Collectieve ziektekostenverzekering voor mensen met een laag inkomen
Enkele bevindingen en aanbevelingen om goed lokaal sociaal beleid op dit terrein verder uit te bouwen
Utrecht, maart 2006 de Sociale Alliantie
1
Inleiding Per 1 januari 2006 heeft de landelijke overheid een nieuw zorgstelsel ingevoerd. Dat plaatst mensen met de laagste inkomens voor een aantal extra moeilijkheden: mensen moeten hogere premies betalen, ze moeten een zorgtoeslag aanvragen die voor de betaling van de premies gereserveerd moet blijven, bij betalingsachterstand kunnen mensen uit de verzekering worden gezet en daarmee neemt het probleem van het niet-verzekerd zijn toe. Om deze moeilijkheden minstens gedeeltelijk op te vangen kunnen gemeenten collectieve ziektekostenverzekeringen afsluiten voor mensen met een laag inkomen: een collectieve basisverzekering en een collectieve aanvullende verzekering. Door het collectief afsluiten van deze verzekeringen kan een lagere premie bedongen worden en ook nog betere voorwaarden voor wat betreft de aanvullende verzekering. Het pakket in de basisverzekering ligt landelijk vast. Ook kunnen flinke besparingen ingeboekt worden op de uitvoering van de bijzondere bijstand: een verzekeraar die helemaal op zorgkosten is ingericht kan vergoedingen in deze sector veel goedkoper regelen dan een sociale dienst. Deze voordelen kunnen direct ten goede komen van de minima in de vorm van betere zorg, betere toegang tot zorg en een reductie van de premie. De gemeenten hadden reeds de mogelijkheid om (een deel van) de premie voor de aanvullende verzekering te betalen als collectieve voorziening voor de minima. Deze mogelijkheid gold aanvankelijk tot de invoering van het nieuwe zorgstelsel, maar intussen is bepaald dat deze mogelijkheid ook na 1.1.2006 blijft bestaan.
Colofon Deze notitie is opgesteld door Raf Janssen, secretaris van de Sociale Alliantie. Met dank aan: Gosse Geertsma, Hugo Hazeweijer, Dinie Hendriks, Egbert Kraal, Wilma Kuiper, Peter Matla, Eltjo Meijer, Moniek Raemakers, Jan Schrauwen, Henk van der Velden.
2
Aan de leden van lokale groepen Beste mensen, In november 2005 heeft de Sociale Alliantie een bijeenkomst belegd waar honderd kaderleden van cliëntenraden en lokale groepen uit het hele land met elkaar van gedachten gewisseld hebben over het thema zorgverzekering en gemeentelijk minimabeleid. Samen met Stichting CliP (Cliëntenperspectief) heeft de Sociale Alliantie in november 2005 een brochure uitgebracht over dit thema. Veel lokale groepen hebben deze brochure gebruikt om hun gemeente aan te spreken op het beleid ten aanzien van de nieuwe zorgverzekering. In de loop van 2006 zullen naar schatting 325 gemeenten een collectieve ziektekostenverzekering voor mensen met een laag inkomen hebben afgesloten. Ongeveer 80% van de mensen met een bijstandsuitkering maakt gebruik van zo’n collectieve regeling. Bij andere groepen met een laag inkomen – waaronder veel ouderen en arbeidsongeschikten – is dit percentage veel lager. In februari 2006 heeft een werkgroep van de Sociale Alliantie een aantal van de collectieve ziektekostenverzekeringen vergeleken. Op basis daarvan wordt in deze brochure een aantal bevindingen vastgesteld met daaraan gekoppeld een aantal aanbevelingen voor een verdere uitwerking van het gemeentelijke beleid op het terrein van de ziektekostenverzekering. Voor het jaar 2006 ligt dit beleid grotendeels vast: voor 1 maart 2006 moest iedereen een keuze maken en gemeenten die een collectieve regeling hebben afgesloten hebben zich contractueel vastgelegd voor het lopende jaar. Voor 2007 en volgende jaren kan het beleid verder worden uitgewerkt en verbeterd. Op 7 maart j.l. zijn verkiezingen gehouden voor nieuwe gemeenteraden. Een van de algemene signalen die daarbij door de kiezers zijn afgegeven, is dat er meer aandacht gegeven moet worden aan lokaal sociaal beleid. De collectieve ziektekostenverzekering kan daarbij een doeltreffend en doelmatig instrument zijn. Heel veel gemeenten kampen met een hoge mate van niet-gebruik wat betreft de bijzondere bijstand. Ze zijn op zoek naar instrumenten op mensen die daar recht op hebben een aanvulling te geven op hun te lage inkomen. Vreemd genoeg maakt men daarbij nog te weinig gebruik van een voor de hand liggend en zeer effectief instrument: een gemeentelijke bijdrage in de premie van de aanvullende ziektekostenverzekering. Naast andere bevindingen een aanbevelingen is dit de meest in het oog springende constatering die in deze brochure wordt gemaakt. De bevindingen in deze brochure kunnen worden gebruikt om de bestaande regeling in de eigen gemeente tegen het licht te houden. Als deze evaluatie dat nodig maakt kunnen de aanbevelingen doorgegeven worden aan de gemeente. Momenteel worden in veel gemeenten onderhandelingen gevoerd over de samenstelling van een nieuw College van B&W en een nieuw collegeprogramma. Ook de gemeenteraden zijn vernieuwd en beraden zich wellicht op een eigen raadsprogramma. De tijd is derhalve gunstig om verbeteringen voor te stellen wat betreft de collectieve ziektekostenverzekering voor de minima. Succes met jullie inzet voor een beter lokaal sociaal beleid. Ton Heerts,
Voorzitter Sociale Alliantie
3
Bevinding 1
In alle gemeenten een soortgelijke opzet en toch aanmerkelijke verschillen
In alle gemeenten wordt voor de volgende structuur gekozen: er wordt met een of meer verzekeraars een collectief contract afgesloten met daarin een basisverzekering en een aanvullende verzekering. Deze laatste is soms opgebouwd uit een van de aanvullende verzekeringen die de verzekeraar heeft, een aanvullende tandverzekering en daar boven op nog een aanvullend gemeentelijk pakket. De basisverzekering is overal gelijk. Dat is landelijk wettelijk geregeld. De aanvullende verzekeringen kunnen echter aanmerkelijke verschillen bevatten. Het is ondoenlijk om die pakketten allemaal te gaan vergelijken. Vanuit het belang van mensen met een minimuminkomen heeft zo’n vergelijking ook niet de eerste prioriteit als uitgegaan mag worden van twee uitgangspunten. Het eerste uitgangspunt is dat de gemeente er op uit is om een zo uitgebreid en uitgekiend mogelijk pakket aan dekkingen in de aanvullende verzekering onder te brengen tegen een zo laag mogelijke prijs. Het bureau BS&F (zie www.bsenf.nl) is bezig om een computerprogramma te ontwikkelen waarbij het mogelijk wordt om het gehele aanbod van verzekeraars met elkaar te vergelijken. Dat kan een handig instrument zijn bij de onderhandelingen die gevoerd moeten worden voor de collectieve polissen die voor het jaar 2007 afgesloten moeten worden. De polissen voor 2006 zijn afgesloten en bedoeld instrument is er nog niet. Daarom is het tweede uitgangspunt voor minima van belang: voor medisch noodzakelijke kosten die niet gedekt worden door de basisverzekering en ook niet of niet volledig door de aanvullende verzekering(en), kan op individuele basis bijzondere bijstand worden aangevraagd. Aanbeveling 1 Ondanks allerlei verschillen tussen de regelingen die gemeenten met verzekeraars hebben afgesloten geldt voor mensen met een laag inkomen dat alle noodzakelijke medische kosten worden vergoed en wel op basis van het volgende drietrapsmodel: trap 1 De basisverzekering Die is voor iedereen gelijk trap 2 De aanvullende verzekering(en) De gangbare aanvullende verzekeringen zijn niet in alle opzichten geschikt voor mensen met een minimum inkomen. Er wordt veel met eigen bijdragen gewerkt en zaken als brillen, steunzolen en dergelijke hulpmiddelen worden vaak niet of niet volledig vergoed. Een goede collectieve verzekering bevat daarom boven op de gangbare aanvullende verzekeringen een eigen gemeentelijke aanvulling die eigen bijdragen dekt alsmede een vergoeding regelt voor niet voldoende verzekerde hulpmiddelen. De aanvullende regelingen die momenteel zijn afgesloten kunnen van gemeente tot gemeente verschillen. Aangenomen mag worden dat de gemeente een zo goed mogelijk pakket heeft uitonderhandeld met de verzekeraar. Gemeenten en lokale groepen wordt geadviseerd onderling deze pakketten te vergelijken om mogelijk bij de onderhandelingen voor 2007 verbetervoorstellen te kunnen doen. trap 3 Het vangnet van de bijzondere bijstand In de regel zal het zo zijn dat de basisverzekering en de aanvullende verzekering(en) de meeste medische kosten dekken. Mocht het in voorkomende gevallen toch het geval zijn dat medische kosten niet of niet voor 100% gedekt zijn, dan kunnen mensen voor medisch noodzakelijke kosten alsnog een beroep doen op de bijzondere bijstand.
4
Bevinding 2
Bijzondere bijstand blijft mogelijk voor niet verzekerde medisch noodzakelijke kosten
Iedereen is verplicht een basisverzekering af te sluiten. Het afsluiten van een aanvullende ziektekostenverzekering is niet verplicht. Minima kunnen niet worden verplicht een aanvullende verzekering af te sluiten. Ze kunnen evenmin worden verplicht mee te doen met de collectieve regeling die de gemeente aanbiedt. Doorgaans geeft gemeente wel nadrukkelijk aan dat zij de door hen aangeboden collectieve ziektekostenregeling (basis + aanvulling) beschouwen als voorliggende voorziening. Dat wil zeggen dat mensen geen beroep kunnen doen op bijzondere bijstand voor medische kosten die gedekt zijn door de collectieve regeling die de gemeente aanbiedt. Los van de vraag of mensen van een minimaal inkomen de premie voor de aanvullende ziektekostenverzekering kunnen betalen, stellen wij vast dat het hebben van zo’n aanvullende verzekering nodig is geworden vanwege de inperking van het dekkingspakket van het voormalige ziekenfonds. Met de invoering van het nieuwe zorgstelsel is die inperking gehandhaafd. Dus ook nu is de aanvullende ziektekostenverzekering een noodzaak, zeker voor mensen met een laag inkomen, omdat zij zonder zo’n verzekering het financiële risico lopen dat ze noodzakelijke zorg niet kunnen betalen. Als de gemeente een gunstige collectieve regeling heeft voor de aanvullende ziektekosten-verzekering ligt het voor de hand er van uit te gaan dat mensen daarvan gebruik maken. Mogelijk moeten mensen hiervoor van verzekeraar veranderen. Doorgaans hoeft dat geen probleem te zijn. Er kunnen echter goede redenen zijn om dat niet te doen. Die kunnen liggen in het verleden (men is heel goed behandeld door de verzekeraar en wil bij die verzekeraar blijven) of in de toekomst (men heeft nu een goede aanvullende verzekering en de vraag is of men nog geaccepteerd wordt als men mogelijk uit de collectieve regeling moet vanwege inkomensverbetering). Als de mensen een vergelijkbare individuele aanvullende verzekering hebben en niet overstappen naar de collectieve regeling, zouden ze in onze ogen toch een beroep moeten kunnen blijven doen op de bijzondere bijstand als ze te maken krijgen met medisch noodzakelijke kosten die niet door de aanvullende verzekering(en) worden vergoed. Veel gemeenten stellen in de voorlichting aan de minima dat men voor medische kosten die vallen buiten de dekking van de collectieve basisverzekering en de uitgebreide aanvullende verzekering geen beroep meer kan doen op bijzondere bijstand. Sommige gemeenten melden dat bijzondere bijstand toch mogelijk blijft als het (meer)kosten betreft die voortvloeien uit noodzakelijke medische omstandigheden. In de regel wordt niet vermeld wat het beleid is als iemand niet meedoet aan de collectieve regeling, maar een vergelijkbare eigen individuele verzekering neemt. Onder de Ziekenfondswet was het zo dat gemeenten een aanvullende verzekering wel als voorliggende voorziening konden aanmerken, maar dat dat niet gekoppeld was aan deelname aan de collectieve verzekering. Als mensen zich elders voor een vergelijkbaar pakket verzekerden, moest dat kunnen, teneinde het beginsel van de vrije verzekeraarskeuze niet te ondermijnen. Dat is niet veranderd. Toch kan er naar aanleiding van het afsluiten van een collectieve ziektekostenverzekering onduidelijkheid ontstaan wat betreft het gemeentelijke beleid inzake de bijzondere bijstand. Om deze onduidelijkheid weg te nemen en om het bestuur een duidelijke politieke legitimering te geven, is het verstandig om het beleid ten aanzien van bijzondere bijstand opnieuw vast te laten leggen door de gemeenteraad. Een kwestie die in dit verband de laatste tijd speelt, is de vraag in hoeverre medische kosten überhaupt in aanmerking komen voor het verlenen van bijzondere bijstand. De redenering hierbij is dat de basisverzekering in het algemeen een vergoeding geeft voor alle noodzakelijke medische of paramedische behandelingen. In het kader van de WWB geldt de basisverzekering als een voorliggende voorziening die passend en toereikend is. Bijstandsverlening voor medische kosten zou daarom in beginsel uitgesloten zijn op grond van artikel 15 lid 1 WWB. Dit artikel luidt als volgt: “Geen recht op bijstand bestaat voorzover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich
5
evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.” Het College van B&W zou op basis van dit artikel dus geen bijzondere bijstand mogen geven voor medische voorzieningen die in het kader van de basisverzekering als niet noodzakelijk worden beschouwd. Bijstand mag nog wel worden verleend als de betreffende kosten wel noodzakelijk zijn, maar om budgettaire redenen niet meer op grond van de basisverzekering (voorheen ziekenfondswet) worden vergoed. Een kunstgebit zit bijvoorbeeld wel in de basisverzekering. Dit wordt derhalve beschouwd als een noodzakelijke voorziening. Voor de 25% eigen bijdrage in de kosten van het kunstgebit kan men bijzondere bijstand aanvragen. De kosten van orthodontie zitten niet in de basisverzekering. Ze zaten ook al niet in het ziekenfonds en zijn daar dus niet uitgehaald vanwege budgettaire redenen. Die kosten komen dus niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, tenzij er sprake is van zeer dringende redenen want bijzondere bijstand is individueel maatwerk. Er wordt momenteel vaak bijzondere bijstand verstrekt voor medische kosten. De vraag wordt nu opgeroepen in hoeverre de WWB daarvoor ruimte geeft aan de gemeente. Als de WWB strikt genomen geen ruimte biedt en het College toch in voorkomende gevallen bijzondere bijstand wil verstrekken, dient de gemeente hiertoe eigen beleid te ontwikkelen. In kringen van juristen wordt in dit verband gesproken over buitenwettelijk beleid. Dat klinkt alsof het illegaal is. Dat is niet zo. De gemeente heeft ruimte om eigen beleid te voeren. Het is verstandig dat door de gemeenteraad te laten bekrachtigen. Dit niet alleen om misverstanden uit de wereld te helpen, maar ook om geen tegenstrijdigheid in het overheidsbeleid te laten ontstaan: enerzijds wordt door het Rijk steeds vaker verwezen naar de mogelijkheid van bijzondere bijstand als redmiddel voor mensen die door ontwikkelingen of maatregelen in de knel komen; anderzijds wordt met het idee van buitenwettelijkheid een ogenschijnlijk juridische dam opgeworpen tegen het gebruik van bijzondere bijstand door gemeenten. Het gebruik van het woord ‘ogenschijnlijk’ wijst erop dat er geen feitelijke juridische belemmering aanwezig is: de gemeente kan een eigen beleid ontwikkelen om bepaalde kosten toch te vergoeden ook al wordt daarbij afgeweken van de WWB. Zo’n buitenwettelijk beleid – let wel: buitenwettelijk is iets anders dan onwettig! – is in veel gevallen gunstig voor mensen en deze zullen er dan ook geen bezwaar tegen aantekenen. Mocht dat wel gebeuren dan zal de bestuursrechter dergelijk beleid terughoudend toetsen. “Dit houdt in dat de aanwezigheid en toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of zodanig beleid op consistente en redelijke wijze is toegepast.” (Schulinck Nieuwsbrief jurisprudentie WWB, 8 maart 2006)
Aanbeveling 2 Het College van B&W laat de gemeenteraad als beleidslijn bekrachtigen dat voor medisch noodzakelijke kosten die niet of niet volledig gedekt worden door de basisverzekering en/of de eigen of collectieve aanvullende verzekering(en), in principe bijzondere bijstand kan worden verleend.
6
Bevinding 3
De gemeente draagt bij in de kosten van de premie van de aanvullende ziektekostenverzekering
Met het afsluiten van een collectieve aanvullende verzekering verplaatst de gemeente de uitvoering van een deel van de bijzondere bijstand naar de verzekeraar. Die is er veel beter voor toegerust om ziektekosten te vergoeden en kan met een minimum aan uitvoeringskosten zorgen dat mensen medisch noodzakelijke kosten vergoed krijgen. Door een uitgebreide aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten spaart de gemeente bijzondere bijstand uit én uitvoeringskosten in verband met het behandelen van aanvragen voor bijzondere bijstand. Als de gemeente de inning van de premie van deelnemende bijstandsgerechtigden verzorgt, heeft ze uiteraard ook uitvoeringskosten, maar die zijn doorgaans toch een stuk lager. Vanwege deze financiële voordelen nemen veel gemeenten de kosten van de premie voor de extra gemeentelijke aanvulling op het aanvullende ziektekostenpakket voor hun rekening. Daarnaast worden door de meeste gemeenten de kortingen die worden behaald vanwege het afsluiten van een collectieve polis, ook aan de deelnemers doorgegeven. Die gebruikelijke reducties resulteren voor de minima in een te betalen premie van € 95,-- tot € 100 per maand. Met verrekening van de maximale zorgtoeslag moeten minima daarmee maandelijks een premie betalen die nog veel te hoog is voor het budget dat ze ter beschikking hebben. Daarom pleiten wij ervoor dat de gemeente een grotere bijdrage levert in de premie van de aanvullende ziektekostenverzekering en deze premie liefst helemaal voor haar rekening neemt. Zo’n premiereductie is een heel doeltreffende en doelmatige manier om minima te ondersteunen: het is wettelijk toegestaan en het is erg klantvriendelijk. Zo’n 100%-reductie op de premie van de aanvullende verzekering kost uiteraard veel geld. Die kosten kunnen gedekt worden uit de bespaarde bijzondere bijstand en de besparing op de uitvoeringskosten. Daarnaast hebben de gemeenten ook extra geld gekregen van het Rijk voor de invoering van de ziektekostenverzekering. Ook moet in de kostenberekening betrokken worden de bijdrage die de gemeenten ontvangen van het Rijk als – weliswaar ongeoormerkte – bijdrage in de kosten van de bijzondere bijstand. Tenslotte hebben de gemeenteambtenaren in het kader van de arbeidsvoorwaarden bedongen dat ze een bijdrage in de ziektekostenpremie krijgen van € 276 (salarisschaal 6 en lager) of € 156 (vanaf salarisschaal 7) per jaar. Wij zijn van mening dat de minima minstens een evenwaardige bijdrage zouden moeten ontvangen van de gemeente: dus € 23,00 per maand. Veel gemeenten klagen over hoog niet-gebruik van minimavoorzieningen. Met de premiereductie hebben ze een wettelijk toegestaan instrument dat heel toegankelijk is voor de minima. Aanbeveling 3 De gemeente geeft de korting die ze in het kader van de collectieve regeling op de basisverzekering bij de verzekeraar bedongen heeft, geheel door aan de deelnemers. Verder neemt de gemeente de premie van de uitgebreide aanvullende ziektekostenverzekering geheel voor haar rekening in het kader van een doelmatig en doeltreffend gemeentelijk minimabeleid en het tegengaan van niet-gebruik.
7
Bevinding 4
De gemeente houdt de premie in op de uitkering
Van de gemeenten die een collectieve regeling hebben afgesproken, zijn er verschillende die de premie inhouden op de uitkering. Bij minima die geen uitkering of in elk geval geen uitkering van de gemeente ontvangen, kan dat niet. Die moeten de premie rechtstreeks aan de verzekeraar betalen. Als de gemeente voor bijstandsgerechtigden de premie inhoudt op de uitkering ontstaan er geen betalingsachterstanden en raken mensen niet onverzekerd vanwege dergelijke achterstanden. Dat is voor de mensen zelf, voor de gemeente en voor de verzekeraar een groot voordeel. Aanbeveling 4 De sociale dienst betaalt de gehele premie voor de ziektekostenverzekeringen en houdt deze in op de uitkering. De fiscus betaalt de zorgtoeslag aan de bijstandsgerechtigde en die gebruikt deze toeslag voor zijn/haar levensonderhoud. Door dit zo te regelen worden de uitvoeringskosten zo laag mogelijk gehouden en voorkomen wordt dat de zorgtoeslag gebruikt wordt of beter gezegd gebruik moet worden voor andere uitgaven die op dat moment nog dringender zijn.
8
Bevinding 5
De doelgroep wordt beperkt
Een aantal gemeenten beperkt de collectieve regeling tot bijstandsgerechtigden. Zeker als er een gemeentelijke bijdrage gegeven wordt in de premie van de aanvullende verzekering is dat lastig en moet deelname aan de regeling openstaan voor alle minima. Bij de meeste gemeenten is dat ook het geval. Er zijn evenwel verschillen tussen gemeenten wat betreft het vaststellen van de doelgroep. Er zijn gemeenten die de grens voor deelname leggen bij 105% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Andere gemeenten hanteren een grens van 110%, 115% of 120%. Er zit een verband tussen de omvang van de doelgroep en de mate waarin de gemeente een tegemoetkoming kan geven in de premie. Met ons pleidooi voor een hoge tegemoetkoming in de premie van de aanvullende ziektekostenverzekering, stellen wij ons impliciet op het standpunt dat de doelgroep moet worden beperkt. Een grens van 110% à 115% vinden wij redelijk. Wel is het zaak naast de bijstandsgerechtigden ook andere minima persoonlijk op de hoogte te stellen van de mogelijkheid en de voordelen om deel te nemen aan de collectieve verzekering. In dat kader moet positieve bestandskoppeling worden toegepast, hetgeen wil zeggen dat relevante bestanden (huursubsidie, kwijtschelding, belasting) gekoppeld worden om niet-gebruik tegen te gaan. Dat zou een goede aanvulling zijn op de reeds in zwang zijnde negatieve bestandskoppeling die gericht is op het opsporen van misbruik. Een punt van discussie is het meetellen van het eigen vermogen. In de meeste gemeenten wordt wat betreft het toelaten van deelnemers aan de collectieve ziektekostenverzekering de vermogensgrens gehanteerd die vastgelegd is in artikel 34 lid 3 van de WWB. Een enkele gemeente kijkt daarbij alleen naar de saldi van de spaar- en bankrekeningen en laat overige vermogensbestanddelen (bijvoorbeeld een eigen huis) buiten beschouwing. Dat wordt gedaan om de uitvoeringslasten zo beperkt mogelijk en de toelatingsregels zo eenvoudig mogelijk te houden. De vraag is of minima met een eigen huis toegelaten moeten worden tot de collectieve verzekering en ook recht hebben op een tegemoetkoming in de premie. Veel vertegenwoordigers van minima vinden van niet. Die mensen zijn rijk, vinden ze. Aan de andere kant is het zo dat het hebben van een eigen woning niet automatisch betekent dat mensen meer geld te besteden hebben, tenzij het huis helemaal afgelost is en ze in feite op zeer lage woonkosten zitten. Bij de een zal dat wel het geval zijn; bij de ander niet. De redenering zou kunnen zijn: hanteer maar de WWB-normen anders weten de mensen ook niet waar ze aan toe zijn. Dat is duidelijk. Maar minima met een eigen woning vallen daardoor buiten de werking van veel regelingen en velen van hen vinden dat onredelijk. Daarom is er iets voor te zeggen gemeenten in overweging te geven om bij het bepalen van de doelgroep alleen te kijken naar de saldi van spaar- en bankrekeningen. Dat maakt de uitvoering ook wat eenvoudiger. Aanbeveling 5 De doelgroep van de collectieve ziektekostenverzekering wordt beperkt tot 110% à 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, waarbij alles in het werk wordt gesteld om alle personen die binnen deze doelgroep vallen een persoonlijk aanbod te doen. Bij het bepalen van de doelgroep wordt wat betreft het eigen vermogen de grenzen aangehouden die vastgelegd zijn in de WWB, met dien verstande dat voor het vaststellen van het vermogen alleen gekeken wordt naar de saldi van de bank- en spaarrekeningen.
9
Bevinding 6
Er worden bij voorkeur polissen afgesloten met regionale verzekeraars
Veel gemeenten hadden al een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering met een verzekeraar. In plaats van offertes te vragen aan meerdere verzekeraars zijn ze met die reeds bekende verzekeraar gaan praten. De vraag is of dat de scherpste prijzen en de beste voorwaarden heeft opgeleverd. Buiten deze marktgerichte overweging betreffende kwaliteit en prijs, is een belangrijke overweging dat veel mensen niet zo graag van verzekeraar switchen. Die constatering is voor veel gemeenten aanleiding geweest om collectieve contracten af te sluiten met de verzekeraar die in de betreffende regio al een sterke positie heeft en van wie bekend is dat die goede afspraken heeft met de zorginstellingen in die regio. Een enkele regionaal werkende sociale dienst zit in het werkgebied van twee regionale verzekeraars en heeft met beide verzekeraars een ongeveer gelijkluidende collectieve polis afgesloten. Mensen kunnen dan meedoen met de collectieve regeling en toch bij hun eigen verzekeraar blijven. Kleinere gemeenten sluiten zich vaak aan bij de regelingen die grote gemeenten in hun regio hebben afgesproken met een verzekeraar. Tegelijk zien we dat grotere gemeenten uit dezelfde provincie of hetzelfde deel van het land met elkaar overleggen om voor het komend jaar gezamenlijk onderhandelingen te voeren met de (regionale) verzekeraar(s) over het afsluiten van een collectieve regeling voor de minima. De gemeenten van de provincie Friesland hebben nu al gezamenlijk een collectieve ziektekostenverzekering voor de minima afgesloten. Een contract met de verzekeraar uit de eigen regio stimuleert de deelname. Ons standpunt is dat een hoge deelname belangrijker is dan een paar euro lagere premie. Aanbeveling 6 Mits er een fatsoenlijk marktconform aanbod wordt gedaan heeft het voorlopig de voorkeur een collectieve regeling overeen te komen met een regionale verzekeraar. Op langere termijn moeten gemeenten via de VNG of Divosa evenwel onderzoeken of het afsluiten van één landelijke collectieve polis voor alle minima tot de mogelijkheden behoort.
10
Bevinding 7
Wat er gebeurt bij uitstroom is onduidelijk
De collectieve ziektekostenverzekering is bedoeld voor minima. Het kan zijn dat iemand door een inkomensverbetering buiten de doelgroep van de collectieve verzekering valt. Iemand krijgt bijvoorbeeld werk waarmee hij/zij meer verdient dan de grens die geldt om deel te nemen aan de collectieve verzekering. Of iemand gaat samenwonen en verliest het recht op bijstand. Of iemand krijgt een erfenis en moet daardoor tijdelijk uit de bijstand. De vraag is wat er in dergelijke situaties met de betrokken persoon gebeurt. Veel gemeenten zijn daar niet duidelijk over. Hebben ze daar afspraken over gemaakt en welke dan? De feitelijke situatie is als volgt. Er worden in de regel alleen maar begunstigingscontracten gesloten. Dat wil zeggen dat de gemeente wel een collectieve verzekering afspreekt, maar dat de feitelijke polis een overeenkomst tussen verzekeraar en verzekerde is. De verzekeraar mag die polis, inclusief de aanvullende verzekering, niet eenzijdig opzeggen. Mensen raken dus niet zomaar onverzekerd voor de aanvullende verzekering als ze uit het collectief moeten. Ze raken dan hooguit de kortingen en het gemeentelijke pakket kwijt. Maar als het goed is hebben ze die op dat moment ook niet meer nodig. Nadere afspraken over voortzetting van de verzekering bij vertrek uit de collectieve regeling zijn derhalve eigenlijk niet nodig: voor de basisverzekering geldt een acceptatieplicht en de aanvullende verzekering kan niet eenzijdig worden opgezegd. Toch kan het geen kwaad duidelijk vast te leggen wat er gebeurt met de aanvullende verzekering als iemand uit het collectief moet. Als die regeling ook duidelijk gemaakt wordt aan de deelnemers aan de collectieve regeling kan dat misverstanden en onnodige bezorgdheid voorkómen. Een kwestie waar wèl afspraken over gemaakt moeten worden is de periode dat men nog gebruik kan maken van de collectieve verzekeringen nadat men de maximale inkomensgrens die voor deelname is gesteld, overschreven heeft. Het zou logisch zijn dat je het kalenderjaar nog verzekerd kunt blijven op de oude wijze en dat je met ingang van het nieuwe kalenderjaar de verzekeringen anders moet regelen. Als de wijziging zich voordoet in het laatste kwartaal, zou bepaald kunnen worden dat betrokkene nog het hele volgende jaar in de collectieve regeling kan blijven. Dat voorkomt dat mensen overhaast andere regelingen moeten treffen en het gaat onnodig gejojo tegen: het komt namelijk nogal eens voor dat mensen tijdelijk uit de bijstand zijn, maar na een aantal maanden weer terug zijn in de bijstand. Aanbeveling 7 Personen die uit de collectieve regeling moeten kunnen het gehele jaar en als de wijziging zich voordoet na 1 oktober het gehele daarop volgende jaar blijven deelnemen aan de collectieve regeling. Voor de periode hierna moet de verzekeraar zich verplichten betreffende personen te accepteren voor een gelijkwaardige aanvullende verzekering met een premie die geldt voor de collectieve verzekering maximaal vermeerderd met de collectiviteitskorting.
11
Sociale Alliantie Eind 2000 hebben de anti-armoedebeweging en haar bondgenoten besloten hun krachten beter te bundelen en de verzamelde inzet meer gericht toe te spitsen op een beperkt aantal programma’s. Dat gebeurt in de Alliantie voor sociale rechtvaardigheid, kortheidshalve meestal aangeduid als de Sociale Alliantie. In gezamenlijk overleg worden concrete actiepunten voor de korte termijn geformuleerd en worden trajecten uitgezet om de gestelde doelen te bereiken. Dit gezamenlijk kader is verwoord in het manifest Het Sociaal Offensief (2000) en verder uitgewerkt in het manifest Hoogste tijd voor sociale zekerheid (2002). Met ingang van 2001 is gestart met een halfjaarlijks overleg tussen enerzijds het kabinet (met als kernpartners SZW, VWS en BZK/Grote Stedenbeleid) en anderzijds de Sociale Alliantie. Ook VNG (gemeenten) en IPO (provincies) zijn bij dit overleg vertegenwoordigd. De inzet van dit overleg is om op basis van een gezamenlijke sociale agenda concrete werkafspraken te maken en wederzijds inspanningsverplichtingen aan te gaan. De Sociale Alliantie is een thematisch netwerk: er wordt in een open en flexibele structuur samengewerkt op basis van gezamenlijk geformuleerde centrale thema’s. Vertrekpunt zijn de eigen activiteiten die de afzonderlijke organisaties ontwikkelen ten aanzien van de brede maatschappelijke problematiek van verarming en verrijking. De meerwaarde van de Sociale Alliantie is dat ze deze afzonderlijke activiteiten thematisch met elkaar verbindt. Het initiatief tot de vorming van de Sociale Alliantie werd genomen door: Anti-armoedeproject Aanpak, CNV, FNV, Humanistisch Verbond, Humanitas, Raad van Kerken, Sjakuus. In de Sociale Alliantie participeert een groot aantal landelijke en provinciale organisaties. Via deze organisaties is daarnaast ook nog een veelvoud van lokale en regionale groepen betrokken bij de Sociale Alliantie. Het secretariaat is ondergebracht bij Stichting Cliëntenperspectief (CliP). Vanuit deze organisatie vervult Raf Janssen de functie van secretaris van de Sociale Alliantie.
Secretariaat: Raf Janssen Veldstraat 37 5988 AK Helden tel 06 50202921
[email protected] www.socialealliantie.nl
12