COLOFON Deze publicatie is tot stand gekomen met behulp van onderzoeksbureau Etil in opdracht van RegioPlus, het landelijk samenwerkingsverband van zestien werkgeversorganisaties in zorg en welzijn, waaronder ViaZorg.
In deze rapportage worden de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de sector zorg en welzijn (ook wel WJK1 genoemd) in de regio Zeeland in beeld gebracht. Publicatie uit het regioportret is toegestaan, mits de bron wordt vermeld. Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met ViaZorg (tel. 0113-250073 of e-mail
[email protected]).
Goes, januari 2014
1
Welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang
1
INHOUDSOPGAVE
Pagina
WOORD VOORAF INLEIDING
3 5
1. REGIOSCHETS Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing (Potentiële) Beroepsbevolking Werkgelegenheid
6 6 7 9
2. SECTORSCHETS Werkgelegenheidsstructuur Contractomvang: relatief veel kleine banen Instroom in het onderwijs Opleidingslocaties Deelnemers Gediplomeerden Onderwijs- en sectorrendement Pendel
10 10 12 13 14 15 15 16 18
3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK Onzekerheden en interpretatie prognoses Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) Confrontatie vraag en aanbod (kwalitatief)
20 20 20 23 24 25 27
CONCLUSIE
29
BIJLAGE 1: SAMENVATTENDE TABEL PROGNOSES 2013-2017 BIJLAGE 2: BRONNEN EN DEFINITIES
30 31
2
WOORD VOORAF De afgelopen jaren is, in opdracht van het Ministerie van VWS, sociale partners in zorg en welzijn, UWV Werkbedrijf en Calibris, een consortium van onderzoekbureaus 2 verantwoordelijk geweest voor de uitvoering van het landelijk Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Hiermee wordt beoogd om organisaties te voorzien van eenduidige en zo betrouwbaar mogelijke informatie over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in zorg en WJK.3 Regionaal Voor de regionale werkgeversverbanden, waaronder ViaZorg, zijn ‘regioportretten’ opgesteld, met eens voor alle regio’s eenduidig gebruik van methodiek, definities, variabelen en databronnen. Deze regioportretten zijn in opdracht van RegioPlus samengesteld door onderzoeksbureau Etil. Naast gegevens over de huidige arbeidsmarkt van zorg en welzijn bevatten deze regioportretten ook prognoses voor de periode 20132017. Omdat het overheidsbeleid sterk in beweging is, is het zacht gezegd lastig geworden om betrouwbare voorspellingen voor de landelijke arbeidsmarkt te doen, wat uiteraard ook gevolgen heeft voor de voorspellingen op regionaal niveau. Niettemin geven de cijfers een indruk van wat de arbeidsmarkt in zorg en welzijn te wachten staat en geeft het een richtlijn voor beleidsmakers om hun beleid op af te kunnen stemmen. Zeeland: ViaZorg Voor de provincie Zeeland heeft bovenstaande geleid tot het voorliggende regioportret Zeeland; Arbeidsmarkt zorg en welzijn 2013. Het rapport bevat zowel een stand van zaken anno 2013 voor de sector zorg en welzijn in Zeeland, maar ook een doorkijk met prognoses voor de komende jaren. Wij hebben ervoor gekozen om dit door Etil opgeleverde portret vrijwel integraal in tact te laten. Alleen een samenvattende tabel is toegevoegd in de bijlage. Bij de samenstelling van het portret is ViaZorg overigens in goed overleg nauw betrokken geweest. Een belangrijke bevinding is dat de arbeidsmarkt van zorg en welzijn een flinke omslag maakt van groeimarkt naar krimpmarkt. Werd eind 20124 nog van een verwacht tekort gesproken van 250 VOV-medewerkers voor de periode 2012-2015, uit dit regioportret blijkt dat er voor 2013-2017 juist een overschot van bijna 1.900 VOV-medewerkers wordt verwacht. Het door de overheid ingezette beleid zal zijn consequenties hebben voor de arbeidsmarkt. Zo veel is wel duidelijk. Maar ook geldt dat de vraag naar zorg door de totale vergrijzing van de samenleving ook de komende jaren zal toenemen. Hoe zich dat laat vertalen naar welk personeel met welke competenties op welk functieniveau daarvoor benodigd is, is veel moeilijker aan te geven. Niet in de laatste plaats door het sterk wisselende overheidsbeleid. Daarmee niet zozeer verwijzend naar het doel van dat beleid (met name verdere extramuralisering en kostenbeheersing/bezuiniging), maar veel meer naar de marsroute om dat doel te bereiken die, zeker voor uitvoerende zorgen welzijnsorganisaties, vaak niet voldoende duidelijk is. 2
Panteia (EIM, Research voor Beleid en Stratus Marktonderzoek) in samenwerking met SEOR en Etil. Wanneer het regionale data betreft is Etil de uitvoerende partij binnen het consortium. 3 Welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang 4 Panteia, Etil & ViaZorg (Baanbrekend naar B@lans, 2012).
3
Zorg en welzijn veranderen en voor ViaZorg is het de uitdaging deze ontwikkelingen nauwlettend te volgen en in samenspraak met zorg- en welzijnsorganisaties er zoveel mogelijk op te anticiperen. Het doel blijft een zo evenwichtig mogelijke arbeidsmarkt bewerkstelligen en het behoud van voldoende en goed geschoold personeel om de kwaliteit van de Zeeuwse zorgverlening te kunnen behouden. Dr Joost Naafs Directeur ViaZorg
4
INLEIDING ViaZorg De arbeidsmarkt in de sector zorg en WJK 5 is sterk regionaal bepaald. De regionale werkgeversorganisaties, met hun lokale kennis, zijn dan ook onmisbaar. ViaZorg is het werkgeversverband van de regio Zeeland. ViaZorg werkt samen met partners – zoals zorg- en welzijnsorganisaties en het beroepsonderwijs – om de arbeidsmarkt voor zorg en welzijn zo goed mogelijk te laten functioneren. Regioportret arbeidsmarkt zorg en welzijn Om te komen tot regionaal beleid is informatie over de ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt in zorg en WJK onmisbaar. Arbeidsmarktinformatie is bijvoorbeeld van belang voor de personeelsplanning en personeelsvoorziening van zorg- en welzijnsorganisaties. Met cijfers die het nodige zeggen over het heden en de middellange termijn, kunnen partijen de juiste acties ondernemen op het gebied van personeelsvoorziening en onderwijs. Dit rapport brengt de arbeidsmarktknelpunten, onderwijsknelpunten en knelpunten in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de sector zorg en WJK in kaart. Dit geeft aan de betrokken partijen handvatten om proactief beleid te voeren, op provinciaal en subregionaal niveau. Voorliggend rapport heeft betrekking op de regio Zeeland en omvat de volgende gemeenten: Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen. Het rapport bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Regioschets Wat is de regionale context waarbinnen de ontwikkeling op de Zeeuwse arbeidsmarkt voor zorg en WJK zich afspeelt? 2. Sectorschets Hoe ziet de sector zorg en WJK in Zeeland er op dit moment uit? 3. Toekomst arbeidsmarkt zorg en WJK Hoe gaat de sector zorg en WJK in Zeeland zich de komende jaren ontwikkelen? Bij de beantwoording van deze vragen gaat de aandacht uit naar ontwikkelingen in de vraag naar en het aanbod van personeel afkomstig uit het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. De focus binnen het rapport ligt op het verpleegkundig, (sociaal)agogisch en verzorgend personeel ook wel VOV-personeel genoemd6.
5
6
Tot de zorg behoren de branches ziekenhuizen, GGZ, gehandicaptenzorg, VVT (verpleging, verzorging, thuiszorg) en overige zorg. Tot WJK behoren de branches welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang. Voorheen werd (sociaal-)agogisch aangeduid met opvoedkundig; vandaar de (nog altijd gebruikelijke) afkorting VOV.
5
1. REGIOSCHETS De arbeidsmarkt kent grote regionale verschillen. Iedere regio heeft zijn eigen, typische kenmerken. Aan de aanbodkant kan gedacht worden aan verschillen in de kenmerken en de ontwikkeling van de beroepsbevolking. Aan de vraagzijde zijn er verschillen in bijvoorbeeld de sectorale samenstelling. Vanwege deze verschillen is het belangrijk om de arbeidsmarkt op regionaal niveau te monitoren. Dit hoofdstuk schetst de arbeidsmarkt in de regio Zeeland. Bevolkingssamenstelling: ontgroening en vergrijzing Figuur 1.1 toont de bevolkingspiramide voor Zeeland. Te zien is het aantal mannen en vrouwen naar leeftijdscategorieën in 2013 en 2025. Opvallend is dat de bevolking zowel ontgroent, als vergrijst. Met andere woorden, het aantal jongeren neemt af, terwijl het aantal ouderen toeneemt. Het aantal 5-19-jarigen daalt tot 2025, terwijl het aantal 60plussers veelal toeneemt. Deze verandering in de leeftijdssamenstelling kan ook worden uitgedrukt met behulp van de indicatoren groene en grijze druk. De groene druk is de verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. De grijze druk is de verhouding tussen het aantal 65-plussers en het aantal 20- tot 65-jarigen. In 2013 is de groene druk 39,2%. In 2025 is dit gedaald tot 37%. De grijze druk laat een tegengestelde ontwikkeling zien. In 2013 is de grijze druk 36,1%, tegenover 48,1% in 2025. Overigens blijft de bevolking als geheel in Zeeland de komende jaren redelijk stabiel. In 2013 heeft Zeeland 381.100 inwoners, vergeleken met 379.390 inwoners in 2025. Wat betekent dit voor het onderwijs en de arbeidsmarkt? Door de ontgroening zal de instroom in de VOV-opleidingen op termijn gaan dalen indien het studiekeuzegedrag van jongeren niet verandert. Hierdoor zal ook de instroom vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt in de toekomst afnemen, terwijl het aantal ouderen dat met pensioen gaat juist groeit als gevolg van de vergrijzing.
Leeftijden
Figuur 1.1 Samenstelling bevolking naar leeftijd en geslacht, Zeeland, 2013 en 2025 95 e.o. 90-94 85-89 80-84 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 17.500 15.000 12.500 10.000 7.500 5.000 2.500
0
2.500 5.000 7.500 10.000 12.500 15.000
Bron: CBS, PBL, bewerking Etil
6
(Potentiële) Beroepsbevolking Alle mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar vormen de potentiële beroepsbevolking. De potentiële beroepsbevolking kan vervolgens verdeeld worden in de volgende groepen: - De werkzame beroepsbevolking bestaat uit alle 15 tot 65-jarigen die werk hebben voor twaalf uur of meer per week. Daarnaast heeft een deel geen werk van twaalf uur of meer per week maar is daar wel actief naar op zoek (werkloze beroepsbevolking). - De mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar die geen twaalf uur of meer per week werken en ook niet actief op zoek zijn naar dergelijk werk vormen de nietberoepsbevolking (bijvoorbeeld nuggers). - Van de niet-beroepsbevolking wil een deel wel 12 uur of meer per week werken. Een ander deel wil, kan of hoeft dat niet om uiteenlopende redenen (zoals ziekte, opleiding/studie, VUT, andere inkomsten en zorgtaken). Figuur 1.2 geeft de samenstelling van de potentiële beroepsbevolking van Zeeland in 2012 weer. Figuur 1.2 Samenstelling potentiële beroepsbevolking in Zeeland naar categorie, 2012 Potentiële beroepsbevolking 240.700 personen
Beroepsbevolking (heeft/zoekt werk > 12 u p/w) 167.900 personen
Werkzame beroepsbevolking (heeft werk >= 12u p/w) 160.900 personen
Werkloze beroepsbevolking (zoekt werk >= 12u p/w) 7.000 personen
Wil >= 12u p/w werken 8.100 personen
Niet-beroepsbevolking 72.800 personen
Wil of kan niet >= 12u p/w werken 64.700 personen
Reden: Opleiding/studie (29%) Ziekte/AO (25%) Vut (18%) Zorgtaken (14%) Anders (14%) Bron: CBS
In 2012 waren er in potentie 240.700 mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt in Zeeland. Daarvan hebben bijna 168.000 mensen een baan van minimaal 12 uur per week, of zijn op zoek hiernaar. Ongeveer 15.000 mensen vormen de arbeidsreserve op de arbeidsmarkt in Zeeland: deze mensen willen 12 uur of meer per week werken. Van deze groep zijn 7.000 personen actief op zoek naar een baan en op korte termijn beschikbaar. Doordat het aantal jongeren daalt en het aantal ouderen stijgt (figuur 1.1), neemt de potentiële beroepsbevolking in de periode 2013-2020 af. Figuur 1.3 toont dat de daling van het aantal 15- tot 65-jarigen in Zeeland in 2007 reeds is ingezet: sindsdien neemt de potentiële beroepsbevolking jaarlijks af.
7
74,0%
2,0%
72,0%
Procentuele ontwikkeling pot. ber. bevolking en ber. bevolking
2,5%
70,0%
1,5%
68,0%
1,0%
66,0%
0,5%
64,0% 62,0%
0,0%
60,0%
-0,5%
58,0%
Potentiële beroepsbevolking
Beroepsbevolking
2020
2019
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
56,0% 1998
-1,0%
Arbeidsparticipatie
Figuur 1.3 Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking, beroepsbevolking en arbeidsparticipatie, Zeeland, 1998-2020
Arbeidsparticipatie
Bron: CBS, bewerking en prognose Etil
De potentiële beroepsbevolking daalt… Jaarlijks stromen er dus meer personen uit de potentiële beroepsbevolking dan erbij komen. Het aantal jongeren daalt al geruime tijd in Zeeland, als gevolg van een afname van het aantal geboorten begin jaren zeventig. Hierdoor bevinden zich nu minder vrouwen in de leeftijdsgroep waarin zij kinderen krijgen. In de periode 1998-2002 groeide het aantal jongeren nog licht, maar sindsdien is er sprake van een afname. Deze daling zet zich ook de komende jaren voort. Het aantal 65-plussers neemt al langer toe. In 2007 leidden deze ontwikkelingen tot een daling van de potentiële beroepsbevolking. Naar verwachting houdt deze daling ook de komende jaren aan. In 2020 daalt de potentiële beroepsbevolking tot 234.900 personen, vergeleken met 240.700 personen in 2012. Het tempo van de verwachte jaarlijkse daling neemt af. De arbeidsparticipatie stijgt echter… De arbeidsparticipatie bepaalt de omvang van de beroepsbevolking. Deze geeft de verhouding weer tussen de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking en de potentiële beroepsbevolking. Sinds de jaren negentig neemt de arbeidsparticipatie in Zeeland over het algemeen toe, met name door een stijging van de arbeidsparticipatie onder ouderen en vrouwen. In 2000 participeerde nog 49% van de vrouwen, in 2012 was dit gestegen tot 60% en in 2020 stijgt dit naar verwachting tot 65%. De totale verwachte arbeidsparticipatie in 2020 is 73%, tegenover 70% in 2012. …waardoor ook de beroepsbevolking toeneemt De beroepsbevolking laat over het algemeen een toename zien in de periode 1998-2009. In 2010 en 2011 daalde deze echter. De grootste oorzaak hiervan was een tijdelijke daling van de arbeidsparticipatie, als gevolg van het met de economische crisis gepaard gaande ontmoedigingseffect. Doordat mensen minder kans zien om een geschikte baan te vinden, bieden zij zich (tijdelijk) niet meer aan op de arbeidsmarkt. In deze periode waren het vooral jongeren die besloten langer door te leren en dus niet toetraden tot de arbeidsmarkt. In 2012 herstelde de arbeidsparticipatie zich weer. De beroepsbevolking telde toen 167.900 personen. De komende jaren neemt de beroepsbevolking nog toe, als gevolg van de stijgende arbeidsparticipatie. In 2020 bestaat de beroepsbevolking uit ongeveer 171.900 personen.
8
Werkgelegenheid Aandeel sector zorg en WJK in totale economie stijgt Als gevolg van de economische crisis is de totale werkgelegenheid in de regio Zeeland gedurende de periode 2008-2012 met ongeveer 1% afgenomen. De werkgelegenheid in de sector zorg en WJK is daarentegen relatief sterk toegenomen. De sector zorg en WJK heeft zich de afgelopen vijf jaar ontpopt tot banenmotor van de regio Zeeland. Omdat de werkgelegenheidsontwikkeling in de overige sectoren de laatste jaren daalde, is het werkgelegenheidsaandeel van de sector zorg en WJK in de totale economie in omvang gegroeid. Figuur 1.4 geeft de verdeling weer van de totale werkgelegenheid naar sector in 2008 en 2012. Het aandeel blijkt in 2012 te zijn gestegen tot 18%, vergeleken met 16% in 2008. De sector zorg en WJK is daarmee de grootste sector binnen de Zeeuwse economie. Andere belangrijke sectoren binnen de regio Zeeland zijn handel en reparatie (17%) en industrie (15%). Figuur 1.4 Verdeling totale aantal arbeidsplaatsen naar sector, Zeeland, 2008 en 2012 2%
3%
2%
3% Bank- en verzekeringswezen
16%
6%
18%
6% 6%
6%
7%
Transport en communicatie
6%
7% 18%
Overige diensten
7%
17%
Landbouw en visserij Bouw Horeca Zakelijke dienstverlening
10%
10% 15%
10%
15%
Overheid en onderwijs Industrie
10%
Handel en reparatie Zorg en welzijn
Bron: LISA, bewerking Etil
Vooruitzichten voor de korte termijn blijven negatief Voor de korte termijn, 2013 en 2014, gaat Etil uit van een verdere afname van de totale werkgelegenheid. Volgens de prognoses van het Centraal Plan Bureau krimpt de Nederlandse economie. Minder economische activiteiten leiden in de regel tot minder vraag naar arbeid. In 2014 is naar verwachting sprake van een licht herstel en neemt de economische groei met 0,75% toe. Ondanks dit economische herstel neemt de werkgelegenheid in Nederland en Zeeland verder af. De reden hiervoor is dat werkgevers op dit moment nog ruim in hun personeel zitten. Voor de periode 2015-2018 verwacht Etil weer een beperkte werkgelegenheidsgroei in de regio Zeeland. Aandeel zelfstandigen in zorg en WJK neemt toe Het aandeel zelfstandigen binnen de sector zorg en WJK lag in Zeeland in 2010 op 4,0% (ofwel 1.120 personen). In 2007 was dit aandeel nog 3,8%. Het aandeel zelfstandigen in de sector zorg en WJK ligt in Zeeland iets lager dan het landelijk aandeel van 4,4%. Het is de verwachting dat dit aandeel de komende jaren verder zal toenemen als gevolg van een grote vraag naar flexibel inzetbare vakmensen in de sector zorg en WJK. Het helpt daarbij dat de regels van de overheid en belastingdienst voor het werken als zelfstandige in de zorg in 2012 eenvoudiger zijn gemaakt.7 7
Daarbij speelt nog wel een discussie over het al dan niet af moeten dragen van btw.
9
2. SECTORSCHETS In elke regio heeft de sector zorg en WJK een andere structuur, waardoor ontwikkelingen in de nabije toekomst net weer anders uitwerken. Dit hoofdstuk schetst een beeld van de sector zorg en WJK in de regio Zeeland verdeeld over branches en kwalificaties door te kijken naar werkgelegenheid, onderwijs en pendelstromen. Werkgelegenheidsstructuur Naar branche In tabel 2.1 is het aantal werknemers en hun kenmerken per branche weergegeven. Te zien is dat de sector zorg en WJK in 2012 in Zeeland 26.810 werknemers kent. De meeste werknemers werken in de verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) (43%), gevolgd door ziekenhuizen en gehandicaptenzorg. In de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening (WMD) en jeugdzorg werken de minste mensen . Een aandachtspunt hierbij is dat de traditionele indeling naar branches als gevolg van branchevervaging aan het verdwijnen is. De geplande hervormingen versterken dit. Tabel 2.1 Werknemers in de sector zorg en WJK naar branche, Zeeland, 2012*
Branches
Aantal werknemers Deeltijd Gemiddelde 2012 factor leeftijd
Aandeel 55+
Aandeel 35-
Aandeel Aandeel vrouwen allochtonen
Ziekenhuizen
5.520
0,71
42,9
17%
25%
85%
16%
GGZ
1.470
0,79
41,5
15%
29%
76%
13%
Gehandicaptenzorg
3.060
0,72
39,6
14%
38%
84%
14%
11.600
0,60
41,8
18%
29%
93%
11%
2.160
0,69
41,0
15%
33%
83%
11%
810
0,72
41,2
16%
32%
83%
10%
1.630
0,65
34,2
7%
57%
96%
13%
WMD 560 0,72 43,0 24% 28% Totaal Zorg en WJK Zeeland 26.810 0,66 41,2 16% 31% Totaal alle sectoren Zeeland 140.270 0,78 39,7 16% 36% Totaal Zorg en WJK Nederland 1.267.210 0,71 40,8 16% 34% Totaal alle sectoren Nederland 7.388.880 0,80 39,5 15% 37% Bron: CBS, PGGM, bewerking Etil * Voor de kenmerken van werknemers is gebruik gemaakt van gegevens over 2010.
74%
15%
88%
13%
47%
14%
84%
15%
47%
18%
VVT Overige zorg Jeugdzorg Kinderopvang
In de sector zorg en WJK werken veel werknemers in deeltijd. In Zeeland ligt de deeltijdfactor op 0,66 fte; in heel Nederland op 0,71 fte. De lagere gemiddelde deeltijdfactor wordt verklaard doordat het werkgelegenheidsaandeel VVT in Zeeland groter is dan landelijk en juist deze branche veel kleine deeltijdbanen kent. Vergeleken met alle sectoren in Zeeland ligt de deeltijdfactor in de sector zorg en WJK ook lager. Van alle werknemers in de sector zorg en WJK in Zeeland is 88% vrouw. De percentages verschillen echter per branche. In de kinderopvang is 96% van de werknemers vrouw terwijl dit in de WMD ’slechts’ 73% is. Gemiddeld zijn de werknemers 41,2 jaar oud. In de WMD is men gemiddeld het oudst (43,0 jaar) en in de kinderopvang het jongst (34,2 jaar). Verder is 13% van alle werknemers in de zorg en WJK in Zeeland allochtoon.
10
Naar VOV-kwalificatie Niet alle werknemers in de zorg en WJK werken in VOV-functies. In Zeeland werken in 2012 naar schatting zo’n 17.520 werknemers in zogenaamde VOV-functies (65% van het totale aantal werknemers in de sector), tabel 2.2. Verdeeld naar branche, is het aandeel VOV-personeel het grootst in de WMD (80%), gevolgd door de kinderopvang (76%), gehandicaptenzorg (75%) en VVT (75%). In de branche ziekenhuizen en geestelijke gezondheidszorg (GGZ) ligt het aandeel VOVpersoneel relatief laag met 47% en 59%. Verdeeld naar kwalificatie werken de meeste mensen in de regio Zeeland als verzorgende (3) en verpleegkundige (4) in de sector zorg en WJK. De kwalificaties sociaal-cultureel werker (4), sociaal-maatschappelijke dienstverlening (4) en sociaal-cultureel werker (5) hebben de kleinste aantallen werknemers. Tabel 2.2 Aantal werknemers (VOV-kwalificatie) in zorg en WJK naar kwalificatie, Zeeland, 2012 VOVVOVwerknemers werknemers Kwalificatie 2012 % 1.560 9% Zorghulp (1) Helpende zorg en welzijn (2)
1.030
6%
Verzorgende (3)
5.210
30%
Verpleegkundige (4)
3.290
19%
Verpleegkundige (5)
1.130
6%
Sociaal-cultureel Werker (4) SAW (4) SAW(3) Sociaal-maatschappelijke dienstverlening (4) Pedagogiek (5) Sociaal-pedagogische hulpverlening (5) Maatschappelijk werk en dienstverlening (5)
40
0%
1.840
11%
850
5%
80
0%
370
2%
1.420
8%
540
3%
170
1%
Totaal VOV-personeel
17.520
100%
Totaal Zorg en WJK
26.810
Sociaal-cultureel werker (5)
Bron: CBS, PGGM, Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Verdeling inzet personeel naar directe en indirecte werkzaamheden Wat betreft de inhoud van de functie is in figuur 2.1 te zien dat ongeveer 65% van de werknemers in de sector zorg en WJK in de regio Zeeland behoort tot het verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel. De resterende 35% van werknemers heeft een niet VOV-functie, bijvoorbeeld in management, facilitair, hotelfuncties8 of overige cliëntgebonden functies. Omdat goede regionale gegevens over de verdeling van de functies binnen het niet-VOV-personeel ontbreken, hebben we hiervoor gebruik gemaakt van landelijke kengetallen. Inzicht in de samenstelling en omvang van het niet-VOV-personeel wordt steeds belangrijker, aangezien eventuele bezuinigingen door zorg- en WJK-organisaties in het niet-VOV-deel de noodzaak om op het VOV-personeel te bezuinigen minder noodzakelijk maken.
8
Hieronder wordt verstaan: civiele dienst, keuken en voeding, magazijn, transport en restaurant, onderhoud (linnenvoorziening, schoonmaak, afwas), winkel, portier en receptie.
11
Figuur 2.1 Verdeling werkgelegenheid zorg en WJK naar directe en indirecte werkzaamheden, regio Zeeland, 2012 VOV-personeel
3% 3%
7%
Onderzoek/academisch patientgebonden Management/staf
5%
4%
Administratief 13%
Facilitair
65%
Hotelfuncties Overig Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
Contractomvang: relatief veel kleine banen Tabel 2.1 liet reeds zien dat veel werknemers in de zorg en WJK in deeltijd werken. In aanvulling daarop kan gekeken worden naar de contractomvang in de sector (zie figuur 2.2). Zo is op basis van landelijke kengetallen bekend dat 23% van de werknemers in de zorg en WJK een contract heeft van 36 uur of meer (rechterkolom figuur 2.2). 29% heeft een contract van 28 tot 36 uur, 30% werkt 20 tot 28 uur per week, terwijl 14% een contract heeft van 12 tot 20 uur. Tot slot heeft 4% van de werknemers een contract tot 12 uur per week. De sector als geheel kent daarmee relatief veel kleine banen. Verdeeld naar branche zijn er echter relatief grote verschillen waarneembaar. Figuur 2.2 Contractomvang in uren per week naar branche, 2012, Nederland 100%
80%
28%
22%
13%
15%
7%
20%
44% 24%
60% 28%
34%
36% 41%
35%
30%
0%
20% 7% 1%
tot 12 uur
15%
14%
4%
3%
12 tot 20 uur
36%
29%
28%
30%
12%
14%
5%
4%
42%
34%
24% 6% 1%
23%
32% 30%
20%
19%
30%
41% 40%
11%
15%
20% 6%
20 tot 28 uur
12%
21%
19%
7%
7% 2%
28 tot 36 uur
36 uur of meer
Bron: Onderzoeksprogramma AZW, bewerking Etil
12
Instroom in het onderwijs Van de totale instroom in het MBO in Zeeland stroomt jaarlijks ongeveer 30% van de leerlingen in een zorg en WJK-opleiding in (zie figuur 2.3). Het grootste deel stroomt in in een VOV-opleiding zorg (ruim 12% in 2011). Zowel het aandeel dat een VOV-opleiding welzijn gaat volgen, als het aandeel dat een overige zorg- en welzijnsopleiding gaat volgen, bedraagt bijna 9%. Opvallend is de ontwikkeling van de instroom in 2009 en 2010; in deze jaren lag de instroom in de VOV-kwalificaties fors hoger dan in de periode 2006-2008 en in 2011. Mogelijke verklaring voor deze instroomontwikkeling is de economische crisis, waardoor (tijdelijk) meer leerlingen voor een VOV-opleiding in de zorg en WJK kozen vanwege de goede baanperspectieven in de gezondheidssector die er toen waren. Figuur 2.3 Ontwikkeling instroom zorg- en welzijnsopleidingen in het MBO ten opzichte van totale instroom in het MBO (2006-2011), Zeeland
2011
12,1%
2010
8,6%
8,5%
16,8%
2009
9,0%
15,6%
2008
12,2%
2007
13,3%
8,6%
14,7%
2006
5%
8,6%
9,3%
8,3%
12,8% 0%
8,6%
8,2% 10%
15%
8,8%
9,7% 20%
Aandeel VOV-zorgopleidingen
25%
30%
35%
40%
Aandeel VOV-welzijnsopleidingen
Aandeel overige zorg- en welzijnsopleidingen Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil
Figuur 2.4 toont de instroom van leerlingen en studenten in de VOV-opleidingen zorg en WJK voor de periode 2006-2012. De totale instroom is in de periode 2009-2012 afgenomen. In 2012 groeide de instroom echter licht tot ruim 1.700 leerlingen. Wel is er sprake van verschillen tussen de diverse opleidingsvormen. Zo is het aandeel BOL de afgelopen jaren groter geworden, ten koste van het aandeel BBL. Deze trend wordt onder andere veroorzaakt door een afname van het aantal BBL-plaatsen bij instellingen, als gevolg van teruglopende inkomsten en toenemende bezuinigingen. Het aantal leerlingen dat een HBO-opleiding volgt is redelijk stabiel gebleven.
13
Figuur 2.4 Ontwikkeling instroom in VOV-opleidingen zorg en WJK naar leerweg, Zeeland, 20062012 2.500
100% 20%
20%
23%
17%
21%
26%
26%
2.000
80% 21%
1.500
26%
28%
45%
32%
25%
25%
1.000
60%
40% 59%
54%
500
49%
39%
46%
48%
49%
2010
2011
2012
0
20%
0% 2006
2007
2008
MBO - BOL
2009 MBO - BBL
HBO
Totaal
Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking en prognoses Etil
Opleidingslocaties De belangrijkste opleidingslocaties in de regio Zeeland worden weergegeven middels de procentuele verdeling van het aantal deelnemers naar woonplaats per locatie (zie figuur 2.5)9. Het gaat hierbij om deelnemers aan opleidingen in zorg en WJK. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt wat de belangrijkste opleidingslocaties zijn voor de regio Zeeland. Te zien is dat Scalda de instelling is met verreweg het grootste aantal leerlingen: 77% van de deelnemers volgt hier een opleiding. Figuur 2.5 Verdeling deelnemers aan opleidingen in zorg en WJK in Zeeland naar locatie in het schooljaar 2012/2013
3,7% 3,7% 15,6%
Scalda Hoornbeeck College 77,0%
ROC West-Brabant Overig
Bron: Calibris, bewerking Etil
9
De gegevens van Scalda hebben betrekking op het totale opleidingsinstituut en zijn momenteel nog niet beschikbaar op het niveau van nevenvestigingen.
14
Deelnemers Op 1 oktober 2011 staan ruim 13.000 MBO-leerlingen en bijna 6.000 HBO-leerlingen ingeschreven bij de verschillende onderwijsinstellingen in Zeeland. De samenstelling van de MBO- en HBO-populatie staat weergegeven in figuur 2.6. Het aantal MBO-deelnemers in de zorg en WJK-opleidingen die opleiden tot een VOV-kwalificatie, bedraagt in 2011 ruim 3.000 deelnemers (aandeel van 23%). Van deze deelnemers volgen ruim 1.800 personen het BOL-traject (14%) en ruim 1.200 personen het BBL-traject (9%). Het aantal HBO-deelnemers in de zorg en WJK-opleidingen bedraagt in 2011 ongeveer 1.000 personen; de opleidingen hebben daarmee een aandeel van 17% in de totale HBOpopulatie. Figuur 2.6 Samenstelling MBO- en HBO-deelnemers in de VOV-opleidingen in Zeeland in het schooljaar 2011/2012
MBO-deelnemers 2011
HBO-deelnemers 2011
1.850 14% 1.220 9%
990 17% Zorg en WJK - BOL
Zorg & WJK
Zorg en WJK - BBL
Overig HBO
Overig MBO
10.010 77%
4.890 83%
Bron: CBS Onderwijsstatistieken, bewerking Etil
Gediplomeerden In tabel 2.3 wordt het aantal gediplomeerden voor alle VOV-opleidingen, en voor het MBO naar leerweg, weergegeven 10 . In het schooljaar 2012/2013 bedraagt het aantal VOV-gediplomeerden in het MBO en het HBO respectievelijk 920 en 210. Totaal zijn er dus 1.120 gediplomeerden in VOV-opleidingen van de sector zorg en WJK.11 Bij de MBOgediplomeerden heeft 52% de leerweg BOL gevolgd en 43% de leerweg BBL. De overige 5% bestaat uit extranei. Extranei zijn studenten die alleen ingeschreven staan als examendeelnemer en dus geen lessen volgen van de betreffende opleiding.
10
Het aantal gediplomeerden in VOV-opleidingen Zorg en WJK is geprognosticeerd voor het schooljaar 2012/2013. 11 Door afronding wijkt totaal af van optelling MBO en HBO.
15
Tabel 2.3 Verwachte aantal gediplomeerden in de VOV-opleidingen zorg en WJK in Zeeland in het schooljaar 2012/2013 Kwalificaties Zorghulp (niveau 1)
Aantal 2012 Aandeel BOL
Aandeel BBL
Aandeel extranei
0
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
200
82%
16%
2%
Verzorgende (niveau 3)
160
33%
55%
12%
Verpleegkundige (niveau 4)
130
56%
44%
0%
Verpleegkundige (niveau 5)
60
Sociaal-cultureel werker (niveau 4)
10
92%
8%
0%
210
31%
61%
8%
50
46%
54%
0%
Sociaal-pedagogisch werker (niveau 4) Pedagogisch werker (niveau 4) Oud-agogisch (niveau 4)
40
54%
46%
0%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4)
130
18%
68%
13%
Sociaal-pedagogisch werker (niveau 3)
200
54%
46%
0%
70
89%
11%
0%
Pedagogisch werker (niveau 3) Oud-agogisch (niveau 3)
20
52%
48%
0%
110
31%
69%
0%
Sociale dienstverlener (niveau 4)
10
92%
5%
3%
Pedagogiek (niveau 5)
20
Sociaal-pedagogische hulpverlening (niveau 5)
70
Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5)
60
52%
43%
5%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3)
Cultureel-maatschappelijke vorming (niveau 5) Totaal zorg en WJK Totaal zorg en WJK mbo Totaal zorg en WJK hbo Bron: CBS Onderwijsstatistieken, raming Etil
0 1.120 920 210
Niet alle VOV-gediplomeerden gaan werken in de zorg en WJK. Een deel kiest voor een vervolgopleiding en gaat mogelijk pas later in de zorg en WJK werken. Dit geldt met name voor de lagere niveaus. Een ander deel gaat werken in een andere sector of wordt inactief. Hoeveel VOV-gediplomeerden uiteindelijk kiezen voor een baan in de sector zorg en WJK wordt uitgedrukt in het sectorrendement. Het sectorrendement wordt toegelicht in de volgende paragraaf, samen met het onderwijsrendement. Onderwijs- en sectorrendement Het aantal leerlingen dat vanuit het onderwijs instroomt op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK, is afhankelijk van het onderwijs- en sectorrendement van de VOVopleidingen. Het onderwijsrendement is de mate waarin studenten na instroom een diploma halen. Het sectorrendement is het percentage gediplomeerden van een VOVopleiding dat een jaar na diplomering werkzaam is in de sector zorg en WJK. Het regionale sectorrendement wordt bepaald op basis van de woonregio van de gediplomeerde. Door het onderwijsrendement te vermenigvuldigen met het sectorrendement ontstaat een gecombineerd rendement dat aangeeft in welke mate leerlingen die in een VOV-opleiding instromen, later op de arbeidsmarkt van de sector zorg en WJK terechtkomen. Tabel 2.4 toont het onderwijs-, sector- en gecombineerd rendement per VOV-opleiding.
16
Tabel 2.4 Onderwijsrendement, sectorrendement en gecombineerd rendement van de VOVopleidingen in Zeeland Onderwijsrendement
Sectorrendement
Gecombineerd rendement
Zorghulp (niveau 1)
72,6%
54,8%
39,8%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
72,4%
54,1%
39,2%
Verzorgende (niveau 3)
62,7%
95,5%
59,9%
Verpleegkundige (niveau 4)
60,3%
88,4%
53,3%
Verpleegkundige (niveau 5)
56,2%
84,7%
47,6%
Sociaal-cultureel werker (niveau 4)
49,4%
34,6%
17,1%
Pedagogisch werker (niveau 4)
40,4%
69,3%
28,0%
Oud-agogisch (niveau 4)
72,1%
70,3%
50,7%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 4)
47,9%
84,1%
40,3%
Pedagogisch werker (niveau 3)
49,8%
74,0%
36,9%
Oud-agogisch (niveau 3)
68,3%
77,2%
52,7%
Medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3)
61,0%
84,4%
51,5%
Sociale dienstverlener (niveau 4)
49,8%
44,6%
22,2%
Pedagogiek (niveau 5)
53,2%
66,1%
35,1%
Sociaal-pedagogische hulpverlening (niveau 5)
46,0%
82,1%
37,8%
Maatschappelijke dienstverlening (niveau 5)
51,4%
62,6%
32,2%
Cultureel-maatschappelijke vorming (niveau 5) Bron: CBS, bewerking Etil
33,8%
60,2%
20,4%
De opleidingen tot zorghulp (niveau 1) en helpende zorg en welzijn (niveau 2) kennen het hoogste onderwijsrendement (ruim 72%). Ook de oud-agogische VOV-opleidingen van niveau 3 en 4 hebben een onderwijsrendement van rond de 70%. Daarentegen is het onderwijsrendement laag voor de HBO-opleiding cultureel maatschappelijke vorming (34%) en de opleiding pedagogisch werker van niveau 4 (40%). Het sectorrendement ligt over het algemeen wat hoger dan het onderwijsrendement. Dus als men eenmaal een diploma heeft behaald, is de kans relatief groot dat men in de sector zorg en WJK gaat werken. Uit tabel 2.4 blijkt dat het sectorrendement het hoogst is voor de opleiding tot verzorgende niveau 3 (ruim 95%), gevolgd door de opleidingen verpleegkundige niveau 4 (ruim 88%), verpleegkundige niveau 5 (85%) en medewerker maatschappelijke zorg niveau 3 en 4 (beide 84%). Het gecombineerde rendement is het hoogst voor de opleidingen verzorgende (niveau 3), verpleegkundige (niveau 4), oud-agogisch (niveau 3), medewerker maatschappelijke zorg (niveau 3), oud-agogisch (niveau 4) met een rendement van minimaal 50%.
17
Pendel De regionale arbeidsmarkt is geen gesloten systeem. Veel werknemers pendelen dagelijks naar een andere gemeente (of zelfs provincie) dan waar ze woonachtig zijn. Dit komt onder andere door verschillen in de concentratiedichtheid van banen, regionale woningmarkten en woonvoorkeuren. De afgelopen jaren is het woon-werkverkeer toegenomen door een toename van de werkgelegenheid, maar ook door de problemen op de woningmarkt en een toename van het aantal tweeverdieners waardoor verhuizen naar de werkgemeente niet altijd mogelijk is. Bij pendel wordt normaliter onderscheid gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse pendel. Bij binnenlandse pendel gaat het om woon-werkverkeer binnen Nederland; bij buitenlandse pendel gaat het om grensoverschrijdend woon-werkverkeer. Veel van deze pendelgegevens worden jaarlijks door het CBS verzameld via registratie- en enquêtebestanden. Hierdoor heeft het CBS goed zicht op de pendelbewegingen van personen die in loondienst in Nederland werken. Er is bekend hoeveel inwoners van een ander land in Nederland werken (inkomende buitenlandse pendel). Omdat deze gegevens niet voor het buitenland beschikbaar zijn, is onduidelijk hoeveel inwoners van Nederland in het buitenland werkzaam zijn (de uitgaande buitenlandse pendel). Binnenlandse pendel In Zeeland is sprake van een negatief binnenlands pendelsaldo van werknemers. In 2010 bedroeg het pendelsaldo voor alle sectoren -16.500 en voor de sector zorg en WJK -2.340. Bijna 3.200 inwoners van Zeeland verlaten de regio om elders in de zorg en WJK te gaan werken, terwijl ruim 800 mensen de omgekeerde beweging maken. Dus per saldo verlaten meer werknemers in de sector de regio. Figuur 2.7 geeft de binnenlandse pendelstromen en –saldi grafisch weer voor de zorg en WJK en alle sectoren in 2010. Figuur 2.7 Binnenlandse pendel van werknemers in de sector zorg en WJK en alle sectoren, 2010 30.000
25.380
25.000 20.000 15.000 8.870
10.000 5.000
840
3.180
0 -5.000
-2.340
-10.000 -15.000 -16.510
-20.000 zorg en WJK Zeeland Inkomende pendel
Uitgaande pendel
Alle sectoren Zeeland Pendelsaldo
Bron: CBS, bewerking Etil
Tabel 2.5 toont de belangrijkste pendelbewegingen van en naar Zeeland voor de sector zorg en WJK. Uit deze tabel blijkt dat de populairste bestemmingen om vanuit Zeeland in de sector zorg en WJK te gaan werken, de naburige regio’s West-Brabant en Rijnmond zijn. Werknemers die naar Zeeland pendelen om te werken komen ook vaak uit WestBrabant en Rijnmond.
18
Tabel 2.5 Top-3 inkomende en uitgaande pendelstromen in zorg en WJK Zeeland, 2010 Inkomende pendel Regio van herkomst
Uitgaande pendel Regio van bestemming
West-Brabant
390 West-Brabant
1.410
Rijnmond
180 Rijnmond
1.130
Midden-Brabant
50 Utrecht en omgeving
170
Bron: CBS, bewerking Etil
Buitenlandse pendel Er zijn alleen gegevens beschikbaar over de inkomende buitenlandse pendel van werknemers. In totaal komen 3.550 mensen die in het buitenland wonen naar Zeeland om te werken. Daarvan hebben 550 mensen een baan in de sector zorg en WJK. Op basis van landelijke cijfers is bekend dat de grootste groep buitenlandse werknemers die in Nederland in de sector zorg en WJK komt werken, afkomstig is uit België, gevolgd door Duitsland en Polen (tabel 2.6). In vergelijking met andere sectoren werken er in Zeeland relatief veel inwoners uit het buitenland in de gezondheidssector (aandeel zorg en WJK: 5,6% en aandeel alle sectoren: 2,0%). Tabel 2.6 Inkomende buitenlandse pendel van werknemers, 2010 Zorg en WJK Nederland
Alle sectoren
9.780
179.160
550
3.550
België
62%
23%
Duitsland
21%
23%
Polen
0%
22%
Overig buitenland
17%
33%
Zeeland Voor Nederland geldt de volgende uitsplitsing:
Bron: CBS, bewerking Etil
Mobiliteit van gediplomeerden Tot nu toe is de pendel van werknemers besproken. Daarnaast is het ook mogelijk dat gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden, in een andere regio gaan werken dan de regio waarin ze in het jaar van afstuderen woonden. In Zeeland betreden jaarlijks ruim 600 gediplomeerden de arbeidsmarkt. Hiervan komt slechts een tiental gediplomeerden vanuit andere regio’s. Jaarlijks gaan er echter circa 130 gediplomeerden uit Zeeland aan het werk in andere regio’s, waarbij de bestemming vaak West-Brabant of Rijnmond is. Per saldo verliest Zeeland dus gediplomeerden aan andere regio’s.
19
3. TOEKOMST ARBEIDSMARKT ZORG EN WJK Het kabinet Rutte II wil de kwaliteit van zorg en welzijn verbeteren door de burger centraal te stellen. Tegelijkertijd wil het kabinet de alsmaar oplopende kosten van zorg en welzijn beteugelen. Om dit te bereiken is in het Regeerakkoord12 een groot aantal maatregelen aangekondigd. In meerdere opzichten betekenen deze maatregelen een trendbreuk met het verleden. Niet alleen neemt het groeitempo van de uitgaven af, ook wordt de zorg (care) anders georganiseerd. In dit hoofdstuk geven we een eerste doorkijk van de verwachte arbeidsmarktgevolgen van het Regeerakkoord voor de sector zorg en WJK in de regio Zeeland.
Onzekerheden en interpretatie prognoses In het verleden was sprake van een gestage groei van het aantal werkenden in de zorg en WJK. Dit beeld gaat de komende jaren veranderen. Deze trendbreuk met het verleden en de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de uitvoering van de langdurige zorg en ondersteuning (care) brengt de nodige onzekerheid met zich mee. De behoefte aan inzicht in toekomstige ontwikkelingen is daardoor groot. Het is echter lastig om de precieze gevolgen van het regeerakkoord inzichtelijk te maken, aangezien er nog veel zaken onzeker zijn. In de prognoses die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd, maken we daarom gebruik van aannames over deze onzekerheden. Bij de interpretatie van de regionale prognoses dient hiermee rekening te worden gehouden. Het doel van de prognoses is dan ook niet om toekomstige tekorten of overschotten aan personeel exact te voorspellen, maar om de diverse actoren op de arbeidsmarkt een eerste inzicht te geven van de arbeidsmarktgevolgen van het regeerakkoord voor de regio Zeeland. Op basis van deze inzichten kan vervolgens het arbeidsmarktbeleid verder worden afgestemd, zodat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten. Bij de beschrijving van de prognoseresultaten wordt achtereenvolgens ingegaan op de uitbreidingsvraag (groei of krimp werkgelegenheid), de vervangingsvraag, het (toekomstige) aanbod van VOV-personeel en de confrontatie tussen vraag en aanbod. Gezien de onzekerheden worden de prognoseresultaten op hoofdlijnen beschreven. Uitbreidingsvraag naar VOV-personeel Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. De uitbreidingsvraag kan ook negatief zijn. Er is dan sprake van een krimp in plaats van uitbreiding van de werkgelegenheid. In de zorg en WJK wordt de uitbreidingsvraag, zowel landelijk als regionaal, sterk bepaald door beschikbare middelen. Momenteel is het onzeker hoeveel middelen in de toekomst precies naar de verschillende branches gaan. Gemeenten kunnen namelijk zelf beslissen hoe de middelen die zij ontvangen voor de verschillende zorg- en welzijnsfuncties worden ingezet. Bij de prognoses van de uitbreidingsvraag hebben we de aanname gemaakt dat de beschikbare middelen worden ingezet voor de zorg- en welzijnsfuncties op de wijze waarop dat ook in het basisjaar 2012 is gedaan. Met andere woorden, er wordt door deze aanname geen rekening gehouden met de gevolgen van keuzes die gemeenten gaan maken over de inzet van middelen of met mogelijk hogere uitvoeringskosten bij de gemeenten zelf.
12
En daarop volgende akkoorden en plannen. In dit hoofdstuk zijn de ontwikkelingen verwerkt tot en met september 2013. In het algemeen is er op alle politieke niveaus nog besluitvorming gaande.
20
Naast de beschikbare middelen zijn regionale ontwikkelingen in het ziekteverzuim, de zorgvraag, arbeidsproductiviteit en de deeltijdfactor van invloed op de uiteindelijke uitbreidingsvraag. Figuur 3.1 laat de verwachte uitbreidingsvraag voor de regio Zeeland zien in de branches van zorg en WJK. Figuur 3.1 Uitbreidingsvraag branches zorg en WJK, Zeeland, 2013-2017 Ziekenhuizen
-110
GGZ
-60
Overige zorg
60
Gehandicaptenzorg
30
VVT
-760
Kinderopvang
-250
Jeugdzorg
-150
WMD Zorg en WJK
-110 -1.350
-1.600
-1.200
-800
-400
0
400
Bron: Etil
De totale uitbreidingsvraag voor de sector zorg en WJK in de regio Zeeland is gedurende de periode 2013-2017 negatief met 1.350 personen (-5%). Er is wel sprake van een groot verschil tussen de zorgbranches en de WJK-branches. In de zorgbranches is in de regio Zeeland sprake van een afname van -3,5%, terwijl de afname in de WJK-branches met -17,0% veel sterker is. Hierna gaan we kort in op de gehanteerde aannames voor de uitbreidingsvraag in de regio Zeeland naar branche. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat veel beleidsmaatregelen op een specifiek moment betrekking hebben waardoor de uitbreidingsvraag in een branche gedurende de periode 2013-2017 sterk kan fluctueren. Ziekenhuizen: in de ziekenhuizen is een nieuw bestuurlijk akkoord afgesloten, waarin afgesproken is de groeiruimte van de financiële middelen in 2014 en de drie jaren erna te beperken. Gezien deze afspraken en de aanname dat er in de ziekenhuizen sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Zeeland binnen de ziekenhuizen beperkt negatief zal zijn. GGZ: voor de GGZ is overeenstemming bereikt over de verlenging van het bestuurlijke akkoord 2013-2014 dat in 2012 is afgesloten. Ook in dit akkoord is afgesproken de groeiruimte in 2014 tot 1,5% en in de jaren erna tot 1% te beperken. Vanwege deze afspraken en de aanname dat binnen de GGZ sprake is van een positieve arbeidsproductiviteitsgroei (1%), gaan we ervan uit dat de uitbreidingsvraag in Zeeland voor de GGZ de komende jaren beperkt negatief zal zijn. Gehandicaptenzorg: in de gehandicaptenzorg gaan we voor de komende jaren uit van een bescheiden groei van de uitbreidingsvraag in Zeeland. In het jaar 2015 is de (negatieve) invloed van de beleidsmaatregelen voor de langdurige zorg en ondersteuning wel zichtbaar. VVT: in de VVT gaan we voor de komende jaren uit van een afname van de uitbreidingsvraag. Bij de interpretatie van deze ontwikkeling is het van belang om te realiseren dat er in de VVT meerdere beleidsmaatregelen door elkaar heen spelen. Zo is er in de langdurige zorg vanaf 2015 sprake van een verschuiving van intramurale naar extramurale zorg. Hierdoor nemen de middelen voor de thuiszorg toe, terwijl de
21
middelen in de verpleging en verzorging juist sterk afnemen. Daarbij wordt in de thuiszorg ook de huishoudelijk hulp verleend. Hierop wordt in het regeerakkoord met ingang van 2015 juist sterk bezuinigd (40%). Het totale effect van de beleidsmaatregelen voor de thuiszorg is echter positief, waardoor we voor de thuiszorg in de regio Zeeland uitgaan van een positieve uitbreidingsvraag. Kinderopvang: voor de kinderopvang gaan we uit van een negatieve uitbreidingsvraag in de regio Zeeland. Vooral in de eerste drie jaar verwachten we een aanzienlijke afname van de uitbreidingsvraag als gevolg van de bezuinigingen van de rijksoverheid op de bijdrage in de kosten. Daarna is weer sprake van een beperkte toename van de uitbreidingsvraag. Jeugdzorg: de uitbreidingsvraag in de sector jeugdzorg staat onder druk als gevolg van de invoering van de nieuwe wet Jeugdzorg welke gepaard gaat met een landelijke korting op het budget die oploopt tot 15% in 2017. Voor de regio Zeeland gaan we daarom dan ook uit van een negatieve uitbreidingsvraag in de sector Jeugdzorg. WMD: voor de sector WMD hebben we aangenomen dat gemeenten in de regio Zeeland net als in de afgelopen jaren blijven bezuinigen op de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Het gevolg hiervan is dat we uitgaan van een negatieve uitbreidingsvraag voor de sector WMD in de regio Zeeland.
In tabel 3.1 is de vraag naar VOV-personeel weergegeven per kwalificatie. In 2017 is in de regio Zeeland de vraag naar VOV-personeel ongeveer 950 werknemers lager dan in 2012. Voor de meeste VOV-kwalificaties neemt de vraag over de periode 2013-2017 af. De vraag naar zorghulp (niveau 1) neemt het sterkst af, hetgeen het gevolg is van de budgettaire korting op huishoudelijke hulp. Ook de vraag naar helpende zorg en welzijn (niveau 2) en verzorgende (niveau 3) neemt sterk af. Niet voor alle zorgkwalificaties neemt de uitbreidingsvraag af. Zo neemt de vraag naar verpleegkundige (niveau 4 en 5) in Zeeland toe. Dit is het gevolg van de relatief gunstige ontwikkelingen in de ziekenhuizen en de GGZ, branches waar relatief veel verpleegkundigen werken. Daarnaast investeert het kabinet in de wijkverpleegkundigen waardoor de vraag naar verpleegkundigen in de thuiszorg fors toeneemt. Voor alle agogische kwalificaties daalt de vraag naar personeel. Tabel 3.1 Uitbreidingsvraag werknemers met een VOV-kwalificatie, Zeeland, 2013-2017 Absolute % Werknemers Werknemers ontwikkeling Ontwikkeling (VOV) 2012
(VOV) 2017
2013-2017
2013-2017
Verpleegkundige (niveau 5)
1.130
1.250
130
11%
Verpleegkundige (niveau 4)
3.290
3.350
70
2%
Verzorgende (niveau 3)
5.210
4.850
-360
-7%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.030
950
-90
-8%
Zorghulp (niveau 1)
1.560
1.150
-410
-26%
Sociaal-pedagogische hulpverlening (niveau 5)
1.420
1.350
-70
-5%
170
160
-10
-9%
Sociaal-cultureel werker (niveau 5) Sociaal-cultureel werker (niveau 4) Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) Sociaal-maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
40
40
0
-9%
540
500
-40
-7%
80
70
0
-5%
370
350
-20
-4%
SAW (niveau 4)
1.840
1.740
-100
-5%
SAW (niveau 3)
850
800
-50
-5%
17.520
16.570
-950
-5%
Pedagogiek (niveau 5)
Totaal VOV-personeel Bron: Etil
22
Vervangingsvraag en wervingsbehoefte VOV-personeel Naast de uitbreidingsvraag ontstaat vraag naar personeel als gevolg van uitstroom van werknemers in zorg en WJK. Dit wordt aangeduid als vervangingsvraag. In het gehanteerde regionale prognosemodel worden meerdere bestemmingen van de uitstroom meegenomen, te weten: uitstroom naar overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); uitstroom naar uitkering en inactiviteit; uitstroom naar pensioen; uitstroom naar opscholing (exclusief doorscholing); uitstroom naar een andere regio (pendel). Tabel 3.2 geeft een overzicht van de totale uitstroom van werknemers met een VOVkwalificatie. In de regio Zeeland stromen gedurende de periode 2013-2017 ongeveer 5.990 werknemers met een VOV-kwalificatie uit de sector zorg en WJK, hetgeen ongeveer 34% is van het totale VOV-personeel in het realisatiejaar 2012. Gedurende deze periode gaan in de regio Zeeland ongeveer 950 personen uit de zorg en WJK met pensioen. Bij het vaststellen van deze uitstroom is rekening gehouden met een toename van de gemiddelde uittredeleeftijd van 63,5 jaar naar 64,3 jaar in 2017. De uitstroom naar overige bedrijfstakken, uitkeringen en inactiviteit hangt samen met de ontwikkelingen in de vraag naar VOV-personeel. Indien de uitbreidingsvraag sterker afneemt, neemt de uitstroom van personeel naar deze bestemmingen sterker toe. Om een goed totaalbeeld te krijgen van de totale wervingsbehoefte van zorg- en welzijnsorganisaties hebben we in tabel 3.2 ook gegevens opgenomen over de verwachte wervingsbehoefte. De wervingsbehoefte is de som van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag (uitstroom van werknemers). Als de uitbreidingsvraag negatief is, wordt niet al het personeel dat uitstroomt vervangen. De totale wervingsbehoefte in de regio Zeeland in de sector zorg en WJK is gedurende de periode 2013-2017 ongeveer 5.040 personen, hetgeen ongeveer 25% van het VOV-personeel is in het jaar 2012. Tabel 3.2 Uitstroom en wervingsbehoefte van werknemers met een VOV-kwalificatie, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers 2012, Zeeland, 2013-2017 Werknemers
Uitstroom werknemers
Wervingsbehoefte
(VOV) 2012
(VOV) 2013-2017
(VOV) 2013-2017
absoluut
%
absoluut
%
290
26%
420
37%
3.290
850
26%
920
28%
5.210
1.320
25%
960
18%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.030
530
52%
440
43%
Zorghulp (niveau 1)
1.560
760
49%
350
22%
Sociaal pedagogische hulpverlening (niveau 5)
1.420
520
37%
450
32%
170
Verpleegkundige (niveau 5)
1.130
Verpleegkundige (niveau 4) Verzorgende (niveau 3)
Sociaal cultureel werker (niveau 5)
70
42%
60
35%
Sociaal cultureel werker (niveau 4) Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) Sociaal maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
40
30
67%
30
75%
540
230
43%
190
35%
80
40
53%
40
50%
Pedagogiek (niveau 5)
370
210
57%
190
51%
SAW (niveau 4)
1.840
730
40%
630
34%
SAW (niveau 3)
850
400
47%
350
41%
17.520
5.990
34%
5.040
29%
Totaal VOV-personeel Bron: Etil
23
Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie Tegenover de wervingsbehoefte van VOV-personeel staat de instroom van VOV-personeel op de arbeidsmarkt zorg en WJK. In het gehanteerde regionale prognosemodel bestaat de instroom uit meerdere aanbodscategorieën: instroom vanuit onderwijs/instroom vanuit andere kwalificaties (opscholing); instroom vanuit overige bedrijfstakken (buiten zorg en WJK); instroom vanuit uitkeringen en inactiviteit; instroom vanuit een andere regio (pendel). In tabel 3.3 is de totale (potentiële) instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in de regio Zeeland weergegeven voor de periode 2013-2017. Gedurende de periode 2013-2017 gaan we ervan uit dat ongeveer 6.990 werknemers met een VOV-kwalificatie op de arbeidsmarkt zullen instromen in de regio Zeeland. Deze instroom komt overeen met ongeveer 40% van het aantal werknemers met een VOV-kwalificatie in het uitgangsjaar 2012. Vooral de lagere zorgopleidingen en de agogische kwalificaties hebben ten opzichte van het aantal werknemers in 2012 een relatief hoge instroom van werknemers. Gezien het grote aandeel van de aanbodscategorie instroom vanuit onderwijs hebben we deze ook separaat in tabel 3.3 opgenomen. Opleidingen zorg en welzijn waren en zijn nog steeds populair onder leerlingen. Vanuit het onderwijs stromen daardoor in de regio Zeeland ongeveer 3.600 werknemers met een VOV-kwalificatie in de arbeidsmarkt zorg en WJK. De instroom vanuit onderwijs is goed voor ongeveer de helft van de totale instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie. De totale instroom vanuit het onderwijs neemt gedurende de periode 2013-2017 beperkt af, hetgeen vooral door de afname van de instroom van de agogische opleidingen komt. Met uitzondering van helpende zorg en welzijn niveau 2 neemt de instroom op de arbeidsmarkt vanuit het onderwijs voor alle zorgopleidingen toe. Tabel 3.3 Instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie, uit het onderwijs en totale instroom, absoluut en uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012, Zeeland, 2013-2017 VOV-kwalificaties
Werknemers
Instroom vanuit
Totale instroom
(VOV) 2012 onderwijs 2013-2017
2013-2017
absoluut
%
absoluut
%
Verpleegkundige (niveau 5)
1.130
250
22%
420
37%
Verpleegkundige (niveau 4)
3.290
370
11%
780
24%
Verzorgende (niveau 3)
5.210
760
15%
1.590
31%
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.030
450
44%
540
52%
Zorghulp (niveau 1)
1.560
0
0%
670
43%
Sociaal-pedagogische hulpverlening (niveau 5)
1.420
280
20%
670
47%
170
0
0%
50
29%
Sociaal-cultureel werker (niveau 5) Sociaal-cultureel werker (niveau 4) Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) Sociaal-maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
40
0
0%
20
50%
540
180
33%
290
54%
80
10
13%
30
38%
Pedagogiek (niveau 5)
370
60
16%
210
57%
1.840
680
37%
1.030
56%
SAW (niveau 4) SAW (niveau 3) Totaal VOV-personeel Bron: Etil
850
570
67%
690
81%
17.520
3.600
21%
6.990
40%
24
Confrontatie vraag en aanbod (kwantitatief) In de voorgaande paragrafen zijn we achtereenvolgens ingegaan op de prognoses van uitbreidingsvraag, vervangingsvraag en instroom van werknemers met een VOVkwalificatie. Door deze onderdelen bij elkaar te brengen kan worden bepaald of er tekorten dan wel overschotten aan personeel dreigen te ontstaan. Figuur 3.2 geeft een overzicht van de verwachte overschotten aan werknemers met een VOV-kwalificatie in de regio Zeeland in 2017 binnen de sector zorg en WJK. Voor het totaal van VOV-personeel dreigt in Zeeland in de komende jaren een overschot te ontstaan dat oploopt tot bijna 1.900 personen in 2017. Vooral in 2015, het jaar waarin veel beleidsmaatregelen uit het Regeerakkoord worden ingevoerd, is het dreigende overschot aan VOV-personeel groot. Figuur 3.2 Overschot aan werknemers met een VOV-kwalificatie in 2017 (uitgedrukt als percentage van het aantal werknemers in 2012), Zeeland
50% 40% 38%
30% 20% 10% 0% -10%
11%
7% zorg
WJK
zorg en WJK
Bron: Etil
Figuur 3.2 geeft een eerste inzicht in de arbeidsmarktgevolgen van voorgenomen beleid voor de regio Zeeland. Bij de interpretatie van deze onderzoeksresultaten dient ermee rekening te worden gehouden dat we momenteel nog geen al te harde uitspraken kunnen doen over de omvang van de verwachte tekorten en overschotten naar branches en kwalificaties. De reden hiervoor is dat de onzekerheden daarvoor momenteel nog te groot zijn. De onzekerheden hebben met name betrekking op de keuzes van gemeenten en zorg- en WJK-organisaties naar aanleiding van de voorgenomen beleidsmaatregelen. Daarnaast is het ook lastig om de veranderde dynamiek in de sector zorg en WJK, van sterke groei naar krimp, te prognosticeren. Prognoses zijn namelijk voor een deel gebaseerd op historische gegevens. We kiezen er dan ook voor de verwachte tekorten/overschotten binnen de sector zorg en WJK weer te geven met behulp van een meer kwalitatieve indicator, de indicator kans op een baan. De indicator kans op een baan geeft de kans weer van een werknemer met een VOVkwalificatie om een baan te vinden op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. Om de waarde van de indicator te kunnen bepalen maken we gebruik van de regionale omvang van het tekort/overschot binnen een bepaalde kwalificatie/branche als percentage van de totale werkgelegenheid in het uitgangsjaar 2012. Naarmate de overschotten aan personeel groter worden, wordt de kans om een baan te vinden kleiner. Het omgekeerde is het geval bij verwachte tekorten aan personeel. Als de tekorten groter worden, stijgt de kans om een baan te vinden in de sector zorg en WJK. In tabel 3.4 is de gehanteerde afbakening van de indicator kans op een baan inclusief de bijbehorende namen van de categorieën weergegeven.
25
Tabel 3.4 Afbakening indicator kans op een baan Aandeel discrepantie t.o.v. werknemers 2012
Symbool
1. Overschot > 15% van werknemers 2012 2. Overschot > 2,5% van werknemers 2012 & Overschot < 15% van werknemers 2012
Toelichting
-
Geringe kansen
=/-
Matige kansen
3. Tussen 2.5% overschot en 2.5% tekort
=
4. Tekort > 2,5% van werknemers & tekort < 15% van werknemers 2012
=/+
5. Tekort > 15% van werknemers 2012
+
Voldoende kansen Ruim voldoende kansen Goede kansen
In tabel 3.5 is een schematisch overzicht opgenomen van de indicator kans met een VOV-kwalificatie op een baan voor de branches binnen de sector zorg en WJK in de regio Zeeland in het jaar 2017. In de ziekenhuizen en gehandicaptenzorg dreigen beperkte overschotten te ontstaan, waardoor de kans op een baan in deze branches matig is. Voor de GGZ zijn de kansen op een baan als werknemer met een VOV-kwalificatie gering. Voor de kans op een baan binnen de VVT is het van belang onderscheid te maken tussen de verpleging, verzorging en thuiszorg. Hiervoor maken we gebruik van de landelijke inzichten van het onderzoeksprogramma AZW. In de thuiszorg dreigt een tekort te ontstaan aan verpleegkundigen 4 als gevolg van de investeringen in de wijkverpleegkundigen. Tegenover deze tekorten ontstaan juist grote overschotten aan zorghulpen als gevolg van de korting op het budget voor de huishoudelijke hulp. Als gevolg van de extramuralisering van de zorg voor ouderen met een lichte zorgvraag zijn de kansen op een baan in de verpleging en verzorging matig. In de WJK-branches zijn de kansen om een baan te vinden gering. Tabel 3.5 Indicatie kans op een baan voor instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in 2017, naar branches zorg en WJK, Zeeland Branches Ziekenhuizen GGZ
Indicatie kans op een baan =/-
Gehandicaptenzorg
=/-
VVT
=/-
Overige zorg
=
Kinderopvang
-
Jeugdzorg
-
WMD
-
Totaal
=/-
Bron: Etil
26
Of er in de toekomst sprake is van overschotten of tekorten, en daarmee een geringe of goede kans op een baan, verschilt sterk tussen de verschillende VOV-kwalificaties. Tabel 3.6 geeft een overzicht van de baankansen van de verschillende VOV-kwalificaties in de regio Zeeland. Bij de zorgkwalificaties zijn de baankansen het minst goed voor zorghulpen (niveau 1), helpende zorg en welzijn (niveau 2) en verzorgende (niveau 3). Ook voor werknemers met een agogische kwalificatie zijn de kansen voor het vinden van een baan matig of gering. De kansen voor het vinden van een baan zijn het kleinst voor personeel met een pedagogische kwalificatie op niveau 3. Personeel met dit type kwalificatie is relatief vaak werkzaam in de kinderopvang, een branche waar de vraag naar personeel sterk afneemt. Het aanbod neemt echter nog steeds sterk toe, met geringe kansen op het vinden van een baan tot gevolg. De enige kwalificatie waar sprake is van ruim voldoende baankansen is verpleegkundige (niveau 4). Voor deze kwalificatie wordt een tekort aan personeel verwacht in de regio Zeeland, hetgeen het gevolg is van de relatief gunstige ontwikkeling van de vraag naar personeel in ziekenhuizen en GGZ. Daarnaast investeert het kabinet in wijkverpleegkundigen, waardoor de vraag naar dit type personeel in de thuiszorg toeneemt. Tabel 3.6 Indicatie kans op een baan voor instroom van werknemers met een VOV-kwalificatie in 2017, naar VOV-kwalificaties, Zeeland VOV-kwalificaties
Indicator kans op een baan
Verpleegkundige (niveau 5)
=
Verpleegkundige (niveau 4)
=/+
Verzorgende (niveau 3)
=/-
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
=/-
Zorghulp (niveau 1)
-
Sociaal-pedagogische hulpverlening (niveau 5)
-
Sociaal-cultureel werker (niveau 5)
=
Sociaal-cultureel werker (niveau 4)
=
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5)
-
Sociaal-maatschappelijke dienstverlening (niveau 4)
=
Pedagogiek (niveau 5)
=/-
SAW (niveau 4)
-
SAW (niveau 3)
-
Totaal VOV-personeel
=/-
Bron: Etil
Confrontatie vraag en aanbod (kwalitatief) Naast kwantitatieve verschillen op de arbeidsmarkt van zorg en WJK zal er ook steeds meer sprake zijn van ontwikkelingen die kunnen leiden tot kwalitatieve discrepanties. Landelijke ramingen op het niveau van de branches en kwalificaties laten zien dat er voor sommige kwalificaties in de ene branche tekorten en in andere branches juist overschotten dreigen te ontstaan. Voor een deel zullen deze overschotten en tekorten elkaar opheffen. De mogelijkheden hiervoor hangen af van de gevraagde en aangeboden competenties. Zo zijn bijvoorbeeld verpleegkundigen (niveau 5) zowel werkzaam in de ziekenhuizen als de thuiszorg. De gevraagde competenties in beide branches verschillen echter wezenlijk
27
van elkaar, zodat het niet waarschijnlijk is dat het dreigende overschot in de ziekenhuizen het tekort in de thuiszorg zonder aanvullende opleiding kan opheffen. Een ander voorbeeld is de overheveling van de middelen naar het sociale domein van gemeenten waardoor mogelijk nieuwe vormen van zorgverlening gaan ontstaan waarbij zorgfuncties worden geïntegreerd. Zo heeft de wijkverpleegkundige niet alleen verplegende taken, maar heeft deze het ook met de cliënten over hun sociale/maatschappelijke problematiek. De verschuiving van intra- naar extramurale zorg betekent een verschuiving in de gevraagde competenties. Denk bijvoorbeeld aan het coördineren en begeleiden van mantelzorg. Ook ontwikkelingen op het gebied van technologische en sociale innovatie zorgen ervoor dat er een beroep gedaan kan worden op andere professionele vaardigheden van medewerkers. Tevens kan het de duurzame inzetbaarheid van medewerkers verhogen en carrièrekansen bieden. Daarnaast kunnen, doordat taken van hoger opgeleide beroepsbeoefenaren verschuiven naar lager opgeleiden (jobcarving), nieuwe en andere functies ontstaan. Er kan ook al geanticipeerd worden op de toekomstige te leveren zorg, die zwaarder en complexer wordt, door in te spelen op het benodigde hogere opleidingsniveau. Naast werkgevers worden ook medewerkers steeds kritischer. Werknemers stellen tegenwoordig andere eisen aan hun werkgever dan een aantal jaren geleden. Aan de werkgevers dus de uitdaging bij de arbeidsmarktcommunicatie rekening te houden met de waardeoriëntaties van hun potentiële medewerkers.
28
CONCLUSIE De sector zorg en WJK is met 18% van de totale werkgelegenheid een belangrijke sector voor de regio Zeeland. De afgelopen jaren is de sector zorg en WJK de regionale banenmotor geweest, aangezien andere sectoren hard getroffen werden door de economische crisis. Tot 2011 was er sprake van een sterke groei van de werkgelegenheid in de zorg en WJK in de regio Zeeland. De sector is in al die jaren in staat gebleken, mede door de vanuit ViaZorg georganiseerde gezamenlijke arbeidsmarktinitiatieven, om voldoende geschikt personeel naar zich toe te trekken. Opleidingen zorg en welzijn waren en zijn ook nu nog populair, terwijl er in de overige sectoren sprake was van minder positieve ontwikkelingen als gevolg van de economische crisis. De arbeidsmarkt zorg en WJK is echter aan het veranderen. Als gevolg van de ontwikkelingen in de financiële middelen is van een sterke groei van de vraag naar VOVpersoneel zoals dat in het verleden het geval was, ook in de regio Zeeland geen sprake meer. Er is hierbij wel sprake van een groot verschil tussen de zorgbranches en WJKbranches. In de zorgbranches in Zeeland is per saldo sprake van een bescheiden afname van de werkgelegenheid, terwijl de werkgelegenheid in de WJK-branches juist sterk afneemt. De manier waarop de zorg georganiseerd wordt verandert. Het kabinet streeft ernaar om mensen langer thuis te laten wonen, indien nodig met professionele ondersteuning. Voor de verpleging, verzorging, gehandicaptenzorg en GGZ betekent dit een verschuiving van intra- naar extramurale zorg. Omdat de benodigde competenties en kwalificaties voor extramurale zorg anders zijn dan voor intramurale zorg heeft dit ook gevolgen voor de toekomstige samenstelling van de werkgelegenheid en de inhoud van de functies. Door de overheveling van middelen naar het sociale domein van gemeenten gaan verder mogelijk nieuwe vormen van zorgverlening ontstaan waarbij zorgfuncties worden geïntegreerd. Mensen blijven langer thuis wonen met ondersteuning van hun omgeving en professionele zorgverleners. De perspectieven op een baan in de sector zorg en WJK zijn nu en worden de komende jaren minder gunstig. Vooral voor de lagere kwalificaties en voor de agogische kwalificaties neemt de vraag naar personeel sterk af. Dit dreigt, in ieder geval tijdelijk, voor overschotten te zorgen. Ondanks de rem op de groei blijft het toekomstige aanbod van personeel een belangrijk thema binnen de Zeeuwse sector zorg en WJK. Als gevolg van de demografische trends van ontgroening en vergrijzing komt er in de toekomst minder nieuw aanbod beschikbaar voor de arbeidsmarkt, terwijl de vervangingsvraag zal toenemen doordat meer personeel uitstroomt naar pensioen. Verder blijven kwalitatieve discrepanties binnen de sector zorg en WJK ook een belangrijk aandachtspunt. Met behulp van de prognoses heeft Etil een eerste inzicht proberen te geven van de gevolgen van het regeerakkoord voor de sector zorg en WJK in de regio Zeeland. Op basis van deze eerste inzichten kan het arbeidsmarktbeleid verder worden afgestemd, zodat vraag en aanbod van personeel beter op elkaar aansluiten.
29
BIJLAGE 1
SAMENVATTENDE TABEL PROGNOSES 2013-2017
Uitbreidingsvraag, vervangingsvraag, wervingsbehoefte en discrepantie werknemers zorg en WJK 2013-2017 Werknemers
Uitbreidings vraag absoluut
Vervangings vraag absoluut
Wervings behoefte absoluut
Totale Instroom absoluut
Discrepantie13
(VOV) 2012
2013-2017
2013-2017
2013-2017
2013-2017
2013-2017
Verpleegkundige (niveau 5)
1.130
130
290
420
420
=
Verpleegkundige (niveau 4)
3.290
70
850
920
780
=/+
Verzorgende (niveau 3)
5.210
-360
1.320
960
1.590
=/-
Helpende zorg en welzijn (niveau 2)
1.030
-90
530
440
540
=/-
Zorghulp (niveau 1)
1.560
-410
760
350
670
-
Sociaal-pedagogische hulpverlening (niveau 5)
1.420
-70
520
450
670
-
Sociaal-cultureel werker (niveau 5)
170
-10
70
60
50
=
Sociaal-cultureel werker (niveau 4)
40
0
30
30
20
=
540
-40
230
190
290
-
80
0
40
40
30
=
370
-20
210
190
210
SAW (niveau 4)
1.840
-100
730
630
1.030
-
SAW (niveau 3)
850
-50
400
350
690
-
17.520
-950
5.990
5.040
6.990
Maatschappelijk werk en dienstverlening (niveau 5) Sociaal-maatschappelijke dienstverlening (niveau 4) Pedagogiek (niveau 5)
Totaal VOV-personeel
=/-
=/-
Bron: Etil
13
=/= =/+ +
Overschot > 15% van werknemers 2012 Overschot tussen 2,5% en 15% van werknemers 2012 Tussen 2.5% overschot en 2.5% tekort van werknemers 2012 Tekort tussen 2,5% en 15% van werknemers 2012 Tekort > 15% van werknemers 2012
30
BIJLAGE 2
BRONNEN EN DEFINITIES
Bronnen Betrouwbare arbeidsmarktinformatie is van belang voor de personeelsplanning en -voorziening van zorg- en welzijnsorganisaties. ViaZorg werkt in RegioPlus-verband samen met de overige regionale werkgeversverbanden om cijfers over gerealiseerde ontwikkelingen en verwachte middellangetermijnontwikkelingen binnen de sector zorg en WJK in kaart te brengen. ViaZorg en RegioPlus maken hierbij gebruik van gegevens uit het landelijke onderzoeksprogramma AZW. Het onderzoeksprogramma AZW wordt uitgevoerd door Panteia, SEOR en Etil. Dit AZW Onderzoeksprogramma beoogt relevante organisaties te voorzien van eenduidige en betrouwbare informatie over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in zorg en WJK. Naast landelijke arbeidsmarktinformatie voorziet het Onderzoeksprogramma ook in regionale cijfers. Gezien de relevantie van regionale arbeidsmarktinformatie wordt binnen het Onderzoeksprogramma alle informatie beschikbaar gemaakt via een databank. Het idee hierachter is dat AZW de belangrijkste cijfers levert en regio’s hier zelf rapporten van kunnen maken als daar behoefte aan is. Naast de informatie uit het landelijke onderzoeksprogramma AZW is er verder gebruik gemaakt van de gegevens die ViaZorg, in RegioPlus-verband of zelfstandig, zelf verzameld heeft. Het voordeel van de door ViaZorg verzamelde gegevens is dat deze beter aansluiten bij de regionale praktijk. Verder is binnen het rapport naast de kwantitatieve inzichten van ViaZorg ook gebruik gemaakt van de meer kwalitatieve kennis van ViaZorg. Op basis van deze kennis kunnen bepaalde kwantitatieve ontwikkelingen in de regio Zeeland verder aangescherpt of genuanceerd worden. Definities Bevolking De geregistreerde bevolking van een gebied. Groene druk De verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Grijze druk De verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar en ouder en het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Potentiële beroepsbevolking Alle personen van 15 tot 65 jaar. Arbeidsparticipatie Het aandeel van de beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking (= bevolking 15 tot 65 jaar) weergegeven als een percentage. Arbeidsparticipatie wordt ook wel bruto participatiegraad of beroepsdeelneming genoemd. Beroepsbevolking De beroepsbevolking is gelijk aan de som van de werkzame beroepsbevolking en de werkloze beroepsbevolking. Arbeidsreserve Het aantal mensen dat momenteel niet werkt, maar wel minimaal 12 uur of meer per 31
week willen werken. De arbeidsreserve bestaat zowel uit personen die actief als nietactief op zoek zijn naar werk voor 12 uur of meer per week. Zelfstandigen Persoon die op enig moment in een jaar geregistreerd staat als zelfstandige (CBS). Aantal werknemers Het aantal personen dat een arbeidsovereenkomst werknemer-werkgever heeft. Branche Overige Zorg De branche overige zorg is een verzamelnaam voor instellingen die niet bij de overige zorgbranches konden worden ondergebracht. Kort gezegd vallen hier de volgende zaken onder: medische praktijken (huisartsen, psychiaters, tandartsen, verloskundigen, fysiotherapeuten et cetera, instellingen voor curatieve zorg (abortusklinieken, gezondheidscentra), medische laboratoria, ambulancediensten et cetera. Allochtoon Personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Hieronder worden zowel westerse als niet-westerse allochtonen verstaan. VOV-personeel Verpleging, Opvoedkundig en Verzorgend. In plaats van de term opvoedkundig wordt tegenwoordig meestal de term sociaal-agogisch gebruikt. Wanneer gesproken wordt over VOV-personeel dan is het ondersteunend personeel (bijvoorbeeld in administratieve functies, ICT, etc.) buiten beschouwing gelaten. Instroom in het onderwijs Aantal personen dat staat ingeschreven in een zorg- of welzijnsopleiding van het bekostigd onderwijs op peildatum 1 oktober per jaar en voor die tijd niet stond ingeschreven voor een dergelijke opleiding. Als uitgangspunt voor het meten van instroom geldt de woonplaats van de leerling. Overige zorg- en welzijnsopleidingen Alle aan zorg- en welzijn gerelateerde, niet VOV-opleidingen in het mbo (bijv. apothekers-, dokters- en tandartsassistentenopleidingen). Onderwijsrendement Het percentage studenten dat is ingestroomd in een bepaalde kwalificatie in jaar t dat binnen x+1 jaar het bijbehorende diploma heeft behaald, waarbij x de reguliere studieduur in jaren is. Het regionale onderwijsrendement wordt berekend op basis van de woonregio van de student in het instroomjaar t. Sectorrendement Het percentage gediplomeerden (met een behaalde kwalificatie zorg & WJK) in jaar t dat in jaar t+1 werkzaam is in de sector zorg & WJK. Het regionale sectorrendement wordt berekend op basis van de woonregio van de gediplomeerde in jaar t. Gecombineerd rendement Het gecombineerde rendement is een combinatie van het onderwijs- en het sectorrendement. Het geeft het percentage studenten weer dat is ingestroomd in een bepaalde kwalificatie en na het behalen van hun diploma werkzaam is in de sector zorg en WJK. Inkomende binnenlandse pendel Het aantal personen dat in een bepaald gebied komt werken maar woonachtig is in een ander gebied binnen Nederland. De populatie omvat alle werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland die op enig moment in de maand december werkzaam waren.
32
Uitgaande binnenlandse pendel Het aantal personen dat in een bepaald gebied binnen Nederland woont maar werkt in een ander gebied binnen Nederland. De populatie omvat alle werknemers bij bedrijven en instellingen in Nederland die op enig moment in de maand december werkzaam waren. Uitbreidingsvraag Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. De uitbreidingsvraag kan ook negatief zijn. Er is dan sprake van een krimp in plaats van uitbreiding van de werkgelegenheid. Vervangingsvraag Naast de uitbreidingsvraag ontstaat vraag naar personeel als gevolg van uitstroom van werknemers uit zorg en WJK. Dit wordt aangeduid als vervangingsvraag. In het gehanteerde regionale prognosemodel worden meerdere bestemmingen van de uitstroom meegenomen: overige bedrijfstakken, uitkering, inactiviteit, pensioen, opscholing en pendel. Totale wervingsbehoefte De wervingsbehoefte is de som van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag (uitstroom van werknemers). Als de uitbreidingsvraag negatief is, wordt niet al het personeel dat uitstroomt, vervangen. Instroom vanuit onderwijs Het aantal gediplomeerden (met een behaalde kwalificatie zorg en WJK) dat instroomt op de arbeidsmarkt binnen de sector zorg en WJK. In de prognoses van de instroom vanuit het onderwijs worden alleen de door ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekostigde opleidingen meegenomen. Dit geeft echter geen volledig beeld omdat instellingen in de zorg en WJK zelf ook personeel opleiden. Dit is vooral relevant voor de thuiszorg waar veel werknemers functiegerichte opleidingen volgen en afronden. In het prognosemodel zijn voor zorghulpen aannames gemaakt over de werknemers die een functieopleiding met succes afronden. Totale arbeidsmarktinstroom De instroom van personeel op de arbeidsmarkt zorg en WJK. In het gehanteerde regionale prognosemodel bestaat de instroom uit meerdere aanbodscategorieën: onderwijs, instroom vanuit andere kwalificaties (opscholing), overige bedrijfstakken, uitkering, inactiviteit, pendel. Opscholing Onder opscholing wordt de instroom verstaan van mensen die voorheen werkzaam waren als VOV-personeel, maar dan met een andere (meestal lagere) kwalificatie. Tekorten/overschotten De tekorten/overschotten zijn het saldo van de uitbreidingsvraag en de vervangingsvraag minus de arbeidsmarktinstroom (UV + VV - AMI). De tekorten/overschotten hebben betrekking op de gehele periode 2013-2017. Indicator kans op een baan De indicator kans op baan geeft de kans weer van een werknemer met een VOVkwalificatie om een baan te vinden op de arbeidsmarkt van zorg en WJK. Om de waarde van de indicator te kunnen bepalen maken we gebruik van de regionale omvang van het tekort/overschot binnen een bepaalde kwalificatie/branche als percentage van de totale werkgelegenheid in het uitgangsjaar 2012. Naarmate de overschotten aan personeel groter worden, wordt de kans om een baan te vinden kleiner. Het omgekeerde is het geval bij verwachte tekorten aan personeel.
33