1
Compulsief koopgedrag Een verkenning van verslaving aan kopen. Guido Valkeneers & Anouk Huys In dit artikel stellen we een hedendaagse vorm van verslaving voor: het compulsief koopgedrag. We beschrijven dit fenomeen en geven de criteria weer op grond waarvan men kan spreken over deze vorm van verslaving. We besteden aandacht aan de gevolgen hiervan en de samenhang met andere verslavingsvormen. Vervolgens bespreken we het voorkomen van dit compulsief koopgedrag en de mogelijkheden van diagnostiek en behandeling. Hieruit blijkt dat er tot nog toe geen Nederlandstalig screeningsinstrument voorgesteld werd en dat zelfs in een internationaal kader de publicaties over de behandeling van koopverslaafden uitermate gering zijn.
1. Historiek en terminologie Compulsief koopgedrag werd voor het eerst beschreven door Kraepelin in het begin van de 20ste eeuw. Kraepelin (1909) definieerde compulsief koopgedrag of oniomanie als een pathologische impulsstoornis. Hij schrijft, dat bij deze patiënten een ziekelijke tendens aanwezig is om - zonder enige reële behoefte - grote hoeveelheden artikelen aan te kopen. In de laatste editie van de DSM (American Psychiatric Association, 1994) wordt compulsief koopgedrag niet beschreven als een afzonderlijke stoornis. Maar aangezien koopverslaving gemeenschappelijke elementen lijkt te hebben met impulscontrole stoornissen, plaatsen vele onderzoekers compulsief koopgedrag in de categorie van impulsieve-compulsieve spectrum stoornissen (Dell‟Osso e.a., 2006). Hierbij lijkt de onmogelijkheid om controle uit te oefenen een sleutelelement te zijn. Omwille van het verlies van controle over het eigen (koop)gedrag, spreken Boermans en Egger (2010) over 'ongecontroleerd kopen'. In de Engelstalige literatuur zien we dat compulsief koopgedrag vooral tijdens de laatste twee decennia op de voorgrond komt en steeds meer aan belangstelling wint. Hierbij worden volgende termen gebruikt: 'compulsive buying', 'compulsive shopping', 'uncontrolled buying', en 'shopping disorder'. In het Nederlandstalig gebied heeft men tot op de dag van vandaag relatief weinig aandacht besteed aan de problematiek van koopverslaafden. Boermans en Egger publiceerden recent een overzichtsartikel en vormen hierbij de uitzondering.
2. Een omschrijving O‟Guinn en Faber (1989) definieerden compulsief koopgedrag vooreerst als het chronisch repetitief aankopen als reactie op negatieve gebeurtenissen en gevoelens. Bovendien zou het kopen een “emotionele opkikker” geven. Later voegden Faber en O‟Guinn (1992) hieraan toe dat compulsief koopgedrag moeilijk te stoppen is en uiteindelijk tot schadelijke gevolgen leidt. Deze omschrijving van koopverslaving vertoont veel overeenkomsten met andere impulsstoornissen zoals eetbuien (Heatherton & Baumeister, 1991; Stickney e.a., 1999), waarbij het obsessieve gedrag eveneens voor een tijdelijke verzachting van negatieve stemmingen zorgt. Koopverslaafden raken meermaals en voor langere periodes verstrikt in problematisch shoppen. Ze beleven meer plezier aan het shoppen op zich, maken vaker zinloze en impulsieve aankopen. Ze ervaren vaker oncontroleerbare koopbuien en na het shoppen voelen ze zich depressief (Koran e.a., 2006). Bovendien beweren koopverslaafden plezier te beleven
2
aan de aandacht die ze krijgen van winkelbedienden tijdens het winkelen (O‟Guinn & Faber, 1989). Ten slotte beschreven McElroy e.a. (1994) compulsief koopgedrag als een vorm van gedrag gerelateerd aan het obsessief verlangen om kleding of andere zaken te kopen die men niet nodig heeft. Deze auteurs formuleerden eveneens de criteria om compulsief koopgedrag te diagnosticeren.
3. De criteria McElroy e.a. (1994) stelden diagnostische criteria vast om te kunnen spreken over compulsief koopgedrag. Om hiervan te kunnen spreken, moet voldaan worden aan elk van volgende drie elementen. a) Onaangepast bezig zijn met het kopen of het shoppen, zoals dit door minstens één van het volgende wordt vermeld: 1. frequente bezigheid met kopen of impulsen om te kopen die als onweerstaanbaar, opdringerig, en/of zinloos worden ervaren. 2. het frequente kopen van meer dan veroorloofd is of van zaken die niet nodig zijn of langer winkelen dan bedoeld was. b) De preoccupatie met het kopen, of het koopgedrag veroorzaakt leed, is tijdrovend en verstoort het sociale of beroepsmatig functioneren of resulteert in financiële problemen (bv. schuldenlast of faillissement). c) Het overmatig kopen komt niet uitsluitend voor tijdens periodes van hypermanie of manie. 4. Antecedenten Sommige auteurs geven aan dat compulsief koopgedrag samenhangt met een aantal aspecten van de hedendaagse samenleving, zoals de gemakkelijke beschikbaarheid van de kredietkaarten, meer en effectieve reclame, het gemak van winkelen in winkelcentra, via televisie of internet, een afname van de rol van het gezin en het opkomend individualisme (Koran e.a., 2006). Bovendien zouden koopverslaafden volgens een onderzoek van Christenson e.a. (1994) meer geneigd zijn te kopen bij het ervaren van negatieve emoties zoals boosheid, eenzaamheid, frustratie, gekwetste gevoelens of prikkelbaarheid. Hierbij zouden ze tijdens de aankoopperiodes meer positieve en minder negatieve emoties ervaren. Hoewel het kopen voor koopverslaafden opluchting en plezier brengt, blijkt toch dat het effect van korte duur is en vervaagt in de tijd onmiddellijk na een koopepisode. Het onderzoek van Miltenberger e.a. (2003) toont aan dat koopverslaafden specifieke gevoelens ervaren voor, tijdens en na hun koopepisodes. Allereerst zijn er de gevoelens voor de koopepisodes. Van de koopverslaafden voelt 53% zich depressief of verdrietig, 21% gespannen of angstig, 21% verveeld en 21% denkt aan winkelen. Verder ervaren koopverslaafden ook specifieke gevoelens tijdens het winkelen. Zo zou 37% euforische gevoelens ervaren, 37% opluchting, 26% voelt zich ontspannen of kalm en slechts 6% voelt zich gelukkig of goed. Vervolgens werden enkele gebeurtenissen gerelateerd aan het begin van een periode van ongecontroleerd kopen. Zo zou koopverslaving in 42% van de gevallen ontstaan in aansluiting bij een grote levensverandering (een scheiding, een verhuis of het begin van een hogere studie) (Miltenberger e.a., 2003).
3
Compulsief koopgedrag kan aanwezig zijn vanaf de adolescentieleeftijd, maar het ziektebesef kan slechts op latere leeftijd optreden. Het optreden van dit besef kan toegeschreven worden aan diverse factoren, zoals financiële verplichtingen, indringende opmerkingen van familieleden, schuldgevoelens, juridische consequenties en/of mogelijk … een gebrek aan opslagruimte (Christenson e.a., 1994; McElroy e.a., 1994).
5. Consequenties Compulsief koopgedrag kan resulteren in verschillende problemen: financiële problemen, persoonlijk ongenoegen te wijten aan de onmogelijkheid om het koopgedrag te controleren en huwelijksproblemen (Black, 1996). Volgens een onderzoek van Miltenberger e.a. (2003) kunnen verschillende levensdomeinen beïnvloed worden door compulsief koopgedrag. Zo zou koopverslaving bij 68% van de koopverslaafden een negatieve invloed hebben op de relaties met anderen, bij 11% lijdt het werk onder het koopgedrag en bij 11% zouden schoolresultaten negatief beïnvloed worden. 6. Comorbiditeit Eerder onderzoek heeft aangetoond dat ongecontroleerd koopgedrag in verband gebracht wordt met stemmings- en angststoornissen (Black e.a., 1998; Christenson e.a., 1994). Bovendien vonden McElroy e.a. (1994) bij 20 patiënten met als hoofdklacht compulsief koopgedrag onder meer stemmingstoornissen, angststoornissen, alcoholmisbruik, eetstoornissen en impuls controlestoornissen. Een studie van Mueller en collega's (2009) toont aan dat 73% van de personen met ongecontroleerd koopgedrag minstens aan één persoonlijkheidsstoornis lijdt. De meest voorkomende zijn de afwijkende (37%), de depressieve (37%), de obsessief-compulsieve (27%) en de borderline- (20%) persoonlijkheidsstoornis. Bovendien heeft onderzoek verminderde impulscontrole gelinkt aan alcoholmisbruik (Granö e.a., 2004), Ecstasygebruik (Butler e.a., 2004), cocaïnegebruik (Moeller e.a., 2002) en gokproblemen (Clarke, 2006). 7. Prevalentie Compulsief koopgedrag blijkt alledaags te zijn in de Verenigde Staten en Europa. Een onderzoek van Black (1996) toonde aan dat 2% tot 8% van de Amerikaanse bevolking zou lijden aan ongecontroleerd koopgedrag. Koran e.a.. (2006) rapporteerden - op basis van een zeer grote steekproef - dat de prevalentie 5.8% bedraagt in de Amerikaanse bevolking. In Duitsland komt compulsief koopgedrag voor bij 7% van de bevolking (Mueller e.a., 2010; Neuner e.a., 2005). Bovendien blijkt in Duitsland dat het voorkomen van compulsief koopgedrag tijdens de laatste jaren aanzienlijk toegenomen is (Neuner e.a., 2005). Wanneer men de prevalentie per geslacht bekijkt, blijkt dit bij mannen 5.5% en bij vrouwen 6% te zijn (Koran e.a., 2006). Faber & O‟Guinn (1992) hadden deze differentiële gevoeligheid bij mannen en vrouwen reeds eerder vastgesteld. Verder richt het ongecontroleerd kopen zich voornamelijk op artikelen die te maken hebben met de zelfpresentatie. Vrouwen hebben een voorkeur voor kleding, schoenen, sieraden en cosmetica, terwijl mannen zich voornamelijk richten op technische artikelen, sportmaterialen, autotoebehoren en antiquiteiten. Deze artikelen worden niet gekocht omwille van hun
4
uitzonderlijke kwaliteit of gunstige prijs, maar gewoon om ze te kopen (Christenson e.a., 1994; O‟Guinn en Faber, 1989). Uit een onderzoek van Miltenberger en collega's (2003) komt naar voor dat de koopverslaafden voornamelijk kleding kopen en in mindere mate iets voor in het huis of de wagen, sieraden en cosmetica. Verder is de gemiddelde duur van een typische, dwangmatige koopepisode 122 minuten. Volgens een onderzoek van Mueller e.a. (2010) schommelt de duur van compulsief koopgedrag van één tot 43 jaar. Tenslotte ligt de gemiddelde leeftijd van compulsief koopgedrag op 40,6 jaar. Er bestaat geen significant verschil in geslacht wat betreft leeftijd en duur van compulsief koopgedrag. 8. Diagnostiek Amerikaanse onderzoekers waren bij de eersten om een screeningsinstrument te ontwerpen om compulsief koopgedrag te onderzoeken. Faber en O‟Guinn (1992) onderzochten het voorkomen van compulsief koopgedrag met behulp van de Compulsive Buying Scale. Deze zelfbeoordelingsvragenlijst bestaat uit zeven items. De antwoorden op deze items worden differentieel gewogen en hierbij wordt een cut-off score gebruikt. Tal van onderzoekers hebben gebruik gemaakt van deze Compulsive Buying Scale, o.m. Koran e.a., Christenson e.a., en Miltenberger e.a. McElroy en zijn collega's (1994) voerden het onderzoek op basis van een speciaal ontwikkeld instrument: het Structured Clinical Interview for DSM Disorders. Franse onderzoekers hebben gebruik gemaakt van een instrument van Lejoyeux en zijn collega's (1997). Deze onderzoekers construeerden de Questionnaire About Buying Behaviour. Maar in het Nederlandstalige gebied is er instrument om onderzoek te verrichten Nederlandse onderzoekers baseren zich screeningsinstrumenten. Nader onderzoek hierover is zeer wenselijk.
een probleem. Er bestaat geen Nederlandstalig naar compulsief koopgedrag. Belgische en op vertalingen van Amerikaanse of Franse in termen van betrouwbaarheid en validiteit
9. Behandeling Over de behandeling van compulsief koopgedrag is nog zeer weinig bekend. Er verschenen pas vanaf het einde van de 20ste eeuw enkele onderzoeken op het gebied van de behandelingsmogelijkheden, meer bepaald over de gedrags- en de farmacotherapie. Wat de gedragstherapie betreft, zijn de publicaties zeer zeldzaam. Boermans en Egger (2010) citeren een rapport van Bernik en collega's waarbij verslag gedaan wordt van een succesvolle behandeling van twee koopverslaafden via gedragstherapie, terwijl deze patiënten niet reageerden op farmacotherapie. Deze auteurs vermelden eveneens twee rapporten over een succesvolle cognitieve gedragstherapie. In deze gevallen bleek dat de behandelde patiënten een duidelijke vooruitgang boekten t.o.v. de patiënten op de wachtlijst. Met betrekking tot de farmacotherapie schrijven Boermans en Egger dat er onvoldoende aangetoond werd dat deze vorm van behandeling in een gunstig effect resulteert bij koopverslaafden. Verder onderzoek hierover is zeker wenselijk.
Besluit We komen tot een besluit en stellen dat het compulsief koopgedrag beschouwd dient te worden als een impulsstoornis. Ofschoon het voorkomen van deze verslaving geschat kan
5
worden op 5 à 6% van de bevolking, moeten we vaststellen dat er geen Nederlandstalig instrument bestaat om deze vorm van verslaving te diagnosticeren. Bovendien blijkt dat er tot en met vandaag vrij weinig gepubliceerd werd over de behandeling van deze vorm van verslaving. We hopen dat dit artikel een stimulans kan zijn om een diagnostisch instrument te ontwikkelen en praktijkmensen uit te nodigen om hun ervaringen in de therapie te rapporteren.
Bibliografie American Psychiatric Association (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th edn.). Washington, DC: American Psychiatric Association. Black, D.W. (1996). Compulsive buying: A review. Journal of Clinical Psychiatry, 57, 50-54. Black, D.W., Repertinger, S., Gaffney, G.R., & Gabel, J. (1998). Family history and psychiatric comorbidity in persons with compulsive buying preliminary findings. American Journal of Psychiatry, 155, 960-963. Boermans, J.A.J., & Egger, J.I.M. (2010). Koopverslaving of oniomanie. Tijdschrift voor Psychiatrie, 52, 29-38. Butler, G.K.L., & Montgomery, A.M.J. (2004). Impulsivity, risk taking and recreational „Ecstasy‟ (MDMA) use. Drug and Alcohol Dependence, 76, 55-62. Christenson, G.A., Faber, R.J., de Zwaan, M., e.a. (1994). Compulsive buying: descriptive characteristics and psychiatric comorbidity. Journal of Clinical Psychiatry, 55, 5-11. Clarke, D. (2006). Impulsivity as a mediator in the relationship between depression and problem gambling. Personality and Individual Differences, 40, 5-15. Dell‟Osso, B., Altamura, A.C., Allen, A., Marazziti, D., & Hollander, E. (2006). Epidemiologic and clinical updates on impulse control disorders: A critical review. European Archives of Psychiatry Clinical Neuroscience, 256, 464-475. Faber, R.J. & O‟Guinn, T.C. (1992). A clinical screener for compulsive buying. The Journal of Consumer Research, 194, 459-469. Granö, N., Virtanen, M., Vahtera, J., Elovainio, M., & Kivimäki, M. (2004). Impulsivity as a predictor of smoking and alcohol consumption. Personality and Individual Differences, 7, 1693-1700. Heatherton, T.F, & Baumeister, R.F. (1991). Binge eating as escape from self-awareness. Psychological Bulletin, 110, 86-108. John, Oliver P. (1999). Handbook of Personality: Theory and Research, New York, Guilford, 102-138. Kraepeling, E. (1909). Psychiatrie. Ein Lehrbuch für Studierende und Ärzte, Band I: Allgemeine Psychiatrie. Leipzig: Barth. Koran, L.M., Faber, R.J., Aboujaoude, E., Large, M.D., & Serpe, R.T. (2006). Estimated prevalence of compulsive buying behavior in the United States. The American Journal of Psychiatry, 163, 1806-1812. Lejoyeux, M., Tassain, V., Solomon, J., & Adès, J. (1997). Study of compulsive buying in depressed patients. Journal of Clinical Psychiatry, 58, 169-173. McElroy, S.L., Keck, P.E., Pope, H.G., Smith, J.M.R. & Strakowski, S.M. (1994). Compulsive buying: A report of 20 cases. Journal of Clinical Psychiatry, 55, 242-248. Miltenberger, R.G., Redlin, J., Crosby, R., Stickney, M., Mitchell, J., Wonderlich, S., Faber, R., & Smyth, J. (2003). Direct and retrospective assessment of Factors contributing to compulsive buying. Journal of Behavior Therapy and Experimental Therapy, 34, 1-9. Moeller, F.G., Dougherty, D.M., Barratt, E.S., Oderinde, V., Mathias, C.W., Harper, R.A., & Swann, A.C. (2002). Increased impulsivity in cocaine dependent subjects independent
6
of antisocial personality disorder and aggression. Drug and Alcohol Dependence, 68, 105-111. Mueller, A., Mitchell, J.E., Crosby, R.D., Gefeller, O., Faber, R.J., Martin, A., Bleich, S., Glaesmer, H., Exner, C., de Zwaan, M. (2010). Estimated prevalence of compulsive buying in Germany and its association with sociodemographic characteristics and depressive symptoms. Psychiatry Research. doi:10.1016/j.psychres.2009.12.001. Mueller, A., Mühlhans, B., Müller, U., Mertens, C., Horbach, T., Mitchell, J.E., Silbermann, A., & de Zwaan, M. (2009). Compulsive buying and psychiatric comorbidity. Psychotherapie Psychosomatik Medizinische Psychologie, 59, 291-299. Neuner, M., Raab, G., & Reisch, L.A. (2005). Compulsive buying in maturing consumer societies: An empirical re-inquiry. Journal of Economic Psychology, 26, 509-522. O‟Guinn, T.C. & Faber, R.J. (1989), Compulsive Buying: A Phenomenological Exploration. Journal of Consumer Research, 16 (September), 147-157. Stickney, M.I., Miltenberger, R.G., & Wolff, G. (1999). A descriptive analysis of factors contributing to binge eating. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 30, 177-189. Samenvatting (vertaling in het Frans aub) In dit artikel stellen we dat het compulsief koopgedrag beschouwd dient te worden als een impulsstoornis. Ofschoon het voorkomen van deze verslaving geschat kan worden op 5 à 6% van de bevolking, moeten we vaststellen dat er geen Nederlandstalig instrument bestaat om deze vorm van verslaving te diagnosticeren. Bovendien blijkt dat er tot en met vandaag vrij weinig gepubliceerd werd over de behandeling van deze vorm van verslaving. We hopen dat dit artikel een stimulans kan zijn om een diagnostisch instrument te ontwikkelen en praktijkmensen uit te nodigen om hun ervaringen in de therapie te rapporteren.