Jaar(ve rslag)
2009
Colofon Dit jaarverslag is een uitgave van Stichting Onderwijs Midden-Limburg Teksten Paroles Tekstbureau | Marie-José van der Wielen Vormgeving Polka Design | Dennis Schmitz Fotografie Erik van Herwijnen
Inhoud 4
GEVOERD BELEID IN 2009
6
ZO MIN MOGELIJK LESUITVAL ALS DEEL VAN HET ONDERWIJSCONCEPT
8
TECHNASIUM – CULTUURPROFIELSCHOOL
10
MONITOREN VAN VERNIEUWEND LEREN
12
OPHEFFEN VAN TAALACHTERSTANDEN
14
LEARNING COMPANY
16
BÈTA
18
VERBINDEND LEREN
20
KIEZEN IN EEN WERELD VOL KEUZES
22
INTERNATIONALISERING
24
BIJZONDERE LEERLING-ZORG
26
SOML SCHOLEN
28
SOML IN CIJFERS
|4|
Gevoerd beleid in 2009 Terugkijkend op tweeduizendnegen kunnen we stellen dat we als stichting en als scholen weer een beleidsrijk jaar achter de rug hebben. Onderstaande beleidsresultaten mogen dit illustreren.
Met het Raadgevend College van Ouders zijn in 2009 afspraken gemaakt over de uitbreiding van dit orgaan en de betrokkenheid hiervan bij de dialoog over het nieuwe meerjarenbeleidsplan van SOML.
Vijf schoollocaties zijn in 2009 gestart met een pilot in het project ‘Vensters voor Verantwoording’. De overige locaties zijn later in het jaar aangesloten. In het project Vensters voor Verantwoording maken scholen in het voortgezet onderwijs afspraken op welke wijze zij de schoolprestaties via hun website presenteren en die vergelijken met andere scholen. Twintig indicatoren worden in beeld gebracht, onderverdeeld in vier terreinen: Resultaten, Onderwijsbeleid, Kwaliteit en Bedrijfsvoering.
Met het oog op zowel verticale verantwoording (Inspectietoezicht) als horizontale verantwoording is in 2009 het beleidskader kwaliteitszorg geactualiseerd. Het accent lag daarbij op de zelfevaluatie en de daarbij te gebruiken evaluatie-instrumenten en op de organisatie van collegiale visitatie. De herschikking van de scholen in Roermond is in de voorafgaande jaren op hoofdlijnen gerealiseerd. Het daarop volgende proces van onderwijskundige profilering en strategische heroriëntatie is in 2009 voortgezet. Het samenwerkingsverband Academische Opleidingsschool Limburg waarin BC Broekhin en Connectcollege participeren heeft landelijke erkenning gekregen en de status van academische opleidingsschool verworven. De projectorganisatie van het samenwerkingsverband is beëindigd en een nieuwe organisatiestructuur is ingevoerd. Opleidings- en onderzoeksactiviteiten vormen een integraal onderdeel van het schoolbeleid. In verband met het in 2008 afgesloten convenant inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters hebben we ook in 2009 in de twee Limburgse regio’s (38 en 39) met de andere vo- en mbo-besturen en de betrokken gemeentes samengewerkt aan de realisering van doelstellingen die in het convenant en de daaruit afgeleide plannen van aanpak zijn geformuleerd. Scholen hebben ook al vele maatregelen getroffen in het kader van de verplichte 1000 klokuren onderwijstijd per jaar. Om de gerealiseerde onderwijstijd dichter
|5|
bij de geplande onderwijstijd te brengen hebben scholen in 2009 de aandacht vooral gericht op maatregelen om lesuitval te beperken tengevolge van intern overleg, scholing, ziekte en andere redenen van afwezigheid van docenten. In de voorgaande jaren heeft SOML veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van docenten, managementpotentieel (de kweekvijverprojecten) en leiderschap (highlights academy, de retraite in Umbrië). In 2009 is de basis gelegd voor een integrale benadering van talentontwikkeling. Te onderscheiden doelgroepen zijn gedefinieerd en per categorie zijn ontwikkelingsprogramma’s opgesteld. De eerste concrete actie in dit kader is de organisatie van een managementdevelopment programma voor het bestuur en de managementniveaus een en twee, dat door TiasNimbas is uitgevoerd onder de titel ‘Koersen op professionaliteit’.
De structurele daling van de leerlingenaantallen maakt het werken met meerjarenbegrotingen noodzakelijk. Tegen die achtergrond is in 2009 extra aandacht besteed aan het te hanteren (meerjaren)begrotingsmodel, zodat we in staat zijn tijdig beleidskeuzes te maken op basis van langetermijnontwikkelingen. Locatie Niekée heeft voor haar gebouw de Scholenbouwprijs 2008/2009 gewonnen. Tevens is er de feestelijke opening geweest van de uitbreiding van de locatie Heythuysen van Scholengemeenschap St. Ursula. Ook de uitbreiding van het bestuurs- en stafbureau is in 2009 geheel volgens planning verlopen. Zij is naar volle tevredenheid in gebruik genomen.
Rien Fait Kees Hoefnagel College van Bestuur
De invoering van levensfasegericht personeelsbeleid is succesvol van start gegaan. De bestaande seniorenregeling van de stichting is teruggebracht tot de bepalingen van de CAO-VO. Als pilot is een programma gestart voor Young Professionals voor een tiental medewerkers. In 2009 is een begin gemaakt met het formuleren van beleidsmaatregelen betreffende de docentfuncties in relatie tot de vastgestelde streefformatie die worden geëist in de toekomstige functiemix. De Stafdienst is in 2009 versterkt met de functie controller. De planning & control is verder geprofessionaliseerd. Ook zijn efficiencyvoorstellen uitgevoerd ter verbetering van de relatie school-stafdienst.
|6|
MAVO ROERMOND ZO MIN MOGELIJK LESUITVAL ALS DEEL VAN HET ONDERWIJSCONCEPT
‘Je ziet hier buiten de pauzes nooit leerlingen in de aula rondhangen’ Lesuitval. Het is de nachtmerrie van menig schoolleider. En van menig ouder! Kunnen leerlingen een onverwacht uurtje vrij nog wel waarderen, hun ouders worden niet blij van uitgevallen lessen. Laat staan van verkorte lesroosters of roostervrije dagen. Bij Mavo Roermond hebben ze iets gevonden om lesuitval tegen te gaan. Sterker nog. Mavo Roermond garandeert de leerlingen en hun ouders vaste schooltijden en zo min mogelijk lesuitval. Deze garantie maakt zelfs deel uit van hun onderwijsconcept.
|7|
‘Leerlingen en ouders weten graag waar ze aan toe zijn,’ vertelt Dorothé Brummans, locatiedirecteur van Mavo Roermond. ‘Daarom hebben wij vaste schooltijden. De lessen beginnen en eindigen het hele schooljaar op hetzelfde tijdstip. Ouders weten dus precies wanneer ze hun kind weer thuis kunnen verwachten. Daar kunnen ze hun eigen activiteiten op afstemmen. En dat vinden veel ouders met drukke agenda’s een pré.’ In augustus maakt Mavo Roermond het jaarrooster bekend. Hierin staan de studiemiddagen, excursies, projectweken sportdagen en ouderavonden gepland. ‘We wijken in de loop van het jaar niet van deze planning af,’ zegt Dorothé. ‘Om onrust door het jaar heen te voorkomen, clusteren we excursies en projecten.’ Het leerhuis is onmisbaar Het leerhuis speelt een centrale rol in het mavo-concept. Het is onmisbaar om de vaste schooltijden te kunnen garanderen én om vrije tussenuren tegen te gaan. Dorothé: ‘Je ziet hier buiten de pauzes nooit leerlingen in de aula rondhangen. Dat is te danken aan ons leerhuis, de spil waar alles om draait. Of eigenlijk moet ik zeggen: onze leerhuizen. Want we hebben er twee. Een groot, waar de eerste en tweede klassen worden opgevangen en een klein voor de klassen drie en vier. Drie vaste klassenassistenten begeleiden de leerlingen die in het leerhuis werken. Op It’s Learning, de electronische leeromgeving (elo) van de SOML-scholen, hebben alle vakken hun zogenaamde vaklokaal. Daar vind je de planners en studiewijzers en extra oefenstof. Valt een docent uit, dan weten de leerlingen aan welke stof ze zelfstandig, maar onder toezicht van de klassenassistent kunnen verder werken. De leerlingen worden dus niet zoet gehouden, ze werken aan de geplande stof. Om dit zo geregeld te krijgen, hebben we tijdens studiemiddagen veel energie gestoken in de uniformiteit van de elo. In het begin hield iedereen er zijn eigen systeem op na. Dat werkte niet.’ Heel belangrijk volgens Dorothé: de vakdocent blijft verantwoordelijk voor de opdracht. Hij of zij heeft de opdracht gemaakt, ziet toe op de verwerking, doet de correctie en uiteindelijk ook de normering. Want juist
doordat de docent de verantwoordelijke is, rekent de onderwijsinspectie het maken van opdrachten op de elo als onderwijstijd. Agenda vergeten is uit het smoezenboek geschrapt! Ook zieke leerlingen profiteren volgens Dorothé van de elo: ‘Leerlingen die weer wat opknappen, zien thuis op de elo wat hun klasgenoten gedaan hebben. Als ze fit genoeg zijn, kunnen ze aan de slag om de stof in te halen. Dat voorkomt dat ze hopeloos achter raken.’ Een ander voordeel is dat iedereen altijd in kan zien wat er op de planning staat. Agenda vergeten is op Mavo Roermond uit het smoezenboek geschrapt! Een hoogst enkele keer lukt het niet om de leerlingen in het leerhuis aan hun programma te laten werken. Dorothé: ‘Dat gebeurt zelden, maar het komt weleens voor dat het leerhuis door een samenloop van omstandigheden vol is. In dergelijke gevallen springen collega’s met een tussenuur bij. Zij doen dan in feite wat de onderwijsassistent doet. Ze zien erop toe dat de leerling aan de stof van het vak werkt. Zo zorgen we er samen voor dat we onze garantie waarmaken!’
|8|
LYCEUM SCHÖNDELN TECHNASIUM – CULTUURPROFIELSCHOOL
‘We doen niets voor de fun, het is om van te leren!’ De enige Cultuurprofielschool van Limburg staat in Roermond. Het is Lyceum Schöndeln. Inderdaad, hetzelfde Lyceum Schöndeln dat zich tot Technasium ontwikkelt. De stromen cultuur en bèta profileren zich in één school. En dat is allesbehalve vreemd, vinden ze zelf. De link? Conceptueel denken! ‘Als je conceptueel denkt, ga je uit van een probleem waar je een oplossing voor zoekt. Je werkt niet met vragen en antwoorden. Je gaat op onderzoek uit, ontwikkelt en ontwerpt. Die manier van denken past heel goed binnen de Cultuurprofielschool, maar ook binnen het Technasium,’ vindt Gerda Eijkelenberg, docent Nederlands en CKV, cultuurcoördinator en verantwoordelijk voor de Cultuurprofielschool op Lyceum Schöndeln. ‘Zowel techniek als cultuur verwonderen. Als je je verwondert sta je open om nieuwe dingen te ontdekken en te leren,’ vult Nicole Koolen aan. Zij is docent scheikunde, onderzoeken en ontwerpen (O&O) en coördinator van het Technasium.
|9|
‘De vakken voor beide stromen zijn vastgelegd in het curriculum’ Lyceum Schöndeln heeft een bewuste keuze gemaakt om zowel Technasium als Cultuurprofielschool te worden. Aan beide titels zit een heel voorbereidingstraject vast. Docenten moeten worden opgeleid en de vakken voor beide stromen zijn vastgelegd in het curriculum. Gerda: ‘Dat is belangrijk. Anders is het te vrijblijvend. We doen hier niets voor de fun. Het is om van te leren! Nu de schoolleiding voor deze stromen gekozen heeft, maken ze deel uit van het beleid van de school. Daardoor is het onafhankelijk van individuele personen. Het is een waarborg voor de continuïteit.’ ‘We werken aan realistische onderzoeks- en ontwerpprojecten’ Wat beide stromen gemeen hebben, is dat ze leerlingen uitdagen hun talenten te ontwikkelen. ‘Daarnaast hopen we dat door het Technasium meer leerlingen voor een bètaprofiel kiezen en dat ze een bètavervolgopleiding gaan doen. We willen het bètaonderwijs nog boeiender maken en hopen dat meer meisjes voor bèta gaan kiezen, ’ vertelt Nicole. ‘Wat ik sterk vind, is dat we aan realistische onderzoeks- en ontwerpprojecten werken. Bedrijven en instellingen zijn de opdrachtgevers. Een groep brugklassers heeft gewerkt aan het ontwerp van een fietspad voor de gemeente Roermond. Ze bedachten een pad dat boven over het veld van een weigerachtige boer heen loopt, in plaats van er doorheen. Voor Akzo keken ze hoe een nieuw transportsysteem in de fabriek ontwikkeld kan worden. Het grappige is dat onze leerlingen met hele nieuwe ideeën komen. Ze worden bij het denken niet gehinderd door ARBO-regels of wettelijke beperkingen. Ze kijken heel onbevangen tegen een probleem aan en komen daardoor met opmerkelijke oplossingen. Zonder het te beseffen zijn ze druk met samenwerken, organiseren, managen, plannen en dus met leren!’
‘Het vakoverstijgende van de Cultuurprofielschool is een groot goed’ Alle vakken hebben in feite met cultuur te maken, vindt Gerda: ‘Daarom is het vakoverstijgende van de Cultuurprofielschool een groot goed. We willen nadrukkelijk geen kunstklasje naast de normale vakken zijn. De brugklassen werkten bijvoorbeeld aan Vincent van Gogh. Ze zagen een voorstelling van Frank Groothof, maakten kennis met het expressionisme tijdens beeldende vorming en muziek. Ze schreven net als Vincent en zijn broer Theo brieven voor het vak Nederlands. Frans en levensbeschouwing deden ook mee. Zo leren kinderen wat een culturele manier van kijken en denken inhoudt. Een ander mooi voorbeeld was de expositie van Henk Verbeek (Stedelijk Museum) die we organiseerden. De wiskundedocenten namen met hun klassen enthousiast aan onze rondleidingen deel. Zij besteedden er vervolgens in hun lessen aandacht aan. Interessant om te merken hoe cultuur langzaam maar zeker de school doordrenkt!’ Vanaf schooljaar 2010-2011 werken de brugklassers van Lyceum Schöndeln aan beide stromen. In de daarop volgende jaren kiezen de leerlingen steeds voor of Technasium, of Cultuur. In de bovenbouw is Cultuur terug te vinden in de vakken CKV en KCV, de talen, filosofie, maatschappijleer, maatschappijwetenschappen, geschiedenis en in de kunstkeuzevakken: beeldend, drama en muziek. Het Technasium biedt in de brugklas twee perioden vaardigheden die eigenlijk bij alle vakken van pas komen; presentatievaardigheden en ICTvaardigheden bijvoorbeeld. Daarnaast besteden de brugklassers twee perioden aan een project. O&O is het examenvak van het Technasium. Het is een schoolexamenvak.
| 10 |
NIEKÉE MONITOREN VAN VERNIEUWEND LEREN
‘Onderwijsvernieuwing vraagt lef!’ Neem een nieuw, transparant, kleurrijk en vooral inspirerend gebouw. Voeg daar een op maat ontwikkeld onderwijsconcept waarin 100% vertrouwen, veelzijdige input en voortdurende begeleiding centraal staan aan toe, en je krijgt het Niekée-leren. Een vernieuwend onderwijsconcept waarin gebouw én onderwijs zo goed mogelijk op elkaar zijn afgestemd. ‘Onderwijsvernieuwing is niet eenvoudig. Het vraagt durf, lef. Loskomen van tradities, van routines, van elke dag weer hetzelfde. In feite moet je twijfels en onzekerheid zien om te zetten in creativiteit. Je moet het goede behouden en het nieuwe vinden.’ Aan het woord is Bert Sterken, locatiedirecteur van Niekée. Samen met de medewerkers van Niekée werkt hij sinds de start van de school in 2007 aan de voortdurende vernieuwing van het Niekée-leren. Nog elke dag. Want, zo zegt Bert: ‘Onderwijsvernieuwing is nooit af!’
vindt Bert. ‘Daarom hebben we ruimte gecreëerd om het hele leven te onderzoeken. Ruimte waarin leerlingen én medewerkers hun passies kunnen delen: de wings. De opdrachten voor winglessen ontwikkelen we rondom thema’s uit een van de 14 arbeidsgebieden, bijvoorbeeld gebouwen, voeding, kleding, staat en veiligheid, informatie en communicatie.’
| 11 |
100% vertrouwen in de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen Een van de pijlers van het Niekée-leren is de voortdurende leerlingbegeleiding. Bert: ‘Onze mentoren spelen hierin een belangrijke rol. Zij leggen huisbezoeken af, zodat ze de thuissituatie van hun mentorleerlingen goed kennen. Dat is de basis voor een goede begeleiding. Ook hebben we een professioneel werkend ZorgAdviesTeam waarin schooldirectie, teamleiders, mentoren, orthopedagogen, bureau Jeugdzorg en de leerplichtambtenaar gezamenlijk zorg dragen voor de begeleiding van onze leerlingen.’ Op Niekée krijgen kinderen kansen. Er is 100% vertrouwen in de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen. Bert: ‘Daarom bepalen basisschooladviezen en citoscores slechts de startpositie van de leerling. Opstroom van basis naar kader of van kader naar theoretisch of nog hoger is op elk moment mogelijk. Van klas wisselen is dan niet nodig vanwege de heterogene samenstelling van de mentorgroepen. Afstroom is uitgesloten. Wij denken en handelen immers in termen van groei.’ ‘Groei vraagt meer dan het werken aan kerndoelen en eindtermen’ Vernieuwend onderwijs of niet, Niekée wordt net als elke andere school beoordeeld op resultaten; doorstroom in onder- en bovenbouw, examenresultaten en onderwijstijd. Daarom combineert Niekée instructielessen van (examen)vakken in een homogene setting met leergebiedslessen in een heterogene groep. Die leergebieden zijn: communicatie, science, mens en maatschappij, cultuur en sport. ‘Groei vraagt echter meer dan het werken aan kerndoelen en eindtermen,’
‘Lesgeven is slechts één onderdeel van het ambacht docent’ Docenten geven mede vorm en invulling aan onderwijsvernieuwing. Bert: ‘Lesgeven is belangrijk, maar het is slechts één onderdeel van het ambacht docent. Ontwikkelen van nieuw lesmateriaal en onderzoek doen naar leereffecten zijn vaak vergeten aspecten van het ambacht. Onze leraren schrijven nieuwe opdrachten aan de hand van een ontwikkeld digitaal format waardoor er automatisch een relatie gelegd wordt tussen deze opdracht, de kerndoelen, eindtermen en arbeidsgebieden. Lesopdrachten dienen te passen bij het niveau van de leerling maar moeten ook verwijzen naar een basis, kader, theoretisch of hoger niveau. In het project ‘De Brug’ ontwikkelen we in samenwerking met onderwijsadviesbureau BCO een instrument om leer-en hulpvragen bij competentieontwikkeling beter in beeld te brengen om zo een ‘brug te kunnen slaan’ naar effectieve lesopdrachten. Dit instrument wordt onderdeel van onze elektronische leeromgeving Flightplan. Vorderingen in competenties kunnen door de leerling zelf, door de klas of begeleider gemeten worden. Meetwaarden zijn: ‘beginner’, ‘je bent op weg’, ‘je bent er bijna’ of ‘zo hoort het’. Bij het monitoren van competenties kun je ook verwijzen naar basis, kader, theoretisch, havo of vwo niveau.’ Flightplan staat centraal. Hier vinden de leerling en zijn ouders zijn groeicurve, de lesopdrachten van alle leergebieden en een overzicht van kerndoelen waaraan gewerkt is. Er wordt bovendien een relatie gelegd tussen gemaakte opdrachten en de arbeidsgebieden waar ze betrekking op hebben. ICT speelt dus een onmisbare rol bij de borging van onderwijsvernieuwing op Niekée.
| 12 |
NT2 BAEXEM OPHEFFEN VAN TAALACHTERSTANDEN
Goed taalbeleid leidt tot een krachtige, taalrijke leeromgeving Help! Onze leerlingen zijn slecht in taal! De Inspectie van het Onderwijs constateerde in 2006 al dat een kwart van de leerlingen het primair onderwijs verlaat met een vaardigheid in technisch lezen die niet uitsteekt boven het niveau van groep 6. Het PISA (Programme for International Student Assessment)onderzoek van december 2007 geeft aan dat de leesvaardigheid van 15-jarigen in Nederland over de periode 2000-2003 minder is geworden en dat de toename van het aantal leerlingen op of onder het laagste niveau aandacht verdient. Werk aan de winkel dus. Gelukkig beschikt SOML over een aantal experts op het gebied van taalonderwijs. Bij NT2 in Baexem weten ze alles over het opheffen van taalachterstanden.
NT2 Baexem houdt zich bezig met de opvang van nieuwkomers. Dat zijn per definitie anderstalingen. Logisch dus dat er in Baexem veel expertise is op het gebied van taalachterstandenbeleid. Die deskundigheid is in 2009 gebruikt voor het ontwikkelen van taalbeleid en de rol van de taalcoördinator binnen SOML. Miep Kaiser-Koonen werkt als NT2-docent en remedial teacher op NT2 Baexem. Ze is taalcoördinator en het brein achter het taalbeleid van SOML. Miep: ‘De reguliere scholen van SOML hebben evengoed met taalachterstanden te maken. Niet alleen omdat er in hun klassen regelmatig kinderen uit het buitenland aanschuiven, ook omdat Nederlandse leerlingen, autochtoon én allochtoon, onvoldoende kennis van het Nederlands hebben om de normale lessen te volgen. Uit een landelijk onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat ongeveer 24 procent van de leerlingen in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg niet in staat is om zelfstandig de leerboeken te lezen die voor hen gemaakt zijn. Datzelfde geldt voor 17 procent van de leerlingen in de theoretische leerweg en voor 18 procent van de leerlingen op havo en vwo. Dat betekent bijna altijd dat deze leerlingen een geringe woordenschat en een matige leessnelheid hebben.’ Docenten moeten zich bewust zijn van de rol die taal heeft binnen hun vak Taalbeleid houdt onder andere in dat docenten van alle vakken zich bewust zijn van de rol die taal heeft binnen hun vak. Ze moeten aandacht besteden aan vaktermen en andere moeilijke woorden. Dat vraagt om bewustwording en een andere manier van lesvoorbereiding. Miep: ‘Een aardrijkskunde leraar zal niet in eerste instantie aan taal denken, terwijl het rendement van zijn
les veel hoger zal zijn als iedereen snapt waar het over gaat. Je moet je eigenlijk steeds afvragen welke voorkennis de leerlingen hebben. Kinderen lopen op de eenvoudigste zaken vast. Een voorbeeld: Tijdens wiskunde moesten de leerlingen de oppervlakte van een gevel uitrekenen. Er stond een plaatje bij van een huis met daarbij de maten. Veel kinderen kregen deze vraag niet opgelost. Ze wisten echt wel hoe ze de oppervlakte moesten berekenen, maar hadden geen flauw idee wat een gevel was. ’ ‘Het is belangrijk dat de andere SOML-scholen meeprofiteren van onze expertise.’ ‘Taalachterstand is vaak de oorzaak van voortijdig schoolverlaten. Leerlingen gaan soms ook – als je weet wat hun werkelijke capaciteiten zijn – naar een te lage vervolgopleiding. De invloed van taalachterstand op de prestaties en dus de toekomst van leerlingen is groot,’ vindt Jean Beyers, locatiedirecteur van NT2 Baexem. ‘Daarom vind ik het belangrijk dat de andere SOMLscholen meeprofiteren van onze expertise.’ ‘Zo zijn we gezamenlijk de strijd tegen taalachterstanden aangegaan!’ Goed taalbeleid leidt tot een krachtige, taalrijke leeromgeving. Taalbeleid gaat over vakken heen. De taalcoördinator kan hierin een grote rol spelen. In het beleid dat SOML ontwikkeld heeft, krijgen alle leerlingen die korter dan een jaar in Nederland zijn een intake bij de taalcoördinator. De gegevens van de intake bepalen het vervolgtraject van het kind. Dat geldt ook voor leerlingen met een taalachterstand die al geplaatst zijn in het regulier voortgezet onderwijs. Zij worden getest en krijgen een advies: ambulante begeleiding op de huidige school of een intensief taaltraject bij NT2. Miep: ‘Voor elke leerling wordt een HGPD (handelingsgerichte procesdiagnostiek) gemaakt waarin het hoofddoel is het wegwerken van de taalachterstand. En natuurlijk adviseren en ondersteunen we de vakdocenten. Zo zijn we gezamenlijk de strijd tegen taalachterstanden aangegaan!’
| 14 |
CONNECT COLLEGE – VMBO LEARNING COMPANY
Een bedrijf begin je op school! Ondernemen. Dat leer je het best in de praktijk. De leerlingen van de vmbo-afdeling van het Connect College in Echt runden afgelopen schooljaar broodjescorner ‘MC Monday’ in de kantine van de school. Een keer per week werden broodjes bereid door de leerlingen van de afdeling Zorg en Welzijn en verkocht door de leerlingen van de afdeling Handel en Administratie. De leerlingen zorgden dat er een lekker broodje op het menu stond en maakten het financiële plaatje van dit project kloppend. Aangezien de broodjescorner een groot succes was afgelopen schooljaar, start de sector economie van de vmbo-afdeling van het Connect College in Echt met de Learning Company. Onder de paraplu van de Stichting Jong Ondernemen beginnen de leerlingen van klas 4 KBL en GL met hun eigen bedrijfje. Docenten van de afdeling Handel & Administratie begeleiden hen daarbij. Afgelopen jaar werd de Learning Company in de steigers gezet.
en verkopen is toch een stuk overzichtelijker. Daarnaast krijgen wij als docenten begeleiding van vrijwilligers van Jong Ondernemen. Dat zijn al dan niet gepensioneerde ondernemers met een schat aan ervaring. Mensen waar we veel van kunnen leren. En niet onbelangrijk: de aansprakelijkheid voor de leerling-bedrijfjes ligt straks bij Jong Ondernemen en niet bij de school. Een geruststellende gedachte!’
‘Als je ziet met hoeveel plezier onze leerlingen de broodjescorner in de schoolkantine runnen, dan weet je dat het met de Learning Company goed zit. Het is een ideale manier om de geleerde theorie in de praktijk te brengen,’ vindt Linda van den Boom, docent economie, handel en administratie. Samen met collega Petra de Groot is zij de motor achter de Learning Company. Linda: ‘We zochten naar meer manieren om onze leerlingen kennis te laten maken met ondernemen. Onze lesmethode voor handel en administratie kent weliswaar een bedrijfssimulatie, maar daar waren we niet helemaal tevreden over. Grote nadeel van de simulatie is toch dat het een onechte situatie blijft zonder contact met klanten of leveranciers. De Learning Company is wel echt!’
Eerst de theorie, dan de praktijk Als de leerlingen in jaar vier met de Learning Company starten, hebben ze de benodigde praktijk en theorie achter de rug. Dit leerjaar doen de leerlingen ervaring op in het ondernemen met de broodjescorner en wordt de theorie behandeld. ‘Als je een bedrijfje start, moet je wel weten wat een offerte of een factuur is,’ lacht Linda. ‘Ook het inkoopproces, de boekhouding en marketing zijn onderwerpen die in het derde jaar aan bod komen.’ In het vierde jaar besteden de leerlingen vier tot zes uur per week aan de Learning Company. Met z’n zessen vormen ze een bedrijf. Iedereen krijgt een eigen functie. Inkoper, verkoper, directeur, of administratief medewerker bijvoorbeeld. Ze bedenken samen welk product of welke dienst ze gaan verkopen. Vervolgens doen ze een marktonderzoek en schrijven ze een ondernemingsplan. Startkapitaal wordt door de verkoop van aandelen vergaard.
Jong Ondernemen Op een ondernemersdag ontdekten de vmbo-docenten de Learning Company. Ze zochten contact met de Stichting Jong Ondernemen, een initiatief dat jongeren kennis laat maken met het ondernemerschap. Inmiddels heeft het Connect College zich aangemeld bij deze stichting en gaat de Learning Company volgend jaar van start. Linda: ‘Door deze aanmelding mogen we bijvoorbeeld gebruik maken van de commerciële groothandel van Jong Ondernemen. Onze leerlingen kunnen bij deze groothandel een product inkopen. Handig, want waarschijnlijk zullen maar weinig leerlingen ervoor kiezen om helemaal zelf een product te ontwikkelen. Inkopen
‘Leerlingen hebben er heel veel zin in om op deze manier te leren’ ‘Straks heeft het versturen van een factuur een doel,’ vertelt Linda. ‘Er wordt echt geld mee verdiend. We verwachten dat de leerlingen in de Learning Company veel vaardigheden opdoen die je uit een boekje niet kunt leren: Hoe presenteer je je bedrijf? Hoe vergader je? Hoe gedraag je je tijdens onderhandelingen? Je merkt dat leerlingen veel zin hebben om op deze manier te leren. De Learning Company geeft een impuls aan onze gemengde leerweg. We hebben tot op heden geen gemengde leerweg Handel en Administratie gehad. Nu hebben we een volle groep!’
| 16 |
CONNECT COLLEGE – HAVO-VWO BÈTA
‘We willen onze leerlingen nieuwsgierig maken’ Bollebozen kunnen best wat extra uitdaging aan, vinden ze op het Connect College in Echt. Daarom krijgen de leerlingen van de gymnasium brugklas en de tweede en derde klas van vwo+ een extra bèta-programma aangeboden. Ruimtevaart, watermanagement en bodemonderzoek zijn onderwerpen die aan bod komen. ‘Onze gymnasiasten en vwo+-leerlingen studeren straks waarschijnlijk verder aan de universiteit. Onderzoeksvaardigheden zullen daar goed van pas komen. Vandaar dat we gestart zijn met Bèta. Bij dit vak willen we leerlingen volgens wetenschappelijke onderzoeksmethoden laten werken. Dat is niet alleen uitdagend voor deze groep intelligente kinderen, we willen er ook een doorlopende leerlijn met het wetenschappelijk onderwijs mee creëren. En natuurlijk hopen we dat Bèta de leerlingen prikkelt om in de bovenbouw een exact profiel te kiezen.’ Jos Houben, teamleider Bèta, coach en docent natuur- en wiskunde legt uit waarom ze op het Connect College Bèta aanbieden.
| 17 |
Nieuwsgierig maken en verwonderen ‘We willen onze leerling nieuwsgierig maken. Want nieuwsgierigheid en verwondering zijn een goede motivatie voor het opzetten van een onderzoek. Het stimuleert de creativiteit. We beginnen onze lessen niet voor niets met het tonen van een aantal vreemde gebruiksvoorwerpen. Waar dienen die toe? Wat kun je ermee? Hoe werken ze?’ Hoewel creativiteit belangrijk is om oplossingen te bedenken en onderzoeksideeën te ontwikkelen, is het de bedoeling dat de leerlingen leren om planmatig, volgens een vast format, te werken. Informatica vormt de basis. Alle Bèta-leerlingen leren eerst met Excel te werken. Jos: ‘Dat is nodig als je statistisch onderzoek wilt doen, als je gegevens wilt ordenen.’ Bij het doen van onderzoek starten de leerlingen met het schetsen van het probleem en het formuleren van een hypothese. Vervolgens stellen ze een onderzoeksplan op, gaan ze experimenteren, stellen ze hun hypothese aan de hand van de resultaten bij. Waarnemen, meten, het ordenen van informatie en interpreteren zijn belangrijke vaardigheden. Uiteindelijk leidt het onderzoek tot een presentatie. ‘We besluiten het schooljaar met een kleine conferentie waaraan medescholieren deelnemen. Zo hopen we een inktvlekwerking te krijgen en leerlingen die niet aan Bèta deelnemen te inspireren voor de exacte vakken. ‘We hoeven het wiel niet steeds opnieuw uit te vinden’ Niet alle leerlingen doen Bèta. Voor de kinderen uit de gymnasiumklassen is Bèta verplicht. In vwo-2 kiezen de leerlingen tussen Spaans en Bèta. Het gekozen vak nemen ze mee naar vwo-3. Er wordt in groepjes van twee tot vier personen aan een onderzoek gewerkt. Een vaste docent begeleidt het groepje. In de bovenbouw wordt het vak NL&T (natuur, leven en techniek) gegeven. In de toekomst zal Bèta naast NL&T ook in de bovenbouw aangeboden worden. ‘In 2009 hebben we met vier docenten gewerkt aan Bèta in de onderbouw. We bouwen nog steeds aan het programma, ontwikkelen zelf lessen, maar maken ook
gebruik van bestaande materialen. De BasisNatuurWetenschappen van SLO, bijvoorbeeld. We hoeven het wiel niet steeds opnieuw uit te vinden,’ meent Jos. ‘Wij willen dat onze leerlingen een zelfstandige, kritische houding kweken’ Bij watermanagement gaat het over sluizen bouwen, over krachten. Jos: ‘We gaan op excursie naar de sluis in Panheel en naar Ronquières, waar de leerlingen kennismaken met de werking van het hellend vlak.’ Ruimtevaart gaat over robotica, maar ook over bijvoorbeeld de vraag hoe urine drinkbaar gemaakt kan worden. Voor dit onderdeel gaat het Connect College op bezoek bij het L1 weerbericht. Meteorologie hoort immers ook bij ruimtevaart.’ Behalve aan deze onderwerpen werken de Bèta-leerlingen aan hun eigen onderzoek. ‘Dat valt de meesten niet mee,’ lacht Jos. ‘Het liefst zouden ze een verplicht onderzoek doen. Dat vinden ze wel zo comfortabel. Wij willen echter dat onze leerlingen een zelfstandige, kritische houding kweken. Dat lukt niet als je hen aan het handje blijft houden. Leerlingen lopen dus onvermijdelijk tegen problemen aan. Te breed geformuleerde onderzoeksvragen, bijvoorbeeld. Die moet je dan aanpassen. Dat is niet leuk, maar wel leerzaam. Vallen en weer opstaan is nuttig. Daar word je een betere onderzoeker van!’
| 18 |
SCHOLENGEMEENSCHAP SINT URSULA HORN VERBINDEND LEREN
In de praktijk ontdekken wat je worden wilt Wat wil jij later worden? Een simpele vraag. Toch vinden leerlingen het lastig om hem te beantwoorden. Er zijn tenslotte zoveel beroepen om uit te kiezen. En bovendien is het lang niet altijd duidelijk wat voor werk er achter al die mooie beroepsnamen schuilgaat. Tijdens het project Verbindend Leren onderzoeken de vmbo-T3 leerlingen van Scholengemeenschap Sint Ursula Horn welke banen bij hen passen. Doel van het project is de leerlingen nog beter voor te bereiden op hun sectorkeuze en hun beroepskeuze. Daarnaast wil Verbindend Leren bereiken dat de uitval in het eerste jaar van het mbo teruggebracht wordt.
| 19 |
‘Dat laatste was zelfs de directe aanleiding om met dit project te starten,’ vertelt Mark van de Mortel, afdelingscoördinator vmbo-t op Sint Ursula in Horn. ‘We maakten ons zorgen over het aantal leerlingen dat hun studie al in het eerste jaar van het mbo beëindigt. Blijkbaar zijn ze hun vervolgstudie met een verkeerd beeld van opleiding en beroep begonnen. Met ons project willen we dat gaan voorkomen. Zo hopen we een bijdrage te leveren aan het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. We zoeken bewust de verbinding tussen school en praktijk. Vandaar ook de naam: Verbindend Leren.’ Wie ben ik? Het project bestaat uit vijf stappen. Tijdens de eerste stap leren de leerlingen zichzelf beter kennen. Mark: ‘Ze zoeken een antwoord op vragen als: Wie ben ik? Wat vind ik belangrijk? Waar sta ik voor? De antwoorden op deze vragen verwerken ze in een cultureel zelfportret. Dat kan allerlei vormen hebben, van een verhaal tot een in 3D uitgevoerd zelfportret. Leerling blijken erg creatief in het uitbeelden van hun eigen persoon. Dat is leuk om te zien! We hebben dit onderdeel afgelopen jaar voor het eerst als pilot samen met het vak CKV opgepakt. Dat is heel goed bevallen.’ Dromen over het ultieme beroep Als ik later groot ben… kleine kinderen kunnen vaak heerlijk over hun toekomst dromen. ‘Dat willen we met onze droomsessie terughalen,’ vertelt Mark. ‘Het is stap twee uit ons project. Stel dat alles kan. Wat zou je dan willen worden? Wat is je droomberoep? Onder leiding van de mentor dromen de leerlingen over hun ultieme beroep. Vervolgens maken we een koppeling met de realiteit. We zoeken samen met de leerling hoe we zijn droom kunnen matchen met zijn capaciteiten. De dromen vertellen veel over de interesses van een leerling. Iemand die graag piloot wil worden, kan bij doorvragen bijvoorbeeld vooral geboeid zijn door de techniek in een vliegtuig. Dan is vliegtuigonderhoudstechniek een mooie optie.’
‘Ze moeten leren om verder te kijken dan hun neus lang is!’ Stap drie is steeds weer een bron van informatie én inspiratie. Mark: ‘Tijdens de bedrijfsbezoeken organiseren we een carrousel van ontmoetingen. Leerlingen leren zo de verschillende onderdelen van een onderneming of instelling kennen. Ze ontdekken dat er in een ziekenhuis niet alleen dokters en verpleegkundigen werken, maar dat er ook een technische dienst en bijvoorbeeld een catering is. Door de gesprekjes met de medewerkers krijgen ze een reëel beeld van de werkzaamheden en komen ze op nieuwe ideeën voor hun eigen toekomst. Dat is ook onze bedoeling; we willen leerlingen in aanraking laten komen met beroepen en bedrijven die niet meteen voor de hand liggen. Ze moeten leren om verder te kijken dan hun neus lang is!’ Na het bedrijfsbezoek volgen stap vier en vijf. Leerlingen gaan individueel aan de slag met hun ervaringen. Waar kunnen ze wel of juist niet iets mee? Tenslotte werken ze alles uit op een muurkrant die in de centrale hal van Ursula tentoongesteld wordt. ‘We profiteren in feite van elkaar’ Mark: ‘Verbindend Leren laat zien hoe school en bedrijfsleven kunnen samenwerken. We profiteren in feite van elkaar. Bedrijven vinden het een mooie manier om toekomstige werknemers met hun sector of bedrijf te laten kennismaken. Wij kunnen onze leerlingen in de praktijk voorlichten over studie en beroep. Soms snijdt het mes direct aan twee kanten, hebben leerlingen na een bezoek aan een instelling meteen hun maatschappelijke stage geregeld!’
| 20 |
SCHOLENGEMEENSCHAP SINT URSULA HEYTHUYSEN KIEZEN IN EEN WERELD VOL KEUZES
‘Leerlingen weten heel goed wat ze willen!’ Er lijkt soms geen eind aan te komen. Heb je eindelijk bepaald naar welke school je na groep acht wilt, blijkt dat nog maar het begin te zijn van de vele keuzes die je te wachten staan. Vakken, leerwegen, sectoren, beroepen… Mogelijkheden genoeg. Hoe voorkom je dat leerlingen verdwalen in dit labyrint van keuzes? Op Scholengemeenschap Sint Ursula in Heythuysen maken de leerlingen kennis met alle mogelijkheden die er zijn en worden ze begeleid bij het kiezen ‘in een wereld vol keuzes’.
‘Als je op het vmbo zit, moet je al heel jong keuzes maken,’ vindt Dave Gijsen, docent biologie en mentor leerjaar twee. ‘En die keuzes zijn niet onbelangrijk. Je bepaalt toch voor een deel je toekomst. Daarbij komt dat de mening van anderen op die leeftijd een grote rol speelt. Leerlingen zijn gevoelig voor groepsdruk. Daar zijn ze tenslotte pubers voor.’ Dat laatste betekent voor Dave en zijn collega’s dat ze niet alleen aandacht besteden aan de keuzes zelf, maar ook aan het proces van keuzesmaken. Dave: ‘Dat proces speelt met name in de mentorlessen. Dan gaan we in op zaken die het kiezen beïnvloeden. Dat je een bepaalde leraar niet zo aardig vindt, mag tenslotte geen belemmering zijn om zijn vak te kiezen. We willen leerlingen ervan bewust maken dat ze iets moeten kiezen wat bij hen past, zelfs als hun vrienden dat niet zo geweldig vinden. Ouders hebben natuurlijk ook hun eigen mening. We proberen de leerlingen bewust te maken van al die invloeden. Zo wordt het voor henzelf helder waarom ze iets wel of niet kiezen.’ Naast kringgesprekken zijn er ook individuele mentorgesprekken en werken de leerlingen in de methode Kiezen van Traject. Aan het eind van de brugklas kiezen de leerlingen twee sectoren die ze gaan volgen in leerjaar twee. ‘Dat vinden ze vaak gemakkelijk. Ze weten heel goed wat ze niet willen,’ lacht Dave. Pas aan het eind van het tweede jaar maken ze hun definitieve sectorkeuze.
‘PSO leert hen kiezen en naar zichzelf te kijken’ Alle brugklassers krijgen Praktische Sector Oriëntatie, kortweg PSO. PSO laat de leerlingen kennismaken met de beroepenvelden van een van de drie sectoren die er op Ursula in Heythuysen gekozen kunnen worden: Economie, Zorg en Welzijn en Techniek. Tijdens deze lessen proeven de leerlingen als het ware aan de beroepen die er bij de betreffende sector horen. De sector Economie maakt bijvoorbeeld gebruik van het programma LINK PSO. Dit is een methode met 27 blokken waarin de leerling elke keer vanuit een ander beroep een opdracht moet vervullen. Ze werken in fictieve bedrijven zoals een supermarkt. De werkzaamheden variëren van het bijhouden van een klantenbestand, het ontwerpen van een etalage tot bijvoorbeeld het bijhouden van een eenvoudige boekhouding. De leerling krijgt zo een indruk van de werkzaamheden binnen een bedrijf. Dave: Maar ze krijgen ook een indruk van wat ze moeten leren als ze voor deze richting kiezen. PSO leert hen kiezen en naar zichzelf te kijken. Wat kan ik goed? Wat wil ik graag? Is dit werk of deze opleiding iets voor mij?’ Doe-Leerdagen: op een leuke manier aan de slag Ursula Heythuysen organiseert twee keer per jaar DoeLeerdagen. Dave: ‘Daarin komen voor de brugklassers de drie sectoren aan bod. De leerlingen gaan dan op een leuke manier aan de slag met een scala aan beroepen die linken met de sector. Ook kunst en cultuur en sport en ontspanning staan dan op het programma. In leerjaar twee volgen de leerlingen tijdens de eerste Doe-Leerdag het programma van de twee gekozen sectoren, bij de tweede Doe-Leerdag gaan ze aan het werk met het programma van de sector die ze in jaar drie willen volgen. De leerlingen oriënteren zich gedurende de eerste twee jaren van heel algemeen tot steeds specifieker. Met als uiteindelijk doel: de juiste keuze.’
| 22 |
BC BROEKHIN ROERMOND INTERNATIONALISERING
Waarom hebben ze in Portugal scheve tanden? Bulgarije, Spanje, Polen, Italië, Baskenland. Het aantal landen waarmee BC Broekhin uitwisselingen heeft groeit nog elk jaar. Sinds 1993 bouwt BC Broekhin gestaag aan de internationalisering van haar onderwijs. En dat is heel wat anders dan het organiseren van een schoolreisje! ‘Een uitwisseling geeft leerlingen en leraren een andere kijk op de wereld en uiteindelijk een andere kijk op hun eigen denken en functioneren,’ vindt Theo Versteegen, die samen met Jacquelien Kool de Internationalisering op BC Broekhin coördineert. Hij is er ervan overtuigd dat vooroordelen verdwijnen tijdens een uitwisseling. In de Verenigde Staten maakte Theo kennis met fieldtrips. ‘Die stonden niet op zichzelf,’ vertelt hij, ‘er was een link tussen de workshops die we volgden en de fieldtrips. We kregen bijvoorbeeld lezingen over slavernij en bezochten vervolgens voormalige plantages in Louisiana en Georgia. Ik vond die excursies een enorme verrijking van de lessen. Terug in Roermond heb ik dit idee op onze school geïntroduceerd.’
duidelijk. Soms doen leerlingen zelf ontdekkingen. In Portugal viel het de leerlingen op dat veel jongeren scheve tanden hebben. Ze vroegen zich af waarom ze geen beugel hadden. Kregen ze te horen hoe de gezondheidszorg in Portugal in elkaar zit. Zo leer je aan de hand van simpele, alledaagse zaken hoe het er in een ander land aan toe gaat.’
‘Tijdens de uitwisselingen verblijven onze leerlingen altijd in gastgezinnen. Een half jaar later zijn de kinderen waar zij logeerden bij hen te gast. Onze leerlingen worden dus opgenomen in het gezin en de school. Zo leer je het leven in een ander land echt van binnenuit kennen. Je komt niet alleen in aanraking met een andere taal, andere eet- en leefgewoontes, maar je leert ook relativeren. Je beseft dat je eigen referentiekader niet overal één op één op past. Er gebeurt iets met je. En juist dat maakt je uiteindelijk een wereldburger.’ Leren van alledaagse zaken De leerlingen werken tijdens de uitwisselingen in een reiswerkboek, waarin ze opdrachten maken. Die zijn door de vakdocenten gemaakt. Vaste onderdelen zijn de geografie van het land, iets over de geschiedenis, de taal. Er zit ook een gebouwen- en beeldenwijzer in. Theo: ‘In Roemenië bijvoorbeeld zien de leerlingen het gebouw van de Securitate. Dat heeft een door kogels gehavende oorspronkelijke voorgevel met daarachter een nieuw, glazen gebouw. Dat gebouw vertelt het verhaal van de revolutie en het nieuwe Roemenië. Als je het ziet, wordt de geschiedenis van dat land meteen
‘Als je regelmatig van land wisselt, blijft de verwondering’ Theo vindt het belangrijk dat het met de coördinatoren van de andere landen klikt: ‘Je wilt betrouwbare partners, zodat je samen kunt werken aan de kwaliteit en de continuïteit van de uiwisseling.’ Dat betekent overigens niet dat collega’s steeds naar dezelfde plaats moeten om de uitwisseling te begeleiden. ‘Dan burger je teveel in,’ vindt Theo. ‘Als je regelmatig van land wisselt, blijft de verwondering.’ Veel uitwisselingen vinden plaats onder de vlag van het Comenius schoolpartnerschap. Dat is een samenwerkingsverband van een aantal Europese scholen; gedurende een aantal jaren werkt men samen aan educatieve onderwerpen. De uitwisselingen worden betaald met subsidies van het Europees Platform, bijdragen van de school en de eigen bijdrage van de leerlingen. De leerlingen kunnen niet vrijblijvend een ‘vakantie’ kiezen. Theo: ‘De uitwisseling maakt deel uit van het curriculum en het PTA. Daarom moet hij matchen met het profiel van de leerling. Die moet dan ook een motivatiebrief schrijven waarin hij aangeeft waarom hij een uitwisseling wil met juist dat land. Niet iedereen kan naar Spanje omdat de zon daar zo lekker schijnt.’ De uitwisselingen zijn een belangrijk onderdeel van de internationalisering op BC Broekhin. Maar er is meer. Het modulaire vak International Skills voor 4 havo, waarbij leerlingen zich op een uitwisseling met een buitenlandse school voorbereiden. Of het Anglia certificaat voor vmbo-leerlingen. Internationalisering is dus echt meer dan het organiseren van een schoolreis!
| 24 |
BC BROEKHIN SWALMEN EN REUVER BIJZONDERE LEERLING-ZORG
‘Passend onderwijs is hier niets nieuws’ BC Broekhin Jenaplan is een bijzondere school. Bijzonder omdat leerling-zorg de spil is waar het onderwijs om draait. Op deze school ben je geen uitzondering als je uit de les gehaald wordt voor begeleiding. Hier mopperen docenten niet als hun leerling een les moet missen. Behalve als er proefwerken zijn gaat leerlingbegeleiding altijd voor. ‘We spreken nu wel over bijzondere leerling-zorg, maar zorg voor leerlingen is natuurlijk altijd bijzonder,’ lacht Frank Biermans. ‘Je kijkt naar elk kind afzonderlijk en wel in de volle breedte. Waarbij niet alleen het cognitieve centraal staat, maar ook het sociale, emotionele, lichamelijke en creatieve aspect belangrijk is. Leerlingzorg is voorwaardenscheppend. Als een kind zich veilig voelt en goed in zijn vel zit , kan het presteren naar zijn mogelijkheden.’ Frank werkt als psycholoog en coördinator Leerling en Zorg op BC Broekhin Jenaplan in Swalmen en Reuver. Al 17 jaar houdt hij zich dagelijks bezig met de zorg om de leerling. ‘Op onze scholen hoort dat er gewoon bij. Passend onderwijs is hier in feite niets nieuws. Hoewel andere scholen nu een flinke inhaalslag maken, hebben wij altijd voorop gelopen. We hebben dan ook veel expertise in huis.’
| 25 |
‘We gaan uit van wat de leerling wel kan’ Op BC Broekhin Jenaplan worden leerlingen zowel op cognitief als op sociaal emotioneel gebied ondersteund. Alle brugklassers worden voor de zomervakantie gescreend. Frank: ‘Basisscholen leveren op verschillende manieren informatie over de nieuwe leerlingen aan. Daarom is een uniforme screening prettig. We hebben nu vanaf de start van het schooljaar inzicht in de specifieke behoeften van de leerlingen. We kijken naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling en gaan uit van wat de leerling wél kan. Ook als we niet direct begeleiden, houden de gegevens vanuit het onderzoek ons alert. Daardoor kun we snel ingrijpen als het nodig is. Kinderen met een dyslexieverklaring of een rugzakje krijgen natuurlijk wel meteen begeleiding.’ Veiligheid is een voorwaarde om te kunnen leren Veiligheid is een voorwaarde om te kunnen leren. Aandacht voor sociaal emotionele aspecten is dus belangrijk. De verschillende vaardigheidstrainingen zorgen ervoor dat leerlingen goed toegerust worden om op school en daarbuiten te kunnen functioneren. ‘Met het Vriendenprogramma gaan we een stukje verder in de sociaal emotionele begeleiding,’ vertelt Frank. ‘Dit programma is speciaal bedoeld voor angstige kinderen. Het is gebaseerd op cognitieve gedragstherapie. We bieden het aan wanneer angst leerlingen verhindert plezier te hebben aan alledaagse dingen. Of wanneer ze uit angst voor verkeerde oplossingen kiezen waardoor ze vaak in conflict komen met hun omgeving. We leren de kinderen vaardigheden en technieken waarmee ze moeilijke en angstige situaties aan kunnen pakken. Het G-denken staat hierin centraal. Door stil te staan bij de gedachte met betrekking tot een bepaalde gebeurtenis, leren de kinderen hoe een bepaald gevoel ontstaat en hoe ze hun gedachten kunnen beïnvloeden. We werken in groepjes van maximaal zes à acht leerlingen en komen tien keer bij elkaar. Na het programma zijn er nog twee terugkom-momenten. De leerlingen vinden het een waardevol programma. Ze geven aan dat ze anders reageren en dat ze zich
prettiger voelen. Ze zijn weerbaarder geworden, hun probleemoplossende vaardigheden zijn vergroot.’ ‘We laten kinderen nooit aan hun lot over’ Elke locatie van BC Broekhin Jenaplan kent twee zorgadviesteams (ZAT). Een klein ZAT waarin alleen de begeleidingsfunctionarissen van school zitten en een groot ZAT waarin ook externe deskundigen zoals de leerplicht ambtenaar, het maatschappelijk werk, Jeugdzorg en de jeugdarts deelnemen. Voordat een leerling in het kleine ZAT besproken wordt, is hij al in het wekelijkse leerlingbegeleidingoverleg (LEBE) aan bod geweest. Het LEBE neemt een centrale plaats in binnen de school en vindt plaats in kleine groepen van mentoren en vakdocenten. Tijdens LEBE worden handelingsplannen bijgesteld en worden nieuwe handelingsafspraken gemaakt, die vervolgens in het leerlingvolgsysteem voor alle docenten zichtbaar zijn. Lijnen zijn kort, er kan meteen worden gehandeld. Frank: ‘Wat minstens zo belangrijk is, is dat we kinderen en ouders nooit aan hun lot overlaten. Er is altijd opvang door de pedagogisch medewerkster aan de balie of de leerlingbegeleiders. Of je nu een persoonlijk probleem hebt, of dat je uit de les gestuurd wordt, je bent hier nooit alleen.’
| 26 |
SOML Scholen De volgende scholen maken deel uit van SOML:
– Bisschoppelijk College Broekhin Roermond www.broekhin.nl – Bisschoppelijk College Broekhin Jenaplan Swalmen/Reuver www.broekhinjenaplan.nl – Kanscentrum Roermond
– Connect College Echt www.bcecht.nl
Mundium College – Lyceum Schöndeln Roermond www.lyceumschondeln.nl – Mavo Roermond Roermond www.mavoroermond.nl – Niekée Roermond www.niekee.nl – Nt2 Baexem www.sectornt2.nl
– Scholengemeenschap St. Ursula Horn en Heythuysen www.ursula.nl
Stichting Onderwijs voor Midden-Limburg, Postbus 975 – 6040 AZ Roermond T 0475 32 23 24 F 0475 32 78 45 e-mail:
[email protected] www.soml.nl
| 28 |
SOML in cijfers Balans Stichting Onderwijs Midden-Limburg
Vaste activa – Materiële vaste activa – Financiële vaste activa
Vlottende activa – Voorraden – Vorderingen – Liquide middelen
Totaal activa Eigen Vermogen – Algemene reserve – Bestemmingsreserve
– – –
Voorzieningen Langlopende schulden Kortlopende schulden
Totaal passiva
31-12-2009
31-12-2008
17.034.676 7.000.000 24.034.676
16.034.248 16.034.248
1.855.692 975.003 11.981.631 14.812.326
1.931.768 658.302 19.034.558 21.624.628
38.847.002
37.658.876
21.657.034 6.431.946 28.088.980
17.965.935 8.702.329 26.668.264
2.874.829 289.143 7.594.050 10.758.022
3.085.077 120.980 7.784.555 10.990.612
38.847.002
37.658.876
Voor de gebouwen is een stelselwijziging doorgevoerd. Overeenkomstig de aanbeveling in RJ 660 worden gebouwen afgeschreven volgens de componententheorie. De toepassing van de componententheorie leidt tot een cumulatief effect, gemuteerd via het eigen vermogen, van € 508.877 en een effect van € 109.903 in het boekjaar 2009.
| 29 |
Staat van baten en lasten 2009 Stichting Onderwijs Midden-Limburg 2009
2008
Baten – Rijksbijdragen OCW – Overige overheidsbijdragen – Overige baten
61.137.522 696.900 2.405.264
55.872.787 495.320 3.839.554
Totaal baten
64.239.686
60.207.661
Lasten – Personele lasten – Afschrijvingen – Huisvestingslasten – Overige instellingslasten
53.537.227 1.334.524 3.204.294 5.511.267
49.751.306 1.106.192 3.617.080 5.256.154
Totaal lasten
63.587.312
59.730.732
Saldo baten en lasten
652.374
476.929
Financiële baten en lasten – Financiële baten – Financiële lasten
768.376 34
1.083.705 181.203
Totaal financiële baten en lasten
768.342
902.502
1.420.716
1.379.431
Resultaat uit gewone bedrijfsvoering
De rijksbijdragen stijgen door de invoering van de gratis lesmaterialen met € 2,8 miljoen en als gevolg van de verdere invoer van de CAO 2008-2010 stijgt de personele lumpsum met 5,3% € 2,5 miljoen. Door de invoering van de gratis lesmaterialen ontvangt SOML in 2009 geen bijdragen meer van ouders voor het verstrekken van boeken. Hierdoor ontstaat er een groot verschil in de overige bijdragen ten opzichte van 2008. De invoering van de CAO 2008-2010 leidt ook tot 5,3% hogere personele kosten in 2009.
| 30 |
SOML in cijfers Leerlingaantallen 2005
2006
2007
2008
2009
Connectcollege Sg. St. Ursula BC Broekhin Mundium I Mundium II
1.624 2.360 2.388 1.354 1.028
1.624 2.313 2.456 1.224 1.075
1.625 2.243 2.419 1.256 889
1.624 2.153 2.407 1.256 933
1.678 2.123 2.380 1.173 974
Totaal
8.754
8.692
8.432
8.373
8.328
Ziekteverzuim Verzuimpercentage 2008 2009
Meldingsfrequentie 2008 2009
Leeftijd < 25 25-34 35-44 45-54 55-64 > 65
3,4 2,6 4,1 4,8 6,5 0,1
1,7 3,0 4,0 6,1 7,9 0,2
2,2 1,9 1,7 1,4 1,2 0,4
1,9 2,2 1,7 1,5 1,3 0,3
Totaal
4,8
5,6
1,5
1,6
Geslacht Man Vrouw
4,3 5,2
5,5 5,7
1,4 1,6
1,4 1,7
Totaal
4,8
5,6
1,5
1,6
| 31 |
Personeel 01-01-2009 Verdeling man-vrouw mannen vrouwen
31-12-2009
543 486
52,77% 47,23%
542 500
52,02% 47,98%
1.029
100,00%
1.042
100,00%
62 715 252
6,03% 69,48% 24,49%
66 712 264
6,33% 68,33% 25,34%
1.029
100,00%
1.042
100,00%
55 234 325 192 181 42
5,34% 22,74% 31,58% 18,66% 17,59% 4,08%
65 242 312 185 196 42
6,24% 23,22% 29,94% 17,75% 18,81% 4,03%
1.029
100,00%
1.042
100,00%
Formatie-opbouw WTF tijd WTF vast
93,9347 760,5260
10,99% 89,01%
107,5623 760,7097
12,39% 87,61%
FTE totaal
854,4607
100,00%
868,2720
100,00%
SOML totaal Functie-opbouw DIR OP OOP SOML totaal Leeftijdsopbouw 61> jaar 55-60 jaar 45-54 jaar 35-44 jaar 25-34 jaar 20-24 jaar SOML totaal
| 32 |
WWW.SOML.NL