Onderwijsovereenkomst MBO Utrecht Model 2014-2015
Vastgesteld door College van Bestuur: 13-05-2014 Kenmerk CvB: U14.00575-OW01 Instemming Studentenraad: 01-07-2014
I.
Inleiding
MBO Utrecht wil graag dat je als student bij ons op school een goede tijd hebt. Dat je op een goede en plezierige manier een vak leert en je vormt. In deze overeenkomst maken we afspraken over de rechten en plichten die zowel de onderwijsinstelling als jij hebben.
II.
Begrippen
Beroepspraktijkvorming (BPV) De beroepspraktijkvorming (afgekort: BPV) maakt verplicht onderdeel uit van iedere beroepsopleiding. Beroepspraktijkvorming is een ander woord voor stage. De afspraken tussen de student, de onderwijsinstelling en het praktijkbedrijf worden vastgelegd in de praktijkovereenkomst. BOL/BBL BOL staat voor beroepsopleidende leerweg. Dit is een combinatie van leren en stage. BBL staat voor beroepsbegeleidende leerweg. Dit is een combinatie van leren en werken. Commissie van beroep voor examens Commissie van beroep zoals bedoeld in de Regeling beroep tegen examenbeslissingen van MBO Utrecht. Entreeopleidingen Alle opleidingen op niveau 1. Examenreglement Het Examenreglement van MBO Utrecht bevat algemene bepalingen over de afname en de organisatie van examens binnen MBO Utrecht. Klachtencommissie De Klachtencommissie van MBO Utrecht, zoals bedoeld in de Regeling Overige Klachten MBO Utrecht. Minderjarigheid en meerderjarigheid Zolang de student minderjarig is wordt hij vertegenwoordigd door zijn ouders/verzorgers. Vanaf het moment waarop de student meerderjarig is, is hij zelf verantwoordelijk voor het nakomen van deze overeenkomst. Gegevens over de voortgang, verzoeken om informatie en dergelijke zullen dan rechtstreeks aan de student worden gericht. De ouders/verzorgers van studenten tot 18 jaar ontvangen een kopie. Ouders van meerderjarigen ontvangen een kopie, tenzij de student daar uitdrukkelijk bezwaar tegen maakt.
Versie 0.4 mei 2014
1
Onderwijsinstelling De term ‘onderwijsinstelling’, ook wel de ‘instelling’, wordt in deze overeenkomst, en in andere officiële stukken, gebruikt als aanduiding van MBO Utrecht. Onderwijsovereenkomst Schriftelijke overeenkomst tussen de student en de onderwijsinstelling, die wordt gesloten voor aanvang van de opleiding. De onderwijsovereenkomst bevat rechten en plichten van de student en de onderwijsinstelling en is opgesteld op grond van de bepalingen van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Opleidingsblad De bladzijde van de overeenkomst waarop de gegevens van de student en van de opleiding zijn vermeld en waarop de student zijn handtekening zet bij het sluiten van de onderwijsovereenkomst. Opleidingsgids Gids met informatie over de opleiding, het onderwijsprogramma en de examens. Deze gids wordt aan het begin van het studiejaar uitgereikt aan alle studenten. Praktijkbedrijf Het praktijkbedrijf (of BPV-bedrijf) is het bedrijf of de organisatie, waar de beroepspraktijkvorming plaats vindt. Praktijkovereenkomst Studenten die de beroepspraktijkvorming gaan volgen, sluiten daarvoor eenaparte schriftelijke overeenkomst: de Praktijkovereenkomst. Die overeenkomst regelt deverhoudingen tussen de student, de onderwijsinstelling en het praktijkbedrijf. De student verplicht zich om vóór het begin van zijn beroepspraktijkvorming een ondertekende praktijkovereenkomst in te leveren bij de studentenadministratie. Student De Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) spreekt steeds van de ‘deelnemer’ of de ‘onderwijsdeelnemer’. MBO Utrecht heeft er voor gekozen de deelnemers aan te duiden als ‘student’, daarom wordt in deze overeenkomst steeds gesproken van de student. Studieadvies Afspraken die met de student worden gemaakt om de kans te vergroten dat hij zijn opleiding binnen de daarvoor gestelde periode afrondt. Studieadvies, Voorwaardelijk Negatief Als een student niet geschikt of bekwaam is om de opleiding binnen de daarvoor gestelde periode af te ronden kan de teammanager hem een voorwaardelijk negatief studieadvies geven. Aan een voorwaardelijk negatief studieadvies is altijd een termijn verbonden waarbinnen de student alsnog kan aantonen dat hij wel geschikt is voor de opleiding. Studieadvies, Bindend Negatief Als de student na een voorwaardelijk negatief studieadvies toch niet in staat blijkt de opleiding met succes af te ronden, wordt door de teammanager een bindend negatief studieadvies gegeven. Door een bindend negatief studieadvies wordt de Onderwijsovereenkomst beëindigd. Studiegids Gids met informatie voor studenten die van toepassing is op alle opleidingen van MBO Utrecht. Studentenstatuut Het Studentenstatuut bevat regels die gelden voor alle studenten van MBO Utrecht. Versie 0.4 mei 2014
2
Studentenvolgsysteem MBO Utrecht maakt gebruik van een digitaal studentenvolgsysteem, Trajectplanner. In dit systeem vind je documenten die voor jou persoonlijk van belang zijn, zoals de bijlagen bij de onderwijsovereenkomst. Via dit systeem, Trajectplanner, heb je ook altijd inzicht in je rooster. Teammanager De door het College van Bestuur aangewezen persoon die leiding geeft aan een onderwijsteam. Wet educatie en beroepsonderwijs De Wet educatie en beroepsonderwijs (afgekort: WEB) is de wet waarin zaken met betrekking tot het beroepsonderwijs zijn geregeld. Deze Onderwijsovereenkomst is opgesteld op grond van de bepalingen van de WEB.
De bepalingen van de Onderwijsovereenkomst III.
Algemene bepalingen
Artikel 1 Beroepsopleiding 1. Deze bepalingen vormen samen met het opleidingsblad de onderwijsovereenkomst. 2. De student wordt ingeschreven in de opleiding dan wel een deel daarvan, met inachtneming van de gegevens die op het Opleidingsblad bij punt 3 zijn vermeld. 3. In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen. Bepalingen die specifiek gaan over de door de student te volgen opleiding staan op het Opleidingsblad. Deze bepalingen vormen samen met het opleidingsblad de onderwijsovereenkomst. Overal waar in deze overeenkomst ‘opleiding’ staat, wordt de opleiding bedoeld zoals vermeld op het opleidingsblad. 4. Waar in het vervolg van deze overeenkomst sprake is van ‘opleiding’, wordt daarmee bedoeld de opleiding, of een deel van de opleiding, die is vermeld op het Opleidingsblad bij punt 3. 5. Indien op het Opleidingsblad onder punt 4 is vastgesteld dat de opleiding voldoet aan de bepalingen van de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of aan die van de Wet Studiefinanciering 2000 houdt dit niet in dat de student zonder meer ook recht op een tegemoetkoming in de studiekosten voor studerenden tot 18 jaar of op studiefinanciering, aan deze vaststelling kan ontlenen. 6. Indien van toepassing, zal de onderwijsinstelling de student telkens op de daarvoor in aanmerking komende tijdstippen in de gelegenheid stellen zich voor de nog resterende delen van de opleiding in te schrijven. De onderwijsinstelling is hiertoe niet verplicht indien hernieuwde inschrijving in redelijkheid niet van haar kan worden gevraagd. 7. Het onderwijs in het kader van de praktijksimulatie en de beroepspraktijkvorming vindt plaats op dagen en tijdstippen die voor de betreffende branche gebruikelijk zijn. Artikel 2 Beroepspraktijkvorming 1. Onderdeel van de beroepsopleiding vormt de beroepspraktijkvorming. Afspraken over de beroepspraktijkvorming worden vastgelegd in de aparte praktijkovereenkomst tussen de student, de onderwijsinstelling, en het bedrijf dat, of de organisatie die, de beroepspraktijkvorming verzorgt. 2. Voor iedere beroepspraktijkvorming wordt een aparte praktijkovereenkomst gesloten tussen de student, de onderwijsinstelling en het praktijkbedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt. Indien de student de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgt, wordt de praktijkovereenkomst ook ondertekend namens het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven waar het praktijkbedrijf bij is aangesloten. Artikel 3 Inhoud en inrichting van de opleiding en de examinering 1. De onderwijsinstelling richt de opleiding zodanig in dat de student redelijkerwijs in staat geacht moet worden de opleiding binnen de gestelde termijn met succes af te ronden. 2. Voor de inhoud en inrichting van de opleiding en van de examens geldt het bepaalde in de opleidingsgidsen en het examenreglement van de onderwijsinstelling. Versie 0.4 mei 2014
3
3. De onderwijsinstelling zorgt er voor dat de student volledig en tijdig wordt geïnformeerd over het onderwijsprogramma en de programmering van de examinering. 4. De student ontvangt bij aanvang van zijn opleiding bij MBO Utrecht een studiegids met informatie over MBO Utrecht en daarnaast een Opleidingsgids met informatie over de opleiding, het onderwijsprogramma en de examens. Artikel 4 Wijziging in programma en uitvoeringsplaatsen 1. De onderwijsinstelling behoudt zich het recht voor de uitvoering van het programma en de plaatsen waar dit programma wordt uitgevoerd om organisatorische en/of onderwijsinhoudelijke redenen te wijzigen. 2. Om de opleidingen zo actueel mogelijk te houden kan de onderwijsinstelling het programma uitvoeren volgens de meest recente, door de minister vastgestelde kwalificatiedossiers. Indien nodig worden het examenreglement aan deze nieuwe situatie aangepast. 3. De onderwijsinstelling geeft wijzigingen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 tijdig aan de student door. 4. De student volgt de opleidingsactiviteiten volgens het geldende rooster. 5. De onderwijsinstelling spant zich in wijzigingen van het rooster en/of de locatie op tijd door te geven aan de student. Artikel 5 Studiebegeleiding, studie- en beroepskeuzevoorlichting 1. De onderwijsinstelling draagt zorg voor studie- en beroepskeuzevoorlichting. 2. De onderwijsinstelling voorziet in een passende studieloopbaanbegeleiding, waaronder een regelmatige advisering over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding (studieadvies). Het studieadvies wordt op daartoe geëigende momenten aan de student bekend gemaakt. 3. Om voor de student de kans te vergroten om aan de diploma-eisen van de opleiding waarop deze overeenkomst van toepassing is binnen de daarvoor gestelde periode zoals vermeld op het Opleidingsblad onder punt 3 te voldoen, worden afspraken gemaakt over te ondernemen activiteiten door de student. Die afspraken noemen wij een studieadvies. 4. Indien van toepassing worden voor individuele studenten aanvullende afspraken gemaakt over extra begeleiding in het kader van de Wet Passend Onderwijs. Afspraken over de ondersteuning worden in principe voor aanvang van de opleiding gemaakt, maar kunnen ook tijdens de looptijd van deze onderwijsovereenkomst worden gemaakt of worden aangepast. 5. De student die weet dat hij extra begeleiding of ondersteuning nodig heeft, dient dit te melden bij de intake, zodat de onderwijsinstelling deze ondersteuning kan bieden. De onderwijsinstelling kan niet worden aangesproken op het niet leveren van ondersteuning waarvan de behoefte niet tijdig is gemeld. Als tijdens de opleiding blijkt dat de student een ondersteuningsbehoefte heeft, kan de instelling zelf vaststellen of zij hieraan alsnog tegemoet kan komen. 6. Over de benodigde extra begeleiding of ondersteuning worden nadere afspraken gemaakt tussen de onderwijsinstelling en de student, dit is het ondersteuningsplan. De gemaakte afspraken worden uitgewerkt in een bijlage bij de onderwijsovereenkomst. Op het opleidingsblad wordt naar deze bijlage verwezen. Deze bijlage maakt onlosmakelijk onderdeel uit van deze onderwijsovereenkomst en wordt gehangen in het dossier van de student dat wordt opgeslagen in het persoonlijke dossier van de student in het studentenvolgsysteem. 7. Over extra begeleiding of ondersteuning, worden tijdens de looptijd van de overeenkomst nadere afspraken gemaakt, deze afspraken worden opgenomen in het ondersteuningsplan. 8. Alle afspraken over studiebegeleiding worden schriftelijk vastgelegd. Artikel 6 Voorwaardelijk en bindend negatief studieadvies 1. Wanneer de extra activiteiten van de student en/of de begeleiding en ondersteuning van de onderwijsinstelling, zoals bedoeld in artikel 5, niet leiden tot de gewenste resultaten, wordt dit met de student besproken. De teammanager kan in die gevallen overgaan tot het geven van een voorwaardelijk negatief studieadvies. Een voorwaardelijke negatief studieadvies wordt altijd schriftelijk bevestigd. 2. In het voorwaardelijk negatief studieadvies wordt concreet aangegeven: a. over welke van de vereiste (beroeps-)competenties de student (nog) niet beschikt dan wel welke resultaten onvoldoende zijn, Versie 0.4 mei 2014
4
b. welke vorderingen de student dient te realiseren om de opleiding te kunnen voortzetten en c. welke verbetertermijn de student wordt gegund. d. De in c. bedoelde verbetertermijn is een redelijke termijn, en bedraagt in beginsel ten minste 4 maanden. 3. Wanneer de student niet in staat blijkt binnen de gestelde verbetertermijn de in het voorwaardelijk negatief studieadvies aangegeven vorderingen te realiseren, kan de teammanager de student een bindend negatief studieadvies geven. Een bindend negatief studieadvies wordt altijd schriftelijk aan de student bevestigd. Op grond van het bindend negatief studieadvies wordt de onderwijsovereenkomst beëindigd. 4. De student kan zowel tegen het voorwaardelijk als tegen het bindend negatief studieadvies binnen tien werkdagen een klacht indienen bij de Klachtencommissie.
Artikel 6a Bindend studieadvies Entreeopleidingen (nieuw) 1. Overeenkomstig artikel 8.1.7a WEB ontvangt iedere student die is ingeschreven in een Entreeopleiding uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van zijn opleiding een bindend studieadvies over de voortzetting van zijn opleiding. 2. Aan een besluit als bedoeld in lid 1 van dit artikel kan de onderwijsinstelling een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst verbinden. 3. Ontbinding van de onderwijsovereenkomst is alleen toegestaan als: a. De student naar het oordeel van de onderwijsinstelling, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in zijn opleiding, en b. De onderwijsinstelling heeft gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding van student zijn gewaarborgd. c. Van de student waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van het tweede lid is ontbonden, wordt de inschrijving voor de betreffende entreeopleiding aan de onderwijsinstelling beëindigd. De student kan niet opnieuw voor die Entreeopleiding worden ingeschreven. 4. Tegen het advies, bedoeld in het eerste lid, staat binnen 10 werkdagen na het uitbrengen van het advies beroep open bij de Commissie van beroep voor examens. De Regeling van beroep voor examens van MBO Utrecht is van toepassing.
IV.
Examens
Artikel 7 Aanbiedingsverplichting examen(onderdelen) De onderwijsinstelling verplicht zich het examen, dan wel afzonderlijke onderdelen van het examen, behorende bij de opleiding aan te bieden. De inhoud en de inrichting van de opleiding en examenvoorzieningen staan in de Algemene regeling onderwijs en examinering. Deze is opgenomen in de studiegids. Artikel 8 Verplichting met betrekking tot examen(onderdelen) 1. Om deel te mogen nemen aan het examen/de examens is de student verplicht de opleidingsactiviteiten volgens het voor hem/haar geldende programma te volgen. 2. De student verplicht zich het examen dan wel de afzonderlijke onderdelen van het examen, behorende bij de opleiding waarvoor deze overeenkomst is afgesloten, af te leggen. V.
Verplichtingen van de school en van de student
Artikel 9 Uitval van opleidingsactiviteiten 1. De onderwijsinstelling is gehouden uitval van opleidingsactiviteiten naar beste vermogen te voorkomen. 2. De onderwijsinstelling spant zich in de uitgevallen opleidingsactiviteiten op een ander tijdstip, in hetzelfde cursusjaar, aan te bieden. Dat tijdstip wordt zo mogelijk in overleg met de student vastgesteld. 3. De uitval van opleidingsactiviteiten alsmede de tijdstippen van het opnieuw aanbieden daarvan worden zo spoedig mogelijk aan de student bekend gemaakt. Versie 0.4 mei 2014
5
Artikel 10 Volgen van de opleiding 1. De student is verplicht zich naar beste vermogen in te spannen de opleiding binnen de gestelde termijn met succes af te ronden. 2. De student is verplicht deel te nemen aan alle opleidingsactiviteiten, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden gevraagd. Dit is ter beoordeling van de onderwijsinstelling. 3. De inrichting van het onderwijs in de beroepsopleidende leerweg (BOL) betekent voor studenten dat de studie in beginsel is gebaseerd op een reguliere werkweek. Studenten moeten deze dagdelen beschikbaar zijn ten behoeve van hun onderwijstaken. Artikel 11 Gedrag 1. De student houdt zich aan de gedragsregels, zoals beschreven in het studentenstatuut, de studiegids en de opleidingsgids van de opleiding. 2. De onderwijsinstelling kan van de student vragen zich te identificeren met een schoolpas. Bij het niet kunnen tonen van de schoolpas kan aan de student tijdelijk de toegang tot het gebouw, en daarmee tot de opleidingsactiviteiten worden geweigerd. Artikel 12 Kosten opleiding 1. Aan het volgen van de opleiding zijn voor de student de wettelijk vastgestelde les- en/of cursusgelden verbonden. 2. De onderwijsinstelling bekostigt de onderwijsactiviteiten en de daarvoor benodigde inventaris die op basis van het betreffende kwalificatiedossier noodzakelijk zijn om studenten in staat te stellen onderwijs te volgen en het diploma te behalen. 3. De student van 18 jaar of ouder is op grond van de Les-en cursusgeldwet 2000 wettelijk verplicht lesgeld (bij de BOL-opleidingen) of cursusgeld (bij de BBL-opleidingen) te betalen (zie artikel 2, eerste lid, in hoofdstuk 2 van het uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet). 4. De student verklaart door ondertekening van de onderwijsovereenkomst kennis te hebben genomen van de lijst met onderwijsbenodigdheden waar hij voor aanvang van de opleiding over moet beschikken. De lijst met onderwijsbenodigdheden zal voor of bij aanvang van de opleiding aan de student worden uitgereikt. De student bepaalt zelf hoe en waar hij deze onderwijsbenodigdheden aanschaft. 5. Daarnaast kan de onderwijsinstelling opleidingsactiviteiten of extra faciliteiten aanbieden waarvoor de student zich op vrijwillige basis door de instelling kan laten inschrijven. Voor deze extra opleidingsactiviteiten kan de instelling extra kosten in rekening brengen. Dit is de vrijwillige bijdrage. Studenten die er voor kiezen aan deze activiteiten deel te nemen, moeten deze kosten apart betalen. Afspraken over de vrijwillige bijdrage staan in een aparte overeenkomst tussen de student en de instelling. Deze kosten worden separaat gefactureerd aan de student. Afspraken over de vrijwillige bijdrage staan in een aparte overeenkomst tussen de student en de onderwijsinstelling en vallen buiten het kader van deze overeenkomst. 6. De inschrijving is niet afhankelijk van een andere dan een bij of krachtens de wet geregelde geldelijke bijdrage overeenkomstig artikel 8.1.4. van de WEB. 7. De student is aansprakelijk voor de financiële schade die ontstaat indien hij/zij bepaalde administratieve verplichtingen niet of niet op tijd nakomt. De bedoelde verplichtingen moeten schriftelijk en duidelijk door de onderwijsinstelling aan de student zijn meegedeeld. Artikel 13 Schorsing en verwijdering 1) Een medewerker van de onderwijsinstelling kan de student uit de les verwijderen indien deze de les naar zijn/haar oordeel verstoort. De student meldt zich onmiddellijk na verwijdering uit de les bij de medewerker die hiervoor door de school is aangewezen. 2) Als de student zich niet houdt aan de regels van de onderwijsinstelling, zoals onder meer beschreven in het studentenstatuut en de studiegids, kan de onderwijsinstelling de student een disciplinaire maatregel opleggen. De procedure hiervoor staat beschreven in de Gedragswijzer disciplinaire maatregelen. 3) Mogelijke disciplinaire maatregelen zijn schorsing en verwijdering van de onderwijsinstelling: Versie 0.4 mei 2014
6
a. Als de student zich niet aan de regels van de onderwijsinstelling houdt, zoals (onder meer) beschreven in het studentenstatuut en/of de studiegids kan het bevoegd gezag de student schorsen. b. Het bevoegd gezag kan de student maximaal vijf werkdagen met onmiddellijke ingang schorsen. c. Het bevoegd gezag geeft de schorsing mondeling of schriftelijk door aan de student. De reden, de startdatum en de duur van de schorsing moeten worden vermeld. De onderwijsinstelling moet een mondelinge schorsing meteen schriftelijk bevestigen. De hiervoor omschreven punten moeten in die bevestiging worden vermeld. d. De student kan binnen vijf werkdagen na het opleggen van de schorsing zijn bezwaar schriftelijk aan de instelling kenbaar maken. e. De student die tijdens een opleidingsactiviteit ongewenst gedrag vertoont, kan door een medewerker van MBO Utrecht uit die opleidingsactiviteit worden verwijderd. f. De student kan van de instelling worden verwijderd als hij de regels van het studentenstatuut en/of studiegids overtreedt, nadat hij een schriftelijke waarschuwing heeft ontvangen en daarbij is gewezen op de mogelijke consequenties van zijn handelen en/of nalaten of als hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag. g. De student heeft op grond van de Regeling overige klachten MBO Utrecht het recht bezwaar te maken tegen het besluit van de instelling om hem te verwijderen. Dat bezwaar dient schriftelijk en ondertekend binnen tien werkdagen na het besluit tot verwijdering te worden gestuurd naar de secretaris van de Klachtencommissie MBO Utrecht. h. Voor studenten op wie de Leerplichtwet 1969 van toepassing is en voor examendeelnemers zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 1 WEB, geldt dat de instelling in geval van verwijdering van de student er voor zorgt dat een andere instelling bereid is de student toe te laten conform artikel 8.1.3 lid 5 WEB. Als de instelling aantoonbaar gedurende acht weken zonder succes heeft gezocht naar een andere instelling, kan de instelling in afwijking van het voorgaande overgaan tot definitieve verwijdering van de student.
VI.
Aan- en afwezigheid
Artikel 14 Afwezigheid student wegens ziekte 1. Indien de student wegens ziekte verhinderd is opleidingsactiviteiten te volgen, dient hij/zij dit zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op de eerste ziektedag voor aanvang van de lessen aan de onderwijsinstelling, bij de daartoe aangewezen persoon, te (laten) melden. De ziekmelding van de minderjarige student wordt gedaan door de ouders/verzorgers. 2. Bij herhaalde ziekmelding of langdurige ziekte kunnen de onderwijsinstelling en de student in gezamenlijk overleg en met gezamenlijke inspanning een inhaaltraject en/of een aangepast onderwijsprogramma overeenkomen. Afspraken hierover worden schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het dossier van de student in het studentenvolgsysteem van MBO Utrecht. 3. In geval van ziekte als signaal verzuim door studenten zonder startkwalificatie wordt dit door de instelling gemeld aan het landelijk Digitaal Verzuimloket van DUO. Artikel 15 Afwezigheid student wegens andere omstandigheden 1. Indien de student anders dan wegens ziekte verhinderd is aan een ingeroosterde opleidingsactiviteit deel te nemen dient hij/zij uiterlijk twee werkdagen voor de desbetreffende opleidingsactiviteit de teammanager van de onderwijsinstelling, of een door deze daartoe aangewezen persoon, onder opgave van redenen te verzoeken verlof te verlenen. 2. Het verlof wordt slechts verleend indien de aanwezigheid van de student, gelet op de opgegeven redenen, in redelijkheid niet van de student kan worden verlangd. 3. De student die studiefinanciering ontvangt heeft kennisgenomen van de procedure voor controle op (langdurige) afwezigheid en de mogelijke consequenties daarvan, zoals beschreven in de studiegids. 4. De student op wie de Leerplichtwet 1969 van toepassing is heeft kennisgenomen van de controle op afwezigheid en de consequenties daarvan, zoals beschreven in de studiegids. 5. De student die verlof heeft gekregen, heeft de inspanningsverplichting tot het inhalen van de onderwijsactiviteiten waaraan niet is deelgenomen, tenzij anders is overeengekomen. Versie 0.4 mei 2014
7
Artikel 16 Controle op langdurige afwezigheid 1. Indien de student op wie de Leerplichtwet van toepassing is, in een aaneengesloten periode van vier weken ongeoorloofd zestien uur les- of praktijktijd heeft verzuimd, geeft de onderwijsinstelling hiervan binnen vijf werkdagen kennis aan het landelijk Digitaal Verzuimloket (van DUO). 2. Indien de student op wie de Leerplichtwet van toepassing is, in een aaneengesloten periode van vier weken tien keer te laat is gekomen, geeft de onderwijsinstelling hiervan binnen vijf werkdagen kennis aan het landelijk Digitaal Loket (van DUO). 3. Indien de student valt onder de werking van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, stelt de onderwijsinstelling vast of de student gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf weken zonder geldige reden niet aan het onderwijs heeft deelgenomen. In dat geval is er sprake van ongeoorloofd verzuim. De onderwijsinstelling is gehouden daarvan aantekening te maken en hiervan melding te doen aan DUO conform de in de WEB, artikel 8.1.7 genoemde voorwaarden. (Zie ook artikel 15 lid 4 van deze Onderwijsovereenkomst). 4. Studenten boven de 18 jaar die nog geen startkwalificatie hebben, worden volgens dezelfde termijnen als leerplichtige studenten gemeld bij het Digitaal Verzuimloket (van DUO). 5. Indien de BBL-student ongeoorloofd afwezig is, geeft de onderwijsinstelling hiervan onverwijld kennis aan het praktijkbedrijf.
VII.
Overige bepalingen
Artikel 17 Nieuwe of gewijzigde overeenkomst 1. De opleidingsgegevens zoals opgenomen in het Opleidingsblad kunnen gedurende de opleiding met wederzijdse toestemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld. Voorafgaand aan de wijziging is er altijd overleg tussen de student en een medewerker van de opleiding, op verzoek van één van beiden. De opleiding mag hierin de student actief adviseren. De afspraken uit dit overleg worden schriftelijk vastgelegd in een gespreksformulier en toegevoegd aan het studentendossier in het studentenvolgsysteem. De opleidingsgegevens kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek en met instemming van de student. Het opleidingsblad wordt dan gedurende de looptijd van de overeenkomst vervangen door een nieuw opleidingsblad, dat de instelling schriftelijk (digitaal of op papier) naar de student (of in geval van een minderjarige student ook naar zijn ouders/wettelijk vertegenwoordiger) stuurt. 2. Als de student, (of in geval van een minderjarige student ook zijn ouders/wettelijk vertegenwoordiger) niet akkoord gaat met de inhoud van het nieuwe opleidingsblad al dan niet omdat de aangepaste opleidingsgegevens niet correct zijn weergegeven, dan moet hij dit binnen tien werkdagen schriftelijk of mondeling doorgeven aan de instelling. De opleidingsgegevens worden in dat geval gecorrigeerd aan de hand van de op het gespreksformulier vastgelegde afspraken. Tot die correctie blijft de student de opleiding volgen zoals vermeld op het vorige opleidingsblad. Als de student (of in geval van een minderjarige student ook zijn ouders/wettelijk vertegenwoordiger) niet binnen de afgesproken termijn reageert, vervangt het nieuwe opleidingsblad het vorige opleidingsblad en wordt daarmee een onlosmakelijk deel van de onderwijsovereenkomst. 3. De student en in geval van een minderjarige student ook zijn ouders/wettelijk vertegenwoordiger, heeft altijd recht op inzage in het eigen studentendossier. Artikel 18 Einde overeenkomst 1. Deze overeenkomst, en daarmee de inschrijving van de student, eindigt: a. door het verstrijken van de termijn waarop deze overeenkomst van toepassing is (zie het Opleidingsblad onder punt 3); b. doordat de student de opleiding met een diploma heeft afgerond; c. indien de student de onderwijsinstelling binnen de termijn waarop deze overeenkomst betrekking heeft, op eigen initiatief kennelijk definitief heeft verlaten, na het niet reageren op een herhaalde schriftelijke oproep van de onderwijsinstelling. Het aldus eindigen van de overeenkomst laat onverlet de verplichting van de student de in artikel 12 genoemde kosten geheel te voldoen;
Versie 0.4 mei 2014
8
d. door de definitieve verwijdering van de student als bedoeld in artikel 12. Het aldus eindigen van de overeenkomst laat onverlet de verplichting van de student de in artikel 12 en artikel 20 lid 3 genoemde kosten geheel te voldoen; e. met wederzijds goedvinden van de student en de onderwijsinstelling, nadat dit door beiden schriftelijk is bevestigd; f. door het overlijden van de student; g. in geval van beëindiging van de overeenkomst op grond van een bindend negatief studieadvies, zoals bedoeld in artikel 6; h. in het geval de onderwijsinstelling door aantoonbare overmacht niet langer in staat is de opleiding aan te bieden. 2. De overeenkomst eindigt ook: a. indien de student de examenmogelijkheden heeft benut en op grond van de behaalde resultaten niet is geslaagd voor de desbetreffende deelkwalificatie of onderwijseenheid. Ongeoorloofd verzuim bij een examengelegenheid wordt gelijkgesteld met een examengelegenheid die is benut. b. indien de student de beroepspraktijkvorming niet met een voldoende heeft afgerond, of niet af kan ronden. 3. De onderwijsinstelling meldt de beëindiging van de onderwijsovereenkomst van een leerplichtige student, in de gevallen genoemd in lid 1 onder a, c, d, e, g en h, altijd bij de betreffende leerplichtambtenaar en bij de RMC. Artikel 19 aansprakelijkheid onderwijsinstelling 1. De aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling voortvloeiende uit het verwijtbaar niet (behoorlijk) nakomen van deze overeenkomst, wordt gesteld op een bedrag ten hoogste overeenkomend met het les- of cursusgeld van het desbetreffende studiejaar, dan wel of een evenredig deel daarvan als de opleiding eerder wordt beëindigd. 2. Voor de berekening van een eventueel terug te betalen bedrag wordt uitgegaan van het bepaalde in de artikelen 7 en 14 van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000. 3. Indien om verwijtbare redenen de onderwijsinstelling haar verplichtingen niet is nagekomen met betrekking tot de verzorging van een programmaonderdeel, heeft de onderwijsinstelling de plicht binnen de overeengekomen verblijfsduur dit programmaonderdeel alsnog aan te bieden. 4. De aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling voortvloeiende uit het verwijtbaar niet (behoorlijk) nakomen van deze overeenkomst, wordt gesteld op een bedrag ten hoogste overeenkomend met het les- of cursusgeld van het betreffende studiejaar, dan wel een evenredig deel daarvan als de opleiding eerder wordt beëindigd. 5. De instelling aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst op grond van schorsing en/of verwijdering van de student met toepassing van artikel 13 van deze bepalingen. De student heeft in dat geval geen recht op terugbetaling van gemaakte kosten. 6. Behoudens verwijtbare fouten, opzet en grove schuld van werknemers is de onderwijsinstelling niet aansprakelijk voor diefstal, verduistering, verlies en/of beschadiging van eigendommen of bezittingen van de student. Artikel 20 inwerkingtreding onderwijsovereenkomst 1. Deze onderwijsovereenkomst treedt na ondertekening door beide partijen in werking, tenzij partijen anders overeenkomen. 2. De student heeft geen toegang (meer) tot de onderwijsactiviteiten indien de onderwijsinstelling van de door haar ondertekende overeenkomst niet binnen 14 dagen een door de student, en/of diens wettelijk vertegenwoordiger ondertekend exemplaar heeft terugontvangen. De termijn van 14 dagen gaat in op de dag waarop de onderwijsinstelling de overeenkomst heeft getekend en deze ter ondertekening aan de student heeft aangeboden. 3. Indien deze onderwijsovereenkomst van kracht is en de student, door zonder geldige reden en/of zonder bericht niet aanwezig, te zijn bij de opleidingsactiviteiten blijk geeft toch niet te willen starten met de opleiding, heeft de onderwijsinstelling het recht de kosten die samenhangen met het tot stand komen van deze overeenkomst alsmede de kosten die reeds voor de desbetreffende student zijn gemaakt in verband met de te volgen opleiding, bij de student in rekening te brengen. Versie 0.4 mei 2014
9
4.
De onderwijsinstelling verplicht zich om de student uitdrukkelijk te wijzen op de inhoud van dit artikel alvorens de onderwijsovereenkomst te laten ondertekenen door de student dan wel zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger.
Artikel 21 klachten tijdens de werkingsduur van de onderwijsovereenkomst 1. Als de student vindt dat deze overeenkomst onjuist of onzorgvuldig is toegepast kan hij zich in eerste instantie wenden tot de teammanager. Wanneer dit niet tot een oplossing leidt, kan de student zich richten tot de Klachtencommissie. 2. Klachten over examenbeslissingen in het algemeen en klachten over het bindend studieadvies in de Entreeopleiding worden behandeld door de Commissie van beroep voor de examens op de wijze zoals is vermeld in de Regeling beroep tegen examenbeslissingen. 3. Klachten over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld worden afgehandeld door de Landelijke Klachtencommissie voor het Christelijk Onderwijs (PO, VO en BVE). Afhandeling van deze klachten gebeurt volgens de bepalingen in de Klachtenregeling ongewenst gedrag. 4. Indien de klacht geen betrekking heeft op seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld, noch op examenbeslissingen, wordt de klacht behandeld door de Klachtencommissie op de wijze zoals is vermeld in de Regeling Overige klachten van MBO Utrecht. 5. De student kan er voor kiezen om zijn klacht, die betrekking heeft op de uitvoering van zijn beroepspraktijkvorming, in eerste instantie neer te leggen bij het bevoegd gezag van het praktijkbedrijf, waar hij een BPV-overeenkomst mee heeft. Dit geldt niet voor klachten over een examenbeslissing. Artikel 22 Toepasselijke regelingen Naast de bepalingen in deze overeenkomst en voorzover niet in strijd met deze overeenkomst zijn de volgende regelingen van toepassing, zoals luidend en aan de student bekend gemaakt op de datum van ondertekening van de onderwijsovereenkomst: − Algemene regeling onderwijs- en examinering (OER) behorende bij de opleiding zoals op het opleidingsblad onder 3 vermeld − Studentenstatuut − Klachtenregeling ongewenst gedrag − Regeling beroep tegen examenbeslissingen − Regeling overige klachten De bovenstaande regelingen liggen ter inzage op de opleidingslocatie en zijn gepubliceerd op de website van MBO Utrecht (http://www.mboutrecht.nl). Artikel 23 slotbepaling 1. In de gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet beslist de onderwijsinstelling na overleg met de student. 2. Geschillen voortvloeiend uit deze overeenkomst worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van de Rechtbank Midden Nederland . 3. Op deze overeenkomst is uitsluitend het Nederlands recht van toepassing.
Versie 0.4 mei 2014
10