concept
groen binnen grenzen groenstructuurplan 2007 - 2015
colofon tekst/samenstelling: dienst Beleid, afdeling Fysieke Leefomgeving De Groene Ruimte bv lay-out: afdeling Grafische Vormgeving druk: drukkerij Twigt bv, Waddinxveen
2
groenstructuurplan 2007 - 2015
inhoud samenvatting ................................................................................................................. 5 1
inleiding .......................................................................................................................... 7
2
huidige situatie .............................................................................................................. 9
2.1 2.2 2.3 2.4
bereik en beleidskader ...........................................................................................................9 functies groen ........................................................................................................................9 groentypen ............................................................................................................................10 referentie ...............................................................................................................................11
3
groenvisie ..................................................................................................................... 13
3.1 3.2
uitgangspunten.....................................................................................................................13 doelstellingen .......................................................................................................................15
4
deelstructuren ............................................................................................................. 17
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
inleiding.................................................................................................................................17 bomenstructuur ....................................................................................................................19 droog ecologisch netwerk ...................................................................................................21 nat ecologisch netwerk ........................................................................................................23 overig groen ..........................................................................................................................24
5
gebiedsgerichte uitwerking ........................................................................................ 27
5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5
inleiding.................................................................................................................................27 goudse profielen ...................................................................................................................27 veenlinten..............................................................................................................................28 stadsgrachten .......................................................................................................................28 stadssingels ..........................................................................................................................29 achtergrachten .....................................................................................................................29 overige singels en wegen.....................................................................................................30 gebieden in gouda................................................................................................................31 centrum .................................................................................................................................31 woonwijken ...........................................................................................................................32 bedrijventerreinen.................................................................................................................33 parken in het stedelijk gebied van gouda ...........................................................................33 parken aan rand gouda ........................................................................................................35
6
zelfwerkzaamheid ....................................................................................................... 37
7
financiën ....................................................................................................................... 39 literatuur ....................................................................................................................... 41 bijlage I bijlage II bijlage III bijlage IV bijlage V
samenvatting in tabelvorm ................................................................... 43 in gouda toe te passen bomen- en struikensoorten .......................... 47 karakteristieke kruidensoorten ............................................................ 49 zelfwerkzaamheid .................................................................................. 51 ecologisch beheer ................................................................................. 55
groenstructuurplan 2007 - 2015
3
4
groenstructuurplan 2007 - 2015
samenvatting Het vorige Groenstructuurplan dateert van 1991 en vraagt om actualisering. In het Bestuursakkoord 2006-2010 wordt veel belang gehecht aan een prettige woonomgeving; daarin speelt onder andere het groen een belangrijke rol. Groen maakt recreatie dichtbij huis mogelijk, verhoogt de belevingswaarde en vormt de longen van de stad. Daarnaast is in het bestuursakkoord opgenomen om zo dicht mogelijk in de buurt van een gekapte boom een nieuwe boom te planten. In de huidige situatie is de hoeveelheid groen per inwoner in Gouda lager dan het landelijk gemiddelde. Dat heeft te maken met het krappe gemeentelijke grondgebied en de dichtbebouwde stedelijke omgeving. De eerste doelstelling van het Groenstructuurplan is dat het totale groenoppervlak zoveel mogelijk gelijk blijft. Er ligt al een raadsbesluit (Parkeernota) dat uitbreiding van parkeerplaatsen niet ten koste mag gaan van openbaar groen. Bestuur en raad beseffen dat Gouda een dichtbebouwde stad is en dat er verschillende belangen zijn die een claim leggen op het ruimtegebruik. Niettemin streven zij ernaar om die claims zo min mogelijk ten koste te laten gaan van de hoeveelheid groen die nu in de stad aanwezig is. De tweede doelstelling houdt in dat het aantal bomen op het peil van 2006 blijft gehandhaafd. Daarmee zit Gouda iets onder het landelijk gemiddelde. Met behulp van een bomenstructuur wordt inzichtelijk gemaakt welke vormen van boombeplanting en op welke locatie belangrijk zijn. Is kappen van bomen onvermijdelijk en is er geen alternatieve locatie voor aanplant in de directe omgeving te vinden, dan wordt gevraagd een compenserende bijdrage aan de gemeente te betalen. Particuliere tuineigenaren worden van deze bijdrage uitgesloten. De compensatiebijdragen kunnen worden aangewend om elders in de stad bomen te herplanten of om bomen een groeiplaats te bieden met betere mogelijkheden voor de toekomst. Bomen krijgen de kans om oud te worden, is de derde doelstelling. Dit doel wordt gehaald door enerzijds terughoudend om te gaan met het verlenen van een kapvergunning voor aanwezige bomen. Anderzijds wordt bij aanplant van nieuwe bomen gezocht naar optimale voorwaarden om bomen groot en oud te laten worden. Op zettingsgevoelige locaties kan niettemin gekozen worden voor bomen die snel groeien maar niet zo oud worden. Als vierde doelstelling is opgenomen om intensief te beheren groentypen te beperken tot locaties waar het groen een representatieve functie heeft. Het betreft groene elementen zoals hagen, borders, wisselperken, sierplantsoen en bloembakken. Deze groentypen zijn om esthetische redenen van belang om toe te passen in de binnenstad en elders in de stad op bijzondere locaties en bij monumenten. Er wordt een fleurige en verzorgde uitstraling mee bereikt. Gazon, ruig gras en beplanting vergen minder intensief onderhoud en dienen meestal een ander doel; recreatief gebruik door jong en oud, plek voor flora en fauna. In Gouda grenzen groen en water vaak aan elkaar. Als vijfde doelstelling is dan ook overgenomen uit het Waterplan Gouda dat natuurvriendelijke oevers in lengte toenemen. Gouda blijkt inmiddels de doelstelling uit het waterplan te hebben gehaald. Het beheer en onderhoud van natuurvriendelijke oevers krijgt de komende jaren meer aandacht zodat deze oevers zich optimaal kunnen ontwikkelen. In dit plan zijn kaarten opgenomen met bijbehorende toelichtingen voor de onderdelen bomenstructuur, droge ecologisch netwerk en nat ecologisch netwerk. Het gaat om verschillende groene elementen die zich stadsbreed uitstrekken. Als vierde onderdeel is overig groen onderscheiden.
groenstructuurplan 2007 - 2015
5
Goudse profielen zijn kenmerkend voor de stad. Het betreft wegen en waterlopen met begeleidende beplanting. Dit plan beschrijft de huidige en toekomstige inrichting van de Goudse profielen. Het doel is de kenmerkende inrichting te behouden of te versterken. Een voorbeeld vormen de veenlinten waarvan de totale samenhang met een beheerplan voor zowel bebouwing als (openbare) ruimte wordt bewaakt. Bij de gebieden in Gouda worden centrum, woonwijken, bedrijventerreinen en parken in eenzelfde systematiek beschreven: huidige situatie, nagestreefde situatie in 2015 en wijze van realisering. Voor de parken aan de rand van Gouda wordt nu expliciet gekozen voor een natuurlijke inrichting en beheer. Dat betekent ook gebruik van inheems plantenmateriaal bij vervanging of nieuwe aanplant. De indeling in categorieën (bomenstructuur, droog ecologisch netwerk, nat ecologisch netwerk, Goudse profielen en gebieden in Gouda) is behulpzaam bij het maken van keuzes voor nieuwe aanleg, herinrichting, beheer en onderhoud. Ze vragen nog wel een vertaling in beheerplannen op wijkniveau om op het juiste detailniveau invulling te kunnen geven. Bij het opstellen van beheerplannen voor de wijken en groengebieden zullen we wijkteams, bewoners en de Goudse Adviesraad betrekken. Bij het droog ecologisch netwerk is van belang rekening te houden met het behoorlijke aantal inheemse en/of bijzondere planten dat in Gouda voorkomt. In dit Groenstructuurplan wordt voor het eerst expliciet aandacht besteed aan zelfwerkzaamheid door bewoners of anderen. Voor de Goudse profielen en gebieden in Gouda is aangegeven welke mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid er zijn. De ervaring elders leert dat het slagen van zelfwerkzaamheid in sterke mate wordt bepaald door de ondersteuning daarbij door professionals. Dat wil zeggen dat de vermindering van het aantal uren aan onderhoud (directe uitvoering) samengaat met een toename van het aantal uren begeleiding van bewoners(groepen). Er wordt nog nader onderzocht welke vorm van ondersteuning aan te bevelen is. Bij de uitwerking worden de wijkteams betrokken. De doelstellingen kunnen binnen de beschikbare budgetten gerealiseerd worden. Intensivering in inrichting en beheer op de ene locatie wordt gecompenseerd door extensivering op een andere. Nieuw is de instelling van een financiële compensatie voor te kappen bomen.
6
groenstructuurplan 2007 - 2015
1
inleiding
In het Bestuursakkoord 2006-2010 wordt het belang van een prettige woonomgeving onderschreven. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen. Het is ook één van de factoren in de manier waarop bewoners en bezoekers de stedelijke omgeving beleven en waarderen. Het openbaar groen draagt zo bij aan de herkenbaarheid van een gemeente. ‘Goed’ openbaar groen biedt mensen ontspanning, draagt bij aan een plezierige woonen werkomgeving, een makkelijker oriëntatie en aan een betere luchtkwaliteit. ‘Slecht’ openbaar groen roept vooral ergernis op. Wat ‘goede’ en wat ‘slechte’ groenelementen zijn, is subjectief. De wenselijke kwaliteit van de openbare ruimte wat betreft aanleg en beheer is inmiddels vastgelegd in het Kwaliteitsplan Openbare Ruimte. Het Groenstructuurplan biedt een basis om randvoorwaarden mee te geven bij het ontwikkelen van plannen voor inrichting en beheer en om deze plannen daaraan te toetsen. Sinds het in 1991 opgestelde groenstructuurplan heeft Gouda stelselmatig doorgewerkt aan een gestructureerde aanpak van het beheer van het openbaar groen en van de openbare ruimte via verschillende beleidsnota’s en onderzoeksrapporten. In elk van deze nota’s en rapporten zitten bouwstenen voor de keuzes die Gouda moet maken ten aanzien van de structuur en het beheer van het openbaar groen. Een totaaloverzicht ontbreekt echter. Ook ontbreekt voor onderdelen vastgesteld beleid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitvoering, de kosten en de resultaten van het ecologisch groenbeheer. Dit alles is aanleiding om het geldende groenstructuurplan te actualiseren. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie besproken. De doelstellingen voor het groenstructuurplan en het toekomstige groenbeheer zijn verwoord in hoofdstuk 3. Op basis van deze doelstellingen worden in hoofdstuk 4 een bomenstructuur, een droog ecologisch netwerk en een nat ecologisch netwerk onderscheiden. Deze structuren zijn de ruggengraat van het Goudse groen. Samen met het overige groen vormen deze structuren het Goudse groen. Bovendien wordt in dit hoofdstuk een nadere invulling gegeven aan het voornemen uit het Bestuursakkoord 2006-2010 om voor iedere gekapte boom zo dicht mogelijk in de buurt een nieuwe boom te planten. In hoofdstuk 5 worden voor de onderscheiden Goudse profielen en gebiedstypen zoals centrum en woonwijken de doelstellingen uitgewerkt tot de voor 2015 nagestreefde situatie. Zelfwerkzaamheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde. In hoofdstuk 7 worden de financiële gevolgen beschreven. Uitgangspunt is een budgetneutrale uitvoering.
groenstructuurplan 2007 - 2015
7
8
groenstructuurplan 2007 - 2015
2
huidige situatie
2.1 bereik en beleidskader Het groenstructuurplan richt zich op het gemeentelijke groen, omdat de gemeente daar zelf volledig voor verantwoordelijk is en daar direct sturing aan kan geven. Het gaat hierbij om smalle, langgerekte elementen als bermen en oevers, om kleinere elementen als plantsoenen en gazons en om de grotere parken. Daarnaast spelen groene elementen en gebieden van particulieren (tuinen) en semioverheidsinstanties (Waterschappen, Recreatieschappen) ook een rol in de woon- en werkomgeving. Deze elementen komen in dit groenstructuurplan zijdelings aan de orde. Voor de actualisatie van het groenstructuurplan is voortgebouwd op de beleidsnota’s en onderzoeksrapporten waarmee Gouda de afgelopen jaren het groenbeheer verder vorm heeft gegeven. De belangrijkste daarvan zijn in het kader genoemd. Van deze rapporten zijn met name het groenstructuurplan uit 1991 en het KOR (Gemeente Gouda, 2005a) als richtinggevende documenten gehanteerd. De andere genoemde rapporten zijn als achtergrondinformatie gebruikt. Daarnaast is bij de actualisatie gebruik gemaakt van de beheerervaringen die bij de gemeente zijn opgebouwd en van de beheervragen die aan de gemeente zijn gesteld.
beleidsnota’s en rapporten • Groenstructuurplan 1991, (Gouda, 1991) • Natuurlijk groenbeheer, (Gouda, 1995) • Bomennota, (Gouda, 1996) • Waterplan Gouda, (Gouda, 2002) • Bomenverordening, (Gouda, 2003) • Kwaliteitsplan Openbare Ruimte, (Gouda, 2005) • Inventarisatie Goudse muurplanten, (Gouda, 2005) • Evaluatie bermbeheer, (de Groene Ruimte, 2005) • Evaluatie beheer beplantingen, (de Groene Ruimte, 2005)
2.2 functies groen Een groene inrichting kan tegelijkertijd verschillende functies vervullen: • esthetisch: mooi om te zien (bloemrijk, kleurrijk), bepalend voor de beleving van de woon- en werkomgeving; • ecologisch: natuurwaarde door al dan niet soortenrijke en structuurrijke begroeiingen met inheemse grassen, kruiden, struiken en bomen, die weer leefmogelijkheden bieden voor insecten, kleine zoogdieren en vogels (voedsel, schuil- en nestgelegenheid, verbindingszones tussen grotere gebieden); • gebruik: direct: bijvoorbeeld wandelen, spelen, fietsen; indirect: genieten dat het er is (esthetische functie); technisch: het element is er omdat het vanuit technisch oogpunt nodig is, zoals oevers, bermen en watergangen.
De groene inrichting kan één of meerdere functies vervullen met bijpassend beheer: de functie die een groenelement heeft, wordt bepaald door het groentype en door het gebied waarin het ligt. Daarom zijn er verschillende groentypen (paragraaf 2.3) en gebiedstypen (hoofdstuk 5) onderscheiden.
groenstructuurplan 2007 - 2015
9
2.3 groentypen De stedelijke groenstructuur is het totaal van de verschillende groenelementen. Een element kan uit verschillende groentypen bestaan. In Gouda is in het groenstructuurplan 1991, in het KOR (2005) en op beheerkaarten met verschillende indelingen gewerkt. Voor het groenstructuurplan 2006 is daaruit een nieuwe indeling samengesteld met voor de huidige situatie praktisch werkbare typen. De onderscheiden typen zijn gerelateerd aan de beheerkaarten van Gouda. Per groentype is de aanwezige hoeveelheid (stuks, oppervlakte) vermeld. Voor de typen waarvan geen gegevens bekend zijn, is op basis van de veldsituatie een schatting gemaakt.
typen 2006 hoofdtype
kaartbeheer Gouda
hoeveelheid 2005
bomen
bomen en vormbomen
22.000 stuks
bosplantsoen, bos, hakhout
440.000 m2
hagen
7.000 m2
sierplantsoen
250.000 m2
gras recreatief/gazon
570.000 m2
grasberm
900.000 m2
kruidenrand
7.000 m2
vlinderrand
1.000 m2
harde oevers
62.000 m
natuurvriendelijke oevers
73.600 m
wisselperken
400 m2
vaste planten
3.600 m2
bloembakken
< 50 stuks
beplanting
droge grazige vegetatie
oevers
sierplanten
boomspiegels
7.000 stuks
muurflora
-
overig
De verschillende typen van de beheerkaarten hebben ieder een eigen beheerpakket van activiteiten. Vormbomen worden veel vaker gesnoeid dan de andere bomen, bijvoorbeeld wilgen die elke drie tot vijf jaar worden geknot, platanen die elke paar jaren worden gekandelaberd. Bos is tenminste enkele hectares groot en bestaat uit een boomlaag met eventueel een struik- en kruidlaag. Natuurlijke processen krijgen hier zoveel mogelijk de ruimte, omdat er weinig wordt ingegrepen. Bomen die aan het einde van de levenscyclus zijn gekomen, worden gekapt en nieuwe bomen worden op die plaats aangeplant. Dit beheertype komt in Gouda beperkt voor en dan met name in de grotere groengebieden aan de rand. Hakhout bestaat uit bomen die met een regelmatige cyclus afgezet worden, zodat de typische stoven met meerdere uitlopers ontstaan. Hakhout komt beperkt voor in Gouda. Met bosplantsoen wordt een beplanting met struiken en enkele uitgegroeide struiken/bomen bedoeld. De oppervlakte is veelal kleiner dan bij bos en de mate van ingrijpen is groter. De beplanting is met enige regelmaat onderhevig aan dunnen, snoeien en inboeten (= vervangen van afgestorven beplanting).
10
groenstructuurplan 2007 - 2015
Sierplantsoen bestaat uitsluitend uit struiken en door regelmatige snoei en afzetting wordt de hoogte beperkt gehouden en de bloei bevorderd. Bosplantsoen en sierplantsoen zijn veel voorkomende beheertypen in Gouda. Met een haag wordt een rij struiken bedoeld die regelmatig gesnoeid wordt, zodat een verzorgd karakter ontstaat. Recreatief gras of gazon wordt in het groeiseizoen frequent gemaaid (één à twee wekelijks). Een grasberm wordt 1 of 2 keer in het groeiseizoen gemaaid en ziet er dan ook heel anders uit dan gazon. Het doel is meestal ruimte aan natuurontwikkeling bieden. Kruiden- en vlinderranden hebben eveneens een apart maaibeheer, gericht op ontwikkeling van bepaalde plantensoorten en op waardplanten voor vlinders (afzet eieren, voedsel rupsen, overwinteren volwassen vlinders).
2.4 referentie Bij het bepalen van de ontwikkelingsrichting van het Goudse groen kunnen referenties behulpzaam zijn. Daarom zijn in de volgende tabel de hoeveelheid en samenstelling van het openbaar groen in Gouda en de landelijke gemiddeldes (Alterra, 2003) opgenomen. Uit de gegevens van Alterra (gebaseerd op 51 gemeenten) blijkt er weinig verschil tussen gemeenten kleiner en groter dan 50.000 inwoners. Kleinere gemeenten hebben iets meer beplantingen en minder gazon. In Gouda hebben we wat minder bomen dan gemiddeld waarschijnlijk door verhoudingsgewijs minder groenoppervlakte per inwoner, een hoge gebruiksdruk op de openbare ruimte en een beperkte drooglegging. De gegevens zijn uitgedrukt in percentages van de totale hoeveelheid openbaar groen.
m2 per inwoner bomen1
(%)
Gouda
landelijk gemiddelde
31,4
35,4
1,0
1,2
gazon (%)
25,9
40,9
perken (%)
0,2
0,2
grasberm (%)
41,3
20,7
beplanting (%)
31,7
37,0
De hoeveelheid groen per inwoner is in Gouda lager dan het landelijke gemiddelde. Het aandeel bomen is bijna gelijk aan het landelijk gemiddelde, het aandeel grasberm is in Gouda hoger dan gemiddeld. Het aandeel gazon en beplanting blijkt in Gouda juist lager dan het landelijk gemiddelde.
1) Eén boom is gelijk gesteld aan één vierkante meter.
groenstructuurplan 2007 - 2015
11
12
groenstructuurplan 2007 - 2015
3
groenvisie De hoofddoelstelling van het Groenstructuurplan 2007-2015 is het richting geven aan inrichting en beheer van de openbare groenelementen, zodat ook op lange termijn het openbaar groen optimaal voldoet aan de Goudse wensen. Het groenstructuurplan dient daarnaast als toetsingskader te worden gebruikt voor bouwplanontwikkelingen en voor plannen voor inrichting en beheer van de openbare ruimte, waaronder het groen. Met het groenstructuurplan wordt een efficiënte investering van financiële middelen gewaarborgd. De uitvoering van het groenstructuurplan dient budgetneutraal te zijn.
3.1 uitgangspunten Omdat de ontwikkeling van groen continuïteit in aanleg en beheer vraagt om werkelijk te kunnen uitgroeien, is de lijn van het groenstructuurplan 1991 niet rigoreus verbroken maar in dit plan bijgesteld en aangevuld.
1. het goudse groen is er voor de bewoners Binnen randvoorwaarden vanuit veiligheid en bijvoorbeeld weg- en waterbeheer, is het Goudse groen er primair voor de bewoners om te gebruiken en van te genieten. Groen draagt bij aan een plezierige woon- en werkomgeving; het verbetert de luchtkwaliteit en heeft een matigende invloed op extreme temperaturen. Bovendien maakt groen in de stad beleving van de natuur dichtbij huis mogelijk. Een aantal planten en dieren is zelfs sterk verbonden met de stedelijke omgeving. Voor bedrijven draagt groen bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en het biedt hun werknemers een prettige en gezonde werkomgeving. De belangrijkste functie van het Goudse groen is voldoende gelegenheid bieden voor recreatief gebruik door bewoners: speelvoorzieningen voor kinderen, gelegenheid voor zowel een dagelijkse kleine wandeling in de buurt als voor langer ‘buiten’ zijn in de parken. Voor speelplekken, parken, wandel- en fietsroutes betekent dat begeleidende beplantingen die, afgestemd op de specifieke locatie, afwisseling, beschutting en doorzicht bieden, zodat er zowel aangenaam als sociaal veilig gebruik van gemaakt kan worden. Parken en openbare tuinen moeten in principe voor iedereen toegankelijk zijn; dat betekent niet dat alle paden in deze gebieden voor iedereen met een beperking bruikbaar zullen zijn. Noodzakelijke aanpassingen zullen gefaseerd worden uitgevoerd.
2. het goudse groen weerspiegelt ligging en ontstaan van gouda Het Goudse groen weerspiegelt de Goudse identiteit door de samenhang met het omringende landschap en de historische ontwikkeling waarneembaar te houden. De samenhang met de omgeving waarin Gouda ooit is ontstaan wordt versterkt door vanuit de stad Gouda, ook vanuit de groengebieden, relaties te behouden en te versterken met een open en onbebouwde Krimpenerwaard en andere buitengebieden. Om de samenhang met het oorspronkelijke omringende landschap herkenbaar te houden, dringen elementen van het oorspronkelijke veen- en rivierenlandschap zo diep mogelijk de stad in. Voor deze landschappelijke overblijfselen met een historische betekenis wordt voldoende ruimte gereserveerd; de inrichting en het beheer van deze ruimte is afgestemd op de historische betekenis. Het betreft de veenlinten en de oude dijkdoorbraken.
groenstructuurplan 2007 - 2015
13
3. het goudse groen structureert de ruimte Het Goudse groen draagt door een duidelijke eigen structuur sterk bij aan de structurering van de stedelijke ruimte. De Goudse groenstructuur bestaat uit deelstructuren die elk grotendeels zijn mee ontwikkeld met de stad: een bomenstructuur, een droog ecologisch netwerk en een nat ecologisch netwerk. bomenstructuur Bomen, zowel in laanverband als solitairen, zijn een belangrijk en beeldbepalend onderdeel van de stedelijke groenstructuur. De bomen langs verkeerswegen versterken de structurerende en oriënterende functie van wegen en water. droog ecologisch netwerk Als onderdeel van de ontwikkeling van Gouda zijn groenelementen aangelegd zoals parken (bosjes, hagen, struwelen) en weg- en waterbegeleidende bermen. Daarmee is een voor Gouda karakteristieke droge groene deelstructuur ontstaan. nat ecologisch netwerk Water is van oudsher sterk bepalend voor de ontwikkeling en verschijningsvorm van Gouda. Het kwalitatieve en het kwantitatieve waterbeheer zijn randvoorwaarden voor de leefbaarheid en bewoonbaarheid van Gouda; het beheer is daarop afgestemd. In het Waterplan (2002) is in dat kader onder andere een ‘nat ecologisch netwerk’ vastgesteld. overig groen Tot het overige groen worden alle elementen gerekend die niet tot de bomenstructuur, het droog ecologisch netwerk of het nat ecologisch netwerk behoren. Deze elementen zijn echter wel van groot belang voor de directe omgeving (straat, buurt) als verfraaiing, omdat ze beeldbepalend zijn en/of om hun natuurwaarden. De invulling van het overig groen is aanpasbaar aan de situatie. De bomenstructuur, het droog ecologisch netwerk, het nat ecologisch netwerk en het overig groen zijn uitgewerkt in hoofdstuk 4.
4. het goudse groen is gezoneerd voor cultuur-natuur In het Goudse groen worden verschillende cultuur- en natuurniveaus nagestreefd door middel van een geleidelijke zonering van meer natuurlijk naar meer gecultiveerd, zowel binnen Gouda als stad als binnen de grotere parken. De ligging in Gouda, de aard en het gebruik van de groenelementen zijn doorslaggevend voor de verhouding cultuur-natuur. In de stad Gouda loopt de zonering van meer natuurlijk aan de stadsrand naar cultuurlijk groen in het centrum. Deze zonering loopt parallel aan het toenemende stadsmilieu en de daarmee toenemende stedelijke dynamiek van de rand van Gouda naar het centrumgebied. Dit betekent dat de parken aan de rand van Gouda een meer natuurlijk karakter houden of krijgen. In de groenelementen die deel uitmaken van het droge ecologische netwerk ligt het accent op natuur, ook als deze elementen (meer) in het centrum liggen. In de klassieke parken in de stad ligt het accent op het cultuurlijke, oorspronkelijke karakter; waar mogelijk worden binnen dat karakter kansen voor verhoging van natuurwaarden benut (bijvoorbeeld bloeivormen die aantrekkelijk zijn voor vlinders, bijen en andere insecten).
5. het goudse groen heeft een functiegerichte inrichting en beheer De aan een element toegekende esthetische, ecologische en gebruiksfuncties zijn doorslaggevend voor inrichting en beheer. Voor groen met vooral een esthetische functie worden attractieve soorten toegepast die bijdragen aan een positieve beleving van de woon- en werkomgeving. Hierbij hoort een hoog netheidsgehalte met bijbehorend intensief beheer.
14
groenstructuurplan 2007 - 2015
In groen met een belangrijke ecologische functie richten beheer en inrichting zich op verhoging van de natuurwaarden (soortenrijkdom, structuur) en op de geschiktheid als verbindingszone en leefgebied voor in Gouda gewenste planten en dieren. Groen met een specifieke gebruiksfunctie wordt vanuit die functie ingericht en beheerd. Voor groen met een recreatieve functie zijn inrichting en beheer van dien aard dat het gewenste recreatieve gebruik goed mogelijk is. Groen met (ook) een technische functie wordt vanuit die technische functie beheerd. Het gaat bijvoorbeeld om bermen en oevers waarbij inrichting en beheer zich in de eerste plaats richten op het waarborgen van de verkeerskundige en cultuurtechnische functie; daarbinnen zijn mogelijkheden voor ecologie, gebruik en beleving.
6. gebruik van herbiciden in openbaar groen blijft achterwege Gouda is rond 1990 gestart met vermindering van het gebruik van herbiciden in openbaar groen. Geleidelijk is het gebruik tot nul gereduceerd. In 2003 is beleid vastgesteld voor het gebruik van herbiciden op bestrating; ook daar worden deze middelen achterwege gelaten. De gegroeide praktijk om geen herbiciden in openbaar groen te gebruiken, wordt als uitgangspunt van beleid gehanteerd.
7. het goudse groen biedt mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid Uit ervaring blijkt dat in Gouda de bewoners af en toe vragen stellen over de mogelijkheid om zelf werkzaamheden uit te voeren in het openbaar groen. Tot op heden is daar geen vastgesteld beleid voor. De voordelen van zelfwerkzaamheid zijn dat het bijdraagt aan een grotere betrokkenheid van bewoners bij hun buurt en hun stad en aan een grotere onderlinge betrokkenheid. Uit ervaringen van andere gemeenten blijkt dat zelfwerkzaamheid door bewoners geen bezuinigingen in beheer oplevert; het is eerder zo dat het extra tijd aan organisatie en begeleiding vraagt.
3.2 doelstellingen Om de vereiste duurzaamheid van de groenstructuur te waarborgen worden plannen voor (her)inrichting en beheer van de openbare ruimte standaard getoetst aan het groenstructuurplan. De gemeente vervult verschillende rollen: 1. openbare ruimte in eigendom gemeente: gemeente bepaalt de inrichting en daarnaast stelt de gemeente regels/stimuleert andere partijen (gebruikers van de openbare ruimte). 2. particulier eigendom: gemeente stimuleert vooral en daarnaast legt ze zo beperkt mogelijk verplichtingen op ten aanzien van groen. 3. nieuwe aanleg van openbare ruimte: gemeente stelt regels via programma van eisen of grondverkoop en beslist mee over de inrichting/stimuleert andere partijen. De LIOR van Gouda zal op basis van dit groenstructuurplan worden aangepast en aangevuld. Tevens wordt het groenstructuurplan uitgewerkt in beheerplannen voor de afzonderlijke deelgebieden. In deze beheerplannen worden de te behalen resultaten concreet gemaakt en wordt vastgelegd welke maatregelen waar nodig zijn. In deze beheerplannen wordt ook de monitoring opgenomen van de uitvoering van maatregelen.
1. totale groenoppervlakte neemt niet af De totale oppervlakte openbaar groen per inwoner is in Gouda minder dan gemiddeld (respectievelijk 31,4 en 35,4 m2 per inwoner). Gezien de grote druk op de openbare ruimte behoort uitbreiding van de oppervlakte per inwoner niet tot de mogelijkheden. Als uitgangspunt wordt vastgesteld dat de totale oppervlakte groen in elk geval niet afneemt; verschuivingen zijn mogelijk zolang dat de basisstructuren niet aantast. Tot de verschuivingen behoort de mogelijkheid om waterpartijen in groengebieden aan te leggen, gezien de wateropgave voor Gouda. Tevens wordt het beleid voortgezet om ‘snippergroen’ te inventariseren en zo mogelijk aan derden te verkopen of verhuren. Een tijdelijke uitbreiding van oppervlakte openbaar groen is mogelijk door braakliggende terreinen groen in te richten. Een meer actieve aanpak van deze mogelijkheid wordt onderzocht. Gevelbegroeiïng vraagt relatief weinig ruimte om te kunnen wortelen, draagt bij aan de belevingswaarde van de woonomgeving en draagt bij aan verbetering van de luchtkwaliteit.
groenstructuurplan 2007 - 2015
15
2. bomen nemen niet af in aantal Het aantal bomen is ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde. Gezien de moeilijke standplaats en de grote stedelijke gebruiksdruk, wordt uitbreiding van het bomenbestand niet nagestreefd. Een bijkomend argument daarvoor is het feit dat bomen relatief duur zijn in onderhoud. Conform het Bestuursakkoord 2006-2010 is vermindering van het aantal bomen gelet op het grote belang van bomen en het minder dan gemiddelde aantal in Gouda, niet aan de orde. Dit sluit echter niet uit dat verschuivingen in het bomenbestand kunnen optreden waardoor kostenbesparingen kunnen ontstaan, bijvoorbeeld door het verminderen van het aantal bomen in verharding met een evenredige toename van bomen elders.
3. bomen krijgen de kans om oud te worden Zowel bij aanleg als beheer wordt rekening gehouden met het langzame groeiproces van bomen. Om ook op lange termijn een aaneengesloten bomenstructuur en verspreid in Gouda beeldbepalende bomen te blijven zien, krijgen bomen binnen en buiten de bomenstructuur zoveel mogelijk de kans uit te groeien tot grote, oude bomen.
4. intensief te beheren groentypen beperken Naast de beheerintensieve groentypen als hagen, wisselperken, borders, sierplantsoenen en bloembakken komen, als onderdeel van het droog ecologisch netwerk, gazon, grasberm en beplanting voor. De beheerintensieve groentypen worden alleen toegepast op locaties waar ze vanuit esthetisch oogpunt van wezenlijk belang zijn en er geen andere mogelijkheden (bijvoorbeeld vanwege ruimtegebrek) zijn om te voldoen aan de daar vereiste esthetische waarde (KOR, 2005). Het gaat hier bijvoorbeeld om delen van het centrum en, elders in de stad, om bijzondere locaties en bij monumenten. Op andere locaties worden minder intensief te beheren groentypen behouden of ontwikkeld. Bij de definitieve keuze spelen verschillende overwegingen een rol. Landelijk gezien heeft Gouda minder oppervlakte gazon dan andere gemeenten. Kostenbesparing is bijvoorbeeld mogelijk als sierplanten in het overige groen omgevormd worden tot gazon. Grasberm is nog goedkoper. Het aandeel grasberm in Gouda is vergeleken met het landelijk gemiddelde al hoog. Een vermindering van grasberm wordt daarom niet nagestreefd. Dat zou ook hogere kosten met zich meebrengen. Bovendien heeft grasberm een aanzienlijk hogere ecologische waarde dan gazon. Om deze redenen wordt het aandeel grasberm gehandhaafd. Omvorming van sierplantsoen naar bijvoorbeeld gazon afgewisseld met beplanting levert een kostenbesparing op waarbij een aantrekkelijke woon-/werkomgeving in stand wordt gehouden. Voor Gouda als geheel ziet de samenstelling van het groen (exclusief oevers) er als volgt uit. gouda (%)
landelijk gemiddelde (%)
kosten* (m2/jr)
bomen
1,0
1,2
49,3**
gazon
25,9
40,9
0,9
perken
0,2
0,2
9,5
grasberm
41,3
20,7
0,4
beplanting
31,7
37,0
1,0 Bron: KOR, deel c
* De kosten zijn gebaseerd op de bedragen genoemd in het KOR (2005). ** Eén boom is gelijk gesteld aan één m2.
5. natuurvriendelijke oevers nemen toe in lengte De doelstelling uit het Waterplan (Gouda, 2002) dat het aandeel natuurvriendelijke oevers toeneemt tot 70% van de hoofdwaterverbindingen en 35% van de subwaterverbindingen, wordt als vastgesteld beleid overgenomen in dit groenstructuurplan. Er is echter een ontwikkeling gaande naar het hanteren van een meer algemeen uitgangspunt dat 50% van alle oevers natuurvriendelijk wordt aangelegd.
16
groenstructuurplan 2007 - 2015
4
deelstructuren
4.1 inleiding De doelstellingen uit hoofdstuk 3 zijn de bouwstenen voor de groenstructuur zoals die hierna in tekst en op kaart is uitgewerkt. Vanuit deze doelstellingen zijn drie deelstructuren benoemd die, op stedelijk niveau, op de lange termijn bezien als duurzaam (gaan) functioneren: een bomenstructuur, een droog ecologisch netwerk en een nat ecologisch netwerk. Daarnaast is een vierde groep onderscheiden van elementen die niet tot een deelstructuur behoren.
de bomenstructuur De bomenstructuur is in hoofdlijnen vastgelegd in het groenstructuurplan 1991 en de daarop gebaseerde bomenverordening (2003). In dit Groenstructuurplan 2006 wordt de bomenstructuur uitgewerkt in hoofdstructuur, nevenstructuur en ‘overige bomen’.
het droog ecologisch netwerk van parken (bosjes, hagen, struwelen) en droge grazige begroeiingen (gazons, bermen, droge ruigte) In het Groenstructuurplan 2006 worden binnen het droge ecologische netwerk parken, ecologisch beheerde bermen en ‘groene eigendommen derden’ onderscheiden.
het nat ecologisch netwerk van watergangen met oevers, riet- en moerasland In het Waterplan (2005) is een ‘nat ecologisch netwerk’ vastgesteld. Op basis daarvan worden in het Groenstructuurplan 2006 hoofdverbindingen, subverbindingen en kleine watergangen onderscheiden. Parallel aan het actualiseren van het groenstructuurplan 1991 wordt gewerkt aan de uitwerking van het ‘nat ecologisch netwerk’ in onder andere streefbeelden en beheertypen.
overig groen Tot het overige groen worden alle elementen gerekend die niet tot de bomenstructuur, het droog ecologisch netwerk of het nat ecologisch netwerk behoren. Deze elementen zijn echter wel van groot belang voor de directe omgeving (straat, buurt): verfraaiing, beeldbepalend en/of natuurwaarden. In de volgende paragrafen wordt voor elk van deze structuren ingegaan op belang en gewenste opbouw van de structuur en aandachtspunten bij realisering en instandhouding. Voor de realisering en instandhouding is het vereist dat alle ruimtelijke ontwikkelingen en beheersingrepen, al dan niet binnen het groen, getoetst worden aan hun effecten op de duurzaamheid van de nagestreefde deelstructuren.
groenstructuurplan 2007 - 2015
17
18
groenstructuurplan 2007 - 2015
4.2 bomenstructuur belang bomenstructuur Het ontwikkelen en duurzaam in stand houden van een bomenbestand en een aaneengesloten bomenstructuur is van belang voor Gouda, omdat bomen en een bomenstructuur een wezenlijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de openbare ruimte en het woongenot. Bomen zijn een belangrijk onderdeel van de stedelijke structuur. Ze hebben een structurerende functie en zijn esthetisch en ecologisch van belang. In laanverband dragen ze in grote mate bij aan het versterken van de ruimtelijke structuur, onder andere door de verkeersbegeleidende en de oriënterende functie. Solitaire bomen zijn beeldbepalend en dragen sterk bij aan de beleving van de directe omgeving; mede daardoor zijn het belangrijke oriëntatiepunten. Bomen bieden tal van dieren voedsel (nectar, vruchten en zaden) en schuil- en nestgelegenheid, terwijl aaneengesloten wegen met laanbeplantingen voor vogels en vleermuizen belangrijke oriëntatielijnen zijn bij hun vliegbewegingen. Daarnaast hebben de bomen een milieukundige functie: het filteren van (fijn)stof uit de lucht, CO2-vastlegging en windbreking.
opbouw bomenstructuur In aansluiting op het groenstructuurplan uit 1991 en de bomennota worden een hoofdstructuur en een nevenstructuur onderscheiden (zie kaart). Bomen die niet binnen de structuur vallen, worden overige bomen genoemd. Onder de hoofdstructuur vallen bomen langs hoofdwegen en -watergangen. Naast de esthetische functie heeft de hoofdstructuur een ecologische functie. Bomen dragen bij aan oriëntatie en verkeersbegeleiding en zijn daarom van de eerste grootte *). Ze zijn zo dicht bij elkaar aangeplant, dat de volwassen bomen bij voorkeur met hun kronen elkaar raken. Op een aantal plaatsen valt de bomenhoofdstructuur samen met ecologische bermen. Wanneer bomen in de berm staan, neemt de kans op een bloemrijke vegetatie af. Bij de keuze voor een boomsoort wordt hiermee rekening gehouden. De nevenstructuur bestaat uit bomen die binnen een wijk belangrijke wegen of watergangen begeleiden. De nevenstructuur heeft een esthetische en een ecologische functie. Boomsoorten die passen bij de nevenstructuur zijn bomen van de eerste of tweede grootte *). De bomen staan hier zo ver van elkaar af dat ze visueel nog steeds een rij vormen, die wel onderbroken mag zijn. Overige bomen zijn bomen in het centrum, de wijken, op bedrijventerreinen en in parken. Hieronder vallen ook de gemeentelijke monumentale bomen. De belangrijkste functie van deze bomen is bijdragen aan de esthetiek en leefbaarheid van de (woon)omgeving. Daarnaast vervullen de bomen ook een ecologische functie, bijvoorbeeld als nestplaats voor vogels. Deze bomen zijn niet in de bomenstructuur opgenomen. De soortkeuze is afhankelijk van de locatie. In de klassieke parken is er een vrije keuze van soorten, in de overige parken worden bij voorkeur gebiedseigen soorten aangeplant (zie bijlagen II en III). Op andere plaatsen hoeven de soorten niet inheems te zijn. Tenslotte is bij aanplant van bomen boven parkeerplaatsen van belang, dat de gekozen soort geen kleverige druppels (honingdauw) afscheidt. Dit is bijvoorbeeld een neveneffect van veel lindes. De uitbundig bloeiende berm van de Joubertstraat wordt door bewoners en bezoekers van Gouda zeer gewaardeerd. Het draagt bij aan de herkenbaarheid van Gouda om meer bermen op een vergelijkbare wijze te laten bloeien. Daarvoor zijn bermen langs invalswegen en belangrijke doorvoerwegen het meest geschikt. Het betreft een deel van de bermen in de hoofdstructuur en nevenstructuur voor bomen. Waarschijnlijk is toepassing van bollen in deze bermen het meest geschikt omdat er geen conflict ontstaat met eventueel ecologisch beheer.
*) eerste grootte: hoogte > 15 meter, kroondoorsneden > 12 meter tweede grootte: hoogte 10 tot 15 meter, kroondoorsneden 8 tot 12 meter derde grootte: hoogte < 10 meter, kroondoorsneden < 8 meter
groenstructuurplan 2007 - 2015
19
20
groenstructuurplan 2007 - 2015
aandachtspunten realisering en instandhouding bomenstructuur Als doelstellingen zijn geformuleerd het behoud van het aantal aanwezige bomen en de ontwikkeling van meer oude bomen. Wat betreft het aantal aanwezige bomen wordt uitgegaan van de circa 22.000 bomen die in dit Groenstructuurplan worden genoemd (uitgegroeid bosplantsoen is hierin niet opgenomen). Bomen worden zorgvuldig beheerd. De lijst met monumentale bomen in Gouda wordt geactualiseerd. Bij planontwikkeling van werkzaamheden in het openbaar gebied, wordt de invulling van toe te passen bomen wat betreft soort, grootte en dichtheid gebaseerd op de bomenstructuur en vastgelegd in het Programma van Eisen. Daarbij wordt uitgegaan van het Goudse profiel als dat op de specifieke situatie van toepassing is. Per straat wordt één boomsoort gebruikt. Bij lange belangrijke wegen kan van boomsoort gewisseld worden, zodat het risico van uitval door ziekte kleiner is (Bomennota, 1996). Daarbij wordt wel gezocht naar boomsoorten met een vergelijkbaar beeld. Bij de start van de ontwikkeling van bouwlocaties worden aanwezige bomen geïnventariseerd. Te behouden bomen worden opgenomen in het Programma van Eisen. Bomen die niet behouden kunnen blijven op dezelfde plek kunnen eventueel verplant worden afhankelijk van de soort en vitaliteit. Is verplanten geen optie, dan wordt in beginsel gecompenseerd door herplant binnen het plangebied. Indien dit niet mogelijk is of een te grote beperking oplevert voor een bouwlocatie, kan gekozen worden voor een financiële compensatie op basis van de waardebepaling van de bomen die niet herplant worden. Om het aantal bomen te behouden wordt in eerste instantie uitgegaan van het opleggen van een herplantplicht. Het kan echter niet zinvol of onmogelijk zijn hetzelfde aantal bomen terug te planten. Er is een nadere afweging nodig of in alle situaties financiële compensatie van het verdwijnende aantal bomen gewenst is. Met regelmaat doen zich discussies voor bij de keuze voor wel/niet kappen van bomen. Er is geen algemene leeftijd te noemen waarop bomen kaprijp zijn; dat verschilt per soort en per plantplek. Bij de afweging om een boom te kappen spelen de criteria volgens de Bomenverordening een belangrijke rol. Vanuit de praktijk worden daar de volgende criteria aan toegevoegd: vitaliteit, levensverwachting, overlast voor de omgeving. Bij de plaatskeuze van nieuwe bomen wordt nagegaan of de boom zich goed kan ontwikkelen; daarbij is een plantplek van belang waar kabels en leidingen onder de aanwezige of toekomstige boomkroon ontbreken (voor nieuwe situaties via de LIOR geregeld).
4.3 droog ecologisch netwerk belang droog ecologisch netwerk Het droog ecologisch netwerk bestaat uit beplantingen in de parken en de ecologisch waardevolle bermen. De bermen hebben primair een verkeerstechnische functie. Het droog ecologisch netwerk is zowel voor de bewoners als voor de natuur van belang. De kracht van dit netwerk is de verbinding die gelegd wordt tussen delen binnen Gouda en met de omgeving van Gouda, waardoor zo min mogelijk geïsoleerde gebieden met beperkte mogelijkheden voor ontwikkeling en overleving van planten en dieren ontstaan. De parken en groenstroken bieden de bewoners ruimte voor recreatie. Daarnaast zijn deze elementen beeldbepalend voor de directe omgeving. Door de soortensamenstelling van het droog ecologisch netwerk af te stemmen op de aanwezige ondergrond en omgeving, draagt het bij aan de identiteit van Gouda. Daarmee heeft het droog ecologisch netwerk evenals de bomenstructuur voor de bewoners een structurerende en esthetische functie. Door gebiedseigen soorten toe te passen en op natuurwaarden gericht te beheren, is het droog ecologisch netwerk belangrijk als leefgebied voor flora en fauna en biedt het dieren voedsel, schuil- en nestplaatsen en mogelijkheden om zich in de stad te verplaatsen. De grotere elementen zijn daarbij een bron voor de natuur in de rest van Gouda. Bij het creëren of behouden van schuil-, nest- en overwinteringsmogelijkheden voor dieren is van belang dat een deel daarvan onbereikbaar is voor mensen, honden en katten. Dit geldt ook voor de fauna die aan het nat ecologisch netwerk onder 4.4 verbonden is.
groenstructuurplan 2007 - 2015
21
22
groenstructuurplan 2007 - 2015
opbouw droog ecologisch netwerk Het droog ecologisch netwerk bestaat uit openbare groengebieden en ecologische bermen. Daarnaast worden groene eigendommen van derden onderscheiden, omdat deze gebieden een belangrijke bronfunctie kunnen hebben voor de gebruikswaarde en voor de natuurwaarden van het Goudse groen. Het beheer in deze gebieden is niet in handen van de gemeente (bijvoorbeeld Goudse Hout). Onder groengebieden vallen beplantingen van parken in en aan de rand van Gouda. Naast de esthetische en gebruiksfunctie, hebben parken ook een belangrijke ecologische functie. Er wordt gestreefd naar een gevarieerde en samenhangende begroeiing. De parken in Gouda bestaan gedeeltelijk uit gebiedseigen soorten, de parken aan de rand van Gouda bestaan voornamelijk uit gebiedseigen soorten. Ecologische bermen zijn bermen langs wegen of watergangen met een ecologisch interessante vegetatie. Groene eigendommen derden zijn groene gebieden die niet in beheer zijn van de gemeente, maar die een bijdrage leveren aan de verspreiding en overlevingskansen van flora en fauna. Een belangrijke functie van deze gebieden is bijdragen aan de werking van het ecologisch netwerk. Op de invulling en de soortensamenstelling kan geen rechtstreekse invloed uitgeoefend worden. Om de ecologische betekenis voor de Goudse stadsnatuur te behouden en te vergroten, wordt overleg met de verschillende particuliere eigenaren in gang gezet.
aandachtspunten realisering en instandhouding droog ecologisch netwerk Er is al een behoorlijk aantal inheemse en/of bijzondere planten in Gouda aanwezig. Deze vormen uitgangspunt bij de verdere ontwikkeling van het ecologisch netwerk. Het doel van beheermaatregelen is een gevarieerde en samenhangende begroeiing van inheemse planten die karakteristiek zijn voor laagveengebieden of klei-op-veengebieden. Voor het beheer van de beplantingen wordt voortgebouwd op de Nota Natuurlijk Groenbeheer (1995). Ecologisch waardevolle beplantingen en bermen worden bereikt door een beheer van maaien en afvoeren. De ecologische waarden worden versterkt bij een constant beheer, met zo min mogelijk verstoring van de fauna en uitgevoerd met goed materieel. Ecologisch beheer heeft het meest effect in brede bermen, deze liggen vaak aan de randen van de wijken. In de wijken zelf zijn weinig ecologische bermen, omdat de bermen daar smal zijn. De ecologische bermen hebben naast een technische functie een belangrijke ecologische functie. Maaien en afvoeren zorgen voor verschraling van de grond, zodat bloemrijke vegetaties kunnen ontstaan. Deze bloemrijke vegetaties hebben daarnaast een positief effect op de soortenrijkdom van insecten. Insecten hebben op hun beurt weer een positief effect op de soortenrijkdom van vogels en (kleine) zoogdieren. De vegetatie in de bermen is niet al te hoog, (vrij) kruidenrijk en de bodem is (matig) voedselrijk.
4.4 nat ecologisch netwerk belang nat ecologisch netwerk Water is een essentieel onderdeel van Gouda. Een samenhang van functies die het water in het stedelijk gebied heeft, is belangrijk. Onderdelen van het integrale waterbeheer zijn het voorkomen van wateroverlast, het verbeteren van de waterkwaliteit en het bieden van een hoogwaardige omgeving voor inwoners van Gouda. Het nat ecologisch netwerk draagt bij aan het oorspronkelijke karakter van de omgeving van Gouda. Hierbij passen natuurvriendelijke oevers met moerasvegetatie, die waardevol zijn voor flora en fauna. Ook voor dit netwerk schuilt de kracht in het verbinden van leefgebieden voor plant en dier binnen Gouda en met de omgeving van Gouda. De oevers van alle watergangen hebben een technische functie als stabiele scheiding tussen land en water. Verder zijn natuurvriendelijke oevers ecologisch van belang doordat ze leefgebied en ver-
groenstructuurplan 2007 - 2015
23
bindingen zijn voor flora en fauna. De kades in de Goudse binnenstad zijn een levensvoorwaarde voor muurplanten, die naast hun ecologische betekenis positief bijdragen aan de belevingswaarde (Inventarisatie Goudse muurplanten, 2005).
opbouw nat ecologisch netwerk De hoofdverbindingen zorgen voor het contact tussen de stad en het omringende land. Dit is inclusief het water in de parken aan de rand van Gouda. De subverbindingen zorgen voor contact tussen de hoofdverbindingen en de kleine watergangen. Dit is inclusief de waterpartijen in de parken in Gouda. Bij de hoofd- en subverbindingen gezamenlijk is ongeveer de helft van de oeverlengte natuurvriendelijk ingericht. Deze oevers zijn flauw hellend en herbergen typische water- en oeverplanten. De kleine watergangen zijn watergangen die door de wijken lopen, deze watergangen zijn niet in het netwerk opgenomen. Voor de invulling van de oevers wordt gestreefd naar de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
aandachtspunten realisering en instandhouding nat ecologisch netwerk Voor de planontwikkeling en uitvoering van het beheer worden de doelstellingen uit het Waterplan (2002) gevolgd: • waar mogelijk het aandeel open water verhogen (in de wijken minimaal 6% open water en in toekomst 8 tot 10%); • in 2010 bestaat 70% van alle hoofdverbindingen en 35% van de subverbindingen uit natuurvriendelijke oevers; de ontwikkeling is dat voor beide waterverbindingen gezamenlijk een percentage van 50% wordt gehanteerd; • de oevers zijn openbaar toegankelijk vanaf één zijde en er is goed zicht op het water en de verbindingen (esthetische en gebruiksdoeleinden); • indien bij planontwikkelingen meer verhard oppervlak ontstaat, dient daarvan doorgaans 20% met oppervlaktewater te worden gecompenseerd. Dit biedt extra mogelijkheden voor het natte netwerk.” In 2006 heeft 54% van de oevers in beheer bij gemeente Gouda een natuurvriendelijke oever. Niettemin is de lijn doorgezet om natuurvriendelijke oevers aan te leggen bij vervanging of nieuwe aanleg van oeverbeschoeiing. Daarnaast is meer aandacht besteed aan het juiste beheer en onderhoud van natuurvriendelijke oevers aangezien daar nog voldoende kennis en ervaring voor ontbreekt.
4.5 overig groen belang overig groen In het centrum, de wijken en industrieterreinen zijn groenelementen aanwezig die niet onder één van de deelstructuren vallen. Dit wordt overig groen genoemd. Het gaat daarbij niet alleen om wisselperken, vaste planten en bloembakken, maar zeker ook over al dan niet ruige grasstroken, kleine bosjes en bomen. Dit overig groen draagt in hoge mate bij aan de beeldkwaliteit van de directe omgeving in wijk, buurt en straat. Ook biedt het ‘om de hoek’ aan kinderen kansen om te spelen en aan volwassenen om even te pauzeren, een ommetje te maken of de hond uit te laten. Op wijk-, buurt- en straatniveau biedt het overig groen kansen voor een groot aantal planten en dieren die zich thuis voelen in de stad. Deze vaak algemene soorten brengen daarmee wel het idee van ‘buiten’ en natuur tot bij de voordeur.
opbouw overig groen Het overig groen komt per definitie buiten de hoofdgroenstructuur voor. Vanwege de gewenste positieve beleving bestaat het groen in de wijk overwegend uit sierplantsoen en gazons.
24
groenstructuurplan 2007 - 2015
Op plaatsen waar het functioneel is en er voldoende ruimte is, kan bosplantsoen of een mix van sier- en bosplantsoen met kruidenrijke grasvegetaties voorkomen. Er wordt rekening gehouden met sociale veiligheid en verkeershinder.
aandachtspunten realisering en instandhouding overig groen Het overig groen valt onder het type aanpasbaar groen. Bij de planontwikkeling en uitvoering hoeft geen rekening gehouden te worden met structuren op stedelijk niveau. Wel dient de keuze voor het groentype en de soortensamenstelling volledig gericht te zijn op verhoging van de woon- en leefkwaliteit van de zeer directe omgeving. De soortensamenstelling van het overig groen hoeft niet inheems te zijn en kan dus uit bloem- en/of kleurrijke gecultiveerde of uitheemse soorten bestaan.
groenstructuurplan 2007 - 2015
25
26
groenstructuurplan 2007 - 2015
5
gebiedsgerichte uitwerking
5.1 inleiding De structuren op stedelijk niveau zijn in het vorige hoofdstuk uitgewerkt. In dit hoofdstuk wordt een gebiedsgerichte uitwerking gegeven. Daarbij wordt aangesloten bij de Goudse profielen uit het groenstructuurplan 1991 en bij de deelgebieden uit het KOR, voor beide met enige wijziging. Per profiel en gebied wordt het volgende beschreven: • De korte beschrijving van de huidige situatie geeft een indicatie hoe de terreinen op dit moment ingericht zijn en beheerd worden. • Vervolgens wordt, mede aan de hand van foto’s van voorbeeld-situaties, de nagestreefde situatie in 2015 beschreven. • In de realisering staan de acties die ondernomen moeten worden om de nagestreefde situatie te bereiken. Het beheer wordt uitgevoerd op basis van de beeldkwaliteiten die in het KOR deel C beschreven staan. De richtlijnen en wenkenbladen van CROW en bureaus voor Bouw Advies Toegankelijkheid worden gebruikt bij (her)inrichting van openbaar groen.
goudse profielen • • • • •
veenlinten stadsgrachten stadssingels achtergrachten overige singels en terreinen
gebieden in gouda • • • • •
centrum woonwijken bedrijventerreinen parken in gouda parken aan de rand van gouda
5.2 goudse profielen Op onderstaande kaart is de ligging van de Goudse profielen, met uitzondering van de overige singels en wegen, aangegeven.
groenstructuurplan 2007 - 2015
27
5.2.1 veenlinten huidige situatie Veenlinten zijn smalle wegen met aan weerszijden sloten en dwarssloten op aantakken. De bomen in de bermen bestaat uit rijen (knot)wilgen of zwarte els langs de sloten. In de bermen komt verder geen beplanting voor. De bermen zijn smal en worden extensief beheerd. Het gebruik van de wegen is gericht op fietsers en lokale ontsluiting. Het karakter van de veenlinten wordt bepaald door de ontstaanswijze. Bij de ontginning van het veengebied rond Gouda verschenen hier de boerderijen. Door verstedelijking is het bebouwingslint verdicht, maar de structuur van op de weg uitkomende voorkanten van bebouwing is behouden gebleven. Bij de Bloemendaalseweg, Achterwillenseweg en Voorwillenseweg is het oorspronkelijke veenweidelandschap nog goed herkenbaar. Door verstedelijking wordt het veenlandschapkarakter aangetast, zoals bij Veenlint. de Ridder van Catsweg. Dit kan ook gebeuren door gebruikswijziging van de gronden achter de bebouwing zoals dichte en hoogopgaande beplanting, waardoor het open karakter verloren gaat. Omdat deze gronden soms particuliere eigendommen zijn, heeft de gemeente hier geen rechtstreekse invloed op.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: de veenlinten zijn herkenbare structuren van het oorspronkelijke veenweidelandschap in de stad en maken onderdeel uit van het droog en nat ecologisch netwerk.
realisering nagestreefde situatie Voor de Bloemendaalseweg is in 2004 een beheerplan vastgesteld waarmee de nagestreefde situatie te bereiken is. Onderzocht zal worden of vergelijkbare plannen voor de Voor- en Achterwillenseweg kunnen worden opgesteld. Daarbij zal de nadruk op de openbare ruimte liggen. De herkenbaarheid en het karakter van de oude verkavelingsstructuur worden behouden door de bermen vrij te houden van sierbeplanting en door heesters en extensief te beheren.
5.2.2 stadsgrachten huidige situatie Stadsgrachten bestaan uit watergangen met stenen kades en aan weerszijden een weg. Direct grenzend aan de kade zijn bomenrijen aanwezig, met vaak tussen de bomen parkeergelegenheden. Op de stenen kades zijn muurplanten aanwezig. Aan de andere zijde van de beide wegen zijn monumentale panden aanwezig waarvan de voorkanten naar het water gericht zijn. Het huidige gebruik is vooral gericht op kantoren, stedelijk wonen en winkels. De stadsgrachten bieden ook
Stadsgracht.
28
Muurplanten.
groenstructuurplan 2007 - 2015
mogelijkheden voor toeristisch of recreatief gebruik. De stadsgrachten zijn Oost- en Westhaven, Hoge en Lage Gouwe en Turfmarkt. Langs de grachten staan veelal aaneengesloten bomenrijen. Op een aantal plaatsen zijn de bomenrijen onderbroken. Stenen kades worden soms afgespoten.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: de stadsgrachten zijn herkenbare structuren in de stad en maken deel uit van de bomenstructuur. Dit is bereikt door onder andere visueel aaneengesloten bomenrijen (zie paragraaf 4.2. nevenstructuren). Verder zijn op de stenen kades muurplanten aanwezig.
realisering nagestreefde situatie Om de herkenbaarheid en het karakter te behouden, moeten bomenrijen visueel aaneengesloten worden, waarbij de bomen op gelijke afstand staan. Langs één gracht wordt één boomsoort gebruikt en de bomen worden zoveel mogelijk van gelijke leeftijd aangeplant. Muurplanten houden goede kansen om zich te vestigen en te overleven, omdat de stenen kades niet worden afgespoten. Bomen in de bstrating veroorzaken vaak opdrukken van de verharding. Door de hoge grondwaterstand in Gouda is dit probleem waarschijnlijk niet uit te sluiten. Er zal onderzoek gedaan worden naar boomsoorten die verminderde kans op opdrukken veroorzaken.
5.2.3 stadssingels huidige situatie Stadssingels zijn historische singels om de binnenstad; Fluwelensingel, Blekerssingel, Kattensingel en Turfsingel. De singels hebben een asymmetrisch profiel. Aan de buitenkant staat een rij bomen (meestal kastanje of linde) en ligt een verkeersweg. Deze weg wordt gebruikt door het doorgaande verkeer. Aan de kant van de binnenstad is de beplanting afwisselend; een park of bomen langs de straat. Het recreatief of verkeerskundig gebruik hangt daarmee samen. Stadssingel.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: de stadssingels zijn herkenbare historische structuren in de stad en maken zowel onderdeel uit van de bomenstructuur als het nat ecologisch netwerk.
realisering nagestreefde situatie Het karakter en de herkenbaarheid van de singels wordt behouden door de bomenrij aaneengesloten te houden en één soort per singel te gebruiken. De bermen worden als gazon beheerd, gezien de ligging bij de klassieke parken (zie paragraaf 4.6, parken in Gouda). Waar de bomen in verharding staan, doet zich hetzelfde probleem voor als bij 5.2.2. beschreven. De vermindering van het probleem wordt dan ook op dezelfde wijze gezocht.
5.2.4 achtergrachten huidige situatie Achtergrachten hebben een smal asymmetrisch profiel. Er staan weinig bomen en de watergang heeft meestal aan weerszijden stenen kades. Op de stenen kades zijn muurplanten aanwezig. Aan één zijde van de watergang is een weg aanwezig die onder andere gebruikt wordt voor het bevoorraden van winkels en bedrijven. De andere zijde bestaat deels uit verharding en deels uit stadstuinen. Omdat deze grachten aan de achterkant gesitueerd zijn, bestaat het gevaar dat ze
groenstructuurplan 2007 - 2015
29
verwaarloosd raken waardoor een armoedig karakter kan ontstaan.
Achtergracht.
Muurplanten.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: de achtergrachten zijn herkenbare structuren in de stad en zijn goed onderhouden.
realisering nagestreefde situatie Het karakter en de herkenbaarheid blijven behouden en verwaarlozing wordt voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door als gemeente voor een goede inrichting te zorgen en particulieren te stimuleren tot eenzelfde aanpak van hun tuin/erf. Muurplanten houden goede kansen om zich te vestigen en te overleven, omdat stenen kades niet worden afgespoten.
5.2.5
overige singels en wegen huidige situatie
Dit zijn onder andere de singels die voorheen dorps- en burgersingels werden genoemd. Deze singels liggen in de woonwijken. In de vooroorlogse wijken ligt aan beide zijden van de watergang een (smalle) weg. Aan de waterkant staan bomenrijen (elzen, populieren, linden, platanen en moeraseiken). Auto’s worden geparkeerd aan de zijde van de huizen langs de singel. In de wijken uit de jaren vijftig en zestig grenst vaak aan één zijde van de watergang bebouwing en aan de andere zijde een brede verkeersweg. Tussen het water en de verOverige singels. harding of bebouwing is veel ruimte aanwezig waarin pleksgewijs bomen, struiken, sierheesters en gazons voorkomen. Verder zijn er singels van latere data. Deze kunnen in de wijken of tussen de wijken liggen. Het profiel is zeer gevarieerd. De watergangen zijn veelal beschoeid, maar kunnen ook een kade of een natuurvriendelijke oever hebben. De bermen variëren van smal tot vrij breed. Er kunnen bomen, struiken, sierheesters, gazon of bloemrijk grasland in voorkomen.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: het profiel en de aanwezige begroeiing sluit aan bij de functie van de weg: agglomeratieve weg, lokale en verzamelweg of bestemmingsweg. Agglomeratieve wegen hebben een breed profiel met een aaneengesloten bomenrij, sierbeplanting komt in de berm niet voor. De berm is een extensief beheerde grazige berm en de watergang heeft natuurvriendelijke oevers. Deze wegen maken onderdeel uit van zowel de bomenstructuur (hoofdstructuur) als het droog ecologisch netwerk. De watergang maakt soms onderdeel uit van het nat ecologisch netwerk. Lokale en verzamelwegen hebben een wat smaller profiel met een aaneengesloten bomenrij. In de
30
groenstructuurplan 2007 - 2015
berm komt beplanting zeer beperkt voor; het gras in de berm kan frequent gemaaid of extensief beheerd worden. De watergang heeft beschoeide oevers of natuurvriendelijke oevers. De wegen maken veelal onderdeel uit van de bomenstructuur. De bestemmingswegen hebben een smal profiel met beschoeide oevers of kades. Bomen komen in verschillende vorm in de berm voor. Verder komen er in de berm vooral beplantingen of gazons voor.
realisering nagestreefde situatie Voor de realisering van de nagestreefde situatie is het belangrijk om te bepalen welke functie een bepaalde weg heeft (mobiliteitsvisie in ontwikkeling). Deze is doorslaggevend voor de inrichting met bomen, beplanting en bermen en het daarbij behorende beheer.
5.3 gebieden in gouda 5.3.1
centrum
huidige situatie In het centrum is een duidelijke bomenstructuur aanwezig waarbij de bomen de ligging van de grachten markeren. Verder zijn er verspreid in het centrum solitaire bomen aanwezig. De bomen hebben in veel gevallen een boomspiegel waarin onder andere bodembedekkers voorkomen. Verder bestaat het groen vooral uit bloembakken, wisselperken, sierplantsoenen, stadsflora en muurplanten.
Verzorgd uiterlijk.
Goed onderhouden bloembakken.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: het openbare groen in het centrum heeft vooral een esthetische functie: herkenbaarheid van de binnenstad door een hoog niveau van verzorgdheid en keuze voor soorten met een hoge sierwaarde. De bomen langs de singels en grachten maken onderdeel uit van de bomenstructuur en hebben hiernaast een ecologische functie voor vogels (bijvoorbeeld als rust- of nestplaats), insecten (nectar) en vleermuizen (oriëntatie en verblijf). Naast bomen zijn sierplantsoenen, bloembakken en wisselperken aanwezig. De watergangen in het centrum hebben kades waarop muurplanten en stadsflora voorkomen (amerikaanse kruidkers, straatliefdegras, vijg en varens). Ze zijn voor handhaving en verspreiding afhankelijk van menselijk activiteiten in de stedelijke omgeving. Op plaatsen waar dit de veiligheid of de esthetische functie van het straatbeeld niet aantast, wordt aan deze soorten ruimte geboden. De singels maken onderdeel uit van het nat ecologisch netwerk.
realisering nagestreefde situatie De bomenstructuur in het centrum wordt gehandhaafd (zie bij stadsgrachten en stadssingels). Solitaire bomen worden geplaatst op bijzondere plekken. Hiervoor worden markante soorten gebruikt. Verder wordt uit esthetische overwegingen sierplantsoen aangelegd. Op bijzondere plaatsen, bijvoorbeeld de entrees van de stad (Bolwerk, Houtmansplantsoen, enzovoort) worden
groenstructuurplan 2007 - 2015
31
wisselperken behouden of aangelegd. Op plaatsen waar onvoldoende ruimte is voor sierplantsoen of wisselperken of waar dit uit praktisch of technisch oogpunt niet kan, worden bloembakken geplaatst. Alle groenelementen (sierplantsoen, bloembakken, wisselperken, enzovoort) worden onkruidvrij gehouden, zodat ze een verzorgd uiterlijk hebben. Muurplanten houden goede kansen om zich te vestigen en te overleven door afspuiten na te laten. Het beleid om geen herbiciden te gebruiken, is voortgezet.
5.3.2 woonwijken huidige situatie In de wijken komt een grote variatie voor aan groentypen. Langs de lokale en verzamelwegen staan rijen bomen, deze zijn soms onderbroken. Verspreid in de wijk staan solitaire bomen. De bomen hebben in veel gevallen een boomspiegel. Een deel van het groen maakt een rommelige indruk, soms door het ontbreken van eenduidig beheer of door achterstallig onderhoud, soms door activiteiten van bewoners.
Gazon met sierplantsoen.
Speelvoorzieningen.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: het openbare groen in de wijken heeft deels een gebruiksfunctie en deels een esthetische functie; herkenbaarheid van de wijk, trapveldjes en speelplaatsen. Het groen kan hiernaast een ecologische functie vervullen, maar deze functie speelt in de wijken een zeer bescheiden rol. Langs de lokale en verzamelwegen staan (aaneengesloten) bomenrijen zodat deze wegen duidelijk herkenbaar zijn en onderdeel uitmaken van de bomenstructuur. Op bijzondere plekken in de wijk staan solitaire bomen als daar ook in de toekomst voldoende ruimte is voor volwaardig uitgegroeide bomen. In de wijken komt verder een groot aantal begroeiingstypen voor: bosschages, struweel, hagen, sierplantsoenen, gazons, extensief beheerd grasland, ruigtes en watergangen met al dan niet harde oevers. Groen met een natuurlijk karakter komt vooral voor aan de buitenranden van de wijk of in de bredere groenzones. Bosschages en struwelen hebben een natuurlijk karakter (bij voorkeur geen cultuurgewassen), maar hierin komen wel vooral attractieve soorten voor. Extensieve graslanden en ruigtes zijn kruidenrijk.
realisering nagestreefde situatie Voor de verschillende groentypen moeten eenduidige keuzes worden gemaakt die samenhangen met de locatie en de functie van het groen. Hagen, sierbeplantingen en gazon worden, op beperkte schaal, verspreid in de wijk behouden of aangelegd en worden intensief onderhouden. Het groen met een natuurlijk karakter wordt extensief beheerd. De realisering zal in een beheerplan per wijk in overleg met wijkteams en bewoners worden uitgewerkt.
32
groenstructuurplan 2007 - 2015
5.3.3 bedrijventerreinen huidige situatie Er is weinig groen op de bedrijventerreinen en het groen is sterk versnipperd.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: het openbare groen op bedrijventerreinen is beperkt. Het heeft vooral een esthetische functie en daarnaast een recreatieve functie voor medewerkers van kantoren en bedrijven in met name de lunchpauze. In de bermen van de belangrijke Verzorgd groen op bedrijventerrein. toegangswegen zijn rijen bomen aanwezig waarbij per weg voor één soort wordt gekozen. De bomenrijen langs deze wegen maken onderdeel uit van de bomenstructuur. Langs de overige wegen komen bomen voor van een andere orde. Het overige groen op het bedrijventerrein heeft een verzorgd en zakelijk aanzien met sierplantsoen en gazon. Groen met een natuurlijk karakter, zoals extensief beheerde graslanden, ruigtes en beplantingen, komt vooral aan de buitenranden voor. Ecologische bermen en natuurvriendelijke oevers zijn onderdeel van het droog en nat netwerk.
realisering nagestreefde situatie De groenelementen op het bedrijventerrein (sierplantsoen, gazon) vergen een intensief beheer, zodat het verzorgde karakter in stand blijft. Het groen met een natuurlijk karakter wordt extensief beheerd. Bij nieuw te ontwikkelen of te revitaliseren bedrijventerreinen moeten in een vroeg stadium de mogelijkheden voor groene elementen op het terrein bekeken worden en moet bekeken worden of aansluiting met of tussen andere groene gebieden mogelijk is. Het beeldkwaliteitsplan Goudse Poort kan als voorbeeld worden gebruikt.
5.3.4 parken in het stedelijk gebied van gouda huidige situatie De klassieke parken in Gouda zijn het Van Bergen IJzendoornpark, Regentesseplantsoen, Houtmansplantsoen en Vroesenpark. De nadruk ligt hier op gecultiveerde beplantingen. Daarnaast zijn het Atlantispark en het Groenhovenpark voorbeelden van andere parken in Gouda. Bij verschillende beplantingen in de parken is een combinatie van gebiedseigen, gebiedsvreemde en gecultiveerde soorten gebruikt. Er is noch binnen de parken, noch binnen afzonderlijke beplantingen een duidelijke keuze gemaakt tussen natuurlijke of gecultiveerde beplanting.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: in het algemeen zijn de parken in Gouda groene ruimtes die in of tussen de wijken liggen. Ze zijn als grotere groengebieden belangrijke elementen in het droog
Voorzieningen in park.
groenstructuurplan 2007 - 2015
Waterpartij in klassiek park.
33
ecologisch netwerk. De parken hebben zowel een gebruikswaarde als een landschappelijke en ecologische waarde. De parken worden gebruikt door omwonenden voor een ommetje, door kinderen om te spelen en voor sportieve activiteiten. Er zijn voorzieningen als bankjes, picknicktafels en/of speeltoestellen aanwezig. Er is ruimte voor kleinschalige publieke evenementen. Soms ligt een verhard fietspad door het park. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met toegankelijkheid voor mensen met een beperking. In ecologisch opzicht zijn de parken stapstenen voor in de stedelijke omgeving voorkomende fauna als kleine zoogdieren (egels, muizen), vogels, amfibieën en insecten (bijen, vlinders). De dieren kunnen zich van stapsteen naar stapsteen verplaatsen, bij voorkeur via ecologische netwerken. De parken vormen ook het brongebied voor deze soorten in de wijken. In de klassieke parken is gecultiveerde beplanting de standaard (sierplantsoen, gazon, inheemse en exotische bomen, eventueel wisselperken). Op markante plaatsen staan attractieve, solitaire bomen. Verder komt in de parken een groot aantal begroeiingstypen voor. Voor de andere parken wordt het volgende nagestreefd. Binnen deze parken (met uitzondering van de klassieke parken) is er onderscheid tussen natuurlijk en gecultiveerd: meer gecultiveerd op plaatsen waar veel publiek komt en bij de entrees; meer natuurlijk op enige afstand (meer dan 20 meter) van deze plekken. Door toegepast sortiment en beheer is deze zonering duidelijk herkenbaar. Van de beplantingen heeft 25 tot 50% vooral een natuurlijk karakter en draagt bij aan de ecologische functie. Het beplantingssortiment is geënt op de bodemkundige situatie (klei-op-veen). Er zijn natuurlijke overgangen tussen beplantingen en graslanden door middel van mantels en zomen. Hieraan grenzend zijn bloemrijke extensief beheerde graslanden aanwezig. Van de beplantingen heeft 50 tot 75% een gecultiveerd karakter met een gevarieerd en kleurrijk beeld. De beplantingssoorten kunnen zowel gebiedseigen als gecultiveerd of gebiedsvreemd zijn, belangrijk is dat ze attractief zijn. Deze beplantingen grenzen direct aan gazons (geen mantel/zoom). De gazons hebben zowel een esthetische functie als een gebruiksfunctie (speelveld). De waterpartijen maken onderdeel uit van het nat ecologisch netwerk. Ze hebben, naast de waterbergende functie, zowel een esthetische als een ecologische functie. Natuurvriendelijke oevers liggen in principe aan de zonzijde van waterpartijen, aan de schaduwzijde zijn zo nodig traditionele harde oevers aanwezig. De realisatie van de natuurlijke beplantingen zal enige tijd kosten en daarom zal de nagestreefde situatie in 2015 gedeeltelijk gerealiseerd zijn, op langere termijn wordt de nagestreefde situatie volledig gerealiseerd.
realisering nagestreefde situatie Per park wordt vastgesteld wat het aandeel gecultiveerd en wat het aandeel natuurlijk groen is en wat de recreatieve functie is. Vervolgens wordt per beplanting bepaald of het een natuurlijk karakter dan wel gecultiveerd karakter krijgt. Bij een natuurlijk karakter wordt gekozen voor gebiedseigen soorten (zie bijlagen II en III): bij nieuwe aanplant worden gebiedseigen soorten toegepast, bij voorkeur met lokale herkomst. Bij bestaande beplantingen worden uitheemse soorten al dan niet in fases verwijderd en wanneer nodig vervangen door gebiedseigen soorten. Het beheer van de beplanting is extensief. Waar voldoende ruimte is worden natuurlijke overgangen ontwikkeld. Bij een gecultiveerd karakter wordt voor attractieve soorten gekozen; bloei, bladkleur en vruchten zijn belangrijk. Verder is het beheer intensief. De realisering wordt uitgewerkt in een beheerplan voor de betreffende wijk of een beheerplan alleen voor het betreffende park.
34
groenstructuurplan 2007 - 2015
5.3.5 parken aan de rand van gouda huidige situatie De stadsparken aan de rand van Gouda zijn robuuste groene overgangsgebieden tussen de stad en het buitengebied; veelal veenweidegebied. Dit zijn de Groene Wal, Noorderhout, Omloopkade, het Steinse Groen, het Gouds Geschenk en Baden Powellplantsoen. Er zijn parken die voldoen aan de nagestreefde situatie van een park met een natuurlijk karakter. Er zijn echter ook parken die deels hieraan voldoen en waar het natuurlijk karakter verbeterd kan worden. In deze parken komen gebiedsvreemde soorten naast gebiedseigen soorten voor en/of zijn overgangen niet natuurlijk.
Natuurlijk karakter.
Voorzieningen in natuurlijke omgeving.
nagestreefde situatie (2015) De na te streven situatie in 2015 is: de parken hebben een duidelijke gebruiksfunctie, waarbij het natuurlijke karakter de boventoon voert. Ze zijn als grote groengebieden belangrijke elementen in het droog ecologisch netwerk. De parken worden door de Gouwenaren gebruikt om te wandelen en uitgebreid te recreëren. Daarom zijn er voorzieningen als bankjes en picknicktafels. Speelvoorzieningen zijn in beperkte mate aanwezig, aangepast aan het natuurlijke karakter van deze parken. Er zijn onverharde en halfverharde paden aanwezig, die gezien het karakter van deze gebieden niet allemaal toegankelijk zullen zijn voor mensen met een beperking. Verharde fietspaden zijn aan de randen aanwezig. Het natuurlijke karakter komt tot uiting in de begroeiingstypen: bosschage, struweel (mantel), vlinderranden (zoom), kruidenrijk grasland en natuurvriendelijke oevers. De beplantingen bestaan uit gebiedseigen soorten en hebben natuurlijke overgangen naar graslanden via struweel (mantels) en vlinderranden (zomen). De graslanden zijn door het extensieve beheer kruidenrijk. De waterpartijen maken onderdeel uit van het nat ecologisch netwerk. Ze hebben natuurvriendelijke oevers. Door het natuurlijke karakter zijn de parken een leefgebied voor verschillende soorten kleine zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en insecten. De parken zijn daarmee het brongebied voor de stadsnatuur van Gouda.
realisering nagestreefde situatie Per park worden de recreatiefuncties en het natuurlijke karakter uitgewerkt. Het natuurlijke karakter wordt verbeterd door tijdens het reguliere dunningsbeheer de gebiedsvreemde soorten gericht te benadelen ten opzichte van gebiedseigen soorten. Voor nieuwe aanplant worden altijd gebiedseigen soorten gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met bodemsamenstelling en drooglegging. Waar voldoende ruimte is, worden natuurlijke overgangen gevormd (mantel, zoom, natuurvriendelijke oevers). De realisering wordt uitgewerkt in beheerplannen voor de betreffende stadsparken.
groenstructuurplan 2007 - 2015
35
36
groenstructuurplan 2007 - 2015
6
zelfwerkzaamheid
De gemeente hecht belang aan betrokkenheid van bewoners bij het bereiken van de doelstellingen uit dit groenstructuurplan. Door zelfwerkzaamheid van bewoners kan de betrokkenheid waarschijnlijk optimaal ingevuld worden. Het openbaar groen wordt dan een gedeelde zorg en plezier van gemeente en inwoners. Op het moment komen in Gouda verzoeken voor zelfbeheer op beperkte schaal voor en worden deze verzoeken ad hoc beantwoord. Uit ervaringen van andere gemeenten (zie bijlage IV) blijkt dat zelfwerkzaamheid door bewoners geen bezuinigingsmaatregel is. Er zijn weliswaar minder betaalde uren nodig voor uitvoering van beheer- en onderhoudswerkzaamheden. Maar daar staan meer betaalde uren begeleidingswerk tegenover, levering en gebruik van materialen, deskundige instructie, motivering, aanspreekpunt voor vragen, soms speciale vrijwilligersdagen, enzovoort. Zelfbeheer werkt het beste als bewoners zelf met het voorstel komen. Participatie van een landschapsbeheerder of beheergroep uit de wijk zorgt verder voor continuïteit. Eén aanspreekpunt voor het beheer van openbaar groen door bewoners schept duidelijkheid en overzichtelijkheid naar bewoners en naar de gemeente. Het beheer van groen dichtbij de voordeur heeft de meeste kans van slagen, omdat daar de betrokkenheid groot is. Niet alle groenelementen zijn dus geschikt voor beheer door bewoners en daarom wordt in de volgende alinea’s aangegeven hoe de kansen voor zelfbeheer in de verschillende gebieden zijn. Van de Goudse profielen bieden de veenlinten en achtergrachten mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid. In de veenlinten zijn mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid van aanwonenden als er knotbomen in de bermen staan. Deze kunnen onder regie van de gemeente of een externe beheerorganisatie (bijvoorbeeld IVN) geknot worden door aanwonenden. Omdat de berm zelf een belangrijke rol speelt bij de verkeersveiligheid is zelfwerkzaamheid hier niet wenselijk. De achtergrachten bieden mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid in de stadstuinen en in de ruimtes achter de winkel- en bedrijfspanden waar deze openbaar toegankelijk zijn. Voor de overige Goudse profielen (stadsgrachten, stadssingels en de overige singels en wegen) worden geen mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid gezien. In het centrum zijn voor initiatieven van winkeliers/winkeliersvereniging en bewoners in het onderhoud van het openbare groen mogelijkheden bij het onderhoud aan bloembakken, wisselperken, sierplantsoen en boomspiegels. Omdat in het centrum een constant hoog netheidsgehalte met een intensief beheer wordt nagestreefd worden aan deze zelfwerkzaamheid duidelijke voorwaarden gesteld. Het groen in een winkelstraat dient bijvoorbeeld één geheel te blijven. Daarnaast bieden boomspiegels goede mogelijkheden voor individuele initiatieven. In de woonwijken zijn er veel mogelijkheden voor initiatieven van bewoners in het onderhoud van het openbare groen. Vooral het onderhoud aan sierplanten en speelplaatsen biedt goede mogelijkheden voor gezamenlijke activiteiten van bewoners in een buurt. Verder zijn er mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid bij groen dat grenst aan tuinen of woningen (indien dat groen niet voor uitgifte in aanmerking komt). Voor bedrijventerreinen biedt parkmanagement mogelijkheden voor actieve betrokkenheid van de gevestigde bedrijven. De Goudse Poort is op dit punt een goed voorbeeld. Er is een organisatiestructuur opezet en een parkmanager aangesteld. Het parkmanagement richt zich hier onder meer op de naleving van onderhoudsafspraken van openbare en private terreinen. De parken in Gouda en aan de rand van Gouda bieden vooral mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid bij duidelijk afgebakende, eenmalige of jaarlijkse projecten. Voorbeelden hiervan zijn het knotten van bomen, het aanleggen van rillen of het weghalen van zwerfvuil. Bij dergelijke werkzaamheden zal de regie bij de gemeente of een externe organisatie (bijvoorbeeld IVN wijkteam) liggen.
groenstructuurplan 2007 - 2015
37
Om zelfwerkzaamheid goede kansen te bieden, wordt onderzocht welke ondersteuning op structurele basis de gemeente daarbij kan bieden. Een budgetneutrale aanpak is uitgangspunt; uitgespaarde budgetten voor beheer en onderhoud kunnen worden ingezet voor begeleiding van vrijwilligers. Bij uitwerking van het voorstel voor zelfwerkzaamheid worden de wijkteams betrokken.
38
groenstructuurplan 2007 - 2015
7
financiën
uitvoering Uitvoering van het Groenstructuurplan is mogelijk door de gewenste omvorming van beplantingen uit hoofdstuk 5 mee te nemen bij uitvoering van grootschalig onderhoud. Door veranderingen in de groene inrichting kunnen op de ene locatie de kosten voor onderhoud en beheer verminderen waardoor op een andere locatie de kosten kunnen toenemen. In het kader van het proces OptimaForma zijn de uitvoerende werkzaamheden ten behoeve van beheer en onderhoud met ingang van 1 januari 2006 uitbesteed aan Cyclus; voor openbaar groen zijn de werkzaamheden door Cyclus vervolgens opgedragen aan Promen. Bij deze uitbesteding is van de gemeente aan Cyclus het beschikbare budget verminderd met 10% van € 4,3 miljoen naar € 3,9 miljoen in de verwachting dat door een hogere efficiëntie kostenvoordeel te behalen is. De cijfers zijn terug te vinden in de programmabegroting 2006-2009.
finaiciële compensatie voor bomen Onder paragraaf 4.2 is de financiële compensatie herplanting bomen opgenomen om het aantal bomen in Gouda op peil 2006 te houden. De compensatie zal gevraagd worden voor bomen die onvermijdelijk gekapt moeten worden en die niet ter plekke of in de directe nabijheid door herplant vervangen kunnen worden. De compensatie kan aangewend worden voor herplant van bomen elders in de stad of voor extra maatregelen naast het normale beheer om bomen een groeiplaats met betere mogelijkheden voor de toekomst te bieden. Deze financiële compensatie voor een te kappen boom zal bij grotere planontwikkelingen worden toegepast maar niet voor particuliere tuineigenaren. De toepassing van een financiële compensatie vraagt een aanpassing van de bomenverordening.
groenstructuurplan 2007 - 2015
39
40
groenstructuurplan 2007 - 2015
literatuur • • • • • • • • • • •
Gemeente Gouda, 1995. Nota Natuurlijk Groenbeheer - Gemeente Gouda, Gouda. Alterra, 2003. Databank Gemeentelijk Groenbeheer - Alterra, Wageningen. De Groene Ruimte, 2005. Evaluatie beheer beplantingen gemeente Gouda - De Groene Ruimte, Wageningen. De Groene Ruimte, 2005. Evaluatie bermbeheer gemeente Gouda - De Groene Ruimte, Wageningen. Gemeente Gouda, 1991. Groenstructuurplan - Gemeente Gouda, Gouda. Gemeente Gouda, 1996. Bomennota - Gemeente Gouda, Gouda. Gemeente Gouda, 2003. Bomenverordening - Gemeente Gouda, Gouda. Gemeente Gouda, 2005. Kwaliteitsplan Openbare Ruimte (KOR) deel A, B en C - Gemeente Gouda, Gouda. Gemeente Gouda, 2002. Waterplan Gouda - Gemeente Gouda, Waterschap, Wilck & Wiericke. Hoogheemraadschap van Rijnland. Hoogheemraadschap van Schieland, Gouda. Gemeente Gouda, 2005. Inventarisatie Goudse muurplanten - Gemeente Gouda, Gouda. Gemeente Gouda, 2005. Beeldkwaliteitsplan Goudse Poort - Gemeente Gouda, buro Lubbers.
groenstructuurplan 2007 - 2015
41
bijlage I
samenvatting
In de onderstaande tabel is de uitwerking per gebiedstype (zie hoofdstuk 5) samengevat. De huidige situatie, de nagestreefde situatie in 2015, de realisering en de mogelijkheden voor zelfwerkzaamheid en kostenbesparing worden weergegeven. Tenslotte is ook een overzicht van overige maatregelen toegevoegd.
huidige situatie
veenlinten
stadsgrachten
stadssingels
achtergrachten
overige singels en wegen
centrum
nagestreefde situatie (2015)
realisering
zelfwerkzaamheid • knotten van bomen
• smalle wegen • aan weerszijden van de weg sloten met eventueel (rijen) knotwilg of els • smalle bermen, extensief beheerd
• herkenbare structuren van het oorspronkelijke veenwei- • verkavelingsstructuur beschermen; beheerplan delandschap opstellen gericht op vooral de openbare ruimte • bermen vrijhouden van beplanting en extensief beheren
• watergang met kades • muurplanten op de kademuren • aan weerszijden een weg • langs de kades staan bomenrijen
• herkenbare structuren in de stad • bomenrijen zijn visueel aaneengesloten • op de kades zijn muurplanten aanwezig
• bomen onderling op gelijke afstand aanplanten • langs één gracht, één boomsoort en alle bomen zoveel mogelijk van dezelfde leeftijd • door de kades niet af te spuiten krijgen muurplanten een kans
• geen mogelijkheden
• buitenzijde: rij bomen en verkeersweg voor doorgaand verkeer • binnenzijde: variabel, al dan niet met beplanting
• herkenbare structuren in de stad
• buitenzijde: bomenrij aaneengesloten houden • buitenzijde: langs één singel, één boomsoort gebruiken • binnenzijde: bermen als gazon beheren
• geen mogelijkheden
• watergang met meestal aan weerszijden kades • muurplanten op de kademuren • aan een zijde van de watergang is een weg; andere zijde van de watergang is verhard of stadstuin • weinig bomen
• herkenbare structuren in de stad
• stadstuinen • verzorgde inrichting • stimulering particulieren tot verzorging van tuin/erf • onderhoud ruimtes achter winkels en bedrijfspanden • door de kades niet af te spuiten krijgen muurplanten een kans
• opbouw zeer variabel, afhankelijk van periode van aanleg • breedte berm varieert van smal tot vrij breed • er kunnen bomenrijen, bomen, struiken, sierheesters en gazons aanwezig zijn • oevers zijn beschoeid, hebben kades of zijn natuurvriendelijk
• agglomeratieve wegen: breed profiel, aaneengesloten bomenrij, extensief gemaaide berm, watergang met natuurvriendelijke oevers • lokale en verzamelwegen: smaller profiel, aaneengesloten bomenrij, extensief gemaaide berm (weinig beplanting), watergang met beschoeiing of natuurvriendelijke oevers • bestemmingswegen: smal profiel, bermen met beplanting of gazon, met bomen, watergangen beschoeid of met een kade.
• functie van de singels en wegen bepalen • inrichting aan de hand van de functie zonodig omvormen
• geen mogelijkheden
• duidelijke bomenstructuur • verspreide solitaire bomen • boomspiegels met bodembedekkers • bloembakken • wisselperken • sierplantso en • stadsflora • muurplanten
• hoog niveau van verzorgdheid, soorten met een hoge sierwaarde • watergangen met kades • ruimte voor stadsflora en muurplanten
• bomenstructuur handhaven • solitaire bomen markeren bijzondere plekken; gebruikmaken van markante soorten • sierplantsoen vanuit esthetisch oogpunt, intensief beheren • op bijzondere plaatsen wisselperken, intensief beheren • bloembakken waar onvoldoende ruimte is voor wisselperken of sierplantsoen, intensief beheren • door de kades niet af te spuiten krijgen muurplanten een kans
• bloembakken; onder voorwaarden • wisselperken; onder voorwaarden • sierplantsoen; onder voorwaarden • boomspiegels
groenstructuurplan 2007 - 2015
43
huidige situatie
realisering
zelfwerkzaamheid
• grote variatie aan groentypen • soms een rommelige indruk
• bomenrijen markeren de lokale en verzamelwegen • voor de groentypen eenduidige keuzes maken die • bij voldoende ruimte markeren solitaire bomen bijzonsamenhangen met de locatie en de functie dere plekken in de wijk • sierbeplantingen en gazons op beperkte schaal • groentype sluit aan bij de functie van het groen; groen toepassen en intensief beheren met een natuurlijk karakter aan de randen van de wijk of in de bredere groenzones, groen met een gecultiveerd karakter in de wijk en bij de speelterreinen
• mogelijkheden voor gezamenlijke activiteiten buurt: sierbeplantingen, speelplaatsen • mogelijkheden voor individuele activiteiten: groen grenzend aan woning of tuin
• weinig groen • sterk versnipperd
• sierplantsoen en gazon worden intensief beheerd • bomenrijen markeren de ontsluitingswegen; per weg • groen met een natuurlijk karakter wordt extensief één soort • sierplantsoen en gazon hebben een verzorgd en zakelijk beheerd • bij nieuwe ontwikkelingen of herinrichtingen de uiterlijk mogelijkheden voor meer groen benutten • natuurlijk groen komt aan de buitenranden voor • bij nieuwe ontwikkelingen of herstructurering is ruimte geboden aan ecologisch groen; vooral wanneer er aansluiting plaatsvindt met andere groene gebieden
• vooral mogelijkheden in de vorm van parkmanagement
• beplantingen zijn een combinatie van gebieds-eigen, gebiedsvreemde en gecultiveerde soorten • in de klassieke parken ligt de nadruk op gecultiveerde beplantingen • een duidelijke keuze voor natuurlijk of gecultiveerd ontbreekt voor de andere parken
• per park in een beheerplan vaststellen welk deel • klassieke parken hebben een gecultiveerd welk karakter krijgt karakter en een relatief hoog onderhouds• bij natuurlijk karakter kiezen voor gebieds-einiveau gen soorten, natuurlijke overgangen en extensief • in de andere parken sluit de keuze van beplanting aan beheer bij de functies binnen het park, gecultiveerd bij inten• bij gecultiveerd karakter kiezen voor attractieve sief gebruikte delen als trapveldjes en speeltoestellen, soorten, harde overgangen en intensief beheer natuurlijk bij extensief gebruikte delen waar vooral gewandeld wordt • op markante plaatsen staan solitaire bomen, aansluitend op de functie zijn voorzieningen aanwezig: bankjes, picknicktafels, speeltoestellen • waterpartijen hebben deels bij voorkeur een natuurlijke oever en zonodig een traditionele oever
• eenmalige of jaarlijkse projecten onder regie, zoals knotten, rillen aanleggen of opruimen van zwerfvuil
• robuuste groene overgangsgebieden tussen stad en buitengebied • parkeren hebben geheel of gedeeltelijk natuurlijk karakter • gebiedsvreemde naast gebiedseigen boom- en plantensoorten • overgangen zijn niet altijd natuurlijk van aard
• natuurlijk karakter voert de boventoon • parken hebben een duidelijke gebruiksfunctie voor recreatie • vormen belangrijke onderdelen van het droog ecologisch netwerk • waterpartijen vormen onderdeel van het nat ecologisch netwerk • speelvoorzieningen beperkt aanwezig en natuurlijk van karakter • begroeiïngstypen met een natuurlijk karakter en natuurvriendelijke oevers • gebiedseigen beplantingen en kruidenrijke graslanden • parken vormen brongebied voor stadsnatuur van Gouda
woonwijken
bedrijventerreinen
parken in gouda
parken aan de
nagestreefde situatie (2015)
rand van gouda
groenstructuurplan 2007 - 2015
44
• per park een beheerplan opstellen • recreatiefuncties en natuurlijk karakter in dit beheerplan uitwerken • bij reguliere dunning gebiedsvreemde soorten benadelen • bij nieuwe aanplant kiezen voor gebiedseigen soorten, rekening houdend met grondsoort en drooglegging • bij voldoende ruimte natuurlijke overgangen vormen
• eenmalige of jaarlijkse projecten onder regie, zoals knotten, rillen aanleggen of opruimen van zwerfvuil
groenstructuurplan 2007 - 2015
45
bijlage I invoegen (3x A3 pagina’s) + 1 achterzijde linkerpagina
46
groenstructuurplan 2007 - 2015
bijlage II
gebiedseigen soorten
gebiedseigen* bomen in laagveengebied en klei-op-veengebieden • • • • • • • •
Appel Boswilg Gewone es Gladde iep Peer Ratelpopulier Ruwe berk Schietwilg
• • • • • • •
Witte els Wilde lijsterbes Zachte berk Zoete kers Zomereik Zwarte els Zwarte populier
gebiedseigen* struiken in laagveengebied en klei-op-veengebieden • • • • • • • • • • • •
Bindwilg Bittere wilg Bosbraam Dauwbraam Eenstijlige meidoorn Egelantier Gelderse roos Gele kornoelje Geoorde wilg Gewone vlier Gewone vogelkers Grauwe wilg
• • • • • • • • • • • •
Hazelaar Hazelaarbraam Hondsroos Katwilg Kraakwilg Kruipwilg Laurierwilg Mispel Sleedoorn Sporkehout Tweestijlige meidoorn Wilde gagel
* Deze soorten komen van nature voor in de omgeving van Gouda.
groenstructuurplan 2007 - 2015
47
48
groenstructuurplan 2007 - 2015
bijlage III karakteristieke kruidensoorten karakteristieke kruiden voor laagveen- en klei-op-veengebieden* • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Dotterbloem Duizendblad Echte koekoeksbloem Fluitenkruid Geknikte vossenstaart Gewone margriet Gewone paardenbloem Gewone rolklaver Gewone witbol Gewoon reukgras Glad walstro Grote ratelaar Hondsdraf Kale jonker Kamgras Kattestaart Kleine klaver Knoopkruid Koninginnenkruid Moerasrolklaver Moerasspirea Pastinaak Peen Pinksterbloem Rietorchis Scherpe boterbloem Smalle weegbree Veenwortel Veldlathyrus Watermunt Wolfspoot Zilverschoon Zwarte zegge
* Deze lijst is een indicatie welke soorten verwacht worden bij een ecologisch beheer. Hierbij moet vermeld worden dat de lijst niet compleet is.
groenstructuurplan 2007 - 2015
49
50
groenstructuurplan 2007 - 2015
bijlage IV zelfwerkzaamheid In deze bijlage worden de resultaten verwoord van het onderzoek dat door De Groene Ruimte is uitgevoerd naar ervaringen met zelfwerkzaamheid. Daarbij is gebruik gemaakt van literatuur, internet en vooral van mondeling verkregen praktijkervaringen van verschillende gemeenten en bewoners. De bevindingen hebben als basis gediend voor het onderdeel ‘Zelfwerkzaamheid’ van het Groenstructuurplan 2006.
doel Een hoofddoel van gemeenten voor het beheer van openbaar groen door bewoners is het verbeteren van de contacten tussen bewoners en tussen gemeente en bewoners. Ervaring leert dat beheer van openbaar groen door bewoners geen bezuinigingsmaatregel is. Bewoners beheren namelijk een relatief klein oppervlak openbaar groen en dat heeft een verwaarloosbare vermindering op het hele wijkbudget tot gevolg. Verder geven gemeenten aan dat het geld, dat normaal gesproken besteed wordt aan het onderhoud van het groen, nu wordt besteed aan een tegenprestatie voor bewoners. Bewoners bewust maken van het openbaar groen wordt een enkele keer genoemd als argument voor zelfbeheer. Eenmaal is het argument genoemd dat beheer door bewoners makkelijk is doordat bewoners de gemeente taken uit handen nemen. De gemeente Gouda staat zelfbeheer toe, omdat het een kwaliteitsverbetering van het openbaar groen oplevert en omdat bewoners er zelf om vragen.
houding De meeste gemeenten nemen een afwachtende houding aan; bij klachten of voorstellen van bewoners wordt de mogelijkheid tot zelfbeheer genoemd. Een enkele gemeente stimuleert het beheer van openbaar groen door bewoners door de mogelijkheid bekend te maken via informatiebulletins en -avonden. De gemeente Gouda neemt tot nog toe een afwachtende houding aan.
redenen bewoners Een belangrijke reden voor bewoners om groen te beheren is het in hun ogen te lage onderhoudsniveau van de gemeente. Als de gemeente een lage basiskwaliteit handhaaft, is het voor bewoners interessant om de kwaliteit te verhogen door zelf aan de slag te gaan. Het enthousiasme ontbreekt als de kwaliteit van het groenbeheer door de gemeente hoog ligt. Daarnaast kan het vergroten van het aandeel groen in de wijk of de wens naar een hogere sierwaarde (kwaliteitsverbetering) een reden zijn voor zelfbeheer. Verder is betrokkenheid, vooral bij binnentuinen, een belangrijke reden om te participeren in het beheer van openbaar groen. Bewoners van bovenwoningen blijken vaker geïnteresseerd te zijn in het beheer van openbaar groen door het ontbreken van een eigen tuin. Ecologisch beheer of soortenbescherming (idealisme) kan ook een reden zijn voor zelfbeheer.
start beheer door bewoners Er is een aantal ervaringen beschikbaar van projecten die voor 1980 opgestart zijn. De meeste projecten zijn echter na 1990 opgestart en tegenwoordig is zelfbeheer door bewoners een actueel onderwerp. Het beheer van openbaar groen door bewoners wordt in Gouda al enige jaren ad hoc en op beperkte schaal toegepast.
organisatie De gemeente blijft eindverantwoordelijk voor het openbaar groen. Daarom worden er contracten afgesloten of worden beheerplannen overlegd met de gemeente. In Gouda hebben wijkopzichters mondelinge overeenkomsten met bewoners over het beheer van een bepaald stuk openbaar groen. Sinds 2005 worden deze overeenkomsten opgespoord en in contracten vastgelegd, omdat veranderingen in de organisatie van de gemeente hiertoe noodzaken (pensionering en privatisering).
groenstructuurplan 2007 - 2015
51
inhoud contracten In de contracten staan afspraken over de rechten en plichten voor het onderhoud van bepaalde objecten. Verder kunnen uitzonderingen voor het beheer van bomen, afspraken over (schade aan) leidingen en kabels en uitzonderingen over het beheer van speeltoestellen opgenomen worden. Afspraken met betrekking tot de overname door medebewoners bij verhuizen kunnen ook in het contract opgenomen worden.
elementen Er zijn meerdere elementen en objecten die in aanmerking komen voor het beheer door bewoners. Deze elementen zijn onder andere plantsoenen, bloembakken, voortuinen, binnentuinen, boomspiegels, singels en geveltuinen. Het is belangrijk dat het openbaar groen dichtbij de voordeur van bewoners ligt, zodat er een grote betrokkenheid is bij het groen. Daarnaast is beheer mogelijk door bijvoorbeeld natuurverenigingen (Heemtuin Goudse Hout). Tenslotte zijn er incidentele beheeractiviteiten, vooral in het kader van natuur- en milieueducatie, zoals het samen met schoolkinderen hooien van groengebiedjes en knotten van wilgen.
tegenprestatie De gemeente kan een tegenprestatie aanbieden in de vorm van subsidies, wijkbudget, aanschaf bijzondere planten, faciliteren bij onderhoud, presentjes of andere financiële ondersteuning. Vooral bij grotere oppervlakten is het bieden van een tegenprestatie belangrijk om de continuïteit te waarborgen.
controle Controle van het beheer door bewoners wordt in de meeste gemeenten gedaan door de wijkopzichter tijdens de rondgang door de wijk. Een aantal keer per jaar investeren in het gezamenlijk onderhoud van het groen zorgt voor controle en een goede verhouding met de bewoners. Een derde mogelijkheid voor controle is schouwen; tijdens een rondwandeling door de wijk worden verschillende onderdelen besproken, waaronder het beheer van openbaar groen.
succes/faalfactoren Er worden meerdere factoren genoemd die bepalend zijn voor het slagen of falen van beheer van openbaar groen door bewoners. continuïteit Om de continuïteit van groenbeheer door bewoners in grotere projecten te waarborgen, is een voortrekker nodig. Dit kan opgevangen worden door stichtingen/wijkcommissies of participatie van bijvoorbeeld landschapsbeheer. Incidenteel is continuïteit van beheer door bewoners gewaarborgd door hen bij de aankoop van een huis te verplichten een bijdrage in een beheerpot voor het bijbehorende openbare gebied te storten. eigenschappen wijk De samenstelling van bewoners in de wijk wordt genoemd als belangrijke bepalende factor voor het slagen van beheer door bewoners. Vooral jonge stellen en tweeverdieners zijn minder betrokken bij de buurt. Verder wordt genoemd dat bewoners zelf met het initiatief moeten komen en niet opgelegd krijgen door de gemeente. Een andere ervaring is dat projecten met bijzondere doelstellingen (houden van dieren of verbouwen van groente) een grotere kans van slagen hebben dan projecten die te maken hebben met regulier onderhoud van openbaar groen. eigenschappen groen De ligging van het gebied is een bepalende factor; hoe dichter bij de voordeur, hoe meer betrokken bewoners zich voelen. Verder is het type onderhoud, bijvoorbeeld de moeilijkheidsgraad en de activiteiten, bepalend. Het kwaliteitsniveau dat de gemeente handhaaft en de grootte van het gebied zijn ook bepalend voor het slagen van zelfbeheer door bewoners.
52
groenstructuurplan 2007 - 2015
gemeente De beloning en waardering voor bewoners zijn factoren die de gemeente kan beïnvloeden. Eén aanspreekpunt voor het beheer van openbaar groen door bewoners zorgt voor overzichtelijkheid en duidelijkheid naar bewoners en naar de gemeente. Verder is het doel van de gemeente voor zelfbeheer bepalend; zelfbeheer levert weinig besparing in de kosten en kan daarom niet als bezuinigingsmaatregel werken.
conclusie en advies Groenbeheer door bewoners is geen bezuinigingsmaatregel, maar zorgt voor een verbetering van het contact tussen bewoners en tussen gemeente en bewoners. De gemeente kan een afwachtende houding aannemen of de mogelijkheid tot zelfbeheer kenbaar maken door eenmalig een informatiebulletin in de wijken te verspreiden. Zelfbeheer werkt het beste als bewoners zelf met het voorstel komen. Het beheer van groen dichtbij de voordeur heeft de meeste kans van slagen, omdat daar de betrokkenheid groot is. Een tegenprestatie is goed voor het contact en de continuïteit. Verder zorgt participatie van een landschapsbeheerder of beheergroep uit de wijk voor continuïteit. Eén ambtenaar (of Cyclusmedewerker) als aanspreekpunt voor het beheer van openbaar groen door bewoners schept duidelijkheid en overzichtelijkheid naar bewoners en naar de gemeente.
groenstructuurplan 2007 - 2015
53
54
groenstructuurplan 2007 - 2015
bijlage V
ecologisch beheer
1.1 uitgangspunten Ecologisch groenbeheer is een beheer dat tot doel heeft de ecologische waarden van een terrein te verhogen. Dit houdt in dat beheermethoden die het milieu schaden zoveel mogelijk achterwege worden gelaten en dat er aan meer planten en dieren levenskansen geboden worden. Kenmerken van ecologisch groenbeheer zijn ‘variatie’, ‘rust en continuïteit’ en ‘gefaseerd en gedifferentieerd beheer’.
variatie creëren Variatie kan tussen en binnen begroeiingstypen verkregen worden. Variatie tussen verschillende begroeiingstypen wordt verkregen door het creëren van natuurlijke overgangen. Behalve aan soorten die in een specifiek begroeiingstype leven, worden zo ook overlevingskansen geboden aan soorten die leven in overgangen tussen verschillende begroeiingstypen en aan soorten die meerdere typen nodig hebben om te overleven. Zo overwintert een aantal vlinders in struweel maar heeft bloemrijk hooiland nodig om voldoende nectar te vinden. Variatie binnen een begroeiingstype is belangrijk om het hele jaar door een geschikte habitat te zijn voor dieren. In soortenrijke hooilanden bloeien bijvoorbeeld het hele seizoen bloemen en daardoor kunnen insecten hier altijd nectar vinden.
rust en continuïteit Stabiele levensgemeenschappen zijn aangepast aan de omstandigheden van een plek. Het beheer is één van die omstandigheden. Verandering van beheer veroorzaakt nieuwe omstandigheden, waaraan de begroeiing zich moet aanpassen. Er zijn maar weinig soorten tegen veranderingen bestand en om ecologische waarden te ontwikkelen en te behouden is rust en continuïteit nodig, ook in het beheer. Een eenmaal ingesteld beheer moet dan ook niet onnodig veranderd worden. Zo is het gewenst een hooiland ieder jaar rond dezelfde datum te maaien en het maaisel af te voeren binnen acht dagen. Alle voorkomende planten hebben dan al zaad gevormd, zodat een stabiele, soortenrijke gemeenschap kan ontstaan.
gefaseerd en gedifferentieerd beheer Met ecologisch beheer wordt ondermeer een gedifferentieerd en gefaseerd beheer bedoeld, aangepast aan de ontwikkeling van het biotoop en de soorten die er voorkomen. Er ontstaat zo meer variatie in leefgemeenschappen in het terrein en alle ontwikkelingsstadia van die leefgemeenschappen zijn aanwezig. Dit is essentieel voor een stabiele situatie. Daarnaast kunnen planten- en diersoorten rust vinden en overleven op de delen van het terrein die jaarlijks ongemoeid worden gelaten. In het deel van het bloemrijk hooiland dat niet gemaaid wordt, kunnen bijvoorbeeld insecten overwinteren.
1.2. graslanden Er zijn twee typen ecologisch grasland; extensief beheerd grasland en ruigte. Het verschil tussen de twee typen zit in de frequentie van maaien. Het extensief beheerde grasland wordt regelmatiger gemaaid (niet geklepeld) dan ruigte. Bij extensief beheer grasland wordt de eerste maaibeurt uitgevoerd vanaf half juni tot en met uiterlijk half juli (na het broedseizoen). De tweede maaibeurt wordt in september tot half oktober uitgevoerd. Ruigte wordt eenmaal in de twee of drie jaar in september gemaaid. Bij elke maaibeurt wordt (op jaarlijks wisselende locaties) een deel van de totaal te maaien oppervlakte ongemoeid gelaten. In het overstaande gedeelte kunnen insecten in de zomer nog voedsel of in het najaar een overwinteringsplek vinden.
groenstructuurplan 2007 - 2015
55
Er dient bij voorkeur met geschikt materieel gemaaid te worden. Het materieel moet zo nodig een kleinschalige werkwijze mogelijk maken en weinig schade aan het insectenleven veroorzaken. Het maaisel moet in alle gevallen worden afgevoerd. Bij droog weer is het wenselijk dat het maaisel enige dagen (maximaal acht) blijft liggen. Zo kunnen de zaden narijpen en uit het maaisel vallen en kunnen insecten een goed heenkomen zoeken. Een bijkomend voordeel is dat het maaisel kan drogen; door de volume- en gewichtsvermindering zijn de kosten van het afvoeren lager. Bij nat weer dient het maaisel direct afgevoerd te worden.
1.3. beplantingen Structuurrijke beplantingen zijn van grote ecologische waarde. In bossen wordt weinig ingegrepen om natuurlijke processen de ruimte te geven. Wanneer bomen geen hinder veroorzaken, hoeven ze niet gesnoeid te worden en dood materiaal kan in het bos blijven liggen. Struwelen en bosplantsoen worden ontwikkeld door het maaien achterwegen te laten. Dit levert in de overgangsperiode een ruigte op die ecologisch waardevol is. Bovendien zijn zo ontstane houtige beplantingen doorgaans gevarieerder en stabieler dan aangeplante begroeiingen. Als er gekozen wordt voor aanplant om een sneller resultaat te verkrijgen, worden alleen inheemse soorten gebruikt. Structuurrijkdom wordt verkregen door de aanwezigheid van verschillende struik- en boomsoorten van verschillende leeftijden. Om er voor te zorgen dat struwelen en bosplantsoen niet uitgroeien tot bos, moeten ze teruggezet worden. Om de vakken ecologisch aantrekkelijk te houden voor verschillende diersoorten worden in de terug te zetten vakken delen ongemoeid gelaten. Dit deel kan tijdens de volgende beurt meegenomen worden, waarbij een ander deel blijft staan. Om de bodem niet te verrijken, wordt het snoeimateriaal afgevoerd. Een deel van de takken kan echter gebruikt worden voor het aanleggen van een houtril. De takken die daarvoor worden gebruikt, hebben een minimale dikte van drie centimeter. De houtril mag ook niet te groot worden. De lengte is maximaal zes meter, de breedte is maximaal twee meter en de hoogte maximaal anderhalve meter. Een eenmaal aangelegde houtril mag niet meer worden aangevuld. Alleen als de houtril verdwenen is, kan op die plaats weer een nieuwe worden aangelegd.
56
groenstructuurplan 2007 - 2015
groenstructuurplan 2007 - 2015
57