CO2-ketenanalyse Scope 3 Grontmij Nederland B.V. 1e halfjaar 2010
Definitief
Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 31 januari 2011
, revisie 1.0
Samenvatting
Dit rapport geeft inzicht in twee typen scope 3 emissies van Grontmij Nederland B.V.: het woonwerkverkeer en het zakelijk verkeer via openbaar vervoer (zakelijk OV). In het woonwerkverkeer wordt onderscheid gemaakt tussen drie vervoerscategorieën: leaseauto’s (scope 1), eigen auto en OV/brommer/fiets/lopen. In het zakelijk OV wordt voornamelijk gebruik gemaakt van treinen, maar via een Mobility Mixx card en een OV-jaarabonnement zijn andere vormen van vervoer ook mogelijk1. De totale CO2-emissies van deze twee scope 3 posten komen neer op 464 ton CO2. Het woonwerkverkeer van scope 3 bedraagt 93% van deze emissies.
13%
Leaseauto - woon-werk Priveauto - woonwerk 27%
Figuur 0-1
Collectief (OV) - woonwerk
60%
CO2-emissies woon-werkverkeer per type vervoer
0% 0% 0% Onbekend treintype 43%
Stoptrein Hoge snelheidstrein
57%
Taxi OV-fiets
Figuur 0-2
CO2-emissisies zakelijk OV per type vervoermiddel
Op basis van deze analyse is een doelstelling opgesteld voor scope 3: een CO2-reductie van 2,5% eind 2011 t.o.v. het 1e halfjaar van 2010 (het basishalfjaar wat betreft scope 3 emissies). Deze doelstelling zal worden gehaald via reductiemaatregelen die zich richten op het verminderen van de totale kilometers en het verschuiven van de meest fossiele kilometers (voornamelijk met privéauto’s) naar minder fossiele of zelfs duurzame kilometers (OV/fiets/lopen).
1
Met de Mobility Mixx card kan zelfs gebruik worden gemaakt van een taxi.
, revisie 1.0 Pagina 3 van 24
Inhoudsopgave
Samenvatting................................................................................................................................. 3 1 1.1 1.2
Inleiding......................................................................................................................... 5 Doel en strekking .......................................................................................................... 5 Geanalyseerde waardeketens ...................................................................................... 6
2 2.1 2.2 2.3
Waardeketen................................................................................................................. 7 Beschrijving waardeketen ............................................................................................. 7 Betrokken partijen ......................................................................................................... 7 Beïnvloeding keten ....................................................................................................... 8
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.2.1 3.2.2.2 3.2.2.3 3.2.2.4 3.3
Woon-werkverkeer...................................................................................................... 10 Beschrijving woon-werkverkeer .................................................................................. 10 Methode ...................................................................................................................... 11 Herkomst data woon-werkverkeer .............................................................................. 11 Verwerking data .......................................................................................................... 11 Leaseauto’s................................................................................................................. 11 Eigen auto ................................................................................................................... 11 OV/brommer/fiets/lopen .............................................................................................. 11 Extra toelichting enquête ............................................................................................ 13 Resultaten ................................................................................................................... 15
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.2.1 4.2.2.2 4.2.2.3 4.2.2.4 4.3
Zakelijk openbaar vervoer........................................................................................... 17 Beschrijving zakelijk verkeer met openbaar vervoer .................................................. 17 Methode ...................................................................................................................... 18 Herkomst data zakelijk OV.......................................................................................... 18 Verwerking data .......................................................................................................... 18 Mobility Mixx card ....................................................................................................... 18 NS- en OV-jaarabonnement ....................................................................................... 18 Buitenland ................................................................................................................... 18 Zelf vooruit betalen ..................................................................................................... 19 Resultaten ................................................................................................................... 19
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.4.4 5.4.4.1 5.4.4.2 5.4.4.3
Doelstellingen 2011 en verder .................................................................................... 20 Resultaten scope 3 analyses ...................................................................................... 20 Doelstellingen ............................................................................................................. 20 Monitoring voortgang doelstellingen ........................................................................... 21 Actieplan 2011 ............................................................................................................ 21 Mobiliteitsregeling Nederland (MRN).......................................................................... 22 Stimuleren gebruik openbaar vervoer......................................................................... 22 Overige initiatieven intern ........................................................................................... 23 Initiatieven in samenwerking met externen (ketenpartners) ....................................... 23 Vervoerders................................................................................................................. 23 Concessieverleners .................................................................................................... 23 Energieleveranciers .................................................................................................... 24
, revisie 1.0 Pagina 4 van 24
Inleiding
1
Inleiding
1.1 Doel en strekking In dit rapport wordt inzicht gegeven in de indirecte, zogenoemde ‘scope 3’ CO2-emissies van Grontmij Nederland B.V. over het eerste halfjaar van 2010. Er wordt ingegaan op zoveel mogelijk aspecten in de waardeketen bron-productie-transport-gebruiker-afval, om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de bronnen van indirecte CO2-emissie. Het doel van het rapport is het verschaffen van een algemene beschrijving van de waardeketen en de bronnen van CO2 in deze keten, zoals toegelicht in het GHG-protocol2. De begrenzing van de organisatie is beschreven in de Organizational Boundary Grontmij Nederland B.V. Zoals in Figuur 1-1 is weergegeven, beslaat scope 3 alle indirecte bronnen van CO2, waaronder afval, gebruik van papier en andere producten, elektriciteit die verbruikt wordt op locaties van klanten, emissies veroorzaakt door leveranciers of uitbestede taken, woon-werkverkeer, zakelijk verkeer via openbaar vervoer en alle overige ‘consumables’ (producten die verbruikt worden). De onderdelen “privéautogebruik voor zakelijk vervoer” en “zakelijk luchtvaartvervoer” vallen volgens het GHG-protocol ook onder scope 3. Aangezien ProRail deze onderdelen zo belangrijk vindt, zijn deze in scope 2 meegenomen (zie Figuur 1-2) en dus reeds beschreven in de CO2-emissie inventaris van 2009 (v1.3).
Figuur 1-1
2
Indeling scopes conform GHG-protocol1
Greenhouse Gas Protocol, A Corporate Accounting and Reporting Standard, revised edition.
, revisie 1.0 Pagina 5 van 24
Inleiding
Figuur 1-2
Indeling scopes conform ProRail-systematiek
1.2 Geanalyseerde waardeketens Grontmij is een bedrijf dat diensten levert. De CO2-emissies uit scope 3 zullen daarom voornamelijk gezocht moeten worden in de activiteiten die nodig zijn om die diensten te kunnen leveren, namelijk: van en naar kantoor reizen, van en naar opdrachtgevers reizen, gebruik van papier en andere faciliteiten binnen de kantoorgebouwen. In dit rapport worden de waardeketens uitgewerkt van de onderdelen “woon-werkverkeer” en “zakelijk verkeer via openbaar vervoer”. Voor deze onderdelen is gekozen omdat is geschat dat hier de grootste CO2-uitstoot mee gemoeid is, vanwege het grote volume en omdat bekend is dat bij deze onderdelen gebruik gemaakt wordt van fossiele bronnen: • volume: het betreft dagelijks terugkerende activiteiten die voor een groot aantal medewerkers gelden (2608 in Nederland, waarvan de gemiddelde reisafstand woon-werk bijvoorbeeld al meer dan 70 km/persoon/dag is); • fossiele bronnen: in beide vormen van verkeer is –voor zover een energiedrager wordt gebruikt anders dan die van de mens zelf- voornamelijk sprake van gebruik van de aardolieproducten diesel en benzine. Hiervan is bekend dat dit zorgt voor aanzienlijke CO2-emissies. Het is bovendien mogelijk om op basis van de nu beschikbare gegevens voldoende inzicht te krijgen in deze twee onderdelen. Dat maakt het geschikte onderdelen om er reductiedoelstellingen voor op te stellen. De overige faciliteiten binnen kantoorgebouwen, waaronder papiergebruik en afval, zijn niet in dit rapport beschreven. Papierverbruik heeft een relatief lage CO2-emissie. Voor afval wordt in Nederland in principe de ladder van Lansink toegepast, waarbij verbranden en energieopwekking de laatste stappen zijn. Hierdoor is de CO2-emissie van afvalverwerking ook relatief laag. Vanuit ons MVO-beleid streven we ernaar om ook in deze stromen meer inzicht te verwerven.
, revisie 1.0 Pagina 6 van 24
Waardeketen
2
Waardeketen
2.1 Beschrijving waardeketen In Figuur 2-1 is weergegeven welke waardeketen er geldt voor vervoer, zowel voor zakelijk als voor woon-werkverkeer. In het figuur staat de reiziger - de Grontmij-medewerker - centraal. Iedere werknemer kiest zelf op welke manier hij reist. Daarin wordt hij beïnvloedt door diverse factoren, zoals reistijd, reiscomfort, reiskosten, toegankelijkheid (is de bestemming met het openbaar vervoer bereikbaar) en de bedrijfscultuur (een bepaalde vervoerswijze kan samenhangen met status). Grontmij streeft er naar om enkele van deze factoren zodanig te beïnvloeden dat de medewerker gestimuleerd wordt om eerder voor bepaalde vervoersmodaliteiten te kiezen. Hiervoor is de Mobiliteitsregeling Nederland (MRN) opgesteld. De vervoersmodaliteiten waar reizigers uit kunnen kiezen, worden aangeboden door vervoersmaatschappijen. De vervoersmaatschappijen worden gekozen door de concessieverleners op basis van criteria die deze concessieverleners bepalen. Elk vervoermiddel verbruikt een brandstof of andere energiedrager voor de voorstuwing/aandrijving. Sommige vervoermiddelen kunnen gebruik maken van meerdere typen energiedragers. De ene energiedrager veroorzaakt tijdens het verbruik een grotere CO2-uitstoot dan de andere. Energieleveranciers zijn producenten en leveranciers van brandstof en andere energiedragers. Energieleveranciers zijn bijvoorbeeld oliemaatschappijen en energiebedrijven, maar ook producenten van bijvoorbeeld biogas. Energieleveranciers bepalen op welke manier de energie in een energiedrager wordt vastgelegd. Elektriciteit kan worden opgewekt uit fossiele brandstoffen, maar het kan ook door duurzame bronnen worden opgewekt (bv. zon, wind, water etc.). In het laatste geval is sprake van zeer weinig CO2-emissie (alleen de emissies die plaatsvonden bij het maken van de windmolen/zonnecel/waterkrachtcentrale). Gas kan worden geleverd als aardgas, maar ook als biogas (methaan). Biogas heeft eigenschappen die vergelijkbaar zijn met aardgas, maar het wordt opgewekt uit organisch materiaal (bijvoorbeeld door vergisting van organisch afval zoals compost of slib uit een rioolwaterzuiveringinrichting). De CO2-emissie van het verbranden van dit gas wordt verwaarloosd omdat sprake is van een kortcyclisch proces; net als bij duurzame bronnen is er alleen sprake CO2-emissies bij het maken van de biogascentrale. De keuze voor de wijze van energieopwekking is dus bepalend voor de CO2-emissie. 2.2 Betrokken partijen In Figuur 2-1 zijn de categorieën van betrokken partijen in het geel aangegeven: • werkgever (Grontmij) • gebruiker / reiziger (werknemer) • vervoerder • concessieverlener • energieleverancier (incl. brandstofleveranciers) • overige partijen Binnen de meeste categorieën zijn meerdere partijen actief. Er zijn bijvoorbeeld meerdere vervoerders; deze zijn niet allen individueel opgesomd. Aangezien Grontmijkantoren over het ge-
, revisie 1.0 Pagina 7 van 24
Waardeketen
hele land verspreid liggen, zal een groot aantal vervoerders betrokken zijn. Dat geldt ook voor concessieverleners en energieleveranciers. 2.3 Beïnvloeding keten In Figuur 2-1 is te zien dat CO2-uitstoot veroorzaakt wordt bij omzetting van energiebron naar energiedrager en bij het verbruiken van de energiedrager. Beïnvloeden van de totale CO2emissie gebeurt dus door in de gehele keten zodanige keuzes te maken dat er uiteindelijk energiedragers en energiebronnen worden gekozen met een zo laag mogelijke CO2-emissie. De partijen die de keuzes maken en de randvoorwaarden bepalen, zijn de concessieverleners en de medewerkers zelf. Concessieverleners bepalen welke vervoerders een concessie krijgen en hebben daarmee indirect invloed op het aanbod van vervoermiddelen. Grontmijmedewerkers bepalen met welk vervoermiddel zij reizen. “Overige partijen” hebben eveneens invloed op de keuzes die medewerkers maken. Bij het verbreden van een snelweg, waardoor files worden verminderd, zou het voor een medewerker die eerst met het openbaar vervoer kwam aantrekkelijker kunnen worden om met de auto te komen. Ook rijksbeleid, bijvoorbeeld m.b.t. kilometerprijs of belastingen / heffingen, is van invloed op de keuze van een medewerker voor een type vervoermiddel. Grontmij kan de keuze van medewerkers direct beïnvloeden via de Mobiliteitsregeling. De Mobiliteitsregeling is voornamelijk gericht op efficiëntie, maar ook op stimulering van OV- en fietsgebruik. De komende periode zal de Mobiliteitsregeling worden doorgelicht om na te gaan hoe deze nog meer kan bijdragen aan verdere CO2-reductie (zie Actieplan, paragraaf 5.4). Op de keuze die vervoerders en concessieverleners maken voor wat betreft vervoermiddelen en brandstoffen, heeft Grontmij minder directe invloed dan op haar medewerkers. Wel zijn er contacten en initiatieven in de omgeving die van invloed kunnen zijn, zoals: • contacten waarbij Grontmij opdrachtnemer is van provincies en gemeenten (concessieverleners); • contacten waarbij Grontmij opdrachtnemer is van vervoersbedrijven; • contacten met leasemaatschappijen die ook een OV-aanbod hebben (zowel om de keuze uit het type leaseauto te beïnvloeden (bijv. elektrisch) als om de keuze uit het type OV te beïnvloeden (via Mobility Mixx)) • bedrijven in de nabijheid met een vergelijkbare vervoersbehoefte • contacten van Grontmij met overheden onafhankelijk van opdrachten In het Actieplan (paragraaf 5.4) is nader uitgewerkt hoe Grontmij invloed zal uitoefenen op vervoerders en concessieverleners.
, revisie 1.0 Pagina 8 van 24
Waardeketen
Grontmij Nederland B.V. Beïnvloedt voor zover mogelijk de keuze van medewerkers d.m.v. mobiliteitsbeleid
Rijk Landelijk vervoerbeleid
Werkgever invloed
CO2emissie
Grontmij-medewerkers Kiezen met welk vervoermiddel en welke vervoersmaatschappij zij reizen
Gebruiker/reiziger
auto LPG
NS trein
auto benzine
bus aard-/biogas
Overige partijen
auto diesel
auto elektrisch
trein elektrisch
scooter/brom mer diesel
scooter/brom mer elektr
tram elektrisch
lopen spierkracht
taxi diesel
fiets elektrisch
metro elektrisch
fiets spierkracht
bus diesel
bus elektrisch
OV-bedrijf bus, tram, metro lokaal taxibedrijf taxi
keuze auto hybride (benzine/elektrisch of diesel/elektrisch)
aardgas
benzine
biogas
biobrandstoffen
diesel
OV-bedrijf bus regionaal Provincie regionaal OV Leasemaatschappij lease + OV Mobility Mixx
Gemeente gemeentelijk OV
keuze keuze
Vervoermiddel
elektriciteit
(voeding)
keuze
Vervoerder
oliemaatschappijen
Concessieverlener
elektriciteitsbedrijven
keuze levert energie
CO2emissie LPG
Energiedrager
Energieleverancier productie keuze
aardgas
Figuur 2-1
aardolie
aardolie
fossiel / duurzaam
biomassa
Weg- en spoorbeheer ders
omzetting
Energiebron
Keten van energiebron tot reiziger; gele box = ketenpartner; groene box = keuzemogelijkheden die van invloed zijn op CO2-uitstoot
, revisie 1.0 Pagina 9 van 24
Woon-werkverkeer
3
Woon-werkverkeer
3.1 Beschrijving woon-werkverkeer In de 29 kantoren van Grontmij werken 2608 medewerkers (2350,47 fte). Dagelijks reizen medewerkers van hun huis naar kantoor. Grontmij biedt medewerkers de mogelijkheid om thuis of elders te werken en vanaf daar toegang te hebben tot alle informatie en netwerken die ook vanuit de kantoren toegankelijk is. Toch is ook persoonlijk contact met collega’s erg belangrijk in een organisatie waarin samenwerking essentieel is. Medewerkers komen daarom het grootste deel van de tijd naar kantoor, meestal naar hun eigen standplaats, soms ook naar een standplaats dichter bij huis of een standplaats op de route naar een opdrachtgever. Voor woon-werkverkeer wordt gebruik gemaakt van privéauto’s, leaseauto’s, scooters, fietsen, het openbaar vervoer en er zijn ook mensen die lopend komen. De berekende CO2-uitstoot van het woon-werkverkeer uit scope 3 beslaat alle vormen van vervoer behalve de leaseauto’s, om dubbeltelling te voorkomen. Deze post is al meegenomen in scope 1. Leaseauto’s worden wel beschouwd in analyses van het woon-werkgedrag van Grontmij medewerkers om bijvoorbeeld inzicht te krijgen in de verdeling van typen vervoermiddelen. Grontmij stimuleert het op de fiets komen middels een fietsenplan, waardoor medewerkers op kosten van het bedrijf een nieuwe fiets en accessoires kunnen aanschaffen en verzekeren. Reizen met het openbaar vervoer (OV) wordt voor elke reisafstand volledig vergoed. Hiermee is reizen met het OV financieel aantrekkelijker dan reizen met de eigen auto, waarvoor slechts een enkele reisafstand van 30 km wordt vergoed. In Figuur 3-1 is de verdeling van de verschillende vervoermiddelen over de medewerkers weergegeven. Deze verdeling is gemaakt op basis van een enquête; verdere toelichting hierop wordt gegeven in paragraaf 3.2.2.4.
25% 34% Leaseauto Eigen auto OV/fiets/lopen 41% Figuur 3-1
Verdeling vervoermiddelen woon-werkverkeer
, revisie 1.0 Pagina 10 van 24
Woon-werkverkeer
3.2 Methode 3.2.1 Herkomst data woon-werkverkeer Elke medewerker maakt bij indiensttreding afspraken over de wijze van woon-werkverkeer; de individuele maandelijkse woon-werkverkeervergoedingen worden hierop afgestemd. Daarbij is echter niet altijd in genoeg detail duidelijk welk(e) vervoermiddel(len) een medewerker kiest. Bijvoorbeeld als men met een eigen auto naar het werk reist, is alleen duidelijk hoeveel kilometers dit zijn; niet om welk type auto het gaat. Hieronder is per vervoermiddel aangegeven hoe gegevens geregistreerd zijn. Tabel 3-1
Gegevensregistratie en vergoeding per vervoermiddel
Type vervoer Leaseauto
Wijze van vergoeding N.v.t., valt onder scope 1
Eigen vervoer
Vaste kilometervergoeding (tot 30 km enkele reis) Vergoeding in de vorm van abonnement
OV/brommer/fiets/lopen
Vergoeding op declaratiebasis of van tevoren bepaalde vergoeding
Registratie Brandstofliters en kilometerregistratie via leasemaatschappijen Kilometerregistratie via declaraties Euro’s en/of treintraject, tariefeenheden en hoeveelheid zones bekend Traject niet bekend
De beschikbare gegevens zijn geverifieerd en aangevuld door middel van een enquête onder alle medewerkers. De respons op deze enquête was 49% van het totale aantal medewerkers (1284 van de 2608) en dus ruim voldoende voor een representatieve steekproef. Van de 1284 reacties waren 1224 bruikbare data-entry’s3. Dit komt overeen met 1149,455 fte. 3.2.2 Verwerking data 3.2.2.1 Leaseauto’s Zoals eerder gemeld wordt de uitstoot van de leaseauto’s al meegenomen in scope 1. Dit gebeurt op basis van brandstofverbruik in liters en per type brandstof (diesel, benzine of LPG) verkregen van de leasemaatschappijen. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen zakelijke, woon-werk- en privékilometers. In 2010 is gestart om hier meer inzicht in te krijgen, maar pas in de loop van 2011 zal dit worden verplicht. Er is echter wel een eerste analyse gemaakt van de beschikbare data om te kijken naar de verdeling tussen zakelijke, woon-werk- en privékilometers. Hieruit kwam naar voren dat 26% van de leasekilometers voor het woon-werktraject waren. Dit zal worden gebruikt om CO2-uitstoot van het woon-werkverkeer met elkaar te vergelijken. Voor vergelijkingen van medewerkeraantallen wat betreft type vervoer wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de enquête. 3.2.2.2 Eigen auto De woon-werkkilometers van mensen met een eigen auto worden geregistreerd via kilometerdeclaraties. Hierbij wordt echter geen onderscheid gemaakt naar het type auto waarin deze medewerkers rijden. Omdat dit een behoorlijk verschil in uitstoot per kilometer kan betekenen, is het type auto via de enquête achterhaald. De procentuele verdeling per type auto is vervolgens toegepast op de gedeclareerde kilometers. De totale uitstoot kwam hiermee enigszins hoger uit dan de uitstoot die was berekend op basis van de kilometerdeclaraties, waarin was gerekend met een kental voor gemiddelde auto’s.4 3.2.2.3
OV/brommer/fiets/lopen
3
Niet bruikbare entry’s waren voornamelijk naamloos; waardoor geen boundary toegekend kon worden op de invoer. 4 Dit is ook toegepast op de zakelijke kilometers met privéauto’s uit scope 2. Dit is te vinden in de gehele CO2-emissie inventaris voor het 1e halfjaar van 2010.
, revisie 1.0 Pagina 11 van 24
Woon-werkverkeer
Tot slot zijn er mensen die met het OV, fietsend, lopend, met een scooter of brommer of met een combinatie van deze vervoersmethoden naar het werk komen. Het traject dat deze mensen afleggen, wordt deels geregistreerd op het moment dat zij in het bezit zijn van een NS- of OVabonnement of een NS-jaartrajectabonnement. Wanneer dit een NS- of OV-abonnement is, zijn alleen de kosten van het abonnement bekend. Wanneer dit een jaartrajectabonnement is met zones5, is alleen duidelijk welk treintraject wordt gevolgd, maar niet hoe de zones worden bereisd (afstand en type OV onbekend). Er zijn ook mensen die gebruik maken van het OV, maar niet in het bezit zijn van een abonnement. De kosten die deze medewerkers maken worden vergoed via declaraties, maar er wordt (nog) niet geregistreerd dat dit een OV-traject betreft. Mensen die met een privévervoermiddel naar het werk komen (eigen auto maar ook fiets of scooter), komen in aanmerking voor een kilometervergoeding. In de declaraties is echter niet duidelijk wanneer het een fiets of scooter/brommer betreft. De CO2-uitstoot hiervan is daarom niet op basis van declaraties te bepalen. Om de bovenstaande gegevens aan te vullen worden de resultaten van de enquête gebruikt. Bij deze categorie is het echter niet zo vanzelfsprekend op welke manier dat gebeurt als in de andere categorieën. Hieronder worden de methoden verder toegelicht: NS- en OV-abonnementen
• Medewerkers die niet op de enquête hebben gereageerd ° NS- en OV-jaarabonnementen NS- en OV-jaarabonnementen worden zowel voor woon-werk als voor zakelijk verkeer gebruikt. Deze mensen kunnen immers door heel Nederland reizen met hetzelfde abonnement. Het bepalen van welk deel van deze abonnementen wordt toegekend aan ‘woon-werk’ gebeurt op basis van de gemiddelde kosten van de woon-werkabonnementen6. Dit is 2189,98 euro voor een heel jaar, dus 1094,99 euro voor een halfjaar. De rest van de kosten van de NS- en OVjaarabonnementen wordt toegekend aan zakelijk verkeer. Vervolgens worden de kostprijzen omgezet in kilometers op basis van een gemiddelde prijs van een OVkilometer van 8,4 ct/km bij een 2e klasse en 10,5 ct/km bij een 1e klasse abonnement7. Om tot slot het aantal kilometers om te rekenen naar CO2-uitstoot, worden deze kilometers vermenigvuldigd met de conversiefactor voor een stoptrein. Een stoptrein heeft een CO2-emissie die iets hoger ligt dan de gemiddelde CO2-emissie voor diverse typen van openbaar vervoer. De medewerkers met een OVjaarabonnement kunnen namelijk gebruik maken van andere vormen van OV die bijna allemaal minder zuinig zijn dan een gemiddelde trein. Op deze manier wordt de uitstoot niet te laag geschat. ° NS-jaartrajectkaarten zonder zones Bij deze trajectkaarten worden door de NS de tariefeenheden weergegeven. Deze tariefeenheden zijn (min of meer) gelijk aan de enkele reisafstand tussen de genoemde stations8. Omdat exacte afstanden niet bekend zijn, worden tariefeenheden beschouwd als representatief voor het aantal afgelegde kilometers. Om te komen tot een totaal aantal kilometers voor een halfjaar jaar wordt onderstaande formule gebruikt9:
tariefeenheden (km enkele reis) ∗ 2 (
enkele reis dagen weken ) ∗ fte ∗ 5 ( ) ∗ 22,8 ( ) ≈ kilometers / halfjaar dag week jaar
Tot slot worden deze kilometers vermenigvuldigd met de conversiefactor voor een onbekend treintype, omdat deze mensen alleen met de trein reizen. ° NS-jaartrajectkaarten met zones 5
Een abonnement “met zones” is een treinabonnement waarmee ook met het overige openbaar vervoer (bus, tram, metro etc.) gereisd kan worden in de betreffende zones. 6 NS-jaartrajectkaarten met en zonder zones van Grontmij medewerkers 7 Gebaseerd op NS-abonnementsgegevens van Grontmij medewerkers en NS en GVB data. 8 Gebaseerd op site NS en steekproefsgewijs gecontroleerd. 9 22,8 wk/halfjaar 45,6 wk/jaar (o.b.v. gemiddeld 32 vakantiedagen per jaar)
, revisie 1.0 Pagina 12 van 24
Woon-werkverkeer
Bij de mensen met een jaartraject met zones geven de tariefeenheden niet meer alleen het treintraject weer. De prijs van het totale abonnement wordt iets hoger, omdat ook gebruik wordt gemaakt van andere vormen van vervoer. Echter, omdat de prijs per kilometer bij de GVB gelijk is aan de prijs bij de NS, wordt er vanuit gegaan dat deze tariefeenheden nog steeds redelijk overkomen met de kilometerafstand van een enkele reis. Om tot de totale hoeveelheid kilometers per jaar te komen, wordt daarom ook bovenstaande formule gebruikt. Daarnaast wordt ook de conversiefactor van een stoptrein gebruikt.
• Medewerkers die wel op de enquête hebben gereageerd ° Voor alle typen abonnementen (NS- en OV-jaarabonnementen, NS-jaartrajectkaarten met en zonder zones), geldt: Zoals in de volgende paragraaf wordt beschreven, de medewerkers die de enquête hebben ingevuld, geven exact aan welk(e) type(n) vervoer zij gebruiken voor hun woon-werktraject en hoeveel kilometers de enkele reis langs dit/deze traject(en) is. De totale kilometers per halfjaar worden daarmee op dezelfde manier berekend zoals hierboven aangegeven, alleen werd gebruik gemaakt van de aangegeven kilometers. Daarnaast kon de uiteindelijke conversie naar CO2-uitstoot gebeuren met gespecificeerde conversiefactoren. Overige trajecten in de categorie OV/fiets/brommer/lopen10 • Van de 86 NS-abonnementen hadden 43 medewerkers gereageerd. Precies in lijn met de respons van ongeveer 50%. Echter, in de enquête waren in totaal 99 medewerkers die gebruik maakten van het OV of een brommer/scooter (eventueel in combinatie met fietsen en lopen). Dit betekent dat er dus 56 reacties waren van mensen zonder abonnement. Om uit te komen tot een totale CO2-uitstoot hiervan voor heel Grontmij zijn deze 56 reacties verdubbeld. • In de enquête gaven de medewerkers precies aan hoeveel kilometers zij met welk vervoermiddel reisden. Deze gegevens zijn daarom wederom verwerkt via bovenstaande formule. Alleen werd wederom de opgegeven enkele reisafstand gebruikt i.p.v. de tariefeenheden en werd ook een specifieke conversiefactor gebruikt.
3.2.2.4 Extra toelichting enquête Het doel van de enquête was om een gedetailleerder beeld te creëren van het woonwerkverkeer van Grontmij. Zo konden de bestaande gegevens worden aangevuld zoals in voorgaande paragrafen beschreven. In de enquête hebben medewerkers aangegeven hoe hun woon-werkverkeertraject is opgebouwd. Medewerkers kiezen eerst of dit over het algemeen via een leaseauto, met een eigen auto of via OV/fiets/lopen/brommer/scooter is. In geval van een auto wordt de medewerkers gevraagd naar het type auto. In geval van het laatste kunnen de medewerkers de hoeveelheid ‘trajecten’ aangeven. Een medewerker die met de fiets naar het station gaat, vervolgens met de trein verder en van daar lopend naar de eigen standplaats, heeft drie ‘trajecten’ in de enquête opgegeven. Omdat niet elke medewerker fulltime werkt, is het aantal reiskilometers van elke respondent vermenigvuldigd met het aantal fte11 van de betreffende respondent. Zie ook ‘aannames bij verwerking van de enquêtedata’ voor toelichting op hoe het aantal fte is toegepast.
10
Dit gaat om alle trajecten waarbij het OV werd gebruikt, maar waarbij de medewerker niet in het bezit was van een NS-abonnement; het zou dus kunnen dat dit gaat om iemand die eerst naar de trein fietst en vervolgens met de trein gaat. Iemand die alleen met de fiets naar het werk gaat, wordt hier niet meegeteld, omdat er geen sprake is van CO2-uitstoot. In de vergelijkingen worden deze medewerkers wel meegeteld. 11 fte = fulltime-equivalent
, revisie 1.0 Pagina 13 van 24
Woon-werkverkeer
Mensen hebben de vervoermiddelen op kunnen geven die zijn opgenomen in Tabel 3-2. In de tabel is ook aangegeven welke emissiefactor is gehanteerd bij het omrekenen naar CO2emissies. Deze factoren zijn opgesteld door CE Delft in opdracht van ProRail. Uitzonderingen zijn aangegeven. Tabel 3-2
Emissiefactor per vervoermiddel
Vervoermiddel Leaseauto Eigen auto Touringcar Streekbus Stadsbus Metro/tram Stoptrein Intercity Stoptrein+Intercity (of onbekend treintype) Hoge snelheidstrein Scooter/brommer
CO2-emissiefactor 1860 – 3135* 125 – 305** 45 95 120 100 100 55 65 60 70***
Eenheid g CO2 / liter brandstof g CO2 / km g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm g CO2 / reizigerskm
* Afhankelijk van het type brandstof ** Afhankelijk van het type auto *** Bron: Hendriksen, I., et al., TNO, 2010
Aannames bij verwerking van de enquêtedata:
• Een respondent die vier dagen per week werkt, reist in theorie ook vier dagen per week. In de praktijk zijn echter allerlei afwijkingen mogelijk, bijvoorbeeld: ° respondenten die 36 uur werken (0,9 fte, gemiddeld 4,5 dag per week) kunnen in de praktijk vier dagen per week werken/reizen (9 uur per dag). Ook kunnen zij vijf dagen per week reizen (bijvoorbeeld 4x 8 uur en 1x4 uur), of de ene week vier dagen en de andere week vijf dagen. Voor mensen die 38 uur (0,95 fte) werken is het aantal mogelijkheden nog groter; ° het komt voor dat een werkdag begint op een projectlocatie, waardoor de heenreis niet gerekend wordt tot woon-werkverkeer maar tot zakelijk verkeer; ° het komt echter ook voor dat mensen soms wel werken maar niet reizen (thuis werken). Omdat het onmogelijk is al deze individuele details te achterhalen, is bij het verwerken van de enquêteresultaten de aanname gedaan dat het aantal fte een goede indicator is voor het gemiddeld aantal dagen dat men per week naar het werk reist. Zeker omdat deze per periode zullen verschillen. In de praktijk zal dit een overschatting zijn van het daadwerkelijk gemaakte aantal kilometers. Het zal immers vaker voorkomen dat mensen thuiswerken of rechtstreeks naar een projectlocatie gaan, dan dat zij extra dagen naar kantoor reizen. Omdat de enquête alleen dient als een aanvulling op de overige gegevens, is dit voldoende nauwkeurig.
• Er bleken mensen per veerboot te reizen. De afstand die de veerboot aflegt is meegerekend als de afstand die met het vervoermiddel wordt afgelegd waarmee de medewerker van en naar de veerboot reist. Bijvoorbeeld: voor de afstand van iemand die met de auto naar de veerboot reist, oversteekt met de veerboot en met auto verder reist, wordt aangenomen dat de volledige afstand met de auto is afgelegd. Hiermee wordt de CO2-uitstoot over het algemeen iets overschat. Voor de afstand van iemand die te voet of per fiets gebruik maakt van een veerboot, wordt aangenomen dat de volledige afstand te voet of per fiets is afgelegd. Hiermee wordt de CO2-uitstoot naar alle waarschijnlijkheid wat onderschat. Gemiddeld zal de CO2-uitstoot nauwelijks afwijken van de werkelijke CO2-uitstoot.
• Tot slot zijn er ook mensen die carpoolen. Deze mensen hebben 0 kilometer reisafstand ingevuld. Voor de CO2-berekeningen is dit verder niet van belang: mensen die carpoolen krij-
, revisie 1.0 Pagina 14 van 24
Woon-werkverkeer
gen een van tevoren vastgestelde maandelijkse vergoeding. Hun gemaakte kilometers worden verder niet geregistreerd.
3.3 Resultaten Uit het centrale taartdiagram in Figuur 3-3 en in onderstaande Tabel 3-3 is af te lezen dat 34% van de medewerkers van huis naar werk reist met een leaseauto, 41% met een eigen auto en 25% met het openbaar vervoer, een scooter of brommer, de fiets, lopend of een combinatie hiervan. Hoewel het aandeel eigen auto’s het grootst is, is wat betreft CO2-uitstoot het aandeel van leaseauto’s verreweg het hoogst (zie Figuur 3-2). Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat medewerkers met een leaseauto gemiddeld veel meer kilometers maken dan mensen met een eigen auto. Een medewerker komt ook pas in aanmerking voor een leaseauto wanneer hij of zij minimaal 15.000 zakelijke en woon-werkkilometers per jaar maakt. In totaal komt hiermee het woon-werkverkeer uit op 1.041 ton CO2. Dit is iets meer dan 20% van de totale uitstoot van Grontmij voor het 1e halfjaar van 2010. Tabel 3-3
Emissiefactor per vervoermiddel
Type vervoermiddel Leaseauto Eigen auto OV/brommer/fiets/lopen Totaal
Percentage Percentage medewerkers CO2-emissie (ton CO2) CO2-emissie 34 % 60 % 649 41 % 293 27 % 25 % 138 13 % 1041 100 % 100 %
In de omliggende taartdiagrammen in Figuur 2-3 is een verdere uitsplitsing weergegeven per vervoerscategorie. In de taartdiagrammen voor eigen auto en leaseauto is de verdeling van de verschillende typen auto af te lezen ten opzichte van het totale aantal (eigen of lease-)auto’s. In het taartdiagram voor OV/brommer/fiets/lopen is weergegeven wat de verdeling is van de verschillende vervoerstrajecten ten opzichte van de totale categorie OV/brommer/fiets/lopen. Wanneer een medewerker een stuk loopt, vervolgens met de bus gaat, verder reist met de trein en het laatste stuk fietsend aflegt, is elk afzonderlijk onderdeel in het taartdiagram verwerkt. Er is dus sprake van ‘dubbeltelling’ waarbij het reisgedrag van één medewerker in verschillende ‘stukken van de taart’ opgenomen kan zijn. In deze categorie is ook gekeken naar de verdeling tussen CO2-uitstotende trajecten en niet-CO2-uitstotende trajecten12. Hieruit blijkt dat maarliefst 65% van de respondenten alleen met de fiets of alleen lopend naar het werk komt. Maar 35% van deze categorie maakt gebruik van een traject waarbij wel sprake is van CO2-uitstoot. De uitstoot van deze categorie komt daarmee uit op 13% van het totaal aan woon-werkverkeer.
13%
Leaseauto - woon-werk Priveauto - woonwerk 27%
Figuur 3-2 12
60%
Collectief (OV) - woonwerk
CO2-emissies woon-werkverkeer per type vervoer
Waarbij alleen met de fiets of lopend wordt gereisd.
, revisie 1.0 Pagina 15 van 24
Woon-werkverkeer
Figuur 3-3
Verdeling vervoermiddelen woon-werkverkeer
, revisie 1.0 Pagina 16 van 24
Zakelijk openbaar vervoer
4
Zakelijk openbaar vervoer
4.1 Beschrijving zakelijk verkeer met openbaar vervoer In de 29 kantoren van Grontmij werken 2608 medewerkers (2350,47 fte). Dagelijks reizen medewerkers van huis of kantoor naar opdrachtgevers, projecten of naar collega’s in andere kantoren. Voor zakelijk verkeer met het openbaar vervoer (OV) wordt gebruik gemaakt van OV-fiets, OVscooter, trein, tram, bus, metro en taxi13. Grontmij stimuleert het gebruik van OV door het beschikbaar stellen van de Mobility Mixx card per afdeling en per medewerker. Met deze kaart kan via internet een treinreis, desgewenst in combinatie met OV-fiets of taxi voor voor- en natraject, geboekt worden. De kosten hoeven daarmee niet door de medewerker zelf te worden voorgeschoten en er hoeft niet op het station een kaartje gekocht te worden. Overigens kunnen alle zakelijke OV kosten ook gedeclareerd worden. Naast deze opties kunnen mensen ook - in plaats van een leaseauto - een NS- of OVjaarabonnement krijgen. Hiermee kunnen mensen zowel zakelijke als woon-werkkilometers met het openbaar vervoer maken. Tot slot wordt in een enkel geval een treinreis naar het buitenland geboekt via een reisorganisatie. Om zakelijk verkeer te verminderen biedt Grontmij de mogelijkheid om vergaderingen te houden door middel van videoconferencing. In de meeste vestigingen zijn hiervoor een of meerdere kamers ingericht. Videoconferencing is beschikbaar tussen kantoren maar nog niet voor communicatie met locaties buiten Grontmij. Skype zou hiervoor een goed alternatief zijn en wordt bij uitzonderlijke gevallen14 al toegepast maar is nog niet standaard op computers van medewerkers geïnstalleerd. Uiteraard is niet voor elk type vergadering videoconferencing / Skypen een gelijkwaardig alternatief, soms is persoonlijk contact noodzakelijk of wenselijk. In Figuur 4-1 is de verdeling van de verschillende vervoermiddelen over de medewerkers weergegeven. Dit is op basis van totaal aantal kilometers15. Het gebruik van de OV-fiets komt neer op 0,31%, de hoge snelheidstrein bedraagt 0,43% en de taxi 0,00% (in totaal 18 kilometer).
0,00% 0,43% 0,31%
Onbekend treintype Stoptrein
45,46%
Hoge snelheidstrein 53,81%
Taxi OV-fiets
Figuur 4-1
Verdeling vervoermiddelen zakelijk verkeer met OV
13
Via Mobility Mixx kan een taxi worden geboekt i.c.m. een OV-traject. Bijvoorbeeld wanneer structureel met een of enkele personen in het buitenland gecommuniceerd moet worden. Dit komt voor bij o.a. de opzet van afvalwaterzuiveringen in het buitenland. 15 Kanttekening hierbij is dat fietskilometers inherent lager zullen zijn dan de andere typen. 14
, revisie 1.0 Pagina 17 van 24
Zakelijk openbaar vervoer
4.2 Methode 4.2.1 Herkomst data zakelijk OV Hieronder is aangegeven hoe gegevens geregistreerd zijn wanneer men een Mobility Mixx card of een jaarabonnement gebruikt, wanneer men naar het buitenland reist en wanneer men zelf vooruit betaald. Tabel 4-1
Gegevensregistratie en vergoeding per vervoermiddel
Type reis/boeking Mobility Mixx card NS- en OVjaarabonnement Buitenland Zelf vooruit betalen
Wijze van vergoeding Grontmij betaalt Mobility Mixx (onderdeel van Leaseplan) Grontmij betaalt NS Grontmij betaalt reisorganisatie Vergoeding op declaratiebasis
Registratie Mobility Mixx geeft gebruikersaantallen en kilometers NS geeft prijs van de kaart per jaar weer. Factuur met treintraject en euro’s Declaraties in euro’s
4.2.2 Verwerking data 4.2.2.1 Mobility Mixx card Mobility Mixx, een dochter van Leaseplan, verschaft een rapportage waarin precies wordt aangegeven hoeveel trein- en taxikilometers zijn gemaakt en hoe vaak gebruik is gemaakt van een OV-fiets. De treinkilometers zijn omgezet naar CO2-uitstoot met de factor voor een onbekend treintype. De taxikilometers zijn omgezet naar CO2-uitstoot met de factor voor een onbekend autotype. Om het vervoermiddelengebruik te kunnen vergelijken is aangenomen dat de ritten met de OV-fiets gemiddeld 5 km bedragen16. 4.2.2.2 NS- en OV-jaarabonnement Wat betreft de NS- en OV-jaarabonnementen voor zakelijk gebruik heeft de enquête tevens aanvullende informatie opgeleverd. Hieronder wordt beschreven hoe de gegevens zijn verwerkt van de medewerkers die niet en de medewerkers die wel op de enquête hadden gereageerd. • Medewerkers die niet op de enquête hebben gereageerd ° NS- en OV-jaarabonnementen − Zoals aangegeven in hoofdstuk 3 wordt 1094,99 euro van het abonnement toegekend aan woon-werkverkeer en de rest aan zakelijk verkeer. Deze euro’s worden wederom omgezet naar kilometers met 8,4 ct/km bij een 2e klasse en 10,5 ct/km bij een 1e klasse abonnement17. Om tot slot van kilometers tot CO2-uitstoot te komen, worden deze kilometers ook vermenigvuldigd met de conversiefactor voor een stoptrein. • Medewerkers die wel op de enquête hebben gereageerd ° NS- en OV-jaarabonnementen − In hoofdstuk 3 worden de woon-werkkilometers uitgerekend op een andere manier. Deze kilometers worden omgezet naar euro’s. Dit bedrag in euro’s wordt afgetrokken van de totale abonnementskosten. De overgebleven kosten worden vervolgens op dezelfde manier weer omgezet in kilometers zoals hierboven beschreven. Deze kilometers worden ook omgezet naar CO2-uitstoot met de stoptrein-conversiefactor. 4.2.2.3 Buitenland In het enkele geval dat iemand met het openbaar vervoer naar het buitenland gaat, bestaat de mogelijkheid om dit bij een reisorganisatie te laten boeken. Vervolgens ontvangt Grontmij een factuur met het begin- en eindstation. Met behulp van Google Maps wordt de afstand van dit traject berekend en wordt de CO2-uitstoot berekend met waar mogelijk een specifieke factor18.
16
Gemiddelde van ~2,5 km enkele reis geschat. Minder dan 2,5 km zullen mensen waarschijnlijk lopen. Meer zullen mensen al gauw met een andere vorm van OV reizen. 17 Gebaseerd op NS-abonnementsgegevens van Grontmij medewerkers en NS en GVB data. 18 Bijvoorbeeld hogesnelheidstrein voor Rotterdam naar Parijs.
, revisie 1.0 Pagina 18 van 24
Zakelijk openbaar vervoer
Het is overigens ook mogelijk om zelf een treinreis te boeken en vervolgens te declareren. De verwerking hiervan wordt beschreven in de volgende paragraaf. 4.2.2.4 Zelf vooruit betalen Tot slot kunnen medewerkers hun zakelijk OV traject ook zelf vooruit betalen en vervolgens declareren. Sinds eind 2010 wordt apart bijgehouden of gedeclareerde reiskosten vallen onder zakelijk openbaar vervoer. In totaal 6 weken aan declaraties waren in 2010 beschikbaar. Dit is niet representatief voor 6 maanden, maar omdat deze post zeer klein is qua uitstoot en er geen verdere informatie beschikbaar is, worden deze declaraties meegenomen door de 6 weken om te zetten naar 6 maanden. Vervolgens zijn de euro’s omgezet naar kilometers. Hierbij wordt echter gebruik gemaakt van een factor van 12,8 ct/km. Dit is wederom gebaseerd op gegevens van de NS, alleen is de factor hoger dan bij de NS-abonnementen, omdat individuele treinkaartjes nu eenmaal duurder zijn dan abonnementen. Met de factor voor een onbekend treintype zijn deze kilometers omgezet in tonnen CO2. 4.3 Resultaten De totale CO2-uitstoot van zakelijk verkeer met openbaar vervoer bedroeg 33 ton. Dit komt neer op 1% van de totale uitstoot van Grontmij voor het 1e halfjaar van 2010. In figuur 4-2 is de hoeveelheid CO2-emissie per type vervoermiddel weergegeven. Deze figuur bevestigd de bevindingen weergegeven in de volgende figuur: er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van Mobility Mixx kaarten (conversiefactor onbekend treintype) en NS- of OV-abonnementen (conversiefactor stoptrein).
0% 0% 0% Onbekend treintype 43%
Stoptrein Hoge snelheidstrein
57%
Taxi OV-fiets
Figuur 4-2
CO2-emissisies per type vervoermiddel zakelijk OV
Wat betreft type reis/boeking wordt voor het grootste deel gebruik gemaakt van de Mobility Mixx cards. Een treinreis boeken via een reisorganisatie komt bijna niet voor en er wordt ook weinig gedeclareerd.
0%1% 38%
Reisorganisatie Declaraties NS- en OV-abonnementen
61%
Figuur 4-3
Mobility Mixx
CO2-emissisies per type reis/boeking zakelijk OV
, revisie 1.0 Pagina 19 van 24
Doelstellingen 2011 en verder
5
Doelstellingen 2011 en verder
5.1 Resultaten scope 3 analyses Uit de resultaten van de analyses van het woon-werkverkeer en het zakelijk OV wordt duidelijk dat eigenlijk de ene post uit scope 1 het meest significant is wat betreft CO2-emissies: de leaseauto’s. In onderstaande figuur zijn ter illustratie de emissies per woon-werk vervoertype (scope 1 en 3) en het totaal aan zakelijk OV (scope 3) weergegeven.
Leaseauto - woon-werk 12%
3% Priveauto - woonwerk
26%
59%
Collectief (OV) woonwerk Collectief (OV) - zakelijk
Figuur 5-1
CO2-emissisies scope 3 analyse + leaseauto’s woon-werk (scope 1)
Wat betreft deze twee posten (woon-werkverkeer en zakelijk OV) is 97% toe te kennen aan het woon-werkverkeer. Als alleen wordt gekeken naar scope 3 (zonder het woon-werkverkeer via leaseauto’s) is het aandeel van het woon-werkverkeer 93%. Dit wekt de indruk dat hier wat betreft CO2-reducties duidelijk de grootste winst te behalen valt. Aan de andere kant is de CO2emissie van woon-werkverkeer lastig te reduceren. Zoals beschreven in hoofdstuk 3 is persoonlijk contact met collega’s erg belangrijk in een organisatie waar samenwerking essentieel is. Een significante vermindering van het aantal woon-werktrajecten en de lengte van deze trajecten is daarom niet reëel. Wel is het mogelijk te werken aan een transitie waarbij woonwerktrajecten met veel CO2-uitstoot wordt omgezet in woon-werktrajecten met weinig CO2uitstoot, door bijvoorbeeld te kiezen voor andere vervoermiddelen (bijvoorbeeld fiets i.p.v. bus of OV i.p.v. auto). 5.2 Doelstellingen In paragraaf 2.3 is toegelicht dat Grontmij met name invloed heeft op de CO2-emissie van de geanalyseerde posten van scope 3 door het beïnvloeden van medewerkers in hun keuze voor vervoermiddelen. De beïnvloeding richt zich op CO2-reductie door vermindering van vervoersmodaliteiten die fossiele brandstof verbruiken en verschuiving naar vervoersmodaliteiten die minder fossiele brandstof, dan wel een duurzaam geproduceerde brandstof of energiedrager verbruiken. Het woon-werkverkeer valt volledig onder scope 3. Het zakelijk verkeer valt voor wat betreft autokilometers onder scope 1 (leaseauto’s) en 2 (privéauto’s). De verschuiving zal dus betekenen dat reductie van autokilometers in scope 1 en 2 zich deels19 vertaalt naar toegenomen OV-kilometers in scope 3.
19
Het andere deel betreft een zuivere reductie van kilometers; deze kilometers worden niet meer gemaakt omdat contact op een andere manier plaatsvindt, bijvoorbeeld door middel van videoconferencing en carpoolen.
, revisie 1.0 Pagina 20 van 24
Doelstellingen 2011 en verder
De doelstelling voor deze twee posten van scope 3 wordt gesteld op een reductie van 2,5% in totale CO2-emissie eind 2011 t.o.v. het eerste halfjaar van 2010. De doelstelling voor 2012 zal worden vastgesteld zodra wordt gerapporteerd over de CO2-emissies van heel 2010. In de rapportage ‘Grontmij Nederland B.V., CO2-emissie-inventaris 2009’ zijn CO2reductiedoelstellingen opgenomen voor scope 1 en 2. Hieraan is bovengenoemde doelstelling voor scope 3 toegevoegd, zie Tabel 5-1. Tabel 5-1 CO2-reductiemaatregelen en doelstellingen voor 2010 en 2011 t.o.v. 2009 Reductie t.o.v. Scope Onderdeel Reductiemaatregel 2009 1 Gas • Verwarmingsinstallaties o.a. waterzijdig inregelen Leaseauto’s
2
Elektriciteit Vluchten Zakelijk verkeer eigen auto
• • • • • • • • •
Groen gas vanaf 2010 Alleen A en B labels vanaf 2010 Labels koppelen aan bandbreedte voor max. CO2-uitstoot Stimuleren videoconferencing & carpooling Groene stroom vanaf 2010 Minder printers en alleen nog MFP’s Stimuleren gebruik videoconferencing Stimuleren gebruik Mobility Card Stimuleren videoconferencing & carpooling
5% in 2010 15% in 2011
Reductie t.o.v. 1e halfjaar 2010 3
Woonwerkverkeer
• Stimuleren verschuiving van fossiele brandstoffen naar duurzaam geproduceerde brandstoffen/energiedragers
• Stimuleren carpoolen • Stimuleren thuiswerken Zakelijk OV
2,5% in 2011
• Stimuleren gebruik OV • Stimuleren thuiswerken
5.3 Monitoring voortgang doelstellingen De doelstelling voor scope 3 is gesteld op een reductie van 2,5% in totale CO2-emissie eind 2011 t.o.v. het eerste halfjaar van 2010. Elk half jaar wordt de CO2-emissie-inventaris bijgesteld. Resultaten hieruit kunnen worden vergeleken met de CO2-emissie die is weergegeven in deze ketenanalyse, die in feite als ‘nulmeting’ fungeert. In eerdere hoofdstukken zijn de resultaten weergegeven (paragraaf 3.3 en 4.3), hier herhaald in Tabel 5-2. Tabel 5-2
CO2-emissie scope 3 in 2010
Scope 3-onderdeel
CO2-emissie (ton)
Woon-werkverkeer Zakelijk OV-verkeer Totaal
431 33 464
CO2-emissie per fte* (ton/fte) 0,183 0,014 0,197
* In 2010 in totaal 2350 fte (2608 medewerkers)
In het tweede halfjaar van 2010 en 2011 wordt voor scope 3 de CO2-emissie op dezelfde manier geïnventariseerd als beschreven in deze rapportage. Wanneer dit nodig wordt geacht, kan opnieuw een enquête uitgevoerd worden. 5.4 Actieplan 2011 Er wordt een verschuiving beoogd van ‘fossiele’ kilometers naar duurzame (‘CO2-arme’) kilometers en een vermindering van de totale (fossiele) kilometers. Een totale CO2-reductie van 2,5% wordt bereikt met onder andere de volgende maatregelen:
, revisie 1.0 Pagina 21 van 24
Doelstellingen 2011 en verder
• stimuleren carpoolen; • stimuleren thuiswerken; • stimuleren gebruik openbaar vervoer; ° Mobility Mixx card; ° NS- en OV-jaarabonnementen i.p.v. een leaseauto; • Stimuleren fietsgebruik; • Huisvestingbeleid in lijn met CO2-vermindering (naast stations; centrale ligging; etc.) Het belangrijkste instrument om voor beide posten te komen tot uitvoering van bovenstaande maatregelen is de Mobiliteitsregeling Nederland (MRN) van Grontmij. Het actieplan richt zich daarom op aanpassingen van de MRN, gericht op verdere CO2-reductie. Aanvullend daarop worden initiatieven genoemd om CO2-reductie te bereiken in samenwerking met ketenpartners. Tenslotte worden overige maatregelen en initiatieven toegelicht. In het algemeen geldt dat gedragsveranderingen bereikt kunnen worden door gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst gedrag te ontmoedigen. Hiervoor kunnen regels, financiële prikkels en communicatiemiddelen worden ingezet. 5.4.1 Mobiliteitsregeling Nederland (MRN) Om de MRN effectief aan te passen, is het nodig goed te weten wat mensen belemmert in het laten staan van de auto. Een middel hiervoor is een steekproefsgewijze enquête onder mensen die met de eigen auto komen waarin wordt onderzocht waarom zij wel met de auto komen, waarom zij niet met een ander vervoermiddel komen en wat Grontmij kan doen om ervoor te zorgen dat zij wel met een ander vervoermiddel zouden komen. Deze enquête wordt in het voorjaar van 2011 uitgevoerd. De enquêteresultaten vormen de input voor een brainstorm met een kleine groep betrokken (bv. enkele autorijders, CO2-team, MRN-team). Naar aanleiding hiervan wordt in de zomer van 2011 de MRN aangepast. Onderdelen uit de MRN waarvan nu al bekend is dat verbetering vanuit het perspectief van CO2-uitstoot mogelijk is, zijn: • transitie van auto naar OV/fiets • transitie van bus/tram naar fiets • stimuleren van fietsgebruik door bijvoorbeeld: ° fietsenplan financieel nog aantrekkelijker maken dan vergoeding voor privévoertuig ° verwennen van fietsers: fietspomp en bandenplakset in de fietsenstalling neerzetten, contract afsluiten met lokale fietsenmakers voor onderhoudsbeurten en voorkeursbehandeling bij lekke banden • stimuleren van reizen per trein door bijvoorbeeld: ° medewerkers die ook tijdens hun woon-werktraject willen en kunnen werken standaard een 1e klas abonnement te geven ° voor OV meer vergoeden dan alleen het woon-werktraject door het verstrekken van een NS- of OV-jaarabonnement (voor heel Nederland), om mensen vooral zakelijk, maar ook privé te stimuleren om met het openbaar vervoer te reizen • carpoolen stimuleren door bijvoorbeeld: ° de mogelijkheden hiervoor beter onder de aandacht te brengen en carpoolen te belonen met privileges zoals een gunstig gelegen gereserveerde parkeerplaats of jaarlijks voor alle carpoolende partijen een tegoedbon voor de autowasserette. ° In samenwerking met ECars Europe wordt in 2011 de mogelijkheid verkend om een pilot uit te voeren op het gebied van interactief carpoolen, door carpoolgenoten te vinden bijvoorbeeld via een social network of app op de smartphone. 5.4.2 Stimuleren gebruik openbaar vervoer • Voor reizen met het OV is een OV Chipkaart steeds vaker noodzakelijk. Het declareren van reizen met de OV Chipkaart is alleen mogelijk bij gebruik van een persoonlijke kaart. Grontmij kan een anonieme OV Chipkaart per afdeling beschikbaar stellen of op andere manieren de OV Chipkaart makkelijker toegankelijk maken voor medewerkers, zodat declaratie niet nodig is.
, revisie 1.0 Pagina 22 van 24
Doelstellingen 2011 en verder
• De Mobility Card is nu alleen geschikt voor trein, taxi en OV-fiets. Voor reizen met de trein is het vaak nodig om het OV te gebruiken om op het station en op de bestemming te komen. De Mobility Card diensten zouden kunnen worden uitgebreid de mogelijkheid om ook bus, tram en metro van tevoren te boeken. Zie ook “Initiatieven in samenwerking met externen” (Mobility Card als OV Chipkaart). 5.4.3 Overige initiatieven intern • Promotie van videoconferencing door goede uitleg over gebruik en toepassingsmogelijkheden, beter en herhaaldelijk onder de aandacht brengen, beter onderhoud en beschikbaarheid van een helpdesk of vraagbaak per kantoor • Het verminderen van het aantal kantoren heeft gevolgen voor het energieverbruik en de CO2-footprint van scope 1 en 2. Daar staat tegenover dat het aantal kilometers woonwerkverkeer daardoor toeneemt. Nagaan wat de consequenties zijn van het sluiten van kantoren en of dit in totaal gunstiger is.; • Videoconferencing met externe partijen is niet mogelijk. Skype zou hiervoor een oplossing kunnen zijn, mits de externe partij hier ook over beschikt. Binnen Grontmij zou Skype standaard beschikbaar gesteld kunnen worden op elke computer / laptop. Webcam’s en microfoons zouden uitgeleend kunnen worden via ICT (zoals nu ook voor TomToms mogelijk is). Gebruik van Skype vereist veel van de serverruimte van de gebruiker. Wanneer Skype op grote schaal gebruikt zou worden, zou dit een extra investering in serverruimte vergen. Wanneer Skype zodanig gebruikt wordt dat dit problematisch wordt, moet de afweging gemaakt worden of het zinvol is hier verder in te investeren. Het merendeel van de opdrachtgevers past Skype overigens ook nog niet standaard toe. 5.4.4 Initiatieven in samenwerking met externen (ketenpartners) Ketenpartners die van invloed zijn op transportbewegingen van Grontmij-medewerkers zijn vervoerders, concessieverleners en energiemaatschappijen. Hieronder is per partner aangegeven welke initiatieven de komende tijd worden uitgevoerd. 5.4.4.1 Vervoerders • Het zou handig zijn als de Mobility Card kon worden gebruikt als OV Chipkaart (zie ook hierboven onder ‘stimuleren gebruik openbaar vervoer’). Dit is momenteel nog niet mogelijk. Grontmij wil het initiatief nemen om de ketenpartner “Mobility Mixx” (onderdeel leasemaatschappij) te stimuleren om de Mobility Card ook geschikt te maken voor bus, tram en metro en om dit te doen via het OV Chipkaartsysteem. • Medewerkers die naar het hoofdkantoor in De Bilt reizen, leggen min of meer hetzelfde traject af als medewerkers van het nabijgelegen RIVM, waar ongeveer 1500 mensen werken. Er zou in samenwerking met het RIVM en de busmaatschappij (en eventueel de NS) gezocht kunnen worden naar een manier voor pendelverkeer naar de nabijgelegen stations Bilthoven en Utrecht Centraal. In 2011 worden de mogelijkheden hiervoor verkend. Een vergelijkbaar initiatief kan worden uitgevoerd op andere Grontmijvestigingen met ‘buren’ met een gelijke vervoersbehoefte, zoals bedrijventerrein Coenecoop te Waddinxveen. • In samenwerking met de NS kan bepaald worden waar (extra) OV-fietsen zouden kunnen worden geplaatst om verkeer van Grontmijkantoren naar dichtbijgelegen stations per fiets te stimuleren. In 2011 worden de mogelijkheden hiervoor verkend. • Zakelijk verkeer: het beschikbaar stellen van leenfietsen en leenauto’s zorgt ervoor dat de drempel verlaagd wordt voor medewerkers om met de fiets naar het werk te komen wanneer zij overdag klant bezoeken. Hiervoor zou een zakelijk contract met Greenwheels of ConnectCar kunnen worden afgesloten waarbij deze vervoerders een auto op parkeerterreinen van Grontmij stationeren. In 2011 worden de mogelijkheden hiervoor verkend (financieel, ruimtelijk, administratieve lasten, onderhoud etc.) 5.4.4.2 Concessieverleners • In 2011 zet Grontmij overleggen voort met de gemeenten en provincies waarbinnen Grontmijkantoren zijn gelegen. In deze overleggen zal Grontmij het belang onderstrepen van het opnemen van eisen op het gebied van CO2 bij het verlenen van concessies. Een argument
, revisie 1.0 Pagina 23 van 24
Doelstellingen 2011 en verder
hiervoor is tevens dat een dergelijke eis in lijn is met het beleid voor duurzaam inkopen dat door overheden steeds vaker wordt toegepast. • In deze zelfde overleggen kan het idee van pendelverkeer in samenwerking met het RIVM ook worden voorgelegd. Eventueel kan de provincie Utrecht hier vervoerders beïnvloeden en eventueel budget m.b.t. verlenen. 5.4.4.3 Energieleveranciers • Grontmij werkt aan initiatieven voor duurzame energie en heeft contacten met diverse energiebedrijven. In de vestiging Lelystad is een aardgasauto aangeschaft met als doel om aardgas op den duur te vervangen door biogas. Dergelijke initiatieven kunnen verder worden uitgebreid. In 2011 zullen hiervoor de mogelijkheden worden onderzocht.
, revisie 1.0 Pagina 24 van 24