College V: §V.1.
Vreedzame co-existentie: 1953-1961
Nieuwe politiek onder president Dwight D. Eisenhower
In 1953 volgde Dwight D. Eisenhower president Truman op. Zijn politiek was gebaseerd op een tweetal sporen: allereerst was zijn intentie het communisme actiever en effectiever te bestrijden. De bedoeling was de Sovjet-Unie te verzwakken en die te laten terugtrekken uit Europa. Mocht dat niet slagen dan moest er met een machtige Sovjet-Unie onderhandeld worden over ontwapening en containment toe gepast worden. Het tweede spoor was dat Eisenhouwer de militaire uitgaven van de Verenigde Staten fors wilde verkleinen. De Koreaanse oorlog had voor een stevig overheidstekort gezorgd en dat was volgens de republikein Eisenhower geen verstandige economische politiek. Eisenhouwer kon een dergelijk spoor volgen omdat de Verenigde Staten tot 1966 niet hoefde te vrezen voor het eigen territorium, bovendien hadden de Verenigde Staten een enorme nucleaire superioriteit. Eisenhower kromp de Amerikaanse landmacht in van 1.5 miljoen manschappen naar 856.000, maar versterkte tegelijkertijd de luchtmacht met langeafstandsbommenwerpers (B52). De nucleaire afschrikking van de Verenigde Staten werd een hoeksteen van Eisenhowers beleid: in 1960 zouden de Verenigde Staten beschikken over 18.000 kernwapens (in 1953 beschikten de VS over slechts 1000 kernwapens). Dankzij het nucleaire overwicht werd van de Sovjets niet verwacht dat zij hun conventionele overwicht zouden gaan inzetten in Europa. De militaire uitgaven van de Verenigde Staten daalden van 12,8% in 1954 van het BNP naar 9,1% in 1961. Eisenhower plande ook een verregaande herbewapening van West-Duitsland en wilde dat land zelfs van nucleaire wapens voorzien, hetgeen door zowel Frankrijk als Groot-Brittannië werd tegengehouden. Het propagandawapen werd door Eisenhower veelvuldig ingezet: onder andere via Radio Free Europe, The Voice of America en Radio Liberty, werd aan inwoners van communistische landen gepropageerd dat de Verenigde staten hun zouden bevrijden en dat dat de belangrijkste taak van de Verenigde Staten zou zijn. Dit alles hield verband met het werk van Eisenhowers minister van Buitenlandse zaken John Foster Dulles. Hij baseerde zich op de roll-back theorie: het communisme moest uit Oost-Europa en China worden verdrongen. Daartoe moest elke oppositiebeweging worden gesteund, maar dit mocht niet leiden tot een oorlog. In december 1953 werd de roll-backpolitiek echter teruggedraaid en hield men het op containment, want het zou toch een zaak van lange adem worden. Met name Eisenhower vreesde vooral de Sovjet-uitbreiding door middel van communistische partijen, propaganda en subversief werken. Met name in de derde wereld was dat een probleem: de Verenigde Staten en het Westen waren afhankelijk van grondstoffenleveranties uit derdewereldlanden. Uitbreiding van het communisme moest door de VS worden voorkomen. Dit is wat de dominotheorie wordt genoemd: indien een derdewereldland voor het communisme zou vallen, zouden de anderen dat als dominostenen ook doen. Dit buitenlandse beleid kwam natuurlijk tot stand binnen de anti-communistische context in de Verenigde Staten begin jaren ’50 (McCarthyisme), het was vooral het beleid van Eisenhower dat door Dulles werd uitgevoerd. Overigens was Eisenhower zich terdege bewust van de kwetsbaarheid van zijn eigen politiek, dat illustreert zijn afscheidsrede met daarin een waarschuwing tegen het Amerikaanse militair-industriële-congressionele complex.
§V.2.
De Sovjet-Unie na Stalins dood
De directe kring van machthebbers rondom Stalin hadden reeds voor zijn dood in 1953 besloten na Stalins dood samen te gaan regeren. Georgi Malenkov werd secretaris-generaal van de partij en voorzitter van de ministerraad, Vjatsjeslav Molotov bleef minister van Buitenlandse zaken en Lavrenti Beria bleef minister van Binnenlandse zaken (met zeggenschap over het veiligheidsapparaat). Deze opvolgers wilden de internationale spanningen verminderen en poogden de interne terreur in de Sovjet-Unie te verminderen (in een poging hun eigen handen in onschuld te wassen?). Malenkov liet zich in augustus 1953 ontvallen dat er
43/104
geen redenen waren voor een oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie; de Sovjet-Unie streefde vanaf heden vreedzame co-existentie na. In augustus 1953 liet de SovjetUnie een waterstofbom tot ontploffing brengen, in maart 1954 volgde een nog krachtigere waterstofbom. Hierbij verklaarde Malenkov dat een kernoorlog nu ondenkbaar was, want dit zou het einde van de beschaving betekenen (het principe van Mutualy Assured Destruction). Echter, zo ver was het nog altijd niet: de Sovjet-Unie beschikte nog niet over de middelen dergelijke bommen op een doel tot ontploffing te brengen. Het triumviraat maakte een einde aan sommige excessen van Stalins beleid. Hierbij hoorde ook een nieuwe politiek voor de satellietlanden. Mede aangezet door stakingen in Bulgarije en Roemenië en een oproer in het Tsjechische Plzeň kwam het drietal tot de conclusie dat satellietlanden enkel binnen de Sovjet-invloedssfeer konden blijven door een beperkte democratisering en liberalisering. Aldus kregen communisten in de satellietlanden de opdracht een stap terug te zetten (waaronder in Hongarije, waar de Sovjets toelieten dat de hervormingsgezinde Imre Nagy premier werd in juni 1953).
§V.3.
Oproer in de DDR
Het triumviraat in Moskou, had samen met de andere leden van het presidium (waaronder Nikita Chroesjtsjov) van de opperste sovjet, weinig vertrouwen in de DDR. Zij dachten dat deze staat nooit zou slagen en waren voorstander van een neutraal Duitsland onder controle van de oorlogsbondgenoten. Om daar zorg voor te dragen moest er in de DDR het nodige veranderen: collectivisatiepolitiek moest worden beëindigd en partijleider Walter Ulbricht moest worden afgezet. De DDR moest verder worden gedemocratiseerd én de vrije markt moest meer speelruimte krijgen in Duitsland. De Nieuwe politiek werd op 11 juni 1953 bekendgemaakt in partijkrant Neues Deutschland. De reactie van de burgers van de DDR hadden de Sovjet-leiders echter niet verwacht. Op 16 juni ontstond er onrust onder Berlijnse arbeiders (mn. bouwvakkers), want ondanks de aangekondigde hervormingen bleven de op 1 juni verhoogde productienormen van kracht. Zij staakten en demonstreerden voor de afschaffing van de verhoogde productienormen. Amerikaanse radiostations speelden hier op in. Het gevolg was dat de volgende dag het protest nog verder uit de hand liep niet alleen waren er massale stakingen en protesten in Berlijn, maar ook in andere steden in de DDR. De Sovjet-leiders besloten het niet langer aan te zien en namen het heft in eigen handen; het Rode leger werd ingezet om de situatie te ontzenuwen. De DDR zou in de Sovjet-invloedssfeer blijven. Ulbricht, wiens aftreden onderdeel uit maakte van de plannen, mocht zijn positie behouden. De Sovjet-Unie was bang dat zijn aftreden zou leiden tot een verdere protestbeweging in andere satellietstaten en de Sovjet-Unie zelf. Een van de gevolgen van de crisis in Berlijn is dat Lavrenti Beria het veld moest ruimen. Choersjtsjov en Malenkov spanden tegen hem samen en besloten dat Beria verantwoordelijk moest worden gehouden voor de oproer in de DDR. Op 26 juni 1953 werd hij gearresteerd en in december na een schijnproces ter dood veroordeeld. Ulbricht was de grote winnaar: de DDR werd na ongeveer de helft van de herstelbetalingen te hebben voldaan vrijgesteld van verdere betalingen. De Oost-Duitse communisten draaiden de aangekondigde hervormingen weer terug, alleen de verhoogde productienormen voor bouwvakkers werden afgeschaft. Als zoethoudertje werd de productie van consumptiegoederen in de DDR verhoogd, zodat het consumptieniveau voor gewone burgers hoger zou komen te liggen. De Sovjet-Unie erkende in 1954 de DDR als een volwaardige soevereine staat. Ook in andere satellietstaten werden de hervormingen teruggedraaid: in Hongarije werd premier Nagy zelfs gedwongen tot aftreden in april 1955.
§V.4. Chroesjtsjov aan de macht en de vorming van het Warschaupakt Nikita Chroestjov was ondertussen begonnen aan zijn eigen machtsgreep. Chroesjtsjov vreesde een kernoorlog en erkende het overwicht dat de Verenigde Staten hadden op militair
44/104
gebied, daarom moest het Sovjet-leger worden ingekrompen en moest de nadruk worden gelegd op zware industrie (om zodoende de achterstand in te lopen). Malenkov had echter niet verwacht dat Chroesjtsjov zich tegen hem zou keren. Ze stonden op internationaal politiek gebied immers hetzelfde voor. Economisch gezien echter niet: Malenkov wilde juist de landbouw hervormen en consumptiegoederen produceren. Chroesjtsov zweerde inmiddels samen met Molotov en Lazar Kaganovitsj en dwongen Malenkov af te treden als premier. Hij werd vervangen door Nikolaj Boelganin, die loyaal was aan Chroesjtsjov. De Sovjet-Unie en haar satellietstaten beschikten reeds over een geïntegreerd defensiesysteem. Maar de Duitse herbewapening was de aanleiding dit systeem te upgraden naar een volwaardig defensiepact zoals het NAVO-verdrag dat bood. Het Warschaupact zou net als de NAVO een geïntegreerde commandostructuur krijgen (uiteraard onder Sovjet-leiding). De oprichting van het Warschaupact was vooral een politiek signaal, want het West-Duitse leger was nog geen militaire realiteit. Bovendien kende het Warschaupact nog geen solide structuur. Pas vanaf 1960 kreeg het Warschaupact echte militaire betekenis. Belangrijk is het volgende: Zowel binnen de NAVO als het Warschaupact werd de elite van officieren, diplomaten en vertegenwoordigers van de militaire industrie steeds belangrijker. In beide kampen hadden deze elites de dreiging van de ander nodig om hun eigen macht te verantwoorden. De elites, zowel in Oost als in West, waren dus afhankelijk van elkaar. Onderdeel van Chroesjtsjovs nieuwe politiek was ook het aanhalen van de banden met zowel Tito als Mao. Het verleden werd onder een dunne laag zand weggeschoven en betrekkingen werden hartelijker. Onderdeel hiervan was dat het Kominform in 1956 werd opgeheven. Het Kominform was immers vooral gebruikt om het Titoïsme te bestrijden. De aangehaalde betrekkingen met Mao leidden ertoe dat de Sovjet-Unie China zou ondersteunen met de opbouw van zware industrie en een modern leger, ook bij nucleair onderzoek kwam er ondersteuning.
§V.5.
De conventie van Genève
Bij de ontspanningspogingen hoorde natuurlijk ook dat er gesprekken plaatsvonden om de spanningen te verminderen. Met name Eisenhouwer en Dulles waren niet genegen naar ontspanning te werken, alhoewel ze tijdens de gebeurtenissen in de DDR wel degelijk voorzichtig hadden geopereerd. Winston Churchill, in 1951 opnieuw premier geworden, stelde in 1953 voor een conferentie over wereldvrede te organiseren. Zowel de Amerikanen als West-Duitsers gingen daar niet op in; Dulles vreesde kritiek van senator McCarthy en Adenauer vreesde Duitse hereniging en neutralisering. Churchill was bevreesd door de vernietigingskracht van de waterstofbom en wilde een oorlog voorkomen; hij was bereid een neutraal Duitsland te aanvaarden in ruil voor vreedzame co-existentie. In Januari-Februari 1954 werd in Berlijn een conferentie over Duitsland georganiseerd, deze mislukte omdat de Sovjet-Unie vasthield aan een geneutraliseerd Duitsland en de Verenigde Staten en West-Duitsland daar niet aan wilden. Het betekende dat ook Churchill dit pad zou verlaten. Verdere onenigheid bestond er over China: de Britten waren bereid het communistische China te erkennen, de Verenigde Staten niet. Het enige waar overeenstemming werd bereikt is dat de Britten en Sovjets in Genève een conferentie zouden organiseren over Korea en Indochina. (In die laatste kolonie voerden de Fransen met Amerikaanse steun een koloniale oorlog tegen de Communistische Viethminbeweging). In Genève kwamen de Fransen met de Vietminh overeen de strijd te staken. Laos en Cambodja werden onafhankelijke neutrale staten, Vietnam werd op de 17e breedtegraad opgedeeld in een Communistisch noordelijk deel en een niet-communistisch zuidelijk deel. De Verenigde Staten en Zuid-Vietnam weigerden deze overeenkomst te ondertekenen.
45/104
De Sovjets toonden hun goede wil door het probleem van de bezetting van Oostenrijk op te lossen. De bezetting werd opgeheven in ruil voor de garantie dat Oostenrijk een neutrale staat zou zijn. De Amerikanen vreesden echter dat er met de Sovjets geen afspraken gemaakt konden worden over Europa, terwijl de Fransen en Britten absoluut aan de conferentie wilden deelnemen. Het mag dan geen verrassing zijn dat de conferentie mislukte. De Amerikanen en Sovjets praatten simpelweg langs elkaar heen: De Amerikanen wilden finlandisering van de satellietstaten, Chroesjtsjov wilde een nieuwe veiligheidsstructuur in Europa die de NAVO én het Warschaupact zouden vervangen. Daarbij behoorden troepenreducties en een einde aan kernproeven. De Amerikanen waren niet bereid hun overwicht op te geven. Als consequentie besloot Chroesjtsjov de DDR hertebewapenen. De conferentie mislukte, maar de winst was dat er in een ontspannen sfeer gezichtspunten werden uitgewisseld tussen de regeringsleiders in de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Sovjet-Unie. De psychologische barrières tussen de Sovjet-Unie en het Westen werden deels geslecht.
§V.6.
Destalinisatie
Chroesjtsjov liet een schokgolf door de communistische wereld heengaan: Op het twintigste partijcongres in 1956 hield hij een geheime rede waarin hij afstand nam van Stalin. (Mogelijk ook in een poging zijn eigen verleden, van collaboratie met Stalins misdaden te verdoezelen). Met name de persoonlijkheidscultus moest het ontgelden. Chroesjtsjov hield echter vast aan de onfeilbaarheid en de positie van de communistische partij. De reden voor Chroesjtsjovs toespraak was dat het een middel was om rivalen binnen de Sovjet-machtsstructuur uit te schakelen (Molotov, Kaganovitsj en Malenkov). Molotov werd in juni 1957 ontslagen als minister van Buitenlandse zaken. In 1958 nam Chroesjtsjov ook de leiding van de Regering op zich. Hij zou zijn macht blijven vergroten en stelde zich tot doel de levensstandaard in de Sovjet-Unie te verhogen, de productie te verhogen en militaire uitgaven te laten dalen. Chroesjtsjovs politiek had een grote invloed op de Sovjet-Unie, maar ook op de satellietstaten waar Stalinistische leiders nog sterk in het zadel zaten. In Polen leidde de geheime rede van Stalin tot grote onrust. In juni 1956 demonstreerden arbeiders in Poznań voor loonsverhogingen. De demonstraties liepen uit de hand en de eisen werden steeds hoger: vrije verkiezingen, een einde aan het communisme en het vertrek van de Sovjet-troepen. De opstand werd door het leger met geweld beëindigd, maar dit maakte de volkswoede enkel groter. De situatie werd tot bedaren gebracht door Władysław Gomułka, die tijdens Stalinistische zuiveringen het veld had moeten ruimen, te herstellen als Poolse communistische leider. Gomułka wilde zich ontdoen van de Poolse minister van defensie Rokossovski. Dit leidde tot een confrontatie: Chroesjtsjov liet het Sovjet-leger oprukken naar Warschau, terwijl Gomułka kon rekenen op de trouw van de Poolse interne veiligheidsdiensten. De confrontatie werd ontzenuwd door een bezoek van Chroesjtsjov aan Warschau: Gomułka beloofde dat Polen strikt communistisch zou blijven en lid van het Warschaupact. Onder die voorwaarden werd Polen intern verder met rust gelaten. Rokossovski en andere Sovjetgeneraals verdwenen uit Polen, hoewel het Rode leger in Polen gestationeerd mocht blijven. In Hongarije liepen zaken echter anders. De situatie in Polen had in Hongarije grote invloed op de politieke opinie. Geïnspireerd door Polen en de geheime rede van Chroesjtsjov gingen Hongaarse burgers onder aanvoering van studenten op 23 oktober 1956 de straat op en wierpen het Stalinbeeld in Boedapest omver. Een van de eisen was het vertrek van de gehate communistische partijleiders Ernő Gerő en Mátyás Rákosi en het herstel van Imre Nagy als premier. Partijleider Gerő vroeg de Sovjets om militaire bijstand. Het Hongaarse centrale comité benoemde uit wanhoop Nagy tot premier van Hongarije. Op 24 oktober rolden Sovjet-tanks Hongarije en de hoofdstad Boedapest binnen. De situatie veranderde in een revolu-
46/104
tionaire oproer. In een poging het tij te keren werd partijleider Gerő door een sovjetdelegatie vervangen door János Kádár, die zelf tijdens het Stalinisme was vervolgd. Hongaarse revolutionairen en Sovjet-troepen vochten in de straten van Boedapest. Ook sommige eenheden van het Hongaarse leger schaarden zich aan de kant van de demonstranten. Nagy vormde een nieuwe regering waarin ook niet-communisten deelnamen en erkende communistische misdaden uit het verleden. Nagy wilde op grond van gelijkheid met de Sovjet-Unie onderhandelen over de terugtrekking van de Sovjet troepen. De nieuwe regering werd door de vrijheidsstrijders, zoals de Hongaarse revolutionairen zichzelf noemden, erkend en de Sovjet-Unie stemde in met een wapenstilstand en gingen akkoord onderhandelingen te beginnen. Hierna schaarde Nagy zich achter de revolutionairen: hij ontbond de geheime politie en verkondigde dat democratisering van Hongarije noodzakelijk was. Moskou was bereid geweest een ‘Poolse’ oplossing te accepteren: Hongarije zou dan soeverein zijn zolang het communistisch bleef en het Warschaupact niet zou verlaten. De Sovjet-Unie beval de Sovjet-troepen zich terug te trekken uit Hongarije. Nagy werd door revolutionairen onder druk gezet Hongarije terug te trekken uit het Warschaupact; Hongarije zou een neutraal land worden. In de Sovjet-Unie werd daarom op 31 oktober besloten tot een volledige invasie van Hongarije. Bij deze beslissing speelden ook bredere internationale verwikkelingen een rol: de Amerikanen en Britten hadden aangegeven Hongarije niet militair te steunen, op 31 oktober waren Britse en Franse troepen Egypte binnen gevallen (Suez-crisis). De kapitalisten waren dus aan het oprukken en er moest in Hongarije orde op zaken gesteld worden. De Amerikanen en Britten reageerden vooral niet op de invasie van Hongarije die op 4 november begon. (De Amerikaanse propaganda was dus volkomen ongeloofwaardig) De Sovjets installeerden in Boedapest een nieuw regime van János Kádár dat aanvankelijk zeer repressief was, maar al snel een van de meest liberale regimes in het communistische blok zou worden. Imre Nagy en andere leiders van de revolutie in Hongarije werden in het geheim ter dood veroordeeld. De crisis in Hongarije had in de Sovjet-Unie het nodige teweeg gebracht: de spanningen tussen Stalinisten en Chroesjtsjov kwamen op scherp te staan. Op 18 juni 1957 ondernamen Malenkov en Boelganin een machtsgreep: Chroesjtsjov werd tot aftreden gedwongen. Met steun van maarschalk Zjoekov kon Chroesjtsjov echter zijn positie behouden. Tegenstanders en mogelijke tegenstrevers zoals Zjoekov moesten het veld ruimen. Chroesjtsjov liet zich in maart 1958 ook tot premier benoemen en verkeerde op het toppunt van zijn macht en geloofde oprecht dat de Sovjet-Unie de Verenigde Staten snel voorbij zou streven in levensstandaard en in bewapening.
§V.7.
Nieuwe Chinese verwikkelingen
De verstandhouding tussen de Chinezen en Sovjets werd ondertussen steeds moeizamer. Allereerst waren er ideologische verschillen: Chroesjtsjov benadrukte de productie van consumptiegoederen, terwijl Mao vast hield aan de orthodoxe opbouw van zware industrie. Maar er was meer: Mao zag de Sovjet-Unie als de onbetwiste leider van de communistische wereld, maar de Sovjet-Unie moest wel met andere communistische staten samenwerken en overleggen. De toespraak van Chroesjtsjov op het twintigste partijcongres kwam voor Mao onverwacht en hij vreesde de invloed ervan op de communistische wereld (en zag in Polen en Hongarije zijn gelijk). Desondanks beloofde Chroesjtsjov Mao in 1957 een prototype voor een kernbom te leveren. De breuk werd in november 1957 steeds zichtbaarder: op het internationale congres van communistische partijen keerden de Chinezen zich tegen de politiek van vreedzame coexistentie. Mao had voor binnenlands gebruik een extern vijandsbeeld nodig om zijn autoritaire hand te kunnen rechtvaardigen. Dit maakte dat de Sovjets minder bereid het Chinese nucleaire programma te steunen (zou China soms een nucleaire confrontatie willen). De ver-
47/104
houdingen werden steeds slechter: China verbood Sovjet-schepen nog langer Chinese havens aan te doen en ondernam meerdere pogingen de Kwomintang uit Taiwan te verdrijven. Dit bracht de Verenigde Staten en China bijna op voet van oorlog. Eisenhower wilde echter niet op het Chinese vasteland met China vechten, want dan zou de Sovjet-Unie zich in het conflict kunnen mengen. Chroesjtsjov had aan de Verenigde Staten laten weten dat dat inderdaad het geval zou zijn. De twee eilanden waar het conflict om draaide: Matsu en Qumoi werden voortaan dagelijks beschoten met propagandamateriaal. Mao had echter ook door dat Chroesjtsjov geen oorlog met de Verenigde Staten wilde, dus de verwijdering tussen China en de Sovjet-Unie werd alleen maar groter. De Amerikanen steunden Taiwan in militair opzicht en gokten dat Chroesjtsjov de Chinezen nooit in dezelfde mate zouden steunen. Chroesjtsjov liet China in 1959 weten dat China niet langer hoefde te rekenen op een prototype van een atoombom. Chroesjtsjov vreesde dat China dit wapen zeer lichtvaardig zou hateren. In 1959 was er ook een grensconflict uitgebroken tussen China en India, en de SovjetUnie steunde daarin India met wapenleveranties. In 1960 trok de Sovjet-Unie alle sovjetraadgevers en technici terug uit China. Het conflict mondde uit tot een schisma in de communistische wereld, want China had Albanië in zijn kamp weten te krijgen.
§V.8.
Dekolonisatie als probleem in de Koude Oorlog
De Verenigde Staten zaten in een lastig parket: enerzijds begrepen zij het streven naar vrijheid van Europese koloniën maar al te goed, anderzijds snapten zij de wens van de koloniën om niet gebonden te zijn in de Koude Oorlog niet. Vanuit de dominotheorie geredeneerd is het dan ook volstrekt logisch dat de Verenigde Staten poogden regimes in de derde wereld met clandestiene middelen omver te werpen en zo vriendschappelijk georiënteerde regimes te installeren, zoals in Iran waar met steun van de CIA het links-nationalistische regime van premier Mohammed Mossadeq omver werd geworpen en het regime van Sjah Mohammed Reza Pahlevi werd gesteund en de omverwerping van de democratisch verkozen, maar linkse regering van Jacobo Arbenz Guzmán in Guatemala. §V.8.1. Het Midden-Oosten als strijdtoneel van de Koude Oorlog De dekolonisatie van de Arabische wereld ging gepaard met groeiend nationalisme. Een ontwikkeling die door de Sovjet-Unie werd toegejuicht, want alleen al het feit dat landen zich losmaakten van hun voormalige kapitalistische overheersers was winst voor de Sovjet-Unie. Dit moest uiteraard wel leiden tot spanningen tussen de Verenigde Staten (als leider van het Westen), Groot-Brittannië en Frankrijk (als voormalige koloniale grootmachten) en de Sovjet-Unie. Een bekend voorbeeld hiervan is de Suez-crisis (1956). Aan deze crisis ging een machtsgreep in Egypte vooraf: militair Gamal Abdel Nasser zette in 1952 de westersgezinde koning Faroek af. Aanvankelijk steunden de Amerikanen zijn regime met als hoop dat Nasser een rol kon spelen in verzoening tussen de Arabische wereld en de staat Israël (uitgeroepen in 1948). Nasser had met Amerikaanse steun de Britten zo ver gekregen dat zij hun troepen uit Egypte zouden gaan terugtrekken. Het ging echter mis toen de Verenigde Staten Nasser onder druk zetten zich aan te sluiten bij het zgn. Bagdadpact. Een anti-Sovjet bondgenootschap waarvan Groot-Brittannië, Iran, Turkije en Pakistan deel van uitmaakten. Het was een manier van Groot-Brittannië vast te houden aan hun inmiddels verloren status als grootmacht. Nasser legde dit echter naast zich neer en sloot zich in 1955 aan bij de antikolonialistische conferentie die in Bandoeng (Indonesië) werd gehouden. Nasser zou samen met Soekarno en Nehru een voorstander worden van ongebondenheid. De Verenigde Staten weigerden vervolgens om Nasser wapens te leveren die gebruikt konden worden tegen Israël. Nasser kocht daarom via Tsjechoslowakije Sovjetwapens (waaronder jachtvliegtuigen en bommenwerpers) uit de Sovjet-Unie. Ook erkende Nasser de Volksrepubliek China in ruil voor wapenleveranties. Voor de Verenigde Staten en Britten was het dui-
48/104
delijk dat Egypte afdreef naar de Sovjet-invloedssfeer en zij zegden hun steun aan de bouw aan de Assoeandam stop. Als reactie daarop nationaliseerde Nasser het Suezkanaal (hetgeen Britse en Franse financiele belangen schaadde; het kanaal was met Brits en Frans geld gefinancierd). Wat volgde was een laatste poging van Groot-Brittannië en Frankrijk om zich als grootmachten te laten gelden. De beide landen spanden in het geheim samen met Israël en betrokken de Verenigde Staten niet bij hun plannen. Eisenhower was namelijk tegen een interventie, enerzijds vanuit anti-imperialistisch Amerikaans denken, anderzijds omdat hij in 1956 herkozen wilde worden als ‘vredespresident’; een oorlog zou hem in dat imago schaden. Er werd afgesproken dat Israël de Sinaï-woestijn zou binnentrekken, de Fransen en Britten zouden vervolgens eisen dat de Suez-kanaalzone door zowel Egypte als Israël zou worden verlaten. Israël zou dat weigeren en vervolgens lag de weg voor een Brits-Franse interventie open. Nasser had het kanaal onbruikbaar laten maken door er schepen in te laten zinken, waardoor er olieschaarste ontstond in het westen. De Sovjets kozen de kant van Nasser. Chroesjtsjov dreigde zelfs Israël, Frankrijk en GrootBrittannië te bestoken met kernraketten (waarover Chroesjtsjov nog geen beschikking had). Eisenhower was verontwaardigd dat hij nergens in gekend was en keurde het optreden van zijn bondgenoten geheel af en oefende druk op hen uit. Groot-Brittannië en Frankrijk moesten toegeven, zij zouden nooit het hele kanaal in handen krijgen. Israël was min of meer de lachende derde in deze situatie: het nieuw bewapende Egyptische leger was vernietigd. De Suez-crisis was het begin van nieuwe Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten, dat voor de VS zeer belangrijk was. 90% van alle olieleveranties aan West-Europa kwamen uit het gebied en 70% daarvan werd geleverd en gewonnen door Amerikaanse bedrijven. Het Midden-Oosten moest tegen het oprukkende communisme worden beschermd. Eisenhower zag daarbij geen verschil tussen Arabisch nationalisme en communisme. Nasser werd de voorman van het Arabische nationalisme en leider van een Verenigde Arabische Republiek (Egypte, Syrië), die deel uitmaakte van een Verenigde Arabische Staten (confederatie met Jemen). De CIA zou er alles aan doen Arabisch nationalisme verder in te dammen. De Amerikanen vreesden dat Libanon en Jordanië ook tot de Sovjetinvloedssfeer zouden behoren en steunden de regimes daar met militaire middelen. Eind oktober 1958 trokken de Britse en Amerikaanse troepen zich terug zonder aanwijzingen voor Sovjet-invloed te vinden. De Britten raakten tamelijk gedesillusioneerd: ze voelden zich overvleugeld door de Amerikanen en konden geen aanspraak maken op imperiale status.
§V.9.
Vietnam
We hebben gezien hoe tijdens de conferentie van Genève Vietnam werd opgedeeld in een communistisch noorden en een kapitalistisch zuiden. Mao en Stalin streefden hier een Korea-oplossing na. China had zelfs belang bij een verdeeld Vietnam, dat gaf China de mogelijkheid om Laos en Cambodja tot de eigen invloedssfeer te houden. De nationalistische bevrijdingsbeweging Vietminh, die steeds meer door de communisten werd gedomineerd had de controle over het noorden. Onder Truman was besloten de Fransen bij te staan in hun strijd tegen het communisme. Onder Eisenhower werd die politiek voortgezet in het kader van de dominotheorie. ZuidVietnam moest worden opgebouwd tot anticommunistische staat. Op aandringen van de Verenigde Staten werd de Katholieke Ngô Đình Diệm benoemd tot premier. Frankrijk trok zich in de herfst van 1954 terug uit Vietnam (na in mei 1954 de slag om Điện Biên Phủ verloren te hebben). De Fransen vreesden dat hij als militante Katholiek door de meerderheid van Vietnamese Boeddhisten niet zou worden geaccepteerd, de Amerikanen zagen zijn Katholicisme juist als teken van zijn anticommunisme.
49/104
Diệm zette in 1955 na gefalsificeerde verkiezingen de Keizer van Vietnam af en liet zich tot president uitroepen. De familie Diệm organiseerde een familiedictatuur. Diệm saboteerde de in Genève afgesproken geheel Vietnamese verkiezingen. Enkel de Vietminh wilde die verkiezingen, want die zouden ze waarschijnlijk winnen. De Amerikanen hielden daarom de boot af, ook de Sovjets en Chinezen waren geen voorstander omdat ze liever een gedeeld Vietnam zagen. Het regime van Diệm in Zuid-Vietnam werd een brute gewelddadige dictatuur. Diệm gebruikte zijn Amerikaanse steun niet alleen om de Vietminh buiten de deur te houden, maar ook om interne vijanden uit de weg te ruimen. Tussen 1954-1959 reageerde Noord-Vietnam slechts met verbale protesten op de schending van de afspraken in Genève. Vanaf 1957 braken er opstanden tegen Diệm uit, waardoor Diệm een schrikbewind losliet, onder andere op aanhangers van de Vietminh in Zuid-Vietnam. Omdat de Vietminh vreesde invloed in het zuiden te verliezen werden vanaf 1959 soldaten naar het zuiden gestuurd, tegen de wensen van Peking en Moskou in. In 1960 ontstond er in Zuid-Vietnam een verzetsbeweging tegen het regime van Diệm, het Nationaal Bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam, oftwel de Vietcong. De Amerikanen zagen dit als Noord-Vietnamese troepen (de Vietcong stond inderdaad sterk onder Noord-Vietnamese invloed). De Vietcong zetelde met een regering in ballingschap in het noorden, maar streefde een neutrale Zuid-Vietnamese staat na. Communisten waren het eigenlijk niet: ze wilden enkel de uitvoering van de akkoorden van Genève. De Vietcong wist een bevrijdingsleger op poten te zetten van ruim 250.000 man sterk (waaronder 20.000 communisten). NoordVietnam werd door de Sovjets er toe bewogen vooral een vreedzame manier te vinden de hereniging van Vietnam te bewerkstelligen. Ook in buurland Laos was er het nodige aan de hand. Hier woedde een machtsstrijd tussen een lokale neutralistische prins Souvanna Phouma, een communistische beweging Pathet Lao die gesteund werd door de Sovjets en de Viethmin en een rechtse groep geleid door Prins Boun Oum, gesteund door de Amerikanen. In december 1960 poogde Boun Oum de regering van Souvanna Phouma te verdrijven. De Sovjets reageerden met een luchtbrug, maar die kwam te laat. Noord-Vietnamese troepen waren reeds in Laos actief en baanden via Laos een weg richting Zuid-Vietnam (de Ho Tsji Min route) om zo onbespied Zuid-Vietnam te kunnen bereiken. Zo werd ook Laos in het Vietnam-conflict betrokken.
§V.10. Aziatische beschermingsgordel Azië werd voor de Verenigde Staten dus steeds belangrijker. Dulles had daarom in 1954 het initiatief genomen een Aziatische beschermingsgordel op te richten: de Southeast Asia Treaty Organisation (SEATO). Daarvan werden Groot-Brittannië en Frankrijk lid, maar ook regionale landen als Australië, Nieuw-Zeeland, Pakistan, Thailand en de Filipijnen). In 1955 werd het Baghdadpact (vanaf 1959 Central Treaty Organisation, CENTO) gesloten, dat NAVO-landen met de SEATO moest verbinden. De bedoeling was de Sovjet-Unie in te sluiten met een verdedigingsgordel. SEATO zou blijven functioneren tot 1977 toen de meeste landen zich terugtrokken en CENTO functioneerde tot 1979 toen Iran en Pakistan het pact verlieten.
§V.11.
Cuba
Amerikaanse politiek jegens Cuba had voor de Verenigde Staten negatieve effecten. Cuba was al decennialang een semi-kolonie van Amerika; de Cubaanse suikerteelt was voor 40% in Amerikaanse handen. De Cubaanse revolutionair Fidel Castro had in 1959 het rechtse en door de Verenigde Staten gesteunde regime van Fulgenico Batista verdreven. Castro was eerder een Cubaanse nationalist dan een communist, maar onderhield wel contacten met zijn communistische broer Raoul en de Argentijnse arts Ernesto Che Guevara. Het nieuwe Cubaanse regime was in ieder geval links georiënteerd en de door Che Guevara ingevoerde landhervormingen troffen Amerikaanse grootgrondbezitters. De Verenigde Staten hadden dus grote moeite met het regime van Castro. De CIA kreeg daarom de opdracht Cuba te de-
50/104
stabiliseren en ondernam vele moordpogingen op het leven van Castro. Castro reageerde daarop met de nationalisering van het grootgrondbezit, banken, en industrieën, die voornamelijk in Amerikaanse handen waren. De VS reageerden daarop met een importverbod voor Cubaanse suiker, de voornaamste inkomstenbron van Cuba. Dit dreef Cuba in de armen van de Sovjet-Unie die een groot deel van de Cubaanse suikerteelt kocht. (later volgde ook China). In januari 1961 verbraken de VS hun diplomatieke betrekkingen met Cuba. De CIA ontwikkelde plannen om met een Cubaans vluchtelingenleger Cuba binnen te vallen. Hetgeen in de eerste maanden van Eisenhowers opvolger John F. Kennedy ten uitvoer werd gebracht (17 april 1961).
§V.12. ‘Bomber’ en ‘Missile gap’ In de Verenigde Staten vreesden generaals en sommige politici een ‘bomber gap’; de SovjetUnie zou in 1959 meer bommenwerpers hebben dan de Verenigde Staten. Eisenhower weigerde echter de productie van bommenwerpers te verhogen, want dankzij geheime spionagevluchten wist hij dat de ‘bomber gap’ slechts fantasie was en niet gebaseerd op feiten. De lancering van de ruimtesonde ‘Spoetnik’ op 4 oktober 1957 veroorzaakte meer paniek. De Sovjet-Unie zou met raketten een (first strike) verrassingsaanval kunnen ondernemen die de Amerikaanse bommenwerpers uit de weg zouden ruimen. De VS zouden dan niet meer kunnen terugslaan. In West-Europa was men bevreesd dat dit zou betekenen dat de Verenigde Staten hen niet langer rugdekking konden geven. Eisenhower ontkende dat er sprake was van een ‘missile gap’. De Sovjets zouden slechts een handjevol operationele langeafstandsraketten hebben, en honderden middellangeafstandsraketten gericht op doelen in West-Europa en China. De Amerikanen organiseerden met rappe vaart een eigen rakettenprogramma geleid door de Duitse raketingenieur Werner von Braun.
§V.13. Een nieuwe Berlijn-crisis De NAVO-raad had in december 1957 besloten middellangeafstandsraketten te stationeren in West-Europa en West-Duitsland. Dit bevreesde Chroesjtsjov. Bovendien was de positie van West-Berlijn als vooruitgeschoven kapitalistische voorpost een doorn in het oog. Het vrije verkeer van personen tussen Oost- en West-Berlijn was bovendien een probleem. Om dit alles tegen te gaan stelde Chroesjtsjov een ultimatum: Als er binnen zes maanden geen akkoord zou zijn over een vredesverdrag met Duitsland en de status van Berlijn dan zou de Sovjet-Unie alle toegangswegen naar West-Berlijn overdragen aan de DDR. Het westen erkende de DDR niet en zou dan de toegang tot West-Berlijn kwijtraken. De Verenigde Staten, Bondsrepubliek en Groot-Brittannië waren dan ook verontrust. De Britse premier Harold MacMillan kon de situatie bedaren: Chroesjtsjov kreeg een internationale conferentie over het Duitse vraagstuk, maar zonder harde einddatum. De conferentie in Genève (11 mei – 5 augustus 1959) liep tot niets uit, anders dan dat Chroesjtsjov in september 1959 de Verenigde Staten zou bezoeken. Het bezoek van Chroesjtsjov aan de Verenigde Staten had ook geen succesvol resultaat, anders dat er in 1960 een top over de diverse problemen georganiseerd moest worden. Bij de Verenigde Naties stelde hij een ambitieus ontwapeningsprogramma voor: ontwapening binnen vier jaar en een kernwapenvrij Europa gecombineerd met een niet-aanvalsverdrag tussen de NAVO en het Warschaupact. Chroesjtjsov beschouwde net als Eisenhower een kernoorlog niet noodzakelijk; een paar honderd kernkoppen ter afschrikking zou voldoende zijn. Chroesjtsjov had het Sovjetleger al meerdere keren ingekrompen onder het mom dat de nucleaire macht van de Sovjet-Unie voldoende afschrikking was (hetgeen niet juist was, want de Sovjet-Unie was nauwelijks een nucleaire mogendheid en beschikte niet over afdoende langeafstandsraketten. Vlak voor de conferentie in mei 1960 te Parijs was Frankrijk ook toegetreden tot de kernmogendheden. De conferentie over een verbod op nucleaire proeven, Duitsland en andere
51/104
voortslepende kwesties mislukte. Een overeenkomst over een verbod op nucleaire tests was mogelijk geweest, ware het niet dat een incident in de weg stond. Op 1 mei 1960 hadden de Sovjets een Amerikaanse U2-spionagevlucht uit de lucht geschoten en de piloot gevangen genomen. Eisenhower erkende de verantwoordelijkheid, maar weigerde zich te verontschuldigen en toe te zeggen nooit meer spionagevluchten te laten uitvoeren. Chroesjtsjov was in zijn trots gekrenkt en verliet tijdens de openingszitting de conferentie. Chroesjtsjov had duidelijk gezichtsverlies geleden inzake Duitsland en Berlijn en moest militanter opereren, bovendien had de Chinese communistische partij steeds meer kritiek op de Sovjet-Unie en moest hen de wind uit de zeilen genomen worden. Het resultaat was dat een dreiging troepen te sturen naar Belgisch Kongo om de afscheiding van de provincie Katanga ongedaan te maken en de eis dat Dag Hammarskjöld als secretaris-generaal van de Verenigde Naties zou worden afgezet en vervangen zou worden door een Trojka (een westers lid, een communistisch lid en een ongebonden lid. Het summum van dit alles was de scène waarin Chroesjtsjov met een schoen op de lessenaar in de vergaderzaal van de Verenigde Naties op tafel bonkte nadat hij aangevallen was door een Filipijnse diplomaat die beweerde dat de Sovjet-Unie Oost-Europa koloniseerde. Het geloof in een oplossing van de Koude oorlog en vreedzame co-existentie verdween snel. Volgende week zullen we zien hoe de spanningen weer verder zullen oplopen: de Berlijnse muur zal worden opgericht, de Wereld zal op de rand van de nucleaire afgrond geraken (Cuba-crisis), de Vietnamoorlog zal uitmonden in een groot bloedvergieten. Ook gaan we de positie van Europa bespreken, dat naarstig opzoek leek te zijn naar een eigen aanpak in de Koude Oorlog. We zullen ook zien hoe de Sovjet-Unie in zijn communistische machtspositie verder word aangetast.
52/104