Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs Utrecht, 1 april 2012 Copyright Kunstfactor, 2012
Muziek telt! is een initiatief van Muziek Centrum Nederland, Kunstfactor en Fonds voor Cultuurparticipatie. Meer informatie is verkrijgbaar bij Muziek Centrum Nederland, telefonisch op 020 – 344 60 00 of via
[email protected]
Voorwoord De werkzaamheden van de docerend musicus zijn de laatste tijd behoorlijk aan verandering onderhevig. Veel muziekscholen en centra voor de kunsten richten zich, naast het reguliere aanbod van instrumentale lessen aan kleine groepjes of individuen, steeds meer op het primair onderwijs. Deze ontwikkeling is krachtig gestimuleerd door het Fonds voor Cultuurparticipatie, dat in de periode 2009 – 2012 de regeling Muziek in ieder Kind uitvoerde, en vanaf 2011 samen met het Oranjefonds het project Kinderen maken Muziek opstartte. Hierdoor zijn er nu in het land tientallen projecten waarin de instrumentale muziekeducatie plaatsvindt in en rond de basisschool. Bij veel van deze projecten zijn docenten van de muziekscholen betrokken. Ook voor de toekomst lijkt dit de koers te worden. Staatssecretaris Zijlstra heeft in zijn beleidsplan van juni 2011 een belangrijke plaats ingericht voor cultuureducatie in het primair onderwijs. In deze competentieset treft u de meest wezenlijke vaardigheden die nodig zijn om op een goede manier in het primair onderwijs instrumentale muziekeducatie te verzorgen. Natuurlijk zijn er meer nuttige en belangrijke competenties; in de literatuurlijst treft u een complete en uitgebreide competentieset. Deze competentieset is bedoeld voor een ieder die de bijscholing van docerende musici ter hand wil nemen en voor de docenten die in het primair onderwijs willen gaan werken. Als handvat en ter inspiratie. Hans Bijloo projectleider Muziek telt/Zing’es Kunstfactor
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 2
Inhoudsopgave
Voorwoord - p.02
Inleiding - p. 04
1 Zelfanalyse op persoonlijke vaardigheden - p. 05 1.1 Inter-persoonlijk competent - p. 05 1.2 Pedagogisch en didactisch competent - p. 06 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.7
Vakinhoudelijk en didactisch competent - p. 08 Zingen - p. 08 Luisteren - p. 10 Bewegen - p. 11 Lezen en noteren - p. 12 Presenteren - p. 13 Organisatie - p. 14
3 Vakinhoudelijk en didactisch - p. 15 3.1 Competent in het samenwerken binnen de context van de school - p. 15 3.2 Competent in het samenwerken met de omgeving - p. 16
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 3
4
Competent in reflectie en ontwikkeling - p. 17
Literatuurlijst - p. 18
Bijlage: Veldcommissieleden - p. 18
Inleiding Aanleiding voor het ontwikkelen van deze competentieset is dat veel muziekscholen en centra voor de kunsten zich steeds meer op het onderwijs richten. De docerend musicus1 die de instrumentale muziekeducatie in het primair onderwijs steeds meer gaat verzorgen, is met een ander beroepsprofiel opgeleid en beschikt daardoor over andersoortige competenties. Uiteraard zijn de muzikale competenties van de docent in ruime mate ontwikkeld, maar de overige competenties als werken met grotere groepen kinderen (in verschillende leeftijdsfasen) en de bijbehorende pedagogische en didactische competenties maakten in de meeste conservatoriumopleidingen geen deel uit van de opleiding, juist vanwege het feit dat de docenten werden opgeleid om individueel of in kleine groepen les te geven. Het geven van instrumentale lessen in het basisonderwijs vraagt om een verschuiving van het paradigma van de docent. De instrumentalist met ervaring in het lesgeven aan individuen of kleine groepjes, geeft les vanuit het principe dat technische en instrumentale vaardigheden voorwaarden voor het musiceren zijn. Voor lessen in het primair onderwijs is een nieuw paradigma nodig: de muzikale ontwikkeling vanuit het instrument. Alle instrumentale ontwikkelingen moeten steeds gerelateerd zijn aan een muzikale beleving, ontwikkeling of product. Alleen als deze zienswijze onderkend wordt, kan er snel en betekenisvol muziek gemaakt worden. Deze aanpak doet een geheel ander appèl op de artisticiteit en creativiteit van de docent: niet ná het verkrijgen van instrumentale vaardigheden kan betekenisvol muziek gemaakt worden, maar tijdens de ontwikkeling van deze vaardigheden. Centraal moet daarbij staan dat de docent er, door een geïnspireerde en humorvolle aanpak, voor zorgt dat de kinderen plezier hebben tijdens de les en dat hij goed aansluit op de belevingswereld van de kinderen.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 4
Op verzoek van Muziek telt!, het landelijk initiatief dat het belang van muziekeducatie voor kinderen bepleit, heeft Kunstfactor in samenwerking met een veldcommissie een competentieset ontwikkeld. De competentieset geeft een duidelijk overzicht van de (extra) kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om als muziekdocent instrumentale muziekeducatie in het primair onderwijs te kunnen geven. Ontwikkelaars van bijscholing (bijvoorbeeld centra voor de kunsten en muziekscholen) kunnen met deze publicatie nagaan welke competenties de docerende musicus in het primair onderwijs nodig heeft.
Leeswijzer In hoofdstuk 1 worden de competenties beschreven die nodig zijn voor een zelfanalyse op de persoonlijke vaardigheden. Deze zijn onderverdeeld in de inter-persoonlijke en pedagogische competentie. Hoofdstuk 2 behandelt de vakinhoudelijke en didactische competenties, met als onderdelen zingen, luisteren, spelen, bewegen, lezen en noteren, presenteren en organisatie.
Dit document is tot stand gekomen met de inbreng van een veldcommissie, bestaande uit ervaringsdeskundigen uit het werkveld. Graag willen we deze veldcommissie hartelijk danken voor haar input.
Chantal de Bonth, auteur Adviseur Muziek, Kunstfactor Hans Bijloo, co-auteur Hoofd Muziek, Kunstfactor
Met de term muziekdocent wordt hier de instrumentalist bedoeld die ook is opgeleid voor het geven van lessen aan individuele leerlingen of kleine groepjes leerlingen op muziekscholen en centra voor de kunsten.
1
1. Zelfanalyse op persoonlijke vaardigheden 1.1 Interpersoonlijk competent
De docent is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag en van de invloed daarvan op de kinderen. Hij heeft de kennis en de vaardigheden op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en tussen de kinderen tot stand te brengen. Voor de interpersoonlijke competentie bezit de docent de volgende vaardigheden: - - - - -
De docent is gemakkelijk benaderbaar voor leerlingen en de docent maakt contact met de kinderen en zorgt ervoor dat ze contact kunnen maken met hem en dat ze zich op hun gemak voelen. De docent signaleert de interactie tussen een groep van tien of meer leerlingen onderling en tussen leerlingen en zichzelf. De docent stimuleert leerlingen tot gewenst gedrag en spreek ze aan op ongewenst gedrag. De docent stemt zijn taalgebruik en omgangsvormen af op de leefwereld en het niveau van de leerlingen. De docent kan omgaan met een grote culturele diversiteit aan leerlingen.
Doorkijkje → Situatieschets
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 5
Deze casus heeft betrekking op het programma Ieder Kind een Instrument van Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR). Met Ieder Kind een Instrument krijgen Rotterdamse kinderen van groep 1 tot en met 6 wekelijks muziekles onder schooltijd. IKEI begint in groep 1 met zanglessen en bouwt steeds verder op: ritme, notenschrift, kennismaken met instrumenten. Kinderen kiezen vanaf groep 5 (leeftijd 8 en 9 jaar) een instrument uit een voor de school samengesteld pakket en vormen met de klas een orkest dat regelmatig optreedt. Twee professionele docenten van de SKVR Muziekschool verzorgen de heterogene instrumentale lessen. Paco en Julia geven in deze casus viool- en gitaarles.
Paco en Julia geven les aan een moeilijke groep 5, waardoor ze alert moeten zijn op hun didactische en pedagogische aanpak. De les is goed opgebouwd in duidelijke kleine stappen en Paco en Julia zijn zich bewust van hun gedrag en houding. Alle lesmaterialen en voorbereidingen op het bord zijn in orde, zodat er rust heerst als de groep binnenkomt en de docenten openstaan voor de kinderen. Groep 5 komt binnen en Julia staat bij de deur om iedereen een hand te geven. Ze heeft met ieder kind even contact en kan daarbij ook regelen dat de kinderen rustig de klas binnenlopen. Paco vangt ze daarna op door met een vriendelijke maar alerte houding vooraan in de klas te staan en geeft complimentjes aan de kinderen die meteen netjes op hun stoel gaan zitten. Andere kinderen pikken dit op en gaan ook zitten. Paco bespreekt met de kinderen hoe ze samen de muziekles goed kunnen laten verlopen. De kinderen herhalen meerdere afspraken die bekend zijn. Paco geeft aan dat de afspraak ‘naar elkaar luisteren’ nog moeilijk is. Er wordt besloten dat het de afspraak van de dag wordt, die ook op het bord komt te staan. Elke keer als er goed naar elkaar en naar de docenten geluisterd wordt, komt er een ‘muzieksmiley’ op het bord. Bij 10 of meer smileys mogen de kinderen aan het einde van de les kort optreden. (Door één afspraak centraal te stellen kan iedereen zich daarop focussen, ook de docenten, en is er een grotere kans op een positief resultaat.) Daarna zetten Julia en Paco enthousiast een lied in dat de kinderen al kennen, zodat er een positieve start van de les plaatsvindt. Voordat Julia instructies geeft over de ontwerpopdracht, herinnert zij de kinderen nog aan de afspraak. Ze vertelt de opdracht met een rustige, lage stem, probeert met ieder kind contact te maken, steekt soms een duim op als er heel goed geluisterd wordt, en kan uiteindelijk een smiley uitdelen, want er werd goed geluisterd. De klas wordt daarna opgedeeld in kleinere groepjes waarin sterke kinderen gekoppeld worden aan zwakkere. Deze opdracht is gekozen zodat er samengewerkt moet worden en gewerkt kan worden aan de ‘dagafspraak’. Doordat Paco en Julia de kinderen veel complimenten en smileys kunnen uitdelen, ontstaat er een plezierige les.
Bron: Ieder Kind een Instrument, Rotterdam
1.2 Pedagogisch en didactisch competent
De docent heeft voldoende pedagogische en didactische kennis en vaardigheid om op planmatige wijze voor het individuele kind en de klas of groep een veilige leeromgeving tot stand te brengen. Voor de pedagogische en didactische competentie bezit de docent de volgende vaardigheden:
Juf Silje heeft van tevoren een lesvoorbereiding gemaakt. Hieronder staan de nieuwe lesdoelen: - -
Leerlingen kunnen zelfstandig noten van ‘Celebration’ uitzoeken door gebruik te maken van de grepentabel. Leerlingen kunnen ‘Celebration’ spelen door het lezen van echte notatie. Leerlingen kunnen de riff uit ‘Celebration’ spelen op de juiste plekken met de cd.
Herhalende lesdoelen voor deze les zijn: - - - - - - -
De docent sluit in zijn lessen aan bij het niveau van de groep. De docent is in staat om alle leerlingen te betrekken bij de les. De docent is in staat de nieuwsgierigheid van leerlingen te prikkelen. De docent beheerst een breed scala aan didactische werkvormen, waarin hij kinderen kan stimuleren tot samenwerken en kan aansluiten bij de stemming van de groep. In de lessen zit een goede opbouw met een duidelijke opening, kern en afsluiting. De docent kan een langere leerlijn uitzetten. De docent kan leerlingen aanzetten om na te denken over het effect van hun eigen opvattingen en gedrag.
Doorkijkje → Situatieschets
Het Leerorkest is een innovatief muziekeducatieprogramma dat basisschoolkinderen de kans geeft een muzikale ontwikkeling door te maken en een muziekinstrument te leren bespelen. Al na een aantal lessen spelen de kinderen in een beginnersorkest. Het starttraject bestaat uit keuzelessen op alle instrumenten en instrumentale lessen in de eigen instrumentgroep. Zie het Vademecum Leerorkestles op www.orkestindeklas.nl. Deze situatieschets gaat over een homogene instrumentale groepsles.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 6
- Leerlingen kunnen exacte noten naspelen op het mondstuk en toonreeksen naspelen op het instrument, individueel en met de groep. - Leerlingen kunnen het refrein van ‘Celebration’ op gehoor spelen. - Leerlingen kunnen ‘First you make your fingers click’ zingen met bijbehorende body percussion. Juf Silje heet iedereen welkom en geeft elk kind bij binnenkomst een hand. Elke leerling vertelt kort hoe hij/zij het vindt om het instrument thuis te hebben. Leerlingen voelen zich gezien door de juf en het gesprek is bedoeld om erachter te komen hoe het thuis oefenen gaat. Silje speelt korte motieven voor en gebruikt daarbij het toonmateriaal van ‘Celebration’. De leerlingen spelen ze tutti na. Leerlingen spelen ook individueel om de beurt na. Elke leerling krijgt een op hem/haar afgestemd kort motief dat alleen wordt nagespeeld. De andere leerlingen letten goed op en kunnen af en toe, als de sfeer veilig voelt voor degene die speelt, helpen met commentaar (klopte het motiefje, was de toon te hoog of te laag?). Zo wordt ieder kind bij het proces betrokken. Het refrein van ‘Celebration’ wordt op gehoor herhaald. Leerlingen die het nog weten, spelen voor. Elk kind krijgt de tijd om de nieuwe riff in het boek te lezen en om er eventueel grepen en notennamen bij te schrijven, op te zoeken in hun grepentabel. Leerlingen hebben het refrein al op gehoor geleerd. Nu combineren we het met noten lezen en krijgen ze tijd om individueel de nieuwe riff uit te zoeken, om zelf te oefenen, elkaar te helpen enz. Wanneer de groep zelfstandig aan het werk is, kan de docent individuele leerlingen helpen, observeren hoe ze werken en zien wie het begrijpt en wie nog niet.
Niet alle leerlingen weten zich het refrein op gehoor te herinneren, dus is het herhalen en het combineren met het noten lezen nodig. Sommige leerlingen vinden het makkelijker om van blad te spelen dan uit het hoofd. Sommigen gebruiken de greeptabel. Uiteindelijk hebben ze het veel kunnen spelen met z’n allen en met de cd. Het werkt goed, en de leerlingen vinden dit lied heel leuk. De instrumenten worden schoongemaakt en opgeruimd. Het body percussion-patroon van ‘First you make your fingers click’ wordt herhaald: clap-stamp-slap-click, totdat iedereen het goed heeft. Ze zingen het lied zonder bewegingen en combineren het daarna weer met de body percussion. Het lied samen met het body percussion-patroon is best ingewikkeld, maar de kinderen hebben het in meerdere lessen geleerd. Nu is het lang geleden dat ze dit deden in de les, dus tijd voor herhaling. De les wordt afgerond met iets wat ze leuk vinden en goed kunnen. De leerlingen pakken het lied weer snel op. Leerlingen zijn enthousiast en gaan met een goed gevoel de les uit. De structuur van de lesopbouw heeft de kinderen houvast en veiligheid gegeven.
Bron: Leerorkest, Amsterdam
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 7
2 Vakinhoudelijk en didactisch competent
De docent heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van onderwijsinhoud en didactiek om op eigentijdse, professionele en planmatige wijze een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin de kinderen zich de culturele bagage eigen kunnen maken die de hedendaagse maatschappij vraagt. Hij heeft kennis van de belangrijkste bronnen (liedbundels, speelmateriaal, databanken, methodes enz.).
Juf Annemarie heeft alle violen al gestemd en klaargelegd. Na binnenkomst wordt het liedje ‘Wie ben jij? Kom er lekker bij. Ga maar staan en roep je naam. Ik ben…’ met elkaar gezongen. Na elke naam volgt ‘hela hela hola’ en begint het lied opnieuw, net zolang tot iedereen een beurt heeft gehad. Het is een kennismakingsliedje waarbij ieder kind apart zijn naam noemt. Zodoende kan ieder kind, verweven in een liedje, zichzelf voorstellen aan de nieuwe groep. Zie ook het filmpje ‘Wie ben jij?’ op www.orkestindeklas.nl.
De vakinhoudelijke en didactische competenties bestaan uit zes facetten. De eerste vijf facetten zijn inhoudelijk en kunnen niet gescheiden van elkaar gezien worden. Het is een didactische kracht om tussen deze vijf facetten te kunnen schakelen tijdens de les. Het zesde facet is organisatorisch. Voor deze zes competenties bezit de docent de volgende vaardigheden:
Hierna wil de juf vanaf de eerste les op een speelse manier aandacht geven aan de juiste speelhouding. Ze zingt voor en alle kinderen zingen na op één toonhoogte ‘Voeten op de vloer’, een toontje hoger ‘Puntje van de stoel’, en weer een toon hoger ‘Maak je rug maar recht’, en nog een toon hoger ‘Handen op je knie’ (op so, la, ti, do). Dit instructieliedje wordt nog een keer herhaald. Nu begint juf Annemarie een toontje hoger. De kinderen zijn er hierna helemaal klaar voor, zie ook het filmpje ‘instructieliedje Handboek’ op www.orkestindeklas.nl.
2.1 Zingen
De juf tokkelt vier keer één snaar voor, en de kinderen tokkelen allemaal tegelijkertijd dezelfde snaar na. Dit wordt net zo lang herhaald totdat iedereen op gehoor de juiste snaar heeft gevonden. Hierna volgt een andere snaar, totdat alle snaren aan de beurt zijn geweest. In stap 2 worden er twee verschillende snaren, bijvoorbeeld D-D-A-A voor getokkeld en na getokkeld. Bij stap 3 mag een kind een snaarcombinatie bedenken, die iedereen na tokkelt. Bij stap 4 zingt de juf de snaren voor (bijvoorbeeld A-D-A-A), de kinderen zingen na, en vervolgens zoeken ze de juiste snaren. Tot slot tokkelen alle kinderen de D-snaar als grondtoon van een liedje. Bij deze grondtoon zingen de kinderen een aantal liedjes: ‘Olifantje in het bos’ en ‘Vader Jacob’. Ieder kind dat nog een liedje weet, mag dit noemen, waarna het in D met elkaar wordt gezongen, begeleid door de tokkel-D. De groep wordt in tweeën gesplitst, de ene helft tokkelt de D, de andere de A. Ook wordt het ritme van de tokkelbourdon gevarieerd. Hiervoor wordt het ritme van de eerste orkestpartij genomen.
- De docent kan met de mogelijkheden en beperkingen van de kinderstem omgaan. - De docent kan zelf een goed klinkend voorbeeld geven. - De docent kan een groep snel en effectief een nieuw lied aanleren. - De docent kan een groep een eenvoudig meerstemmig lied aanleren. - De docent kan de kwaliteit van een zingende groep verhogen.
Doorkijkje → Situatieschets
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 8
gaat over de wijze waarop het zingen wordt geïntegreerd in de instrumentale Leerorkestles.
Het Leerorkest is een innovatief muziekeducatieprogramma dat basisschoolkinderen de kans geeft een muzikale ontwikkeling door te maken en een muziekinstrument te leren bespelen. Zie het Vademecum Leerorkestles op www.orkestindeklas.nl. De kinderen hebben al een aantal weken kennismakingslessen gehad op alle 14 verschillende instrumenten van het symfonieorkest. Vandaag is de eerste les in hun eigen instrumentgroep op het instrument van hun keuze, de viool. In deze groep zullen de kinderen vier jaar lang geïntegreerd instrumentaal en algemeen muzikaal muziekonderwijs krijgen. Dit doorkijkje
De stok wordt uit de koffer gehaald. Het instructieliedje ‘Span de paardenharen, span de stok, mee met de wijzers van de klok’ wordt gezongen, terwijl juf Annemarie voordoet wat er wordt gezongen. Tijdens het zingen draaien de kinderen de haren van de strijkstok aan. Nadat er centraal is voorgedaan hoe de strijkstok moet worden vastgehouden, doet juf Annemarie een kort rondje langs alle handen. Het lied ‘In de soep roeren’ wordt gezongen. Tijdens dit lied draaien de kinderen de stok in het rond alsof ze in de soep roeren. Hiermee oefenen de kinderen het op de juiste manier vasthouden van de strijkstok. Alle leden van de groep oefenen tegelijk voor zichzelf het strijken van de E-snaar. Als dit een beetje gaat, oefent iedereen tegelijkertijd voor zichzelf het strijken van de G-snaar. Hierna geeft de juf hoog en laag aan met de hand in de lucht en spelen de kinderen of de G-snaar, of de Esnaar. Ter afsluiting strijkt de juf de D-snaar en tokkelen de kinderen de D-snaar. Iedereen zingt het liedje ‘Olifantje in het bos’. Liedjes uit deze les zijn te vinden op www.orkestindeklas.nl. Op deze site zijn nog meer instructieliedjes te vinden en voorbeelden van lessituaties waarbij zang en spel worden geïntegreerd.
Bron: Leerorkest, Amsterdam
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 9
2.2 Luisteren - - - -
De docent kan kinderen gevarieerde luister - en spelopdrachten geven naar aanleiding van muziek van zichzelf of anderen. De docent kan zelf eenvoudige luistermaterialen ontwerpen. De docent kan verschillende voorbereidende, begeleidende en evaluerende werkvormen bedenken, daaruit effectieve keuzes maken en deze toepassen. De docent kan een groep kinderen geconcentreerd naar muziek laten luisteren met behulp van didactische werkvormen.
Doorkijkje → Situatieschets
Deze casus heeft betrekking op het programma Ieder Kind een Instrument van SKVR Rotterdam. Met Ieder Kind een Instrument krijgen Rotterdamse kinderen van groep 1 tot en met 6 wekelijks muziekles onder schooltijd. Twee professionele docenten van de SKVR Muziekschool verzorgen de heterogene instrumentale lessen. Paco en Julia geven in deze casus viool- en gitaarles. Paco heeft zich vanmorgen helaas ziek gemeld voor de lessen op De Klimop, waardoor de instrumentale invulling van de les niet door kan gaan. Julia heeft voor deze situaties luisterlessen achter de hand die een goede aanvulling zijn op de instrumentale lessen. Groep 5 en 6 maken vandaag kennis met het muzikale sprookje ‘Peter en de Wolf’. Op het bord staan platen van allerlei verschillende dieren, waaronder de dieren uit het sprookje. De kinderen vertellen hoe zij denken dat de muziek van de dieren klinkt. Daarna wordt er een fragment uit ‘Peter en de Wolf’ beluisterd, de kinderen krijgen als luistervraag mee welk dier ze denken dat het is en kleuren dat dier in op een werkblad. Op die manier worden alle dieren muzikaal voorgesteld. En als laatste worden Peter, opa en de jagers ontmaskerd. Alle personages zijn bekend, maar welke instrumenten hebben er gespeeld?
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 10
Julia vraagt aan de kinderen welke instrumenten ze gehoord hebben, bespreekt de speelmanier van het instrument en plaatst de afbeeldingen op het bord. Alle kinderen luisteren nog eens naar de figuren uit het sprookje en trekken op een werkblad een lijntje naar de juiste instrumenten. De kinderen zijn tijdens het luisteren geconcentreerd bezig.
Omdat het hele verhaal ongeveer 20 minuten duurt, heeft Julia een werkvorm bedacht waarbij de kinderen een bezigheid hebben terwijl ze toch aandachtig moeten luisteren. Ieder kind krijgt kaartjes met afbeeldingen van het verloop van het verhaal en Julia laat ieder kaartje door een kind beschrijven. Tijdens het luisteren leggen de kinderen de kaartjes in de juiste volgorde en met het digibord wordt het nakijken heel eenvoudig. De kinderen zijn heel enthousiast en Julia belooft een volgende keer de tekenfilm van ‘Peter en de Wolf’ te bekijken.
Bron: Ieder Kind een Instrument, Rotterdam
2.3 Bewegen - -
De docent kan kinderen eenvoudige bewegingsactiviteiten laten uitvoeren. De docent is in staat om beweging te integreren in de andere muzikale competenties (zingen, luisteren, spelen, lezen en noteren, en presenteren) om zo het muzikale belevings- en bewustwordingsproces van kinderen te stimuleren.
Doorkijkje → Situatieschets
Deze casus heeft betrekking op het programma Muziek en Ik van Kunstencentrum Muzerie (Zwolle en omstreken). In dit programma geven twee muziekdocenten van Muzerie heterogeen instrumentaal les aan volledige klassen in het basisonderwijs (groep 5-7). Afhankelijk van de schoolgrootte kunnen twee tot vier docenten wekelijks de school bezoeken. Wekelijks geven Harmen (gitaar, keyboard) en Pieter (cello) muziekles van een uur aan groep 6 op basisschool Het Paleisje. De kinderen hebben sinds een jaar les op een instrument, door henzelf gekozen uit de beschikbare instrumenten. Nadat de kinderen hun instrument hebben gepakt wordt er gestart met het nummer van vorige week; een nummer dat populair is in de groep en goed aansluit bij hun belevingswereld. De kinderen leggen hun instrument even aan de kant en krijgen verschillende bewegingsopdrachten, terwijl de muziekdocenten het nummer op verschillende manieren spelen. Eerst wordt er ‘vrij’ gedanst op de muziek, vervolgens krijgen ze de opdracht te bewegen als robots en wordt het gevoel van staccato ervaren, daarna wordt het begrip legato lijfelijk ervaren door soepele, vloeiende bewegingen te maken. De kinderen worden gestimuleerd hun eigen interpretatie aan de bewegingen te geven (dus geen ingestudeerd dansje).
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 11
Vervolgens wordt de klas in tweeën gedeeld en gaat de ene groep aan de slag met de bewegingen op het nummer. Zo ontstaat er een choreografie die ze zelf hebben ingestudeerd en bedacht. De andere helft gaat verder met het oefenen van hun muziekpartij. De kinderen die dansen oefenen ‘droog’, evenals de groep die de instrumenten bespeelt. Later wisselen de groepen van opdracht. De bewegingen hebben de beleving van het nummer versterkt, maar ook de motivatie van de kinderen.
Bron: Muziek en Ik, Zwolle
2.4 Lezen en noteren - De docent kan met behulp van grafische notatie kinderen kennis, inzicht en vaardigheden laten verkrijgen in de taal van de muziek. - De docent kan met behulp van traditionele notatie kinderen kennis, inzicht en vaardigheden laten verkrijgen in de taal van de muziek. - De docent kan de kinderen voldoende leesvaardigheid aanleren voor het eigen instrument zodat eenvoudige orkestpartijen of samenspeelstukjes zelfstandig gelezen en gespeeld kunnen worden.
Doorkijkje → Situatieschets
Het Leerorkest is een innovatief muziekeducatieprogramma dat basisschoolkinderen de kans geeft een muzikale ontwikkeling door te maken en een muziekinstrument te leren bespelen. Al na een aantal lessen spelen de kinderen in een beginnersorkest. Het starttraject bestaat uit keuzelessen op alle instrumenten en instrumentale lessen in de eigen instrumentgroep. Zie het Vademecum Leerorkestles op www.orkestindeklas.nl. Harpjuf Andrea geeft nu drie jaar les bij het Leerorkest. Vanaf het begin was het lastig voor haar dat de kinderen, zoals in België, niet voorafgaand aan de eerste les al noten hebben leren lezen. Ze lost dit op door voornamelijk met voor- en naspelen te werken. Dit gaat lang goed. De kinderen leren alle orkestpartijtjes op gehoor en trainen daarmee flink hun muzikaal geheugen. In het derde jaar worden de orkestpartijen langer en wordt er een steeds groter deel van de lestijd besteed aan herhaling van de muziek. Andrea gaat bij collega’s te rade: hoe doe jij dit nu, het notenschrift aanleren? Haar eigen harpcollega Anna biedt haar tips.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 12
Anna werkt met de kinderen elke les even kort aan het notenschrift met een quiz. Dit werkt goed als afwisseling met het spelen, want de kinderen krijgen door gebrek aan eelt gauw pijn in hun vingers. De quizzen en lesbladen bestaan onder andere uit leuke invuloefeningen die de kinderen spelenderwijs het notenschrift leren. Kleur in dit harpplaatje alle F-snaren blauw en alle C-snaren rood. Kleur ook alle F-noten blauw op de notenbalk en alle C-noten rood. Ontdek de fouten, zijn al deze notennamen juist?
Voor het aanleren van ritmenotatie gebruikt Anna ritmeoefeningen met de aanduidingen van fruit (peer – appel – mandarijn). Deze worden elke les even kort herhaald. Voor Andrea zijn de ideeën van Leonora ook een grote hulp:, zij werkt bij het aanleren van het begin van het notenschrift vanuit het gehoor plus visualisatie. Zodra kinderen twee tonen kunnen spelen en op gehoor kunnen onderscheiden, begint Leonore met het allereerste begin van het notenschrift. Leonore speelt de twee tonen afwisselend voor en laat de leerlingen met de hand in de lucht aanwijzen welke klinkt: de lage of de hoge toon. Daarna legt ze een lijn (touw, krijtstreep) op de grond: erboven is hoog, eronder is laag. Eén kind mag gaan staan zoals Leonore speelt: boven de lijn als de hoge noot klinkt, onder de lijn als er een lage klinkt. Dit vinden kinderen een erg leuk spel! De volgende stap is het werken met notenkaartjes als puzzelstukjes: kaartjes met een F-noot erop en kaartjes met een C-noot erop. Leonore speelt een motiefje en de kinderen leggen de kaartjes in de juiste volgorde. En ook andersom, de kinderen leggen een reeks kaartjes en de juf speelt wat er staat. Daarna spelen de kinderen wat er staat. Andrea is met al deze nieuwe ideeën gaan experimenteren en kijkt welke werkvorm het beste bij haar past. Het doel zal zijn om de kinderen in het vierde jaar meer zelfredzaam te maken in het zelfstandig musiceren.
Bron: Leerorkest, Amsterdam
2.5 Presenteren - De docent kan schoolconcerten binnen en buiten school organiseren. - De docent kan de verschillende muzikale competenties integreren in bijvoorbeeld (school)voorstellingen en andere presentatiemomenten. - De docent kan verschillende presentatievormen, passend bij de doelgroep kinderen en publiek, in de praktijk toepassen. - De docent kan diverse audiovisuele middelen en ICT in de praktijk toepassen (bijvoorbeeld aan de hand van de website van de school).
De presentatie start met alle jonge kinderen (groep 1 t/m 4) op het podium. De instrumentalisten (groep 5 t/m 7) hebben hun vaste plek vóór het podium. Nog mooier zou zijn geweest als zij ook op het podium konden zitten, maar Anneke heeft voor deze oplossing gekozen om zo min mogelijk changeertijd kwijt te zijn. Iedereen wordt welkom geheten en groep 1 en 2 zetten hun eerste lied in. De presentatie loopt gesmeerd en na 45 minuten wordt iedereen een goede vakantie toegewenst!
Bron: Muziek en Ik, Zwolle
Doorkijkje → Situatieschets
Deze casus heeft betrekking op het programma Muziek en Ik van Kunstencentrum Muzerie (Zwolle en omstreken). Op de basisschool Het Anker komen wekelijks vier muziekdocenten van Muzerie om de kinderen van groep 5 t/m 7 heterogeen instrumentale muziekles te geven op een instrument. Juf Anneke doet de organisatie van het kerstconcert op school Het Anker. Met haar drie collega-muziekdocenten en de zes leerkrachten van de school overlegt ze hoe de presentatie in te vullen. Alle groepen van 1 t/m 7 doen mee. Groep 8 zal als afsluiting een danspresentatie geven. De totale tijdsduur wordt bepaald op maximaal drie kwartier. Het programma wordt samengesteld. Welke kinderen uit welke groepen kunnen meespelen met welke nummers? Anneke maakt een schema van de programmaonderdelen en de opstelling per nummer. Waar zitten de kinderen als ze spelen/zingen en, heel belangrijk, hoe komen ze op en waar zitten de kinderen als ze even niet meedoen met een onderdeel? Alle leerkrachten krijgen een taak bij de begeleiding van de kinderen. Ook wordt een presentator geregeld.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 13
2.7 Organisatie - De docent richt zijn ruimte in, zodat deze veilig en ordelijk is en is afgestemd op het doel van de les. - De docent brengt op tijd rustmomenten aan in de les. - De docent is duidelijk in zijn opdrachten. - De docent maakt duidelijke afspraken over omgangs- en gedragsregels.
De kinderen pakken zoals iedere week per groepje hun instrument, dat met naamsticker klaar ligt op tafel, en oefenen zelfstandig hun begeleidingspartij. Wanneer ze er niet uitkomen, wordt de vinger opgestoken voor hulp en komt een van de docenten helpen. Het is een grote kakofonie van geluid in de klas, maar iedereen is goed aan het werk. Als Julia en Paco weer samen voor de klas staan en in hun handen klappen, stoppen de kinderen met spelen en gaan ze in de luisterhouding zitten. De rest van het programma wordt uitgevoerd.
Doorkijkje → Situatieschets
Bron: Ieder Kind Een Instrument, Rotterdam
Deze casus heeft betrekking op het programma Ieder Kind een Instrument van SKVR Rotterdam. Met Ieder Kind een Instrument krijgen Rotterdamse kinderen van groep 1 tot en met 6 wekelijks muziekles onder schooltijd. Twee professionele docenten van de SKVR Muziekschool verzorgen de heterogene instrumentale lessen. Paco en Julia geven in deze casus viool- en gitaarles. Groep 6 is enthousiast het lied ‘Hit the Road Jack’ aan het zingen. Juf Julia begeleidt het lied op haar gitaar en meester Paco speelt een begeleidingsmotief op de viool. De kinderen zingen het lied uit volle borst mee, want ze hebben het een aantal keren geoefend en hebben vorige week ook het origineel beluisterd, het is een megahit. Nadat ze het lied gezongen hebben, vraagt Paco of de kinderen gehoord hebben wat hij gespeeld heeft. Bijna niemand weet het, dus laat Paco zijn motief nog eens horen. Hij vertelt dat ze dit lied gaan leren op de instrumenten, zodat ze het samen kunnen spelen. Op het bord staat het stappenplan geschreven: • Zelfstandig oefenen met speelblad, juf en meester lopen rond. • Solo’s. • Instrumentgroepen.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 14
3 Vakinhoudelijk en didactisch competent 3.1 Competent in het samenwerken binnen de context
van de school De docent heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te kunnen leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan goede werkverhoudingen (leerkrachten, directie, collega-vakleerkrachten) en aan een goede schoolorganisatie.
Voor deze competentie bezit de docent de volgende vaardigheden: - De docent kan met zijn onderwijs aansluiten op de visie van de school. - De docent kan op een open en constructieve manier bijdragen aan de overlegstructuur binnen de school. - De docent geeft en ontvangt collegiale feedback en intervisie. - De docent zorgt dat hij de informatie die voor de voortgang van het werk van belang is, deelt met collega’s en de informatie die hij van collega’s krijgt zelf benut. - De docent kan op een constructieve manier in de vorm van team-teaching met een collega samenwerken.
Doorkijkje → Situatieschets
Deze casus heeft betrekking op het programma Ieder Kind een Instrument van SKVR Rotterdam. Met Ieder Kind een Instrument krijgen Rotterdamse kinderen van groep 1 tot en met 6 wekelijks muziekles onder schooltijd. Twee professionele docenten van de SKVR Muziekschool verzorgen de heterogene instrumentale lessen. Paco en Julia geven in deze casus viool- en gitaarles.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 15
Julia en Paco hebben vorige week besproken welke onderdelen in de les aan bod moeten komen. Ieder neemt een deel van de voorbereiding
voor zijn rekening en weet hoe lang elk onderdeel mag duren. Julia staat voor de klas en legt de kinderen uit hoe de snaren van de viool werken. Paco constateert dat de aandacht van de kinderen verslapt en dat de groep onrustig wordt. Hij zegt tegen Julia: ‘Juf volgens mij moeten we even een liedje zingen, ga allemaal recht zitten en zing maar mee’. Julia kijkt een beetje verstoord, maar gaat mee met Paco. Paco zingt het liedje van de Kinderboekenweek. Een van de kinderen vertelt dat ze het liedje ook veel met de juf gezongen hebben. De blaadjes in de map en de mp3 voor de juf hebben dus geholpen. Na het zingen worden de instrumenten gepakt, iedereen is weer met de volle aandacht bij de les. Na afloop bespreken Paco en Julia de les. Julia gaf aan dat zij het vervelend vond dat Paco haar stoorde in haar lesonderdeel. Paco legt uit wat zijn reden hiervoor was, waarop Julia toegeeft dat ze dat niet gezien had, maar wel merkte dat de kinderen na het zingen alerter waren.
Bron: Ieder Kind Een Instrument, Rotterdam
3.2 Competent in het samenwerken met de omgeving De docent kan bijdragen aan het realiseren en het ontwikkelen van de samenwerkingsrelatie met mensen in instellingen in de omgeving van de school. Voor deze competentie bezit de docent de volgende vaardigheden: - De docent kan contacten met educatieve diensten van kunst- en culturele instellingen, muziekscholen, musea, buurt- en creativiteitscentra onderhouden. - De docent kan samenwerken met collega-muziekdocenten en dirigenten, op zowel muzikaal als sociaal vlak. - De docent kan ouders bij muziekactiviteiten binnen en buiten de school betrekken. - De docent is op de hoogte van de professionele infrastructuur waar zijn school onderdeel van is.
Doorkijkje → Situatieschets
Deze casus heeft betrekking op het programma Muziek en Ik van Kunstencentrum Muzerie (Zwolle en omstreken). In dit programma geven twee muziekdocenten van Muzerie heterogeen instrumentaal les aan volledige klassen in het basisonderwijs (groep 5-7). Afhankelijk van de schoolgrootte kunnen twee tot vier docenten wekelijks de school bezoeken. Op een kleine school in de regio Overijssel vindt het muziekproject plaats in samenwerking met het Kunstencentrum Muzerie. Muziekdocenten komen sinds een klein jaar wekelijks naar de school. Een aantal ouders speelt bij muziekvereniging Excelsior. Deze vereniging heeft al contact met het kunstencentrum en is op de hoogte gesteld van het project en van de mogelijke toekomstige samenwerking.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 16
Pieter (docent saxofoon) legt per mail het eerste contact met de voorzitter van de vereniging, meneer Barendsen. Hij vertelt dat het kunstencentrum vereniging Excelsior graag betrekt bij het project. Wel maakt Pieter meteen duidelijk dat het een samenwerking wordt die past binnen het project(plan), oftewel dat het niet direct een wervingsactiviteit wordt van de vereniging. Pieter nodigt meneer Barendsen uit voor een gesprek. Meneer Barendsen bedankt hem voor de uitnodiging. Er wordt een afspraak gemaakt om af te stemmen met beide partijen.
Tijdens het gesprek een week later, wordt een excursie voorgesteld naar het verenigingsgebouw tijdens de muzieklessen van het project. De kinderen kunnen dan ook hun eigen instrument meenemen. Zo maken ze kennis met de vereniging, spelen ze samen en maken ze kennis met nog andere instrumenten dan er op hun school zijn. Deze samenwerking heeft zo een meerwaarde, zowel voor het project als voor de muziekvereniging.
Bron: Muziek en Ik, Zwolle
4 Competent in reflectie en ontwikkeling
De docent onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het docentschap en zijn bekwaamheid als docent. Voor de competentiereflectie en -ontwikkeling bezit de docent de volgende vaardigheden: - De docent heeft een reëel beeld van zijn eigen sterktes en zwaktes. - De docent heeft een lerende grondhouding en ontwikkelt zich vanuit reflectie op de ervaringen in de praktijk.
Doorkijkje → Zelfreflectie: Kijk naar jezelf! → Situatieschets Het Leerorkest is een innovatief muziekeducatieprogramma dat basisschoolkinderen de kans geeft een muzikale ontwikkeling door te maken en een muziekinstrument te leren bespelen. Al na een aantal lessen spelen de kinderen in een beginnersorkest. Het starttraject bestaat uit keuzelessen op alle instrumenten en instrumentale lessen in de eigen instrumentgroep. Zie het Vademecum Leerorkestles op www. orkestindeklas.nl.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 17
Als docent geef je doorgaans in je eentje les. Dat maakt het lastig om de kwaliteit van de les te meten. Een aardige oefening is om tijdens je les in gedachten afwisselend drie posities in te nemen: 1 Je kijkt naar de les vanuit je eigen positie; dat is wat je meestal doet. 2 Je kijkt naar de les vanuit de positie van de kinderen: wat zien zij, wat voelen zij, wat ervaren zij, wat zou jij ervan vinden als je kind was in deze groep? 3 Je kijkt naar de les vanuit de positie van iemand die in een hoekje zit te observeren: Wat ziet hij, wat vindt hij van jouw les, wat zou hij je voor feedback geven? Welke complimenten zou je krijgen en welke punten voor verbetering zou hij aandragen?
Evalueer je eigen les en ga na of de doelen die je van te voren hebt gesteld, zijn bereikt. Zo niet, waarom niet? En zo ja, had je de lat hoger kunnen leggen of was deze juist hoog genoeg? Je kunt ook naar je les kijken vanuit een heel ander gezichtspunt door na te gaan of alle metadoelen bereikt zijn. Metadoelen zijn doelen die altijd aanwezig zijn en altijd gelden. Voor de Leerorkestlessen zijn dat oefening, sociaal-emotionele ontwikkeling en plezier: - Oefening: er is gewerkt aan de oefeningen, de liedjes, de tekst, de grepen, notennamen, de juiste klank, het juiste ritme, enzovoort. - Sociaal-emotionele ontwikkeling: kinderen leren beter op elkaar wachten, hebben respect voor elkaars sterke en zwakke momenten, hebben meer plezier in zingen en spelen, zijn niet bang om zichzelf te laten horen, teambuilding, enzovoort. Elk lesonderdeel kun je vanuit deze metadoelen beoordelen op een schaal van 1 tot 10. Je hebt bijvoorbeeld een handklap-doorgeefspelletje gedaan. Oefening? Nou, niet echt, het had weinig met gestructureerde muziek te maken en het instrument hebben we al helemaal niet aangeraakt, dus dat wordt een 2. Sociaal-emotionele ontwikkeling? Jazeker, de kinderen stonden hand in hand in de kring, ze maakten een soort ketting en waren samen bezig, het was spannend en iedereen mocht zelf iets doen terwijl de hele groep toekeek. Ik geef het een 9. Plezier? Ja, we hebben veel gelachen, zonder dat het een puinhoop werd in mijn groep, een 8. Het gaat er niet om of de les goed of slecht was, maar dat je leert nadenken over de reden dat je bepaalde lesonderdelen doet. Natuurlijk blijft de waarde die je aan een onderdeel geeft enigszins subjectief, maar het kan je nieuwe inzichten geven. Verder zul je merken dat deze drie metadoelen in relatie tot elkaar staan, zodat je opnieuw geïnspireerd wordt om na te denken over wat je doet in je les en wat dat bijdraagt aan de leerdoelen van de les.
Bron: Leerorkest, Amsterdam
Literatuurlijst
Bijlage: Veldcommissieleden
Baets, T. de (2011) On-the-Spot Music Teaching: analyse van muzikale gedragspatronen van de muziekleraar in “onmiddellijke onderwijssituaties”. Hogeschool voor Wetenschap & Kunst, Lemmensinstituut Leuven.
Leo Aussems
Hoofdvakdocent Docent Muziek Conservatorium Rotterdam
Iris de Boer
Ieder Kind een Instrument SKVR Rotterdam
Martje Diemer
Leerorkest Muziekcentrum Zuidoost Amsterdam
Lisette Lagerweij
Muziek en Ik Kunstencentrum Muzerie Zwolle
Cramer N., Helmes P., Lei R. van der, Toenink T., Kennisbasis Muziek SLO, Enschede. Diemer M., Bie A. de, Jong O. de, (2010). Leerorkest Handboek voor docenten en muziekscholen, Expertisecentrum Leerorkest. Haanstra, F. (2001). De Hollandse Schoolkunst: mogelijkheden en beperkingen van de authentieke kunsteducatie. Utrecht: Cultuurnetwerk Nederland. Heijdanus-de Boer E., Swaans R. (2007). Proeve van vakspecifieke competenties dans voor studenten aan de Pabo SLO, Enschede. Hoogeveen K., Oosterhuis P., Oostwoud Wijdenes P., Visch E. (2004). Onderwijsvormen in het kunstonderwijs, Vijf benaderingen. Utrecht: HKU. Lei R., (2003). Vakspecifieke competenties van de startende leraar basisonderwijs SLO, Enschede. Lowyck J., Verloop N. (2003). Onderwijskunde: een kennisbasis voor professionals. Groningen: Wolters-Noordhoff. Tussendoelen en leerlijnen, TULE (2006) http://tule.slo.nl, kunstzinnige oriëntatie.
Competenties voor de docerend musicus in het primair onderwijs
→ 18
Christiane Nieuwmeijer Hoofdvakdocent Docent Muziek Conservatorium Utrecht Docent Zij-instroom Docent Muziek Conservatorium Den Haag Docent Muziek Pabo Inholland Hans Bijloo
Hoofd Muziek Kunstfactor Utrecht
Chantal de Bonth
Adviseur Muziek Kunstfactor Utrecht