Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Startnotitie GRP Nijmegen 2017 en verder Programma
BW-nummer
Duurzaamheid / Openbare Ruimte Portefeuillehouder
H. Tiemens / R. Helmer-Englebert Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
Ons huidige gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is geldig tot en met 2016. Volgens de Wet milieubeheer moet iedere gemeente beschikken over een door de gemeenteraad vastgesteld GRP. In het GRP leggen we onze visie en beleidskeuzes vast voor de gemeentelijke watertaken op het gebied van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater(maatregelen). De voorbereidingen voor het nieuwe GRP zijn inmiddels begonnen. In deze startnotitie hebben we uitgangspunten, kaders en koers voor het nieuwe GRP geformuleerd, samen met drie vragen aan de gemeenteraad over uitgangspunten, contouren en planproces voor het nieuwe GRP.
RO10, Ultsje van Gorkum, 2815 Datum ambtelijk voorstel
1 juni 2015 Registratienummer
15.0005717
Ter besluitvorming door het college
1. Het vaststellen van de ‘Startnotitie opstellen Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v.’. 2. Het vaststellen van de raadsbrief over consultatie van de Steller gemeenteraad over uitgangspunten, contouren en planproces voor Ultsje van Gorkum het nieuwe GRP.
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad (uiterlijk 1 juli 2015) Besluit B&W d.d. 9 juni 2015
X Conform advies Aanhouden Anders, nl.
nummer: 3.15
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Collegevoorstel.docx
Collegevoorstel
1
Probleemstelling
Iedere gemeente dient te beschikken over een door de gemeenteraad vastgesteld “gemeentelijk rioleringsplan” (GRP). Ons huidige GRP loopt tot en met 2016. De voorbereidingen voor het opstellen van een nieuw GRP zijn begonnen. De “Startnotitie opstellen Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v.” geeft de uitgangspunten, kaders, koers, contouren en het planproces voor het nieuwe GRP en dient onder meer om beleidskeuzes op hoofdlijnen te maken. Daarvoor is consultatie van de gemeenteraad de geëigende weg. 2
Juridische aspecten
De gemeente heeft wettelijke watertaken op het gebied van stedelijk afvalwater, afvloeiend regenwater en grondwater(maatregelen). Deze zijn verankerd in de Wet milieubeheer artikel 4.22 en de Waterwet artikelen 3.5 en 3.6. Artikel 4.22 Wet milieubeheer schrijft ook voor dat een gemeente dient te beschikken over een door de gemeenteraad vastgesteld gemeentelijk rioleringsplan en wat dat plan ten minste moet bevatten. Artikel 4.23 Wet milieubeheer schrijft voor dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van het gemeentelijk rioleringsplan in ieder geval gedeputeerde staten, de waterbeheerders (waterschap en Rijkswaterstaat) en de zuiveringsbeheerders (waterschap) betrekken. Het GRP vormt de inhoudelijke onderbouwing voor de rioolheffing. Bij eventuele juridische procedures tegen de opgelegde rioolheffing of tegen de verordening rioolheffing is het onder meer van belang dat de gemeente haar watertakenbeleid goed gemotiveerd en onderbouwd heeft in het GRP. 3
Doelstelling
Met het vaststellen van de startnotitie en het consulteren van de gemeenteraad over de startnotitie is het de bedoeling om beleidskeuzes op hoofdlijnen te maken. Dat is nodig om de koers van het nieuwe gemeentelijke rioleringsplan te bepalen en vervolgens het (ontwerp) gemeentelijk rioleringsplan verder te kunnen opstellen en afstemmen. 4
Argumenten
De gemeente dient te beschikken over een door de gemeenteraad vastgesteld GRP. Met deze startnotitie, en het consulteren van de gemeenteraad daarover, maken we beleidskeuzes op hoofdlijnen. Door nu beleidskeuzes op hoofdlijnen te maken zorgen we er voor dat we tijdig over een goed en goed afgestemd nieuw GRP kunnen beschikken. Met de voorgestelde beleidskeuzes zorgen we voor een brede visie op (onze) watertaken vanuit een duurzaam ontwikkelingsperspectief in combinatie met doelmatig beheer van onze infrastructuur en voorzieningen voor die watertaken (asset management). 5
Klimaat
In de startnotitie schetsen we een brede visie op (onze) watertaken vanuit een duurzaam ontwikkelingsperspectief. Anticiperen op en aanpassen aan veranderende neerslagpatronen door klimaatverandering maakt daar deel van uit. 6
Financiën
Een van de uitgangspunten in de startnotitie is het streven naar een vrijwel gelijkblijvend lastenvolume voor de uitvoering van onze gemeentelijke watertaken. We verwachten dat hierdoor de financiële consequenties van het nieuwe GRP beperkt zullen blijven. Dit wordt duidelijk bij het opstellen van het definitieve GRP waarin de financiële consequenties in beeld worden gebracht.
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
Het gemeentelijk rioleringsplan vormt de inhoudelijke basis voor de invulling van de gemeentelijke watertaken. Deze watertaken worden (grotendeels) bekostigd uit de rioolheffing. Het lastenvolume van de gemeentelijke watertaken wordt jaarlijks bepaald in de stadsbegroting. Dat geldt ook voor het opbrengstenvolume voor de rioolheffing. Het tarief voor de rioolheffing wordt (jaarlijks) bepaald bij de vaststelling van de verordening rioolheffing en niet rechtstreeks bij het vaststellen van het gemeentelijk rioleringsplan. De plankosten (geraamd op € 100.000,-) zijn binnen de stadsbegroting voor 2015 gedekt in het product integraal waterbeheer (programma openbare ruimte). 7
Participatie en Communicatie
In de startnotitie is aangegeven dat bij het opstellen van het GRP participatie voorzien wordt. Er is ook aangegeven op welke momenten communicatie over (het opstellen van) het nieuwe GRP voorzien is. 8
Uitvoering en evaluatie
Uitvoering van het nieuwe GRP zal plaatsvinden via operationele (jaar)programma’s. Evaluatie maakt deel uit van de plancyclus. 9
Risico
Geen risico’s.
Bijlage(n): Raadsbrief Startnotitie Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v. Starnotitie opstellen Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v.
Ruimtelijke Ontwikkeling
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax (024) 323 59 92 E-mail
[email protected]
Aan de gemeenteraad van Nijmegen
Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Datum
Ons kenmerk
Contactpersoon
9 juni 2015
RO10/15.0005719
Ultsje van Gorkum
Onderwerp
Datum uw brief
Doorkiesnummer
Startnotitie Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v.
(024) 3292815
Geachte leden van de Raad, De gemeente heeft, op grond van de Wet milieubeheer en de Waterwet, watertaken op het gebied van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater(maatregelen). In het “gemeentelijk rioleringsplan” (GRP) leggen we onze visie en beleidskeuzes voor deze drie watertaken vast. Een gemeente is wettelijk verplicht om over een door de gemeenteraad vastgesteld GRP te beschikken. Ons huidige GRP loopt tot en met 2016. Omdat het opstellen en vaststellen van een nieuw GRP geruime tijd in beslag neemt zijn we inmiddels gestart met de voorbereidingen voor het opstellen van het ‘GRP Nijmegen 2017 en verder’. In bijgevoegde “Startnotitie opstellen Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v.” hebben we uitgangspunten, kaders en koers voor het nieuwe GRP geformuleerd. Graag leggen we de volgende vragen over de startnotitie aan u voor: 1. In de startnotitie sommen we de belangrijkste uitgangspunten voor het opstellen van het nieuwe GRP op. Kunt u zich vinden in deze uitgangspunten? Zijn deze volledig? 2. We schetsen de contouren van het nieuwe GRP vanuit een brede visie op (onze) watertaken en de ontwikkelingen daarbinnen. Wij vernemen graag uw reactie en eventuele aanvullingen op deze visie en contouren. 3. De startnotitie geeft aan hoe het verdere proces van opstellen en vaststellen van het GRP moet gaan verlopen. De gemeenteraad heeft daarin een vooraanstaande rol. Kunt u instemmen met het aangegeven proces, in het bijzonder ten aanzien van de rol van de gemeenteraad?
www.nijmegen.nl
Brief aan de raad.docx
Gemeente Nijmegen Ruimtelijke Ontwikkeling
Vervolgvel
1
Graag vernemen we uw reactie op deze vragen en zullen daarover -indien door u gewensttijdens de Politieke Avond met u van gedachten wisselen.
Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Aantal Bijlagen: Startnotitie opstellen gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v.
www.nijmegen.nl
Brief aan de raad.docx
Startnotitie opstellen Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 e.v. 9 juni 2015
Inhoud 1 Inleiding 2 Koers en bouwstenen 3 Proces en planning, inspraak en besluitvorming
1
1 Inleiding 1.1 Watertaken en planverplichting (juridisch kader)
De gemeente heeft wettelijke watertaken op het gebied van stedelijk afvalwater, afvloeiend regenwater en grondwater(maatregelen). De hoofddoelen van deze watertaken zijn het beschermen van de volksgezondheid, bijdragen aan een leefbare woonomgeving en beschermen van het milieu. Doelmatigheid is daarbij een randvoorwaarde. De gemeentelijke watertaken zijn verankerd in de Wet milieubeheer artikel 4.22 (afvalwater) en de Waterwet artikelen 3.5 en 3.6 (hemelwater en grondwatermaatregelen). Op grond van artikel 4.22 van de Wet milieubeheer is de gemeente verplicht te beschikken over een door de gemeenteraad vastgesteld "gemeentelijk rioleringsplan" (GRP), met daarin de gemeentelijke visie en beleidskeuzes voor deze drie watertaken. Het is wettelijk verplicht om in het GRP ten minste aan te geven welke voorzieningen aanwezig zijn, wanneer deze voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn, welke voorzieningen in de planperiode vervangen of aangelegd zullen worden, de wijze waarop de voorzieningen worden beheerd, de gevolgen voor het milieu van de voorzieningen en activiteiten én de financiële gevolgen van de aangekondigde activiteiten. Het GRP is daarmee een gemeentelijk beleidsplan met een op uitvoering gerichte doorvertaling op hoofdlijnen. Het fungeert als kader voor de invulling van de wettelijke watertaken, zorgt voor interne en externe afstemming met overige beleidsvelden én speelt een rol in de continuïteit en voortgangsbewaking van de invulling van de gemeentelijke watertaken. In de Waterwet is in artikel 3.8 vastgelegd dat gemeente en waterschap verplicht (vormvrij) bestuurlijke afspraken maken over de aanpak van waterproblemen. Deze afspraken kunnen onder meer in het GRP vastgelegd worden. Artikel 4.23 van de Wet milieubeheer schrijft voor dat de gemeente Gedeputeerde Staten, de zuiveringsbeheerder en de watersysteembeheerders bij de voorbereiding van het GRP moet betrekken. De gemeenteraad moet uiteindelijk het GRP vaststellen. Zij is daarbij autonoom en maakt eigen beleidskeuzes. In artikel 4.24 van de Wet milieubeheer is een aanwijzingsbevoegdheid van de provincie vastgelegd, voor het geval een gemeente in gebreke blijft bij het opstellen of uitvoeren van een GRP.
1.2 Gemeentelijk Rioleringsplan (historisch kader, context en waarom)
Het huidige GRP, 'Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010 t/m 2016', loopt tot en met 31 december 2016. Uiterlijk 1 januari 2017 moet dus een nieuw GRP van kracht worden. Dit nieuwe beleidskader moet dan ook al doorvertaald zijn in de gemeentelijke begroting voor 2017 en in operationele jaarprogramma's. We richten ons daarom op definitieve vaststelling van het nieuwe GRP in juni 2016. In het huidige GRP ligt de nadruk op doelmatig beheer van de aanwezige infrastructuur voor de drie gemeentelijke watertaken, op basis van goede kennis van de toestand en het functioneren van die infrastructuur. Dit was een koerswijziging ten opzichte van de voorgaande periode. Een koerswijziging die heeft geleid tot aanzienlijke verlaging van de rioolheffing (meer dan 25%) en tevens invulling heeft gegeven aan adviezen van de rekenkamer. Het eerste Nijmeegse GRP stamt uit 1994 en vloeide voort uit de in 1986 van kracht geworden Wet milieubeheer. Dankzij de Wet milieubeheer, de planverplichting voor het GRP én de wettelijk vastgelegde bekostiging van de rioleringszorg via het rioolrecht (inmiddels rioolheffing), is sinds midden jaren '80 de 2
gemeentelijke zorg voor de riolering sterk verbeterd en de vervuiling van het oppervlaktewater vanuit de riolering sterk verminderd. Inmiddels zijn we toe aan het vierde Nijmeegse GRP. In ons nieuwe GRP willen we niet alleen de koers van doelmatig beheer (Asset Management) en goede kennis van de infrastructuur vasthouden, maar ook vanuit een brede visie op watertaken en -ontwikkelingen een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor onze watertaken opbouwen. Duurzaam ontwikkelen én doelmatig beheren dus! Omdat de infrastructuur voor de gemeentelijke watertaken vele decennia mee gaat is het noodzakelijk om een planningshorizon van ten minste 50 jaar te hanteren. Dat vergt een duurzaam ontwikkelingsperspectief, rekening houdend met de duurzame ontwikkeling van de stad, die in 2050 energieneutraal en klimaatbestendig is, en zo een goede leefomgevingskwaliteit voor onze burgers biedt. De daadwerkelijke planperiode met uitvoeringsgerichte doorvertaling kan beperkt blijven tot enkele jaren.
1.3 Doel en uitgangspunten
Het doel van het nieuwe GRP is ten eerste om te voldoen aan de wettelijke planverplichting en ten tweede om invulling te (blijven) geven aan doelmatig beheer en duurzame ontwikkeling van onze gemeentelijke watertaken. Daartoe hanteren we bij het opstellen van het nieuwe GRP de volgende uitgangspunten: - we streven naar doelmatig beheer (door Asset Management) op grond van goede kennis van de toestand en het functioneren van de infrastructuur voor onze watertaken; - we streven naar een duurzaam ontwikkelingsperspectief voor onze watertaken op basis van een brede visie op (alle) watertaken en ontwikkelingen én gericht op samenhangende watersystemen en –structuren, als onderdeel van een duurzaam ontwikkelde stad; - in het GRP leggen we de hoofdlijnen van het beleid vast; - we streven naar een vrijwel gelijkblijvend lastenvolume voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken (jaarlijkse indexering buiten beschouwing gelaten); - de planningshorizon bedraagt ten minste 50 jaar; - de planperiode bedraagt 7 jaar (2017-2023), met tussentijdse evaluatie in 2021; - naast de wettelijk verplichte afstemming met de provincie, het waterschap en Rijkswaterstaat, zorgen we ook voor afstemming met buurgemeenten en maatschappelijke organisaties én voor inspraak van burgers en andere belanghebbenden.
1.4 Vragen aan de gemeenteraad
We willen de gemeenteraad graag de volgende vragen over deze startnotitie voorleggen: 1) In de startnotitie sommen we de belangrijkste uitgangspunten voor het opstellen van het nieuwe GRP op. Kunt u zich vinden in deze uitgangspunten? Zijn deze volledig? 2) We schetsen de contouren van het nieuwe GRP vanuit een brede visie op (onze) watertaken en de ontwikkelingen daarbinnen. Wij vernemen graag uw reactie en eventuele aanvullingen op deze visie en contouren. 3) De startnotitie geeft aan hoe het verdere proces van opstellen en vaststellen van het GRP moet gaan verlopen. De gemeenteraad heeft daarin een vooraanstaande rol. Kunt u instemmen met het aangegeven planproces, in het bijzonder ten aanzien van de rol van de gemeenteraad? 3
2 Koers en bouwstenen 2.1 Duurzaam ontwikkelingsperspectief gemeentelijke watertaken
Er is een wisselwerking tussen de ruimtelijke ontwikkeling van (Rijk van) Nijmegen en de invulling van de gemeentelijke watertaken. De stad ontwikkelt zich op duurzame wijze en de gemeentelijke watertaken ontwikkelen mee. Omdat de infrastructuur die we voor onze watertaken gebruiken vaak vele decennia meegaat willen we een duurzaam ontwikkelingsperspectief van vele decennia schetsen voor onze watertaken. Dat kan alleen door de ontwikkeling van onze watertaken te beschouwen in de context van overige watertaken en aanpalende werkvelden, met als resultaat onze visie op de duurzame ontwikkeling van de watertaken in het grotere geheel van de duurzame stedelijke ontwikkeling. Deze visie op de lange termijn geeft richting aan de ontwikkeling van onze watertaken gedurende de planperiode van het nieuwe GRP. Hieronder zijn per watertaak de hoofdlijnen van onze visie samengevat.
Afvalwater: > Meer dan honderd jaar lang hebben we in Nederland afvalwater beschouwd als een last waar we ons zo e
snel en makkelijk mogelijk van wilden ontdoen. In het laatste kwart van de 20 eeuw is het besef doorgedrongen dat de manier waarop we omgaan met afvalwater enorm bijdraagt aan het beschermen van onze gezondheid, maar een last vormt voor het milieu. We zijn gaan innoveren door rioolwater te zuiveren en andere rioolstelsels toe te passen. Die innovatie is nog steeds gaande. Inmiddels passen we bij grotere (her)ontwikkeling standaard duurzame riolering toe, waarbij huishoudelijk afvalwater en afstromend regenwater apart van elkaar verwerkt worden. De volgende stap is dat afvalwater steeds meer beschouwd wordt als bron voor terugwinnen van grondstoffen en energie. Wij gaan er vanuit dat dit binnen enkel decennia gemeengoed wordt. We willen de komende jaren actief bijdragen aan het ontwikkelen van mogelijkheden om grondstoffen en energie terug te winnen uit afvalwater.
> De technische levensduur van afvalwaterriolen bedraagt gemiddeld bijna 90 jaar. En omdat riolen een kostbaar kapitaalgoed zijn is vroegtijdige vervanging of verwijdering een ongewenste vorm van kapitaalvernietiging. Demografische en stedenbouwkundige ontwikkelingen krijgen echter een steeds grotere dynamiek. De aanwezigheid van (jonge) riolering gaat daardoor steeds vaker een belemmering vormen voor gewenste duurzame ontwikkeling van de stad. We streven daarom naar meer technische en financiële flexibiliteit bij de vernieuwing van riolering, met name in gebieden waar we binnen enkele decennia aanzienlijke stedenbouwkundige ontwikkelingen verwachten.
> Rioolvervanging en andere (beheer)maatregelen in de openbare ruimte stemmen we sterk op elkaar af. Riolering is daardoor vaak een belangrijke drager voor vernieuwing van de openbare ruimte. Door de introductie van nieuwe technieken om riolen te inspecteren, repareren en vernieuwen –denk bijvoorbeeld aan relining van riolen waarbij een rioolbuis van binnenuit vernieuwd wordt- kan rioolvervanging steeds langer uitgesteld worden. Wij verwachten dat dergelijke technieken de komende decennia zich verder zullen ontwikkelen en meer toegepast zullen gaan worden. Het belang van riolering als drager voor vernieuwing van de openbare ruimte kan daardoor afnemen. Desondanks blijven we streven naar integrale aanpak van onze openbare ruimte. 4
Regenwater: > Lange tijd is in Nederland en in Nijmegen afstromend regenwater samen met het afvalwater ingezameld en door één buis getransporteerd (naar de rioolwaterzuivering). Vanaf de jaren ’60 zijn gescheiden stelsels aangelegd, waarbij afstromend regenwater apart van het afvalwater wordt ingezameld en vervolgens wordt afgevoerd naar sloten en vijvers. In de jaren ’80 is gebleken dat het milieueffect van gescheiden stelsels vaak beperkt is, wat geleid heeft tot zogeheten verbeterd gescheiden stelsels, waarmee een groot deel van het regenwater toch weer naar de rioolwaterzuivering wordt afgevoerd. Sinds de eeuwwisseling wordt in Nijmegen afstromend regenwater bij grotere (her)ontwikkeling apart van het afvalwater ingezameld en via een zuiverende voorziening naar het grondwater of het oppervlaktewater geleid. Dit principe is toegepast in de Nijmegen Noord (de Waalsprong). Dit “afkoppelen” is inmiddels gemeengoed geworden voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. In de bestaande stad vergt het afkoppelen een wijziging van het rioleringssysteem. Tenzij de riolen in een groter gebied tegelijk aan vervanging toe zijn is enige kapitaalvernietiging dan moeilijk te vermijden. Afkoppelen in de bestaande stad is daarom een maatregel die zeer weloverwogen moet worden toegepast. Desalniettemin verwachten wij dat de komende decennia ook in de bestaande stad regenwaterafvoer gestaag van de riolering zal moeten blijven worden afgekoppeld. Dat lijkt ons nodig om de verwachte gevolgen van klimaatverandering –meer en heviger neerslag- op verantwoorde wijze op te kunnen vangen. In de planperiode spitsen we onze afkoppelinspanningen in bestaand stedelijk gebied toe op locaties waar dit direct bijdraagt aan het oplossen van knelpunten ten aanzien van regenwateroverlast of gezondheidsrisico.
> Bij de aanleg van de wijken Dukenburg en Lindenholt, in de jaren ’60 en ’70, zijn gescheiden rioolstelsels aangelegd. De kwaliteit van die stelsels is matig, waardoor langzaam maar zeker steeds meer riolen in Dukenburg aan vernieuwing toe komen. In de komende decennia neemt dit toe en zal het ook voor Lindenholt gaan gelden. Tegelijkertijd duiden de sociaal-geografische verwachtingen op termijn op verminderde belangstelling voor deze wijken. Het combineren van deze ontwikkelingen creëert ruimte voor het overstappen naar een meer duurzame waterinrichting, vergelijkbaar met de waterinrichting in de Waalsprong. Wij streven er naar om de rioolvernieuwing in Dukenburg en Lindenholt te laten plaatsvinden vanuit een heldere visie op de stedenbouwkundige ontwikkeling van deze delen van de stad. In de planperiode verwachten we nog geen volledige duidelijkheid over deze stedenbouwkundige ontwikkelingen. We leggen daarom in Dukenburg en Lindenholt de nadruk op het in stand houden van de huidige stelsels. Daar waar in deze wijken wel al (her)ontwikkelingen plaatsvinden anticiperen we zo mogelijk op een transitie naar een duurzaam (gescheiden) stelsel.
> De verschillende delen van Nijmegen kennen sterk verschillende (natuurlijke) omstandigheden. De oudere delen van Nijmegen liggen in hellend gebied op stevige zandgronden ver boven de grondwaterspiegel en met nauwelijks oppervlaktewater, terwijl de nieuwere wijken ten westen van het Maas-Waalkanaal en in de Nijmegen Noord zijn gebouwd in vlakke gebieden met vaak klei-, leem- en veenlagen in de bodem, veel oppervlaktewater en grondwaterstanden niet ver beneden maaiveld. Door de verschillende omstandigheden varieert ook de manier waarop de gemeentelijke watertaken het best duurzaam ingevuld kunnen worden. Ook de verschillen in aanwezige watersystemen en toegepaste rioolstelsels spelen daarin een belangrijke rol. Dat maakt per stadsdeel een eigen ontwikkelingsperspectief voor de duurzame invulling van de 5
gemeentelijke watertaken wenselijk. In de komende jaren formuleren we deze ontwikkelingsperspectieven, waarbij we rekening houden met sociaal-geografische, stedenbouwkundige en klimatologische ontwikkelingen.
> De aanleg van riolering heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan verbetering van de volksgezondheid. De aanwezigheid van goed functionerende riolering is nog onverminderd van belang voor onze gezondheid. Wanneer er onverhoopt eens enige tijd water op straat blijft staan ervaren mensen dat vaak als onverwachte waterpret. Helaas zijn er nog steeds gezondheidsrisico's verbonden aan contact met afvalwater en -in veel mindere mate- contact met afstromend regenwater. Bij goed ontworpen en goed functionerende voorzieningen blijven de gezondheidsrisico's beperkt. Door veranderingen in het neerslagpatroon kunnen de gezondheidsrisico's de komende decennia toenemen. Om dat te voorkomen nemen we de komende jaren gezondheidsrisico's bewust mee bij ontwerp en beheer van riolering en (andere) regenwatervoorzieningen. Daarnaast besteden we in onze voorlichting en communicatie aandacht aan gezondheidsaspecten van water en wateroverlast.
Grondwater: > Dankzij de toename van het gescheiden inzamelen en verwerken van afvalwater en afstromend regenwater kan een steeds groter deel van de neerslag in de bodem wegzakken via infiltratievoorzieningen. In de Nijmeegse bodem bevinden zich (helaas) nog bodem- en grondwaterverontreinigingen. Deze verontreinigingen proberen we actief te beheren. Infiltratie van regenwater in de bodem kan, afhankelijk van de locatie en de hoeveelheid, invloed hebben op het beheer van bodem- en grondwaterverontreinigingen. We streven daarom naar efficiënte afstemming van keuzes rondom regenwaterinfiltratie en bodembeheer.
> In Heumensoord wordt door drinkwaterbedrijf Vitens drinkwater gewonnen uit de diepere bodem. De kwaliteit van het gewonnen drinkwater wordt mede beïnvloed door activiteiten in het stedelijk gebied van Nijmegen. Een deel van Nijmegen valt binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Daar zijn de mogelijkheden tot het infiltreren van afstromend regenwater beperkt en de eisen die gesteld moeten worden aan de waterdichtheid van riolen zijn er extra hoog. We streven er naar om de invloed van het stedelijk gebied op de drinkwaterkwaliteit van Heumensoord effectief te beperken door de criteria die we hanteren voor vernieuwing van riolen binnen grondwaterbeschermingsgebied aan te passen aan de omstandigheden.
> Op basis van onderzoek hebben we de afgelopen jaren kunnen constateren dat er in Nijmegen nauwelijks sprake is van structurele grondwateroverlast in de zin van de wettelijke gemeentelijke grondwatertaak. De invulling van de gemeentelijke grondwatertaak kan daarom beperkt blijven tot het monitoren van de situatie en het verstrekken van informatie en voorlichting daarover (loketfunctie). Hoogwater op de Waal, de Maas en in het Maas-Waalkanaal kunnen wel gedurende relatief korte perioden leiden tot grondwateroverlast. Het treffen van maatregelen om deze grondwateroverlast te voorkomen of beperken behoort niet tot de gemeentelijke grondwatertaak zoals die geformuleerd is in de Waterwet.
Oppervlaktewater: > Het beheer van oppervlaktewater is primair een wettelijke taak van het waterschap. Tegelijkertijd is goed oppervlaktewaterbeheer van groot belang voor het voorkomen van wateroverlast en het opvangen van 6
klimaateffecten. Met name in Dukenburg en Lindenholt, waar gescheiden rioolstelsels gebruikt worden waarvan de regenwaterriolen rechtstreeks gekoppeld zijn aan het oppervlaktewater, is de verwerking van afstromend regenwater niet los te zien van het oppervlaktewaterbeheer. Wij beschouwen de oppervlaktewateren als onderdeel van het openbaar regenwaterstelsel. Op basis daarvan dragen wij bij aan de invulling aan het oppervlaktewaterbeheer, uiteraard in nauwe afstemming met het waterschap.
> De samenstelling en kwaliteit van het oppervlaktewater wordt mede bepaald door de hoeveelheid en samenstelling van het (afval)water dat er vanuit de openbare ruimte op geloosd wordt. Lozingen vinden plaats via riooloverstorten, regenwateruitlaten, directe afstroming van de oevers in sommige gevallen via de bodem. De wettelijke watertaken van gemeente en waterschap beïnvloeden elkaar op dit punt rechtstreeks. Goede waterkwaliteit draagt bij aan de kwaliteit van het openbaar gebied, aan de positieve beleving ervan en aan de leefomgevingskwaliteit. Wij streven hierbij naar nauwe afstemming met het waterschap en naar het op doelmatige wijze waarborgen van goede kwaliteit van het oppervlaktewater. Een goede balans tussen maatschappelijke kosten en baten staat daarbij centraal.
Waterveiligheid: > Hoogwaterbescherming is een wettelijke taak van Rijkswaterstaat samen met de waterschappen en de provincie. Zij zijn samen verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de grote rivieren en de aanliggende dijken en kunstmatige waterkeringen, zoals wij die kennen op de Waalkade. De gemeente heeft daarin vooral een operationele taak (bijvoorbeeld bij het afsluiten van de Waalkade bij dreigend hoogwater). Wel heeft de gemeente een taak als het gaat om planologische bescherming van de hoogwaterkeringen in de bestemmingsplannen. Voorheen was de hoogwaterbescherming geënt op het tegengaan van een dijkdoorbraak. Sinds het Deltaprogramma van de afgelopen 5 jaar wordt er nu gekeken naar de gevolgen van een dijkdoorbraak en worden de toekomstige normen voor de dijken geënt op de overstromingsrisico’s (kans maal gevolg). Daardoor wordt er ook gekeken of er naast sterke dijken ook mogelijkheden zijn om via ruimtelijke ordening –bijvoorbeeld met waterrobuuste bebouwing- en betere evacuatieroutes de risico’s te verkleinen. Dit noemen we “Meerlaagse Veiligheid”. In de regioprocessen, geleid door de provincie, is voor de gemeenten langs de Waal gekozen voor een dubbele toekomststrategie: sterke dijken waar dit moet en ruimte geven aan de rivier, waar dit kan. De dijkteruglegging Veur-Lent is hier een voorbeeld van. Binnen het concept Waalweelde werkt Nijmegen verder aan deze strategie. Met name voor de Waalfront ontwikkeling zal de komende planperiode bepaald moeten worden wat er met de toekomstige versterking van de waterkering moet worden gedaan.
Samenwerking: > Mede naar aanleiding van afspraken in het Bestuursakkoord Water (2011) participeren wij in regionale samenwerking in de (afval)waterketen 'Regio Nijmegen' en stemmen wij waar zinvol af met regio 'Rijn 6'. Deze regionale samenwerking streeft naar verminderen van personele kwetsbaarheid, vergroten van de kwaliteit van de taakuitoefening (professionaliteit) en beperken van kosten(stijging). Wij streven er naar om ons binnen deze samenwerkingen op te stellen als "goede buur". Dat betekent dat we het gezamenlijke belang centraal stellen. Naar ons idee speelt het opbouwen en uitwisselen van kennis een centrale rol in de regionale samenwerking in de (afval)waterketen. Daarnaast beschouwen wij de zuiveringskringen als meest logische technische eenheid voor gezamenlijke activiteiten. 7
> Door middel van afspraken in een "afvalwaterakkoord" geven wij met het waterschap sinds 2011 invulling aan onze wettelijke opdracht om het systeem van riolering en afvalwaterzuivering gezamenlijk te beheren als ware het één systeem. Wij beschouwen het afvalwaterakkoord als een nuttig instrument om het gezamenlijk beheer van de afvalwaterketen vorm mee te geven. We streven er naar om dit instrument in te zetten per volledige zuiveringskring, omdat we de zuiveringskring beschouwen als één systeem in de zin van de wettelijke opdracht. Daarmee krijgt het afvalwaterakkoord een meer regionaal karakter. Op termijn sluiten wij verbreding tot de hele waterketen, dus inclusief drinkwaterwinning en -distributie, niet uit.
2.2 Beleidsvorming
Waterbeleid vormt een belangrijke bouwsteen voor de duurzame ontwikkeling van Nijmegen. Gewenste en noodzakelijke duurzame ontwikkelingen, zoals het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater én het aanpassen van de stad aan extreme neerslag en langdurige droogte, kunnen grote invloed gaan uitoefenen op de inrichting van onze infrastructuur voor de gemeentelijke watertaken. We richten ons waterbeleid op het anticiperen op dergelijke ontwikkelingen en het faciliteren van gewenste transities. Dat vergt doelgerichte visie- en planvorming, onderzoek naar de (on)mogelijkheden van het (afval)waterbeheer in onze stad én kennis van het functioneren van de stelsels en systemen voor de uitoefening van onze watertaken als onderdeel van de duurzame stedelijke ontwikkeling. De verdere ontwikkeling van duurzaam waterbeleid kan alleen succesvol zijn in dialoog met de stad, via communicatie en voorlichting. Visievorming, onderzoek, monitoring en communicatie-voorlichting bieden kansen voor regionale aanpak. In de verdere ontwikkeling van duurzaam waterbeleid is -naast extreme neerslag, droogte en terugwinnen van energie en grondstoffen- ook aandacht voor gezondheid, gebruik van de infrastructuur en voorzieningen, de werking van systemen en stelsels én technische ontwikkelingen van bijvoorbeeld meettechnieken.
2.3 Doelmatig beheer van voorzieningen en infrastructuur voor onze watertaken
Aanleg: > Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur en voorzieningen voor onze watertaken is het duurzaam ontwikkelingsperspectief van de stad bepalend voor keuzes over toe te passen systemen en stelsels. Dit samen met een kosten-baten analyse over de volledige levensduur van de aan te leggen infrastructuur en voorzieningen. > We bekostigen de aanleg van nieuwe infrastructuur en voorzieningen voor onze watertaken in principe uit de exploitatie van de betreffende nieuw te ontwikkelen gebieden. Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is in het verleden een afwijkende wijze bekostiging afgesproken. Deze afwijkende afspraken worden niet toegepast bij volgende nieuw te ontwikkelen gebieden.
Reinigen, inspecteren en repareren: > We verwachten in de komende decennia verdere ontwikkeling van technieken voor reinigen, inspecteren en repareren van riolen en andere onderdelen van onze infrastructuur voor de watertaken. Dat zal naar verwachting bijdragen aan verlenging van de technische levensduur van de riolering en regenwatervoorzieningen. 8
> Een goed beeld van de toestand en de veroudering van de riolering is essentieel voor het kunnen toepassen van Asset Management (risicogestuurd en prestatiegericht rioleringsbeheer op basis van levensduurkosten). We blijven daarom inzetten op inspectie en beoordeling van de riolering, met als doel om aan het einde van de planperiode ten minste de helft van alle riolen voor een tweede keer geïnspecteerd en beoordeeld te hebben. Naar mate een groter deel van de riolen twee keer (of meer) geïnspecteerd is neemt de betrouwbaarheid van onze indicator "gelijkblijvende restlevensduur" ook toe. > We achten het denkbaar dat in de komende planperiode zal blijken dat regionale aanpak van bepaalde beheeractiviteiten, bijvoorbeeld gegevensbeheer of rioolinspectie, significante voordelen biedt. In voorkomende gevallen werken wij mee aan een passende gezamenlijke aanpak in regionaal verband.
Vernieuwen, vervangen en verbeteren: > Wanneer riolen het einde van hun technische levensduur bereiken moeten ze meestal vernieuwd worden. Dat kan door de rioolbuizen simpelweg te vervangen door nieuwe, maar steeds vaker kan dat ook door de buizen van binnenuit te renoveren. Technieken voor het renoveren van riolen worden inmiddels breed toegepast en worden ook nog steeds verbeterd. We verwachten daarom geleidelijk een verdere verschuiving van rioolvervanging naar ontgravingsvrij vernieuwingsmethodes, waarbij de buizen van binnenuit vernieuwd worden. Tot op heden beperken de huisaansluitleidingen en kolkaansluitleidingen de (doelmatige) toepassingsmogelijkheden van dergelijke technieken. > Voor het bepalen van de juiste maatregel voor rioolvernieuwing maken we gebruik van een afwegingskader. Door het afwegingskader aan te passen aan specifieke omstandigheden in verschillende delen van de stad verwachten wij een verdere optimalisatie van de rioolvernieuwing te kunnen realiseren zonder dat de risico's toenemen. Voorwaarde hiervoor is wel dat we goede kennis hebben van de toestand en het functioneren van de riolering. > Met ingang van 2014 voldoen we met duurzame maatregelen aan de eisen voor de vuiluitworp vanuit de riolering in stedelijk gebied. Dat is mede bereikt door verbetermaatregelen aan onze riolering. We blijven het functioneren van onze infrastructuur en voorzieningen voor de gemeentelijke watertaken monitoren en toetsen aan de doelen voor de gemeentelijke watertaken (beschermen gezondheid, bijdragen aan leefbare woonomgeving, beschermen milieu). Bijvoorbeeld voor het opvangen van de effecten van klimaatverandering en voor het verduurzamen van de waterketen zullen verbetermaatregelen aan de infrastructuur en voorzieningen voor onze watertaken nodig blijven. In de komende planperiode verwachten we nog geen grootschalige transities en daarom ook nog geen grootschalige inzet van verbetermaatregelen.
9
3 Proces en planning, inspraak en besluitvorming 3.1 Tijdpad
Het beoogde tijdpad voor het opstellen en vaststellen van het nieuwe GRP is als volgt: - start & projectplan: december 2014 (ambtelijk afgerond) - startnotitie + beleidskeuzes: juni 2015 (consultatie gemeenteraad) - ontwerp GRP 2017-2023: oktober/november 2015 (vaststelling door College) - adviesronde en inspraak: november 2015 t/m januari 2016 - definitief GRP 2017-2023: februari t/m juni 2016 (vaststelling door gemeenteraad in juni 2016) Actuele planning opstellen GRP Nijmegen 2017 e.v. versie 9 juni 2015
2014 2015 sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul
2016 aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul
aug sep okt nov dec
Stap 1: Start, projectplan opstellen projectplan vaststellen projectplan (ambtelijk) Stap 2: Evaluatie en Verkenning evaluatie (obv tussenevaluatie 2013) verkenning omgeving intern verkenning omgeving extern Stap 3: Startnotitie ambities + beleidskeuzes kaders (wet + evaluatie) vaststellen startnotitie (College + consultatie Raad) Stap 4: Ontwerp GRP 2017 e.v. opstellen (concept + ontwerp GRP) afstemmen intern afstemmen extern (+ participatie) vaststellen Ontwerp GRP (College) Stap 5: Adviesronde Waterschap, Provincie, RWS inspraak (+ nota) Stap 6: Besluitvorming definitief GRP opstellen vaststelling (College + Gemeenteraad) publicatie Stap 7: Operationalisering begroting 2017 opstellen jaarprogramma's
3.2 Tussenproducten
Concrete tussenproducten op weg naar het definitieve GRP 2017-2023 zijn: - deze startnotitie - het ontwerp GRP - het definitieve GRP
Deze startnotitie maakt gebruik van de (tussentijdse) evaluatie van het huidige GRP en van een interne en externe verkenning van belangen, ambities, beleid en kaders. Met behulp van de resultaten van de consultatie van de raad stellen we het ontwerp GRP 2017-2023 op. Eerst als conceptversie, die wordt gebruikt voor interne en externe afstemming met andere beleidsvelden en diverse belangen (participatie), vervolgens als ontwerpversie die door het wordt vastgesteld. Het ontwerp GRP 2017-2023 wordt gebruikt voor de formele consultatie van Gedeputeerde Staten, Waterschap Rivierenland en Rijkswaterstaat én voor de inspraak. De reacties van de consultatie en de inspraak worden verwoord in een inspraaknota en daarna 10
gebruikt om de definitieve versie van het GRP 2017-2023 op te stellen. Deze wordt door het college ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na vaststelling van het, eventueel gewijzigde, GRP 20172023 door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit gepubliceerd in één of meer lokale dagbladen.
11