust dat ze de vrouw eerder had gezien. Niet live, ze had haar nooit ontmoet. Nee, het moet een foto zijn geweest. Of op internet of zo? Oooh kut, Christine? of heette ze Bettie? Ze hoorde Christine aan Antoinette vragen of Vera en Arie er ook waren. Vera stapte naar voren en probeerde haar verbazing te verbergen. 'Mevrouw Savarin, Trijntje, wat een verrassing. Kom verder. Ik heb net de koffie klaar.' Arie kwam nauwelijks twee minuten later binnen. Hij zag Trijntje en begon meteen te hyperventileren. Vera zette hem op een te lage stoel zodat hij meer moeite moest doen om op te staan als hij het in zijn hoofd haalde om Trijntje te lijf te gaan en Vera tijd had om hem weer terug te duwen. Ze zei tegen Arie dat ze begreep dat hij nog steeds boos was op Trijntje, maar dat hij dat nu even terzijde moest zetten omdat de aandacht nu elders gewenst was. Hij kreeg van zijn vriendin een kop koffie en een glas water, waarvan de helft in zijn gezicht werd gegooid omdat hij nog tegenpruttelde. Het was al elf uur geweest die ochtend toen de man weer binnenkwam. Door de komst van Trijntje en Christine had Vera vliegensvlug de strategie aangepast. Als de man zou 190
komen, moest ze het gesprek dat volgde zo opzetten dat Christine begreep dat haar echtgenote de oorzaak was van een hoop narigheid. De man had de honkbalknuppel weer bij zich, en dit keer werd hij bovendien vergezeld van een andere man, eveneens uitgerust met een honkbalknuppel. Vliegensvlug werd gedaan wat was afgesproken. De camera's in de winkel werden aangezet, Antoinette maakte plaats voor Vera. Arie ging snel naar achter om het geheime wapen te halen en Trijntje en Christine bleven in de achterkamer nadat ze de deur naar de winkel op slot hadden gedraaid. Het gesprek was te volgen via luidsprekertjes die Arie vakkundig had aangelegd. De man begon meteen te blaffen als een hond. 'Je bent nog niet weg. Je had vandaag opgerot moeten zijn of had je dat nog niet begrepen?' 'Ik wil contact met je baas' zei Vera. Ze gedroeg zich zekerder dan ze was. 'Ik werk niet voor een baas' antwoordde hij, 'ik ben zelfstandig.' 'Wij weten allebei dat dat niet zo is. Ik wil contact met je baas.' 'Nee' 'Ik mag geen contact met je baas?' 'Nee' brulde de man steeds harder. Buiten bleven voorbijgangers staan om te kijken wat er aan de hand was. De compagnon van de man stond echter nog buiten en joeg ze weg. 'Er ìs dus wel een baas' zei Vera. 'Morgen ben je hier weg' krijste de man, 'of ik...' 'Moet ik nu morgen weg zijn of vandaag? Daar ben je wel wat onduidelijk over.' Alhoewel de adrenaline door haar heen schuimde, zei Vera het in alle rust zodat de aanvankelijk gespeelde woede van de man omsloeg in een primitieve razernij. Vera was er duidelijk op uit om hem zo kwaad mogelijk te maken. 'Ik wil je baas spreken.' De man liet zijn knuppel keihard neerkomen op de toonbank. Er gebeurde niets. Hij deed het nog een keer en dat veroorzaakte een kleine scheur in het blad. 'Verstevigd' zei Vera. We wisten dat je zou komen toen we de winkel inrichtten.' Een dierlijke kreet ontsnapte 's mans glottale systeem. Vera vond haar veiligheid achter de toonbank; de winkel was zodanig ingericht dat de man haar niet zomaar kon bereiken. Bovendien wist ze dat Simon en René vanuit de bakkerij een oogje in het zeil hielden. Alles was voorbereid, alles was voorzien. Trijntje en Christine zaten achter in het woongedeelte te bibberen van angst. Wie was deze man, die zo agressief kon zijn, en wie was zijn baas die dit toeliet? 'Ik wil je baas spreken.' Vera hield vol; de man raakte teneinde raad van deze onvoorstelbare geweldloosheid en vastberadenheid. Ze pauzeerde even om haar volgende opmerking in al zijn misselijkmakende geladenheid tot de twee dames aan de andere kant van de deur te laten doordringen. 191
'Ik wil met Patrick Brillat spreken.' De schok kwam bij Christine aan als de vuist van Steven Seagal. Wat zei dat mens nou? Hoorde ze het wel goed? Beweerde Vera hier dat haar man, Patrick Brillat, de baas van dit monster was?' Die meid was gek; volledig mesjokke! Alleen de aanwezigheid van de man in de winkel weerhield haar ervan om Vera aan te vliegen. 'Nee' schreeuwde de man in een langgerekte ontkenning. Vera pakte haar nulzes. 'Bel ik mijnheer Brillat of doe je het zelf?' De man nam plotseling een aanloop en probeerde op de toonbank te springen. Hij gleed uit op het glas en kwam pijnlijk op zijn elleboog neer. 'Ingesmeerd met was' zei Vera nog, maar de man hoorde het niet. Kwader kon hij niet worden, maar wel vastberadener om aan de andere kant van de balie te komen. Hij stond op en wilde een nieuwe poging wagen. Op dat moment werd de deur van de winkel geopend. De man was even afgeleid, maar hij wilde Vera niet uit het oog verliezen. Hij focuste op haar en merkte ineens dat het daglicht in de winkel verminderde. Toen zag hij bij Vera een hele lichte verandering; iets van opluchting? 'Ik dacht even dat jullie me waren vergeten' zei ze tegen iets achter hem. En ineens stond de man oog in oog met Arie. Even zou hij hem te lijf gaan, totdat hij zag waarom hij dat beter niet kon doen. Rechts van hem stond een vrouw, alhoewel die definitie op diverse terreinen mank ging. Wat hij zag was een kreatuur, ... een mens wellicht, van wie de breedte in absolute cijfers overeenkwam met die van haar lengte. Ze was ongeveer 1.80 meter lang en breed, ze had enorme spierpartijen en daar waar de natuur het vrouwelijke lichaam rond bedoeld had, liep het bij deze vrouw recht naar beneden. Een soort kubus van rubik, maar kleurlozer en minder flexibel. 'Mag ik je voorstellen' zei Arie. 'Dit is Teuntje.' Vanuit de bakkerij hoorden ze Simon zeggen: 'Maar je mag haar Teun noemen.' Teuntje liep nogal moeilijk, maar dat ze sterk was bleek uit alles. In haar linkerhand droeg ze een grote stalen kist, in haar andere had ze de compagnon van de man. Ze had hem in zijn nek vast en zijn voeten zweefden zo'n vijftien centimeter boven de vloer. Elke keer dat hij probeerde Teuntje een trap te geven, kneep ze zijn nek was steviger aan, zodat hij dat na twee keer definitief was afgeleerd. Hij kon niets meer zeggen en zag lijkbleek. 'Zet die vent maar even neer Teuntje' zei Vera. Ze pakte wat tie rips en bond hem daarmee vast. Toen vroeg Arie Teuntje de kist op de grond te zetten. Het was een gevaarte van ongeveer anderhalve bij een halve meter met een deksel erop en loodzwaar. 'Doe hem er maar in' zei Arie. Teuntje greep naar de handlanger, maar Arie zei dat het om de ander ging. De man leek ineens doodsbang. Hij stribbelde tegen en wilde vluchten, maar Teuntje pakte hem en klapte hem onbarmhartig in de te kleine ruimte. Ze manoevreerde wat met armen en benen en toen alle delen van de man binnen de afmetingen van de kist waren, deed ze de deksel erop. Teuntje zei wat; voor 192
het eerst die dag. Maar niemand verstond het. Simon dacht dat het iets was als past net maar zeker wist hij het niet. 'Is er een sleutel?' vroeg Vera. Maar die was er niet. Dus werd Teuntje gevraagd of ze op de kist wilde gaan zitten. En dat wilde ze wel. Daardoor werd het ding echter nog een stuk kleiner dan hij al was. Er kwamen vreemde geluiden van binnenuit. 'Stikt hij niet?' vroeg Antoinette. 'Nee' zei Arie, 'Er zitten allemaal luchtroosters in. Het is volgens mij een kist om beesten in te vervoeren. We vonden hem net in het gebouwtje hierachter. Geef Teuntje een mok koffie. Daarna praten we weer met die vent. Maak de koffie goed heet en geef haar heel veel, zodat die vent tenminste een half uurtje in de kist zit. Teuntje had de enorme mok kokende koffie in een minuutje op, maar ze bleef keurig zitten totdat Vera zei dat ze mocht opstaan. De deksel die door haar gewicht enigszins klem was komen te zitten, werd van de kist gehaald. De man lag helemaal stil. Hij leefde, maar de dood zou er niet veel anders uitgezien hebben. Hij kon niet zelfstandig uit de kist klimmen, dus hielp Teuntje hem even. Ze zette hem op een stoel en schoof hem bij de hoge tafel. Arie gaf hem een mok koffie. Na een kwartier leek hij weer aardig bijgekomen te zijn, maar toen begon het beven. Vera en Arie gingen tegenover hem zitten; Teuntje stond achter hem en Trijntje en Christine hadden op gepaste afstand een zitplaats gevonden. 'Nu lijkt het me tijd voor het hele verhaal' zei Vera. 'Vertel.' De man toonde nog een verwaarloosbaar spoor van verzet, maar hij wist zelf ook allang dat Vera en Arie door zijn schild waren gebroken. Hij onderzocht nog of er een ontsnapping mogelijk was, maar ook dat bleek geen optie te zijn. Dus vertelde hij. 'Ik ben door iemand ingehuurd om individuele bakkers, zeg maar, weg te pesten, zodat die iemand de winkels voor een goed prijsje kon overnemen.' 'En die iemand is?' 'Het is niet mijn gewoonte opdrachtgevers te vragen naar hun naam.' 'Maar van deze weet je het wel, want je hebt ruzie met hem gekregen en bent zonder hem hetzelfde werk gaan doen.' 'Ik zweer je dat alles wat ik gedaan heb, valt onder het contract dat ik met mijn opdrachtgever heb gesloten.' Arie en Vera keken elkaar aan. 'Dit ook? Wat je hier net allemaal in deze winkel deed?' 'Ja, ook dit.' 'Wie is je opdrachtgever?' 'Ik zei net al dat het niet mijn gewoonte ...' 'En het is niet mijn gewoonte om mensen in een stalen kist te stoppen, en zeker niet twee keer 193
achterelkaar of misschien wel drie of vier keer als het moet, maar soms moet je wat, nietwaar? Wie is je baas?' ( ... ) Vera pakte haar nulzes weer. 'Hier waren we gebleven toen jij mijn balie net begon te beklimmen. Dus ... wie belt mijnheer Brillat? Jij of ik?' 'Waarom zou het Brillat zijn? Hoe komen jullie daarbij. Het is Brillat n...' Op het teken van Arie kwam ineens René Petit de kamer in. De man zag hem en wist nu dat zijn score wel heel erg achterliep op die van zijn tegenstanders. 'Is dit genoeg, of moet mijnheer Petit je nog even uitleggen wat de gevolgen zijn geweest van je bezoekjes en wie naderhand nogal intimiderend een contract met hem wilde sluiten?' De man zei niets; hij probeerde na te denken, maar ook dat liep uit op niets. 'Teuntje ...' zei Vera. Teuntje stond meteen naast de man. 'Het is Patrick Brillat natuurlijk' haastte de man zich te zeggen. Er is toch niemand met zoveel winkels en macht als hij? Hoe denk je dat hij daaraan komt?' Achter in de ruimte hoorden ze een ijselijke gil en een doffe klap. Christine Savarin lag languit op de grond. Water hielp niet, tikken in het gezicht en schudden evenmin. Christine kwam pas bij nadat iemand een paar bekers ijswater over haar gezicht had gegooid. Ze was meteen weer ontzettend kwaad, alleen wist ze niet op wie. Op Patrick of op degenen die haar de praktijken van haar echtgenoot hadden geopenbaard. Ze schreeuwde en tierde en iedereen in de ruimte vroeg zich af of ze met Christine in de bewusteloze toestand niet beter af waren geweest. Dit keer was het Trijntje die de situatie beheersbaar maakte. Zij had een paar weken met Christine opgetrokken en wist op de juiste momenten de juiste dingen te zeggen. Uiteindelijk zat Christine met een glas whisky in een stoel en hield zich koest. De politie was er tien minuten nadat Vera had gebeld dat ze twee mannen hadden aangehouden die een verklaring wilden afleggen over diverse geweldsdelicten. Genoeg tijd om Teuntje de stalen kist terug te laten brengen naar waar ze hem hadden gevonden. In haar afwezigheid kwamen de opmerkingen. 'Waar heb je dàt gevonden?' vroeg Simon aan Arie. 'Ik heb haar niet gevonden. Vera kende ...' 'Nee' zei Vera, 'de Inspecteur is haar eens tegengekomen op een bouwplaats. Hij wist zich haar nog te herinneren en oordeelde, terecht, dat ze ons van pas zou kunnen komen.' 'Ze bespaart de huur van een heimachine.' 'Nou' zei Vera, 'volgens mij niet. Volgens mijn informatie is ze tegelzetter. Badkamers en keukens en zo.' Iedereen moest lachen omdat niemand zich kon voorstellen dat iemand met de kracht en 194
lichaamsbouw van Teuntje tot een secuur werkje als tegelzetten in staat was.' De lachbuien waren even nodig om de spanningen die in de afgelopen twee uren waren ontstaan een weg naar buiten te gunnen. Nu was het weer tijd om te doen wat moest worden gedaan. Antoinette wees Vera en Arie erop dat Christine op dit moment alle hulp en bijstand kon gebruiken. En de man zat dan nu wel op het politiebureau, maar waarschijnlijk niet lang, want hij zou vast niet zoveel te vertellen hebben. Bovendien was Patrick nog steeds een potentieel gevaar en had Christine het recht te weten wat haar echtgenoot allemaal had uitgespookt. Het was hoog tijd om hem eens met de neus op de feiten te drukken. Maar wat waren die feiten? Feit was dat er heel weinig feiten waren over Patrick Brillat. Aannames en suggesties genoeg, maar keiharde bewijzen had hij niet prijsgegeven. Iedereen, op zijn echtgenote na, wist dat het een boef was, maar niemand kon vertellen waarom. Die avond zaten ze bijelkaar en bedachten wat ze wèl over Patrick wisten. Om haar te sparen wilden ze Christine er niet bij hebben; het zou misschien te pijnlijk voor haar worden. Maar Antoinette vond dat een waardeloos argument. Alsof het niet pijnlijk voor René en háár was. En dus zat Christine er bij. En dat was maar goed ook. De afspraken die werden gemaakt voorzagen in een onmisbare rol voor haar. Na de afweging van argumenten voor en tegen, gaf ze uiteindelijk toestemming om het huis van Patrick -en van haar- te doorzoeken. Afgesproken werd dat René en Arie de zoekactie zouden uitvoeren. René was persoonlijk op de hoogte van Patricks aanpak, Arie had al onderzoek gedaan en zou dingen kunnen herkennen als belanghebbend. Vera ging een afspraak maken met Patrick om in Tripleville over de Man te praten. Tenminste een uur rijden vanaf de woning. In die tijd konden René en Arie hun werk doen. Voor de zekerheid ging Teuntje mee om de deur te bewaken als ze in het huis waren. Christine gaf een sleutelbos aan Arie. Ze was zenuwachtig en vroeg hem niet te lang te wachten. Vera pikte het op en belde Patrick Brillat. Alsof hij op het telefoontje zat te wachten, nam hij meteen op. Ze maakten een afspraak voor de volgende ochtend. Om negen uur in Tripleville. Christine had uitgelegd waar ze de woning konden vinden. Het was typisch voor Patrick Brillat geweest dat niemand ook maar het geringste vermoeden had van waar hij woonde. Een prettig dorp bleek het te zijn. Een gemoedelijk dorpspleintje, mooie oude huizen en wat winkels, waaronder een bakkerij van de firma van Brillat. Het terrein van Brillat grensde eigenlijk meteen aan het pleintje, maar omdat je voor de ingang ervan een heel stuk moest omrijden had zelfs de oplettende voorbijganger dat niet in de gaten. Ze waren die ochtend al om zes uur onderweg geweest. René had Simon op gang geholpen in de bakkerij en was daarna met Arie en Teuntje vertrokken. Het verkeer viel mee en ze waren al om kwart over zeven op hun bestemming. Ze hadden dus tijd om vanuit een boomomzoomde parkeerplaats de situatie te bepalen en de instructies die Christine hen had gegeven 195
te projecteren op de werkelijkheid. Net voor achten ging de automatische poort open en reed de Citroën van Brillat de weg op. In eerste instantie kwam hij op hen af, maar bij de kleine kruising sloeg hij linksaf en verdween hij uit het zicht. Ze wachtten nog een uur. Toen belde Antoinette dat Patrick in Tripleville was. René drukte op het knopje van een afstandbediening aan de sleutelbos die ze van Christine hadden gekregen. De poort ging weer langzaam open. Teuntje werd zodanig gepositioneerd dat ze zowel de voordeur van het huis als de poort in de gaten kon houden. Ze kreeg een telefoon met daarin alleen het voorgeprogrammeerde nummer van Arie. Als er wat gebeurde bij de poort of de deur, dan hoefde ze alleen het groene knopje in te drukken, de bel twee keer over te laten gaan en weer af te sluiten. Arie opende de deur met de sleutel; nu had hij een minuut om het alarm uit te schakelen met een code. Dit was het onzekere deel van het plan, want Christine wist niet of de code door Patrick was veranderd in de periode dat zij er niet was geweest. Ze vertouwde op Patricks nonchalance en desinteresse voor techniek en dat bleek geen ijdele hoop te zijn. De code was niet veranderd. Arie en René waren binnen. Ze volgden de aanwijzingen van Christine. De trap was in de hal, waar ze nu stonden. Ze liepen hem op en staken de ruime overloop over. Daar was de enige binnendeur in huis met een slot. Christine had hen de sleutel van deze deur aan de sleutelbos gewezen en gezegd dat ze ervan uit konden gaan dat deze deur op slot zat. Zij had het nooit meegemaakt dat hij dat niet was. Het was de werkkamer van Patrick en niemand mocht die betreden zonder zijn eigen aanwezigheid. De deur was open. En dat kon een paar dingen betekenen, bijvoorbeeld dat er dingen in deze ruimte waren die Christine niet mocht zien en dat Patrick, nu hij dacht dat Christine niet meer terug kwam, ook hier de nonchalance had toegelaten. Het kon natuurlijk ook betekenen, en deze gedachte verontrustte Arie en René, dat er in deze ruimte niets meer van waarde te ontdekken viel. Voorzichtig, alsof ze op een broze etagevloer liepen, betraden ze de kamer. Het was een typische werkkamer van een succesvol ondernemer. Een vloer van dikke eiken planken en verder ook veel hout, leren stoelen, een belachelijk groot bureau, wat nietszeggende kunst op de muur, wat kasten en een doorgang naar een kleine bibliotheek. Arie liep naar het raam om te controleren of de rolluiken helemaal gesloten waren en geen licht meer doorlieten. Toen hij ervan was overtuigd dat dat zo was knikte hij naar René dat hij het licht kon aandoen. Arie ging in de leren bureaustoel achter het bureau zitten. Een paar laden waren op slot. Andere waren open. Arie ging meteen bezig met de gesloten laden. Die waren het interessantst. René onderzocht intussen hoe hij een wandkast open kon krijgen. Ze hadden tips van Christine gekregen en ze hoopten dat ze daarmee toegang konden krijgen tot alles wat ze wilden onderzoeken. Toen ze, anderhalf uur later, een telefoontje kregen van Antoinette dat Patrick weer was vertrokken uit Tripleville, waren ze net klaar. Ze hadden van diverse documenten foto's kunnen maken. En hopelijk zat er belastend materiaal voor Patrick Brillat bij. 196
Vera had intussen met een omslag in Patricks aanpak te maken gekregen. Hij wist dat de man was opgepakt door de politie, dat de aanklacht het bedreigen van winkeliers in onder meer Tripleville en Saint-Rémy was en hij ging ervan uit dat daarmee het contract met die klootzak wel van de baan was. En dus kon hij zijn zaakjes, zonder de Man, weer ter hand nemen. Maar het was nog te vroeg, alles was nog te vers om meteen op het scherp van de snede te onderhandelen, en dus liet hij bij Vera in de winkel blijken dat met de arrestatie van de Man de situatie was veranderd en dat Vera eens goed moest gaan nadenken over een contract met hem. Een contract dat ze niet kon weigeren. Nadere details volgden nog. Arie had alle documenten acht keer uitgeprint en twee dagen nadat René en Arie ze hadden bemachtigd, zaten Vera, Arie, Simon, René, Antoinette en Teuntje weer om tafel om de uitkomsten te bespreken. Christine en Trijntje hadden beloofd te komen, maar ze waren er nog niet. De documenten lagen in stapeltjes op tafel; Vera pakte ze en gaf ze door. Ze verzocht iedereen een exemplaar van de stapel te pakken. Iedereen begon te bladeren. Er waren nota's, opdrachtbevestigingen, brieven met het briefhoofd van een Frans bedrijf met de naam VDW Entreprises SA. Er waren betaalopdrachten en offertes voor leveringen aan grootafnemers, maar geen contracten. Uit niets bleek een samenwerking met de Man. 'Het lijkt er sterk op dat VDW Entreprises SA het bedrijf van Brillat is, maar ik heb er nog nooit van gehoord' zei Arie. 'Het bedrijf van Patrick Brillat heet Brillat Boulangeries SA. Dat VDW Entreprises is wat anders. De kamer van koophandel zou uitkomst kunnen bieden. Is er zoiets in Frankrijk?' vroeg Vera. René was vanzelfsprekend op de hoogte. 'Hier heet het ACFCI' zei hij, 'en ze hebben een website.' 'Nou, Christine is er nog niet' zei Vera, 'en ik moet mijn mails nog checken; ik steek mijn laptopje even aan en dan zoeken we het meteen uit.' Ze liep naar boven en kwam terug met haar computer. Om dezelfde tijd kwamen Christine en Trijntje binnen. Ze gingen zitten, werden door Antoinette voorzien van koffie en thee en door René van het stapeltje documenten. Trijntje legde het naast zich neer, maar Christine was erg nieuwsgierig wat Arie en René allemaal hadden gevonden. Ze bladerde aanvankelijk vluchtig de stapel door en begon daarna opnieuw en nam wat meer de tijd. Vera zat tegenover haar achter de computer wat mails te lezen en net toen ze de site van de ACFCI zou opstarten zag ze Christine lijkbleek worden. Ze draaide met haar ogen en viel naar links, tegen de keiharde zij van Teuntje. Die reageerde meteen. Ze tilde Christine van de stoel en legde haar op de grond. Iedereen dacht dat ze was flauwgevallen, maar Christine was niet bewusteloos; ze was helder als een geheelonthouder. 'VDW Entreprises' zei ze terwijl ze met opmerkelijke snelheid weer opstond. 'Dat heb ik eerder gezien.' Arie begreep niet hoe je zo kon reageren op een bedrijfsnaam 197
die te lezen was op documenten die nota bene in het eigen huis waren gevonden. 'Dan zal je man ze wel eens hebben laten slingeren' zei hij. 'Nee' was Christines vastberaden respons, 'ik heb het niet thuis gezien. Ik heb het gelezen op rekeningen die ik heb gevonden ...' ze wachtte even, ' ... in een la in de kelder onder de boerderij in Kibbelinghen.' Iedereen was even stil. 'uuh, ... welk deel precies?' vroeg Arie, zich ervan bewust dat hij het antwoord wel wist.' 'De sekskelder.' Christine zei de woorden met een partje citroen in haar mond. 'Maar dat betekent ...' Weer was iedereen stil. Iedereen wist wat dat betekende. De stilte duurde langer voort dan gemakkelijk was. En in die stilte drong het pijnlijke besef tot Christine door dat de oprechtheid, het geloof en de menslievendheid die ze haar echtgenoot al die jaren had toegedicht, niets meer waren dan zuurstofarme lucht; plastic verpakking, ontdaan van zijn oorspronkelijke functie en klaar om weggegooid te worden. En hoe hard ze zichzelf ook vond, het was het woord weggooien dat zich onherroepelijk aandiende bij haar gedachten aan Patrick. Het werd tijd dat ze ging handelen. Ze wendde zich tot Arie. 'Arie' ze verbrak hiermee de ongemakkelijke stilte, 'Arie, jij bent in de kelders onder de boerderij geweest.' Het was een vraag, geformuleerd als opmerking. 'Hmm' 'Wil jij me in alle eerlijkheid vertellen wat jij daar allemaal hebt aangetroffen en gezien?' 'Ja hoor. Dat wil ik wel. En als jij mij vertelt wat jij voor informatie hebt en de anderen blijven erbij, dan kunnen we misschien samen een plannetje bedenken om jouw man tot stoppen te brengen. En als we dat allemaal hebben gedaan, dan drinken we een borreltje.' 'Lekker' zei Christine, 'maar eerst aan de slag.' 'Eerst aan de slag.'
198
5.
Wissel
Patrick Brillat was op weg naar Kibbelinghen. Hij had een brief van de notaris gekregen waarin hij verzocht werd om op een bepaalde tijd op de boerderij aanwezig te zijn. Hij was op tijd vertrokken en kon onderweg een kop koffie drinken bij een benzinestation. Nu reed hij bij Peuplingues de snelweg af; nog een kwartiertje rijden over de zeer prettige kleine weggetjes met uitzicht op Engeland. De luxe van rust was er nog steeds, hij had nog een half uur voor hij er moest zijn. Hij twijfelde of hij nog even de afslag naar Cap Blanc Nez zou nemen, maar hij kon de verleiding weerstaan. In plaats daarvan zette hij de auto even stil. Met de cliffs of Dover in het gezichtsveld, het zonnetje op de auto en de raampjes open, genoot hij een moment van de omgeving en de rust. Patrick was de afgelopen maand erg druk geweest. De Man met het Enge T-shirt was zodanig door de politie aan de tand gevoeld dat hij had gemeend zijn praktijken elders voort te zetten. Er was te weinig bewijs om hem vast te zetten, maar de dreiging was genoeg geweest om hem dit besluit te laten nemen. En Patrick was er blij mee. Hij had de contacten met de bijzonder mooie Vera van de bakkerij in Tripleville geïntensiveerd en met niet mis te verstaan vocabulair aangedrongen op een contract. Hij wilde de winkel en zij mocht met die Arie de zaak runnen; er veranderde niets en nu werd iedereen er beter van. Wat was er mis met franchise? Patrick lachte. Hij was zeker van een goede afloop. Vera stribbelde nog tegen, maar zijn argumenten en zijn charme waren genoeg. En tijd had hij ook. Dus het kwam goed, en dat gold ook voor die andere bakkerij. Hij schatte een weekje of twee en ze zouden een contract tekenen. Een kwestie van argumenten en vooral, de manier van brengen. Patrick was tevreden met zichzelf. Hij keek op zijn horloge en schrok. Nu moest hij zich toch nog haasten. Hij startte de auto en reed snel weg. De boerderij was verlaten. Het middenerf was leeg. Onder de boom op het grasveld in het midden lag een hond; Patrick had geen idee van wie het beest was en waarom het uitgerekend hier een slaapplaats had betrokken. Uitgerekend in de boerderij die waarschijnlijk niet van hem zou zijn, maar wel van die trut van Van der Wal. Maar deze specifieke Van der Wal Trut wist van de sekskelders. Trijntje was, daar was hij inmiddels achtergekomen, het stille contact in Nederland. Aangenomen door Patricia en de eigenaar nu Patricia dood was. Raar dat je daar als directeur geen zekerheid over had. De forse dame was de andere door Patricia aangenomen Nederlander. Maar die was vaker in Frankrijk, dus hij wist wie ze was. Patrick twijfelde wel aan de naam die ze gebruikte. Iedereen noemde haar Mimi, maar hij vermoedde dat dat flauwe kul was. Een dik wijf heet gewoon niet Mimi. Stel je voor zeg. En een achternaam had ze niet, althans dat zei ze als je ernaar vroeg. Patrick liep naar de ingang van het gebouw waar Patries haar woning had ingericht. In het 199
voorbijgaan kon hij het niet laten om de hond een vinnig schopje met de punt van zijn schoen te geven waardoor het beest keffend opsprong en met een razende snelheid het erf afrende. Patrick lachte luid terwijl hij de treden van de toegang naar de keuken nam. Nog voor hij boven was, ging de deur open. 'Kom binnen' zei Vera met haar verblindende lach, 'de koffie is bijna klaar.' Patrick Brillat wist even niet wat hij moest zeggen, maar hij vond de enige voor deze situatie passende woorden: 'Wat doe jij hier?' 'Wie ...' Vera keek om zich heen, '...Ik?' En nog voordat Patrick een sarcastisch antwoord kon bedenken, zag hij de notaris achter Vera staan. 'Bonjour, monsieur De la Ferté.' Patrick negeerde Vera, duwde haar eigenlijk opzij en gaf de man een hand. 'Bonjour monsieur Brillat.' 'Nu nog vier zoenen' zei Arie in het Nederlands. 'U zult zich afvragen wat deze mensen hier doen' begon De la Ferté. 'Ze hebben mij gevraagd om mijn uitleg over de stand van zaken van de erfenis van mevrouw Patricia Rempart, in te laten leiden door uw vrienden hier.' Met een wijd gebaar gaf de notaris aan dat hij Vera en Arie bedoelde. 'Dat zijn mijn vrienden helemaal niet.' 'O nee? Nou ja, uw verhoudingen gaan mij niet aan; ik heb nochtans toegestemd en wil deze beminnelijke dame daarom het woord geven.' Hij gebaarde naar Vera en ze trad naar voren. 'Het leek ons goed om wat wij u te zeggen hebben' begon Vera, 'aan de orde te brengen in aanwezigheid van de notaris.' Patrick lachte. 'Jullie laten er geen gras over groeien' zei hij, ervan uitgaande dat het nieuws dat Vera te vertellen had, ging over de eigendomsoverdracht van de bakkerij in Tripleville. 'Wij laten er inderdaad geen gras over groeien' vervolgde ze, 'ga lekker zitten.' Arie schoof een eetkamerstoel naar achter en wenkte Patrick om erop plaats te nemen. Patrick deed wat hem werd gezegd. Vera ging tegenover hem zitten. Arie pakte de koffiekan en vier mokken. De notaris ging links van Patrick aan tafel zitten. Toen Arie de koffie had ingeschonken en Patrick had gewezen op de suiker en melk die op tafel stonden, draaide hij de lamp boven tafel met de dimmer op een hoger niveau. Hij nam een envelop van het dressoir, opende die en legde vijf foto's op tafel. 'Komt dit je bekend voor?' 'Nee.' 'Kijk nog eens goed.' 'Ik zei nee. Zeg, wat is dit allemaal?' Arie nam nog een stapel foto's uit de envelop. Bij elke foto die al op tafel lag, legde hij een van het tweede stapeltje. 'En nu?' 'Wat is dit voor vunzigheid?' vroeg Patrick. 200
'Ach kom, mijnheer Brillat. Dat kunt u ons toch beter vertellen dan wij u? Maar laat ik eens een beginnetje maken.' Arie pauzeerde even. 'De bovenste rij foto's is een kwartier geleden gemaakt in de kelder onder deze boerderij. De foto's van de onderste rij zijn op dezelfde plaats genomen, vanuit dezelfde hoek, maar met, laten we zeggen, de werknemers in volle actie. Die foto's zijn kopieën uit de boekjes die er als handelswaar zijn geproduceerd.' 'En wat willen jullie daarmee zeggen? Ik weet hier helemaal niets van.' 'Patrick Brillat. Spraakwaterval, gladde prater en intrigant' zei Vera. 'Uitgerekend jij weet niet méér uit te brengen als verweer dan dat je hier niets van weet?' Patrick stond op. 'Ik heb geen zin om me met deze onzin in te laten.' 'Je hèbt je hier al mee ingelaten. Dat is het probleem. Ga alsjeblieft nog even zitten.' zei Vera. 'Nee, ik ga.' 'Teuntje!' Teuntje verscheen in de deuropening en Patrick wist dat er vanaf dat moment geen ontkomen meer aan was. Hij ging weer zitten. Arie pakte een plastic tas en legde allemaal documenten op tafel. Het waren de documenten die hij samen met René uit Patricks huis had gehaald. Patrick was verbijsterd. Hij zag de documenten met het logo van VDW Entreprises. 'Verbaasd, mijnheer Brillat?' 'Hoezo?' 'Dat wij deze papieren hebben.' 'Ik weet niet wat dat voor papieren zijn' zei Patrick. 'Echt niet?' 'Echt niet' 'Oké' zei Vera. 'Dan doen we dat straks. Nu eerst het contract van de overdracht van onze winkel in Tripleville. Mijnheer De la Ferté?' 'Maar, ...' Patrick begreep er nu helemaal niets meer van, 'jullie willen het contract tekenen?' 'Dat hangt nog van een paar dingetjes af' zei Arie. 'Bijvoorbeeld of je de waarheid spreekt.' 'De waarheid waarover?' 'Heb jij die man op ons afgestuurd? En voordat je vraagt welke man, zal ik je een beetje op weg helpen; ik bedoel de man die zich vanwege zijn beperkte vocabulaire genoodzaakt zag om zijn twijfelachtige argumenten om ons uit onze eigen winkel te verdrijven, met een knuppel kracht bij te zetten.' 'Die man ken ik niet.' 'Je zult er inderdaad geen borrel mee gedronken hebben, maar je weet wel wie het is.' Patrick twijfelde en wachtte daardoor iets te lang met het antwoord. 'Ik weet niet wiet het is en ik 201
weet niet wie jullie bedoelen.' 'De kans om nu nog een contract met ons te sluiten is met dit antwoord met zeker de helft afgenomen' zei Arie. Patrick zei niets. 'Notaris?' Vera gaf De la Ferté het woord. 'Mijn clienten hier...' begon hij. 'Clienten?' vroeg Patrick. 'Zijn dat uw clienten?' 'De heer De Groot heeft mijn diensten voor een paar uur ingehuurd. Dat klopt. Mijn clienten hebben een contract opgesteld waarin zij willen afzien van hun eigendomsrechten op de bakkerij in Tripleville. Ik heb hen met het opstellen ervan geholpen. Zij hebben een clausule in het contract laten opnemen waarin staat dat alleen dan tot de overdracht kan worden overgegaan als volslagen duidelijk is wie er achter de bedreigingen zit. Zelfs als blijkt dat u erachter zit maar wel beterschap belooft, zijn zij bereid de handtekening te zetten.' Patrick wist niet wat hij hoorde. 'Maar, ...' Hij kwam niet verder. 'Het antwoord dat u net heeft gegeven wordt door uw clienten niet geloofd' zei De la Ferté, 'dus vraag ik u nu op de man af, blijft u bij uw antwoord?' Patrick overwoog razendsnel zijn mogelijkheden, maar zijn anders zo systematische denkpatronen werden gehinderd door deze plotselinge kans er een zaak bij te kunnen kopen. Ineens twijfelde hij niet meer en zei dat hij de man wel kende. Er was een zakelijke relatie. De man deed klusjes voor Brillat. Hij verzekerde Arie en Vera meteen dat de zaken die het betrof niemand schade hadden berokkend en ook nooit zouden doen. De notaris keek hem onbewogen aan en wendde zich vervolgens tot Arie. Wilt u, nu u dit antwoord heeft gekregen, verder met de ondertekening van het contract?' Arie zat inmiddels te koken van woede. Die klootzak had alle ellende veroorzaakt. Hij had die vent met die knuppel ingehuurd en hij had René en zijn helpster in een enorme misère gestort. Hij hield zijn emoties, duidelijk voor Patrick, niet in en wilde opstaan om hem eens goed de waarheid te zeggen. Vera hield hem tegen en zei dat dat, gezien de situatie, een slecht idee was. Patrick zag het gebeuren en zat te trillen in zijn stoel. 'Mijnheer de Groot' zei De la Ferté toen Arie enigszins was afgekoeld, 'wilt u doorgaan met de ondertekening van het contract?' Arie gaf Vera een snelle blik en zei: 'Ja, maar het moet nu gebeuren anders gaat die klootzak de haven van Boulogne in met een steen aan zijn enkels.' 'Dat laatste is niet gezegd' zei de notaris. 'Dat laatste is niet gezegd, hè Arie?' zei Vera. 'Nee, nee. Sorry.' De notaris pakte een mapje en haalde er een setje notariële acten uit. 'Dit zijn de eigendomspapieren van de bakkerij in Tripleville.' Arie was naast Patrick komen zitten waardoor die zich erg 202
ongemakkelijk voelde. De la Ferté legde de procedures uit. Arie zat intussen met zijn vingers op tafel te tikken en te trommelen. Patrick stierf een langzame dood. De la Ferté las het contract voor, noemde het bedrag dat Arie en Vera voor de winkel wilden hebben en sloot af met de vraag of alles duidelijk was en of hij akkoord kon gaan met het bedrag. Arie en Patrick knikten beiden plichtmatig. Het bedrag was iets te hoog vond Patrick, maar hij kreeg er een mooie winkel voor terug. Bovendien wilde hij hier snel weg. 'Wilt u de bijlagen nog doornemen?' vroeg de notaris. Arie zei 'nee, ik wil tekenen.' 'Mijnheer Brillat?' 'J...' Arie ging pontificaal verzitten en stootte Patrick daarbij hard aan. 'nee, het is goed. Laten we maar tekenen.' De notaris draaide de dop van twee dure vulpennen, legde beide mannen een tekenvel voor en beiden tekenden en parafeerden drie setjes overdrachtspapieren; een voor zichzelf, een voor de ander en een voor de notaris. De notaris legde de stapeltjes getekende papieren naast zich op tafel maar zette zijn eigen, bindende, handtekening nog niet. 'Het lijkt me in dit specifieke geval geen aanleiding om een kurk te laten knallen' zei de notaris met een flauwe glimlach om de lippen.' Iedereen was het met hem eens. Toen richtte De la Ferté zich tot Patrick. 'De bakkerij in Tripleville is nu van u, hetzij onder voorwaarden, maar daar zullen de heer De Groot en mevrouw Kroes u nader over inlichten.' 'Voorwaarden? Hoezo onder voorwaarden?' Patrick's verborgen euforie was meteen weg. 'Dat heeft te maken met de documenten hier.' Vera wees naar de stapeltjes papier op tafel waarop het logo van VDW Entreprises was gedrukt. 'Jouw bedrijf, nietwaar?' 'Ik heb nog nooit van dat bedrijf gehoord.' 'Onzin' riep Arie, 'dit is jouw bedrijf en dit bedrijf maakt die rotzooi in de kelder van deze boerderij.' 'Ik ga hier weg, ik laat me niet beschuldigen door zo'n Nederlandse klootzak die beweert dat ik mij zou inlaten met sekskelders! Het idee alleen al!' Patrick was razend. Hij stond op en stoof naar de buitendeur. 'Teuntje!' 'Shit' Teuntje begeleidde Patrick terug naar tafel, zijn arm vergrendeld in de gietijzeren greep van zijn begeleider. Arie pakte een brief van het stapeltje en legde het voor Patrick neer. 'De inhoud maakt me niet eens zo heel veel uit. Het is een offerte aan een boekhandel. De boekhandel in kwestie, zo leert het door mij ingestelde onderzoek, verkoopt geen Mulish of Grunberg. Inmiddels weten we ook alles van het produkt dat hier wordt vervaardigd. Waar het mij 203
vooral om gaat is dat dit...' Arie pakte een andere brief uit zijn tas, '...uit de lade van een bureau uit de sekskelder komt en dit...' Arie wees op het document dat al voor Patrick lag, '...uit de lade van een bureau bij jou thuis.' Patrick ontplofte. 'Bij mij thuis? Wie heeft jou permissie gegeven om bij mij thuis rond te neuzen?' 'Daar komen we zo op terug.' 'Nee nu. Ik wil weten hoe jij bij mij thuis ...' 'Daar komen we zo op terug! Arie zei het dwingend, maar met de rust van victorie al in zijn stem.' Patrick realiseerde zich zijn positie en koos eieren voor zijn geld. 'Nog één keer' Vera nam het van Arie over, 'waar het om gaat is dat uit deze documenten valt op te maken dat VDW Entreprises de stuwende kracht is achter het bedrijf onder onze voeten. Er zijn betalingen. Er zijn wat offertes en ik heb bankafschriften gezien. Jij hebt met dat bedrijf te maken want we hebben papieren in je eigen huis èn in de sekskelder gevonden met het logo. Jij bent eigenaar, of tenminste directeur. Wat, Brillat? Wàt?' Patrick wilde niets vertellen. Het was hem te link. 'Ik zeg niets meer.' 'Waarom is de ondertekening alleen met het woord directeur, maar zonder naam? Wie is de eigenaar van VDW? Kom op Brillat, antwoorden.' 'Met alle respect, maar dat zoeken jullie zelf maar uit.' 'Was Patricia Rempart de eigenaar?' 'Ja, was ... Ze is dood.' 'Wat betekent VDW eigenlijk?' 'Niets. Het betekent niets.' 'Onzin. Natuurlijk weet je heel goed wat het betekent.' 'Maar ik zeg het niet.' Even leek het of Arie en Vera geen antwoord hadden op Patricks stilzwijgen. Patrick zag het en greep zijn kans. Hij stond op. Mag ik nu weg?' Vera en Arie reageerden niet en Patrick Brillat liep weg. Teuntje ging in de deuropening staan. Hij mocht nog niet weg. 'Nog één dingetje' zei Vera. 'Het contract dat we net getekend hebben.' 'Wat is daarmee?' 'Dat gaan we nu verscheuren.' 'Dat dacht je. Je denkt toch zeker niet dat ik gek ben?' 'Nee, dat dacht ik inderdaad niet' zei Vera. 'En daarom hebben we ervoor gezorgd dat we bewijs hebben dat jij te maken hebt met VDW. Directeur, eigenaar of aandeelhouder, het maakt niet uit. Jij bent verbonden met dat bedrijf en niet in het lagere echelon. Nee, in een bestuursfunctie.' Vera legde een brief van het bedrijf op tafel en wees naar de ondertekening. 'Dat is jouw handtekening. 204
Onleesbaar, maar het ìs jouw handtekening.' 'Je hebt het helemaal mis. Dat is mijn handtekening niet.' Vera pakte het contract van Arie en legde het op tafel; het tekenvel boven. Ze legde de brief van VDW Entreprises ernaast. 'Dezelfde handtekening' zei ze. 'Jij, Patrick Brillat, hebt die brieven van VDW ondertekend. De handtekening die je net hebt gezet op het contract en die wij jou allemaal hebben zien zetten komt redelijk volmaakt overeen met de handtekening onder de brief.' Vera wachtte even. 'Dus je bent directeur?' 'Ik zeg niets.' 'Maakt niet uit. Volgens mij hebben we genoeg om de contracten te kunnen verscheuren. Notaris?' De notaris nam het woord. 'In het contract is een clausule opgenomen waar in staat dat de heer De Groot van het contract af kan. De clausule is opgenomen in de bijlage.' Patrick realiseerde zich meteen dat hij die niet had gelezen omdat Arie de druk zo had opgevoerd om meteen te tekenen. Het was dus pure opzet geweest. Patrick raakte in paniek. Hij nam zijn exemplaar en sloeg het open bij de bijlagen. In bijlage 3, paragraaf 1 stond het: Indien blijkt dat de kopende partij zich, op welke wijze of op welk tijdstip dan ook, bezighoudt of heeft ingelaten met de praktijken van VDW Entreprises SA of met de diensten van Jean Alphonso Mignon, zal dit contract met onmiddellijke ingang nietig worden verklaard. Patrick was wit weggetrokken. 'Het was ook te mooi om waar te zijn.' 'En het was heel naïef om te denken dat wij zomaar onze winkel aan jou zouden verkopen. Verblind als je was door nòg meer geld, ten koste van anderen.' 'Hebben jullie het contract alleen maar laten ondertekenen om mijn handtekening te kunnen vergelijken?' 'Dat was de enige reden. En dat contract was ook het enige dat je waarschijnlijk in ons bijzijn zou wíllen tekenen. Daarom hebben we dit plannetje bedacht.' 'Nogal een risico.' 'Ach ...' Patrick bedacht of hij wat kon zeggen. 'Wie is Jean Alphonso Mignon?' vroeg hij bedeesd. 'De man met de knuppel.' 'O ( ... ), heet hij zo? Ik noemde hem altijd De Man met het Enge T-shirt.' 'Dat kan. Ik vond zijn T-shirts niet eng' zei Vera. 'Maar die Mignon heeft niets met de sekskelders te maken.' 205
'Dat wisten wij niet. Vertel eens wat over die vent. Wat was zijn opdracht bijvoorbeeld?' 'Ik heb gezegd dat ik hem zakelijk kende, maar dat had niets te maken met de sekskelders en de bakkerijen.' 'Ga je nou dìt weer zitten ontkennen?' vroeg Arie, maar Patrick gaf geen antwoord. Op teken van Arie kwam René Petit de ruimte binnen. 'Jullie hebben het allemaal goed voorbereid' zei Patrick toen hij René zag binnenkomen. 'Mag ik alsjeblieft een kop sterke koffie en misschien zelfs een glaasje eau de vie of iets dergelijks?' Natuurlijk mocht dat. Arie liep naar achter en kwam terug met een mok koffie. 'De drank komt later, eerst ...' Arie werd abrupt afgebroken door glasgerinkel en een gil. In de kamer naast de keuken had Trijntje alvast wat glazen willen pakken maar ze had ze laten vallen. Ze had zich gesneden aan het glas en daardoor was ze van slag geraakt. Ze jammerde en riep om hulp. Patrick was als door de bliksem getroffen. Hij sprong op en raasde op het geluid van de jammerende vrouw af. Hij spoot de grote kamer in met de leren fauteuils en de eikenhouten tafel; hij zag Trijntje en bedacht zich geen moment. Vanaf drie meter afstand stortte hij zich op haar en begon op haar in te slaan. Hij gebruikte de taal die hijzelf altijd had verafschuwd als hij anderen het hoorde gebruiken. 'Dus jij zat hier verdomme de hele tijd te kijken en mee te luisteren hoe ik me uit de stront red? Jij hebt hier ook belangen. Koleretrut. Doe eens wat; zit daar niet zo verdomme.' Patrick sloeg erop los, tot Teuntje ingreep. Ze pakte hem beet en wierp hem meedogenloos in een leren stoel. Daarna was hij stil. Het was teveel. Deze dag had bij hem meer energievretende emoties losgemaakt dan anders in een jaar. Hij kon niets meer hebben. Patrick was kapot. Hij wilde weg. Maar er was nog één ding. Eén ding moest hij nog weten. 'Hoe zijn jullie eigenlijk in mijn huis gekomen? Ik kan daar aangifte van doen.' 'Jij weet helemaal niet wie van ons in jouw huis is geweest, dus je weet ook niet tegen wie je aangifte moet doen. We hadden de sleutel en we kenden de code van de beveiliging omdat we toestemming hadden van de bewoner.' 'Onmogelijk. Dat hadden jullie niet. Ik ben de enige bewoner van dat huis.' Op dat moment dacht hij dat hij droomde. In de deuropening stond een vrouw. Maar, maar ... 'Christine? ... Mijn god, mijn gebeden zijn verhoord. Christine!' Patrick wilde opstaan, maar Teuntje hield hem in zijn stoel. Christine kwam naar hem toe. Ze had wat in haar hand. Wat was dat? Drank? Cognac? 'Wat heb ik mij in jou vergist, Patrick Brillat. Wat ben jij een ongelooflijke klootzak.' Voor Patrick er erg in had, zat de cognac in zijn ogen, oren, neus, op zijn kleren en op de stoel. Het glas kwam hard tegen zijn slaap. Patrick wist niet wat meer pijn deed, de alcohol in zijn ogen, de klap tegen zijn slaap of de actie van Christine op zich. Ze had iets erg duidelijk gemaakt. Dat ze leefde. De ontmoeting was kort, maar lang genoeg om te weten dat ze niet bij hem terug kwam. 206
'Ik denk dat ik er het beste aan doe om jullie eerst mijn oprechte excuses aan te bieden' begon Trijntje haar verhaal. 'Maar dat is toch helemaal niet nodig?' vroeg Vera. 'Nooouu ...!!' zei Arie. De drie zaten bijelkaar in het woongedeelte van de winkel in Tripleville. Vera, Arie en Trijntje waren met zijn drieën teruggereden en Christine was met haar kleine autootje naar Boulogne gereden om wat spullen te kopen. Ze kon voor een paar weken intrekken in de bakkerij, totdat ze zelf woonruimte had. Ze had met Arie afgesproken dat hij met de grote auto zou komen als de spullen niet in de kleine zouden passen. Arie en Vera wilden met haar bespreken wat er verder met Patrick Brillat moest gebeuren. Waarschijnlijk zou er aangifte worden gedaan, maar wie dat zou doen was, zo kort na de gebeurtenissen in de boerderij in het bijzijn van de notaris, nog niet duidelijk. Patrick was meegenomen door de politie nadat de notaris een telefoontje had gepleegd. Hij zou vanavond waarschijnlijk nog wel voor verhoor vast blijven zitten. 'Als jullie nou eerst eens naar me luisteren' stelde Trijntje voor. 'Ik ben jullie een verklaring schuldig.' De andere twee knikten. 'Het is een paar jaar geleden begonnen als een snelgekozen oplossing voor een probleem dat zich toen voordeed. Je zou het niet zeggen, maar ik ben niet goed in het melken van de koeien. Wel toen het nog met de hand gebeurde, maar met de melkmachine kan ik niet omgaan. Nog steeds niet. Mijn zus had een belangrijke afspraak met dominee; over de kerkgemeente of zo, ik weet het niet meer precies. Ik wilde eigenlijk de afspraak met dominee wel doen en heb toen mijn zus voorgesteld dat zij thuisbleef om de koeien te melken. Ze vond het goed en zo ben ik, na een middagje oefenen op elkaars eigenaardigheden, in de huid van Trijntje gekropen en Grietje in die van mij. Ik ging naar Jetsema en Trijntje bleef op de boerderij om te melken.' 'Nee' zei Vera. 'Jij deed of je Grietje was ...' 'Nee, ik deed of ik Trijntje was.' 'Maar dan ...' '... ben ik Grietje.' 'Oooh mijn god!' Verbaasd, verbluft zaten Arie en Vera Grietje aan te kijken. 'Dus Trijntje is dood' kon Vera er nog net uitkrijgen. 'Ja. Trijntje is dood. Grietje leeft nog.' Meteen na de opzienbarende verklaring van Grietje kwamen de vragen, maar vielen er ook ineens dingen op hun plaats. 'Laten we bij het begin beginnen' stelde Vera voor. 'Wie was er mee in Utrecht; was jij dat?' 'Ja, dat was ik. Trijntje was het voortvarendst van ons beiden maar ook ik zag op een gegeven moment dat er meer was dan Bierrum, net zoals Trijntje had ervaren. En ik had eigenlijk wel zin in 207
een dagje Utrecht.' 'Dat gegeven moment' zei Arie, 'het moment dat je over de grenzen heen ging kijken, dat was vlak voordat je met Vera naar Utrecht ging?' 'Nee' zei Grietje, 'dat was ver daarvoor. Dat is begonnen toen we besloten elkaar te gaan vervangen. Misschien drie jaar geleden.' 'Drie jaar? schreeuwden Vera en Arie, 'maar ...' ging Arie verder, 'dan hebben jullie jaren een spel gespeeld. Waarom? Iedereen had de hoop opgegeven dat de zussen Van der Wal eindelijk eens onderdeel uit gingen maken van de wereld, terwijl jullie daar allang in het geniep mee bezig waren.' 'Ja, dat klopt.' 'Ik had dus gelijk, Vera. Weet je nog in Honfleur? Toen vertelde ik je al dat ik mijn twijfels had over de onschuld van Grietje.' Arie zei het met een triomfantelijke grijns op zijn gezicht. Vera wist het nog en zei dat hij inderdaad gelijk had gehad. 'Als ik het goed heb begrepen was Trijntje al vanaf het begin betrokken bij de seksboerderij in Kibbelinghen' ging Vera verder. 'Ze kende Patricia Rempart en Patrick Brillat al een tijdje.' 'Ja, Patricia had ons gevraagd om wat zaakjes voor haar te regelen. Ze wist dat wij familie van haar waren. Dat, samen met het feit dat we elkaar helemaal niet kenden, was voor Patricia de ideale uitgangspositie voor een contract. De erfenis zou ons toekomen en de handel zou in goede handen zijn na haar dood, zo oordeelde ze. Om de bedrijfsvoortgang te waarborgen, had ze Brillat aangetrokken. Die viel, na de dood van Patricia, hiërarchisch onder ons. Wij kregen het voor het te zeggen.' 'Je zegt steeds Wij, maar het was toch alleen Trijntje?' 'Ik heb me in een vroegtijdig stadium teruggetrokken. Ik heb, net als Trijntje, geen bezwaren tegen seks in het algemeen en de produktie van seksbladen in het bijzonder -daarom heb ik in Utrecht die spulletjes nog gekocht- maar de mensen stonden me niet aan. Patricia was een zwijn en Patrick was misschien nog wel erger. Dat leidde geregeld tot knetterende ruzies tussen Trijntje en mij op de boerderij, die in Bierrum. Ik geloof dat de dominee eens buiten heeft staan luisteren toen we aan het schreeuwen waren. Ik ben alleen de eerste maanden een paar keer in Frankrijk geweest. Daarna kwam ik er niet meer. Trijntje wel, die ging er een keer in de twee maanden een paar dagen heen op dagen dat er niet werd gewerkt. Ze had dan overleg met Patricia. Niemand merkte het; wij waren niet belangrijk genoeg in het dorp om aandacht aan te geven. Als Trijntje er niet was en er kwam speciaal iemand voor haar, dan vroeg ik even om geduld en kwam vijf minuten later als Trijntje de kamer in.' 'Maar je kunt toch niet zomaar doen alsof je iemand anders bent?' vroeg Vera. 'Daar komt toch ontzettend veel bij kijken?' 208
'Dat kun je je niet voorstellen. We hebben hele nachten doorgeoefend. Zelfs toen we besloten dat Trijntje met jullie meeging naar Frankrijk en niet ik, zoals de bedoeling was. We vervingen elkaar al drie jaar, maar we kwamen ook toen nog allemaal dingetjes tegen die we moesten oefenen. Hebben jullie ooit een vermoeden gehad dat Grietje Grietje niet was?' 'Geen moment.' 'Dan heeft ze het goed gedaan. Weet je, het was een spel. Wij hadden ontzettend veel plezier om die rottige Bierrumers van wie we nooit iets hoefden te verwachten, te geven wat ze wilden. Een stel halfgare zussen die de pest in hebben omdat hun voorvader hun erfenis volledig heeft opgeneukt. Wij waren allang onderdeel van de wereld, maar dat hoefden de Bierrumers niet te weten. We vonden het geweldig om te doen. 'Niet iedereen dacht zo over jullie, Grietje.' 'Nee, maar voor de één konden we niet anders zijn dan voor anderen. We moesten kiezen.' 'De sleutelbos' zei Arie. 'Hoe zit het daarmee? Jetsema en ik hebben beiden gezien dat jullie bijna gedachtenloos de juiste sleutel uit de kluwen sleutels haalden.' 'Ik kan er alleen maar over zeggen dat er een systeem in zit. Het lijkt inderdaad een kluwen, maar als je er een paar weken lang deuren mee hebt geopend, dan weet je hoe het zit. Ik heb het lang genoeg gedaan om het systeem te kennen en als je het kent, vergeet je het niet.' 'Zullen we de mokken even bijschenken?' vroeg Vera, terwijl ze al opstond en naar de keuken liep. Ze kwam terug met de kan, verdeelde de koffie over de drie mokken en ging weer zitten. Ze sneed een onderwerp aan dat haar al langer had dwarsgezeten. 'Grietje, heb jij hoogtevrees?' 'Ik sterf het al af als ik in een diep bord kijk of te dikke sokken aantrek.' 'En Trijntje?' 'Trijntje niet.' 'Jij was met me mee naar Utrecht en wilde de Dom niet op omdat je hoogtevrees had. Trijntje was als Grietje mee naar Frankrijk en had geen bezwaar tegen het beklimmen van de Eiffeltoren. We hebben het uiteindelijk niet gedaan door het weer, maar ze had geen bezwaar.' 'Dan heeft ze dát niet goed gedaan. Ze wist dat ik hoogtevrees had, maar kennelijk wilde ze heel graag de Eiffeltoren op.' 'Dat zou ook kunnen verklaren dat ze boven op de klif in Etretat onvoorzichtiger was dan jij zou zijn geweest. Zou jij die klif hebben opgedurfd?' 'Alleen als ik tien meter van het randje zou kunnen blijven, anders nooit. Echt nooit!' 'Ik hoop van harte dat wat je nu zegt Arie kan helpen om over zijn schuldgevoel heen te komen' zei Vera. 'Ik ga ervan uit dat het hierdoor iets beter wordt' zei Arie. 209
'Mooi zo' zei Vera, en daarna 'Grietje, was jullie besluit om Trijntje mee te laten gaan als Grietje alleen onderdeel van het spel dat jullie speelden of zat er meer achter?' 'Het was een test. We hadden elkaar nog nooit weken achterelkaar vervangen. Trijntje was eerst twee dagen met Jetsema weggeweest en daarna wilde ze die weken met jullie wel naar Frankrijk. Daar komt bij dat zij de verantwoordelijkheid over de boerderij van Patricia had gekregen en ze had met jullie reis een kans om de boel extra in de gaten te houden.' 'Maar ze wilde na Parijs naar Honfleur. Zij heeft Honfleur voorgesteld. Niet Kibbelinghen.' 'Heeft ze niet gevraagd of jullie met haar naar de boerderij wilden?' 'Ja. Dat heeft ze wel. 'Trijntje heeft misschien wat geweten over de onfrisse praktijken van Brillat, onder andere in Honfleur. Ze wist wel meer van hem, ze gingen geregeld met elkaar om. Bovendien wilde ze ook wat van de wereld zien. Honfleur dus. We hebben boekjes van Normandië in de kast staan. Mooi plaatsje.' Arie besefte steeds dieper hoe die twee zussen hem en de hele rest van de wereldbevolking bij de kloten had genomen. En in plaats van er ontzettend boos om te worden, moest hij er eigenlijk wel heel erg om lachen. Ineens begreep hij het gesprekje beter dat hij in de kelder van de boerderij met Trijntje had en waar ze verkeerde antwoorden gaf. En haar val tegen het schoenenkastje toen hij in Bierrum lastige vragen ging stellen en ze zich behoorlijk bezeerde. Ze wilde verhullen wat er in de kelders gebeurde. Maar nu lag alles open, nu wist bijna iedereen van de sekskelders en wie erbij betrokken waren. De uitval van Trijntje naar Christine in Kibbelinghen was Arie meteen al duidelijk. Trijntjes bedrijf werd door Christine ondermijnd en Trijntje wilde dat dat ophield. Ineens herinnerde hij zich de sleutel. 'De sleutel die uit Trijntjes zak viel onder de klif. Weet jij daar wat van?' vroeg hij. 'Die zou van de deur tussen de crypte en de kelders kunnen zijn. Waarschijnlijk heeft ze hem van de bos gehaald om te verhinderen dat er iemand gebruik van zou maken. Heb je hem nog?' 'Ja, ik geef hem je zodra we terug zijn in Bierrum.' 'Grietje' Vera was gaan verzitten. Ze boog over de tafel, dichter naar Grietje toe, 'volgens mij weet jij óók wat VDW in VDW Entreprises SA betekent...?' 'Van Der Wal,' zei Grietje meteen. Ik wist dat jij erachter zou komen.' Na alle ontwikkelingen waren Arie en Vera niet verbaasd meer. 'Tjongejonge' zei Arie, 'wat een verhaal. Ik denk dat ik alle informatie even wat moet laten indalen.' Hij stond op, liep naar buiten en was zonder verder iets te zeggen verdwenen. 'Arie kan niet zoveel informatie meer tegelijk hebben' zei Vera, 'hij is al bijna vijftig. Maar ik heb nog een belangrijke vraag die ik je nu wil stellen. Vond jij de confit de canard ècht zo lekker?' 'Ik vond het heerlijk! De scene op het feestje van Arie kwam spontaan op. Het was gespeeld, maar 210
het ging me gemakkelijk af omdat ik het vlees echt geweldig vond.' 'Raar' zei Vera. Ik vond er niks aan. Veel te vet.'
211
Epiloog Een maand later was de situatie gestabiliseerd, maar alles was voorgoed veranderd. Patrick Brillat was aangeklaagd voor een aantal serieuze delicten, maar of alles gestaafd kon worden met keiharde bewijzen viel voor een aantal vergrijpen nog maar te bezien. Christine had woonruimte gevonden in Tripleville. Naderhand was ze blij dat Patrick haar bij hun bruiloft had verboden zijn naam aan te nemen omdat hij zo onzichtbaar mogelijk wilde zijn. Nu hoefde ze veel minder te regelen met tenaamstellingen die voortvloeiden uit de scheiding. Ze verwachtte dat er financieel nog wel wat voor haar inzat. De bakkerij was voor een zacht prijsje overgegaan naar René en Antoinette Petit. Simon had besloten om hen te helpen en zich ook, voorlopig, te vestigen in Tripleville. Twee keer in de week waren ze allemaal bijelkaar gekomen om te praten over wat er allemaal was gebeurd, maar vooral om het samen goed te hebben. De Roos was besproken. Wie of wat was het? Waar moesten ze het zoeken? Christine vertelde dat ze had gezocht, maar dat ze op twee plaatsen was gestuit die volgens haar niets met De Roos te maken konden hebben. Ze wist wel dat VDW Entreprises vijftigduizend euro op de rekening van De Roos had gestort en dat de plaatsen in Friesland waren. 'Friesland? Welke plaatsen dan?' 'Leeuwarden en Bierrum.' 'Bierrum? welk adres?' 'Het adres weet ik niet meer. Dat in Leeuwarden ook niet, maar eigenlijk was het ook geen adres. In Leeuwarden was het een schuur die bij een ander adres hoorde. In Bierrum was het een klein lullig supermarktje, maar dat was dicht.' 'Kolere' zei Arie. 'Nu weet ik het weer. Die stem ... die stem toen ik voor het eerst met de boerderij in Kibbelinghen belde. Ik wist dat ik de stem kende, maar ik kon er niet opkomen wie het was. Rosita. Het was Rosita.' Dit keer was het Simon die heel langzaam, heel bleek weg trok. 'Vijftigduizend euro.' Hij zei het zo zacht dat de meesten het niet verstonden. 'Vijftigduizend euro godverdomme. En ik maar ploeteren in die kutwinkel om de eindjes aanelkaar te knopen. Dat vuile kreng.' 'Maar is die forse dame waar iedereen het dan over had dezelfde als De Roos?' vroeg Arie. 'Grietje, heb jij die Mimi ooit gezien?' 'Nee, Trijntje heeft met haar te maken gehad.' 'Dan ben jij de enige in dit gezelschap die haar kent of heeft gezien, Christine. Beschrijf haar eens. Die forse dame.' Christine zei niets, maar liep naar boven. Na twee minuten kwam ze terug. 'Ik hoopte al dat ik hier nog wat spullen had liggen. Zoals jullie weten heb ik nogal wat uurtjes besteed aan het bespioneren van de mensen op de boerderij. Ik heb van iedereen foto's gemaakt, eens even 212
kijken.' Ze pakte een plastic tas en haalde er een stapel uit. Die doorzocht ze en al snel legde ze een foto van Rosita op tafel. De Roos. Rosita. Rosita Gjaltema. A whole lotta fuckin' Rosie. Het afscheid viel niet mee. Arie en Vera lieten veel mensen die hen lief waren geworden en een zaak die ze hadden opgezet achter in Tripleville. Het was zaterdag en de Ford van Arie was volgestouwd met spullen. Er waren met moeite vier plaatsen vrijgehouden. Grietje ging terug naar haar boerderij in Bierrum. De koeien waren in haar afwezigheid verzorgd door Janssen, de boer die mais verbouwde in Bierrum, maar bekend was met levende have. Hij had bovendien de koeien kunnen verkopen voor Grietje, zodat er voor wat de financiën en de werkdruk betrof een last van haar schouders viel. René begreep niet goed waarom er vier plaatsen vrijgehouden moesten worden. Ze gingen met zijn drieën naar huis. 'Klopt' zei Arie. 'Kun jij een beetje rijden met die houten poot?' doelend op de prothese die René onlangs was aangemeten. 'Je weet dat dat prima gaat, Arie' zei René. 'Ik wil een nieuwe auto kopen. Jij hebt een knappe bedrijfsauto nodig. De Ford is niet nieuw meer, maar als jij nu bij ons instapt en ons naar huis brengt, dan mag jij er van mij ook weer mee terug naar Tripleville rijden. Beloof me dat je er een beetje knap op past, dan is hij van jou.' Na de handen, de omhelzingen en de tranen reden ze naar Bierrum terug. De Ford vol met spullen, de hoofden met herinneringen. Grietje werd op de state afgezet. Ze wilde even alleen zijn. Arie en Vera ook, maar dan met zijn tweeën. René vertrok na de koffie weer naar Tripleville. 'Zullen we naar bed?' vroeg Vera bij het glaasje rosé dat Arie voor hen beiden had ingeschonken. Ze zaten tegenoverelkaar aan de keukentafel. 'We hebben de afgelopen periode veel te veel alleen over seks geluld en het veel te weinig gedaan'. 'Hoe zit het met De Inspecteur, Vera? Ik wil het weten.' 'Dat is mijn broer.' 'Ha, broer. Jullie lijken niet echt opelkaar.' 'Schwarzenegger en Devito ook niet. Zullen we naar bed?' 'Best' zei Arie, 'maar eerst even pissen.' Gelukkig was de steigerplanken keukentafel te breed voor het antwoord.
213