CONCEPT
Notulen van de deelnemersvergadering d.d. 14 juni 2005 Aanwezig:
Bestuursleden De heer J.H.M. Besselink De heer A.H.Th. Louwers De heer G.J. Mulders De heer G.W. van Reenen De heer A.C. van der Zwet Overige Mevrouw L. Katalanc De heer T. Kelder Mevrouw H. Koeleman Mevrouw D.A.B. Buijnsters
(voorzitter)
(Bureau Pensioenzaken) (Bureau Pensioenzaken) (Bureau Pensioenzaken) (Bureau Pensioenzaken)
En 100 overige deelnemers. Notuliste:
Mevrouw D.A.B. Buijnsters
Agenda
1. Opening 2. Notulen van de vergadering van 22 juni 2004 3. Verslag en Jaarrekening 2004 4. Goedkeuring Jaarrekening 5. ALM studie 2004 (premiestelling 2005 en verder) 6. Pensioenregeling 2006 7. Medezeggenschap ouderen 8. Rondvraag 9. Sluiting 1. Opening De heer Louwers opent om 16.45 uur de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Hij merkt op dat hij verheugd is met de hoge opkomst.
1 van 6
CONCEPT
2. Notulen van de vergadering van 22 juni 2004 De heer Van der Woude merkt op dat hij graag de namen van de vraagstellers vermeld ziet in de notulen. Voor deze vergadering wordt afgesproken dat vraagstellers eerst hun naam zullen zeggen. De notulen van de deelnemersvergadering van 22 juni 2004 worden vastgesteld. 3. Verslag en jaarrekening 2003 De heer Louwers geeft een korte toelichting op het jaarverslag en op de jaarrekening over 2004 (zie sheets). Hij staat onder andere stil bij de gevolgen van de nieuwe boekhoudregels (IFRS/IAS). De heer Mulders geeft een toelichting op het beleggingsbeleid en het spanningsveld met de eisen van DNB (De Nederlandse Bank). Tevens staat hij stil bij het Nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK) dat vanaf volgend jaar de waardering tegen marktwaarde verplicht stelt. Qua beleggingsprestatie is het Thales Pensioenfonds het achtste ondernemingspensioenfonds binnen het WM-Universum afgelopen jaar; dit is iets waar het bestuur zeer content mee is. Er worden vragen gesteld naar aanleiding van het jaarverslag 2004. • De heer Nijssing vraagt welke aandelen er door het pensioenfonds gekocht zijn. De heer Mulders geeft aan dat de vermogensbeheerders beslissen welke aandelen waar en wanneer gekocht worden. De richtlijn is dat de benchmark wordt verslagen. De heer Nijssing vraagt hoe star het beleggingsbeleid is. De heer Mulders geeft aan dat de verdeling in percentage in aandelen, obligaties en onroerend goed vast staat (binnen een kleine bandbreedte). • De heer Aanstoot vraagt waarom het premietotaal van de werkgever daalt, terwijl dat voor de werknemer stijgt ten opzichte van 2003. De heer Louwers geeft aan dat er in 2003 in het werkgeverdeel een aantal inkoopsommen zitten, die in 2004 niet voorkomen. De heer Kelder vult aan dat er in 2003 correcties op de premies hebben plaatsgevonden naar aanleiding van vergelijking van deelnemersbestanden. • De heer Van der Woude vraagt of hij naar aanleiding van de opmerkingen op pagina 18 en 26 mag concluderen dat de overgangsregeling van eindloon naar middelloon gaat vervallen en dat daar al rekening mee is gehouden in de balans. De heer Louwers geeft aan dat de minimum pensioengarantie volgend jaar mogelijk niet meer nodig is als de pensioenrichtdatum weer naar 65 jaar schuift. De accountant en de actuaris hebben een discussie gehad over de technische verwerking van de financiering van de overgangsregeling, resulterend in een tijdsevenredige opname ervan. De heer Kelder voegt hieraan toe dat in de presentaties rond de middelloonregeling aangegeven is dat toen de situatie van dát moment werd weergegeven, en dat er mogelijk veranderingen zaten aan te komen. De nieuwe regeling per 2006 zal ook weer een overgangsregeling kennen, voor degenen die nu 53-plus zijn. Hoe dit er exact uit zal zien, is door de bedrijfstak nog niet beslist. De heer Van der Woude wil graag opgetekend zien dat goedkeuring van de jaarrekening niet betekent dat hij het eens is met de gesuggereerde mogelijke wijzigingen in de pensioenregeling, zoals de opheffing van de minimum garantieregeling. 4. Goedkeuring jaarrekening 2004 De jaarrekening wordt goedgekeurd. 5. ALM studie 2004 (premiestelling 2005 en verder) Wellicht het meest belangrijke agendapunt: de premie. De heer Mulders geeft het verloop van de premie van de afgelopen jaren weer. In de jaren dat er sprake was van premiekorting werd 10% gevraagd terwijl 2 van 6
CONCEPT
er 19% nodig was. De premiekortingen werden mede ingegeven door het politieke klimaat. De regering wilde de reserves van de pensioenfondsen afromen. De buffers waren toen dermate groot dat de premiekorting volgens het bestuur gerechtvaardigd was. Voor 2003 werd de premie vastgesteld op 20%, terwijl de kostendekkende premie boven de 30% was. Door te anticiperen op de overgang naar een middelloonregeling wilde het bestuur te grote premieschommelingen voorkomen. Bovendien was de stijging van de premie enorm, van 10% naar 20%. In 2004 is door middel van een Asset Liability Management Studie (studie naar de ontwikkeling van de verplichtingen ten opzichte van de bezittingen) getracht inzicht te krijgen in de vraag of de premie voldoende was. De uitkomst was teleurstellend: de garantieregeling en de opheffing van het reservetekort vergen grote bedragen. Het gaf noodzaak tot het verhogen van de premie naar 25% in 2005. Dit onder het voorbehoud dat als de rendementen in 2005 tegenvallen, het opgebouwde tekort van 2005 in 2006 moet worden ingehaald. Dit is overigens ook wat DNB van ons eist. De heer Louwers voegt toe dat het pensioenfonds het niet slecht doet, mede door de forse ingrepen. Het bestuur is er voor alle belanghebbenden, en dient er voor te zorgen dat het fonds nu en in de toekomst gezond blijft. • De heer De Jong vraagt of de dekkingsgraad van 31-12 de bepalende factor is. De heer Mulders geeft aan dat de ALM-studie scenario’s laat zien waar je als pensioenfonds tegen bestand moet zijn. • De heer Aanstoot geeft aan dat in het getoonde voorbeeld met dekkingsgraadberekeningen op marktwaarde er een versterkingsfactor van 10 inzit bij dalende rente. Is dat ook zo bij stijgende rente? De heer Mulders geeft aan dat dat correct is. • De heer Mijnarends vraagt hoe wij (ten aanzien van dekkingsgraad) ten opzichte van andere fondsen presteren. De heer Louwers geeft aan dat er ten aanzien van dekkingsgraad geen ranking bij ons bekend is. De heer Mulders vult aan dat wat betreft de rendementen wij op de 8e plaats staan van Nederlandse fondsen. • De heer Aanstoot geeft aan dat de premie in de eerste jaren niet kostendekkend is geweest. En ook nu nog niet is. Hoe lossen we dit probleem op? De heer Mulders geeft aan dat we er nog niet zijn. Er ligt een herstelplan bij DNB en er zijn daardoor zaken die we niet mogen doen. We hebben nog een aantal jaren om naar de juiste dekkingsgraad te komen. Door middel van de assetmix (en dan voornamelijk de looptijd van de obligaties) willen we proberen minder gevoelig te zijn voor renteschommelingen, zodat de premie niet of minder hoeft te stijgen. De heer Louwers voegt toe dat we ook in de indexatie gelimiteerd zijn omdat we nog niet aan de vereiste dekkingsgraad voldoen. • De heer Kok vraagt of het feit dat Thales in de jaren ’90 met de helft in aantal werknemers is gedaald invloed heeft of heeft gehad op de huidige situatie. De heer Louwers geeft aan dat er daardoor minder actieve deelnemers zijn. Er wordt door die exdeelnemers ook geen pensioen meer opgebouwd. • De heer Stolp stelt dat je in algemene zin in twee jaar werken genoeg inkomen moet verdienen om daarna het derde jaar niet werkend door te kunnen brengen. 35% premie zou dan genoeg moeten zijn. Zijn conclusie is dat het pensioen niet zoveel kost, maar dat de (hoge) premie betaald moet worden om de buffers te vullen. De heer Louwers waagt zich niet aan de eerste stelling. Wat betreft de conclusie is de heer Louwers het met de heer Stolp eens: het fonds wordt gedwongen om, anders dan voorheen, reserves aan te houden. Het is een kwestie van hopelijk eenmalig vullen en dan bijhouden. Maar dit zorgt nu voor een opwaartse druk op de premie. 3 van 6
CONCEPT
6. Pensioenregeling 2006 De heer Kelder licht kort de ontwikkelingen omtrent de pensioenregeling 2006 toe. Er is een CAO afgesloten in april 2005 maar veel is nog niet geregeld omtrent de nieuwe pensioenregeling. Bijvoorbeeld over hoe de overgangsregeling er exact uit gaat zien. Hij verwacht dat er eind van deze zomer meer duidelijkheid over is. • De heer Van der Woude vraagt of de aanvullingsregeling gaat vervallen. De heer Kelder geeft aan dat er voor 53-plussers nog steeds een overgangsregeling nodig zal zijn. De heer Van der Woude vraagt of de opmerking in het jaarverslag op pagina 18 dan niet waar is. De heer Kelder neemt aan dat de heer Van der Woude doelt op één van de overgangsregelingen, te weten de minimumpensioengarantie. Hij geeft aan dat niet duidelijk is of er nog een soort garantie zal komen. • De heer Kuhlmann vraagt zich af of, nu de pensioenleeftijd weer 65 jaar wordt en het pensioen dus niet meer ingaat op 62 jaar, de minimumgarantie van toepassing wordt op de TOP-periode waarin een gat valt. De heer Kelder geeft aan dat hoe de nieuwe regeling er uiteindelijk uit zal zien, de TOP aanvult tot het bepaalde niveau en dat hiervoor dus geen extra garantie nodig is. • De heer Van der Kamp concludeert dat er zonder gebruik te maken van de levensloop nog steeds vervroegde pensionering vanaf 62 jaar mogelijk is. De heer Kelder geeft aan dat er twee zaken spelen: de mogelijkheden die het kabinet aangeeft (de grenzen) en de afspraken die de sociale partners maken (in hoeverre zit men op of onder die grenzen). Of de conclusie van de heer Van der Kamp juist is, hangt o.a. af van zijn pensioenverleden. • De heer Ten Hove vraagt of de extra rechten eventueel ingebracht kunnen worden in de levensloopregeling. De heer Kelder meldt dat er nog niet over een levensloopregeling is nagedacht door het pensioenfonds. Hij verwacht dat extra rechten (pensioengeld) wettelijk gezien niet ondergebracht kunnen worden in de levensloopregeling. De heer Ten Hove geeft aan dat bij privatisering van HITT de extra rechten toch ook naar Centraal Beheer zijn gegaan. De heer Kelder beaamt dit, maar voegt er aan toe dat Centraal Beheer een verzekeraar is waar de rechten als pensioengeld, dus vallend onder de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW), zijn en blijven ondergebracht. 7. Medezeggenschap ouderen De heer Kelder licht de voortgang van de Vereniging van (Vroeg)gepensioneerden van Stichting Pensioenfonds Thales Nederland (VVSPTN) toe. Wat betreft de afvaardiging in het bestuur van het pensioenfonds zullen de statuten dit jaar gewijzigd moeten worden zodat per juni 2006 de eerste officiele vertegenwoordiger in het bestuur kan plaatsnemen. • De heer De Jong geeft aan dat er een aantal tekortkomingen zijn die hij graag gecorrigeerd wil zien. Hij legt uit dat er een groot aantal SUMmers zijn die door de stijging van de pensioenpremie (en met name doordat ze een deel van het werkgeversdeel voor hun rekening moeten nemen) in financiele problemen komen. Zijn voorstel is om de totale pensioenpremie voor SUMmers te bevriezen op 10% en om de indexatie van de pensioenuitkering voor SUMmers op basis van de loonindex te laten plaatsvinden. De heer Louwers dankt de heer De Jong voor zijn, naar hij denkt terecht, emotioneel betoog. Hij wil het probleem niet bagatelliseren maar verwijst de heer De Jong naar de onderneming voor wat betreft de pensioenpremieconsequenties in de SUM. Wat betreft de indexatie van ingegane pensioenen is het fonds gehouden aan de PSW en die staat geen differentiatie in indexatie van ingegane pensioenen toe. De heer Hekket neemt het woord namens de onderneming. Hij wil de problematiek van de pensioenpremieconsequenties in de SUM bekijken en zal hier later op terugkomen. Het Sociaal 4 van 6
CONCEPT
•
•
•
•
•
8. •
•
•
Plan is destijds afgesproken met de werknemerorganisaties. Daarin is ook een hardheidclausule opgenomen. Hij merkt op dat het wellicht zal uitmaken in welk jaar de SUM-toetreding is geweest. De heer Nijssing stelt dat de SUM-regeling al lang bekend is. Hij vindt dat het bedrijf in gebreke is gebleven. De heer Louwers antwoordt dat de heer Hekket heeft toegezegd om er inhoudelijk op terug te komen en dat wat hem betreft de discussie hierover nu gesloten is. De heer De Jong licht het volgende punt toe. Dit betreft de communicatie van het pensioenfonds. De heer Louwers geeft aan dat afgelopen jaar het administratiesysteem van PPCC (voorheen Schootse Poort) is overgezet en daardoor voor een lacune in informatie heeft gezorgd. Wat betreft de communicatie met of zonder internet, daar zal het bestuur naar kijken. Het volgende punt dat de heer De Jong aanstipt is de indexatie. Hij zou graag kunnen herleiden waar deze vandaan komt. De heer Kelder geeft aan dat de indexatie gebaseerd is op de prijsindex, afgeleid, van december tot december. De heer De Jong zal hierover nog contact opnemen met de heer Kelder. Als laatste punt wil de heer De Jong graag de zittingstermijn van de VVSPTN-vertegenwoordiger in het pensioenfondsbestuur op 3 jaar stellen. Tevens wil de VVSPTN 1 kandidaat voordragen in de deelnemersvergadering. De heer Kelder legt uit dat bij de werknemerskandidaten er altijd een keuze is tussen twee kandidaten. De gepensioneerde deelnemers mogen meestemmen bij deze keuze. Het fonds wenst daarom ook bij de verkiezing van de VVSPTN-vertegenwoordiger de keuze uit twee deelnemers. Wat betreft de zittingstermijn: in het pensioenfondsbestuur is deze 6 jaar. Indien er tussentijds wordt afgetreden worden er nieuwe verkiezingen gehouden op de eerstvolgende deelnemersvergadering. De heer Mijnarends vindt dat als de VVSPTN-leden over een paar jaar rond de 65 jaar zijn, het niet redelijk is om voor zes jaar te tekenen. De heer Louwers geeft aan hier buiten de vergadering om over te willen praten. De heer Louwers geeft verder een korte toelichting op het feit dat hij op brieven van de VVSPTN aan zijn adres niet heeft gereageerd. De communicatie met de VVSPTN geschiedt via de VVSPTN-vertegenwoordiger, tot mei 2005 was dat de heer Van der Zwet. Het is voor hem gezien zijn tijdsbesteding niet mogelijk om met iedere deelnemer of vraagsteller te spreken, dit geschiedt via de daarvoor geëigende kanalen. Rondvraag De heer Goris vraagt of het mogelijk is om de achtergebleven indexering in te halen op het moment dat het pensioenfonds de gewenste dekkingsgraad heeft. De heer Louwers geeft aan dat op het moment dat de dekkingsgraad voldoende is, we zouden kúnnen gaan praten over daling van de premie. Wellicht is er dan ook een ander indexatiebeleid mogelijk. We willen echter bestendigheid en liefst niet te veel ups en downs. De heer De Jong zegt dat op de website van PME staat dat bij het bereiken van een dekkingsgraad van 125%, alle indexatiekorting van de afgelopen vijf jaren zal worden ingehaald. De heer Kelder geeft aan dat ons fonds verplicht is om over een periode van vijf jaar minimaal dezelfde indexatie uit te keren als PME. Echter, DNB geeft ook aan wat kan en mag. Dat kan het pensioenfonds in een spagaat brengen. De heer Nijssing vraagt wanneer DNB ingrijpt en wat de maatregelen zijn. De heer Louwers geeft aan dat hij dat niet exact weet, denkbaar is dat het bestuur moet aftreden of dat DNB ingrijpt in het beleid van het pensioenfonds. De heer Nijssing vraagt of het mogelijk is 5 van 6
CONCEPT
•
•
dat ons fonds dan naar het bedrijfstakpensioenfonds wordt gebracht. De heer Louwers geeft aan dat hij dat soort bewegingen niet kent. De heer Van de Kamp heeft klachten over de mailwisseling met het pensioenfonds. Er komt geen of pas heel laat reactie op gestuurde vragen en verzoeken. De heer Louwers geeft aan dat dit besproken zal worden met de uitvoeringsorganisatie. De heer Van Ockenburg vraagt of de vergadering eerder in het jaar kan plaatsvinden, liefst voor 1 mei. Dit in verband met de vakantieplannen van VUT-ters. De heer Louwers geeft aan dat hij tevreden is met de opkomst, misschien dat er volgend jaar ook wat meer jongeren zouden kunnen komen. Hij wil kijken naar een eerder moment maar kan hierover niets beloven. Er is veel tijd nodig voor de productie van het jaarverslag, en daarbij zijn verschillende partijen gemoeid.
9.
Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun belangstelling en hun vragen. Hij sluit de vergadering om 18.50 uur.
6 van 6