Samenvatting Halverwege de Gelderse Uitvoeringsagenda
Op 20 juni discussieerden Gelderse bestuurders, ondernemers en vertegenwoordigers van het middenveld met het college over de koers van de Uitvoeringsagenda. Ged. Markink opende met de vraag welke focus moet worden aangebracht in de inzet voor economie, stad en platteland. De relaties waarschuwden voor al te afgebakende keuzes. Gelderland hoeft niet te concurreren met de Randstad, door veel meer te focussen op de Gelderse steden. Integendeel, stad en platteland hebben elkaar nodig en vragen elk om aandacht. Veelgehoord pleidooi was dat de provincie meer moet aansluiten bij lokale en regionale initiatieven, bijv. van samenwerkende gemeenten of groepen ondernemers. Daar vinden innovaties plaats en die bieden kansen, ook voor bijv. leegstaande panden. Voorts kwam er – als antwoord op het topsectorenbeleid – een sterke oproep om bestaande bedrijvigheid meer te koesteren. Daarvoor moet ook ruimtelijk voldoende ontwikkelruimte blijven. Krachtig was ook het pleidooi voor breedbandinternet in de Gelderse plattelandgebieden. Voor de nabije toekomst werd geadviseerd om de blik meer op Duitsland te richten. Ook moeten we vinger aan de pols houden als het gaat om een passende match tussen opleidingen en arbeidsmarkt. Over de trend, dat maatschappelijke vraagstukken vaker via lokale initiatieven dan via de bestaande instituties kunnen worden opgelost, werd nog lang nagepraat.
CineMec, 20 juni 2013
Verslag bijeenkomst Midtermreview Uitvoeringsagenda Bob Roelofs opent de bijeenkomst en blikt, aan de hand van de fotowand, terug op enkele hoogtepunten van de afgelopen twee jaar. Hij bericht dat ged. Traag in Amerika is, ged. Bieze is bij de minister van I&M en ged. Meijers komt later. Ged. Markink meldt dat het doel van de middag is de inhoudelijke balans op te maken van de Uitvoeringsagenda. Kunnen we onze bestuursstijl van partnerschap verder ontwikkelen en moeten we soms meer focus aanbrengen in onze inzet voor de economie, stad en platteland en mobiliteit. De speerpunten, die in 2011 zijn bepaald, waren • Partnerschap als bestuursstijl, wij kunnen als provincie eigenlijk heel weinig alleen. Het oplossen zal altijd samen met instellingen en burgers moeten gaan; • Ondernemerschap bevorderen, minder subsidie- of overheidsafhankelijk. Wij zien mogelijkheden om geleidelijk aan het subsidie-infuus te doorbreken • Herijking van het beleid: • Co-creatie, en • Een forse investeringsagenda met nieuwe instrumenten.
In de afgelopen twee jaar zijn diverse successen gerealiseerd: het topfonds, waar initiatieven binnen de topsectoren via revolverende geldstromen worden gestimuleerd; het akkoord over de A15, de omgevingsvisie, het sportbeleid, de decentralisatie van het natuurbeleid. Er is een bedrag van € 35 mln vrijgemaakt voor natuurtaken. Vandaag staan we echter voor de vraag of we, gelet op nieuwe omstandigheden, zo verder gaan. Als overheid heb je beperkte mogelijkheden. Het college wil luisteren en stelt zich kwetsbaar op. Want anno 2013 is een ingrijpende ontwikkeling de crisis. We moeten ombuigen, bezuinigen en harde klappen vallen bij de gemeenten en het bedrijfsleven. Decentralisatie speelt op achtergrond ook een rol. We starten een onderzoek maar sterk en toekomstig bestuur. Vraag is ook wat de Gelderse partners in onze bestuursstijl ‘partnerschap’ verwachten. Wil men liever een provincie die knopen doorhakt? Ook slagkracht is een probleem. Hoe kunnen we tot snellere besteding komen. We overwegen nu om toezeggingen aan een looptijd te verbinden. Als projecten niet van de grond komen vervalt dan de toezegging. Tenslotte de krimp, die leidt tot nieuwe verhoudingen tussen stad en land. Ged. Van Dijk vraagt aandacht voor de opgaven in de steden, in de relatie tussen steden en ommeland en vraagt hoe we de komende transities (zoals krimp) kunnen stimuleren. Tenslotte is hij benieuwd hoe we meer kunnen profiteren van de logistieke functie van Gelderland. Wat betreft partnerschap pleit hij voor de kunst van het loslaten: leg een doel neer en laat de maatschappelijke partners bepalen hoe het opgelost moet worden. Vervolgens gaan de gasten uiteen in twee discussieworkshops. Verslag workshop Economie en Mobiliteit Marije Alma, de gespreksleider, stelt zich voor. Met een verleden bij o.a. de Haagse redactie van het NOS-journaal is ze vanuit Den Haag teruggekeerd naar Gelderland (Gorssel), ‘en wil niet meer terug’. In de zaal zitten ondernemers, gemeentebestuurders, Statenleden en ambtenaren. De discussie start. Dhr. Joosten, burgemeester van Brummen, twijfelt of meer focus binnen de Uitvoeringsagenda nodig is. Zo zijn er in de regio Stedendriehoek veel innovatieve bedrijven, bijv. op het gebied van energietransitie, die gefaciliteerd moeten worden. En dan niet vanuit topsectoren, maar ‘gewoon’ door lege bedrijfspanden te huren en te voorzien van glasvezel. Na zulke investeringen ga je na vier jaar de vruchten plukken. Topsectorenbeleid moet je dus breed zien. Dhr. Kokke (industriële kring Nijmegen) pleit voor het toegankelijker maken van provinciale ondersteuning. Als de provincie met de ROC-scholen in de regio op innovaties wil voorsorteren, worden initiatieven te gemakkelijk aan de individuele scholen overgelaten. Provinciale inzet om tot krachtenbundeling te komen en aldus bijvoorbeeld makkelijker door te dringen in de concurrentiestrijd rondom subsidiemiddelen ontbreekt. Liever € 10 mln gericht inzetten op bijvoorbeeld de ROC’s , dan € 90 mln ongericht uitstorten over Gelderland. Wethouder Nijland van Zevenaar vindt het topsectorenbeleid prima, maar pleit voor meer aandacht voor bestaande bedrijven. Deze zitten er gemiddeld 40 jaar en zijn tegen hun grenzen van ontwikkeling aangelopen. Juist de bestaande bedrijven houden zich vaak ‘stil’ en dreigen daardoor te worden vergeten. Maar ook zij zijn intussen geinnoveerd, bijv. een fabriek in Zevenaar die de dashboards voor Mercedesvrachtwagens maakt. Pleit voorts voor provinciale inzet voor verbinding van de Witte Kruis met de A12.
2
Dhr. Van Bergen van Stichting Kiemt vraagt, avuit zijn ervaring om topsectorenkennis te valoriseren, meer ondersteuning door de provincie, bijvoorbeeld in de vorm van één loket en hulp bij het doorploegen van de papierberg. De provincie moet laagdrempeliger worden. Is ervan overtuigd dat het topsectorenbeleid voor wat betreft de energietransitie een boost gaat geven aan het MKB. Wethouder Uitdehaag van Wageningen steunt het topsectorenbeleid, maar vraagt aandacht voor betere afstemming tussen onderwijs en de (toekomstige) arbeidsmarkt. Dit wordt nog indringender door de bevolkingskrimp. Zijn tips: stimuleer de innovatie, koester de bestaande sectoren waar het goed gaat en neem actie op de dreigende mismatch. Dhr. Canter Cremers (stichting biomassa) wijst er op dat de sector steeds moeilijker aan vakmensen komt, met name mbo-opgeleid. Hoewel onderwijs geen provinciale taak is, is het wel een grote zorg en zou de provincie kunnen helpen de mbo-opleidingen meer te waarderen en te promoten. Dhr. Borsboom (Syntens) noemt lopende initiatieven op de Noord Veluwe, waar bedrijfsleven en scholen in een ‘techniekpact’ samenwerken om op te leiden voor de toekomstige vraag op de arbeidsmarkt. Wethouder Van den Hengel van Barneveld wijst op het werk dat de POA’s doen. Ook in het Regiocontract krijgt dit verdere steun. Hij ziet onderwijs-arbeidsamrkt vooral als een taak voor de regio’s, om op te pakken. Voorts pleit hij voor extra inzet op kennis-spinoff vanuit de topsectoren. Een vouchersysteem zou een oplossing kunnen zijn. Nu ze je veel alhier opgeleide kennis naar het buitenland vetrekken. Dhr. Hooimeijer van Kenniscentrum Papier en Karton verbaast zich over de discussie. De papiersector haalt zijn kennis uit het buitenland, haalt de arbeidskrachten voor de helft uit het buitenland en zet 80% van de productie af in het buitenland. Hij denkt dus niet binnen de provinciegrenzen. Pleit voor ‘niet zeuren, maar doen!’ Taak voor de provincie is om barrières voor ondernemers weg te halen. Dhr. Borsboom (Syntens) pleit voor een betere oriëntatie op Duitsland. Veel Duitsers komen naar Gelderse hogescholen, dus kansen volop maar het onderwijs is niet erg vriendelijk voor de Duitse taal. Mevrouw Schwenzow van de Euregio ziet in de samenwerking met Duistlabnd volop uitdagingen, en pleit voor meer grensoverschrijdende samenwerking tussen de Gelderse en Duitse opleidingsinstellingen: biedt meer curricula over de grens aan. Promoot het leren van de Duitse taal en cultuur. Dhr. Nabbe van Lindus (ondernemers in de Liemers) pleit voor ‘duurzaamheid’ als focus in het beleid. In de Liemers bindt dat de ondernemers aldaar. Er zijn veel initiatieven maar het ontbreekt nog aan hulp om de slagkracht te vergroten. Dhr. Borsboom (Syntens) vraagt erkennig voor de verschillen tussen de regio’s. Er is in Gelderland niet één overkoepelend belang te benoemen. Dhr. Wesselink van de Regiocommissie Stedendriehoek heeft vele ‘kreten’ gehoord, zoals slagkracht, cocreatie, focus, ondernemerschap, etc. maar vraagt zich af wat er nu moet gebeuren. Hij ziet de grootste uitdagingen liggen bij de economie, leefbaarheid en woonklimaat van de binnensteden. Daar komen de grootste veranderingen en moeten we op inzetten. Winkels verdwijnen door het internetwinkelen, de provincie kan helpen met concentratie van het
3
winkelbestand, herbestemming, doorontwikkelen, huurvernieuwing etc. Desnoods middels een provinciaal aanjaagfonds met revolverende middelen. Dhr. Velthuis van VNO NCW Arnhem Nijmegen complimenteert het college met de A15. Hij pleit voor een meer arbitraire bestuursstijl. De focus moet meer op de korte termijn liggen; de stijgende werkloosheid is een blok aan het been en daar moet nu aandacht voor komen. Dit als ‘arbitrair’ aandachtsveld naast het (afgebakende) topsectorenbeleid. Voorts merkt hij dat grondstoffen duurder en schaarser worden, mede door de invloed van China. Daardoor pleit hij voor ‘de circulaire economie’, als focuspunt voro de komende 10 à 15 jaar. Dhr. Bleumink van Buck Consultants pleit voor een meerjarig topsectorenbeleid, niet alleen op quick wins inzetten. Ook kan Gelderland het triple helixbeleid zwaarder invullen, we doen het wat dat betreft slechter dan Brabant (knuffelen elkaar nog teveel). Bij het inzetten van Nuongeld pleit hij voor een gerichte inzet, niet alleen op energiebesparen en woningen, maar juist ook op hernieuwbare energie en biobased economy. Dhr. Joosten, burgemeester van Brummen, vraagt aandacht voor de provinciale rol in het ruimtelijk beleid. Dhr. Vintges van de GNMF wijst er op dat de provincie rijk is, want jaarlijks 100 mln aan rente ontvangt. Om onderbesteding te voorkomen pleit hij voor overprogrammering. Hij steunt de pleidooien voor inzet in de duurzaamheidssector en voor een circulaire economie. Wijst er op dat inzet van revolverende middelen in rentetechnisch opzicht veel te duur is. Doet een pleidooi voor behoud van subsidies, veel subsidies zijn nuttig en hoeven niet te worden afgebouwd. Voorts mag de provincie meer investeren in de natuur. Wethouder Uitdehaag van Wageningen wijst op de kortingen die de gemeente moet slikken vanuit het gemeentefonds. Intussen neemt de werkgelegenheid in Wageningen wel toe, dankzij de topsectoren. We moeten inderdaad minder krampachtig doen over het aantrekken van buitenlanders in de economie. Kondigt een nieuw project aan waarin Wageningen gaat cofinancieren. Wethouder Nijland van Zevenaar vindt de agrarische sector ‘de vergeten topsector’, want verantwoordelijk voor een groot deel van ons BNP. In Gelderland is deze innovatieve tak gebaat bij breedband, want daarin lopen we achter. Merkt op dat in de omgevingsvisie en de verordening ideaalbeelden over de landbouw belangrijker lijken te zijn dan de groote van het bouwblok, terwijl het om dat laatste gaat. Wethouder Tijmensen van Barneveld merkt op dat de overheid soms te makkelijk wegloopt. De overheid kan kleiner worden, ondernemers moeten meer ruimte krijgen. Er moet geld komen voor sloop, de overheid kan een slag maken om wat aan leegstaande kantoorpanden te doen. Dhr. Kool, wethouder van Neerijnen, is teleurgesteld dat de Omgevingsverordening veel op slot lijkt te zetten van wat in het cocreatieproces rond de omgevingsvisie is bedacht. Dhr. Canter Cremers (stichting biomassa) pleit voor een sterke agro-foodsector, de biobased economy moet meer aandacht krijgen in het topfonds. In plaats van subsidie kan ook gedacht worden aan het geven van opdrachten. Voorts merkt hij op dat veel MKB-ondernemers geen krediet meer krijgen van de bank. De provincie hoeft die rol niet over te nemen, maar kan wel lokale initiatieven tot kredietunies zoals die er nu zijn steunen. Dit speelt bijvoorbeeld in Nijkerk, waar plaatselijke rijke burgers en
4
ondernemers hun krachten bundelen in een kredietunie en kredieten verstrekken. De provincie kan dat ondersteunen en wellicht verdubbelen. Mevrouw Hoorn van de Regiocommissie Food Valley merkt op dat de cofinanciering een probleem wordt. Ged. Markink vat samen wat hij van de discussie heeft opgehaald. • het pleidooi om als provincie meer aansluiting te zoeken bij initiatieven die lopen, bijv. bij lokale groepen van odnernemers of samenwerkende scholen; • Het pleidooi om bestaande bedrijvigheid meer te koesteren; • De zorgen rondom de arbeidsmarkt en de aansluiting van onderwijs op de toekomstige vraag naar banen; • Pleidooi om meer naar Duitsland te kijken. Missies gaan nu naar China en USA, maar onze buren moeten we niet vergeten. Bevorder grensoverschrijdende opleidingen; • Het pleidooi om meer arbitrair te opereren in het beleid, naast de langjarige focus; • Pleidooi voor meer groeiruimte voor bedrijven; • Pleidooi voor glasvezel in de witte gebieden; • Pleidooi voor exportgaranties. Overigens is de provincie dit aan het bekijken, maar er is alleen bereidheid om als overheid bij te springen als rijk en banken ook hun verantwoordelijkheid nemen. Ged. Meijers merkt op dat de omgevingsverordening bedoeld is als kader, maar daarbinnen genoeg ruimte biedt om doelen in samenwerking te realiseren. De uitnodigingsplanologie blijft gelden. Initiatieven die uit cocreatie ontstaan moeten uiteindelijk getoetst worden aan de regels, maar dat was al de afspraak. Dat betekent dat er ruimte is voor bedrijven om uit te breiden, mits bedrijven aan de regelgeving op het gebied van milieu of dierenwelzijn voldoen. Ged. Bieze merkt op dat er geen sprake is van focusverschuiving in het mobiliteitsbeleid. De provincie is en blijft verantwoordelijk voor het provinciale wegennet. Wel zijn er gedachten om wegdelen over te dragen aan gemeenten, zoals nu ook al met nieuwe rondwegen gebeurt. Mevrouw Alma dankt alle aanwezigen voor hun input en sluit de discussie, die wordt voortgezet met een drankje.
5
Verslag Cinemec, zaal Vitale Stad en platteland Harmke Oudenampsen, de gespreksleider, stelt zich voor. Met een verleden bij o.a. Omroep Gelderland en woonachtig in het landelijke Gelderland verheugt ze zich op de discussies. De discussie wordt aan de hand van stellingen gevoerd. Er moet een oplossing komen voor het overaanbod aan kantoren en detailhandel. Wethouder Polinder van Elburg merkt op dat er nog steeds nieuwe winkelcentraplannen zijn. Er moet goed gekeken worden of dit kan worden tegengegaan. Een andere spreker vraagt aandacht voor de maakindustrie, die ‘terug komt’. Voorbeeld is de sapfabriek. Maakindustrie is goed voor de werkgelegenheid en vraagt ruimte. Leegstaande gebouwen kunnen hiervoor benut worden. Een andere spreker vraagt aandacht voor nieuwe hubs, zoals voor Amazon.com. Gelderse steden hun krachten moeten bundelen in de concurrentie tegen Randstad en Brainport. Wethouder Klappe van Ermelo merkt op dat de focus teveel ligt op de grote steden aan de zuidkant van de provincie. Hij vraagt ook aandacht voor het platteland. Er zijn 50 kleine gemeenten, die hebben een andere problematiek dan vier grote gemeenten. Samenwerking tussen die kleine gemeente is daarom erg belangrijk. Mevrouw Laman Trip van POA Achterhoek vindt dat de tegenstelling tussen stad en platteland niet vergroot moet worden. Het proces Achterhoek 2020 geeft veel energie. De focus moet niet alleen liggen op stedelijke netwerken, ook aandacht en geld moet er gaan naar krimpregio's. Wethouder Bragt van Zaltbommel vindt dat we altijd al samenwerken. Zo is het kleine stedenbeleid uitermate succesvol. Hij pleit ervoor om meer op nationaal niveau te kijken wat gebeuren moet, dan moeten Randstad en Gelderland elkaar niet beconcurreren, maar elkaar versterken. Statenlid Groot van de PvdA vindt ook dat we niet moeten concurreren, maar elk vanuit eigen kracht moeten opereren. Een zorg is de leefbaarheid op het platteland. Provincie dient vooral te zorgen voor een samenhangende aanpak. Mevr. V. d. Kolk, wnd. Burgemeester van Westervoort, vraagt zich af waar je als provincie een meerwaarde kunt bieden voor je partners. We moeten geen tegenstellingen creëren. Statenlid mevrouw Bosman van de PvdA steunt de stelling. De nadruk komt in de toekomst op de steden en stedelijke netwerken te liggen. Ook in Gel;derland meer focus op samenhang is niet verkeerd. Ze pleit ervoor te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen, in plaats van lijdzaam af te wachten. Je kunt niet alles doen, dus en focus en dan op de grote steden is gewenst. Ged. van Dijk steut het betoog van mevrouw Bosman. Wil je een negatieve trend keren of beweeg je mee? Het groeipotentieel is in de steden groter, de grote steden moet je dus in ieder geval op orde hebben. Dhr. Gieling, directeur World Food Center, merkt op dat de trek naar de steden is begonnen. Dat blijven de plekken, waar geïnvesteerd blijft worden. Hij pleit wel voor een verbrede focus:
6
stel meer de mens centraal, in plaats van alleen de economie. De huidige verdienmodellen werken niet meer. Je moet horizon verder weg leggen. Dhr. Gremmen (ANWB) vindt dat je als provincie moet kijken waar je meerwaarde kunt bieden. Dat hoeft niet altijd met geld. In de centra van de steden zal het wel goed komen, maar aan de randen niet. Misschien moet juist daar meer geld naar toe. Vitaliteit van regio's is alleen haalbaar door intergemeentelijke samenwerking. Statenlid Groot (PvdA) vindt dat je verbindingen moet maken als er samenhang is. We moeten niet meer denken in kleine of grote gemeenten, maar in gebieden. Dat betekent dat je op moet houden met denken alsof er een grote tegenstelling is tussen stad en platteland. De overheid moet deze samenhang faciliteren, creëer een politiek van nabijheid. Dhr. Bezemer van Regio Noord Veluwe vindt dat we samen de schouders er onder moeten zetten. Niet allerlei losse samenwerkingsverbandjes opzetten, maar streven naar meer regionale samenwerking. Mevr. Schmidt van de Gelderse Plattelandsvrouwenorganisatie merkt op dat een zorg is of voldoende voorzieningen op het platteland achterblijven. Zij pleit ervoor dat de provincie servicepunten voor ouderen met internetvragen ondersteunt. Als het gaat om de samenwerking tussen gemeenten is regie een beladen term. Het zou goed zijn als de provincie de discussie wat meer zou faciliteren, daarvoor zou best iemand van de provincie 'vanuit wijsheid' mee kunnen denken. Mevrouw Theeuwen (Elan) vindt dat de provincie geen zaken moet opleggen, maar de verbinding moet zoeken. Een faciliterende rol, soms als mediator, past daarbij De provincie kan helpen bij de ingrijpende veranderingen op sociaal terrein, maar de gemeenten moeten het doen. Mevrouw Rouwenhorst (Spectrum) vertelt hoe de provincie ondersteunt bij de transitie van de jeugdzorg. De provincie doet al veel, en zoekt een goed samenspel bij gemeenten. Het gaat niet alleen om transitie, maar om een transformatie. Dat vraagt daarna dus nog financiële steun. Statenlid mevrouw Bosman (PvdA) vindt ook dat er na 2015, na de transitie, nog een vorm van ondersteuning moet zijn vanuit de provincie. Een vertegenwoordiger van Ggnet meldt de enorme problemen aldaar. De ggz-instelling moet 300 bedden inleveren, een groot probleem. De zorgsector hoort ook bij de Stedendriehoek. De provincie kan daar misschien ook een rol in pakken. Mevrouw Verburg, Markant Centrum voor kunst- en cultuureducatie, vindt dat de provincie nog steeds in het sociale domein een belangrijke rol speelt. De bal ligt eerst bij de gemeenten, dat wel. Maar de regionale voorzieningen moeten goed verankerd worden. Er ligt ook een belangrijke rol voor de grote steden: hoe kunnen we e.e.a. in partnerschap organiseren. Duidelijkheid moet komen wat nu wiens taak is: lokaal, regionaal en provinciaal. De trek naar de stad zorgt voor minder kwaliteit van het buitengebied. Dhr. Van Essen (St. Woningbeheer Betuwe) pleit voor veel focus op het platteland. De kernen lopen leeg, hoe houden we bepaalde voorzieningen in stand? Dhr. Doorn (heemraad van waterschap Rijn en IJssel) pleit ervoor gedifferentieerd naar dit
7
probleem te kijken. Bekijk de kwaliteit per regio. Overigens wil niet iedereen in de stad wonen. Dhr. Van Aggelen (regiocommissie Stedendriehoek) pleit voor meer focus door het geld te laten neerdalen in de gebieden waar het probleem het grootst is. Wethouder Scholtens van Millingen aan de Rijn zegt, dat dorpen de stad nodig hebben. De arbeid trekt van het platteland naar stad en de mensen gaan er achteraan. Dus is meer focus op de steden en de valleys wenselijk. Hij pleit ervoor in ruimtelijke plannen meer ruimte c.q. vrijheid te bieden om zaken te ontwikkelen c.q. te bouwen. Dhr. x van de Vereniging kleine kernen vindt digitale bereikbaarheid erg belangrijk. Er zijn extra investeringen nodig in het buitengebied. Roept de provincie op te zorgen voor glasvezelaansluiting, ook in dunbevolkte gebieden. Statenlid Van Bohemen (CDA) voelt een grote urgentie voor breedband in het landelijk gebied. De nog vrije bestedingsruimte zou moeten worden uitgewerkt in investeringen in breedband. Ged. Van Dijk antwoordt dat we niet kunnen afdwingen, dat kabelbedrijven ook investeren in breedband op het platteland. Willen we breedband stimuleren, dan kan dat via gezamenlijke corporaties (provincie en gemeenten) in plaats van met subsidies. Mevr. Verburg (Markant) plet ervoor om investringen in infrastructuur te verbinden met een impuls voor andere inhoudelijke onderwerpen, bijvoorbeeld onderwijs in landelijke gebieden. Natuur- en landschapsbeheer dat zichzelf kan bedruipen wordt dè uitdaging voor groen Gelderland. Dhr. Beukhof (Nat. park Hoge Veluwe) meldt dat zij dit al doen sinds de oprichting. Bedenk als natuurbeheerder, dat je klanten hebt en ontwikkel vanuit die visie producten om te vermarkten. Wethouder Van Groningen van Duiven bekruipt – met deze stelling ook weer - het idee dat de provincie alleen wil investeren in stedelijke netwerken, en het platteland los wil laten. Hij vraagt zich af wat het buitengebied de provincie waard is, het huidige Gelderse buitengebied met zijn enorme kwaliteiten - ook voor de grote steden. Dhr. Wolleswinkel (St. Vernieuwing Gelderse Vallei) vindt dat de overheid zich meer en meer terugtrekt. Hij vraagt zich af hoe we zaken in het buitengebied tot waarde kunnen brengen. Vraag is dan wat er aan economische activiteiten is toegestaan. Een nieuwe ontwikkeling is dat er coöperaties worden opgericht voor het gebied. Dit levert concrete plannen op. In Utrecht kijkt men hoe men het in Gelderland doet. In Gelderland is er meer beleving voor natuur dan in de Randstad. Reactie Ged. Van Dijk Ged. Van Dijk geeft aan wat hem is opgevallen in de discussie. Het kernwoord van twee jaar geleden was: partnerschap. Het kernwoord nu is: de provincie moet de regie nemen. Maar wat is die regierol? Dat wordt verschillend uitgelegd. Vaak wordt de provincie pas aan het eind betrokken, dan is er ruzie en dan wordt er pas gevraagd naar onze visie/regie. Als je ons als provincie een regierol gunt, betrek ons dan ook vroegtijdig in het proces. Provincie is een middenbestuur, en staat tussen gemeenten en rijk. Veel gemeenten wilden ook de taken die ze nu krijgen. Nu worden er krokodillentranen gehuild over de decentralisatie. We
8
willen als provincie de gemeenten daarbij echter wel ondersteunen. Statenlid Groot (PvdA) vindt het in reactie niet erg, als de provincie gevraagd wordt om arbitrage op het eind. Ged. Van Dijk vindt het toch beter om ons al in het begin te betrekken. Dhr. Janssen van IVN Gelderland roept de provicnie op om aan te sluiten bij wat er uit de samenleving komt. Dit speelt bij alle transities. Maar welke rol pakt de provincie nu? GS zou de (kennis van) initiatieven die er lopen, kunnen verspreiden, en zou stad en platteland meer kunnen verbinden Ged. Van Dijk antwoordt dat het programma Stad en regio dat probeert te realiseren. Zo verleiden we gemeenten om goed samen te werken. Hem valt op dat overheden vaak gericht zijn op bestaande instituties (sociale partners, corporaties, etc), terwijl de energie juist steeds meer zit in kleine initiatieven: zorggroepjes, natuurgroepjes, daar zit nu veel energie en niet bij de oude clubs. De provincie zou, als overheid, die energie willen benutten. Die kunnen we dan ook op andere terreinen inzetten. Op die manier zou dat als tegenwicht kunnen gelden voor de gevestigde belangen. Misschien praten we, als provincie/overheden, niet met de goede partners. Mevr. Visscher van het Geldersch Landschap steunt dit met het pleidooi meer gebruik te maken van lokale en regionale trendwatchers.
9