Meest voorkomende nonconformiteiten vastgesteld tijdens Codiplan (G-037) audits De autocontrolegids voor de dierlijke productie (G-037) bestaat sinds 2008 en sindsdien laten elk jaar meer en meer landbouwers zich certificeren, waarmee ze aantonen dat ze in orde zijn met de wettelijke vereisten, waardoor ze recht hebben op een verminderde jaarlijkse bijdrage aan het FAVV en minder inspecties. De G-037 bevat alle wettelijke eisen waaraan landbouwers met dierlijke productie moeten voldoen. Navraag bij de OCI’s leert dat certificatie vlot verloopt, maar ook dat er een aantal nietconformiteiten zijn die dikwijls voorkomen bij meerdere landbouwers. Graag willen we de meest voorkomende tekortkomingen tijdens audits nog eens toelichten zodat u beter voorbereid bent op een volgende audit of inspectie. Deze week bespreken we de vereisten inzake registraties en traceerbaarheid. Volgende week zullen we het hebben over diergezondheid en –welzijn en over uitrusting & hygiëne.
Registraties en traceerbaarheid Registratie bij het FAVV Eerst en vooral moet een landbouwbedrijf geregistreerd zijn bij het FAVV. Uw bedrijf wordt geïdentificeerd met naam, adres, telefoonnummer, ondernemingsnummer en vestigingseenheidsnummer (= VEN nummer; aan te vragen bij de Kruispuntbank Der Ondernemingen (KBO)). Voor de meeste “dierlijke activiteiten”, zoals het houden van rundvee, schapen en geiten is er enkel een registratie nodig. Voor het houden van vleeskalveren, varkens, reproductiepluimvee, gebruikspluimvee bestemd voor de uitvoer en voor broeierijen is er een toelating nodig. Een toelating wordt afgeleverd indien het veebedrijf een VEN nummer heeft en voldoet aan een aantal inrichtingsvoorwaarden. Deze voorwaarden zijn dierspecifiek. Het FAVV levert de toelating met vermelding van de activiteiten. De toelating wordt afgeleverd na een administratief of technisch onderzoek binnen de dertig dagen en is onbeperkt geldig. Dit toelatingsdocument moet u kunnen voorleggen tijdens een audit of FAVV inspectie. Meld elke wijziging in een activiteit waarvoor enkel een registratie nodig is aan DGZ/ARSIA en meld elke wijziging in een activiteit waarvoor een toelating nodig is aan de PCE.
Registratie bij Sanitel en identificatie van de dieren Sanitel is het systeem van het FAVV dat beheerd wordt door DGZ/ARSIA en dat de identificatie en registratie van dieren en veehouderijen (bedrijf of vestigingseenheid) omvat. Alle veebeslagen van runderen, vleeskalveren, varkens, pluimvee (vanaf 200 stuks of 3 loopvogels), schapen, geiten en
hertachtigen moeten erin geregistreerd zijn. Ter bevestiging van een registratie krijgt elk veebeslag een specifiek registratienummer, het beslagnummer. De veehouder laat ook de individuele dieren of tomen registreren. Zorg voor de correcte identificatie en registratie van alle dieren op uw veebedrijf. U bent verantwoordelijk dat de nodige gegevens (afhankelijk van de diersoort) in Sanitel terechtkomen. Codeer zelf de informatie in Sanitel via de pc (via Veeportaal of Cerise) of bezorg de nodige informatie via VRS of papier aan DGZ/Arsia. Een correcte identificatie en registratie van de dieren is een belangrijk basispunt in het kader van opsporing en traceerbaarheid. De identificatie en registratie laat toe dieren te volgen in de voedselketen. Indien er zich problemen voordoen – bijvoorbeeld een besmettelijke dierziekte – kunnen contacten met andere veebedrijven en andere dieren efficiënt achterhaald worden. Daarnaast is een correct register van de dieren en identificatie via oornummers noodzakelijk. Alle aanwezige runderen zijn duidelijk en correct gemerkt met 2 officiële oormerken. Indien een dier 1 oormerk verliest dan vraagt u een heridentificatieoormerk aan bij DGZ en brengt het bij ontvangst onmiddellijk aan. Bij verlies van de 2 oormerken bij een rund, moet u uw PCE verwittigen. Ga vóór een autocontrole audit na of alle dieren voorzien zijn van 2 oormerken en bestel indien nodig heridentificatie-oormerken. Varkens moeten 1 oormerk hebben. Bij verlies moeten varkens in regel niet hermerkt worden tenzij bij een verplaatsing naar een ander bedrijf. Er moet ook een zogenaamde permanente inventaris of beslaginventaris aanwezig zijn waarin minstens wekelijks elke geboorte, aankomst, vertrek of sterfte van een varken genoteerd wordt. Vergeet ook niet alle laad- en losbonnen te bewaren.
Dossier IN en OUT Er moet een dossier IN en OUT worden bijgehouden. Dit houdt in dat er documenten zijn die gegevens bevatten betreffende alle producten die op het bedrijf binnenkomen (gewasbeschermingsmiddelen, biociden, meststoffen, diervoeders, diergeneesmiddelen, reinigingsen ontsmettingsmiddelen, dierlijk vermeerderingsmateriaal en dieren), maar ook van alle uitgaande producten (dierlijke producten en dieren). Men moet de aard en de identificatie van het product bijhouden, de aangekochte hoeveelheid, de ontvangstdatum en de herkomst. Dit kan via de leveringsbonnen, vervoerbewijzen of weegbonnen die deze gegevens bevatten.
Bij te houden registers De veehouder houdt voor de ruwvoeder-productie op zijn bedrijf de nodige documenten bij – bijvoorbeeld facturen, etiketten, certificaten, leveringsbonnen en aankoopborderellen van inkomende producten, analyseresultaten voor compost en slib en het controlebewijs van het spuittoestel. Elk spuittoestel (behalve die die met de hand draagbaar zijn) moet over een geldig keuringsbewijs of bewijs van aanmelding bij de keuringsdienst beschikken. Het verdient aanbeveling een fiche bij te houden voor elke voederteelt. Op de teeltfiche noteert de veehouder alle behandelingen en toedieningen. Daarbij is de notering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen verplicht – zowel bij behandeling door de veehouder zelf als door loonwerkers.
Op een teeltfiche noteert men minimaal de zaai-/plantdatum, bemesting (aard, hoeveelheid en datum), toegepaste gewasbeschermingsmiddelen en oogstdatum Het noteren van gewasbeschermingsmiddelen is verplicht. Dit moet minstens per teelt gebeuren. Minimaal moet de datum van toepassing, het gebruikt product en de dosis genoteerd worden. Ook de voorziene wachttijden vooraleer te oogsten of beweiding toe te staan moeten gerespecteerd worden. De aankoop van ruwvoeders of grondstoffen bij collega-landbouwers moet geregistreerd worden. Noteer de datum van de aankoop, de aard van het voeder, de naam van de landbouwer en de hoeveelheid. Zorg bij de voederopslag dat uw silo’s een unieke identificatie hebben, bijvoorbeeld door ze te nummeren. Daarnaast moet u ook een diergeneesmiddelenregister bijhouden. Dit omvat zowel de inkomende als de uitgaande (dus toegediende) geneesmiddelen en er is duidelijk omschreven wat u precies moet registreren. Het officieel geneesmiddelenregister kan aangevraagd worden bij DGZ. Het geneesmiddelenregister kan ook in elektronische vorm, dus via de computer bijgehouden worden. In dat geval moet er bij het 2-maandelijks bedrijfsbezoek een afprint van de laatste 2 maand gemaakt worden, zodat de bedrijfsbegeleidende dierenarts dit kan aftekenen.
Het diergeneesmiddelenregister Het inkomend geneesmiddelenregister bevat: De Toediening-en Verschaffingsdocumenten (TVD) van de dierenarts bij het afleveren van diergeneesmiddelen De voorschriften van de dierenarts, als u medicamenten bent gaan afhalen bij een apotheker De voorschriften voor gemedicineerde voeders van uw dierenarts of de dierenarts van de veevoederfirma. Deze 3 documenten vormen het inkomend register en moeten Chronologisch bewaard worden Voorzien worden van een volgnummer, beginnend bij nummer 1 Het uitgaand geneesmiddelenregister Is van toepassing voor elke diersoort op het veebedrijf Bevat o.a. het Toediening-en Verschaffingsdocument (TVD) bij het toedienen van diergeneesmiddelen door de dierenarts tijdens de risicoperiode. Het TVD moet dan de gegevens bevatten van het diergeneesmiddel dat de dierenarts heeft toegediend registratie van elk gebruik van diergeneesmiddelen tijdens de risicoperiode. Deze risicoperiode verschilt per diersoort. Wat moet er genoteerd worden in het uitgaand register? de identificatie van het dier of het lot dieren; de exacte benaming van het geneesmiddel; het referentienummer van het geneesmiddel, dat kan zijn:
a. het nummer van het TVD b. het nummer van voorschrift de gebruikte hoeveelheden per geneesmiddel; de datum van de behandeling; het aantal gestorven dieren, tenzij deze gegevens beschikbaar zijn in andere registers.
Om te vermijden dat residuen van diergeneesmiddelen zouden aanwezig zijn in het geslachte dier of in de melk, moeten de behandelde dieren gekend zijn en de wachtperiode gerespecteerd worden.
Conclusie Dit zijn de belangrijkste zaken betreffende registraties. Volgende week vindt u hier het tweede deel uit onze reeks waarbij we verder gaan met de non-conformiteiten inzake dierengezondheid en – welzijn en uitrusting en hygiëne.
Meest voorkomende nonconformiteiten vastgesteld tijdens Codiplan (G-037) audits Nadat we vorige week non-conformiteiten inzake registraties bespraken, bekijken we deze week de belangrijkste non-conformiteiten gerelateerd aan dierengezondheid & -welzijn en uitrusting & hygiëne.
1. Dierengezondheid & dierenwelzijn Bedrijfsdierenarts Houders van runderen, varkens, vleeskalveren of meer dan 200 stuks pluimvee, moeten voor deze diersoorten een contract afsluiten met een bedrijfsdierenarts en een plaatsvervangende dierenarts. U en uw bedrijfsdierenarts hebben een gedeelde verantwoordelijkheid in de bestrijding van besmettelijke ziekten. Bij verdenking van een aangifteplichtige ziekte moet u de bedrijfsdierenarts laten komen. De bedrijfsdierenarts volgt de gezondheidstoestand en het preventieprogramma op voor de productieronden. Hij is verantwoordelijk voor het nemen van monsters voor verder onderzoek met het oog op het stellen van een juiste diagnose. Voor alle andere ziekten of problemen mag u eventueel beroep doen op een andere dierenarts dan de bedrijfsdierenarts.
Bedrijfsbegeleidende dierenarts Indien u dat wenst kan u per diersoort een bedrijfsbegeleidingscontract afsluiten met een bedrijfsbegeleidende dierenarts. Dit moet dezelfde dierenarts zijn als uw bedrijfsdierenarts voor de diersoorten varkens, vleeskalveren of pluimvee. Dit is vooral van belang als u wenst te beschikken over een voorraad voorschriftplichtige diergeneesmiddelen. Enkel de bedrijfsbegeleidende dierenarts mag een groter volume diergeneesmiddelen dan voor vijf dagen voorschrijven of verschaffen. U kan – maar hoeft niet – ook een plaatsvervangende bedrijfsbegeleidende dierenarts aanduiden. Deze moet dan wel dezelfde zijn als de plaatsvervangende bedrijfsdierenarts voor die diersoort. Bezoekfrequentie bedrijfsbegeleidende dierenarts (BBDA): minstens 6 maal per jaar met een tussentijd van 2 maanden (of per productieronde indien de productieronde korter is dan 2 maanden, bijvoorbeeld bij braadkippen) o Tijdens dit bezoek moet ook het geneesmiddelenregister afgetekend worden door de dierenarts, ook al zijn er geen behandelingen uitgevoerd.
o
Deze dierenarts moet 4-maandelijkse evaluatierapporten opmaken volgens een vastgelegd model. Hiernaar zal gevraagd worden tijdens de audit, dus u houdt die best bij in een register.
Pas op: het is niet zo dat uw BBDA zelf de termijnen in de gaten moet houden. Het is u als bedrijfsleider die de dierenarts moet verwittigen om langs te komen.
Dierenwelzijn Er is wettelijk vastgelegd welke ingrepen mogen uitgevoerd worden en welke niet. Zo mogen runderen niet meer systematisch onthoornd worden en als het gebeurt moet de dierenarts tussenkomen voor een passende verdoving. Voor sommige ingrepen bij varkens zoals het inkorten van hoektanden en het couperen van de staarten is het bewijs van medische indicatie door de bedrijfsdierenarts vereist om het toch nog te kunnen uitvoeren. Hou dit document bij, het zal u gevraagd worden tijdens een audit of een inspectie.
Dierengeneesmiddelen De veehouder zorgt voor een passende bewaring van alle diergeneesmiddelen op het veebedrijf: in een kast in een lokaal gescheiden van de dieren en de woonvertrekken. Mogelijkheden zijn onder meer het sanitair sas, het keizersnedelokaal, het administratief lokaal van de stal, een garage,…,maar NIET in de woning indien nodig in een aparte koelkast (vb vaccins) geneesmiddelen worden best gescheiden per doeldiersoort. Dit mag in hetzelfde depot, maar kan ook in een andere kast er mogen zich op hetzelfde beslag op hetzelfde adres meerdere “afgesplitste” depots bevinden, maar dan moeten deze ook aan de geldende voorwaarden voldoen (in een kast in een lokaal gescheiden van de dieren). Als er zich bijvoorbeeld meerdere varkensstallen op hetzelfde beslag bevinden, is het toegestaan om in meerdere stallen een afgesplitste voorraad diergeneesmiddelen te bewaren. De diergeneesmiddelen mogen niet vervallen zijn. Als er vervallen diergeneesmiddelen worden aangetroffen moeten deze verwijderd worden. Controleer af en toe de vervaldatum van uw geneesmiddelenvoorraad. Flesjes en spuiten mogen in geen geval rondslingeren in de stal.
2. Uitrusting en Hygiëne De veehouder voorziet op zijn bedrijf verharde, goed reinigbare laad- en losplaatsen voor dieren, een ontsmettingsvoetbad met toegelaten ontsmettingsmiddel (afhankelijk van het veebedrijf geplaatst aan de in- en uitgang van of het bedrijf, de stallen, het omkleedlokaal of de hygiënesluis; en vervangen door ontsmettende voetmat bij bezoek van grotere groepen – bijvoorbeeld schoolbezoek of opendeurdag), bedrijfskledij en –schoeisel voor verzorgers en bezoekers en de dierenarts. Zorg ook voor voldoende ongediertebestrijding zodat insecten en ongedierte niet tot in de bedrijfsgebouwen kunnen komen. Is er sprake van ongedierte en insecten in de stallen en gebouwen, dan moeten de nodige maatregelen genomen worden om deze te verdelgen. Dit kan mechanisch gebeuren door bijvoorbeeld rattenvallen te plaatsen of chemisch door het gebruik van erkende
ongediertebestrijdingsmiddelen. In dat geval dienen de plaatsen waar deze gebruikt worden minimaal 2 maal per jaar te worden gecontroleerd. Indien voor het reinigen en naspoelen van de melkinstallatie en de koeltank geen leidingwater wordt gebruikt, wordt het water minstens elke 2 jaar geanalyseerd door een geaccrediteerd labo. Op pluimveebedrijven moet het reinigingswater en/of leidingswater jaarlijks gecontroleerd worden indien er geen leidingwater wordt gebruikt.
Conclusie Als u met al bovenstaande zaken in orde bent, komt u al een heel eind ver tijdens audits en inspecties. Onze volledige checklist kan u downloaden via onze website www.codiplan.be.
Non-conformiteiten vastgesteld tijdens G-012 en IKKB audits. Nadat de voorbije 2 weken een aantal punten uit de sectorgids dierlijke productie aan bod kwamen, willen we deze week een aantal non-conformiteiten uit de sectorgids plantaardige productie overlopen. Ook hier is het zo dat de certificatie vlot loopt, maar dat hier en daar soms nog tekortkomingen zijn. We willen bovendien ook nog eens de nadruk leggen op het belang van een aantal eisen voor het behoud van premies in het kader van de randvoorwaarden. Navraag bij de OCI’s die audits uitvoeren voor de sectorgids G-012 en de IKKB standaard leert ons dat de tekortkomingen die vastgesteld worden vaak dezelfde zijn. Het kan belangrijk zijn om dit op uw bedrijf nog eens na te zien zodat u in orde bent tegen de volgende audit, tijdens een inspectie van het FAVV, maar dat u ook geen premies verliest indien er controles zouden plaatsvinden. De tekortkomingen situeren zich naast een aantal algemene zaken voornamelijk op het niveau van registraties, gewasbeschermingsmiddelen, bodembeheer, meststoffen en het loonwerk. Graag zouden we voor deze 5 thema’s nog eens kort duiden hoe het nu precies moet.
1. Algemene vereisten Op het landbouwbedrijf moet een ongevallenprocedure aanwezig zijn die op zijn minst telefoonnummers voor noodgevallen bevat. Er mag ook geen glasbreuk voorkomen in de gebouwen of aan de machines. Glas dat stuk is (gebroken of gebarsten ramen, gesprongen lampen, beschadigde spiegels,...) wordt onmiddellijk vervangen conform de glasbreukprocedure.
2. Registraties en traceerbaarheid Voor de IKKB standaard en de sectorgids G-012 bent u verplicht een aantal documenten bij te houden. Deze vereisten zijn vooral het gevolg van het deel traceerbaarheid in het KB ‘autocontrole, traceerbaarheid en meldingsplicht’. Hieronder worden kort de eisen toegelicht waarvoor soms nog tekortkomingen zijn. Een overzicht van alle registraties vindt u in onze checklist of onze handleiding op www.vegaplan.be.
Registratie bij het FAVV met naam, adres, telefoonnummer, ondernemingsnummer en vestigingseenheidsnummer (aan te vragen bij de kruispuntbank). Bijhouden DOSSIER IN en OUT: gegevens voor alle producten die op het bedrijf binnenkomen (vermeerderingsmateriaal, gewasbeschermingsmiddelen, biociden en meststoffen) en voor alle uitgaande producten (plantaardige producten en vermeerderingsmateriaal). o aard en de identificatie van het product, de aangekochte hoeveelheid, de ontvangstdatum en de herkomst U kan uw leveringsbonnen, vervoerbewijzen, plantenpaspoorten of weegbonnen bijhouden die deze gegevens bevatten. De dossiers IN en OUT zijn basisdossiers voor
traceerbaarheid en dus bij de meest essentiële dossiers voor het FAVV. Deze dossiers behoren ook tot de randvoorwaarden. Voor IKKB moet men beschikken over teeltfiches. o Registreer de zaai-of plantdatum, de variëteit, de niet chemische onkruidbestrijding, de toegepaste bemesting en het moment van oogst. o Hierop kunt u ook uw bevindingen van de controle van de productielocatie noteren. Het is namelijk zo dat bij volledig machinaal oogsten en bij teelten waar er gevaar is voor fysische verontreiniging bij voorkeur 2X gecontroleerd wordt op de aanwezigheid van glas, blikjes, plastiek, hout, etc. Hierbij wordt vooral gelet op de randen van het perceel en er wordt ten minste 1 keer vlak voor de oogst gecontroleerd. Deze controle moet niet gedaan worden bij manuele oogst of manueel marktklaar maken van het product. Telers van hard fruit moeten ook nog de onderstam, het entmateriaal, het moedermateriaal, de plantafstand & het aantal rijen, het aantal & de aard van de bestuivers, de roofwantsen & roofmijten en de dunnings- & zettingsmiddelen registreren. Het is noodzakelijk een schoonmaakplan op te stellen dat kan gelinkt worden aan het bedrijfsplan. Minimaal 4 keer per jaar moet het lokaas gebruikt voor ongediertebestrijding gecontroleerd worden. De data van de controles, de bevindingen en de ondernomen acties worden geregistreerd in een agenda of een apart document. Telers van granen en olie- of eiwithoudende gewassen, mogen niet vergeten één etiket per lot zaaizaad te bewaren indien ze gecertificeerd zaaizaad gebruiken.
3. Gewasbeschermingsmiddelen Gewasbeschermingsmiddelen en biociden horen thuis in een apart fytolokaal of in een fytokast in hun originele verpakking. Er mogen enkel toegelaten middelen gebruikt worden, dus zorg ervoor dat u over een lijst beschikt van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen of dat u toegang heeft tot Fytoweb. Oude en vervallen producten moeten apart geplaatst worden met daarbij het bordje ‘vervallen’ en moeten meegegeven worden tijdens de volgende ophaling van Phytofar. Voor producten die niet in België erkend zijn, maar bestemd zijn voor percelen in het buitenland (waar ze wel toegelaten zijn) moet er een import/exportvergunning zijn van het FAVV. Deze producten moeten ook apart opgeslagen worden waarbij vermeld wordt dat de producten voor het buitenland bestemd zijn. Ook middelen voor privé-gebruik moeten duidelijk te onderscheiden zijn van de overige gewasbeschermingsmiddelen. Elk spuittoestel (behalve dat wat met de hand draagbaar is) moet over een geldig keuringsbewijs of bewijs van aanmelding bij de keuringsdienst beschikken. Het moet bovendien jaarlijks gecontroleerd worden en de bevindingen worden geregistreerd. Indien uw fytolokaal en spuittoestellen aan alle bovenstaande eisen voldoen, bent u in orde voor de sectorgids en zit u ook goed wat betreft de eisen rond de randvoorwaarden. Indien u ook een IKKB certificaat bezit of wilt behalen, moet u ook aan ondertaande eisen voldoen in uw fytolokaal/kast.
De ondergrond moet verhard zijn om doorsijpeling naar de bodem te vermijden en gemorste producten moeten onmiddellijk opgeruimd worden (hiervoor zijn een borstel, een vuilblik en absorberend materiaal zoals zaagmeel aanwezig). Er wordt best ook voorzien zijn in de opvang van lekkage. Deze moet de inhoud van de grootste verpakking kunnen bevatten. Verder moet het lokaal of de kast uit brandwerend materiaal gemaakt zijn (baksteen, beton, maar ook hout behandeld met brandwerende verf is in orde) en moet uw kast ordelijk zijn (vloeistoffen niet boven poeders, tenzij in een opvangbakje). De planken zijn ook best uit niet absorberende materialen. Er moet beschermkledij aanwezig zijn in de buurt van het lokaal (laarzen, een overall, chemisch resistente handschoenen uit neopreen of nitril, en een ademhalingsmasker met een stoffilter en een gas- en dampfilter (let op de vervaldatum!)).
4. Bodembeheer In de sectorgids en de IKKB Standaard was een teeltrotatie voor aardappelen van 1 op 3 reeds langer verplicht in het kader van de nematodenbestrijding, maar sinds 2011 wordt dit ook gecontroleerd in het kader van de randvoorwaarden. Een andere eis die al eens over het hoofd wordt gezien en ook van belang is voor de randvoorwaarden is de standaard-analyse van de bouwvoor. Om de 4 à 5 jaar voert u een standaardanalyse uit (N, P, K, pH, C-gehalte, calcium en magnesium, humus) en houdt u de resultaten bij. Bij meerjarige teelten (bv. pitfruit) gebeurt een totale bouwvooranalyse vóór de aanplanting. Dit is niet vereist voor de teelt van champignons en oesterzwammen.
5. Meststoffen Het is verplicht geconcentreerde vloeibare kunstmest op te slaan in een afgesloten en lekvrije tank voorzien van een opvangbak. De tank en de uitrusting moeten beschermd worden tegen elke accidentele opening. Deze vereiste is niet van toepassing voor verdunde meststoffen in hydroteelt. Controleer ook of er bij de opslag van bijtende, geconcentreerde vloeibare meststoffen gevarentekens aangebracht zijn die de aandacht vestigen op gevaar en risico.
6. Loonwerk en Transport Voor uw loonwerk moet u beroep doen op een loonwerker die gecertificeerd is voor de IKKB Standaard voor de Aannemers van Land- en Tuinbouwwerken voor de Primaire Plantaardige Productie. U kan via de website www.vegaplan.be de status van de loonwerker nagaan. Het transport van granen of eiwit- en oliehoudende gewassen naar een GMP onderneming mag enkel uitgevoerd worden door een voor IKKB gecertificeerde landbouwer of loonwerker of door een GMP transporteur.
Conclusie Certificatie van een autocontrolesysteem is haalbaar, betaalbaar en eenvoudig! Kijk snel nog even bovenstaande zaken na en dan bent u beter voorbereid op een audit of inspectie.