gemeente Eindhoven
Dienst Maatschappelijke en Culturele Zaken Sector Welzijn, afdeling Sociaal Cultureel Werk Behandeld door dhr A. Teeuw Inboeknummer OOU001113 6 april 2000
Commissienotitie Keuzes in de kinderopvang in Eindhoven 1 Inleiding Aanleiding voor deze B8W-nota Op 22 februari 2000 is aan het college een informele presentatie gegeven van twee modellen voor kinderopvang. Aldaar is besloten deze modellen en de keuze hiertussen aan de raadscommissie MO voor te leggen. Het betreft hier een richtinggevend stuk waarvan nadere uitwerking nog moet plaatsvinden in de komende maanden. Aan uw college en aan de commissie MO wordt thans verzocht deze richting aan te geven.
Situatieschets Naar verwachting zal de komende jaren nogal wat veranderen in de kinderopvang. Met name door krachtige impulsen vanuit het Rijk zal het aantal plaatsen in de kinderopvang drastisch toenemen. Daarnaast zal ook een verschuiving plaatsvinden in de geldstrornen. Hoewel veel op dat terrein nog onzeker is, zijn enkele trends helder: een verder toenemende fiscalisering van de dekking van de kosten, waardoor met name het Rijk een groter deel van de subsidiering op zich zal nemen en een verdere "ver-CAO-ing" van de kinderopvang, waardoor bedrijven een groter deel van het aantal plaatsen zullen gaan bekostigen. Daarnaast is er een autonome ontwikkeling naar meer commerciele kinderopvang (meer BV’s minder Stichtingen) en er is, ingegeven door het Rijk, een trend naar meer concurrentie binnen
gemeenten. Gemeenten zullen daardoor een andere, kleinere, rol op zich gaan nemen waardoor met name de bekostiging van de niet-koopkrachtige vraag een zorg voor gemeenten zal worden, naast het waarborgen van veiligheid en kwaliteit. Bovendien is er een trend naar uitbreiding van de leeftijden van opvang, in ieder geval tot 12 jaar, op onderdelen zelfs nog voor de leeftijden daarboven. Ook is er een diversificatie te bespeuren in de soorten opvang die gevraagd en aangeboden worden: 24-uurs-opvang, samenhang met scholen, peuterspeelzalen en
welzijnsinstellingen, part-time-opvang in veel grotere mate dan nu, ’luxe-opvang’ met extra voorzieningen erbij (tegen meerprijs uiteraard) zijn allemaal elementen die steeds meer voorkomen.
Inboeknummer OOU001113
Alvorens in te gaan op de ontwikkelingen in de kinderopvang willen wij een breder perspectief schilderen met betrekking tot het gewenste beleid in de voor- en vroegschoolse periode Allerwegen groeit de overtuiging dat een versterkte en samenhangende aandacht in de leeftijdsfase van 0 tot 6 jaar een belangwekkende bijdrage kan leveren aan het voorkomen van achterstand in z’n algemeenheid, aan het voorkomen van taalachterstand in het bijzonder, aan het verminderen van sociaal-economische gezondheidsverschillen, aan het bevorderen van multiculturalisering en aan het benutten van alle talenten die in een kenniseconomie noodzakelijk zijn. Het bovenstaande pleit ervoor te streven naar een sterke kindgerichte regie in de genoemde leeftijdsfase. Een regie waarin consultatiebureaus peuterspeelzaalwerk, opvoedingsondersteuning, kinderopvang en primair onderwijs gezamenlijk met de gemeente vormgeven en waarbij alle genoemde voorzieningen evenzeer ondersteunend aan elkaar functioneren als dat zij als voorziening op zich optimale resultaten behalen. Een en ander wordt in de "Operatie Spruit" (spreidingsplan peuterspeelzalen) nader uitgewerkt. De voorstellen zullen wij in juni aan U voorleggen. Het gaat in deze nota om zowel de kinderopvang voor 0 tot 4 jarigen (dagopvang) als de opvang voor 4 tot 12 jarigen (buitenschoolse opvang). In 1983 waren er in Eindhoven ongeveer 210 kindplaatsen. Dat aantal is uitgebouwd tot thans 1.165 kindplaatsen bij de Stichting Kinderopvang in de Regio EINdhoven’ (Korein) en ruim 100 bij diverse kleinere ondernemers (Kids Company, SKON en andere). Daarnaast, maar daarop is slechts beperkt zicht, zijn er kleinschalige particuliere initiatieven om kinderen op te vangen. Met de kinderopvang is nu een subsidiebudget van ongeveer 7,5 miljoen gemoeid op een totale omzet van ongeveer 25 miljoen en ongeveer 300 werknemers, Alle subsidie gaat naar Korein.
Het Rijk wil een aanzienlijke groei van de kinderopvang realiseren en heeft daartoe een bedrag van 11,968 gulden per te realiseren plaats (als eenmalige lump sum) beschikbaar gesteld. Dat is overigens in twee ÃćâĆňâĂİ thans samengevoegde ÃćâĆňâĂİ fasen
gegaan, eerst voor de buitenschoolse opvang alleen, nu voor de hele opvang. Voor Eindhoven is ongeveer 10,4 miljoen gulden beschikbaar gesteld (voor 869,6 plaatsen). Bij (gedeeltelijke) niet-realisatie per 31-12-2002 dient naar evenredigheid te worden terugbetaald. Op 18 mei 1999 heeft de gemeenteraad reeds besloten om samen met Korein 275 nieuwe plaatsen voor de buitenschoolse opvang te realiseren. Daarnaast is aan enkele andere organisaties offerte gevraagd om nog eens 50 plaatsen te realiseren voor de buitenschoolse opvang van 10-12-jarigen.
’ Tot voor kort heette de Stichting KinderOpvang in de Regio EINdhoven (Korein) de Stichting Kinderopvang Beheergroep Nederland (KBN). De rechtsvoorganger daarvan was de SKE. In dit stuk wordt overal de nieuwe naam "Korein" gebruikt.
Inboeknummer OOU001113
De facto gaat het dus nog om 870-/-275 = 595 plaatsen die gerealiseerd dienen te worden (waarvan 50 al "in optie"). Uiteindelijk ligt het in de bedoeling dat in 2003 ruim 2.000 opvangplaatsen in Eindhoven beschikbaar zijn. De omzet zal dan tegen de 50 miljoen gulden bedragen en meer dan 500 werknemers zullen er een arbeidsplaats in hebben gevonden, Overigens loopt op dit moment een behoefteonderzoek om beter in te kunnen schatten wat de vraag op middellange termijn zal zijn, en met name ook hoe de vraag gedifferentieerd kan worden.
Gemeentelijke taak Op dit moment is de gemeente een van de belangrijkste partijen op de markt, met name doordat ongeveer 30/o van de omzet in de kinderopvang door de gemeente bekostigd wordt in de vorm van subsidies aan Korein. Deze subsidie is aanvullend op de inkomensafhankelijke ouderbijdragen die door ouders worden voldaan voor subsidieplaatsen. De overige inkomsten bestaan uit bijdragen van werkgevers (bedrijfsplaatsen) en bijdragen van particuliere ouders (particuliere plaatsen), De subsidiestromen vanuit het Rijk zullen naar verwachting veranderen. Nu vormen zij nog een onderdeel van de Algemene Uitkering, maar in de toekomst zal bekostiging waarschijnlijk via fiscalisering plaatsvinden. De gemeentelijke invloed en rol zullen daardoor veranderen.
Uitvoering De Stichting Korein is sinds 1989 de enige gesubsidieerde instelling voor kinderopvang in Eindhoven, In dat jaar is besloten de subsidiestrornen te concentreren naar een instelling. Bij de vorming van de grote welzijnsinstelling in Eindhoven in 1999 heeft Korein aangegeven daar buiten te willen blijven. De gemeente heeft daarmee ingestemd en te kennen gegeven per 1-1-2001 de subsidierelatie te willen beeindigen net zoals bij alle andere welzijnsinstellingen. De gemeente wil, overeenkomstig het Rijksbeleid, in beginsel met meerdere aanbieders van kinderopvang in zee gaan. Ook Korein wil een meer zakelijke inkooprelatie met de gemeente en is van mening dat meer concurrentie de kinderopvang als geheel ten goede zal komen. Mede hierdoor is er voldoende reden de subsidierelatie nu te herijken, zonder deze ten principale af te willen bouwen.
Drie elementen Bij lezing van de nota zal elke keer weer een onderscheid moeten worden gemaakt ten aanzien van de volgende drie elementen; De bestaande plaatsen, Korein heeft thans ruim 1.150 kindplaatsen (waarvan ruim 600 (deels) gesubsidieerde). Daarnaast zijn er enkele kleinere bedrijven en stichtingen die samen ruim 100 plaatsen hebben (alles ongesubsidieerd). De plaatsen die nu in ontwikkeling zijn. De raad heeft in mei 1999 besloten geld beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling van 275 kindplaatsen buitenschoolse
Inboeknummer OOU001113
opvang door Korein. Deze plannen zijn thans vergevorderd. De besluitvorming zal binnen enkele weken afgerond zijn. De plaatsen die nog ontwikkeld moeten worden en waarvoor nog ruim 7 miljoen gulden beschikbaar is.
Met name voor overgangsregelingen speelt het onderscheid tussen deze drie soorten plaatsen een wezenlijke rol.
2 Probleemstelling In de komende jaren moet, zoals gezegd, voor de kinderopvang in Eindhoven een aanzienlijke volume-uitbreiding en aanboddiversificatie gerealiseerd worden, zowel van de dagopvang voor 0 tot 4-jarigen als voor de buitenschoolse opvang voor kinderen van 4 tot 12 jaar, Daartoe en daarnaast dient gezocht te worden naar een relatie met meerdere uitvoerende partijen voor de kinderopvang. Daarenboven geeft ook het perspectief van het toekomstige rijksbeleid aan dat nieuwe wegen gezocht dienen te worden. Het ligt in de lijn der verwachtingen, hoewel daar thans nog geen zekerheid over bestaat, dat bekostiging van de kinderopvang vanuit het Rijk zal geschieden via fiscale instrumenten. De gemeente krijgt daardoor minder beinvloedingsmogelijkheden via subsidiestromen. Ter uitwerking van bovenstaande problematiek zijn twee sturingsmodellen ontwikkeld: een accommodatiegestuurd model en een persoonsgebonden’ budget model.
Beide modellen worden hierna uitgewerkt. Na afweging van de voor- en nadelen van beide modellen wordt een keuze geadviseerd. Een belangrijke rol bij de afweging speelt de vraag in welke vorm en mate de gemeente invloed wenst te blijven houden op de kinderopvang.
3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes Kinderopvang is een wat afwijkende ’tak van sport’ binnen het welzijnsterrein omdat, veel meer dan bij andere elementen van welzijnsbeleid de commerciele exploitatie van opvang en de gesubsidieerde exploitatie door elkaar heen lopen.
’ Nu is nog gekozen voor de naam persoonsgebonden budgetmodel. Dat zou in de definitieve versie tot verwarring kunnen leiden (mensen zouden kunnen denken dat dit budget een recht is met zelfde regelingen als in de thuiszorg). Naar een andere naam wordt nog gezocht.
Inboeknummer OOU001113
Rol van de overheid Daarom is het zinvol eerst te onderscheiden wat de rol van de (gemeentelijke) overheid dient te zijn en welke doelen worden nagestreefd. Op Rijksniveau wordt een aantal zaken al dan niet dwingend geregeld: Bepaalde technische en kwalitatieve randvoorwaarden dienen te worden
gerealiseerd. Hierbij kan worden gedacht aan de technische kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van accommodaties, het aantal groepsleidsters en hun opleiding. Het Rijk draagt de gemeenten ook op om - op zijn minst - randvoorwaarden te creeren waardoor voldoende en een voldoende breed aanbod van voorzieningen in de gemeente kan worden gerealiseerd. Het Rijk vraagt niet aan de gemeenten om zelf feitelijk deze plaatsen te realiseren Het Rijk pleit ervoor om de nieuwste uitbreiding van de kinderopvang te realiseren door als gemeente met meer dan een aanbieder in zee te gaan. De instrumenten van openbare inschrijving en aanbesteding worden met name genoemd. De volgende doelstellingen worden hiermee nagestreefd: bevordering van concurrentie en marktwerking; risicospreiding; voorkoming van monopolies; meer keuzevrijheid voor ouders en een betere prijs-kwaliteitverhouding De rol van de locale overheid zal zich met name dienen te richten op de plek van de kinderopvang in de educatieve keten van 0 tot 6 jaar, de ondersteuning van nietkoopkrachtige vraag, de territoriale binding van de kinderopvang en de zorg voor productvernieuwing.
Gemeentelijke uitgangspunten Daarnaast zijn in de gemeente Eindhoven de afgelopen tijd enkele uitgangspunten ontwikkeld (die overigens reeds impliciet aanwezig waren in het bestaande kinderopvangbeleid). Hoewel in de gemeente Eindhoven geen principiele keuze is gemaakt voor een overheid die slechts op afstand en hoofdlijnen bestuurt, ligt het in de lijn van algemene maatschappelijke trends voor de hand te kiezen voor een betrekkelijk beperkte overheidsrol met veel ruimte voor eigen initiatief van burgers en ondernemerschap. Daarbinnen is het uitgangspunt dat de gemeente een zware verantwoordelijkheid voelt voor de zogenaamde niet-koopkrachtige vraag. Dat is de vraag die niet bekostigd wordt door werkgevers, door ouders die het zich, al dan niet met behulp van fiscale voordelen kunnen permitteren of door ouders die andere subsidiestromen weten aan te boren. De gemeente neemt slechts een lichtere verantwoordelijkheid op zich in de randvoorwaardelijke sfeer (het zorgen voor een voldoende breed aanbod) voor de koopkrachtige vraag.
Inboeknummer OOU001113
De niet-koopkrachtige vraag bestaat ons inziens uit de volgende elementen: De vraag die nu ÃćâĆňâĂİ mogelijk ook ten dele ÃćâĆňâĂİ door de Dienst WZI bekostigd wordt, via
de vigerende regelingen zoals de Regeling Kinderopvang en Buitenschoolse Opvang Alleenstaande Ouders, de bijzondere bijstand en andere regelingen. Indien er geen andere voorliggende voorzieningen zijn (fiscaal, CAO, regelingen van Arbeidsbureaus e.d.) zal de gemeente in redelijke mate kinderopvang dienen te verstrekken aan werkende mensen. Voor zowel de koopkrachtige als de niet-koopkrachtige vraag gelden verder de volgende uitgangspunten: Er dient een breed, divers en samenhangend aanbod van kinderopvang te zijn. Gezien de druk op de arbeidsmarkt dient kinderopvang het mogelijk te maken dat meer mensen toetreden tot de arbeidsmarkt. Kinderopvang kan een belangrijk instrument zijn om met name het percentage werkende vrouwen (dat thans in Nederland een van de laagste in Europa is) te verhogen De voorschoolse opvang en de opvang van 0-6 jarigen in samenhang met andere vormen van opvang dienen versterkt te worden Niet alleen de "klassieke" opvang op gebruikelijke tijden en plaatsen, maar ook flexibele opvang, opvang (voor schooljeugd) in woonhuizen, samenwerking met scholen en welzijns- en sportinstellingen enzovoorts. Kinderopvang dient in alle wijken van de stad, in achterstandsgebieden en in meer koopkrachtige wijken, voor ouders beschikbaar en toegankelijk te zijn. Voor ouders dient de toegankelijkheid van gesubsidieerde kinderopvang niet wezenlijk te verschillen ten opzichte van de huidige situatie, met in achtneming van de herziening van de bekostiging van Rijkswege. De technische kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van personeel dienen op dezelfde wijze als nu het geval is te worden gewaarborgd. De veranderingen in de geldstromen vanuit het Rijk maken het steeds lastiger bovenstaande doelen te realiseren zonder daar een aangepast model op te ontwikkelen,
De gemeente beschikt gezien de verwachte fiscalisering straks niet meer over het subsidie-instrument in de huidige vorm en omvang om invloed uit te oefenen op de organisatie van de kinderopvang,
4 Wijze van aanpak/oplossingsrichting Die slotconclusie uit de vorige paragraaf leidt tot de vraag welke instrumenten de overheid nog wel heeft om het door haar gewenste beleid vorm te kunnen geven. Zij zijn hieronder weergegeven:
Inboeknummer OOU001113
Mogelijkheid Overwegingen Eigen Als werkgever en uitvoerder van de Alleenstaandenregeling fungeert de gemeente als een gemeentelijke (met 30, resp. 60 opvangplaatsen) niet bijzonder grote vrager op de markt voor
plaatsen kinderopvang Vergunningenbeleid
Vergunningen worden afgegeven op basis van de verordening Kwaliteit Kinderopvang. Hierin worden minimumeisen gesteld aan de kwaliteit van de kinderopvang. Verg unningenbeleid mag niet ’misbruikt’ worden voor andere doelen
Bestemmings- Bestemmingsplannen kunnen hoogstens als "rem" fungeren: zij kunnen op bepaalde
plannen locaties kinderopvang toestaan of verbieden, maar niet stimuleren. Het Eindhovense Nieuw subsidievolumebeleid
mengkraanrnodel voor besternmin splannen biedt veel ruimte aan initiatiefnemers Er is thans weinig aanleiding voor uitbreiding van het gemeentelijk subsidievolume
Het is duidelijk dat bovengenoemde middelen weinig soelaas bieden voor de in paragraaf drie geschetste doelstellingen. Wel beschikt de gemeente over financiele middelen. Deze worden nu ingezet als subsidie aan Korein (7,5 min.). Daarnaast worden aan Korein gemeentelijke accommodaties verhuurd. Omdat, zoals hierboven geschetst, naar alle waarschijnlijkheid deze geldstromen wijzigen en de gemeentelijke invloed erop kleiner wordt, is er aanleiding nu reeds keuzes te maken voor nieuwe modellen. Er zijn nu twee modellen ontwikkeld die een alternatief bieden voor deze bestaande
subsidiesystematiek: het accommodatiegestuurd model en het persoonsgebonden model. Voor beide modellen is een overgangsregeling ontwikkeld die voorziet in een overgang van een systeem waarin slechts een organisatie wordt gesubsidieerd naar een model waarin meerdere organisaties aanspraak kunnen maken op subsidie. De overgangsregeling is hieronder weergegeven. ACCOMMODATIEGESTUURD MODEL
Korte schets van het model Het model gaat uit van de gedachte dat de gemeente haar invloed uitoefent door de overgrote meerderheid van de voor kinderopvang geschikte accommodaties in Eindhoven te bezitten en deze tegen een lage prijs te verhuren aan ondernemers die de gemeentelijke doelstellingen willen realiseren. Daartoe worden deze
accommodaties aanbesteed in 5 jaarlijkse pakketten aan van tevoren geselecteerde voorkeursleveranciers. Met Korein wordt een overgangsregeling getroffen
Inboeknummer OOU001113
Uitwerking Gemeente eigenaar van accommodaties Het accommodatiegestuurd model gaat uit van de vooronderstelling dat de gemeente, net zoals thans het geval is, de eigenaar is van de meeste (bij voorkeur alle) accommodaties waarin kinderopvang wordt uitgevoerd. Deze accommodaties worden tegen de nettokostprijs aan instellingen die de gemeentelijke doelstellingen willen uitvoeren beschikbaar gesteld.
De rijksgelden bedoeld voor de uitbreiding (de bovengenoemde 7 miljoen gulden ) worden ingezet om de nieuwe accommodaties tegen een zo laag mogelijke prijs te kunnen realiseren.
Door deze verhuur tegen een relatief lage prijs wordt een subsidierelatie gerealiseerd (dat zou op zich niet direct nodig zijn, maar heeft wel gevolgen voor de vorm van aanbesteding). Omdat een van de uitgangspunten is dat meerdere sterke spelers op deze markt mee gaan doen worden deze accommodaties (de verhuur ervan met de verplichting er kinderopvang in uit te voeren conform de gemeentelijke doelen) aanbesteed.
Aanbesteding van accommodaties in 5 jaarlijkse pakketten Het totaal aantal beschikbare plaatsen wordt in 5 vergelijkbare porties of pakketten verdeeld. Deze pakketten zijn samengesteld uit een mix van kinderopvangelementen: Dagopvang en Buitenschoolse Opvang, accommodaties in achterstandsgebieden en accommodaties in zeer draagkrachtige wijken. Jaarlijks wordt (dakpansgewijs) een pakket aanbesteed. Daartoe heeft de gemeente een raamcontract afgesloten met een beperkt aantal voorkeursleveranciers. In dat raamcontract zijn de benodigde randvoorwaarden en kwaliteitseisen geregeld. Dat raamcontract wordt afgesloten in de vorm van een aanbesteding waarbij diverse leveranciers worden uitgenodigd in te schrijven als voorkeursleverancier. Die inschrijving levert nog geen feitelijk project op, maar wel het recht om, al dan niet in concurrentie, in te schrijven voor ÃćâĆňâĂİ een deel van - een pakket.
Het lijkt overigens het meest praktisch om eerst de nieuw te realiseren plaatsen aan te besteden, zulks om de overgang van oud naar nieuw beleid vloeiender te laten verlopen. Tevens is een argument dat als de nieuwe plaatsen niet voor 31-12-2002 worden gerealiseerd, geen rijkssubsidie wordt verstrekt. Dat moet nog nader uitgewerkt worden.
Randvoorwaarden voor leveranciers Aan het voorkeursleverancierschap zijn een aantal randvoorwaarden verbonden. Dat moet uiteraard nog uitgewerkt worden, maar in ieder geval lijkt essentieel dat akkoord wordt gegaan met de overname van personeel en afnemers (= ouders en kinderen) bij overname van een project van een andere leverancier alsmede met het
Inboeknummer OOU001113
afstaan van deze afnemers en personeel bij het verlies van een project. Daarbij spelen overigens de ondernemingsraden van deze bedrijven een rol. De invulling van deze voorwaarde is overigens geen sinecure. Tevens zullen leveranciers moeten voldoen aan de CAO en aan de relevante
verordeningen alsmede aan nader te stellen voorwaarden op dat terrein (denk aan extra opleidingen van personeel).
Voorkeursleveranciers mogen ook geen belangen hebben in elkaar. Zij dienen tevens te werken conform een nader vast te stellen kwaliteitsmodel. Zij dienen tevens te zorgen voor voldoende mate van zeggenschap van ouders.
Kansen en bedreigingen Kansen
De gemeente heeft directe invloed op de omvang van het aanbod en de locaties van het aanbod. Een gewenste spreiding van het aanbod kan daarmee worden bereikt. Het model is flexibel bij beleidswijzigingen: elk jaar wordt een deel van de plaatsen opnieuw aanbesteed en kunnen nieuwe keuzes worden gemaakt De gemeente kan hiermee een gelijke verdeling van het aantal plaatsen over meerdere aanbieders bereiken.
De gemeente houdt veel grip op het feitelijk aantal te realiseren plaatsen, waarmee de kans op feitelijke realisatie groter wordt.
Bedreigingen Het model is voor de gemeente beleidsmatig arbeidsintensief. Zo zullen ’huisbaasschap’, monitoring van de kwaliteit van de opvang en de voortgaande jaarlijkse aanbesteding van de pakketten de nodige menskracht vergen. De gemeente vervult in zekere zin een ondernemersrol en loopt daarmee ook risico: op leegstand en onderbezetting van accommodaties. Met name de overgang van de bestaande door Korein geexploiteerde accommodaties naar een andere aanbieder kan problematisch zijn. Korein is immers de grootste aanbieder van kinderopvang in Eindhoven en heeft die positie kunnen opbouwen mede dankzij een jarenlange subsidierelatie met de gemeente, Het model is kwetsbaar op de overgangsmomenten (elke 5 jaar) omdat ouders en personeel geconfronteerd worden met nieuwe directies en met bijbehorend nieuw beleid op pedagogisch en personeelsgebied en de rol van ondernemingsraden nog niet uitgekristalliseerd is. Het model biedt weinig ruimte aan kleinschalige organisaties (die nu vaak heel precies en klantgericht kunnen werken). De opvang via gastouderschap (een simpele en effectieve manier van kinderopvang) valt buiten de gemeentelijke invloedssfeer (de gemeente stuurt immers op accommodaties).
Inboeknummer OOU001113
Het model is kwetsbaar voor concurrentie van andere dan voorkeursleveranciers omdat er weinig mogelijkheden zijn om vrije vestiging van ongesubsidieerde ondernemers tegen te gaan. PERSOONSGEBONDEN BUDGET MODEL
Korte schets van het model In dit model doet de gemeente vooral inspanningen om de niet-koopkrachtige vraag te ondersteunen, door aan ouders subsidie te verlenen indien zij zelf geen opvang kunnen bekostigen. De gemeente verwerft extra middelen door de nu tegen lage prijzen verhuurde accommodaties tegen marktconforme prijzen te verhuren. Daarnaast houdt de gemeente een beperkt budget beschikbaar om specifieke doelen of bijzondere projecten te kunnen realiseren. Voor het overige mag de koopkrachtige vraag zichzelf regelen, waarbij de gemeente de door het Rijk beschikbaar gestelde gelden inzet als startsubsidies.
Uitwerking Subsidies aan niet koopkrachtige vragers Waar het accommodatiegestuurd model uitgaat van de locaties, gaat dit model uit van het subsidieren van de niet-koopkrachtige vraag van ouders op individuele basis. Daarnaast blijft een beperkt gemeentelijk budget voor specifieke wensen het individu overstijgend. Voor het overige wordt de organisatie en de uitvoering van de kinderopvang binnen door de gemeente te stellen technische en kwalitatieve eisen en randvoorwaarden aan de markt overgelaten. Om die markt zo veel mogelijk ruimte te bieden wordt door de gemeente de maximale beleidsruimte opgezocht ten aanzien van vestigingsbeleid en vergunningenbeleid. De eerder genoemde 10 miljoen gulden lump sum (-I- het reeds ingezette deel voor de 275 plaatsen) wordt ingezet als startsubsidie aan investeerders om zo veel mogelijk plaatsen te realiseren.
Accommodaties tegen marktconforme prijzen verhuren De accommodaties die thans nog eigendom van de gemeente zijn en nu tegen nettokostprijs worden verhuurd, worden tegen marktconforme tarieven verhuurd (of eventueel verkocht) aan partijen die aldaar kinderopvang uit willen voeren. De meeropbrengst ten opzichte van de huidige huur wordt ÃćâĆňâĂİ voor de gemeente budgettair neutraal ÃćâĆňâĂİ ingezet voor subsidiering van de individuele niet-
koopkrachtige vraag alsmede voor specifieke beleidswensen op dit terrein. (Denk onder meer aan samenwerkingsprojecten met het onderwijs of aan specifieke doelgroepen)
Inboeknummer OOU001113
Individuele subsidieverstrekking Om te bepalen wie en in welke mate aanspraak mag maken op een bijdrage van de gemeente in zijn of haar niet-koopkrachtige vraag wordt een bureau opgericht dat dat beoordeelt. Dat zou bijvoorbeeld de dienst SOZaWe kunnen zijn (naar analogie van de bijzondere bijstand). Maar ook de grote welzijnsstichting in oprichting zou de expertise kunnen leveren.
Voor een onderzoek naar de vraag of mensen inhoudelijk in aanmerking komen voor een bijdrage zou de indicatiecommissie of een vergelijkbaar orgaan in aanmerking kunnen komen. De gemeente zal heldere criteria moeten formuleren voor de toekenning van subsidie en plaatsen, met name om problemen als zich in de thuiszorg hebben voorgedaan ten aanzien van het recht op zorg te vermijden. Voor de hoogte van de subsidiering zou de huidige ouderbijdragentabel in stand gehouden kunnen worden. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat het in casu alleen maar zal gaan om gevallen die op grond van de fiscalisering niet voldoende tegemoetkoming krijgen, of om doelgroepen die uberhaupt niet voor fiscale maatregelen in aanmerking komen.
Omdat in dit model het ontstaan van onbeheersbare openeinderegelingen een wezenlijk risico is, zal in de uitwerking bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de afgrendeling daarvan. De subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht biedt daar overigens voldoende mogelijkheden voor, al zijn wachtlijsten en andere voor de hand liggende oplossingen voor subsidievragers niet prettig.
Voorzieningen en experimenten (flankerende maatregelen) Naast de reguliere subsidiestromen naar ouders die kindplaatsen kopen zal ook een bedrag beschikbaar moeten zijn om experimenten tijdelijk te ondersteunen en om kinderopvang mogelijk te maken voor groepen die daar onder de regeling niet aan toe komen. Uitwerking zal moeten volgen, maar te denken valt aan de volgende zaken:
a. Een experirnentenregeling: voor nieuwe vormen en methodieken van kinderopvang is tijdelijk een subsidie mogelijk (afbouwend, uitgangspunt is en blijft dat na een startperiode de markt voor de methodiek aanwezig is) b. Een doelgroepenregeling: voor specifieke doelgroepen zijn voorzieningssubsidies mogelijk (denk aan extra groepsleiders, extra opleidingskosten voor specifiek personeel, specifieke inrichtingseisen). Om te waarborgen dat deze regelingen aanvullend zijn is het verstandig het totaalbedrag van deze aanvullende regelingen af te grendelen op ten hoogste een bepaald percentage van de totale subsidiestroom (bijvoorbeeld 2 x 10’/o)
Inboeknummer OOU001113
Geldstromen Het budget voor kinderopvang is nu 7,5 miljoen gulden. De geldstroom vanuit het rijk wordt omgelegd, waardoor uitbreiding van dat budget voor gemeentelijke activiteiten niet waarschijnlijk is.
Een te verwachten meeropbrengst door het tegen meer marktconforme prijzen verhuren of verkopen van gemeentelijke accommodaties, zal opnieuw worden ingezet ten behoeve van kinderopvang. Daarnaast is incidenteel 10,4 miljoen gulden beschikbaar voor de realisatie van nieuwe plaatsen, waarvan een deel (ongeveer 3,3 miljoen) reeds is besteed aan 275 plaatsen.
Kansen en bedreigingen Kansen
Duidelijke en heldere rol gemeente: geen vermenging met de rol van de ondernemer.
Gemeente heeft directe invloed op wie profiteren van gemeentelijke subsidiegelden door doelgroepen te formuleren en criteria op te stellen Risico’s voor de gemeente zijn beperkt: bij een afnemende vraag naar kinderopvang kan het budget ingekrompen worden. Bij een toenemende vraag en gelijkblijvend budget kunnen minder aanvragen worden gehonoreerd of criteria worden aangescherpt. Met Korein kunnen in overleg afspraken worden gemaakt over de gefaseerde afbouw van de huidige subsidie. Deze fasering zou gelijk kunnen zijn aan het natuurlijke verloop van de huidige bezette subsidieplaatsen. Het maatschappelijk ondernemerschap wordt bevorderd. Kleine ondernemers (bijvoorbeeld allochtone ondernemers) hebben in dit model een grotere kans van slagen (met gemeentelijke financiele steun). Gastouderschap kan in dit model gesubsidieerd worden.
Bedreigingen Gemeente heeft slechts beperkte invloed op de kwantiteit van het aanbod kinderopvang en op de spreiding van de locaties over de stad. Gemeente heeft geen directe invloed op welke (nieuwe) marktpartijen welk deel van de markt in handen krijgen. Ouders uit de doelgroepen hebben in principe geen voorrang, dus er is geen garantie dat zij ook werkelijk een plaats krijgen. Uiteraard verdwijnt dit probleem op het moment dat er voldoende aanbod aan kinderopvang is. Hoe kan de gemeente samenwerking met onderwijs- en welzijnsinstellingen stimuleren?
Hoe kan de gemeente gastouderschap en andere vormen van kinderopvang stimuleren?
Inboeknummer OOUO01113
Indien onvoldoende afgegrendeld door adequate regelgeving bestaat de kans op open einde regeling met niet af te grendelen risico’ s Formatieve capaciteit van subsidieverstrekking in de uitvoerende sfeer moet nog worden uitgewerkt. Gemeente heeft beperkte invloed op realisatie van volle 869,6 nieuwe plaatsen (waarvan er inmiddels 275 in ontwikkeling zijn). OVERGANGSREGELINGEN
Voor beide modellen zijn enkele overgangsregels nodig; deze betreffen met name de subsidiering en de organisatie van de accommodaties. Hieronder wordt daarop ingegaan.
Huidige regeling 1. Subsidie De gemeente Eindhoven verstrekt op dit moment ongeveer 7,5 miljoen gulden subsidie aan Korein om kinderopvang te regelen. Korein financiert daarmee ongeveer 600 plaatsen (op een totaal van ruim 1.100 plaatsen bij deze organisatie). De gemeentelijke bijdrage wordt betaald op basis van de ouderbijdrageregeling. Ouders die onvoldoende inkomen hebben kunnen via een tabel een bijdrage krijgen in de kosten (dat bedrag ontvangen ze overigens niet zelf, maar het wordt rechtstreeks met Korein verrekend). De overige plaatsen van Korein worden bekostigd door particulieren, hun werkgevers of opleidingsinstituten (of het Arbeidsbureau), of door SoZaWe (Alleenstaande ouderregeling, ongeveer 75 plaatsen). Daarnaast exploiteert een aantal commerciele organisaties kinderopvangplaatsen. Dat doen ze zonder subsidie.
Omdat Korein bij de vorming van de nieuwe welzijnsorganisatie heeft aangegeven daar niet bij aan te willen sluiten, en omdat Korein tevens gekozen heeft voor een meer marktgerichte opstelling, is door de gemeente, ook om formele redenen, aangekondigd de subsidiering per 1 januari 2001 te willen beeindigen, 2. Accommodatie Korein huurt haar bestaande accommodaties van de gemeente. Ze betaalt daarvoor 1/o van de herbouwwaarde van de panden+ de kapitaalslasten voor gedane investeringen+ het regulier onderhoud. De andere organisaties huren op de markt, maar een enkeling (SKON) huurt ook van de gemeente (Mimosaplein) onder dezelfde voorwaarden.
Inboeknummer OOU001113
Uitgangspunten Een overgangsregeling zal aan de volgende voorwaarden moeten voldoen: 1. Zorgen voor het realiseren van de nieuwe plaatsen. 2. Zorgen voor een evenwichtige overgang van de subsidiepartner van jaren, Korein naar een meer marktgerichte situatie. 3. Geen overmatige kosten voor de gemeente in de vorm van hoge desintegratieschadekosten of dergelijke. 4. Helderheid naar inkopers van plaatsen (ouders en bedrijven) en naar werknemers over de ontwikkelingen.
Hieronder is voor beide modellen een korte impressie weergegeven over de overga ngssituatie: De ontwikkelingsrichting van deze overgang is als volgt: Er dient een langzame uitgroei te zijn van de situatie waarin Korein afhankelijk is van subsidiering naar een situatie waarin de gemeente kan sturen waar zij haar subsidie naar toe brengt (en dat kan ook en zal ook waarschijnlijk voor een groot deel naar Korein zijn). Naar de aard van het model is ook een overgang op basis van accommodaties en de aanbesteding daarvan mogelijk resp. op basis van de personen die gebruik maken van de regeling. In het geval van het accommodatiegestuurde model zal dat op basis van accommodaties en pakketten dienen te geschieden, waardoor de overgang 20e/o per jaar is (een schijf per jaar).
Voor het persoonsgebonden model is een regeling aansluitend bij de doelgroep het meest passend: een uitgroei op leeftijd: voor nieuwe kinderen geldt de nieuwe bekostigingsstructuur, voor bestaande kinderen de bestaande structuur. Dat geeft voor de opvang van 0-4 jarigen een geleidelijke overgang (25% per jaar) naar de nieuwe situatie. Voor de buitenschoolse opvang geldt het hieronder gestelde. Daarbij is voor beide modellen de vraag vanaf welk moment deze overgangssituatie gestalte dient te krijgen. De drie mogelijkheden zijn:
1. zo snel mogelijk, zodat per 2005 volledig volgens de nieuwe systematiek wordt gedraaid 2. zo laat mogelijk: startend per 1 januari 2003, zodat de bestaande subsidiestromen worden veilig gesteld 3. een mixvariant waarbij bestaande plaatsen op het ene moment overgaan, de 275 plaatsen die nu reeds in de pijplijn zitten op het daarvoor meest geeigende moment overgaan en de nieuwe plaatsen op het moment van realisatie onder de nieuwe systematiek vallen.
Inboeknummer OOU001113
Ten aanzien van dit laatste: voor de nieuwe plaatsen lijkt het wenselijk zo snel mogelijk te starten met een nieuwe regeling en niet meer volgens de oude systematiek te werken, deels anticiperend op een nieuwe regeling, deels daar ook mee experimenterend om nieuwe vormen te vinden.
Voor de plaatsen die nu in de pijplijn zitten zal een oplossing moeten worden gevonden. De richting van deze oplossing zal in het dossier ter zake worden aangegeven. Wel is het zo dat de regeling met Korein nu reeds zal moeten bevatten dat per 31-12-2002 alle aanspraken op subsidiering komen te vervallen. Door dat nu reeds te stellen als voorwaarde is Korein voldoende overgangstermijn geboden om geen aanspraken uit overgangsrecht na die tijd te hoeven verwachten. Ten aanzien van de bestaande plaatsen stel ik voor, op basis van nog te voeren onderhandelingen met Korein om te komen tot een regeling waarbij de subsidiering per 1 januari 2001 wordt omgezet in de nieuwe regeling, zodat de vanaf 1 januari 2001 instromende nieuwe klanten / kindjes onder de nieuwe regeling vallen. Dat geeft Korein en de gemeente alle tijd om tot een overgangsregeling te komen omdat immers het eerste jaar nog 75/o van de plaatsen onder de bestaande regeling valt. Hieronder wordt voor beide modellen aangegeven wat de overgangsregeling betekent voor het creeren van meer concurrentie op de markt
Accommodatiemodel Omdat dit model uitgaat van een geleidelijke ingroei van plaatsen in een nieuw aanbestedingsysteem, is het ook mogelijk Korein geleidelijk in het model in te laten passen. Dat geeft voor deze organisatie een geleidelijke overgang naar een meer marktgerichte omgeving. Zij zal dus geleidelijk haar plaatsen in dat nieuwe systeem onder dienen te brengen (20’Ye per jaar), maar heeft daartegenover de kans zich als marktpartij te profileren en uiteindelijk even sterk of in theorie zelfs sterker naar voren te komen als nu. Voor eventuele schade als gevolg van extra druk op de overhead zal een beperkte schadevergoeding mogelijkerwijs aan de orde zijn. Indien Europees wordt aanbesteed zal aan Korein geen garantie van voorkeursleverancierschap kunnen worden gegeven, anders zou dat eventueel onderdeel van de voorwaarden kunnen zijn. Het is formeel niet nodig Europees aan te besteden, maar mogelijk is het wel wenselijk vanwege de versterking van de concurrentie.
Persoonsgebonden model Omdat de gemeente in dit model niet meer de combinatie van gesubsidieerde en ongesubsidieerde plaatsen in stand houdt, maar als ondersteuner van individuele inkoop gaat optreden verandert er nogal wat voor Korein. In de eerste plaats gaat de huurprijs van de accommodaties van Korein de komende jaren omhoog. Dat zal de organisatie op moeten vangen via hetzij efficiencymaatregelen, hetzij het verhogen van de prijzen.
Inboeknummer OOU001113
In de tweede plaats is er geen garantie meer van afname van plaatsen door de gemeente. Daarvoor zal een overgangsregeling moeten worden uitgewerkt (Korein zal in plaats daarvan natuurlijk wel op een fors deel van de inkoop van gesubsidieerde ouders kunnen rekenen). Ten derde is het uitgangspunt van de gemeente dat concurrentie op de markt plaats moet vinden. Naar ons oordeel is Korein op een totaal te creeren aantal plaatsen van ruim 2000 met ongeveer 1400 thans reeds bezette plaatsen een zodanig grote speler dat een groter marktaandeel niet op voorhand in de rede ligt. Dat betekent dat we met name zullen onderzoeken hoe in de uitbreidingssfeer van gesubsidieerde plaatsen aan andere partijen dan Korein voorrang kan worden gegeven.
Concluderende afweging Hieronder treft u een puntsgewijze opsomming aan van de kritische succesfactoren van beide modellen
Accommodatiegestuurd model Persoonsgebonden budget model Veel gemeentelijke invloed op alle terreinen Alleen invloed op relevante deelmarkt van de kinderopvang Maximale resultaten van outcome-sturing op hele kinderopvang en samenhang met andere "kinderwelzijnbeleidsterreinen"
Nadruk bij gemeentelijke organisatie en personeel bij beleidsmatige inzet en accommodatiebeheer Beheer accommodaties bij overheid of gesubsidieerde instelling Flexibel bij beleidswijzigingen (elke 5 jaar aanbestedingen) Risico’s voor gemeente op terrein van zeggenschap, concurrentie en invloed burgers Systematiek flexibel t.a.v. volume, met
uitzondering van leegstand Overgang Korein naar marktmodel goed te realiseren
Gesloten einde regeling (kosten accommodaties inzichtelijk)
Gerichte outcome-sturing voor nietkoopkrachtige vraag en achterstandsgroepen en in beperkte mate voor brede kinderwelzijn Nadruk bij gemeentelijke organisatie bij personeel voor beheren en controleren individuele subsidiestromen
Beheer accommodaties bij ondernemers zelf
Beleidswijzigingen alleen stuurbaar binnen budget Geen ondernemersrisico bij overheid
Systematiek in grote mate
volumeonafhankelijk Overgang Korein naar marktmodel vergt extra zorg
Model nodig om open einde regelingen te vermijden
Inboeknummer OOU001113
Het voorgaande laat zien dat aan beide modellen voor- en nadelen kleven. Niet alle punten wegen echter even zwaar. Wij komen tot een voorkeur voor het persoonsgebonden budget model en wel om de volgende redenen: Het model past in een onzekere situatie waarin regelgeving aangepast en veranderd gaat worden en waarin de gemeentelijke rol kleiner gaat worden. Welke koers het Rijk ook inzet, de gemeente kan daar flexibel op in spelen. Het model sluit het beste aan op de ontwikkeling dat de markt de primaire rol moet spelen waarbij meerdere partijen mee kunnen doen.
In dit model bepaalt de gemeente direct wie er profiteert van gemeentelijk subsidiegeld: welke groepen burgers hebben financiele steun nodig? De rol van de gemeente is een beperkte, maar wel duidelijke en heldere: geen vermenging van verantwoordelijkheden tussen gemeente en ondernemers. De risico’s voor de gemeente zijn beperkt, ook onder veranderende markt en omstandigheden. Dit model past het beste bij de trend van het Rijksbeleid: fiscalisering. Overheidsbemoeienis aan de vraagzijde van de markt.
5. Financiele gevolgen en risico’ s In beginsel zijn beide regelingen budgettair neutraal opgezet en zijn er dus geen financiele consequenties. Wel zijn er financiele risico’s te noemen.
Voor het accommodatiegestuurd model zijn dat de volgende: Het model is voor de gemeente tamelijk beleidsintensief. Zo zullen ’huisbaasschap’, monitoring van de kwaliteit van de opvang en de voortgaande jaarlijkse aanbesteding van de pakketten de nodige menskracht vergen. Er bestaat risico op leegstand van gebouwen bij fluctuering van de markt.
Voor het persoonsgebonden budget model zijn dat de volgende: Onderzocht zal worden hoe arbeidsintensief de uitvoering van de indicering en verstrekking en de bijbehorende controle hierop is. Op dit moment is de niet-koopkrachtige vraag niet in te schatten. Deze zou aanzienlijk groter kunnen blijken te zijn. De regeling zal dit af moeten grendelen. De vraag of nieuwe accommodaties zullen worden gecreeerd valt deels buiten de gemeentelijke invloedssfeer waardoor het niet zeker is dat alles per de fatale datum van 31-12-2002 is gerealiseerd. Daardoor kan een deel van de plaatsafhankelijke subsidie worden gemist.
Inboeknummer 00U001113
6 Overige gevolgen van de aanpak De keuze voor elk van beide modellen heeft gevolgen voor regelgeving, relaties met instellingen en ÃćâĆňâĂİ in beperkte mate ÃćâĆňâĂİ voor de gemeentelijke organisatie. Deze zijn
hierboven voldoende geschetst en worden in het eindvoorstel uitgewerkt.
7 Resultaten van overleg /inspraak Omdat het hier een startnotitie voor de raadscommissie MO betreft op basis waarvan nieuw beleid ontwikkeld gaat worden is nu nog geen inspraakronde gehouden. In het vervolgtraject zal uitgebreid aandacht aan de inspraak met instellingen en betrokken burgers worden gegeven.
Overigens is informeel wel met de directie van Korein over bovenstaande opzet gesproken zonder daaruit conclusies mogen worden getrokken.
8 Communicatie In deze fase is verder geen externe communicatie aan de orde geweest met uitzondering van bovengenoemd gesprek met de directie van Korein.
9 Voorstel 1. In een aparte raadscommissie MO een presentatie te geven van bovenstaand richtingendossier. 2. Aan de raadscommissie MO voor te stellen het advies te geven aan het college van B&W voort te gaan met de verdere uitwerking van het persoonsgebonden
budgetrnodel. 3. De directeur MCZ vervolgens op te dragen dit model verder uit te werken en uiterlijk 1 juli 2000 een uitgewerkte regeling aan het college te presenteren.
8 e rtr D////wz000083 1 0
Aanleiding voor de discussie, ontwikkelingen op het terrein
Keuzes voor de toekomst presentatie aan het college van B&W van Eindhoven dd. 22 februari 2000
Aanleiding voor de discussie, ontwikkelingen op het terrein Oprichting grote welzijnsinstelling: KBN doet niet mee Consequentie: inkoopmodel waarbij KBN niet de enige leverancier meer hoeft te zijn (klopt ook met rijksbeleid). Subsidierelatie formeel per 1-1-2001 beeindigd Gemeente wil het nu goed regelen voor de nieuwe situatie en een ingroeimode! voor de bestaande situaties
Thans ong. 1200 kinderopvang-plaatsen in Eindhoven (1100 KBN, ruim 100 anderen) Subsidievolume 7,5 miljoen netto (340 plaatsen) Omzet 25 miljoen, 300 werknemers Rijk wil aanzienlijke groei Heeft lump’visum beschikbaar gesteld voor uitbreiding kinderopvang: ong. 10 miljoen (niet structureel) voor 870 plaatsen, waarvan deel BuitenSchoolse Opvang (BSO) Raad heeft opdracht gegeven (6-7-’99) om KBN 275 plaatsen iBSO te doen realiseren (+ 50 elders). Vervolgdossier binnenkort bij u
Aanleiding voor de discussie, - ontwikkelingen op het terrein Bekostigingssystematiek nu: Gemeente subsidieert KBN (o.b.v. berekende verhouding gesubsidieerde en ongesubsidieerde plaatsen)’,en indirect via ouderbijdragentabel de ouders/afnemers Daarnaast indirecte subsidiering via lage huurprijs Toekomst: fiscalisering (waarschijnlijk) bekostiging via ouders en bedrijven, niet meer door gemeente (mogelijk korting op AU)
Gemeentelijke subsidiemogelijkheden lijken beperkt, weinig directe invloed (ongeveer 3’io van
Wat willen we Gemeente wil met name invloed op de voorziening in de niet-koopkrachtige vraag
Uitstroom uit SozaWe Ook sociaal zwakke wijken Emancipatie ouders en ontplooiing kind Opvang zvvakste groepen (fase 4, asielzoekers) Voldoende toestroom op arbeidsmarkt
Daarnaast technische en kwalitatieve randvoorwaarden En voldoende breed aanbod i.h.a. Zo mogelijk’ook samenhang met andere activiteiten t.’b.v. 0-6-jarigen
Twee modellen Accommodatiegestuurd model Persoonsgebonden budget model Korte schets van beiden, daarna kansen en bedreigingen van beiden
Accommodatiegestuurd model Gemeente is voor zo ver mogelijk eigenaar van de accommodaties Gemeente bouwt met behulp van 10 miljoen (en meer...) accommodaties voor kinderopvang Verhuurt onder de marktprijs aan instellingen die haar outcome-doelstellingen willen realiseren Door onder de marktprijs te verhuren is er sprake van een subsidierelatie) Gemeente wil meerdere sterke spelers
Ideale situatie (2003) Randvoorwaarden PS: Gaan akkoord met overname van afnemers en personeel als zij een (deel van een) pakket over mogen nemen van een ander Voldoen aan alle eisen van cao en verordeningen (en mogelijk zelfs meer als het gaat om opleidingen e.d.) Hebben geen onderlinge belangen in elkaar Hebben een kwaliteitsmodel (b.v. ISO 9002certificering of INK-model) om aan outcomeeisen te voldoen
Kansen en bedreigingen Kost veel gemeentelijk personeel (huisbaasschap, monitoring, aanbesteding) Leegstand Zijn de randvoorwaarden niet zo zwaar dat de leveranciers niet willen (combine) Hoe ga je om met ouderprotesten bij wisseling van exploitant Idem t.a.v. personeel Risico dat kleinschalige organisaties buiten de boot vallen Hoe organiseer je gastouderopvang Overgang KBN
Vestigingsbeleid
Ideale situatie (2003) 5 jaarschijven (pakketten) van ongeveer 350-400 plaatsen In elk pakket mix van de diverse vormen van opvang (BSO, KQ speciale opvang, type wijk en type accommodatie) Gemeente heeft via aanbesteding in 2001 een raamcontract met beperkt aantal preferred suppiiers (PS); daarin zijn de outcome-eisen, de randvoorwaarden en de kwaliteitseisen geregeld Jaarlijks word] via geleidelijke ingroei van de oude laatsen een pakket in delen aanbesteed tussen deze S, steeds voor de duur van vijf jaar (dakpanconstructie) Aanbestedings(rorm: verhuur van accommodatie, onder de markt)rijs
gemenesc es ÃćâĆňâĂİ overgangsrecht Uitgangspunt: KBN krijgt een aantal zekerheden tot die tijd;
Continuering bestaande plekken tot moment van opname in nieuw systeem (gefaseerd vanaf 200?) Continuering 275 plaatsen tot moment van gefaseerde opname in nieuw systeem (vanaf 200?) Vergoedinglvoor door anderen over te nemen activiteiten (bnderhandelen over hoogte) Geen garantie van PS-schap (strijd met Europese aanbesteding; dit is onderhandelbaar, want we zijn waarschijnlijk’ niet gebonden aan Europese aanbesteding) 1
Persoonsgebonden budget model Gemeente subsidieert de niet-koopkrachtige vraag op individuele basis Daarnaast beperkt budget voor specifieke wensen „ Rest blijft ’aan markt (besturen op afstand)
Vestigingsbeleid en vergunningenbeleid zo ruim mogelijk in/erpreteren
Uitwerking Gemeente besteedt de lump sum van 10 miljoen nuttig om zo veel mogelijk plaatsen te
realiseren; betekent startsubsidie voor investeerders Alle accommodaties worden tegen marktconforme tarieven verhuurd (verhoogde opbrengst wordt weer aan KO besteed) Gesubsidieerde plaatsen nu ong. 55 gulden per m2 (ongesubsidieerde 150 tot 350 gulden) Gemeente subsidieert de individuele afname van plaatsen
Wie krijgt er een subsidieplaats Gemeente roept bureau in het leven om de ’persoonsgebonden budgetten KO" te verdelen Bijvoorbeeld SoZawe (kan naar analogie van buzondere bastand) Of grote welzijnsinstelung Of andere intermediair (indicatiacommissie)
Gemeente formuleert criteria voor toekenning subsidie (denk aan problematiek thuiszorg) Ouderbijdragentabel
Hoeveel geld is er Structureel: Bestaand budget; 7mgjoen (wordt deels bedreigd door fiscaiisering) Nieuw beleid voor specifieke taken Verhoging huur gemeentelijke accommodaties tot commercials prijs: max. 2,5 miljoen
Incidenteel: Lump suin voor nieuwe plekken (max. 11.298 gulden per plaats)
Totaal beschikbaar: Maximaal 10 miljoen na aftrek bureaukosten Kosten per’plaats 25.000 gulden ==> 400 plaatsen te subsididren (waarvan deel via
gerichte outcomesubsidies)
Kansen en bedreigingen Meer subsidievolume door verhoogde huuropbrengst Turkse ondernemer (of moskee...) Hoe breng je samenwerking met brede scholen, PSZ e.d. tot stand
Hoe kan,je stimulerend optreden voor gastouderopvang
Kansen en bedreigingen Wat als behoefte aan niet-koopkrachtige vraag veel groter blijkt’ ?
Hoe,zorg je er dan voor dat de gesubsidieerde afner(iers plaats krijgen Huun)erhoging betekent ook kosten voor kwaliteitsverbetering accommodaties Niemand wil in achterstandsgebieden accomn)odaties starten Consequenties voor bestaande organisaties Lukt het wel of niet om plaatsen snel te realiseren Risico’s gpmeente beperkt, ook als de markt veranderti
Keuzes voor de kinderopvang Accomrnodatiegestuurd model: Veel gemeentelijke invloed Veekgemeentelijk werk Maximale resultaten van outcome (ook buiten kinder6pvang) Organisatie ingewikkeld, beheer complex Risico’s op terrein van zeggenschap, concurre)tie, burger-invloed Beperkt flexibel bij volume-wijzigingen (gebouwen niet, volume wel) Flexibel bij beleidswijzigingen
Keuzes voor de kinderopvang Persoonsgebonden budget model Beperkte invloed op hele markt Gerichte outcomesturing (maar niet ten volle: + achterstandswijken + onaantrekkelijke groepen klanten)
Door beperkt outcome-subsidiebudget sturing mogelijk Geen ondernemersrisico bij overheid Systematiek is in grote mate volume-onafhankelijk Minder gemeentelijke organisatie / werk Beheer bij ondernemers
Kortom Op grond van overwegingen van flexibiliteit en efficiency, alsmede op grond van de wenselijkheid van een doelmatige maar beperkte overheidsrol kiest de afdeling Welzijn voor hetl persoonsgebonden budget model Aandacht voor heldere outcome-formulering en subsidiecriteria heeft prioriteit