Chronologisch feitenoverzicht ten aanzien van het bedrijf gevestigd aan de Storkstraat 8 – 10 te Zoetermeer (1986 – 2009)
Gemeente Zoetermeer April 2010
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING ................................................................................................................... 3 1.1 1.2 1.3
2
CHRONOLOGISCH FEITENOVERZICHT........................................................................ 3 FOCUS ................................................................................................................... 3 BRONNEN ............................................................................................................... 3
FEITENOVERZICHT ................................................................................................... 4
BIJLAGE 1 BESCHIKKING HINDERWET 3 AUGUSTUS 1993 ................................... 114
2
1
Inleiding
1.1
Chronologisch feitenoverzicht Het college van B&W van de gemeente Zoetermeer wil inzichtelijk hebben welke feiten bekend zijn over het bedrijf gevestigd aan de Storkstraat 8 – 10 te Zoetermeer. Ten einde de beeld- en oordeelsvorming over het dossier te faciliteren is een chronologisch feitenoverzicht opsteld. Het chronologisch feitenoverzicht bevat geen analyse of beoordeling van de voorliggende feiten.
1.2
Focus Het chronologisch feitenoverzicht gaat in op de feiten ten aanzien van de sterilisatieinrichting gevestigd aan de Storkstraat 8 – 10 te Zoetermeer. Het feitenoverzicht beslaat de periode 1986 (vanaf het voornemen van Griffith Laboratories Europe b.v. om een inrichting te vestigen aan de Storkstraat) tot en met de controle van MWH op 8 oktober 2009. Het chronologisch feitenoverzicht heeft met name betrekking op de vergunningssituatie van de sterilisatie-inrichting aan de Storkstraat 8 – 10, de vergunningverleningsprocedures, de uitgevoerde inspecties en de resultaten van emissiemetingen.
1.3
Bronnen Het chronologisch feitenoverzicht is uitsluitend gebaseerd op de bij de gemeente Zoetermeer beschikbare schriftelijke informatie. Er is onder meer gebruik gemaakt van vergaderverslagen, controleverslagen, emails, faxberichten en schriftelijke correspondentie. Er wordt naar de schriftelijke bronnen verwezen in de voetnoten. Bij de verwerking van de schriftelijke stukken is vastgehouden aan de aanduidingen in de stukken zelf (nummering, data, etc.). Dit bronmateriaal maakt dat dit stuk zijn beperkingen kent. Er zijn geen gesprekken gevoerd met betrokkenen. Nader onderzoek zal mogelijk leiden tot correcties, aanvullingen en aanscherpingen van bepaalde onderdelen van het chronologisch feitenoverzicht.
3
2
Feitenoverzicht 1986 – Brief van Griffith Laboratories B.V. aan de burgemeester Op 23 juni stuurt Griffith Laboratories B.V. een brief aan de gemeente Zoetermeer. In de brief geeft het bedrijf aan dat het op 3 oktober van dat jaar “een totaal nieuw bedrijfspand” opent. Dit pand is gevestigd in de Storkstraat te Zoetermeer. De burgemeester wordt in deze brief uitgenodigd aanwezig te zijn voor de officiële opening 1 van het pand. Uiteindelijk zal de opening verricht worden door de wethouder van Economische Zaken.
1986 – Aantekeningen inzake Griffith Laboratories Europe B.V. Op 1 juli tekent een werknemer van Buro Werkgelegenheid een aantal gegevens op over Griffith Laboratories Europe B.V. In de aantekeningen staat aangegeven dat het bedrijf een dochteronderneming is van Griffith Laboratories Inc. uit USA. Het heeft nevenvestigingen in België, Duitsland, Italië en Spanje. De Zoetermeerse vestiging wordt omschreven als een handelsonderneming die diverse producten van het moederbedrijf importeert en distribueert. Het betreft diverse (bio)chemische producten c.q. behandelingsmethoden voor het elimineren van bacteriën in voedingsmiddelen, ziekenhuis- en laboratorium instrumenten etc.. Daarnaast levert het bedrijf additieven voor de voedingsindustrie. Leveranciers en afnemers zijn volgens de schrijver niet in concreto bekend, maar deze zijn volgens hem waarschijnlijk te vinden in de voedingsmiddelenindustrie, de medische wereld etc. Griffith Laboratories is sinds 1973 in Zoetermeer gevestigd. Op het moment van schrijven is het bedrijf gehuisvest aan de Fokkerstraat 40. De bedrijfsruimte bevindt zich in een bedrijfsverzamelgebouw. Het nieuw te betrekken pand is gelegen aan de Storkstraat 10. De nieuwe ruimte is “tweeonder- een-kap” met het bedrijf Ten Hoopen B.V., een broodfabriek. Concluderend wordt geschreven dat het bedrijf “vrij solide lijkt” dat recent een “sterkere groei doormaakt”. De verhuizing naar een groter bedrijfspand doet vermoeden dat een verdere groei wordt verwacht. In de aantekeningen staat opgemerkt dat “gezien de aard van de bedrijvigheid en het feit dat het hier een Amerikaans bedrijf betreft lijkt gepaste bestuurlijke aandacht 2 gerechtvaardigd”. Sterilisatieproces door Griffith - Vacugasbehandeling Vacugasbehandeling is een door Griffith ontwikkeld en gepatenteerd sterilisatieproces. De sterilisatiecyclus omvat een voorverwarming gedurende minstens 24 uur, gassterilisatie met 100% ethyleenoxide en een produktquarantaine in een ruimte met speciale beluchting. 18 Griffith vestigingen in Amerika, Europa en Australie beschikken over speciaal ontwikkelde sterilisatiekamers. Op het Europese vasteland staan 3 Griffith vestigingen, waaronder een in Zoetermeer.
1986 – Vooroverleg Griffith en REMICERA inzake oprichting sterilisatie-inrichting Op 4 augustus vindt een vooroverleg plaats tussen Griffith en REMICERA (Regionale Milieudienst Centrum Randstad) inzake de oprichting van een sterilisatie-inrichting aan 1
Brief d.d. 23 juni 1986 van Griffith Laboratories B.V. aan Gemeente Zoetermeer Buro Werkgelegenheid,Enkele gegevens over Griffith Laboratories Europe B.V., d.d. 1 juli 1986, txt 624 2
4
de Storkstraat 10. Het vooroverleg gaat over een te verlenen vergunning inzake “oprichting”. In het vooroverleg worden de volgende zaken besproken: de eisen waaraan het verzoek met de bijbehorende bescheiden moet voldoen, de gegevens die in het verzoek en de bescheiden moeten zijn vermeld, het aantal aan te leveren exemplaren van het verzoek is vastgesteld op 7, de eisen waaraan deze categorie van inrichtingen uit hinderwetoogpunt in het algemeen moet voldoen, de toekomstige ontwikkelingen van de inrichting; naar de verwachting van de verzoekster wordt in de toekomst voor de inrichting geen ontwikkeling verwacht, naar verwachting zal de inrichting geen nevenindustrieën of bedrijven aantrekken, de verwachte verkeeraantrekkende werking en de visuele hinder van de inrichting worden aangegeven. In dit vooroverleg is medegedeeld dat het aan de burgemeester en wethouders van Zoetermeer is voorbehouden om op het onderhavige verzoek om een vergunning ingevolge de Hinderwet te beslissen. In het vooroverleg wordt vastgesteld dat er vooralsnog geen potentiële weigeringsgronden aanwezig. Er is afgesproken dat aan de burgemeester en wethouders van Zoetermeer zal worden geadviseerd de normale procedure zonder 3 openbare zitting te volgen.
1986 – Overzicht Milieutechnische gegevens Op 5 augustus is een overzicht Milieutechnische gegevens opgetekend door de inspecteur van REMICERA. Hierin staat ondermeer aangegeven dat de inrichting niet in strijd is met het geldende bestemmingsplan Bleiswijkseweg en dat er de laatste twee jaar geen klachten zijn geweest. Over de opslag van gevaarlijke stoffen wordt gemeldt: "1500 liter ontplofbare stoffen, geen brandbare stoffen, geen anderszins gevaarlijke 4 stoffen".
1986 – Verzoek om hinderwetvergunning Op 1 september stuurt REMICERA aan de gemeente Zoetermeer een brief met daarin het verzoek van Griffith Laboratories Europe B.V. , Storkstraat 10 te Zoetermeer, om een vergunning ingevolge de Hinderwet tot het inrichten en in werking hebben van een sterilisatie-inrichting…..De inrichting is nog niet in werking. In deze brief wordt er op gewezen dat de regionale inspecteur van de Volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu, moet worden verzocht in te stemmen met de tekeningen…” In de brief wordt geadviseerd de normale procedure zonder openbare zitting te volgen en de verzoekster ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Er wordt aangegeven dat “nadat overeenkomstig het gestelde in de artikelen 18 tot en met 20 en in artikel 22 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne de benodigde adviezen zijn ingewonnen en de bezwarentermijn is verstreken, zullen wij u desgevraagd omtrent de ontwerp-beschikking 5 adviseren”.
1986 – Voorlopige voorschriften Hinderwet Op 2 september stuurt REMICERA aan Griffith Laboratories Europe B.V. een brief naar aanleiding van het verzoek om een vergunning ingevolge de Hinderwet voor een . Via deze weg doet sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer REMICERA 3
Verslag vooroverleg d.d. 4 augustus 1986 inzake oprichting sterilisatie-inrichting Storkstraat 10, REMICERA 4 Overzicht Milieutechnische gegevens d.d. 5 augustus 1986, REMICERA 5 Brief d.d. 1 september 1986 van REMICERA aan de gemeente Zoetermeer, onderwerp: Toezending verzoek om hinderwetvergunning voor een sterlisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer
5
Griffith Laboratories Europe B.V de voorlopige-voorschriften toekomen, die door REMICERA zijn opgesteld en aan burgemeester en wethouders van Zoetermeer zijn toegezonden. In de brief wordt medegedeeld dat het aan de burgemeester en wethouders van Zoetermeer is voorbehouden om op het onderhavige verzoek om een vergunning ingevolge de Hinderwet te beschikken. Opgemerkt wordt, dat indien wordt besloten de gevraagde vergunning te verlenen, de daaraan verbonden voorschriften ten gevolge van de eventueel ingediende bezwaren, de ingewonnen adviezen en de 6 ingekomen ambtsberichten, kunnen afwijken van de voorlopige voorschriften.
1986 – Voorlopige-voorschriften voor een sterilisatie-inrichting Op 2 september verschijnt het document voorlopige voorschriften voor een sterilisatieinrichting, een en ander met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in het perceel Storkstraat 10 alsmede op het daarbij behorende terrein te Zoetermeer. Het zijn de voorschriften behorende bij de vergunning ingevolge de Hinderwet voor de besloten vennootschap Griffith Laboratories Europe B,V., Storkstraat 10 te Zoetermeer, ten behoeve van een sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer (HW. 45/1986). Ten aanzien van de sterilisatiekamers wordt in hoofdstuk 8 gemeld aan welke hoogte de centrale afvoerleiding moet voldoen en dat van elk, van het in de overlegde beschrijving omschreven proces, het verbruik van ethyleenoxide moet worden geregistreerd. De bedoelde registratie moet ten minste een jaar worden bewaard en moet voor de controlerend ambtenaar in de inrichting 7 beschikbaar zijn.
1986 – Vergunning aanvraag ingevolge de Hinderwet (Hw45/1986) Op 3 september ontvangt de gemeente Zoetermeer een vergunningaanvraag ingevolge de Hinderwet tot het inrichten en in werking hebben van een sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer door Griffith Laboratories Europe B.V., Fokkerstraat 8 40 te Zoetermeer. De ondertekening van de aanvraag is d.d. 28 oktober 1985. Op 21 oktober stuurt de gemeente Zoetermeer per brief de ontvangstbevestiging van de aanvraag vergunning ingevolge de Hinderwet aan Griffith Laboratories Europe B.V.. Er 9 wordt aangegeven dat de aanvraag is geboekt (Hw45/1986). De gemeente Zoetermeer stuurt op 21 oktober de vergunning aanvraag (Hw45/1986) met de daarbij behorende 10 stukken aan de inspecteur van de Volksgezondheid.
1986 – Vervanging voorschrift voorlopige-voorschriften vergunningaanvraag ingevolge de Hinderwet Op 22 oktober stuurt REMICERA een brief aan de gemeente Zoetermeer met daarin het verzoek een voorlopig-voorschrift op basis van het bestemmingsplan “Bleiswijkseweg” aan te passen. “ Gezien het feit dat het genoemde bestemmingsplan van toepassing is 6
Brief d.d. 2 september 1986 van REMICERA aan Griffith Laboratories Europe B.V., onderwerp: Toezending voorlopige-voorschriften Hinderwet voor een sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer 7 Voorlopige-voorschriften voor een sterilisatie-inrichting een en ander met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in het perceel Storkstraat 10 alsmede op het daarbij behorende terrein te Zoetermeer d.d. 2 september 1986 8 Vergunningaanvraag ingevolge de hinderwet d.d. 28 oktober 1985, ontvangen op 3 september 1986, van Griffith Laboratories Europe B.V., aan de gemeente Zoetermeer 9 Brief d.d. 21 oktober 1986 van de gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe B.V., onderwerp: bericht van ontvangst 10 Brief d.d. 21 oktober 1986 van de gemeente Zoetermeer aan de inspecteur van de Volksgezondheid, onderwerp: toezending aanvraag Hinderwetvergunning
6
op de onderhavige sterilisatie-inrichting, adviseren wij u om het in de voorlopigevoorschriften gestelde voorschrift 8.1.7 door het volgende te vervangen: tijdens het in de overlegde beschrijving omschreven proces moet het ethyleenoxide uit de sterilisatiekamer via leidingen naar een centrale leiding in de buitenlucht worden afgevoerd; de bedoelde afvoerleidingen moeten bestaan uit doelmatig en onbrandbaar materiaal” Voor de hoogte van de centrale afvoerleiding wordt een berekening gegeven 11 in de brief.
1986 – Bekendmaking Hinderwet Op 24 oktober wordt de bekendmaking Hinderwet uitgedaan door de gemeente Zoetermeer. In deze bekendmaking staat ondermeer de aanvraag (Hw45/1986) omschreven en wordt aangegeven dat men van 25 oktober 1986 tot 25 november 1986 schriftelijk gemotiveerde bezwaren kan indienen. Er wordt aangegeven dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen termen aanwezig zijn welke een 12 openbare zitting vereisen. Op 23 oktober is de bekendmaking medegedeeld per brief 13 aan Griffith Laboratories Europe B.V. Op 23 oktober ontvangt de inspecteur van de Volksgezondheid per brief een bericht over de kennisgeving van de vergunningaanvraag. Hierin wordt aangegeven dat tot het einde van de in de kennisgeving genoemde bezwarentermijn de gelegenheid bestaat advies uit te brengen naar aanleiding van de 14 aanvraag.
1986 – Criteriumdocument over ethyleenoxide In december verschijnt het Criteriumdocument over ethyleenoxide van het ministerie VROM in de publicatiereeks Lucht 55. (in het bezit van de gemeente Zoetermeer)Dit rapport bevat een systematisch overzicht en een kritische evaluatie van de belangrijkste literatuurgegevens over de prioritaire stof ethyleenoxide in het milieucompartiment Lucht. De kern van dit document is het hoofdstuk over effecten. In dit hoofdstuk wordt geconcludeerd dat ethyleenoxide mogelijk voor de mens carcinogeen is en dat er, op basis van genotoxische eigenschappen van de stof, ten aanzien van de carcinogene werking geen drempelwaarde aangegeven kan worden. Door het ontbreken van een drempelwaarde voor de carcinogene werking, is het niet mogelijk een ethyleenoxideconcentratie aan te wijzen die geen effect heeft. Daarom dient blootstelling 15 van mensen aan ethyleenoxide vermeden te worden en dient zij in principe nul te zijn.
1987 – Ontwerp-beschikking Hinderwet De gemeente Zoetermeer stuurt op 26 februari per brief aan Griffith Laboratories Europe B.V een exemplaar van de ontwerp-beschikking (Hw45/1986), alsmede de kennisgeving 16 daarvan betreffende de aanvraag van een vergunning ingevolge de Hinderwet. Ook de inspecteur van de Volksgezondheid ontvangt per brief de ontwerp-beschikking, alsmede 11
Brief d.d. 22 oktober 1986 van REMICERA aan de gemeente Zoetermeer, onderwerp: een sterlisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer 12 Bekendmaking Hinderwet d.d. 24 oktober 1986 door de gemeente Zoetermeer 13 Brief d.d. 23 oktober 1986 van de gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe B.V., onderwerp: Bekendmaking aanvraag Hinderwetvergunning 14 Brief d.d. 23 oktober 1986 van de gemeente Zoetermeer aan inspecteur van de Volksgezondheid, onderwerp: Toezending kennisgeving 15 Criteriumdocument over ethyleenoxide van het ministerie VROM in de publicatiereeks Lucht 55, hoofdstuk 8.4 effecten 16 Brief d.d. 26 februari 1987 van de gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe B.V., onderwerp: Toezending ontwerp-beschikking Hinderwet
7
de kennisgeving daarvan betreffende de aanvraag van een vergunning ingevolge de Hinderwet door Griffith Laboratories Europe B.V..in de brief wordt gemeld dat tot aan het einde van de in de kennisgeving genoemde bezwarentermijn de gelegenheid bestaat 17 advies uit te brengen naar aanleiding van de ontwerp-beschikking .
1987 – Bekendmaking met betrekking tot ontwerp-beschikking Op 27 februari verschijnt de Bekendmaking met betrekking tot ontwerp-beschikking door de gemeente Zoetermeer. Hierbij staat het oprichten en in werking hebben van een sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer door Griffith Laboratories Europe B.V.. Van 28 februari tot 14 maart 1987 kan men de stukken inzien en bestaat de 18 mogelijkheid om schriftelijk gemotiveerde bezwaren in te dienen.
1987 – Reactie Stichting Natuur en Milieu op het voornemen tot vergunningverlening aan Griffith Laboratories Europe B.V Op 30 juni verstuurt de Stichting Natuur en Milieu een brief in reactie op het voornemen tot vergunningverlening aan de gemeente Zoetermeer: "Wij namen kennis van het voornemen om aan het bedrijf Griffith Laboratories vergunning te verlenen, betreffende een sterilisatie-inrichting op het adres Storkstraat 10 te Zoetermeer. Hoewel de bezwaren en beroepstermijn inzake de ontwerpvergunning is verstreken, zouden wij het navolgende willen voorleggen, in de hoop dat u zulks bij uw besluitvorming over de definitieve vergunning wilt betrekken. In de onderhavige installatie wordt een grote hoeveelheid – naar onze schatting 60 – 80 ton ethyleenoxide – gebruikt. Volgens de vergunningvoorschriften mag het niet-gereageerde ethyleenoxide zonder zuivering worden uitgeworpen. Wij achten dit uiterst bezwaarlijk. Ethyleenoxide is volgens de classificatie van de Gezondheidsraad een klasse I carcinogeen. Elke blootstelling aan deze stof moet bij de huidige stand van kennis als riskant worden beschouwd. Gezien deze karakteristieken is ons inziens de maximale zuivering van de ethyleenoxide-uitworp geboden. In beginsel komt daarvoor een aantal technieken, waar onder gaswassing en filtratie met reactief adsorbtiemateriaal en wellicht ook naverbranding, in aanmerking. Wij verzoek u na te gaan met welke techniek de technisch bezien maximaal mogelijke reductie van de uitworp wordt bereikt en toepassing daarvan in de 19 vergunningvoorwaarden op te nemen. Tot een nadere toelichting zijn wij bereid.
1987 –Reactie Stichting Natuur en Milieu Op 3 september 1987 zendt de Stichting Natuur en Milieu een tweede brief aan de gemeente Zoetermeer: "Op 30 juni jongstleden richtten wij ons tot u met een brief over de ethyleenoxideemissies van Griffith Laboratories. Op een mondeling verzoek uwerzijds hebben wij ons gebogen over de meest geschikte reinigingstechniek voor ethyleenoxide. Gezien het batch-karakter van het proces en de aard van de stof komt het ons voor dat de in de bijlage beschreven wastechniek het meest geschikt is voor zuivering. De beste andere 17
Brief d.d. 26 februari 1987 van de gemeente Zoetermeer aan inspecteur van de Volksgezondheid, onderwerp: Toezending ontwerp-beschikkingen Hinderwet 18 Bekendmaking met betrekking toot ontwerp-beschikking d.d. 27 februari 1987 van de gemeente Zoetermeer 19 Brief van Stichting Natuur en Milieu aan de gemeente Zoetermeer d.d. 3 september 1987, Onderwerp: geen
8
technieken die men kan overwegen, namelijk (katalystische) naverbranding en adsorptie 20 aan actieve kool, zijn ons inziens belangrijk storingsgevoeliger dan een was-systeem."
1988 – Ministerie VROM over ethyleenoxide Op 8 januari stuurt het ministerie VROM, D-G voor de Milieuhygiëne een brief aan Bureau Bestrijdingsmiddelen te Wageningen. De afdeling Hinderwetzaken van de gemeente Zoetermeer ontvangt deze brief ook op 27 januari. In deze brief staat: “Voor middelen op basis van ethyleenoxide (EO) ten behoeve van de zogenaamde ziekenhuisdesinfectie wordt per 1 januari 1988 een nieuwe toelatingsbeschikking van kracht, waarin onder andere als eis wordt gesteld dat de emissie van EO wordt tegengegaan door verbranding, gaswassing of terugwinning van EO. Gebleken is echter dat aan de toepassers meer tijd moet worden gegund om aan deze voorwaarden te voldoen. Om die reden stel ik voor dat u aan de toelatinghouders ter kennis brengt dat de termijn van ingang 1 januari 1988 is opgeschoven naar 1 januari 1989. Door de directie Lucht van DGMH zal gepoogd worden via een vervolgstudie op het criteriadocument Ethyleenoxide nader onderzoek te laten uitvoeren naar de technieken en daaraan 21 verbonden kosten om emissiereductie te bewerkstelligen.”
1988 – Beslissing gemeente inzake Hinderwetvergunning Storkstraat uit 1986 Op 22 april stuurt de gemeente Zoetermeer een brief aan de directie van Griffith Laboratories Europe B.V.. In deze brief legt de gemeente uit dat in 1986 de procedure vergunningaanvraag Storkstraat 10 is gestart, maar dat deze begin 1987 is gestaakt op het moment dat een beschikking door het college genomen zou worden. Dit gebeurde vanwege het feit dat de regionale inspectie Milieuhygiëne Zuid-Holland het college attendeerde op de problematiek van de uitstoot van ethyleenoxide. Sindsdien is er vele malen overlegd met verschillende instanties. Ook met een medewerker van de Stichting Bedrijfsgezondheidszorg, welke namens Griffith optrad is overlegd. Er is op dat moment nog geen eensluidend standpunt in Nederland inzake de uitstoot van ethyleenoxide. Het college beraadt zich nog over de te stellen eisen en de mogelijkheid van het verlenen van 22 een tijdelijke vergunning. Een beslissing wordt dan uiterlijk 10 mei verwacht.
1988 – Verlening tijdelijke Hinderwetvergunning tot 1 juli 1989 Op 7 juni 1988 besluit het college overeenkomstig het advies voor de sterilisatie-inrichting van Griffith B.V. aan de Storkstraat, in verband met de schadelijkheid van het geëmitteerde ethyleenoxide in afwachting van het beschikbaar komen van adequate milieuhygiënische gegevens een tijdelijke hinderwetvergunning, op basis van de ontwerpvergunning, te verlenen tot 1 juli 1989. In het advies staat aangegeven dat dit met de mogelijkheid, indien meergenoemde toelatingsbeschikking dan nog niet is gepubliceerd met een verlenging tot 1 juli 1990. In de toelichting bij deze beslissing staan een aantal zaken genoemd. Er zijn op dat moment geen klachten bekend over het bedrijf. De hinderwetvergunningprocedure was 20
Brief van de Stichting Natuur en Milieu aan de gemeente Zoetermeer, Onderwerp: -geen-, d.d. 3 september 1987 21 Brief van het ministerie VROM aan Bureau Bestrijdingsmiddelen te Wageningen d.d. 8 januari 1988, Onderwerp: Bestrijdingsmiddelen op basis van ethyleenoxide (EO) 22 Brief d.d. 22 april 1988 van de gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe B.V.onderwerp: Hinderwetvergunning Storkstraat 10
9
nog niet afgerond toen de bedrijfsvoering werd gestart. In de procedure werd aanvankelijk de problematiek van de emissie van het schadelijke, potentieel carcinogene ethyleenoxide door alle partijen onvoldoende onderkend. Na het verstrijken van de beide achtereenvolgende bezwaar- en adviestermijnen werd in maart 1987 (buiten het kader van de vergunningsprocedure) door de toenmalige inspecteur Milieuhygiëne in ZuidHolland verzocht om de vergunning niet in de voorliggende vorm te verlenen. Ook heeft de Stichting Natuur en Milieu op 30 juni schriftelijk verzocht voorschriften ter beperking van de emissie van ethyleenoxide in de vergunning op te nemen. Er is gepoogd aan deze verzoeken te voldoen. Eisen ten aanzien van de emissie waren echter niet voorhanden. Het bedrijf is thans in werking overeenkomstig de voorschriften van de ontwerpvergunning van 27 februari 1987. Zonder voorzieningen met betrekking tot reductie van de emissie van ethyleenoxide. De inspecteur Milieuhygiëne heeft geïntervenieerd vanwege de schadelijkheid van ethyleenoxide. “Door het ontbreken van de drempelwaarde voor de carcinogene, is het niet mogelijk een concentratie aan te wijzen die geen effect heeft. Daarom dient blootstelling van mensen aan ethyleenoxide vermeden te worden en dient zij in principe nul te zijn. Uit de gegevens laat zich afleiden dat thans, als gevolg van de emissie, in de omgeving van de inrichting ethyleenoxideconcentraties kunnen optreden welke een op risico analyse gebaseerde normstelling overschrijden.” Het ministerie van VROM stelt dat de emissie zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen zonder dat een bepaalde minimumgrens valt aan te geven. Het college zal uiteindelijk de voorschriften in de hinderwetvergunning moeten vaststellen. Veelal wordt het principe dat de best practical means moeten worden toegepast, gehanteerd. I.c. is de complicatie dat het bedrijf al in werking is en dat van de zijde van de gemeente pas in een laat stadium van de vergunning-procedure op mogelijke eisen met betrekking tot ethyleenoxide emissie is gewezen. In dit geval is de procedure van art. 16 hinderwet, welke voorziet in het tijdelijk verlenen van een hinderwetvergunning indien “over de te verwachten schade of hinder of het te verwachten gevaar van een inrichting niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld” aangewezen. Inzake de emissiereductie wordt gemeld dat het het beste lijkt om van het bedrijf zelf te verlangen 23 hiervoor een voorstel te doen.
1988 – Bespreking met betrekking tot de hinderwetvergunning Op 17 augustus komen twee medewerkers van Griffith, een medewerker van St. Bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft, de wethouder voor Milieuzaken en een ambtenaar ter secretarie samen voor een bespreking met betrekking tot de hinderwetvergunning. In dit overleg geeft Griffith aan dat een tijdelijke vergunning bezwaarlijk is voor het bedrijf vanwege de onzekerheid hiervan. De wethouder Milieuzaken geeft aan dat zijns inziens na 1 juli 1989 in principe een definitieve vergunning zou moeten worden verleend. Vanuit Griffith wordt aangegeven dat het bedrijf op de hoogte is van de ontwikkelingen ten aanzien van ethyleenoxide, doch dat men uit concurrentieoverwegingen niet zondermeer overgaat tot investeringen. Afgesproken wordt dat indien zich op 1 juli 1989 geen nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan de vergunning definitief zal worden verleend. Indien er dan nieuwe eisen bekend zijn dan 24 zullen deze aan de vergunning worden toegevoegd.
1988 – Hinderwetvergunning
23 24
Tijdelijke Hinderwetvergunning voor Griffith B.V. door de gemeente Zoetermeer d.d. 7 juni 1988 Verslag overleg hinderwetvergunning d.d. 17 augustus 1988
10
Op 22 augustus 1988 wordt de Hinderwetvergunning voor de vestiging van Griffith aan de Storkstraat verleend. In de hinderwetvergunning staat aangegeven dat het gaat om de op 3 september 1986 ontvangen aanvraag van Griffith Laboratories Europe BV, aan het adres Storkstraat 10 te Zoetermeer, om vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten en in werking hebben van een steralisatie-inrichting in (op) het perceel Storkstraat 10, en het daarbij behorende open terrein, plaatselijk gemerkt Zegwaard, sectie E, nr. 565 te Zoetermeer. In de Hinderwetvergunning staat gemeld “dat eerst tijdens het verloop van de vergunningprocedure informatie beschikbaar is gekomen - onder andere het "criteriadocument over ethyleenoxide" van december 1986 van het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer - dat de bij de bedrijfsvoering in de buitenlucht geëmiteerde ethyleenoxide gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren; dat evenwel thans nog betrekkelijk weinig inzicht bestaat in hoeverre en op welke wijze bestrijding van deze emissie geëist dient te worden; dat het zich laat aanzien dat op termijn - circa één a twee jaar - wel voldoende gegevens beschikbaar zijn om te bepalen in welke mate en/of op welke wijze beperking van de emissie van ethyleenoxide, door de inrichting redelijkerwijs in de aangevraagde hinderwetvergunning dient te worden voorgeschreven; dat zich thans, gelet op deze problematiek, de vraag voordoet of overeenkomstig de op 27 februari 1987 bekend gemaakte ontwerp-vergunning, een hinderwetvergunning verleend kan worden; dat bij afweging van enerzijds het belang van de aanvrager om vergunning bij exploitatie van het bedrijf en anderzijds van het voorkomen van gevaar voor de volksgezondheid, het redelijk voorkomt tijdelijk, totdat bovenbedoelde gegevens beschikbaar zijn, een hinderwetvergunning te verlenen overeenkomstig de inhoud van de ontwerp-vergunning; dat namelijk niet aannemelijk is dat de schade aan de volksgezondheid als gevolg van de emissie van ethyleenoxide bij het gedurende een beperkte periode in werking hebben van de inrichting overeenkomstig de ontwerp-vergunning onaanvaardbaar is; dat derhalve, met toepassing van artikel 16 van de Hinderwet, de voorliggende vergunning verleend wordt tot l juli 1989; dat er hierbij voorshands wel al van moet worden uitgegaan dat de huidige situatie, met onbeperkte emissie van ethyleenoxide, na die periode dient te worden beëindigd en dat alsdan hetzij voorzieningen, hetzij emissie-eisen in de te verlenen definitieve hinderwetvergunning ten aanzien van de emissie van ethyleenoxide voorgeschreven zullen worden; overwegende, dat voor het overige aan de door de inrichting mogelijk te veroorzaken gevaar, schade of hinder redelijkerwijze kan worden tegemoet gekomen door het stellen van 25 voorschriften.”
1988 – Bekendmaking beschikking Burgemeester en wethouders van Zoetermeer maken bekend dat zij op 22 augustus 1988 een vergunning onder voorschriften hebben verleend naar aanleiding van de aanvraag voor bet oprichten en in werking hebben van een sterilisatie-inrichting gelegen aan de Storkstraat 10 te Zoetermeer, van Griffith Laboratories Europe BV, Storkstraat 10 te Zoetermeer, welke op 3 september 1986 bij hen is binnengekomen. De beschikking ligt tot 27 september 1988 ter inzage. Van 27 augustus 1988 tot 27 september 1988 kan tegen de beschikking beroep bij de Afdeling 26 voor de geschillen van bestuur van de Raad van State worden ingesteld. De beschikking wordt per brief verzonden aan de directie van Griffith Laboratories Europe bv, aan de Inspecteur van de Volksgezondheid en aan het districtshoofd der Arbeidsinspectie.
1988 – Toezending verslag Op 6 september 1988 zendt de gemeente Zoetermeer een verslag van een bespreking op 17 augustus 1988 toe aan Griffith Laboratories. Het verslag ontbreekt in het dossier. 25 26
Hinderwetvergunning d.d. 22 augustus 1988 Bekendmaking beschikking d.d. 22 augustus 1988
11
In de begeleidende brief staat: "Tenslotte kunnen wij u meedelen dat de werkzaamheden met betrekking tot het verlenen van de vergunning voor uw inrichting aan de Storkstraat 27 10 met spoed zijn aangevangen."
1989 – Freox sterilisatiegassen Op 11 april 1989 stuurt Air Products een brief aan het directoraat-generaal voor de Milieuhygiëne: "Afgelopen vrijdag hebben we bij u en de heer (…) gesproken over sterilisatiegassen en over freox (88%, R12, 12% ethyleenoxide) in het bijzonder. Niet alleen Air Products als gassenleverancier en wederverkoop van sterilisatiegassen, maar ook onze afnemers, de gebruikers van met name freox zijn op zoek naar milieuvriendelijke oplossing om de emissies van schadelijke producten zoveel mogelijk te beperken. Enkele van onze klanten zijn zelfs bereid hiertoe niet onaanzienlijke investeringen te doen. De belangrijkste op dit moment zijn Baxter in Uden, Cordis in Rhoden en Griffith in Zoetermeer. Deze bedrijven doen gemiddeld ca. 400 batches per jaar, waarbij ongeveer 80 kg freox per batch wordt gebruikt. Deze 32 ton freox bevat 28 ton R12. De Condap installatie werkt bij 4 spoelcycli met een terugwinrendement van 99,6%. Dit houdt in dat er jaarlijks slechts 113 kg R12 wordt uitgestoten. Hoewel wij hiermee een 0% emissie niet realiseren is de cruciale vraag of dit resultaat voor de komende 5 – 8 jaar voor de overheid acceptabel is. We praten over een investering van ca. Hfl. 500.000 – 600.000 voor een Condap unit. Vanwege het terugwinnen van de freox kan men jaarlijks netto ca. Hfl. 125.000 besparen. De terugverdien-tijd van ruim vier jaar is voor deze bedrijven relatief lang. Hoewel het nog een aantal jaren kan duren voordat er milieuvriendelijke alternatieven komen voor R12, zijn de eerder genoemde bedrijven (voor Baxter momenteel zeer actueel) genegen om nu reeds maatregelen te nemen om de emissie zoveel mogelijk te beperken. De onzekerheid die er momenteel echter heerst, betreft de vraag of investeren in een Condap unit voor de komende jaren zekerheid geeft. Met andere woorden: Indien een bedrijf in een Condap unit investeert, mag het dan voor de komende 5 – 8 jaar freox blijven gebruiken, ook wanneer er voor dit gas binnen die periode geen alternatief zou komen? Het spreekt voor zich dat, indien er alternatieve milieusparende sterilisatiegassen op de markt zouden komen, men deze ook zal gaan gebruiken. Ook deze producten kunnen namelijk via de Condap-unit worden teruggewonnen. Er wordt momenteel bijvoorbeeld onderzocht in hoeverre R134a een goed alternatief voor R12 kan worden. Hoewel dit alternatief milieutechnisch wel een verbetering is, is het nog niet ideaal. Doch ook hieraan kan met behulp van de Condap unit ca. 99,6% worden teruggewonnen. De bovengenoemde vraag geldt dus ook voor R134a; Mag het 5 – 8 jaar worden gebruikt tot er goede alternatieven komen, mits via de Condap-unit 99,6% wordt teruggewonnen? Aangezien een positief antwoord, voor met name Baxter, doorslaggevend kan zijn om tot investering in een terugwininstallatie te besluiten, hopen wij spoedig iets van u te 28 horen."
27
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories, Onderwerp: Toezending verslag, d.d. 6 september 1988
12
1989 – Freox sterilisatiegassen Op 28 april 1989 reageert de plaatsvervangend directeur Milieubeheer van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer op de brief van Air Products van 11 april 1989. "Hiermee reageer ik op het schrijven d.d. 11 april j.l. van uw (…) aan (…) van onze directie Stoffen en Risicobeheersing. Een en ander met betrekking tot de terugwinning van Freox sterilisatiegassen (88% CFK R12, 12% ethyleenoxide) – na batchgewijs gebruik in industriële ontsmettingsbedrijven – door middel van uw Cryo Condap Unit. Bij schrijven d.d. 21 december j.l. heeft de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen u meegedeeld, dat na 1992 de toelatingen van Freax e.a. CFK-bevattende sterilisatiegassen alleen kunnen worden gehandhaafd onder voorwaarde van "volledige terugwinning" na gebruik. Bij deze deel ik u mede dat een terugwinning van 99,6% per batch vanuit het oogpunt van milieubeheer de eerstkomende 8 jaar acceptabel is. Hiermee kan de jaarlijkse emissie CFK's in Nederland ten gevolge van industriële ontsmetting worden teruggebracht van ± 100.000 naar 400 kg. Dit geldt voor sterilisatiegassen op basis van CFK R12 en CFK R134a in gelijke mate. Voorts heb ik kennisgenomen van uw toezegging dat sterilisatiegassen op basis van CFK R134a gebruikt zullen worden zodra deze commercieel beschikbaar komen: op dat moment – binnen genoemde termijn van 8 jaar – zullen wij adviseren de toelatingen voor ontsmettingsgassen op basis van CFK R12 in te trekken ten gunste van die op basis van CFK R134a. Wij zullen dit standpunt in de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen 29 verwoorden."
1989 – Overleg Hinderwetvergunning Griffith Op 11 juli 1989 vindt overleg plaats over de Hinderwetvergunning van Griffith Zoetermeer tussen de gemeente Zoetermeer, RIMH Zuid-Holland en het ministerie van VROM. In het overleg worden de vestigingen van Griffith aan de Storkstraat en aan de Fokkerstraat in 30 Zoetermeer besproken. VROM heeft een verslag opgesteld van dit overleg. Over de vestiging aan de Storkstraat wordt opgemerkt dat het hier een nieuwe vestiging betreft voor het "ontsmetten van medische apparatuur sinds september 1986 met 60 – 80 ton ethyleenoxide per jaar; ethyleenoxide in de vorm van ethyleenoxide/CFK (12/88 v/v); deze vestiging is gelegen op enkele honderden meters van woonbebouwing; geen emissie-beperkende voorzieningen aanwezig; emissies via schoorsteen van ca. 20 m. hoogte; Hinderwetvergunning van 22 augustus 1988 kwam 1 juli 1989 op voor verlenging." VROM geeft in het verslag aan: "dezerzijds gewezen op Cryo-condap appartuur Air Products en toekomstige eis, met ingang van 1993, voor minimaal 99,6% terugwinning ethyleenoxide/CFK mengsels o.g.v. Bestrijdingsmiddelenwet; afschrift van brief d.d. 28 april 1989 van plv. directeur-generaal Milieubeheer aan Air Products over deze materie uitgereikt." 28
Brief Air Products aan Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiëne, Onderwerp: -geen-, d.d. 11 april 1989 29 Brief van plaatsvervangend directeur-generaal Milieubeheer aan de directie van Air Products Nederland B.V., Onderwerp: Freox sterilisatiegassen, d.d. 28 april 1989 30 Verslag overleg d.d. 11 juli 1989 over Hinderwetvergunning Griffith, Zoetermeer, Leidschendam, 19 juli 1989, VROM/DGM/SR/dr. ir. A. Oudeman
13
Over de vestiging aan de Storkstraat wordt opgemerkt: "sinds 1976 vestiging voor het ontsmetten van voedingsmiddelen (cacao, specerijen), cosmetica en voedingsadditieven met 100% ethyleenoxide (ca. 40-60 ton ethyleenoxide per jaar); afstand tot woonbebouwing 35-40 m.; geen emissie-beperkende voorzieningen aanwezig; emissies via schoorsteen van ca. 20 m. hoogte." VROM geeft in het verslag aan: "dezerzijds gewezen op normering volgens advies Gezondheidsraad (grenswaarde 3 µg/m3, streefwaarde 0,03 µg/m3); op 35 meter vanaf de bron is overschrijding van de grenswaarde kritisch; gemeente Zoetermeer kan eis formuleren richting streefwaarde en aan de hand hiervan zoneren; DGM/L beschikt over rekenmodel ter zake; of eis stellen voor naverbranding (minimaal 99,8%) van de gebruikte ethyleenoxide (5 ppm maximaal in afgas). Voorts gewezen op EG-verbod (o.g.v. Richtlijn 86/355/EEG) voor behandeling met ethyleenoxide van cacao per 1 januari 1990 en van specerijen per 1 januari 1991, voedingsadditieven en cosmetica mogen geheel niet ontsmet worden met ethyleenoxide op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet; zie als bijlage de Richtlijn 86/355/EEG, alsmede de vigerende wettelijke gebruiksvoorschriften voor ethyleenoxide resp. ethyleenoxide/CFK op grond van de Bestrijdingsmiddelenwet."
1989 – Bespreking emissie-eisen t.a.v. Ethyleenoxide Op 12 juli 1989 vindt een bespreking plaats tussen de gemeente Zoetermeer en Griffith Europe B.V. Aanwezig zijn functionarissen van Griffith, de Stichting bedrijfsgezondsheidszorg van de TU Delft, de regionale inspectie Volksgezondheid, 31 Bouw- en Woontoezicht bureau Hinderwet en een beleidsmedewerker Milieu. Griffith deelt tijdens de vergadering mee dat het perceel Fokkerstraat 40 sinds maart 1989 wordt gebruikt voor de opslag van producten en niet meer voor sterilisatiewerkzaamheden. Bouw- en woningtoezicht geeft hierop aan dat Griffith aan het college van burgemeester en wethouders een melding moet doen op grond van de Hinderwet in verband met gewijzigde werkzaamheden. Griffith geeft aan dat de vestiging aan de Storkstraat 10 zich "hoofdzakelijk bezig houdt met het steriliseren van medische hulpmiddelen, verpakkingsmaterialen en andere materialen voor medisch gebruik. Momenteel zijn er in de Storkstraat twee sterilisatiekamers in gebruik, elk met een inhoud van 14 europallats hetgeen overeenkomt met een inhoud van 30 m3 per kamer. In november zal de derde sterilisatiekamer in gebruik worden genomen, waardoor het maximum aantal sterillisatiekamers in de Storkstaat wordt bereikt." De regionale inspectie Volksgezondheid vraagt of er momenteel gebruik wordt gemaakt van zuivere ethyleenoxide danwel een menggas van ethyleenoxide met CFK's (Freox). De vertegenwoordiger van Griffith antwoordt: "dat aan de Storkstraat werd gewerkt met een mengsel van ethyleenoxide en CFK maar dat met ingang van 1 januari 1989 alleen nog gebruik wordt gemaakt van zuivere ethyleenoxide. Per dag wordt er 275 kg ethyleenoxide gebruikt. Op jaarbasis is er een gebruik van 90 ton ethyleenoxide volcontinu."
31
Verslag bespreking d.d. 12 juli 1989 tussen de gemeente Zoetermeer en Griffith Europa B.V. m.b.t. emissie-eisen t.a.v. ethyleenoxide
14
De regionale inspectie Volksgezondheid merkt op "dat er voor de emissie voor ethyleenoxide een streefwaarde van 0,03 microgram/m3 per jaar en een grenswaarde van 3 microgram/m3 per jaar wordt gehanteerd." De beleidsmedewerker Milieu merkt hierbij op "dat aangenomen wordt dat beide waarden thans worden overschreden." De vertegenwoordiger van Griffith vraagt hierop: "hoe de regels moeten worden geïnterpreteerd en of het hier gaat om de uitstoot tijdens de pieken." Bouw- en Woningtoezicht bureau Hinderwet antwoordt hierop: "dat het hier gaat om een gemiddelde uitstoot. Het is noodzakelijk om aan de hand van rekenkundige modellen te bepalen of de grenswaarde wel of niet wordt overschreden." De vertegenwoordiger van Griffith antwoordt: "dat uit een onderzoek va TNO m.b.t. de uitstoot blijkt dat bij plaatsing van een schoorsteen van 23 hoogte, er laag bij de grond geen meetbare concentraties zijn van ethyleenoxide." De vertegenwoordiger van de Stichting bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft vraagt "in welke regeling is opgenomen dat er een streefwaarde is van 0,03 microgram/m3 per jaar en een grenswaarde van 3 microgram/m3 per jaar." De regionale inspectie Volksgezondheid geeft aan "dat deze normering is opgenomen in het Milieuprogramma 1988 – 1991 hetgeen als Tweede Kamerstuk is gepresenteerd. Hierin is het Rijksbeleid opgenomen." De vertegenwoordiger van de Stichting bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft geeft aan dat dit geen juridische waarde heeft. De regionale inspectie Volksgezondheid: "merkt op dat er geen norm is opgenomen in een wettelijke regeling, maar dat in het kader van de Hinderwet rekening moet worden gehouden met het beleid van de minister van VROM. Spreker wijst er op dat de Tweede Kamer het eens is met het uit te voeren beleid. Op grond van beroepen is gebleken dat de Raad van State afgaat op normering zoals opgenomen in de beleidsnotities/circulaires van VROM. Spreker wijst Griffith erop dat de inspectie is, zal adviseren om de streefwaarde op te nemen in de Hinderwetvergunning en naleving van de voorschriften te bewerkstelligen. Een mogelijkheid om de voorschriften na te leven is het aanbrengen van een naverbrandingsinrichting." De beleidsmedewerker Milieu: "deelt mee dat de norm welke de inspectie aan de gemeente adviseert zal worden overgenomen in de hinderwetvergunning welke voor de inrichting van Griffith aan de Storkstraat 10 zal worden afgegeven." De regionale inspectie Volksgezondheid: "wijst erop dat het college van burgemeester en wethouders rekening dient te houden met toekomstige ontwikkelingen en derhalve niet hoeft te wachten op richtlijnen van VROM." De vertegenwoordiger van de Stichting bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft: "wijst erop dat de Bestrijdingsmiddelenwet alleen geldt voor de tuinbouw en niet voor sterilisatie-inrichtingen." De regionale inspectie Volksgezondheid: "antwoordt dat voor het gebruik van een bestrijdingsmiddel een toelatingsbeschikking moet zijn afgegeven en dat het afgeven van een beschikking niet afhankelijk is voor het gebruik in de tuinbouw of voor andere doeleinden. Spreker wijst erop dat de streefwaarde (0,03 microgram/m3) dient te worden gehaald." De vertegenwoordiger van de Stichting bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft vraagt: "of de streefwaarde is gebonden aan een afstand." De regionale inspectie Volksgezondheid: "antwoordt dat deze norm direct in de buitenlucht geldt en dat de afstand niet van belang is. Spreker wijst erop dat Griffith in staat moet zijn om de uitstoot drastisch te beperken mogelijk, door middel van naverbranding, en dat Griffith moet bepalen op welke manier dit gebeurt." Griffith antwoordt: "dat in de loop van 1990 een naverbrandingsinrichting kan worden geïnstalleerd. De naverbrandingsinrichting kan
15
worden gekoppeld aan een terugwininstallatie waardoor de uitstoot met 99,9% kan worden teruggebracht. Diepkoeling is te kostbaar." Griffith vraagt: "welke procedure moet worden gevolgd om na te gaan of er aan de eisen wordt voldaan wanneer een naverbrandingsinrichting wordt geïnstalleerd." Bouw- en Woningtoezicht bureau Hinderwet antwoordt: "dat dit via een rekenmodel kan worden berekend en als blijkt dat er niet wordt voldaan aan de te stellen eisen dat er dan opnieuw overleg dient plaats te vinden." De vertegenwoordiger van de Stichting bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft: "wijst erop dat aanpassing door de Nederlandse overheid van de naverbrandingsinrichting niet verstandig is, daar Griffith veel ervaring heeft met de installatie van dergelijke apparatuur. Bij een soortgelijk geval in Duitsland heeft, door aanpassing van de installatie op last van de TüV, een paar maal een bedrijfsongeval plaatsgevonden. Dergelijke ongevallen zouden volgens spreker minder vaak voorkomen indien de installatie niet was aangepast." De regionale inspectie Volksgezondheid vraagt Griffith: "of er alternatieven zijn voor het gebruik van ethyleenoxide." Griffith antwoordt: "dat een alternatief het gebruik van chloordioxide zou kunnen worden gebruikt maar dat kan niet in cilinders worden bewaard zodat een chloordioxideproductie ter plaatse nodig is. Een ander probleem is dat bij gebruik van chloordioxide plastics uiteenvallen." De regionale inspectie Volksgezondheid vraagt Griffith: "waarom niet eerder is begonnen met het aanbrengen van een naverbrandingsinstallatie." Griffith antwoordt: "dat dit om financiële redenen nog niet eerder is gebeurt." De regionale inspectie Volksgezondheid: "merkt op dat de in 1988 verleende vergunning op 1-7-1989 is vervallen. De derde sterilisatiekamer mag dan ook niet eerder worden gerealiseerd dan nadat de naverbrandingsinstallatie is geïnstalleerd en naar behoren werkt. De huidige uitstoot mag zeker niet worden vergroot." Bouw- en Woningtoezicht bureau Hinderwet: "wijst erop dat het gebruik van aardgas bij de naverbranding de voorkeur heeft i.p.v. het gebruik van propaan omdat aan propaanopslag ook eisen worden verbonden." Griffith: "deelt mee dat Griffith bereid is een dergelijke investering voor een naverbrandingsinsatllatie, eventueel gekoppeld aan een terugwininstallatie, te doen mits voor soortgelijke bedrijven dezelfde eisen worden gesteld." De regionale inspectie Volksgezondheid: "antwoordt dat de inspectie landelijk dezelfde voorschriften zal hanteren." Griffith: "merkt op dat in een nog te houden vergadering van Griffith de financiële aspecten en de tijdsplanning voor plaatsing van een naverbrandingsinstallatie zal worden besproken. Ook zal aan de orde komen of terugwinning gekoppeld aan een naverbranding kan plaatsvinden. Mocht dit akkoord zijn dan kan plaatsing plaatsvinden. Spreker wijst erop dat een naverbrandingsinstallatie ± 15 meter hoog is, drie meter doorsnee heeft en voorzien is van een zelfdragende constructie." Bouw- en Woningtoezicht bureau Hinderwet: "wijst erop dat voor wat betreft de plaatsing en kwaliteit van de naverbrandingsinstallatie overleg met afdeling Bouw- en Woningtoezicht, bureau Hinderwet moet plaatsvinden."
16
De beleidsmedewerker Milieu: "merkt op dat voor de inrichting een nieuwe Hinderwetvergunning moet worden aangevraagd." De vertegenwoordiger van de Stichting bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft: "merkt op dat dit niet overeenkomstig de afspraken met wethouder Oskam was." De beleidsmedewerker Milieu: "antwoordt dat dit overeenkomstig de eisen van de Hinderwet en de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne toch dient te geschieden. De verleende vergunning is inmiddels vervallen en er vindt een uitbreiding/wijziging van de inrichting plaats." De vertegenwoordiger van de Stichting bedrijfsgezondheidszorg van de TU Delft: "heeft hier bezwaar tegen daar een dergelijke procedure veel te lang duurt. Spreker wijst erop dat onderhavige hinderwetaanvraag al ruim een jaar in behandeling was en dat er toen pas een besluit is genomen." De notulist: "merkt op dat de nieuw in te dienen aanvraag voor een hinderwetvergunning binnen zeven maanden dient te worden afgerond." De beleidsmedewerker Milieu: "constateert dat bij Griffith de bereidheid bestaat de uitstoot aan ethyleenoxide terug te brengen. Griffith zal hiertoe een projectvoorstel doen waarbij naast een naverbrandingsinstallatie tevens de mogelijkheid van terugwinning zal worden aangegeven. Een en ander wacht op goedkeuring door de directie van Griffith Europe B.V. Griffith zal tesamen met bureau Hinderwet een berekening maken waaruit blijkt in hoeverre de streefwaarde thans wordt overschreden en welke reductie een naverbrandingsinstallatie al dan niet gekoppeld aan een terugwininstallatie teweeg zal brengen. Er zal een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet worden aangevraagd voor de vestiging Storkstraat 10 te Zoetermeer. Er wordt een melding gedaan voor wat betreft de wijziging van gebruik van de inrichting Fokkerstraat 40 te Zoetermeer. Er zal een bouwvergunning worden aangevraagd voor de bouw van de naverbrandingsinstallatie. De derde sterilisatiekamer wordt niet in gebruik genomen dan eerst nadat de naverbrandingsinstallatie is geïnstalleerd en goed functioneert."
1989 – Brief Griffith Op 2 augustus 1989 zendt Griffith Micro Science een brief aan de gemeente 32 Zoetermeer. "Hierbij verwijzen we naar het aangename onderhoud dat (…) en ondergetekende op 1 juli jl. mochten hebben met (…) (medewerkers van de gemeente Zoetermeer, red.). Hoofdthema van het gesprek was de vergunningsstatus van het sterilisatiepand aan Storkstraat 40. Momenteel is de situatie zo dat: 1. Alle sterilisatiewerkzaamheden aan de Fokkerstraat definitief gestopt zijn. 2. Wij in de nieuwe installaties aan de Storkstraat geen Freon-ethyleenoxide mengsels meer gebruiken, zodat in de toekomst geen Freon-emissie probleem kan ontstaan. 3. Vanaf november een derde sterilisatiekamer met een capaciteit van 32 m3 zal worden geïnstalleerd aan de Storkstraat 40. De totale sterilisatiecapaciteit komt dan op 96 m3 en maximaal kunnen 3 wissels per kamer per dag plaatsvinden. 4. Het principe besluit vastligt om aan de Storkstraat 40 een ethyleenoxideverbrandingsinstallatie te monteren.
32
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, d.d. 2 augustus 1989
17
Om technische (optimalisatie warmte recuperatiesysteem) en budgettaire redenen kan onze installatie eerst aanvangen in de periode juli-augustus 1990. Deze nieuwe gegevens nopen ons tot aanvraag van wijziging/herziening (zie Hw. Nr. 45/1986). Bij deze herziening zou ook rekening moeten gehouden met het feit dat we onze opslag capaciteit aan ethyleenoxide in het bestaande pand wensen op te voeren tot 2100 kg. Daar we voor de vorige vergunningsaanvraag tot hier toe nog geen concrete beschikking hebben bekomen, stellen we voor om de kosten dia aan deze nieuwe vergunningsaanvraag verbonden zijn, tot een minimum te herleiden."
1989 – Brief Griffith Op 7 september 1989 zendt Griffith Laboratories een brief aan de gemeente 33 Zoetermeer. "Refererend aan de voorlopige Hinderwetvergunning welke wij ontvingen 24 augustus 1988 met als ingangsdatum 22 augustus 1988 onder Uw kenmerk 01 MI 88/010436, verzoeken wij u ons met gewenste spoed de definitieve versie van de hinderwetvergunning te zenden c.q. ons de gewenste vergunning te verlenen. De aangebrachte wijzigingen als hieronder genoemd en eerder met u besproken door onze heren (…) d.d. 4 juli 1989 ter uwer kantoren. De herziening omvat een gehele inrichting omvattende vergunning welke gebaseerd is op drie ethylene oxide sterilisatoren elk inhoudende 32 kubieke meter. Voorts zal de vergunning gaan vermelden de eis tot milieuvriendelijke uitstoot van ethylene oxide wat bereikt zal gaan worden door middel van een daarvoor bestemde verbrandingsinstallatie. Tevens verzoeken wij u ons vergunning te verlenen tot verhoging van de opslagcapaciteit voor ethylene oxide daar de bestaande norm niet voldoende is voor het huidige productieniveau. Voor de vereiste continuïteit, welke ons bedrijf vereist zouden wij ten hoogste zes tanks elk inhoudende 375 kg ethylene oxide op moeten slaan. Aangaande de kosten en leges welke normaler wijze aan het verstrekken van dergelijke vergunning verbonden zijn verzoeken wij u deze, gezien de zeer lange looptijd vanaf eerste aanvraag, 3 september 1986, tot de te verwachte afgifte binnen korte termijn, tot het minimum te reduceren. Vertrouwende op een snelle afwikkeling in deze en uw welwillend antwoord tegemoet ziend verblijven wij."
1989 – Verslag bespreking Op 19 september 1989 verzendt de gemeente Zoetermeer verslagen van de bespreking van 12 juli 1989 aan de aanwezigen met als mededeling dat wanneer de gemeente binnen 14 dagen na verzending geen schriftelijke reactie heeft ontvangen de gemeente ervan uit gaat dat de geadresseerde zich in de weergave van het besprokene kan vinden. 34 De brief wordt verzonden aan de Stichting Bedrijfsgezondheidszorg, de Regionale 33
Brief Griffith Laboratories aan gemeente Zoetermeer, d.d. 7 september 1989 Brief gemeente Zoetermeer aan Stichting Bedrijfsgezondheidszorg, Onderwerp: Griffith Europe BV, Storkstraat 10 te Zoetermeer, d.d. 19 september 1989, Brief gemeente Zoetermeer aan Regionale inspectie voor de Volksgezondheid, Onderwerp: Griffith Europe BV, Storkstraat 10 te Zoetermeer, d.d. 19 september 1989 34
18
inspectie voor de Volksgezondheid en Griffith Micro Science. In de brief aan Griffith Micro Science wordt niet de mogelijkheid genoemd om op het verslag te reageren, wel staat in 35 de brief : "Wij wijzen u erop dat de derde sterilisatiekamer met een capaciteit van 32 m3 pas in gebruik mag worden genomen nadat de naverbrandingsinstallatie is geïnstalleerd en goed functioneert. Mocht plaatsing van een naverbrandingsinstallatie pas in juli-augustus 1990 plaatsvinden, dan zal de derde sterilisatiekamer eveneens pas in juli-augustus 1990 in gebruik mogen worden genomen. Voor wat betreft de aanvraag om een uitbreidings/wijzigingsvergunning o.g.v. de Hinderwet verzoeken wij u contact op te nemen met (…) van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht, bureau Hinderwet.
1989 – Reactie gemeente op brieven 2 augustus en 7 september 1989 Op 17 oktober 1989 reageert de gemeente Zoetermeer per brief op de brieven van Griffith Laboratories van 2 augustus en 7 september 1989. "Naar aanleiding van uw brieven van 2 augustus 1989 en 7 september 1989, delen wij u het volgende mede. De op 22 augustus 1988 verleende hinderwetvergunning was een tijdelijke vergunning welke op 1 juli 1989 is komen te vervallen. Zoals ook in de bespreking d.d.12 juli 1989 is medegedeeld betekent dit, dat voor de sterilisatie-inrichitng aan de Storkstraat 10 een nieuwe oprichtingsvergunning ingevolge de Hinderwet dient te worden aangevraagd. Wij verzoeken u de aanvraag om een oprichtingsvergunning ingevolge de Hinderwet binnen 4 weken na dagtekening van deze brief bij ons college in te dienen. (…) In de aanvraag kunt u ook de gegevens vermelden omtrent uw voornemen tot verhoging van de opslagcapaciteit van ethyleenoxide. Tenslotte wijzen wij u er nogmaals op dat de derde sterilisatiekamer met een capaciteit van 32 m3 pas in gebruik mag worden genomen 36 nadat de ethyleenoxide verbrandingsinstallatie is geïnstalleerd en goed functioneert."
1989 – Aanvraag Hinderwetvergunning Op 5 december 1989 dient Griffith Laboratories Europe b.v. een aanvraag in voor een 37 Hinderwetvergunning.
1989 – Hinderwetvergunning Op 15 december 1989 heeft een gesprek plaats gevonden tussen de firma Griffith, de Bedrijfsveiligheidsdienst en de gemeente Zoetermeer. Per brief van 5 januari 1990 zendt de gemeente Zoetermeer een overzicht van het besprokene aan de 38 Bedrijfsveiligheidsdienst : "Hierbij bevestigen wij u het gesprek dat op 15 december 1989 heeft plaatsgevonden tussen de heren (…) (firma Griffith), (…) (bedrijfsveiligheidsdienst) en de heren (…) en 35
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Science, Onderwerp: sterilisatie-inrichting Storkstraat 10 te Zoetermeer, d.d. 19 september 1989 36 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories, Onderwerp: sterilisatie-inrichitng Storkstraat 10, Zoetermeer, d.d. 17 oktober 1989 37 Brief Stichting Onafhankelijke Bedrijfsveiligheidsdienst aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Aanvraag Hinderwetvergunning t.b.v. Griffith Laboratories b.v., d.d. 5 december 1989 38 Brief gemeente Zoetermeer aan Bedrijfsveiligheidsdienst, Onderwerp: hinderwetvergunning, d.d. 5 januari 1990
19
(…) namens de gemeente. In verband met een aanvraag voor een vergunning ingevolge de Hinderwet, is het volgende besproken: De heer (…) maakt een afspraak met TNO en een leverancier van terugwin-, en/of naverbrandingsinstallaties om te zamen met de gemeente en de firma Griffith in januari 1990 een bespreking te voeren over het installeren van een terugwin-, en/of naverbrandingsinstallatie. In dit gesprek zullen aan de orde komen de levertijd en het mogelijke rendement van een dergelijke installatie, het veiligheidsaspect en de controlemogelijkheden door TNO. TNO heeft inmiddels aangegeven dat een keuring op veiligheid en doelmatigheid van de installatie realiseerbaar is. De gemeente stelt zich op het standpunt dat een derde sterilisatiekamer niet in werking mag zijn voordat een terugwin- en/of naverbrandingsinstallatie geïnstalleerd en in werking is. Voor alle sterilisatiekamers zal in de vergunning , onverminderd de overige voorwaarden, de voorwaarde worden opgenomen dat een terugwin- en/of naverbrandingsinstallatie aangebracht en in werking zal moeten zijn. Tevens zal in de vergunning een voorwaarde worden opgenomen waarin een emissienorm wordt gesteld. De hoogte van deze emissienorm zal, na het in januari 1990 te voeren gesprek, nader worden bepaald. De heer (…) gaat ervan uit dat de voorwaarden die aan de vergunning voor de firma Griffith worden verbonden, via het ministerie landelijk zullen gaan gelden."
1990 – Gesprek TNO Op 8 februari heeft een gesprek plaatsgevonden bij TNO in Apeldoorn waarbij aanwezig waren een leverancier van naverbrandingsinstallaties uit Duitsland, de technical manager van Griffith micro science NV uit België, de directeur van Griffith Zoetermeer tezamen 39 met een bedrijfsadviseur en een vertegenwoordiging van de gemeente Zoetermeer. Het dossier bevat geen verslag van dit gesprek.
1990 – Naverbrander Naar aanleiding van een vergadering op 8 februari stelt TNO op 13 februari 1990 een offerte op voor het beoordelen van een Duits meetrapport. Op 13 februari stuurt TNO een brief aan Griffith Laboratories met als onderwerp naverbrander. In de brief staat het volgende: “Onder verwijzing naar de vergadering van 8 februari jl. berichten wij u dat wij graag een opdracht van u zullen aanvaarden voor het uitvoeren van onderstaande werkzaamheden tegen een prijs exclusief BTW van / 20.000,--. De werkzaamheden zullen resulteren in een rapport dat uiterlijk 10 weken na ontvangst van het Duitse rapport en de schriftelijke opdrachtverlening aan de opdrachtgever zal worden aangeboden. Tijdens de vergadering van 8 februari jl. waarbij vertegenwoordigers van Griffith, de gemeente Zoetermeer, RMG en TNO aanwezig waren, is overeengekomen dat een Duits meetrapport in principe kan worden gebruikt bij hinderwet-besprekingen. Voorwaarde
39
Brief van de gemeente Zoetermeer aan de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland, Onderwerp: Griffith, d.d. 17 mei 1990
20
daarbij is dat TNO dit rapport als betrouwbaar (analysetechniek) en representatief voor de nieuw te bouwen naverbrandingsinstallatie beoordeelt. De beoordeling door TNO behelst de volgende aspecten: gebruikte analysetechnieken bij de bepaling van het ethyleenoxide-gehalte In de rookgassen; dimensies en bedrijf van Duitse naverbrander in vergelijking met de nieuw 40 te bouwen naverbrander.” Duits meetrapport uit 1989 (kort samengevat) Drager-Messtelle Bericht über Emissionsmessungen Schriftlicher Auftrag v. 08.06.89 Griffith Laboratories GmbH Dreieichstr. 7 6082 Mörfelden Messung der Ethylenoxid- konzentration am Auslass der thermischen Nachverbrennungsan-lage De conclusie van het rapport luidt als volgt:” Der Grenzwert der TA-Luft 1986 ist mithin eingehalten.” De grenswaarde van TA-Luft 1986 (1 mg/m3 op pagina 3 van het rapport) wordt nageleefd.
Op 22 maart 1990 laat Griffith TNO weten: "Onder verwijzing naar uw aanbieding nr. 91 d.d. 13 februari 1990 delen wij u het volgende mede. In overleg met de Gemeentelijke dienst hinderwet zijn wij tot het besluit gekomen dat wij van deze aanbieding geen gebruik zullen maken. Te zijner tijd zullen wij bij u terugkomen met betrekking tot een aanvraag voor een effectieve chromatografische emissie meting voor de door ons te installeren naverbrandingsinstallatie." Op 23 maart 1990 verzendt Griffith een kopie van bovengenoemde brief aan de 41 gemeente Zoetermeer.
1990 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 31 maart vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 31-03-1990 was en de uitvoering d.d. 3103-1990. Het resultaat is: geen overtredingen (neutraal). In het verslag staat niet wie de 42 controle heeft uitgevoerd en er staan geen aantekeningen in.
40
Brief TNO aan Griffith Laboratories B.V. d.d. 13 februari 1990, onderwerp: naverbrander Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, d.d. 23 maart 1990 42 Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 31 maart 1990, volgnummer 417 41
21
1990 – Onderzoek Griffith Laboratories Op 11 april 1990 is een onderzoek ingesteld door de gemeente Zoetermeer en de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland bij Griffith Laboratories. Per brief meldt de Inspectie aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer dat is geconstateerd dat de derde sterilisatiekamer in gebruik is genomen en dat de totaal in de inrichting aanwezige hoeveelheid ethyleenoxide circa vier maal zoveel is als in de tijdelijke vergunning tot 1 juli 43 1989 stond vermeld (840 kg) in derhalve maximaal aanwezig mocht zijn. "De helft van de vaten stond wanordelijk en zonder enige bescherming tegen mechanische beschadiging dan wel weersinvloeden verspreid over het open terrein van de inrichting, op korte afstand van de erfscheiding van het naastgelegen bedrijf. De speciaal gebouwde opslagruimte voor de ethyleenoxide-flessen was niet afgesloten." De Inspectie merkt in haar schrijven op "dat tijdens een ambtelijk overleg op 12 juli 1989 afgesproken is, dat de derde sterilisatiekamer niet in gebruik wordt genomen dan nadat een adequate verbrandingsinstallatie geïnstalleerd is en goed functioneert. Naar ik uit ambtelijke informatie heb begrepen heeft uw College deze afspraak middels een schrijven d.d. 5 januari 1990 andermaal onder de aandacht van het bedrijf gebracht. Overigens is tijdens de bespreking uitgesproken dat tijdelijk, dat wil zeggen tot eind 1989, akkoord zou worden gegaan met een vergunningloze situatie, teneinde het bedrijf de ruimte te geven onderzoek in te stellen naar de combinatie van een naverbrander met een terugwininstallatie. Voor wat betreft de opslag van ethyleenoxide is mijns inziens sprake van een onverantwoord uitgevoerde opslag, waardoor de risico's voor de omgeving onacceptabel zijn. Ik acht deze situatie uit oogpunt van gevaar voor de volksgezondheid en milieuhygiëne niet toelaatbaar. In beginsel kan niet gedoogd worden dat activiteiten plaatsvinden zonder een vergunning. De activiteiten die in strijd zijn met de verlopen tijdelijke vergunning dienen in elk geval onmiddellijk te worden beëindigd. Voorst acht ik continuering van de activiteiten opgenomen in de tijdelijke vergunning niet aanvaardbaar, indien niet op zeer korte termijn een vergunning verleend zal zijn. Ik adviseer u voorts deze zaak voor te leggen aan de Officier van Justitie. Gezien de aard van de geconstateerde activiteiten heb ik gemeend u middels dit schrijven, vooruitlopend op eventuele toekomstige adviezen aangaande de inrichting te moeten informeren en adviseren."
1990 – Naverbrandingsinstallatie ethyleenoxide Zoetermeer Op 27 april 1990 informeert Griffith Micro Science bureau Hinderwet van de gemeente 44 Zoetermeer over de naverbrandingsinstallatie voor ethyleenoxide. In de brief wordt aangegeven dat de technische en bouwkundige details inmiddels zijn toegestuurd. Verder bevat de brief de berekeningen van de uitstoot van ethyleenoxide wanneer de naverbrandingsinstallatie operationeel is. De resultaten van de berekeningen zijn als volgt: De maximum hoeveelheid ethyleenoxide die de installatie kan verbranden is 660 kg/uur en deze kan nooit overschreden worden: 3 sterilisatoren samen kunnen maximaal 90 kg ethyleenoxide bevatten die per uur kunnen worde geëvacueerd. 43
Brief van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, onderwerp: Griffith Laboratories Europe B.V., Storkstraat 10, Zoetermeer, d.d. 18 april 1990 44 Brief van Griffith Micro Science aan de gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Naverbrandingsinstallatie ethyleenoxide Zoetermeer, d.d. 27 april 1990
22
Met deze installatie is het dus mogelijk in de toekomst de sterilisatiecapaciteit sterk uit te breiden; Het maximale verbrandingsgasdebiet bedraagt 800 m3/uur; De temperatuur in de incinerator zal variëren 350/400° C bij de start van het verbrandingsproces, tot een maximum van 1100° C; Bij het starten van het verbrandingsproces zullen kortstondig ethyleenoxide concentratiepieken gemeten worden van 500 mg/m3 verbrandingsgas aan het emissiepunt van de schouw. Na enkele minuten daalt de concentratie tot lager dan 3 mg/m3 verbrandingsgasuitstoot; Voor onze berekeningen zullen we een maximale emissie van 5 mg ethyleenoxide/m3 verbrandingsgasuitstoot vastleggen. Geen enkele andere ethyleenoxide verwerkingsinstallatie kan momenteel betere emissievoorwaarden garanderen tijdens doorlopende productieprocessen; Per sterilisatiekamer wordt de aanwezige hoeveelheid ethyleenoxide (± 30 kg) in een tijdspanne van 30 minuten geëvacueerd en verbrand in de eerste evacuatiefase; Technisch gezien kunnen per uur maximum 3 kamers worden geëvacueerd. Deze piekperiode kan maximaal 4x per 24 uur optreden; In de piekperiode hebben we een uitstoot van 800 m3/uur x 5 mg ETO/m3 = 4.000 mg/eto uur; Het emissiepunt van deze hoeveelheid ethyleenoxide ligt 13,5 m boven het maaiveld. Via rekenmodellen moet het mogelijk zijn de hoeveelheid ethyleenoxide op grondniveau te berekenen. Als verdere acties vermeldt Griffith Micro Science: "De gemeente laat ons weten of zij met deze berekeningen akkoord gaat. (Een strengere eis op gebied van de toe te laten geëmitteerde hoeveelheid ethyleenoxide lijkt ons met de huidige voorradige technologie niet mogelijk). Van zodra we een bouwvergunning verkrijgen voor de naverbrander kan deze worden besteld (levertijd 5 – 6 maand). 6 maand na de installatie zullen we officiële emissiemetingen laten doorvoeren."
1990 – Onderzoek Griffith Laboratories Op 17 mei 1990 reageert het college van burgemeester en wethouders op de brief van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland 45 van 18 april 1990. "Met u zijn wij van mening dat de wijze van opslag van ethyleenoxide momenteel op onverantwoorde wijze plaatsvindt. Tevens bevestigen wij de door u genoemde afspraak met de firma Griffith dat een derde sterilisatiekamer niet in gebruik zou worden genomen dan nadat een naverbrandingsinstallatie is geïnstalleerd en goed functioneert. Hierbij kan worden opgemerkt dat, hoewel er twee sterilisatiekamers in gebruik waren, de per 1 juli 1989 vervallen hinderwetvergunning was verleend voor drie sterilisatiekamers. De firma Griffith is er inmiddels schriftelijk op gewezen dat: de opslag van ethyleenoxide moet geschieden overeenkomstig de voorschriften van de per 1 juli 1989 vervallen vergunning. Maximaal mag 840 kg ethyleenoxide worden opgeslagen; een derde sterilisatiekamer niet in gebruik mag zijn c.q. worden genomen dan nadat een naverbrandingsinstallatie is geïnstalleerd en goed functioneert; 45
Brief van de gemeente Zoetermeer aan de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland, Onderwerp: Griffith, d.d. 17 mei 1990
23
uiterlijk per 1 juni 1990 een aanvraag om een hinderwetvergunning moet zijn ingediend. Een afschrift van de brief aan de firma Griffith is bijgevoegd. Een probleem is overigens dat, zoals u ook opmerkt , aan de firma Griffith is toegezegd dat tijdelijk akkoord zou worden gegaan met een vergunningloze situatie. Mede door het ontbreken van (rijks)overheidsnormen voor de emissie van ethyleenoxide en door de beperkte leveringsmogelijkheden van naverbrandingsinstallaties duurt deze vergunningloze situatie tot op heden voort. Op 8 februari heeft er echter een gesprek plaatsgevonden bij TNO in Apeldoorn waarbij aanwezig waren een leverancier van naverbrandingsinstallaties uit Duitsland, de technical manager van Griffith micro science NV uit België, de directeur van Griffith Zoetermeer tezamen met een bedrijfsadviseur en een vertegenwoordiging van de gemeente Zoetermeer. De technische en bouwkundige details van de naverbrandingsinstallatie zijn door de leverancier onlangs aan de firma Griffith toegezonden, zodat een aanvraag op korte termijn ingediend moet kunnen worden. Gelet op het voorgaande zullen wij aan uw advies om deze zaak voor te leggen aan de officier van Justitie geen gevolg geven. Wij verzoeken u ons op de hoogte te houden van de resultaten van de afspraak die door de heer Th. Nollen is gemaakt met de adviseur beroepen milieuhygiëne omtrent een eventuele normstelling voor de emissie van ethyleenoxide. Ook indien via het ministerie van VROM meer bekend mocht worden over een toekomstig verbod daarvan vernemen wij dit graag van u." De brief aan de inspectie bevat als bijlage een brief van de gemeente Zoetermeer aan de firma Griffith van 13 mei. Naar aanleiding van het op 11 april jl. bij uw bedrijf ingestelde onderzoek en vooruitlopen op het gesprek van 23 mei a.s. delen wij u het volgende mede. Tijdens het onderzoek is onder meer geconstateerd dat een derde sterilisatiekamer in gebruik is genomen. Bovendien is de totaal in de inrichting aanwezige hoeveelheid ethyleenoxide circa viermaal zoveel dan het in de per 1 juli 1989 vervallen hinderwetvergunning toegestane maximum van 840 kg. Een aantal vaten met ethyleenoxide stond zonder enige bescherming tegen mechanische beschadiging dan wel weersinvloeden verspreid op het open terrein, op korte afstand van de erfafscheiding van het naastgelegen bedrijf. De speciaal gebouwde opslagruimte voor ethyleenoxide flessen was niet afgesloten. Deze situatie achten wij uit een oogpunt van gevaar voor de volksgezondheid en milieuhygiëne niet verantwoord. Wij wijzen u erop dat: de opslag van ethyleenoxide moet geschieden overeenkomstig de voorschriften van de per 1 juli 1989 vervallen vergunning. Maximaal mag 840 kg ethyleenoxide worden opgeslagen; een derde sterilisatiekamer niet in gebruik mag zijn c.q. worden genomen dan nadat een naverbrandingsinstallatie is geïnstalleerd en goed functioneert; uiterlijk per 1 juni 1990 een aanvraag om een hinderwetvergunning moet zijn ingediend. Voor het indienen van een aanvraag en voor overleg over de technische en bouwkundige details van de naverbrandingsinstallatie verzoeken wij u, zo mogelijk nog voor het gesprek van 23 mei a.s., contact op te nemen met (…) of (…) van bureau hinderwet."
24
1990 – Gesprek gemeente – Griffith Op 23 mei 1990 vindt een gesprek plaats tussen de gemeente en Griffith. Het dossier bevat geen verslag van dit gesprek. Wel verwijst Griffith in een brief van 29 mei 1990 naar dit gesprek.
1990 – Brief Griffith Op 29 mei 1990 stuurt Griffith Micro Science een brief aan de gemeente Zoetermeer. "Met deze zijn wij zo vrij te verwijzen naar het aangename en constructieve onderhoud dat wij met u mochten hebben op datum van 23 mei j.l. Wij hopen dat dit gesprek een aantal misverstanden en communicatiestoornissen heeft verholpen. Zoals met u besproken is ons bedrijf ten volle bereid in te gaan op de wens van het gemeentebestuur, nl. de installatie van een naverbranden. Om redenen welke wij u uitvoerig hebben toegelicht werd met deze werken gewacht. Naar aanleiding van ons gesprek bestaat er thans meer duidelijkheid in beider standpunten en kunnen wij van start gaan met de besproken acties, zijnde: laten uitvoeren van een gevarenstudie met betrekking tot de verhoogde opslag van ETO; Indienen van een aanvraag tot hinderwetvergunning (aanvraag zal ingediend worden uiterlijk tweede week juni); Indienen van een aanvraag tot bouwvergunning (uiterlijk tweede week juni); Installatie van een naverbrander. De werken hiervoor, behoudens geval van overmacht, beëindigd te zijn op 01.01.1991); In afwachting tot deze naverbrander is geïnstalleerd zal het productiepeil tot op het huidige niveau van 9 kamers per dag bevroren worden. De hoeveelheid gas die hiervoor gebruikt wordt ligt op ongeveer dezelfde hoogte als met twee kamers in juli 1989. Zie hiervoor bijgevoegde data. Ter informatie, over de laatste 12 maanden werden bij de meeste van onze cycli de gashoeveelheid teruggebracht van 800 mg/l tot 600 mg/l. Teneinde gelijkaardige communicatiestoornissen in de toekomst te vermijden zullen alle contacten tussen het gemeentebestuur en Griffith, uitsluitend door onze eigen medewerkers worden gevoerd. Externe adviseurs komen hierbij niet meer aan de orde. Wij hopen u met deze voldoende te hebben geïnformeerd. Voor verdere contacten zijn onze heren (…) en (…) steeds te uwer beschikking. Ervan overtuigd zijnde dat wij onze prettige samenwerking uit het verleden ook verder kunnen zetten in de toekomst, 46 verblijven wij, geachte heren, met de meeste hoogachting."
1990 – Bouwvergunning naverbrandingsinstallatie Op 13 juni 1990 verzoekt Griffith Laboratories per brief de gemeente Zoetermeer "om een principe-akkoord van de gemeente Zoetermeer om en naverbrandingsinstallatie voor ethyleenoxide te mogen plaatsen op het open terrein, behorende bij het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer. Teneinde zorg te dragen voor een snelle voorbereiding van de plaatsing van de naverbrander, is het niet gewenst om de verlening van een 46
Brief Griffith aan gemeente Zoetermeer, d.d. 29 mei 1990
25
bouwvergunning af te wachten, maar om zo spoedig mogelijk aan te vangen met de bouw van de installatie. Zo snel mogelijk zal een definitieve bouwvergunning bij uw gemeente worden aangevraagd. De aanvraag ingevolge de Hinderwet is reeds in 47 behandeling."
1990 – Rapport Risicobeschouwing uitbreiding ethyleenoxide opslag In juli 1990 voert Ingenieurs- en Adviesbureau SAVE een risicobeschouwing uit voor de ethyleenoxide opslag in opdracht van Griffith Micro Science B.V. in Zoetermeer. De aanleiding hiervoor is de overweging van Griffith Micro Science B.V. om de opslagcapaciteit van ethyleenoxide vaten uit te breiden van drie gesloten vaten van 350 kg tot zes gesloten vaten. SAVE heeft een analyse gemaakt van de mogelijke ongevalsscenario's en risico's voor de omgeving. SAVE heeft daarbij een aantal voorstellen voor risico reducerende maatregelen gedaan. SAVE komt tot met betrekking tot de risico's voor vergroting van de opslagcapaciteit tot het oordeel dat: "bij doelmatige veiligheidsmaatregelen mag verwacht worden dat voor de scenario's lekkage en breuk de risico's buiten het bedrijfsterrein zeer gering zullen zijn. Voor het grootst denkbare scenario (het volledig falen van een vat) zal de risicoafstand voor letaal letsel op een afstand van de orden van 50 m liggen. De kans op falen van een vat anders dan door aanstraling wordt uiterst klein geacht." SAVE beveelt (in samenvatting) aan om de volgende risico reducerende maatregelen uit te voeren: een afdoende afscherming tegen warmtestraling, een gasdetectie op één of twee punten in de gevel, een persoon te belasten met controle en toezicht op de naleving van de procedures voor het omgaan met ethyleenoxide en het opstellen van een aanvalsplan voor de repressie in overleg met 48 de brandweer.
1990 – Principe-akkoord naverbrandingsinstallatie Storkstraat 10 Op 24 juli 1990 reageert de gemeente Zoetermeer op de brief van Griffith van 13 juni 1990. "Naar aanleiding van uw bovenaangehaalde brief berichten wij u als volgt. Wij zijn in beginsel bereid medewerking te verlenen aan de plaatsing van de naverbrandingsinstallatie voor ethyleenoxide op het perceel Storkstraat 10, alhier, voor zover nodig met toepassing van de vrijstelling ex artikel 7, lid 5, sub c van het bestemmingsplan Industrieterrein Bleiswijkseweg. Afgifte van de bouwvergunning zal kunnen geschieden nadat het bouwplan planologisch, bouwtechnisch en welstandshalve is getoetst en akkoord is bevonden. Gelet op het spoedeisende (milieu)belang bij plaatsing van de installatie hebben wij geen bezwaar tegen de start van de voorbereiding van de plaatsing (opdrachtverstrekking en dergelijke). Wij vertrouwen u met het 49 vorenstaande voldoende te hebben geïnformeerd."
1990 – Aanvraag hinderwetvergunning Op 6 augustus 1990 is de aanvraag voor een vergunning ingevolge de Hinderwet voor het oprichten of in werking hebben van een sterilisatie-inrichting met door elektromoteren
47
Brief Griffith aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Bouwvergunning, d.d. 13 juni 1990 Ingenieurs- en adviesbureau SAVE, Risico beschouwing ethyleenoxide opslag Griffith Micro Science B.V., juli 1990. 49 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith, Onderwerp: Principe-akkoord naverbrandingsinstallatie Storkstraat 10, d.d. 24 juli 1990 48
26
gedreven werktuigen en installaties in (op) het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer 50 ontvangen.
1990 – Bevestiging ontvangst aanvraag hinderwetvergunning Op 17 september bevestigd de gemeente Zoetermeer de ontvangst van de vergunningaanvraag. De brief vermeldt: "Door ons wordt aangenomen dat er geen behoefte zal bestaan over de aanvraag adviezen uit te brengen of daartegen bezwaren in te dienen. Derhalve hebben wij besloten bij de behandeling van uw aanvraag de zogenaamde korte procedure toe te passen. Een en ander houdt o.a. in dat te zijner tijd tegelijk met uw aanvraag de ontwerp-beschikking bekend zal worden gemaakt en ter 51 inzage zal worden gelegd." Op 17 september 1990 worden het districtshoofd der Arbeidsinpectie en de inspecteur van de Volksgezondheid conform de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne 52 geïnformeerd over de vergunningaanvraag.
1990 – Bekendmaking Op 21 september wordt de vergunningaanvraag van Griffith bekend gemaakt. Burgemeester en wethouders "zijn voornemens vergunning onder voorschriften te verlenen." Van 22 september tot 22 oktober kunnen bezwaren worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. De directie van Griffith en het districtshoofd der Arbeidsinpectie en de inspecteur van de Volksgezondheid worden hierover op 20 53 september 1990 per brief door de gemeente Zoetermeer geïnformeerd.
1990 – Opmerkingen Inspectie Volksgezondheid over aanvraag vergunning Per brief van 18 oktober 1990 maakt de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland kenbaar aan de gemeente Zoetermeer opmerkingen te hebben op de vergunningaanvraag van Griffith Laboratories. Over "het ontsmetten met ethyleenoxide: De voor het ontsmetten toe te passen EO is een verdacht carcinogene stof, een zwarte-lijststof. Gestreefd moet dus worden naar een nul-uitworp in de omgeving van de inrichting. Gezien de aard en hoeveelheid van de gebruikte stof dient tot een emissie lager dan de TA-luft (5 mg/Nm3) te worden gekomen. Ik adviseer u af te stemmen op de onderste meetwaarde van 1-2 mg/Nm3. In de toelichting bij de aanvraag stelt de aanvrager dat bij de start van het verbrandingsproces (aantal keren per dag?) kortstondig concentratiepieken kunnen optreden van 500 mg/m3; elders in de tekst wordt een waarde gegeven van 100 mg/m3. Een onderbouwing voor deze hoge waarden is niet gegeven. Ik acht dit niet 50
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith, Onderwerp: bericht van ontvangst, aanvraag Hw nr. 05/1990, d.d. 17 september 1990 51 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith, Onderwerp: bericht van ontvangst, aanvraag Hw nr. 05/1990, d.d. 17 september 1990 52 Brief gemeente Zoetermeer aan districtshoofd der Arbeidsinspectie en Inspecteur van de Volksgezondheid, Onderwerp: aanvraag hinderwetvergunning, aanvraag Hw nr. 05/1990, d.d. 17 september 1990 53 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith, Onderwerp: Bekendmaking aanvraag en ontwerpbeschikking, aanvraag Hw nr. 05/1990, d.d. 20 september 1990, Brief gemeente Zoetermeer aan het districtshoofd der Arbeidsinpectie en de inspecteur van de Volksgezondheid, Onderwerp: ontwerp-beschikking, bekendmaking, aanvraag Hw nr. 05/1990, d.d. 20 september 1990
27
aanvaardbaar. Ik adviseer u eveneens in voorschriften vast te leggen dat de metingen worden uitgevoerd tijdens de meest kritische lozingen. Metingen tot 1-2 mg/m3 zijn mogelijk met behulp van een spectrofotometer danwel met een vergelijkbare meetmethode. Nader ware in voorschriften te regelen dat het bedrijf zelf kort nadat de vergunning verleend is, emissiemetingen uitvoert. In eerdere ambtelijke gesprekken met het bedrijf is de mogelijkheid genoemd van gelijktijdige verwijdering van de EO uit de drie kamers. Ik geef u dringend in overweging na te gaan of de hierboven gestelde norm gehaald wordt indien uitgegaan wordt van: o Verwijdering van 30 kg EO per kamer; o Een verbranding in de eerste verwijderingsfase; o Een uitworpreductie van 99,9% in de naverbrander; Op basis van de bij de aanvraag behorende stukken kan zelfs de vraag gesteld worden of de uitworpnorm wordt gehaald, indien slechts één kamer in een tijdspannen van een half uur geleegd wordt. Ik adviseer u, uiteraard indien de door mij gestelde emissienorm gehaald kan worden, nadere voorschriften te stellen omtrent de maximaal per kamer te doseren hoeveelheid EO alsmede ten aanzien van het eerder gestelde omtrent de gelijktijdigheid van lozingen. Storingen: In de aanvraag wordt gesteld dat het in geval van nood mogelijk moet zijn, het EO-gas zonder doorvoer naar de naverbrander, direct in de buitenlucht te lozen. Ik vind deze handelswijze ontoelaatbaar. Ik adviseer u nader in voorschriften te eisen dat een storing aan de naverbrander automatisch leidt tot signalering ervan, het stoppen van de ontsmettingsprocedure en afvoer van de EO via een noodvoorziening zoals bijvoorbeeld het aktiefkoolfilter voor de reiniging van lucht uit de in voorschrift 3.1 van de ontwerpbeschikking vermelde ruimten. Eveneens ware nader in voorschriften te verwerken wanneer en op welke wijze uw College geïnformeerd dient te worden bij bedrijfsstoornissen en dergelijke. Voorschriften ontwerpbeschikking: 3.6 'incidenteel' nader definiëren. 3.10 'doelmatig' en 'veilig' nader definiëren. 4.1.6 wordt hier het totale verbruik per kwartaal bedoeld of de dosering per charge. In verband met de handhaafbaarheid van dit voorschrift adviseer ik u een voorbeeld te geven van het rapportageformulier." Over "opslag van ethyleenoxide: Uit de onderhavige stukken is niet op te maken in welke mate gevaar voor de omgeving van de gevraagde opslag te verwachten is. Het is mij derhalve niet duidelijk op basis waarvan tot het in voorschrift 5.2 gegeven maximum (2250 kg) gekomen is. Overigens kan bij de voorgestelde opslag niet worden voldaan aan voorschrift 5.10.10 van de ontwerpbeschikking (afstand tot de erfscheiding). In vervolg op mijn eerdere terzake middels overleggen gegeven adviezen, adviseer ik u, voordat vergunning wordt verleend, een gevarenstudie te laten verrichten, zodat de gevaarsaspecten voor de omgeving kunnen worde beoordeeld. Zodoende wordt bekend op welke afstand nog schade is te verwachten; zonodig dient een risico-analyse te worden uitgevoerd. Uw standpunt betreffende het bovenstaande zie ik met belangstelling tegemoet.
28
Ik verzoek u dringend een spoedige beslissing op de onderhavige aanvraag te 54 bewerkstelligen."
1991 – Hernieuwde ontwerp-beschikking Op 22 februari 1991 maakt het college van burgemeester en wethouders bekend dat zij voornemens zijn een vergunning onder voorschriften ingevolge de Hinderwet te verlenen aan Griffith Laboratories Europe BV, Storkstraat 10, te Zoetermeer voor het oprichten of in werking hebben van een sterilisatie-inrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in (op) het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer. Van 23 55 februari tot 9 maart 1991 kunnen bezwaren worden ingedien.
1991 – Hinderwetvergunning 56 Op 23 april is aan Griffith Laboratories een vergunning onder voorschriften verleend. Met betrekking tot ethyleenoxide zijn (onder andere) de volgende voorschriften 57 gegeven : "3.2 Het uit de, in het voorschrift 3.1 bedoelde ruimten (sterilisatieruime, de beide nabehandelingsruimten en de pompkamer, red.) afgezogen gasmengsel moet alvorens bovendaks in de buitenlucht te worden afgevoerd, door een doelmatig aktief-koolstoffilter worden geleid. 3.3 Het in het vorige voorschrift bedoelde gasmengsel mag, nadat het door het aktiefkoolfilter is geleid, geen grotere concentratie ethyleenoxide bevatten dan 5 milligram ethyleenoxide per kubieke meter gasmengsel. 3.5 Het uit de, in het vorige voorschrift bedoelde sterilisatiekamers afgezogen ethyleenoxide moet, alvorens in de buitenlucht te worden afgevoerd, door de, op blad 1 van de overgelegde tekeningen met 13.1 aangegeven naverbrandingsinstallatie worden geleid. 3.6 Het in het vorige voorschrift bedoelde gasmengsel mag, nadat het in de naverbrandingsinstallatie is verbrand, geen grotere concentratie ethyleenoxide bevatten dan 2 milligram ethyleenoxide per kubieke meter verbrandingsgassen. De bedoelde concentratie ethyleenoxide mag in incidentele gevallen worden overschreden tot 5 milligram ethyleenoxide per kubieke meter verbrandingsgassen. 3.7 Gedurende piekperiode's in de bedrijfsvoering van het steriliseren van producten mag de uitstoot van ethyleenoxide niet meer zijn dan 4000 milligram ethyleenoxide per uur. 3.8 Voordat de naverbrandingsinstallatie in gebruik wordt genomen moet deze op veilig functioneren worden gecontroleerd door een onafhankelijke deskundige instantie, bijvoorbeeld TNO. 3.10 Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, doch ten minste 2 jaar nadat de laatste keuring heeft plaatsgevonden, moet de naverbrandingsinstallatie op doelmatig en veilig functioneren worden herkeurd door één van de in het voorschrift 3.8 bedoelde 54
Brief van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, onderwerp: Hinderwet; aanvraag Griffith Laboratories Europe B.V., Storkstraat 10, Zoetermeer, d.d. 18 oktober 1990 55 Gemeente Zoetermeer, Hinderwet: Bekendmaking ontwerp-beschikking, RLu/0011f/RMH, d.d. 22 februari 1991 56 Gemeente Zoetermeer, Hinderwet: beschikking, d.d. 23 april 1991 57 Gemeente Zoetermeer, Voorschriften behorende bij de vergunning ingevolge de Hinderwet voor een sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer (HW.nr.5/1990)
29
instanties. Van elke herkeuring moeten de bevindingen aan burgemeester en wethouders van Zoetermeer worden overlegd. 4.1.5 nadat het in de overlegde procesbeschrijving omschreven sterilisatieproces is voltooid, moet het ethyleenoxide door middel van leidingen van doelmatig en onbrandbaar materiaal uit de kamer worden afgevoerd naar de naverbrandingsinstallatie. 4.1.6 het verbruik van ethyleenoxide ten behoeve van het sterilisatieproces moet elk kwartaal worden geregistreerd. Een afschrift van de bedoelde registratie moet elk kwartaal aan burgemeester en wethouders van Zoetermeer worden overlegd. 5.1 In de inrichting mag het ethyleenoxide slechts aanwezig zijn in stalen tanks, elk met een inhoud van ten hoogste 375 kg ethyleenoxide, en mag niet anders dan in de, op blad 1 van de overlegde tekeningen met 12.1 en 12.2 aangegeven, opslag worden opgeslagen. 5.2 In de inrichting mag in totaal niet meer dan 2250 kg ethyleenoxide in tanks aanwezig zijn. 11.8 Een bedrijfsstoornis/onvoorziene gebeurtenis, waarbij een (mengsel) van ethyleenoxide ontsnapt of dreigt te ontsnappen, moet onmiddellijk telefonisch worden gemeld aan de gemeentelijke Brandweer of aan het bureau Hinderwet van de hoofdafdeling Milieu, Volkshuisvesting en Voorzieningen. De vergunninghoudster moet de melding, binnen twee dagen na de bedrijfsstoornis/onvoorziene gebeurtenis aan het eerder genoemde bureau Hinderwet schriftelijk bevestigen. 11.9 Van een voorgenomen bedrijfsactiviteit die mogelijkerwijs beïnvloeding van de omgeving tot gevolg kan hebben, moet vooraf aangifte worden gedaan aan het in het voorgaande voorschrift genoemde bureau Hinderwet."
1991 – Bezwaren Griffith Micro Science Op 26 april 1991 tekent Griffith Micro Science per brief bezwaar aan bij de gemeente Zoetermeer ten aanzien van de ontwerp-beschikking: "In verband met de Hinderwetvergunning in referentie wensen we de volgende bezwaren aan te tekenen in verband met de ons geleverde tekst: 1. dat de gasmengsels uit de sterilisatieruimte, nabehandelingskamers en pompruimte over een aktief koolfilter moeten worden gestuurd: om budgettaire redenen zal deze aanpassing enkel kunnen geschieden in de loop van 1992. Bovendien wordt momenteel onderzocht of deze gecontamineerde lucht eventueel toch in de naverbrandingsinstallatie kan worden geleid, zodat de eis voor filters eventueel komen te vervallen. 2. Niet afvoeren van ethyleenoxide over de bestaande emissiepijp in geval van calamiteiten. Hiertegen moet met klem worden geprotesteerd: er kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij het gas uit de sterilisatiekamers onmiddellijk moet kunnen verwijderd worden, (bv. In het geval van plotse drukstijgingen in de sterilisator, van welke oorzaak ook), zelfs al is de incinerator op dat moment buiten dienst. Wij vragen u dan ook deze paragraaf aan te passen zoals gegeven in punt 4 op dezelfde bladzijde. 3. In verband met punt 3.8 kunnen we deze metingen laten uitvoeren door het onafhankelijk ingenieursbureau/laboratorium dat deze metingen in onze afdeling in Mörfelden heeft uitgevoerd? Voordeel is dat ze reeds over een volledige meetervaring van dergelijke systemen beschikken.
30
4. De massastroom in punt 3.7 wensen we in overeenstemming te brengen met de TALuft in Duitsland: deze maximum uitstoot bedraagt 25 gram per uur. Wat is de rationale 58 om deze op 4 gram te brengen?"
1991 – Verzending Hinderwetvergunning Op 2 mei 1991 zendt de gemeente Zoetermeer de vergunning en de daarbij behorende stukken betreffende de aanvraag voor een vergunning ingevolge de Hinderwet aan Griffith. "Wij wijzen u erop, dat het gewenst is omtrent de uitvoering van de genoemde voorschriften en de indeling van de inrichting, overeenkomstig de genoemde bescheiden, overleg te plegen met de hoofdafdeling Milieu, Volkshuisvesting en Voorzieningen, sectie hinderwet." De beschikking en de bekendmaking worden op 2 mei 1991 aan de inspecteur van de Volksgezondheid en het districtshoofd van de Arbeidsinspectie verzonden. Het is mogelijk om van 4 mei 1991 tot 4 juni 1991 beroep in te stellen tegen de beschikking bij 59 de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State.
1991 – Bezwaar tegen ontwerp-beschikking Op 29 mei 1991 reageert de gemeente Zoetermeer op het bezwaar van Griffith tegen de 60 ontwerp-beschikking. De gemeente geeft aan dat het bezwaar buiten de gestelde termijn is ingedien en dat "u niet in uw bezwaar wordt ontvangen." De gemeente geeft aan dat het mogelijk is om beroep in te dienen bij de Raad van State of een verzoek tot wijziging of intrekking van de reeds opgelegde voorschriften in te dienen. Verder wordt in de brief inhoudelijk aangegeven: "Volgens de aan de eerder genoemde aan u verleende Hinderwetvergunning verbonden voorschriften 3.1 tot en met 3.3 dient het gasmengsel uit de sterilisatieruimte, nabehandelingskamer en pompruimte alvorens in de buitenlucht te worden afgevoerd door een doelmatig actief koolstoffilter te worden geleid, waarna het gasmengsel geen grotere concentratie ethyleenoxide bevatten dan vijf milligram per kubieke meter. Vooralsnog dient u aan deze voorschriften te voldoen. Mocht uit onderzoek blijken dat bedoeld gasmengsel via de naverbrandingsinstallatie in de buitenlucht kan worden afgevoerd dan kunt u hierover contact opnemen met de sectie hinderwet van onze gemeente. Voor een dergelijke oplossing, waarbij wij wel steeds vast zullen houden aan de emissieeis van maximaal vijf milligram ethyleenoxide per kubieke meter, is wijziging van de voorschriften noodzakelijk. Voor wat betreft het afvoeren van ethyleenoxide in geval van calamiteiten wijzen wij u op voorschrift 11.8 waarin is bepaald dat een bedrijfsstoornis of onvoorziene gebeurtenis waarbij (een mengsel van) ethyleenoxide ontsnapt of dreigt te ontsnappen onmiddellijk moet worden gemeld aan de gemeentelijke brandweer of aan het sectie hinderwet van de gemeente. Op grond van de bij de aanvraag 58
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, d.d. 26 april 1991 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe BV, Onderwerp: hinderwetvergunning, aanvraag Hw nr. 5/1990, d.d. 2 mei 1991, Brief gemeente Zoetermeer aan de inspecteur van de Volksgezondheid en het districtshoofd van de Arbeidsinspectie, Onderwerp: hinderwetvergunning, aanvraag Hw nr. 5/1990, Gemeente Zoetermeer, Hinderwet: Bekendmaking beschikking, AW/0057e/RMH 60 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith, Onderwerp: Bezwaar tegen ontwerp-beschikking, d.d. 29 mei 1991 59
31
behorende tekeningen en procesbeschrijvingen zijn wij ervan uitgegaan dat onder alle omstandigheden het gasmengsel uit de sterilisatiekamers via de naverbrandingsinstallatie wordt afgevoerd. De enige situatie waarbij dit niet mogelijk zou kunnen zijn lijkt ons een calamiteit die betrekking heeft op de naverbrandingsinstallatie zelf. De naverbrandingsinstallatie dient ingevolge voorschrift 3.8 te worden gecontroleerd door een onafhankelijke deskundige instantie. Wij verzoeken u ons informatie te doen toekomen waaruit de deskundigheid en onafhankelijkheid van het door u voorgestelde ingenieursbureau blijkt. De door u genoemde massastroom is in voorschrift 3.7 gedurende piekperiodes gebonden aan een maximum van 4.000 milligram ethyleenoxide per uur. Dit voorschrift is gebaseerd op gegevens die betrekking hebben op de inrichting in Zoetermeer. Wij mogen verwijzen naar uw brief van 27 april 1990 (uw referentie HA/cdb/35384) waarin u ook zelf verklaart dat in de inrichting in Zoetermeer in piekperiodes de uitstoot niet meer zal bedragen dan 4.000 milligram ethyleenoxide per uur."
1991 – Beroep Hinderwetvergunning Op 31 mei 1991 tekent Griffith Micro Science beroep aan tegen de 61 Hinderwetvergunning "tegen de volgende punten: 1. "… dat de gasmengsels uit de sterilisatieruimte, nabehandelingskamers en pompruimte over een actief koolfilter moeten worden gestuurd…" In het beste geval kan aan deze eis worden voldaan in de loop van 1992. Momenteel is het onderzoek in verband met de efficiëntie en de standtijd van deze filters nog volop aan de gang. Bovendien wordt ook onderzocht of deze gecontamineerde lucht eventueel toch in de naverbrandingsinstallatie kan worden geleid, zodat de eis voor filters kan komen te vervallen/ 2. "… het niet afvoeren van ethyleenoxide over de bestaande emissiepijp in geval van calamiteiten." Wij vragen u deze paragraaf aan te passen zoals gegevens in punt 4 op dezelfde bladzijde. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij het ethyleenoxide om veiligheidsredenen onmiddellijk uit de sterilisator moet kunnen verwijderd worden (bv. In geval van plotse drukstijgingen in de sterilisator, van welke aard ook) zelfs al is de naverbrandingsinstallatie op dat moment niet functioneel. 3. Betreft punt 3.7 De ethyleenoxide uitstoot wensen we overeenkomstig te maken met de TA-Luft in Duitsland: deze bedraagt 25 gr per uur (mogelijk wordt dit de toekomstige Europese norm). Overeenkomstig artikel 107 van de Wet op de Raad van State vragen wij u een voorlopige voorziening te treffen waarbij rekening gehouden wordt met bovenstaande punten." Het beroep van Griffith Micro Science wordt op 3 juni 1991 ontvangen door de Raad van State.
61
Brief Griffith Micro Science aan Raad van State, Onderwerp: Hinderwetvergunning nr. 5/1990 Zoetermeer (01 MI 91/004378), d.d. 31 mei 1991
32
1991 – Beroep Hinderwetvergunning Op 4 juni 1991 informeert de Raad van State de gemeente Zoetermeer over het feit "dat met betrekking tot uw beschikking van 23 april 1991 beroep is ingesteld, in behandeling genomen onder nummer G05.91.0772, en een verzoek om schorsing/voorlopige 62 voorziening is ingediend , in behandeling genomen onder nummer B0591.0495."
1991 – Beroep Hinderwetvergunning – Ambtsbericht Adviseur Beroepen Milieubeheer Op 23 juli 1991 brengt de Adviseur Beroepen Milieubeheer van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een ambtsbericht uit met betrekking tot het verzoek om toepassing artikel 107 van de Wet op de Raad van State aan de voorzitter van de afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van 63 State. "Beschouwing van de bezwaren Ik heb het bedrijf 4 juli 1991 bezocht. Ik heb hier gesproken met een aantal werknemers van het bedrijf. Tevens heb ik hun technische manager (…) aan de telefoon gehad. Naderhand heb ik nog gebeld met een medewerker van de gemeente Zoetermeer. 1. Aktief-koolstoffilter Bij mijn bezoek aan de inrichting was de naverbrandingsinstallatie wel geïnstalleerd, maar nog niet in werking: dit zou binnen een week plaatsvinden. Doelmatige aktievekoolstoffilters waren nog niet aangebracht. De heer (…) vertelde dat deze filters nog niet voldoende zijn ontwikkeld voor toepassing in de praktijk. Ze kunnen dus nog niet worden geïnstalleerd. In Duitsland wordt momenteel bij Grifffith Laboratories GmbH onderzoek verricht aan een aktief-koolstoffilter voor de adsorptie van ethyleenoxide. In de loop van 1992 wordt verwacht dat een dergelijk filter of een gelijkwaardig alternatief toepasbaar is. Griffith Laboratories Europe bv onderzoekt tevens de mogelijkheid om de lucht uit de sterilisatie-, nabehandelingsruimtes en pompkamers over de naverbrandingsinstallatie te leiden, zodat voorschrift 3.2 – het aanbrangen van (een) aktief-koolstoffilter(s) – kan komen te vervallen. Ethyleenoxide is voor de mens mogelijk carcinogeen. De uitworp van ethyleenoxide dient daarom zeer gering te zijn. Ik ben dan ook van mening dat de 'best technical means' moeten worden toegepast. Een naverbrandingsinstallatie en een aktiefkoolstoffilter zijn in principe goede technieken om de uitstoot van ethyleenoxide te reduceren. De naverbrandingsinstallatie is inmiddels gerealiseerd, een aktief-koolstoffilter nog niet. Het bedrijf heeft er belang bij dat de installatie van een aktief-koolstoffilter wordt uitgesteld, daar onderzoek nog steeds gaande is. Belangenafweging Gelet op de eigenschappen van ethyleenoxide ben ik het met de gemeente eens dat een aktief-koolstoffilter of een gelijkwaardig alternatief moet worden geïnstalleerd. De gemeente heeft echter geen termijn aan deze voorziening verbonden. Het is mins inziens niet redelijk te verlangen dat het bedrijf onmiddellijk na het verlenen van de vergunning 62
Brief Raad van State aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Zoetermeer Sterilisatie-inrichting, d.d. 4 juni 1991 63 Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Adviseur Beroepen Milieubeheer aan de voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, Onderwerp: Verzoek om schorsing van een aantal voorschiften van een hinderwetvergunning, d.d. 23 april 1991, verleend aan Griffith Laboratories Europe bv voor een sterilisatie-inrichting, Storkstraat 10 te Zoetermeer, d.d. 23 juli 1991
33
aan deze eis moet voldoen. De gemeente had naar mijn mening dan ook een termijn aan de installatie van het aktief-koolstoffilter moeten verbinden. Naar mijn mening dient voorschrift 3.2 dan ook te worden geschorst en moet een voorlopige voorziening worden getroffen. In deze voorlopige voorziening kan bepaald worden dat het bedrijf binnen een half jaar na het van kracht worden van de vergunning de lucht uit de sterilisatieruimte, nabehandelingsruimtes en pompkamer over een doelmatig aktief-koolstoffilter of een gelijkwaardig alternatief moet leiden, voordat deze lucht in de buitenlucht kan worden afgevoerd. 2. De afvoer van ethyleenoxide bij calamiteiten Bij calamiteiten wil het bedrijf het ethyleenoxide uit de sterilisatiekamers over de bestaande emissiepijp kunnen afvoeren. Volgens het bedrijf kunnen zich omstandigheden voordoen dat bijvoorbeeld de druk in een sterilisatiekamer plotseling stijgt en dat de naverbrandingskamer op dat moment niet functioneel is. Ik ben met het bedrijf eens dat in noodgevallen het ethyleenoxide moet kunnen ontsnappen, daar de gevolgen mogelijkerwijs anders desastreuzer zouden kunnen zijn. Het dak van de inrichting is 6 meter hoog. Op dit dat staat een emissiepijp van 20 meter. De emissie van ethyleenoxide door deze pijp op 26 meter hoogte zal een behoorlijke verdunning van de concentratie van ethyleenoxide tot gevolg hebben. Naar verwachting zal een kortdurende emissie van veel ethyleenoxide niet tot directe schade in de omgeving leiden. Mijns inziens is het gebruik van de emissiepijp in noodgevallen dan ook acceptabel. Naar mijn mening dient in het belang van het milieu èn het bedrijf een voorlopige voorziening te worden opgenomen die het ontsnappen van ethyleenoxide via de bestaande emissiepijp op 26 meter bij calamiteiten toestaat. 3. De uitstoot van ethyleenoxide Het bedrijf wil in voorschrift 3.7 dezelfde massastroom opgelegd krijgen, die in de TA-Luft is vermeld, namelijk 25 gram per uur. In voorschrift 3.7 staat dat gedurende piekniveaus de uitstoot aan ethyleenoxide niet meer mag zijn dan 4000 milligram ethyleenoxide per uur. Deze waarde is gebaseerd op de gegevens die het bedrijf aan de gemeente Zoetermeer heeft geleverd. Het bedrijf geeft hierin aan dat de uitstoot aan ethyleenoxide in een pierperiode 4000 mg/uur zal bedragen. Ik verwijs u hiervoor naar de brief van 27 april 1990 in dossierstuk II.a. Ik zie dan ook geen reden om dit voorschrift te schorsen. CONCLUSIE Ik ben van mening dat het bedrijf in deze vergunning op een aantal aspecten een onevenredig nadeel ondervindt. Wanneer u zelf in de zaak wilt voorzien adviseer ik u voorschrift 3.2 te schorsen en de onderstaande voorlopige voorzieningen aan de vergunning toe te voegen. Voorlopige voorziening 1 De gasmengsels uit desterilisatieruimte, de nabehandelingsruimtes en de pompkamer moeten binnen een half jaar na het van kracht worden van de vergunning alvorens bovendaks in de buitenlucht te worden afgevoerd, door een doelmatig aktief-koolstoffilter of gelijkwaardig alternatief worden geleid. Voorlopige voorziening 2 In het geval van calamiteiten is het toegestaan de ethyleenoxide op 26 meter hoogte te emiteren. Een dergelijk voorval dient terstond aan het gemeentebestuur te worden gemeld."
34
1991 – Beroep Hinderwetvergunning – Behandeling Op 2 september 1991 vint de behandeling plaats van het verzoek van Griffith Micro Science om toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State met betrekking tot de beschikking van burgemeester en wethouders van Zoetermeer van 23 april 1991. 64
De gemeente Zoetermeer geeft in haar pleitnota het volgende aan : "Naar aanleiding van het verzoek van Griffith om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 107 van de Wet op de Raad van State willen wij het navolgende opmerken. De bezwaren van Griffith richten zich tegen de navolgende onderdelen van de door het college verleende Hinderwetvergunning: 1. de installatie van een aktief-koolstoffilter; 2. de afvoer van ethyleenoxide over de naverbrandingsinstallatie in geval van calamiteiten; 3. de opgelegde ethyleenuitstoot van 4 gram ethyleenoxide per uur. Ten aanzien van deze bezwaren kunnen wij het volgende mededelen. Wij kunnen in hoofdlijnen instemmen met het ambtsbericht van de adviseur Beroepen Milieubeheer van 23 juli j.l. Wij blijven van mening dat het uit de sterilisatieruimte, de beide nabehandelingsruimten en de pompkamer afgezogen gasmengsel alvorens bovendaks in de buitenlucht te worden afgevoerd, door een doelmatig aktief-koolstoffilter moet worden geleid. Wij hebben geen termijn aan deze voorziening verbonden waarbinnen Griffith deze voorziening moest realiseren. In de beschrijving van de inrichting geeft Grifffith immers zelf aan dat de "ontwijkende ethyleenoxide en de lucht uit de nabehandelingsruimte, gezuiverd via een aktief-koolstoffilter, in de atmosfeer wordt gebracht." Desondanks zijn wij, gelet op de ontwikkelingsproblemen ten aanzien van een functioneel aktief-koolstoffilter, bereid Griffith een nadere termijn te geven alvorens dit aktiefkoolstoffilter wordt geïnstalleerd. Derhalve stellen wij u voor het desbetreffende voorschrift 3.2 te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen waarbij in de voorlopige voorziening kan worden bepaald dat "de gasmengsels uit de sterilisatieruimte, de nabehandelingsruimtes en de pompkamer moeten binnen een half jaar na het van kracht worden van de vergunning alvorens bovendaks in de buitenlucht te worden afgevoerd, door een doelmatig aktief-koolstoffilter of een gelijkwaardig alternatief worden geleid." Een gelijkwaardig alternatief kan afvoer via de naverbranding zijn. Ten aanzien van de afvoer van ethyleenoxide bij calamiteiten merken wij op dat onzerzijds directe afvoer naar de buitenlucht niet is toegelaten daar wij uit de tekeningen bij de procesbeschrijving hebben opgemaakt dat de sterilisatiekamers zodanig zijn uitgevoerd en beveiligd, dat in geval van storingen en/of calamiteiten, de inhoud van de kamers niet anders dan via de vacuümponpen, en derhalve via de naverbrandingsinstallatie, kunnen worden geleegd. Uit het ambtsbericht van de Adviseur kan worden geconcludeerd dat emissie van ethyleenoxide door de bestaande emissiepijp 64
Gemeente Zoetermeer, Pleitnota n.a.v. het verzoek van Griffith Micro Science om toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State met betrekking tot de beschikking van burgemeester en wethouders van Zoetermeer van 23 april 1991 waarbij vergunning is verleend tot het oprichten en in werking hebben van een sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer
35
op 20 meter boven maaiveld een behoorlijke verdunning tot gevolg zal hebben en naar verwachting de kortdurende emissie van veel ethyleenoxide niet tot directe schade in de omgeving zal leiden. Wij kunnen dan ook instemmen met een voorlopige voorziening waarbij "in het geval van calamiteiten het is toegestaan de ethyleenoxide op 20 meter hoogte boven maaiveld te emitteren, waarbij een dergelijk voorval terstond aan het gemeentebestuur moet worden gemeld."
1991 – Beroep Hinderwetvergunning – Beschikking Raad van State Op 9 september 1991 doet de Raad van State uitspraak in het geschil tussen Griffith 65 Micro Science en burgemeester en wethouders van Zoetermeer. "De voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur, Gezien de Tijdelijke wet Kroongeschillen en de Wet op de Raad van State; I. schorst het aan de bij beschikking van verweerders van 23 april 1991 verleende vergunning verbonden voorschrift 3.2; II. treft de navolgende voorlopige voorzieningen: de gasmengsels uit de sterilisatieruimte, de nabehandelingsruimten en de pompkamer moeten binnen een half jaar na het van kracht worden van de vergunning alvorens bovendaks in de buitenlucht te worden afgevoerd, door een doelmatig actief-koolstoffilter of een gelijkwaardig alternatief worden geleid. In het geval van calamiteiten is het toegestaan het ethyleenoxide op 20 m hoogte te emitteren, waarbij een dergelijk voorval terstond aan het gemeentebestuur dient te worden gemeld; III. wijst het verzoek om toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State voor het overige af; IV. gelast dat de gemeente Zoetermeer aan verzoekster het door haar ingevolge artikel 107, zesde lid, van de Wet op de Raad van State gestorte recht, zijnd f 75,--, vergoedt."
1991 – Verweer gemeente Zoetermeer Op 4 oktober 1991 zendt de gemeente Zoetermeer het verweer tegen het beroepschrift van Griffith Micro Science aan het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening 66 en Milieubeheer, afdeling Beroepen Milieubeheer. "De bezwaren van Griffith richten zich tegen de navolgende onderdelen van de verleende hinderwetvergunning (Hw nr. 5/1990): 1. de installatie van een actief-koolstoffilter; 2. de afvoer van ethyleenoxide over de naverbrandingsinstallatie in geval van calamiteiten; 3. de opgelegde ethyleenuitstoot van 4 gram ethyleenoxide per uur.
65
Raad van State, No. B05.91.0495, datum uitspraak 9 september 1991, Afdeling voor de geschillen van bestuur, Beschikking van de Voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State op het verzoek om toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State in het geschil tussen: Griffith Micro Science te Herentals (verzoekster) en burgemeester en wethouders van Zoetermeer (verweerders) 66 Brief gemeente Zoetermeer aan het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, afdeling Beroepen Milieubeheer, Onderwerp: Beroepschrift Griffith Micro Science, d.d. 4 oktober 1991
36
Ten aanzien van deze bezwaren kunnen wij het volgende mededelen. 1. Wij zijn van mening dat het uit de sterilisatieruimte, de beide nabehandelingsruimten en de pompkamer afgezogen gasmengsel alvorens bovendaks in de buitenlucht te worden afgevoerd, door een doelmatig actief-koolstoffilter moet worden geleid. De Voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur heeft op 9 september 1991 een voorlopige voorziening getroffen ten aanzien van de termijn waarbinnen een doelmatig actief-koolstoffilter of een gelijkwaardig alternatief moet worden aangebracht. De termijn is gesteld op een halfjaar na het van kracht worden van de vergunning. De gemeente Zoetermeer kan zich met deze voorlopige voorziening verenigen. 2. Eveneens kunnen wij ons verenigen met de voorlopige voorziening ten aanzien van de afvoer van ethyleenoxide bij calamiteiten. Deze voorlopige voorziening bepaalt dat het in geval van calamiteiten is toegestaan ethyleenoxide op 20 m hoogte te elimineren. Een dergelijk voorval dient ingevolge voorschrift 11.8 terstond aan het gemeentebestuur te worden gemeld. Wij willen deze meldingsplicht benadrukken. 3. Het derde bezwaar van Griffith is gericht op de uitstoot van ethyleenoxide. In voorschrift 3.7 is bepaald dat gedurende piekniveaus de uitstoot van ethyleenoxide per uur niet meer mag zijn dan 4000 milligram ethyleenoxide per uur. Deze waarde is gebaseerd op gegevens die Griffith ons heeft verstrekt bij brief van 27 april 1990, waarin is medegedeeld dat de uitstoot van ethyleenoxide in een piekperiode 4000 mg/uur zal bedragen. Evenmin als bij het verzoek tot voorlopige voorziening zien wij thans geen reden dit voorschrift aan te passen. De mogelijk carcinogene werking van ethyleenoxide voor de mens speelt hierbij een belangrijke rol. Gelet op het voorgaande verzoeken wij u het beroepschrift met betrekking tot punt 3 ongegrond te verklaren. Tevens verzoeken wij u de voorschriften met betrekking tot punten 1 en 2 zoals vastgesteld bij voorlopige voorziening, aan de vergunning toe te voegen."
1992 – Scrubber Op 26 maart 1992 zendt Keereweer Advocaten een brief namens Griffith aan de 67 gemeente Zoetermeer. "In aansluiting op mijn brief van 20 februari jl. doe ik u hoerbij toekomen kopie van de brief van mijn cliënt van 20 maart jl. De bij de brief bedoelde polaroidfoto's treft u hierbij ingesloten aan. De scrubber is thans aangesloten en naar ik aanneem inmiddels in gebruik genomen. Ik stel mij voor dat ik in de eerste week van april, wanneer de eerste aanloopfase voorbij is, contact met u opneem om een afspraak te maken om tesamen in België te gaan kijken." Deze brief en de brief van 10 december 1992 (zie aldaar) van Keereweer Advocaten maken gezamenlijk duidelijk dat het hier gaat om een scrubber in een fabriek van Griffith te België.
1992 – Raad van State – TwK (Tijdelijke wet Kroongeschillen) procedure 67
Brief Keereweer Advocaten aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Naleving voorschriften hinderwet Griffith, Storkstraat 10 te Zoetermeer, d.d. 26 maart 1992
37
Op 9 november 1992 informeert de Raad van State de gemeente Zoetermeer dat inzage van de stukken met betrekking tot het beroep van Griffith Micro Science tegen de beschikking van burgemeester en wethouders van Zoetermeer van 23 april 1991 mogelijk is voor belanghebbenden of hun gemachtigden tot en met 4 december 1992. Tot deze datum kunnen stukken worden opgevraagd. Het is mogelijk om vóór 3 december 1992 memories en bewijsstukken in te dienen, indien de gemeente Zoetermeer dit voor de 68 behandeling van de zaak nuttig vindt Op 17 november 1992 zendt de Raad van State de stukken toe aan de gemeente 69 Zoetermeer. Op 1 december 1992 vraagt de gemeente Zoetermeer verlenging van de termijn voor het indienen van memories en bewijsstukken inzake de TwK-procedure Sterilisatie-inrichting 70 Storkstraat 10.
1992 – Brief Keereweer Advocaten (namens Griffith) aan gemeente Zoetermeer Op 10 december 1992 verzendt Keereweer Advocaten namens Griffith een brief aan de 71 gemeente Zoetermeer met betrekking tot de vergunningaanvraag HW nummer 5/1990. "Op 10 november jl. hebben wij op uw dienst met aan uwe zijde de heren (…) en aan onze zijde de heren (…) de testresultaten besproken van de door cliënte in haar fabriek te België bij wijze van proef geïnstalleerde chemische scrubber. Ik verwijs u op dit punt naar eerdere tussen ons gevoerde correspondentie. Deze testresultaten waren – hierover waren wij het allen eens – teleurstellend en onvoldoende. Duidelijk is dat de thans in de huidige hinderwetvergunning gestelde norm van 3 PPM c.q. 5 milligram per m3 slechts bij hoge uitzondering wordt gehaald. De huidige stand van de techniek geeft echter tot op heden geen andere bruikbare oplossingen voor dit probleem, laat staan een oplossing met betere resultaten dan deze chemische scrubber, die – laten wij dat niet over het hoofd zien – toch nog altijd de outflow van ethyleenoxide met zo'n 60 à 65% vermindert. Cliënte ziet zich dan ook in een impasse verzeild geraakt. Enerzijds acht zij zich verplicht de uitstoot van ethyleenoxide te verminderen tot de minimaal door u voorgeschreven waarde, doch laten de best technical means thans zo'n reductie niet toe terwijl zij anderzijds meent dat er niet gewacht kan worden totdat de stand van de techniek zover gevorderd is dat die norm wel gehaald kan worden. Kortweg, cliënte meent dat zij haar verantwoordelijkheid uit milieutechnisch opzicht reeds nu moet nemen. Daarbij komt uiteraard een ander probleem om de hoek kijken. Het nu in Zoetermeer installeren van de chemische scrubber vergt een investering van al gauw 68
Brief Raad van State aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: TwK-procedure inzake Zoetermeer Sterilisatie-inrichting Storkstraat 10, d.d. 9 november 1992 69 Brief Raad van State aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Toezending afschriften, d.d. 17 november 1992 70 Brief gemeente Zoetermeer aan Raad van State, Onderwerp: TwK-procedure inzake Zoetermeer Sterilisatie-inrichting Storkstraat 10, d.d. 1 december 1992 71 Brief Keereweer Advocaten aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Hinderwetvergunningaanvraag HW nummer 5/1990 ten name van Griffith Laboratories Europe B.V. te Zoetermeer, d.d. 10 december 1992
38
zo'n f 350.000,--. Bedrijfseconomisch gezien moet zo'n investering natuurlijk verantwoord blijven. Met andere woorden cliënte meent dat haar een redelijke afschrijvingstermijn op deze investering vergund moet worden – in deze te stellen op 5 jaar vanaf de ingebruikname van de scrubber – waarbinnen zij niet beducht behoeft te zijn voor wijzigingen van uw vergunning(en) c.q. intrekking daarvan c.q. aanscherping van de normen c.q. aanschrijvingen en verdere al of niet dwangmiddelen terzake op dit punt en op het punt van de restproducten. Onder die condities is cliënte bereid de chemische scrubber in haar fabriek te Zoetermeer te doen installeren en in gebruik te nemen voor 1 juli 1993, waarbij zij opmerkt dat de naverbrander welke thans al in de installatie is opgenomen in deze situatie gehandhaafd blijft. Deze optie geeft de mogelijkheid om de technische ontwikkelingen op dit punt in de gaten te houden. Dit geldt in niet mindere mate m.b.t. de te verkrijgen inzichten terzake de restproducten. Na ommekomst van genoemde termijn kan dan beoordeeld worden of de scrubber geupgrade moet en kan worden of dat er naar een ander systeem zal moeten en kunnen worden uitgeweken alsook welke normen alsdan haalbaar zullen zijn. Cliënte stelt zich voor, indien u zich in het bovenstaande kunt vinden en u haar schriftelijk laat weten dat in een noodsituatie emissie via de bestaande emissiepijp direct in de buitenlucht mag worden afgevraagd als zodanig in de (nieuw aan te vragen) vergunning zal worden opgenomen, het door haar tegen uw hinderwetvergunning van 23 april 1991 ingestelde beroep in te trekken en vervolgens een nieuwe de gehele inrichting omvattende vergunning op grond van artikel 6a van de Hinderwet aan te vragen, waarin het bovenstaande kan worden opgenomen. Daarbij kan dan tevens rekening worden gehouden met c.q. aan cliënte worden toegestaan om de al in de instelling aanwezige derde nabehandelingskamer in gebruikt te nemen, waardoor overigens de totale emissie uitgaande van het huidige niveau niet toeneemt. Overigens zullen daarnaast door cliënte nog enkele bouwkundige uitbreidingen c.q. wijzigingen plaatsvinden, waarvoor ongetwijfeld ook weer de nodige vergunning(en) nodig zullen zijn. Totdat cliënte van intrekking van haar beroep en indiening van de aanvraag en voordat zij tot aanvraag voor bedoelde 'revisievergunning' overgaat wil zij, zo zult u begrijpen, wel duidelijkheid omtrent haar positie; duidelijkheid derhalve omtrent uw standpunt(en) in deze en die van de inspectie en eventuele andere betrokkenen." Het dossier bevat geen informatie over het overleg van 10 november 1992.
1993 – Bespreking inzake Hinderwetvergunning d.d. 23 april 1991 Op 7 januari vindt er een bespreking plaats inzake de Hinderwetvergunning d.d. 23 april 1991 bij de gemeente Zoetermeer. Hierbij aanwezig zijn twee vertegenwoordigers van de gemeente Zoetermeer, drie vertegenwoordigers van Griffith, waaronder de advocaat van Keereweer en een vertegenwoordiger van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland. De bijeenkomst is op initiatief van de gemeente en Griffith.
39
Een vertegenwoordiger van de gemeente geeft kort een overzicht van “hetgeen zich tot nu toe heeft voorgedaan”: Sinds eind 1991/begin 1992 zijn de gemeente en Griffith met elkaar in gesprek omdat het hen beiden gebleken was, dat het technisch gezien op dat moment onmogelijk was (en thans nog steeds is) dat Griffith zou kunnen voldoen aan de voorschriften bij de Hinderwetvergunning gegeven onder hoofdstuk 3 punten 3.2 en 3.3.. Partijen hebben deswege in de loop van 1992 afgesproken, dat Griffith alles in het werk zou stellen om een wel technisch realiseerbaar alternatief te vinden c.q. te ontwikkelen en zo spoedig mogelijk uit te testen om de in punt 3.3 gegeven norm (zo dicht mogelijk) te halen. Medio februari 1992 is tussen de gemeente en Griffith afgesproken, dat Griffich een zogeheten was-installatie (scrubber) zou gaan testen door middel van het opnemen van een proefinstallatie in haar fabriek te België. In de tussentijd zou Griffith de gemeente door het periodiek verstrekken van testresultaten e.d. op de hoogte houden, hetwelk ook gebeurd is. Inmiddels is duidelijk geworden, dat deze scrubber de outflow van ethyleenoxide met zo'n 60% a 65% reduceert doch dat aldus de norm in voorschrift 3.3 niet gehaald wordt en kan worden.. Thans hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan in de vorm van een "venturi scrubber" die de outflow van ethyleenoxide reduceert met ongeveer 90%. Bij een gemiddelde ingangsconcentratie van ongeveer 80 mg/m3 zou dat dus een gemiddelde uitstoot van maximaal 8 mg/m.3 opleveren, overigens uitgaande van de meest ideale omstandigheden. Griffith is bereid zo'n venturi scrubber te installeren, met de garantie dat zij gedurende de gebruikelijke bedrijfseconomische afschrijvingsperiode van deze scrubber -te stellen op tenminste vijf jaar vanaf de datum van ingebruikname- niet met dusdanige aanscherpingen van de vergunningvoorschriften e.d. geconfronteerd wordt dat van afschrijving in opgemelde zin redelijkerwijs niet meer gesproken kan worden. Een vertegenwoordiger van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland stelt voorop, “dat ondernemingen niet gehouden kunnen worden aan technisch niet-realiseerbare voorschriften en dat ondernemingen altijd in de gelegenheid moeten worden gesteld om in het kader van milieuwetgeving gedane investeringen gedurende de gebruikelijke bedrijfseconomische afschrijvingsperiode van tien jaar af te schrijven.In dat kader informeert de heer (…) naar de installatiedatum van de naverbrandingsinstallatie. Deze blijkt eerst ongeveer twee jaar operationeel te zijn. Vervolgens wijst de vertegenwoordiger van de Inspectie op de Nederlandse Emissierichtlijnen die terzake ethyleerioxide-uitstoot een norm van 1 mg/m3 aangeeft alsook een minimalisatieverplichting. Bovendien blijft het, zo benadrukt de heer (…), een richtlijn. Afwijking van deze norm dient natuurlijk altijd wel naar behoren onderbouwd c.q. gemotiveerd te worden. Griffith vraagt de heer (…) nog of hij weet of bij het Staatstoezicht op de Volksgezondheid het voornemen bestaat om het gebruik van ethyleenoxide geheel te gaan verbieden. De heer (…) is 72 daarvan niet op de hoogt doch zal intern informeren en laten weten. 1993 – Raad van State – TwK (Tijdelijke wet Kroongeschillen) procedure Op 11 januari 1993 informeert de Raad van State de gemeente Zoetermeer over het feit dat de behandeling van het geschil 'TwK-procedure inzake Zoetermeer Sterilisatieinrichting Storkstraat 10' op 23 maart 1993 zal plaatsvinden in een openbare 73 vergadering.
72
Verslag Bespreking inzake Hinderwetvergunning d.d. 23 april 1991, d.d. 7 januari 1993, opgetekend op 7 februari 1993 73 Brief Raad van State aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: TwK-procedure inzake Zoetermeer Sterilisatie-inrichting Storkstraat 10, d.d. 11 januari 1993
40
1993 – Intrekken beroep Op 21 januari 1993 verzendt Keereweer Advocaten namens Griffith Micro Science een 74 brief aan de Raad van State. "Er is al geruime tijd overleg met de gemeente Zoetermeer en de milieu-inspectie, hetwelk onlangs heeft geresulteerd in de overtuiging van cliënte, dat het niet langer zinvol is het destijds ingestelde beroep te handhaven. Het beroep trek ik dan ook hierbij namens cliënte in." Een kopie van deze brief wordt op 21 januari verzonden aan de gemeente Zoetermeer.
1993 – Raad van State – Intrekking beroep Op 27 januari 1993 informeert de Raad van State per brief de gemeente Zoetermeer over het feit dat het beroep "is ingetrokken, zodat dit buiten verdere behandeling blijft. Aangezien door intrekking geen beroep resteert, is de behandeling van deze zaak 75 beëindigd."
1993 – Verzoek tot dwangsom tegen Griffith De Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland stuurt op 3 februari 1993 een brief aan de gemeente Zoetermeer over het feit dat Griffith 76 sinds 9 maart 1992 in strijd met de Hinderwetvergunning in werking is. "Sedert 9 maart 1992 is bovengenoemd bedrijf in strijd met de Hinderwetvergunning in werking. Volgens de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling voor de Geschillen van Bestuur van de Raad van State d.d.. 9 september 1991 diende het bedrijf binnen een half jaar na het van kracht worden van de vergunning (9 september 1991) een actiefkoolstof-filter of een gelijkwaardig alternatief te plaatsen teneinde een ethleenoxide3 emissie. te beperken tot 5 mg/m (voorschrift 3.2 aangepast door de Voorzitter). Tot op heden heeft het bedrijf deze voorziening niet getroffen. Naar mijn mening is hier sprake van een ernstige overtreding. Ethyleenoxide is carcinogeen. De Nederlandse Emissie Richtlijnen 3 stellen een emissie-eis van l mg/m zodra de massastroom groter is dan 5 g/uur. I.c. is de massastroom l kg/uur. Gelet op de ernst van de overtreding is naar mijn mening handhavend optreden geboden om de overtreding zo spoedig mogelijk te doen beëindigen. Op basis van de Hinderwet dient sluiting plaats te vinden indien in strijd met de ergunning wordt gehandeld. Indien u dit passender acht kan door u een dwangsom worden opgelegd. Ik verzoek u mij zo spoedig mogelijk te informeren over de door u genomen maatregelen. Voorts zal ik het Openbaar Ministerie verzoeken een strafrechtelijk onderzoek in te stellen."
1993 – Aanvraag Revisievergunning Griffith Laboratories Europe B.v. Op 15 februari stuurt Griffith Laboratories Europe B.v. (Herentals) aan de heer Keereweer te Zoetermeer een brief met als onderwerp Hinderwetvergunning - Aanvraag 77 Revisievergunning Griffith Laboratories Europe B.v.. 74
Brief Keereweer Advocaten aan Raad van State, Onderwerp: 1726 – Griffith Micro Science/Gemeente Zoetermeer, d.d. 21 januari 193 75
Brief Raad van State aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Zoetermeer Sterilisatie-inrichting Storkstraat 10, d.d. 27 januari 1993 76
Brief Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland, Onderwerp: Verzoek dwangsom tegen Griffith Laboratories Europe b.v. Storkstraat 10 te Zoetermeer, d.d. 3 februari 1993
41
"1. Integratie van een VENTURI SCRUBBER Voor een goed begrip van de gegevens verwijzen wij naar Hoofdstuk 3, afzuiginstallatie van Hinderwet vergunning HW nr. 5/1990. 1.1 De lucht van de sterilisatieruimte, de drie nabehandelingsruimten, de pompkamer, de sturingscomputer ruimte, alsmede de afzuiglucht van de sterilisatorventilatoren (Backfan) worden samengebracht in een verzamelleiding en ingevoerd in de aanzuigopening (A) van de VENTURI-SCRUBBER. (zie plan nr. 1000/65/1 in bijlage). 1.2 Er worden 2 parallel gemonteerde Venturi-scrubbers voorzien die elk een aanzuig- / verwerkingscapaciteit hebben van 10.000 m3/uur. 1.3 In de Venturi toren (B) wordt de aangezogen lucht intensief vermengd met de reactievloeistof die via leiding (C) wordt omhoog gepompt en via opening (D) in de Venturi toren wordt gespoten. 1.4 Het verkregen mengsel wordt verzameld in het reactievat (E) waar het opgeloste ethyleenoxide zich omzet tot ethyleenglycol en hogere glycolen. 1.5 De gereinigde lucht ontwijkt via uitblaasschouw (F) naar de atmosfeer. De druppelafscheider (G) verhindert dat de reactievloeistof (als nevel) in de atmosfeer zou kunnen komen. 1.6 De reactievloeistof bestaat uit 4 gewichtsprocenten zwavelzuur in water. 1.7 De reactievloeistof wordt vervangen indien het ethyleenglycol gehalte groter wordt dan 60 %. Het reactiemengsel wordt dan geneutraliseerd met natriumhydroxide oplossing tot pH = 7. De geneutraliseerde reactievloeistof is biologisch afbreekbaar en kan naar een waterzuiveringsinstallatie worden geleid. Voor verdere randinformatie omtrent de werking van het systeem verwijzen wij naar annexen 1, 2 en 3. 1.8 De scrubber-efficiëntie Nadat in het verleden uitvoerig op pilot-plant scaie de GEPAKTE KOLOM scrubber werd getest, waarbij reducties van 60-70 % van de ethyleenoxide emissies werden bereikt, werd overgegaan tot het uittesten van de VENTURI scrubber (eveneens pilot-plant model). Hierbij werden reducties bereikt van meer dan 90 %: zie grafiek in annex 4. (Opmerking aangaande de grafiek: de grote piekdaling in efficiëntie is te wijten aan het tijdelijk uitschakelen van de installatie). De fabrikant van de Venturi scrubber claimt dat hij ook met industriële modellen deze efficiëntie van 90 % emissiereductie kan bereiken. Het voorgestelde model voor Zoetermeer is een prototype: er zijn voor deze grootte van volumestromen geen systemen op de markt voor reductie van aeratie-lucht emissies van ethyleenoxide. 1.9. Bereikbare emissiegrens De maximale ethyleenoxide concentratie in de lucht uit de nabehandelingsruimtes ligt bij 100 mg/m3. Ervan uitgaande dat de 90 % emissiereduktie ook in het industriële model wordt gehaald, bekomen we een emissiewaarde van maximaal 10 mg/m3. We wijken hierbij duidelijk af van de nieuwste NER-richtlijn die steil dat maximaal 1 mg/m3 ethyleenoxide zou mogen worden geëmitteerd. Wij kunnen stellen dat, wat betreft ethyleenoxide sterilisatie installaties, deze richtlijn niet haalbaar is met gebruikmaking van de aktuele "best technical means". Onze firma zal de NER schriftelijk contacteren om het onderscheid duidelijk te maken tussen ethyleenoxide sterilisatie installaties (batch processen) en productie installaties voor ethyleenoxide (continue, gesloten kringloop processen met "fugitive" emissies uit installatie die in een open ruimte liggen.) 2. Integratie DERDE NABEHANDELINGSKAMER Voor deze uitbreiding is reeds een bouwvergunning verkregen (Bouwplan 89/92) via ontvangst van een schrijven van LC. de Jong, hoofd afdeling Volkshuisvesting van datum 12 juni 1992. Zie annex 5. Opmerking
77
Brief Griffith Laboratories Europe B.v. aan advocatenkantoor Keerweer, d.d. 15 februari 1993, onderwerp: Hinderwet vergunning - Aanvraag Revisievergunning Griffith Laboratories Europe B.v.
42
Via de Heer van den Akker, GMS Zoetermeer is gevraagd om de Venturi-scrubber installatie bouwkundig in het uitbreidingsplan te voorzien. De vergroting van de actuele gasflessenopslag is volgens de Heer van den Akker niet nodig."
1993 –Hinderwetaanvraag Op 19 februari 1993 komt bij de gemeente Zoetermeer de aanvraag voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet voor de sterilisatieinrichting met door elektromoteren gedreven werktuigen en installaties in (op) het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer door Griffith binnen. Hierin staat de aanvraag omschreven. Bij de nadere gegevens staat vermeld “dat op 23 april 1991 een vergunning ingevolge de Hinderwet is verleend. De gebruikte ethyleenoxide zal uit de sterilisatieruimtes worden gezogen en worden naverbrand in een naverbrandingsinstallatie. De ethyleenoxide uit de nabehandelingsruimtes zal worden gevoerd door een venturi-scrubber en worden geneutraliseerd door middel van verdund zwavelzuur.”
1993 – Ontvangst Hinderwetaanvraag Op 4 maart stuurt de gemeente Zoetermeer aan Griffith per brief de ontvangstbevestiging van de aanvraag voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet voor de sterilisatie-inrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in (op) het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer door Griffith. De aanvraag is op 22 februari 1993 ontvangen en is geboekt onder Hw. Nr. 16/1993. De gemeente geeft in deze brief aan dat “wordt aangenomen dat er geen behoefte zal bestaan over de aanvraag adviezen uit te brengen of daartegen bezwaren in te dienen. Derhalve hebben wij besloten bij de behandeling van aanvraag de zogenaamde korte procedure toe te passen. (…) Tegelijk met uw aanvraag de ontwerp78 beschikking bekend zal worden gemaakt en ter inzage zal worden gelegd”.
1993 – Toezending aanvraag Hinderwet aan Inspecteur van de Volksgezondheid Op 8 maart 1993 wordt een exemplaar van de aanvraag voor een Hinderwetvergunning door de gemeente Zoetermeer toegezonden aan de Inspecteur van de 79 Volksgezondheid. "Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 7, tweede lid van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne doen wij u hierbij toekomen een exemplaar van de aanvraag met de daarbij behorende bescheiden van een op: 1. 19 februari 1993 bij ons ingekomen aanvraag van de vennootschap Griffith Laboratories Europe bv, Storkstraat 10 te Zoetermeer voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende v e r g u n n i n g i n g e v o l g e d e H i n d e r w e t v o o r d e s t e r i l i s a t i e - i n r i c h t i n g met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer (HW 16/1993). Wij hebben besloten de korte procedure toe te passen bij de behandeling van deze aanvraag. Met betrekking tot het uitbrengen van adviezen kan worden vermeld, dat de heer (…) van uw 78
Aanvraag voor de sterilisatie-inrichting met door elektromoteren gedreven werktuigen en installaties door Griffith d.d. 19 februari 1993 79
Brief gemeente Zoetermeer aan de inspecteur van de Volksgezondheid, Onderwerp: aanvraag hinderwetvergunning Hw nr. 16/1993, d.d. 8 maart 1993
43
Inspectie is uitgenodigd om op 18 maart 1993 met de verzoekster en de gemeente Zoetermeer van gedachten "kunnen wisselen omtrent de emissie-eisen die worden gesteld aan het gebruik van ethyleen-oxide in de inrichting. Opgemerkt wordt, dat indien wij besluiten de vergunning te verlenen, de daaraan te verbinden voorschriften ten gevolge van ingediende bezwaren of ingekomen adviezen kunnen afwijken van de hier bijgaande voorlopige voorschriften."
1993 – Bekendmaking aanvraag vergunning en de ontwerp-beschikking Op 12 maart stuurt de gemeente Zoetermeer een brief met daarin vermeld dat de vergunningaanvraag en de ontwerpbeschikking bekend zijn gemaakt en ter inzage zijn neergelegd. Een exemplaar van de ontwerp-beschikking met de voorschriften is bij de 80 brief gevoegd. In de Bekendmaking vergunningaanvragen met ontwerp-beschikking door de gemeente Zoetermeer d.d. 26 maart 1993 staat de aanvraag voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet voor de sterilisatieinrichting met door elektromoteren gedreven werktuigen en installaties in (op) het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer door Griffith. Van 27 maart 1993 tot 27 april 1993 kan men de stukken inzien en bestaat de mogelijkheid 81 om schriftelijk gemotiveerde bezwaren in te dienen.
1993 – Hinderwet ontwerp-beschikking Op 26 maart wordt de ontwerp-beschikking bekend gemaakt door de gemeente 82 Zoetermeer.
1993 – Advies Inspectie van de Volksgezondheid over revisievergunning Op 29 maart 1993 brengt de Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland advies uit over de revissievergunning aan de gemeente 83 Zoetermeer. "Griffith Laboratories Europe BV heeft recent bij uw College een revisievergunning aangevraagd. Deze aanvraag en vooral de te stellen voorschriften ten aanzien van emissies van ethyleenoxide zijn op 23 maart jl. te uwent met partijen besproken. Als toegezegd doe ik u hierbij mijn advies toekomen. In de bestaande situatie wordt een deelstroom met hoge concentraties ethyleenoxide nagenoeg geëlimineerd door naverbranding. Deze techniek 3 resulteert in emissies van 2 mg/m bij maximaal 4 g/uur. Hier blijft de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER) buiten toepassing omdat de totale emissie kleiner is dan 5 g/uur. Thans wordt voorgesteld een tot nu toe niet behandelde deelstroom met lage concentraties aan te pakken met een wastechniek. Hiertoe worden twee venturi-scrubbers voorzien. Bij het 3 beoogde rendement van 95% of meer zal de gemiddelde emissie kleiner zijn dan 5 mg/m 3 en 100 g/uur. De restemissie zal steeds kleiner zijn dan 8 mg/m en 160 g/uur. Als deze 3 installatie optimaal wordt bedreven dan kan de MER-eis van 1 mg/m worden benaderd. Door alle aspecten te optimaliseren kan het bedrijf ook voldoen aan de minimalisatieverplichting van de NER. Een redelijke afschrijvingstermijn voor deze installatie is 5 jaar. Na deze termijn 80
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith d.d 9 maart 1993, Onderwerp:bekendmaking aanvraag en ontwerp-beschikking, Hw.nr. 16/1993 81 Bekendmaking vergunningaanvragen met ontwerp-beschikking d.d. 26 maart 1993 van de gemeente Zoetermeer 82 Bekendmaking Hinderwet d.d. 26 maart 1993 door de gemeente Zoetermeer 83
Brief Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu voor Zuid-Holland, Onderwerp: Hinderwet: Storkstraat 10, d.d. 29 maart 1993
44
dient opnieuw te worden bezien wat alsdan de stand der techniek is. Naar mijn oordeel kunnen de beoogde bestrijdingstechnieken thans als stand der techniek worden aangemerkt. Als met een immissie-berekening wordt aangetoond dat aan de streefwaarde van 0,03 3 microgram per m wordt voldaan, dan kan een vergunning worden verleend. In de voorschriften dient te worden vastgelegd dat het bedrijf de emissies periodiek moet meten onder representatieve omstandigheden. Om te weten wat representatief is, moet ook de dagelijkse praktijk worden vastgelegd. Uiteraard moeten de meetresultaten worden getoetst aan de voorschriften en inzicht verschaffen in de inspanningen ten aanzien van minimalisatie. Ik heb begrepen dat de scrubbers operationeel kunnen zijn binnen een half jaar. Zodoende valt het in gebruik nemen van de nieuwe bestrijdingstechniek samen met het beoogde moment van beschikken. Voor het overige kan ik mij verenigen met de conceptvoorschriften. Nu de aanvraag nogal summier is, heeft u terecht veel aandacht aan de voorschriften besteed. Een afschrift van deze brief zend ik aan Mr G.A.Biezeveld, Officier van Justitie te Den Haag en aan het Stafbureau NER."
1993 – Dwangsom naleving voorschriften Per brief van 7 april 1993 informeert de gemeente Zoetermeer Griffith Laboratories 84 Europe dat een dwangsom is opgelegd. "Voor uw sterilisatie-inrichting in het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer is op 23 april 1991 een vergunning ingevolge de Hinderwet verleend, HW. nr. 5/1990. Tegen de verleende vergunning heeft u bij de Raad van State beroep ingesteld en heeft u tevens een verzoek tot schorsing ingediend. In de uitspraak van de Raad van State is naar aanleiding van uw schorsingsverzoek uitstel van 6 maanden verleend voor het installeren van een aktief-koolfilter. Eind 1991 is ons gebleken dat een aktief-koolfilter niet naar behoren zou kunnen voldoen. In onze brief van 26 februari 1992, nr. 263716/CD, waarvan een afschrift is bijgevoegd, hebben wij u erop gewezen dat zo spoedig mogelijk moet worden aangevangen met het plaatsen van een was-installatie, als zijnde een doelmatig alternatief voor een aktief-koolfilter. Op l maart 1993 is de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne overgegaan in de Wet Milieubeheer, waarin onder andere de Hinderwet is ondergebracht. De op 23 april 1991 verleende vergunning wordt ingevolge het overgangsrecht gelijkgesteld met een vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer. Tevens moet in dit kader worden opgemerkt, dat voor de inrichting op 19 februari 1993 een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet is aangevraagd. De aanvraag Is vóór de invoering van de Wet Milieubeheer ingediend en zal derhalve in de verdere procedure overeenkomstig de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne als een hinderwetaanvraag worden behandeld, echter met betrekking tot het stellen van voorschriften zal de strekking van de Wet Milieubeheer in acht worden genomen. Naar aanleiding van deze nieuwe aanvraag is een ontwerp-beschikking met de daaraan verbonden voorschriften opgesteld en in procedure gebracht. In de concept-voorschriften wordt onder andere een zogenaamde scrubber-installatie voorgeschreven om tot een aanvaardbare reduktie van ethyleenoxide uit de nabehandelingskamers te kunnen komen. In de vigerende vergunning is, gelet op de schorsingsuitspraak van de Raad van State, voor dit doel een aktief-koolfilter of een gelijkwaardig alternatief voorgeschreven. Ingevolge wettelijke bepalingen moet, zolang de revisie-vergunning nog niet is verleend, aan alle aan de op 23 april 1991 verleende vergunning verbonden voorschriften worden voldaan. Tot op heden is nog niet voldaan aan voorschrift 3.2. van de verleende 84
Brief Gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe, Onderwerp: Dwangsom naleving voorschriften, d.d. 7 april 1993
45
vergunning. In dit voorschrift is omschreven dat de ethyleenoxide uit de nabehandelingskamers moet worden gereinigd door middel van een aktief-koolfilter. Hieromtrent bent u dezerzijds enkele malen mondeling en schriftelijk op de hoogte gesteld en bent u gewezen op de noodzaak tot het naleven van de voorschriften. Gelet op de lange tijd die sinds de uitspraak van de Raad van State reeds is verstreken en gelet op de termijnen die in acht moeten worden genomen in verband met de levering van de scrubber-installatie, alsmede de tijd die gemoeid zal gaan met de plaatsing en installatie van de apparatuur, zijn wij van mening dat u in elk geval binnen 6 maanden de scrubber-installatie in werking kan hebben. Gezien het voorgaande leggen wij u met toepassing van artikel 18.9 van de Wet Milieubeheer een dwangsom op van f 250,00 voor elke dag dat uw inrichting na l oktober 1993 in strijd met voorschrift 3.2. van de vigerende hinderwetvergunning in werking is. De dwangsom kan oplopen tot maximaal f 50.000,00. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het installeren van de voren-vermelde scrubber-installatie een volwaardige vervanging is van het in het voorschrift 3.2. van de vigerende hinderwetvergunning bedoelde aktief-koolfilter. Binnen een maand na verzending van deze beschikking kunt u op grond van artikel 20.3 van de Wet Milieubeheer beroep instellen bij de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State. Deze beschikking wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht, tenzij gedurende die termijn (naast het instellen van beroep) met toepassing van artikel 107 van de Wet op de Raad van State een verzoek tot schorsing van deze beschikking dan wel tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend bij de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State. Het beroepschrift (en het verzoek tot schorsing/voorlopige voorzieningen) moet in tweevoud worden gericht aan en ingediend bij de voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA te Den Haag. Indien u overleg wenst te plegen omtrent de installatie van de scrubber, kunt u zich in verbinding stellen met de heer (…) van de sektie Bedrijfskontroles en Vergunningverlening van de afdeling Milieubeleid en – Techniek."
1993 – Reactie gemeente verzoek dwangsom Griffith Per brief van 7 april 1993 reageert de gemeente Zoetermeer op het verzoek dwangsom 85 Griffith van de Inspectie voor de Volksgezondheid. "Naar aanleiding van uw brief van 3 februari 1993 waarin u verzoekt om handhavend op te treden tegen Griffith Laboratories Europe BV te Zoetermeer, delen wij u het volgende mede. Zoals u bekend is, is door de firma Griffith op 19 februari 1993 een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag is een ontwerp-beschikking opgesteld waarin onder meer een zogenaamde scrubber-installatie wordt voorgeschreven om tot een aanvaardbare reduktie van ethyleenoxide uit de nabehandelingskamers te kunnen komen. Deze scrubber-installatie moet worden beschouwd als "the best technical means" voor de beperking van de emissie van ethyleenoxide in het onderhavige geval. Aangezien het nog enige tijd zal duren voordat definitief op de aanvraag om een revisievergunning zal worden beschikt, hebben wij daarnaast besloten om het bedrijf een dwangsom op te leggen van ƒ 250,00 per dag dat het bedrijf in werking is in strijd met artikel 3.2 van de vigerende hinderwetvergunning van 23 april 1991. Omdat met de bouw en de installatie van de scrubber circa 6 maanden gemoeid zal zijn, wordt de dwangsom bij voortduring van de overtreding verbeurd per l oktober 1993. Mede ter voldoening aan artikel 18.15 van de Wet milieubeheer is een exemplaar van de dwangsombeschikking bijgevoegd." 85
Brief gemeente Zoetermeer aan Inspectie van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het Milieu voor Zuid-Holland, Onderwerp: Verzoek dwangsom Griffith, d.d. 7 april 1993
46
1993 – Raming leges Hinderwetaanvraag Op 8 april 1993 stuurt de gemeente Zoetermeer aan Griffith per brief de geraamde leges verbonden aan de aanvraag Hinderwet vergunning (Hw.nr. 16/1993).De aanvraag is in 86 behandeling genomen.
1993 – Bezwaarschrift Van der Spek b.v. Op 23 april 1993 maakt de firma Van der Spek bezwaar tegen de aanvraag en ontwerp beschikking inzake de aanvraag om vergunning ingevolge de Hinderwet door Griffith 87 Laboratories Europe B.V. met kenmerk HW 16/1993. "Van der Spek b.v. is een bedrijf waar levensmiddelen worden verpakt en opgeslagen. Ons bedrijf beschikt over een kaas- en boterompak afdeling en heeft verschillende koelen vrieshuizen waarin deze levensmiddelen worden opgeslagen. Ondanks het feit dat u in de ontwerpbeschikking rekening zegt te houden met de toegestane ontwikkelingen in het gebied waar de inrichting is gelegen en de eventuele vestiging van nevenbedrijven in de nabijheid van de inrichting wil ik de volgende formele en inhoudelijke bezwaren tegen de te verlenen beschikking inbrengen (overeenkomstig artikel 20 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne hierna Wabm te noemen). Bezwaar op formele gronden: Ik maak bezwaar tegen het feit dat door de gemeente is gekozen voor een zogenaamde verkorte procedure. Gezien het potentiële gevaar dat verbonden is aan de activiteiten die door Griffith Laboratories Europe b.v. worden uitgevoerd en de gebruikte grond- en hulpstoffen ben ik van mening dat de gemeente rekening had moeten houden met het inbrengen van bezwaren en derhalve de normale procedure had moeten volgen. Bezwaren op inhoudelijke gronden: Ethyleenoxide is in de Nederlandse Emissie Richtlijnen Lucht (NER) aangewezen als een kankerverwekkende stof. Het gebruik, de opslag en emissie en verbranding van deze stof levert een potentieel gevaar voor mens en dier in en om de inrichting. Het ethyleenoxide wordt echter gebruikt voor het schoonmaken van ziekenhuis- en laboratorium-apparatuur en dergelijke. Het is volstrekt onduidelijk welke mix van chemische stoffen, nadat zij door het ethyleenoxide zijn geoxideerd, wordt afgezogen. Het feit dat u zich beperkt tot alleen een normstelling voor ethyleenoxide is naar mijn mening dan ook principieel fout. Voor ons bedrijf geldt daarenboven nog het potentiële risico dat de levensmiddelen die door ons worden opgeslagen en verpakt in aanraking zouden kunnen komen met deze stof met alle gevolgen van dien. De producten in mijn bedrijf worden in koel- en vriescellen opgeslagen. De voor de koeling benodigde lucht wordt aan de buitenlucht onttrokken. De geëmitteerde stoffen zouden daardoor met de bij ons opgeslagen levensmiddelen in aanraking kunnen komen. Bovendien is mijn bedrijf voorzien van
86
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith d.d. 7 april 1993, Onderwerp: raming leges Hinderwet, aanvraag, Hw.nr. 16/1993 87
Brief Van der Spek bv aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Bezwaarschrift Griffith Laboratories, d.d. 23 april 1993
47
airconditioning, waarvoor ook lucht van buitenaf wordt onttrokken. Naar mijn mening is hiermee in de ontwerpbeschikking onvoldoende rekening gehouden. Uit de voorschriften 3.1. tot en met 3.6 is niet eenduidig op te maken welke stroom van het ethyleenoxide gas met 8 en welke met 2 mg/m3 mag worden geëmitteerd. Bovendien geldt dat in de NER een maximaal toegestane emissie van 1.0 mg/m3 bij een massastroom van 5,0 gram per uur voorgeschreven. In de ontwerpbeschikking is als eis respectievelijk 8 (voorschrift 3.3) en 2 (voorschrift 3.6) voorgeschreven. De argumentatie om van de norm uit de NER – die is gebaseerd op de toxicologische grenswaarden – af te wijken is niet in de ontwerpbeschikking opgenomen. Naar mijn mening zou terdege met de carcinogene eigenschappen van ethyleenoxide rekening gehouden moeten worden. In voorschrift 3.6 staat dat in incidentele gevallen de emissieconcentratie mag worden overschreden tot 5 mg/m3. Als incidenteel geval wordt echter alleen het opstarten genoemd. Naar mijn mening is deze omschrijving te vaag, ik stel voor hier een eenduidige, limitatieve opsomming van gevallen op te nemen. Bovendien zijn er naar mijn mening onvoldoende voorschriften opgenomen om de gevolgen van voorzienbare ongewenste gebeurtenissen te voorkomen danwel te beperken. Hierbij valt naast brand ook te denken aan gebeurtenissen zoals storm en stroomuitval. In voorschrift 8.1.7 van de tijdelijke vergunning is opgenomen Griffith Laboratories Europe b.v. een afvoerleiding met een hoogte van 26 meter zou moeten aanbrengen. Hiermee zou een aanvaardbare immissie op leefniveau van ethyleenoxide zijn gewaarborgd. Tot op heden is deze pijp nog niet aangebracht. Bovendien geldt dat het oprichten van bouwwerken hoger dan 7 meter volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan. Bij het aanbrengen van een lagere afvoerpijp zou per definitie de immissie op leefniveau worden overschreden. Het is niet duidelijk of de nu gebruikte afvoerleiding de vereiste hoogte van 26 meter heeft. De opslag van ethyleenoxide in houders van ca. 380 kg zou moeten plaatsvinden conform richtlijn 15-1 zoals opgesteld door de Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen (CPR). De aan de ontwerpbeschikking verbonden voorschriften voorzien hier niet in. De eisen die daarin ten opzichte van opslag zijn gesteld is naar onze mening niet van dien aard dat zij de voorschriften conform de hiervoor geldende richtlijn kunnen vervangen. Ik wijs u erop dat uit jurisprudentie (Voorschriften van Afdeling geschillen van bestuur Raad van State 31 mei 1989 nr. G05.89.0076/BZ3063.89 + S) blijkt dat in het geval gemeente Zoetermeer redelijkerwijs kon aannemen dat er bezwaren zouden worden ingebracht de procedure geheel opnieuw moet worden opgestart. Ik ben van mening dat bij deze ontwerp beschikking sprake is van een dergelijk geval. Ik kan echter ook instemmen met het aanpassen van de ontwerpbeschikking zodat sneller aan onze bezwaren kan worden voldaan. Van der Spek B.V. is namelijk ook niet gebaat bij een slecht handhaafbare vergunning van Griffith Laboratories Europe B.V., maar wel bij een beheersbaar ethyleenoxide gebruik. Wij behouden ons het recht voor eventueel aanvullende bezwaren gedurende het verdere verloop van de procedure in te brengen."
48
1993 – Bezwaarschrift Harrison Op 23 april 1993 maakt de heer of mevrouw Harrison, bewoners van de Storkstraat 18, bezwaar tegen de aanvraag en ontwerp beschikking inzake de aanvraag om vergunning ingevolge de Hinderwet door Griffith Laboratories Europe B.V. met kenmerk HW 16/1993. "Dit bezwaar is geheel conform de inhoud van de brief welke door Van der Spek B.V. bij u is ingediend. Wij zijn bewoners van het woonhuis aan de Storkstraat 18 en onze zorg betreft het 88 gevaar voor de volksgezondheid."
1993 – Bezwaarschrift Mavotrans Op 26 april 1993 maakt Mavotrans bezwaar tegen de aanvraag en ontwerp beschikking inzake de aanvraag om vergunning ingevolge de Hinderwet door Griffith Laboratories 89 Europe B.V. met kenmerk HW 16/1993. "Mavotrans is een handelsonderneming, waar ca. 20 mensen in kantoor en magazijn werkzaam zijn. Bovendien is een van de personeelsleden woonachtig op het bedrijfsterrein. Wat betreft de inhoud van ons bezwaar conformeren wij ons aan gestelde in het bezwaarschrift d.d. 23-04-1993, zoals u dat van Van der Spek B.V., eveneens gevestigd in de Storkstraat, hebt ontvangen. Wij behouden ons het recht voor eventueel aanvullende bezwaren gedurende het verdere verloop van de procedure in te brengen."
1993 – Ontvangstbevestiging bezwaarschrift Op 7 mei 1993 zendt de gemeente Zoetermeer bevestigingen van ontvangst van de bezwaarschriften aan de directie van Van der Spek b.v., de directie van Mavotrans b.v. 90 en de heer/mevrouw R. Harrison. "Hierbij delen wij u mede, dat wij uw bezwaarschrift met betrekking tot de aanvraag/ontwerpbeschikking, voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet van Griffith Laboraties Europe b.v., Sorkstraat 8, 10 te Zoetermeer, voor de sterilisatieinrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in het perceel Storkstraat 8 en 10 te Zoetermeer, op 23 april 1993 hebben ontvangen en ingevolge artikel 20, derde lid van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne ter kennis hebben gebracht aan de aan-vra(a)g(st)er, voornoemd, alsmede de inspecteur van de Volksgezondheid. Indien uw bezwaarschrift of door anderen ingebrachte bezwaren c.q. adviezen aanleiding geven een ontwerp-beschikking met een andere inhoud op te stellen, zullen wij u hierover nader berichten. Alsdan zal deze nieuwe ontwerp-beschikking wederom bekend worden gemaakt en ter inzage worden gelegd. Ook bestaat dan weer de gelegenheid tot het indienen van bezwaren en het uitbrengen van adviezen door de wettelijke adviseur. Indien uw bezwaarschrift of door anderen 88
Brief Harrison aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Bezwaarschrift Griffith Laboratories, d.d. 23 april 1993 89 Brief Mavotrans aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Bezwaarschrift Griffith Laboratories, d.d. 26 april 1993 90 Brief Gemeente Zoetermeer aan de directie van Van der Spek b.v., de directie van Mavotrans b.v. en de heer/mevrouw R. Harrison, Onderwerp: ontvangstbevestiging bezwaarschrift n.a.v. aanvraag/ontwerp-beschikking Hw. Nr. 16/1993, d.d. 7 mei 1993
49
ingebrachte bezwaren c.q. adviezen geen aanleiding geven tot het opstellen van een ontwerpbeschikking met een andere inhoud, zullen wij een definitieve beschikking nemen, openbaar bekend maken en ter inzage leggen. Ook hierover zullen wij u alsdan nader berichten, alsmede over de openstaande beroepsmogelijkheden." De bezwaarschriften zijn op 7 mei 1993 aan de inspecteur van de Volksgezondheid 91 verzonden.
1993 – Bezwaarschriften n.a.v. aanvraag/ontwerp-beschikking, Hw nr. 16/1993 De directie van Griffith Laboratories Europe b.v. ontvangt op 7 mei involge het bepaalde in artikel 20, derde lid van de Wet algemene Bepalingen milieuhygiëne een kopie van 3 bezwaarschriften betreffende de aanvraag voor een vergunning involge de Hinderwet, en de tegelijktijd ter inzage gelegde ontwerp-beschikking. Indien als gevolg van dit schrijven of als gevolg van door anderen ingebrachte bezwaren c.q. adviezen gevolge artikel 29, vijfde lid, van deWet algemene bepalingen milieuhygiëne een ontwerp-beschikking met een andere inhoud moet worden opgesteld, 92 wordt het bedrijf hierover bericht.
1993 – Aangepaste ontwerp-beschikking en gewijzigde voorschriften Op 2 juni 1993 verzendt de gemeente Zoetermeer de aangepaste ontwerp-beschikking en gewijzigde voorschriften ten aanzien van de vergunning ingevolge de Hinderwet aan 93 de directie van Griffith Laboratories Europe. Ook de inspecteur van de Volksgezondheid ontvangt de aangepaste ontwerp-beschikking. De directie van Van der Spek b.v., Mavotrans b.v. en de heer/mevrouw Harrison ontvangen een afschrift van de aangepaste ontwerp-beschikking en de gewijzigde 94 voorschriften. "Bijgaand doen wij u toekomen een afschrift van de aangepaste ontwerpbeschikking en de gewijzigde voorschriften, alsmede van de bekendmaking daarvan met betrekking tot de aanvraag voor een vergunning ingevolge de Hinderwet voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning voor de sterilisatie-inrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in (op) het perceel Storkstraat 8-10 te Zoetermeer. Naar aanleiding van de aanvraag om vergunning is door u in een eerder stadium van de procedure bezwaar ingediend. Voor wat betreft ons standpunt ten aanzien van de door u ingediende bezwaren verwijzen wij u naar het ter zake gestelde in de aangepaste ontwerp-beschikking en gewijzigde voorschriften. Tot aan het einde van de in de bekendmaking genoemde bezwarentermijn bestaat de gelegenheid bezwaren in te dienen naar aanleiding van de aangepaste ontwerp-beschikking en gewijzigde voorschriften." 91
Brief gemeente Zoetermeer aan de Inspecteur van de Volksgezondheid, Onderwerp: bezwaarschrift n.a.v. aanvraag/ontwerp-beschikking Hw. Nr. 16/1993, d.d. 7 mei 1993 92
Brief gemeente Zoetermeer aan directie van Griffith Laboratories Europe b.v. d.d. 7 mei 1993, onderwerp: Bezwaarschriften n.a.v. aanvraag/ontwerp-beschikking, Hw nr. 16/1993 93
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe b.v., Onderwerp: aangepaste ontwerp-beschikking en gewijzigde voorschriften HW nr. 16/1993 Storkstraat 8-10, d.d. 2 juni 1993 94 Brief gemeente Zoetermeer aan Mavotrans b.v. en de heer/mevrouw Harrison, Onderwerp: Aangepaste ontwerp-beschikking en gewijzigde voorschriften HW nr. 16/1993, Storkstraat 8-10, d.d. 2 juni 1993
50
1993 – Bekendmaking aangepaste ontwerp-beschikking Op 4 juni wordt de bekendmaking aangepaste ontwerp-beschikking Hinderwet uitgedaan door de gemeente Zoetermeer. In deze bekendmaking staat ondermeer de aanvraag (Hw16/1993) omschreven en wordt aangegeven dat men van 5 juni 1993 tot 5 juli 1993 schriftelijk gemotiveerde bezwaren kan indienen en tot 27juni kan men mondeling bezwaren inbrengen. De gemeente vestigt er de aandacht op dat, naast de aanvra(a)g(st>er, alleen degenen die op een van de hierboven aangegeven wijzen bezwaar indienen, en degenen, van wie blijkt dat zij daartoe redelijkerwijs niet in staat zijn geweest, te zijner tijd gerechtigd zijn beroep bij de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State 95 tegen de beschikking in te stellen.
1993 – Bezwaarschrift Griffith Laboratories Op 1 juli 1993 stuurt Van der Spek b.v. een brief aan de gemeente Zoetermeer. Middels deze brief tekent het bedrijf, derhalve tijdig, bezwaar aan tegen de ontwerpbeschikking in het kader van de Hinderwet door Griffith Laboratories Europe B.V. te Zoetermeer. Naar de mening van het bedrijf is er onvoldoende tegemoet gekomen aan de door henzelf naar voren gebrachte bezwaren op de vorige ontwerpbeschikking. Zo is niet gevraagd wat de samenstelling van het te gebruiken sterilisatiegas is, dat stond namelijk duidelijk vermeld in de aanvraag. Maar wat de samenstelling van het gas is na sterilisatie, als het verontreinigd is met de te steriliseren produkten. Daarom kan volgens het bedrijf ook niet alleen een norm voor ethyleenoxide worden gesteld maar zullen ook normen voor andere stoffen moeten worden opgelegd. Als belangrijkste bezwaar brengt het bedrijf naar voren dat de aanvraag en ontwerpbeschikking onvoldoende inzicht biedt in de uitgangspunten en berekeningen van de emissies die plaatsvinden. Hoewel er nog vele vraagtekens zijn bij het bedrijf over de consequenties voor het eigen bedrijf ten aanzien van de aangevraagde aktiviteiten, wil men zich in dit bezwaarschrift concentreren op twee hoofdthema's, Te weten de immisiebepalingen en de risicoanalyse. Het bedrijf heeft geen inzicht gehad in beide stukken. Het bedrijf vraagt om een gesprek met de gemeente hierover.
96
1993 – Bezwaarschrift Harrison Op 1 juli 1993 maakt de heer of mevrouw Harrison, bewoners van de Storkstraat 18, bezwaar tegen de ontwerp beschikking in het kader van de Hinderwet door Griffith 97 Laboratories Europe B.V. "Dit bezwaar is geheel conform de inhoud van de brief welke door Van der Spek B.V. bij u is ingediend. Wij zijn bewoners van het woonhuis aan de Storkstraat 18 en onze zorg betreft het gevaar voor de volksgezondheid." 95
Bekendmaking Hinderwet d.d. 24 oktober 1986 door de gemeente Zoetermeer Brief van der Spek b.v. aan de gemeente Zoetermeer, d.d. 1 juli 1993, onderwerp: Bezwaarschrift Griffith Laboratories 96
97
Brief R. Harrison aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Bezwaarschrift Griffith Laboratories, d.d. 1 juli 1993
51
1993 – Ontvangstbevestiging bezwaarschrift Per brief van 23 juli 1993 (volgens stempel verzonden op 27 juli 1993) bevestigd de gemeente Zoetermeer aan de directie van Van der Spek b.v. en aan de heer/mevrouw R. Harrison dat "wij uw bezwaarschrift met betrekking tot de aangepaste ontwerpbeschikking, voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet van Griffith Laboratories Europe b.v., Storkstraat 8, 10 te Zoetermeer, voor de sterilisatie-inrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in het perceel Storkstraat 8 en 10 te Zoetermeer, op l juli 1993 hebben ontvangen en ingevolge artikel 20, derde lid van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne ter kennis hebben gebracht aan de aanvra(a)g(st)er, voornoemd, alsmede de inspecteur van de Volksgezondheid. Te zijner tijd zal de beschikking bekend worden gemaakt en ter inzage worden gelegd. Ook hierover zullen wij u nader berichten, alsmede over de openstaande 98 beroepsmogelijkheden." De bezwaarschriften zijn op 27 juli 1993 aan de inspecteur van de Volksgezondheid 99 verzonden.
1993 – Leges Hinderwetaanvraag Op 28 juli 1993 stuurt de gemeente Zoetermeer aan Griffith per brief de leges verbonden 100 aan de aanvraag Hinderwet vergunning (Hw.nr. 16/1993).
1993 – Vergunning Griffith Micro Science Op 3 augustus is een nieuwe vergunning verleend aan Griffith Micro Science. Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden voor de beperking van de uitstoot (emissie) van de in het bedrijf voor sterilisatiedoeleinden gebruikte ethyleenoxide. De emissie-eis aan de uitstoot van de naverbrandingsinstallatie is gesteld op 2 milligram per kubieke meter gereinigde lucht (2 mg/m3). De emissie-eis aan de wasinstallatie is gesteld op 8 milligram per kubieke meter (8 mg/m3). De emissies moeten periodiek worden gemeten onder representatieve omstandigheden en worden geregistreerd. De resultaten moeten elk 101 kwartaal aan het gemeentebestuur worden overlegd. De directie van Van der Spek b.v., de directie van Mavotrans b.v. en de heer/mevrouw R. Harrison krijgen van de gemeente Zoetermeer op 3 augustus een brief met de volgende 102 tekst toegezonden :
98
Brief gemeente Zoetermeer aan de directie van Van der Spek b.v. en de heer/mevrouw R. Harrison, Onderwerp: ontvangstbevestiging bezwaarschrift n.a.v. de aangepaste ontwerpbeschikking Hw. Nr. 16/1993, d.d. 27 juli 1993 99 Brief gemeente Zoetermeer aan de Inspecteur van de Volksgezondheid, Onderwerp: bezwaarschrift n.a.v. aanvraag/ontwerp-beschikking Hw. Nr. 16/1993, d.d. 23 juli 1993 100
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith d.d. 28juli 1993, Onderwerp: leges Hinderwet, aanvraag, Hw.nr. 16/1993 101
Gemeente Zoetermeer, Voorschriften behorende bij de vergunning ingevolge de Hinderwet voor de sterilisatie-inrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installatie in het perceel Storkstraat 8 en 10 te Zoetermeer (Hw.nr. 16/1993) 102 Brief gemeente Zoetermeer aan Van der Spek b.v., Mavotrans b.v., de heer/mevrouw R. Harrison, Onderwerp: Hinderwetvergunning, aanvraag Hw nr. 16/1993 Storkstraat 10, d.d. 3 augustus 1993
52
"Bijgaand doen wij u toekomen een afschrift van de door ons verleende hinderwetvergunning aan Griffith Laboraties Europe bv, voor de inrichting in en op het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer, alsmede van de desbetreffende bekendmaking. Naar aanleiding van de aanvraag om vergunning is door u in een eerder stadium van de procedure bezwaar ingediend. Voor wat betreft ons standpunt ten aanzien van de door u ingediende bezwaren en de mogelijkheden voor het instellen van beroep, verwijzen wij u naar het ter zake gestelde in de vergunning en de bekendmaking." Ook de inspecteur van Volksgezondheid ontvangt een exemplaar van de beschikking en de bekendmaking daarvan. Zie voor de volledige Hinderwet beschikking d.d. 3 augustus 1993 bijlage 1.
1993 – Bekendmaking beschikking Burgemeester en wethouders van Zoetermeer maken op 6 augustus bekend dat zij een vergunning ingevolge de Hinderwet hebben verleend aan Griffith Laboratories Europe b.v., Storkstraat 10 te Zoetermeer, voor een aanvraag voor een nieuwe , de gehele inrichting omvattende vergunning voor de sterilisatie-inrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer. (HW16/1993). De beschikking ligt tot 7 september 1993 ter inzage. Van 7 augustus 1993 tot 7 september 1993 kan tegen de beschikking beroep bij de Afdeling voor de 103 geschillen van bestuur van de Raad van State worden ingesteld.
1993 – Gesprek Griffith, Campina Melkunie, Van der spek B.V., IMD/Heidemij en de gemeente Zoetermeer Op 23 augustus vindt er een gesprek plaats tussen Griffith, Campina Melkunie, Van der spek B.V., IMD/Heidemij en de gemeente Zoetermeer. Aangegeven wordt dat bij Van der Spek B.V. “een gevoel van ongenoegen overheerst met het gebeuren bij Griffith. Van der Spek heeft getracht, voordat de gemeente tot definitieve vergunningverlening zou overgaan, met partijen om de tafel te komen. Door de afwerende houding van de gemeente is dit niet gelukt. Een eerdere afspraak is door de gemeente afgezegd met de mededeling dat men geen behoefte had aan een overleg. De verleende Hinderwetvergunning zou een stuk vertrouwen moeten opwekken. Dat is niet gebeurd. De vergunning is op een aantal punten onduidelijk, gebrekkig gemotiveerd en onvolledig. Van der Spek overweegt sterk om Kroonberoep in te stellen. Wellicht dat dit gesprek aanleiding voor de gemeente kan zijn om de verleende Hinderwetvergunning te wijzigen. In ieder geval kan het vertrouwen in Griffith worden verhoogd. Ook het vastleggen van de afspraken in een af te sluiten convenant tussen de drie partijen is een mogelijkheid.” In het gesprek wordt het Gaussich pluimmodel ter discussie gesteld als berekeningsmethodiek. Er zal gekeken worden naar andere berekeningsmethoden. “Voorts wordt de onjuist gemotiveerde afwijking van de immissiestreefwaarde uit het Criteriadocument Ethyleenoxide aan de orde gesteld. De vertegenwoordiger van Campina Melkunie/Van der spek B.V., wenst een schriftelijk bewijsstuk waaruit blijkt dat de 103
Bekendmaking beschikking d.d. 6 augustus 1993
53
immissiestreefwaarde anders zou zijn dan de 0,03 microgram/m3 lucht uit het Criteriadocument Ethyleenoxide en wat de streefwaarde volgens de Rijksoverheid dan zou moeten zijn. De schadelijkheidsnorm van 0,9 milligram/m3 lucht uit het hoofdstuk Luchtverontreiniging van het Handboek Milieuvergunningen wordt als verouderd beschouwd, de vertegenwoordiger van de gemeente zal voor deze schriftelijke onderbouwing zorg dragen.” “Griffith Micro Science geeft aan dat de scrubber op l oktober a.s. in werking zal zijn.” “De vertegenwoordiger van Campina Melkunie/Van der spek B.V. vraagt of de gemeente akkoord gaat met afvoer van de naverbrander in geval van calamiteiten via de 26m hoge afvoerpijp. De heer Keereweer antwoordt dat een en ander door de Voorzitter van de afdeling Geschillen van Bestuur is uitgemaakt. Een en ander is echter thans niet in de vergunning opgenomen.” De volgende afspraak wordt gemaakt:” Aangezien de gemeente de vergunning niet kan aanpassen zonder een geheel nieuwe procedure op te starten, zullen te maken afspraken in een convenant/overeenkomst worden vastgelegd. Bezien wordt in hoeverre de gemeente daar partij in moet zijn. De gemeente dienen de extra voorzieningen t.z.t. in de vergunning op te 104 nemen.”
1993 – Gesprek Griffith en de gemeente Zoetermeer N.a.v het gesprek bij Van der Spek bv vindt op 23 augustus een vervolggesprek plaats bij Griffith. Aldaar zijn werkafspraken gemaakt ter voorbereiding van het gesprek d.d. 2 september a.s. De heer Keereweer zal een concept maken van de te sluiten overeenkomst. Hierbij is afgesproken dat de gemeente geen partij zal zijn in de tussen Griffith/Van der Spek af te sluiten overeenkomst. De vertegenwoordiger van de gemeente zal maandag 30 augustus a. s. een schriftelijk bewijsstuk leveren waaruit blijkt dat de immissiestreefwaarde anders behoort te zijn dan de 0,03 microgram/m3 lucht uit het Criteriadocument Ethyleenoxide en wat de streefwaarde volgens de Rijksoverheid dan zou moeten zijn. “Griffith levert in overleg met de vertegenwoordiger van de gemeente een stukje tekst inzake het incidenteel overschrijden van de emissienorm van 2 milligram/m3 lucht voor de 105 naverbrander. 1993 – Beroep Raad van State Op 6 september 1993 heeft Van der Spek B.V. te Zoetermeer (appellante) beroep ingesteld bij de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State tegen de beschikking van burgemeester en wethouders van Zoetermeer van 3 augustus 1993. De gemeente Zoetermeer wordt hierover op 8 september 1993 geïnformeerd.
106
1993 – Melding verandering inrichting Op 1 oktober 1993 doet Griffith Laboratories Europe een melding verandering inrichting: "In de naverbrander zal een warmte-terugwin-installatie worden aangebracht. (…) Geen
104 105
106
Verslag gesprek Griffith/Van der Spek b.v. inzake HW-verg. d.d. 23 augustus 1993 Verslag vervolggesprek Griffith/gemeente Zoetermeer. inzake HW-verg. d.d. 23 augustus 1993
Brief Raad van State aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Zoetermeer, d.d. 8 september 1993
54
107
invloed op verbrandingsproces ethyleenoxide." Op 19 oktober 1993 laat de gemeente Zoetermeer weten dat ze de melding "hebben ontvangen en als zodanig in orde bevonden hebben. Betreffende melding is gevoegd bij de stukken betreffende vergunning 108 van de Wet milieubeheer nr. HW 16/1993." De bekendmaking van de melding door de 109 gemeente Zoetermeer volgt op 22 oktober 1993.
1993 – Dwangsom-beschikking 110 Per brief van 19 oktober 1993 wordt Griffith Laboratories Europe geïnformeerd over de Intrekking van een dwangsom op basis van de Wet Milieubeheer. "Op 7 april 1993 is u met toepassing van artikel 18.9 van de Wet Milieubeheer een dwangsom opgelegd voor elke dag dat uw inrichting na 1 oktober 1993 in strijd met voorschrift 3.2 van de op 23 april 1991 verleende hinderwetvergunning in werking zou zijn. Op 1 en 15 oktober 1993 is door medewerkers van de onderafdeling MBT geconstateerd, dat een scrubber-installatie ten behoeve van het reinigen van de uit de inrichting afgevoerde gasstroom is aangebracht. Dezerzijds kan worden opgemerkt, dat derhalve thans wordt voldaan aan het eerder genoemde voorschrift. Met betrekking tot het vorenstaande kunnen wij u mededelen dat de bovenvermelde dwangsombeschikking wordt ingetrokken." 1993 – Bekendmaking melding verandering inrichting Op 20 oktober 1993 maken burgemeester en wethouders van Zoetermeer bekend dat "bij hen een melding voor de verandering van een inrichting ingevolge de Wet milieubeheer is binnengekomen: 1. Griffith Laboratories Europe b.v., Storkstraat 10 te Zoetermeer, voor het aanbrengen van een warmte-terugwininstallatie in de naverbrander in het perceel Storkstraat 8-10 te Zoetermeer (WM 67/1993). De vermelde veranderingen zullen geen gevolgen hebben voor de aard en de omvang 111 van de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting veroorzaakt." 1994 – Uitspraak Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Op 23 februari volgt de uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met toepassing van artikel 105 van de Wet op de Raad van State, op het beroep van Van der Spek b.v. te Zoetermeer (appellante). Bij telefaxbericht van 6 september 1993 heeft appellante beroep op grond van de Hinderwet juncto de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne - zoals deze wetten vóór 1 maart 1993 van kracht waren - ingesteld bij de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State tegen de beschikking van burgemeester en wethouders van Zoetermeer van 3 augustus 1993.
107
Wet milieubeheer, melding verandering inrichting, d.d. 1 oktober 1993 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboraties Europe bv, Onderwerp: Wet milieubeheer, melding WM nr. 67/1993 Storkstraat 10-8, d.d. 19 oktober 1993 109 Wet milieubeheer, bekendmaking melding verandering inrichting, d.d. 22 oktober 1993 108
110
Datum verzending volgens stempel 27 oktober 1993 Gemeente Zoetermeer, Wet milieubeheer: Bekendmaking melding verandering inrichting, d.d. 20 oktober 1993 111
55
“Bij schrijven van 8 september 1993 is appellante onder meer op het gepleegde verzuim met be'trekking tot de motivering van haar beroep gewezen.. Daarbij is zij in de gelegenheid gesteld dit binnen dertig dagen nadien, in casu vóór 9 oktober 1993, te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet tijdig wordt hersteld, appellante er rekening mee moet houden, dat zij in haar beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Van de geboden gelegenheid tot het indienen van de motivering van haar beroep voor laatstgenoemde datum heeft appellante zonder opgave van redenen geen gebruik gemaakt.” De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak; Gezien de Algemene wet bestuursrecht, de Tijdelijke wet Kroongeschillen en de Wet op de Raad van State; Recht doende in naam der Koningin: verklaart appellante 112 niet-ontvankeliik in haar beroep.
1994 – Emissiemetingen Op 14 april 1994 informeert Griffith Micro Science de gemeente Zoetermeer over de 113 emissiemetingen van de naverbrander en de scrubber. "Ingevolge de voorschriften, behorende bij de hinderwetvergunning voor onze sterilisatieafdeling, werden metingen naar efficiëntie van beide installaties ten behoeve van het reinigen van de afgevoerde luchtstroom door de firma Habenicht (Mainz) doorgevoerd. Wij kunnen de resultaten als volgt samenvatten: 1. Naverbrander De uitstoot van ethyleenoxide via de verbrandingsinstallatie werd gemonitord tijdens de gasevacuatiefase van het sterilisatieproces (duurtijd; 20 minuten). Via absorptie op aktieve koolstof en gaschromatografische bepaling werd een ETO emissiewaarde van 2,2 3 mg/m gemeten. Het uit de sterilisatiekainers afgezogen ethyleenoxidegas voldoet hiermee aan de gestelde emissienormen. 2. Scrubber-installatie ETO metingen werden verricht nadat de aangezogen lucht (afkomstig van alle geventileerde lokalen, inclusief de drie aeratiekamers) door de venturi-scrubber werd geleid. Het resultaat was als volgt: Locatie: Scrubberuitgang Massaconcentratie ETO (in mg/m3): 20 Uit de resultaten blijkt dat de scrubber in zijn huidige vorm de vooropgestelde efficiëntie 3 (maximaal 8 mg/m } niet haalt. Overwegende dat hst venturi-scrubber model een prototype is, hebben wij de producent opgedragen om alle nodige aanpassingen door te voeren om de 3 emissie tot maximaal 8 mg/m te herleiden."
1994 – Hercontrole Griffith Micro Science Op 2 juni ontvangt de gemeente Zoetermeer een brief van de Inspectie van de volksgezondheid voor de hygiëne en milieu voor Zuid-Holland. In de brief staat dat in het kader van de "Handhavingsweken 1994" op 30 mei 1994 door de inspectie een hercontrole is uitgevoerd bij de firma Griffith Micro Science. Tijdens deze hercontrole zijn de aspecten van het bedrijf onderzocht waarvan tijdens het vorige controlebezoek d.d. 11 april 1990 112
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met toepassing van artikel 105 van de Wet op de Raad van State, op het beroep van 28 feb. 1994 van Van der Spek b.v. te Zoetermeer (appellante) d.d. 23 februari 1994 113
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen voor de naverbrander en scrubber-installatie behorend bij onze sterilisatie-inrichting, Storkstraat 8-10 te Zoetermeer: Hinderwetvergunning HW nr. 16/1993 (verleend op 3 augustus 1993), d.d. 14 april 1994
56
tekortkomingen zijn vastgesteld. Deze tekortkomingen hadden betrekking op enerzijds het ontbreken van een geldige vergunning en anderzijds op het niet naleven van meerdere (vanwege het ontbreken van een vergunning formeel niet geldende) voorschriften. Er is van de gelegenheid gebruik gemaakt om uitgebreid stil te staan bij de problemen die Griffith ondervindt bij het reinigen van ethyleenoxide-houdende lucht uit de nabehandelingskamers. De inspectie bericht als volgt: Griffith bleek tijdens het controlebezoek op 11 april 1990 niet te beschikken over een geldige Hinderwetvergunning. Toen is de gemeente middels een brief d.d. 18 april 1990 geadviseerd een vergunningprocedure te starten om de eisen ten aanzien van de (inmiddels uitgebreide) inrichting in een nieuwe vergunning vast te leggen. Tijdens het recente hercontrole-bezoek bleek er inmiddels een nieuwe vergunning beschikbaar te zijn. De Inspectie acht de kwaliteit van die vergunning van voldoende niveau. De volgende (casusrelevante) punten worden genoemd: Bij controle in 1990 bleek de nieuw in gebruik genomen sterilisatiekamer (nog) niet op de naverbrander te zijn aangesloten. Tijdens het recente bezoek is geconstateerd dat inmiddels alle sterilisatiekamers op de naverbrander zijn aangesloten. De vigerende vergunning stelt eisen aan de kwaliteit van de in naverbrander respectievelijk wasinstallatie gereinigde lucht. De gemiddelde concentratie ethyleenoxide in de lucht die in de naverbrander is gereinigd mag niet meer bedragen dan 2.0 mg/m3. Een onlangs uitgevoerde (incidentele) controlemeting heeft uitgewezen dat de gemiddelde emissie tijdens een cyclus 2.2 mg/m3 bedraagt. Zie de brief van Griffith aan de gemeente d,d. 14 april 1994. Naar mening van de Inspectie is er dus sprake van een (bescheiden) overschrijding van voorschrift 3.6. Tijdens het hercontrolebezoek heeft Griffith ten aanzien hiervan verklaard bereid te zijn tot het binnenkort (in eigen beheer) uitvoeren van een serie metingen om vast te stellen of hier sprake is van een structurele overschrijding van het voorschrift. Tevens verklaarde men zich bereid om zo nodig op basis van die metingen een optimalisatie van de naverbrander uit te voeren. De gemiddelde concentratie ethyleenoxide in de lucht die in de wasinstallatie is gereinigd mag niet meer bedragen dan 8.0 mg/m3. Een onlangs uitgevoerde (incidentele) controlemeting heeft uitgewezen dat de gemiddelde emissie 20 mg/m3 bedraagt. Zie de brief van Griffith aan de gemeente d.d. 14 april 1994. Naar mening van de Inspectie is er dus sprake van een overschrijding van voorschrift 3.3. Tijdens het hercontrolebezoek heeft Griffith ten aanzien hiervan verklaard bereid te zijn tot het zoeken naar een structurele oplossing voor deze overschrijding van de emissiegrenswaarde. Ze zal daartoe binnenkort (in eigen beheer) een serie metingen uitvoeren om de juiste omvang van de emissie vast te stellen. Tevens verklaarde men zich bereid om op basis van die metingen een optimalisatie van de venturiwasser te realiseren. Griffith verklaarde desnoods de (nieuwe) venturi-wasser te zullen vervangen door een gaswasser van een ander type (met gestructureerde pakking). De Inspectie is van mening dat Griffith in de afgelopen jaren een aanmerkelijke inspanning heeft geleverd om de uitworp van ethyleenoxide te reduceren. Die inspanning heeft inmiddels geleid tot een aanmerkelijke verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving van de fabriek. De Inspectie heeft er begrip voor dat de nu door Griffith ingezette emissiebeperkende technieken nog "kinderziekten" vertonen. Er bestaat met het reinigen van dit soort lucht in deze hoeveelheden nog weinig ervaring. Daarom acht ik het aanvaardbaar dat Griffith een proefperiode wordt gegund waarin metingen, optimalisaties en aanpassingen aan reinigingsapparatuur worden uitgevoerd. In de brief wordt (ondermeer) als volgt geadviseerd: de gemeente wordt verzocht
57
te bewerkstelligen dat Griffith binnen een termijn van 3 maanden na dagtekening van deze brief een oplossing zal hebben gerealiseerd voor de volgende knelpunten: het realiseren van de emissiegrenswaarde van 2.0 mg/m3 voor de naverbrandingsinstallatie. De Inspectie acht het wenselijk dat binnen een termijn van 8 maanden een oplossing is gerealiseerd voor de overschrijding van de emissiegrenswaarde van 8.0 mg/m3 voor de 114 wasinstallatie.
1994 – Hercontrole Op 8 juni 1994 stuurt Griffith een brief aan de Inspectie van de Volksgezondheid voor de 115 Milieuhygiëne over de hercontrole bij Griffith Zoetermeer. "Onze bedrijfsleiding verheugt zich dat u de door ons gedane investeringen op het gebied van milieutechniek naar waarde heeft weten te schatten. Wij zijn u tevens zeer dankbaar voor de door u geformuleerde opmerkingen en suggesties om bepaalde tekortkomingen te verhelpen. Op korte termijn zullen deze punten worden besproken met (…) en zijn team en zal er een actieplan worden opgesteld dat rekening houdt met de voorgestelde termijnen. Tevens zal dan een vergadering worden belegd met de gemeente Zoetermeer om overeenstemming te verkrijgen."
1994 – Kontrole Griffith, Wet Milieubeheer, Storkstraat 10 te Zoetermeer Op 1 september 1994 stuurt de gemeente Zoetermeer een brief aan de Regionale Inspektie Volksgezondheid en Milieu, naar aanleiding van de door deze instantie uitgevoerde controles in het kader van de “handhavingsweken”. Griffith is op 30 mei 1994 door de Regionale Inspektie Milieuhygiëne gecontroleerd. In de brief staat dat de resultaten zijn opgenomen in hun schrijven van 2 juni 1994. In de brief wordt aangegeven dat de gemeente Zoetermeer met Griffith en vertegenwoordigers van de fabrikant van de scrubber-installatie hebben overlegd op 11 augustus 1994 om tot betere resultaten te komen van de scrubberinstallatie. Tijdens dit overleg is men overeengekomen dat de thans in gebruik zijnde scrubber operationeel zal blijven, teneinde een zo groot mogelijke reductie van ethyleenoxide in de atmosfeer te bewerkstelligen. Op dit moment is een aanvang gemaakt om een nieuw type scrubber-installatie te ontwikkelen in Belgie . De verwachting is dat deze installatie wel zal kunnen voldoen aan de in de vergunning gestelde emissie-normen. Naar verwachting zal begin 1995 de nieuwe installatie worden geïnstalleerd bij Griffith. Ook zijn tijdens dit overleg “andere tekortkomingen” besproken, deze worden op zeer korte termijn opgeheven. De resultaten van het overleg zijn 116 opgetekend en naar de instantie gestuurd. 1994 – Activiteiten n.a.v. hercontrole Op 14 september 1994 informeert Griffith Micro Science de Inspectie Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu Zuid-Holland over de acties die ondernomen werden naar 117 aanleiding van 'de geformuleerde opmerkingen' : 114
Brief van de Inspectie van de volksgezondheid voor de hygiëne en milieu voor Zuid-Holland aan de gemeente Zoetermeer d.d. 2 juni 1994, onderwerp: Hercontrole Griffith Micro Science 115
Brief Griffith Micro Science aan Inspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiëne, Onderwerp: Hercontrole Griffith Micro Science Zoetermeer: uw brief ref. 9398849/BU/AVH d.d. 2/6/94, d.d. 8 juni 1994 116
Brief gemeente Zoetermeer aan de Regionale Inspektie Volksgezondheid en Milieu, d.d. 1 september 1994, Onderwerp: Kontrole Griffith, Wet Milieubeheer, Storkstraat 10 te Zoetermeer 117
Brief Griffith Micro Science aan Inspectie Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu Zuid-Holland, Onderwerp: 9398849/BU0AVH – 2.6.94 – hercontrole Griffith Micro Science, d.d. 14 september 1994
58
1. "Ventilatie accuruimte (voorschrift Il.3). Deze werken zijn in uitvoering en zullen voltooid worden in de loop van de maand oktober. 2. Voorschrift 5.3.10. Het voorstel gaat in tegen de veiligheidsvoorschriften die in alle Griffith Micro Science afdelingen van kracht zijn, nl. ethyieenoxidetanks worden buiten het gebouw opgeslagen en mogen onder geen enkele voorwaarde binnen het gebouw worden gebracht. 3 3. Naverbrander: kwaliteit gereinigde lucht. Gevonden waarde: 2,2 mg/m . In een gesprek met een aantal specialisten op het domein van gaschromatografie (de methode die gebruikt wordt voor deze bepalingen), werd gesteld dat gezien de complexiteit van deze analyse, toleranties in +/- bereik van 10-15% kunnen voorkomen. Hierdoor kunnen de gevonden waarden acceptabel zijn. Wij zullen de toekomstig gevonden waarden vanuit dit standpunt blijven evalu eren. Graag willen wij erop wijzen dat in alle andere Europese landen die een emissienorm 3 voor ethyleenoxide hanteren de grens op 5 mg/m ligt. 4. Aeratielucht - wasinstallatie. In een recent gehouden meeting met de verantwoordelijke leverancier van de wasinstallatie (Firma Chemogas België) werd bevestigd dat het opgestelde systeem in zijn huidige configuratie de norm 3 van 8 mg/m niet kan halen. In de vergadering heeft de firma Chemogas voorgesteld onmiddellijk een testprogramma te starten om na te gaan of een ander model van scrubber (de eentrapsscrubber met gepakte kolom) kan voldoen aan de gestelde eisen, in bijlage vindt u een beknopte beschrijving van deze testwerkzaamheden op een pilootmodel opgesteld bij de firma Chemogas. De firma Chemogas meent een testperiode van 6 maanden nodig te hebben om valabele resultaten te krijgen. De firma Chemogas is op 2/9/94 met de testen aangevangen. Bij een positief resultaat moeten wij bovendien rekenen op een lever-en installatietijd van minimaal 5 maanden. Overigens zal tot en met de installatie van de nieuwe wasser de huidige venturi-scrubber in werking blijven. Wij zullen u tussentijds over de resultaten rapporteren. Indien gewenst kan een bezoek aan de pilootinstallatie gepland worden. 5. Olie-opvangbak. De opvangbakken werden inmiddels aangebracht." 1994 – Emissiemetingen Zoetermeer Op 7 oktober verzendt Griffith Micro Science de resultaten van emissiemetingen van 22 118 september 1994 aan de gemeente Zoetermeer. "Op 22 september 1994 werden in Zoetermeer emissiemetingen uitgevoerd in het uitblaasgedeelte van de aeratiescrubber. Gedurende 108 minuten werd 10.800 ml aeratielucht geconcentreerd op actieve kool (via absorptiebuisjes), waarna het gebonden ethyleen oxide met aceton werd geëxtraheerd en gaschromotografisch 3 gekwantificeerd. De gevonden waarde bedroeg 2,87 ppm of omgerekend 5,7 mg/m . 3 Het resultaat ligt dus duidelijk beneden de eis van 8 mg/m . Wij zullen u op kwartaalbasis nieuwe gegevens toesturen. De resultaten van de incineratormetingen worden u in november toegestuurd." 1994 – Emissiemetingen Zoetermeer Op 5 december 1994 verzendt Griffith Micro Science de resultaten van emissiemetingen 119 aan de gemeente Zoetermeer. "Meetperiode; november 1994.Tijdens ethyleen oxide evacuaties met de steriiisatiekamers, werd gedurende 2 x 15 minuten een hoeveelheid gekoeld 118
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen Zoetermeer, d.d. 7 oktober 1994 119 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen Zoetermeer, d.d. 5 december 1994
59
verbrandingsgas op aktiefkool aangerijkt ten belope van 1500 ml. De totale hoeveelheid geabsorbeerde ethyleen oxide bedroeg na extractie en gaschromatografische analyse : 2,22 3 ppm. Omgerekend betekent dit 4,0 mg/m emissiegas. De emissie voldoet aan de gestelde 3 maximale eis van 5 mg/m . De resultaten van de volgende reeks metingen worden toegestuurd in maart 1995. Hierbij za! tevens de scrubber worden doorgemeten." Op 5 december 1994 verzendt Griffith Micro Science een brief aan de Inspectie Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu Zuid-Holland over de 120 emissiemetingen. "Een reeks metingen werden verricht tijdens evacuaties van ethyleen oxide met de 3 sterilisatoren. De resultaten liggen tussen de 2 en 4 mg/m en dit nadat door de fabrikant afstellingen aan de verbrandingsinstallatie werden doorgevoerd met de bedoeling de verbranding zo optimaal mogelijk te maken. In de vergunning vinden wij als maximum 3 norm 5 mg/m terug zodat onze gevonden waarden hiermee conform zijn. Mocht u verdere vragen of opmerkingen hebben betreffende dit onderwerp, dan kunt u ons steeds bereiken in onze afdeling in Herentals." 1994 – Vervolg brief 14 september 1994 Op 19 december 1994 verzendt Griffith Micro Science een brief aan de Inspectie Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu Zuid-Holland in vervolg op de brief 121 aan de Inspectie van 19 december 1994. "Wij verwijzen naar paragraaf 4 in bovenvermeld schrijven en nodigen u graag uit voor een bezoek aan de firma Chemogas om de piiootscrubber te gaan bezichtigen alsmede de reeds verkregen resultaten te bespreken. Voorstel van data: januari 10, 12, 17 of 19. Indien u op ons voorstel wenst in te gaan, hadden wij graag spoedig van u een bevestiging gekregen met uw voorkeurdatum."
1995 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 2 februari vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 02-02-1995 was en de uitvoering d.d. 0202-1995. Het resultaat is een bezoekbevestigingsbrief. In het verslag staat dat Roever de 122 controle heeft uitgevoerd, er staan geen aantekeningen in.
1995 – Integrale milieucontrole Storkstraat 8-10 te Zoetermeer Op 19 mei stuurt de gemeente Zoetermeer een brief aan Griffith Laboratories Europe B.V.. Hierin wordt verwezen naar de integrale milieucontrole van 2 februari 1995 door twee medwerkers van Advies- en Ingenieursbureau J.G. de Roever B.V. te Den Dungen. In de brief wordt aangegeven dat op 23 april 1991 een oprichtingsvergunning ingevolge de Hinderwet voor de inrichting verleend ten behoeve van een sterilisatie-inrichting. Op 3 augustus 1993 is een vergunning verleend voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet voor de sterilisatie-inrichting met door elektromoteren gedreven werktuigen en installaties in (op) het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer. Op 1 maart 1993 is de Wet 120
Brief Griffith Micro Science aan Inspectie Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu Zuid-Holland, Onderwerp: Emissiemetingen Zoetermeer – incinerator, d.d. 5 december 1994 121 Brief Griffith Micro Science aan Inspectie Volksgezondheid voor de hygiëne van het milieu Zuid-Holland, Onderwerp: onze brief ref. HA/br/12127 d.d. 14 september 1994, d.d. 19 december 1994 122
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 5 december 1995, volgnummer 2276
60
Milieubeheer in werking getreden, ingevolge deze wet wordt de op 3 augustus 1993 verleende hinderwetvergunning beschouwd als een vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer. De volgende tekortkoming is tijdens deze inspectie geconstateerd: de concentratie ethyleenoxide in de afgasstroom van de wasinstallatie is groter dan 8 123 mg/m3.
1995 – Emissiemetingen Op 26 juni 1995 verzendt Griffith Micro Science de resultaten van emissiemetingen aan 124 de gemeente Zoetermeer. "Meetperiode: maart – mei 1995 Incinerator: Tijdens ethyleenoxide evacuaties met de sterilisatiekamers, werd gedurende 2x 15 minuten een hoeveelheid gekoeld verbrandingsgas op aktiefkool aangerijkt ten belope van 1500 ml. De totale hoeveelheid geabsorbeerde ethyleenoxide bedroeg na extractie en gaschromatografische analyse: 2,65 ppm. Omgerekend betekent dit 4,8 mg/m3 emissiegas. De emissie voldoet aan de gestelde maximale eis van 5 mg/m3. Scrubber: De emissie aan de scrubberuitgang bedroeg 1,65 ppm wat overeenkomt met 3 mg/m3." 1995 – Emissiemetingen Op 26 september 1995 verzendt Griffith Micro Science de resultaten van 125 emissiemetingen aan de gemeente Zoetermeer. "Meetperiode: juni - augustus 1995 Incinerator: Tijdens ethyleenoxide evacuaties met de sterilisatiekamers, werd gedurende 15 minuten een hoeveelheid gekoeld verbrandingsgas op aktiefkool aangerijkt. De emissiewaarde aan ethyleenoxide was kleiner dan 0,1 mg/m3 (detectiegrens apparatuur). De emissie voldoet ruimschoots aan de maximale eis van 5 mg/m3. Scrubber: De emissie aan de scrubberuitgang bedroeg 23 mg/m3, wat een 3-voudige overschrijding is van de opgelegde norm van 8 mg/m3." 1995 – Fax Van der Spek Op 16 oktober 1995 verzendt de algemeen directeur van de firma Van der Spek bv een fax aan de directeur van de hoofdafdeling milieuzaken van de gemeente Zoetermeer. "Als gevolg van de ontploffing bij Griffith Laboratories in de Storkstraat 10 jl. vrijdag is de naverbrandingsoven buiten werking. Wij hebben begrepen van de verantwoordelijke mensen bij Griffith, dat het in de bedoeling ligt om aan uw afdeling een ontheffing te vragen van de milieuvergunning om tijdelijk de residugassen van het proces te lozen via de 22 meter hoge pijp. Voordat u overgaat tot het afgeven van een dergelijke ontheffing, dient u er rekning mede te houden, dat Van der Spek hoogwaardige levensmiddelen in opslag heeft. Bovendien wordt de luchtbehandeling in de bedrijfsruimten geregeld via een 126 airconditioning systeem waarbij lucht van buiten wordt aangezogen." 123
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe B.V. d.d. 19 mei 1995, Onderwerp: milieucontrole Storkstraat 8-10 te Zoetermeer 124
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen Zoetermeer, d.d. 26 juni 1995 125 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen Zoetermeer, d.d. 26 september 1995 126 Fax Van der Spek aan gemeente Zoetermeer, d.d. 16 oktober 1995
61
Op 23 oktober 1995 faxt Van der Spek: "Op onze telefax van 16 oktober jl. ontvingen wij geen reactie. Gezien de ernst van de situatie hadden wij van u minimaal een informatie verwacht over de gang van zaken. Wij voelen ons in deze zaak waarbij de gezondheid van onze medewerkers en de kwaliteit 127 van onze goederen in het geding komen niet serieus genomen." Op 23 oktober 1995 laat de gemeente Zoetermeer per fax aan Van der Spek weten dat 128 een behandelend ambtenaar "zo spoedig mogelijk contact" zal opnemen. Uit het dossier wordt niet duidelijk hoe het contact tussen de gemeente Zoetermeer en Van der Spek verder is verlopen.
1995 – Verzoek gebruik 'calamiteitenpijp' Op 24 oktober 1995 stuurt Griffith Micro Science een brief aan de Gemeente Zoetermeer. In de brief geeft Griffith Micro Science aan dat, naar aanleiding van een ontploffing op 13 oktober 1995, de naverbrander van ethyleenoxide gas is beschadigd. De verwachting van Griffith Micro Science is dat het bedrijf "in het slechtste geval" tot maandag 30 oktober buiten bedrijf is. Daarbij geeft Griffith Micro Science aan "op dit moment zijn er gigantische problemen binnen de Nederlandse gezondheidszorg, doordat geplande operaties niet kunnen doorgaan door een gebrek aan specifieke medische hulpmiddelen die alleen in onze afdeling in Zoetermeer kunnen worden gesteriliseerd." Griffith Micro Science vraagt de gemeente Zoetermeer "teneinde dit voor ons zeer prangend probleem te kunnen oplossen (…) toelating te geven vanaf vandaag (24 oktober 1995) tot en met 30 oktober gebruik te kunnen maken van de bestaande emissiepijp (…) om (…) ethyleenocide gas uit de sterilisatiekamers te kunnen verwijderen. Deze emissiepijp, die in de huidige vergunning voorzien is voor ethyleenoxide gas evacuaties in geval van calamiteiten, werd gebruikt voor het emitteren van ethyleenoxide voor de normale productie in de periode 1987 – 1991." Griffith Micro Science geeft ter onderbouwing van het verzoek een berekening van de belasting waaruit volgens de eigen specialist van Griffith Micro Science blijkt voor de concentratie op grondniveau dat "de gevonden ppmwaarde ligt onder de huidige internationale TWA norm van 1,0 ppm" en voor het airco inlet punt firma Van der Spek "ook op dat punt zijn wij duidelijk onder de maximale TWA norm." Griffith Micro Science spreekt tot slot "de wens uit dat u bovengenoemde 129 gegevens ons een gunstig advies kunt geven over de voorgestelde werkcondities."
1995 – Voorlopige voorziening sterilisatie Op 24 oktober 1995 stuurt de gemeente Zoetermeer een brief aan Griffith Laboratories 130 Europe met als onderwerp "voorlopige voorziening sterilisatie". "Naar aanleiding van uw verzoek dat u vanmorgen mondeling kenbaar maakte aan de heer (…) van mijn dienst, en schriftelijk heeft bevestigd in uw fax-bericht van vandaag, bericht ik u het volgende,. Naar aanleiding van de ontploffing van de naverbrandingsinstallatie op 13 oktober 1995, zijn de sterilisatie-werkzaamheden in uw bedrijf afgebroken. In afwachting van een spoedige reparatie 127 128 129
Fax Van der Spek aan gemeente Zoetermeer, d.d. 23 oktober 1995 Fax gemeente Zoetermeer aan Van der Spek, d.d. 23 oktober 1995
Brief d.d. 24 oktober 1995 van Griffith Micro Science aan Gemeente Zoetermeer, onderwerp: Calamiteit verbrandingsinstallatie 130
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe, Onderwerp: Voorlopige voorziening sterilisatie, d.d. 24 oktober 1995
62
van de installatie zouden de sterilisatie-werkzaamheden op donderdag 19 oktober hervat kunnen worden. Deze werkzaamheden blijken echter niet zo spoedig gerealiseerd te kunnen worden als was verwacht. Vanmorgen bleek dat dit herstel nog tot maandag 30 oktober zou kunnen duren. Aangezien u kenbaar heeft gemaakt dat sommige te steriliseren producten een bijzondere voorrang en urgentie behoeven in verband met de behoefte van enkele ziekenhuizen waarvoor deze producten noodzakelijk zijn, verzoekt u om toestemming te verlenen om op beperkte schaal door te kunnen gaan met uw sterilisatie-werkzaamheden. Uit uw verzoek blijkt dat indien de sterilisatie-werkzaamheden in slechts één sterilisatiekamer worden uitgevoerd en dat de evacuatie van ethyleenoxide "traag" plaatsvindt via de bestaande 22 meter hoge emissiepijp, de immissie van ethyleenoxide in het slechtste geval bij de dichtstbijzijnde bebouwing niet meer dan 0,5 ppm zal kunnen bedragen, wat onder de internationale TWA (MAC)-norm is gelegen. De hoogte van de emissiepijp is door de gemeente Zoetermeer in 1987 bepaald op 22 meter, om op deze wijze een aanvaardbare concentratie van ethyleenoxide op leefniveau te bereiken. Overeenkomstig uw verzoek geef ik u hierbij toestemming om tot maandag 30 oktober 1995 door te kunnen gaan met uw sterilisatie-werkzaamheden, vanzelfsprekend onder de condities die u heeft vastgelegd in uw verzoek. In verband met de bezorgdheid van de naast uw bedrijf gesitueerde firma Van der Spek in relatie tot het opslaan van levensmiddelen, heb ik deze toestemming mondeling laten toelichten aan de heer (…), directeur van de firma Van der Spek. Tevens is uw verzoek alsmede mijn antwoord per fax aan de firma Van der Spek gezonden. Ik vertrouw erop u hiermee van dienst te zijn geweest."
1995 – Voorlopige voorziening sterilisatie Op 27 oktober 1995 stuurt Griffith Micro Science een fax aan de gemeente Zoetermeer 131 over de 'voorlopige voorziening sterilisatie'. "Met verwijzing naar de goedkeuring om tot maandag 30 oktober 1995 door te kunnen gaan met onze sterilisatiewerkzaamheden moeten wij nu concluderen dat deze raming om weer terug in bedrijf te zijn via de ontbrandingsinstallatie te optimistisch is geweest. De ontbrandingsinstallatie is op dit moment volledig hersteld en deels getest. Echter, ontbraken op dit moment nog een drietal essentiële beveiligingen, welke door de leveranciers niet voor medio volgende week geleverd en geïnstalleerd kunnen worden. In overleg met de arbeidsinspectie en Krachtwerktuigen is door ons besloten omwille van absolute veiligheid de installatie nog niet in gebruik te stellen. Om deze reden vragen wij u de voorlopige goedkeuring onder de condities zoals vastgelegd in ons schrijven d.d. 24 oktober 1995 ref: HA/bh/1322 te verlengen met een week tot maandag 6 november 1995. De verwachting is dat wij binnen deze tijdspanne en met goedkeuring van alle betrokkenen op een veilige manier de verbandingsinstallatie terug in bedrijf te hebben. Wij zien uw positieve reactie met belangstelling tegemoet."
1995 – Emissies ethyleenoxide Op 14 november 1995 verzendt Griffith Micro Science een brief aan de gemeente 132 Zoetermeer met als onderwerp: 'Emissies ethyleenoxide'. 131
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: voorlopige voorziening sterilisatie, d.d. 27 oktober 1995 132 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissies ethyleenoxide ex Scrubber en incinerator GMS Zoetermeer, d.d. 14 november 1995
63
"Wij verwijzen hierbij naar onze vorige meeting betreffende vastgestelde emissiewaarden voor de scrubber en incinerator in Zoetermeer. 1. Scrubber Uit metingen blijkt dat de in de Hinderwet vastgelegde norm voor de scrubberinstallatie van 3 8 mg/m in de praktijk niet kan worden gehaald. De huidige scrubberopsteiïing blijkt inderdaad geen hogere reductie-efficiëntie te kunnen bereiken dan 75%. Bij een worst case 3 aeratieluchtbelasting van 100 mg/m ethyleenoxide, kunnen wij dus geen betere 3 emissiewaarde bereiken dan 25 mg/m . 3
De totale geëmitteerde hoeveelheid vanuit de aeratieruimte bedraagt per dag : 15.000 m /h 3 x 25 mg/m x 24 h - 9.000 gr 3
Volgens de opgelegde norm mag maximaal per dag worden geëmitteerd : 15.000 m /h x 8 3 mg/m x 24 h - 2.880 gr 2. Incinerator De per dag geëmitteerde hoeveelheid ethyleenoxide via de incinerator wordt als volgt berekend: 3 - Maximale ethyleenoxide-emissie in het rookgas : 2 mg/m . - Totale duur van een ethyleenoxide-evacuatie inclusief twee luchtspoelfasen: 2,5h. - Maximaal aantal evacuaties per dag : 9 3 - Rookgas volumestroom bij een evacuatie : 3.680 m /h. Indien iedere ethyleenoxide-evacuatie separaat optreedt, hebben wij een worst case situatie met een maximale ethyleenoxidehoeveelheid per dag geëmitteerd van: 3.680 nfVh x 2 3 mg/m x 2,5 h x 9 = 165,6 gr 3
Bij de laatste meting die de incineratorcalamiteit voorafging, werd 0,1 mg/m * 3 3 opgetekend of: 3.680 m /h x 0,1 mg/m x 2,5 h x 9 = 8,28 gr * Na de incineratorcalamiteit moet deze waarde opnieuw worden getoetst. 3. Evaluatie Uit de hogervermelde gegevens blijkt dat een zeer sterke daling van de emissiehoeveelheid voor ethyleenoxide in de incinerator een eerder klein effect heeft op de totale emissie op dagbasis. Toch vinden wij dat de gevonden reductie een rol kan meespelen in het rechtvaardigen van een hogere waarde voor de aeratieluchtemissie. 4. Toekomstige reducties op produktieniveau Ons bedrijf heeft zich tot doel gesteld de hoeveelheid ethyleenoxide die vrijkomt in de aeratieruimten te verkleinen. Volgende acties worden ondernomen. - Reductie van de huidige concentratie aan ethyleenoxide in de sterilisatoren van 850 naar 650 mg/l: daling emissiehoeveelheid: 25% - Nieuw stuur- en vacuümpompsysteem installeren dat toelaat meer ethyleenoxide te verwijderen tijdens de luchtspoelcycli in de sterilisator (en dus emissie via de incinerator): geschatte daling emissiehoeveelheid: 10% - Mogelijke plaatsing van ontgassingscellen voor produkten die zwaar met ethyleenoxide belast zijn: geschatte daling emissiehoeveelheid: 20%. Als realisatietermijn wordt 2 jaar vooropgesteld.
64
5. Toekomstig emissiesvsteem aeratielucht Als alternatief voor het scrubbersysteem wordt momenteel op de markt het catalytisch verbrandingssysteem aangeboden. De fabrikanten claimen dat deze techniek de emissie kan 3 beperken tot 5 mg/m . Een kosten-baten studie uitgevoerd voor de installatie van een dergelijk systeem in onze vestiging in Zoetermeer, laat blijken dat dit de financi ële rentabiliteit uitermate negatief zal beïnvloeden (zie document in bijlage 'Financial impact of investing in catalytic convertor"). In de huidige omstandigheden kan de bedrijfsleiding dergelijke investering niet verantwoorden. Geopteerd werd om het huidige scrubbersysteem door een nieuw specialistenteam te laten evalueren en na te gaan hoe de reductie-efficiëntie van 75 tot 85 a 90% kan worden verhoogd. De resultaten van deze studie worden verwacht in december. Wij zullen eventuele voorstellen zo vlug mogelijk met u bespreken. Onafhankelijk hiervan heeft onze Belgische vestiging de ingenieursgroep Indu-Tec de opdracht gegeven alternatieve emissiecontroletechnoiogieën te onderzoeken. De titel van het project luidt: "Feasibility of a membrane system for ethylene oxide recovery". 6. Vraagstelling Verwijzend naar bovenvermelde gegevens willen wij u vragen om de huidige 3 emissienorm voor het scrubbergedeelte te brengen op 25 mg/m , onder voorwaarde dat deze norm op jaarbasis wordt herzien en waarbij de nieuwe ontwikkelingen in de normstelling worden geïncorporeerd."
1995 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 5 december vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 05-12-1995 was en de uitvoering d.d. 0512-1995. Het resultaat is een bezoekbevestigingsbrief. Het verslag van de controle bevat 133 geen aantekeningen.
1995 – Milieucontrole Storkstraat 8-10 te Zoetermeer Op 12 december stuurt de gemeente Zoetermeer een brief aan Griffith Laboratories Europe B.V. inzake de milieucontrole op 5 december 1995. In deze brief geeft de gemeente aan dat Griffith op 14 november 1995 een verzoek om verandering van een voorschrift van de milieuvergunning heeft ingediend. Dit verzoek is dan in behandeling. Er wordt verwezen naar de brief van 19 mei 1995 en de ondernomen actie op de opslag van gasflessen. Met betrekking tot de explosie van de naverbrandingsinstallatie op 13 oktober 1995, wordt gemeld dat Griffith heeft aangegeven dat de installatie is hersteld en aangepast aan de strenge veiligheidseisen. In de brief geeft de gemeente aan door Griffith te zijn beloofd een keuringsdocument van de installatie te ontvangen. “ Voorts is gebleken dat de inrichting in werking is overeenkomstig de verleende vergunning en nagenoeg ongewijzigd is ten opzichte van de laatste milieucontrole”. In de brief staat verder:” De in de inrichting ontstane gevaarlijke afvalstoffen, zoals afgewerkte olie en restchemicaliën, worden op de juiste wijze afgevoerd, zoals in mijn brief van 19 mei 1995 134 is weergegeven.”
1996 – Hinderwetvergunning 133
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 2 februari 1995, volgnummer 1957 Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Laboratories Europe B.V. d.d. 12 december 1995, Onderwerp: milieucontrole Storkstraat 8-10 te Zoetermeer 134
65
Op 29 januari 1996 stuurt Griffith Micro Science een brief aan de gemeente Zoetermeer 135 over de hinderwetvergunning. 1- Wijziging emissienorm Onze huidige Hinderwetgeving voorziet voor de lucht geëmitteerd uit de nabe3 handelingsruimte een maximale ethyleenoxideconcentratie van 8 mg/m . Bij een (in de 3 Hinderwet opgegeven) volumestroom van 20.000 m /h geeft dat een maximale vracht van 160 gr ethyleenoxide per uur. In November 1993 was de wasinstallatie (scrubber) voor de reiniging van de lucht uit de nabehandelingsruimten operationeel. De norm van 8 3 mg/m was gebaseerd op gegevens verkregen vanuit een pilot plant scrubber opstelling. Vrij snel na de opstart, bleek dat de industriële opstelling in Zoetermeer de opgelegde norm overschreed. Over een periode van twee jaar werden door de fabrikant wijzigingen in de operationele voorschriften voorgesteld zonder dat echter een merkelijke verbetering van de gevonden emissieconcentraties optrad. Wij vragen u dan ook om een aanpassing van de 3 3 huidige 8 mg/m naar 25 mg/m ons baserend op volgende gegevens. 1.1. Voorstelling firma Griffith Micro Science Griffith Micro Science is wereldwijd marktleider op het gebied van ethyleenoxide contractsterilisatie van medische hulpmiddelen. Onze klanten zijn eersterangsleveranciers aan ziekenhuizen op wereldvlak zoals Baxter Healthcare, Medtronic, Alcon, Smith & Nephew, Gambro, Fre-senius, Becton Dickinson, enz. In Europa heeft Griffith Micro Science sterilisatieafdelingen in 5 landen en in Noord-Amerika, 12 vestigingen. De omzet in 1995 bedroeg 50 miljoen US dollar, waarvan de helft werd gerealiseerd in onze Europese vestigingen. Alle Griffith Micro Science afdelingen hebben het ISO 9000 certificaat behaald en de Europese vestigingen voldoen aan de nieuwe Europese werkingsstandaard EN550. Daarbovenop worden onze vestigingen regelmatig geaudit door FDA en DOH (respectievelijk de Amerikaanse en Engelse gezondheidsinspecties). De sterilisatietechniek met ethyleenoxide is momenteel voor zeer veel levensnoodzakelijke medische hulpmiddelen de enige juiste en toepasbare sterilisatiemethode. Dit is in hoofdzaak te wijten aan de fysische en chemische eigenschappen van de kunststof componenten die in deze medische hulpmiddelen worden gebruikt en die geen andere sterilisatiemethode (stoom, gamma, bèta-bestraling) verdragen. Het onmogelijk maken van ethyleenoxidesterilisatie zou katastrofaie gevolgen hebben voor de gezondheidszorg in het algemeen. De impact van een mogelijk stilleggen van onze vestiging in Zoetermeer op de Nederlandse gezondheidszorg wordt als volgt verduidelijkt. Rond 1985 werden in Nederland de veiligheids- en milieueisen voor het gebruik en omgaan met ethyleenoxide als sterilisatiemedium sterk aangescherpt. Dit had tot gevolg dat ziekenhuizen en industrie gedwongen werden door arbeidsinspectie en/of milieudienst hun sterilisatie-unit te sluiten, daar herinvestering onder de geldende eisen en de bezuinigingsdruk te duur werd. Hierdoor ontstond een omschakeling van sterilisatie in eigen beheer naar contractsterilisatie door de professionele industrie zoals Griffith Micro Science. Vanuit overheid/RiVM adviseerde men ziekenhuizen dit uit te besteden bij Griffith Micro Science. In samenwerking met de Hoofdinspectie Volksgezondheid en het RIVM is een protocol ontwikkeld voor uitbesteding ziekenhuizen. Daarnaast zijn een aantal logistieke bedrijven ontstaan die het transport tussen ziekenhuizen en Griffith Micro Science zijn gaan verzorgen. Dit heeft ertoe geleid dat op dit moment 70% van alle ziekenhuizen in Nederland hun instrumenten bij Griffith Micro Science uitbesteden voor sterilisatie. Een gevolg hiervan 135
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Hinderwetvergunning HW 16/1993 – Griffith Micro Science Zoetermeer: 1. Aanvraag tot wijziging emissienorm voor de nabehandelingsruimte, 2. Aanvraag plaatsing tank voor opslag vloeibare stikstof, d.d. 29 januari 1996
66
was dat twee jaar geleden de Hoofdinspectie Volksgezondheid eiste een backup draaiboek te ontwikkelen met ons bedrijf in België, zodat bij calamiteiten in ons bedrijf in Nederland de operaties in ziekenhuizen normaal door konden gaan en de Volksgezondheid zo niet in gevaar zou kunnen komen. Ook vanuit de Nederlandse medische industrie ontstond dezelfde ontwikkelingsstroom. Vandaag de dag is de totale Nederlandse medische industrie met hun sterilisatie afhankelijk van onze dienstbetrekking. Daarnaast is de verwachting dat de laatste vijf ethyleenoxidesterilisatoren, verdeeld over enkele ziekenhuizen in Nederland, binnen vijf jaar gesloten gaan worden, waardoor Griffith Micro Science BV het enig overgebleven contractsterilisatiebedrijf wordt, waar ziekenhuizen en industrie hun sterilisatie met ethyleenoxide gecentraliseerd hebben. 1.2. Beschrijving van het sterilisatieproces 1.2.0 Evacueren van de lucht uit de sterilisatiekamer d.m.v. de in de pomp kamer opgestelde vacuümpomp. 1.2.1 Automatische lektest van de sterilisatiekamer. Indien er een lekkage vastgesteld wordt, wordt het proces afgebroken en alarm gegeven. 1.2.2 Indien er tijdens de lektest geen lekkages worden vastgesteld, wordt het steriliseergas (ethyleenoxide), in de sterilisatiekamer gedoseerd. Het steriliseergas is opgeslagen in tanks die zich in de "opslag sterilisatiegas", buiten het gebouw, bevinden. 1.2.3 Nadat de juiste hoeveelheid steriliseergas in de sterilisatiekamer gedoseerd is, gaat de sterilisatietijd in. Gedurende deze tijd werkt het gas op de goederen in. 1.2.4 Na afloop van de sterilisatietijd wordt het gas uit de sterilisatiekamer geëvacueerd d.m.v. de in de pompkamer opgestelde vacuümpomp. Het geëvacueerde ethyleenoxidegas wordt in de naverbrandingsinstallatie verbrand. 1.2.5 Nadat alle gas uit de sterilisatiekamer is verwijderd, wordt omge vingslucht in de sterilisatiekamer gelaten. 1.2.6 Wanneer in de sterilisatiekamer weer atmosferische druk heerst, kunnen de deuren geopend worden. Het openen van de deuren van de sterilisatiekamer heeft tot gevolg dat de met de sterilisatiekamer verbonden afzuiginstallatie in werking gesteld wordt. 1.3. Evolutie van het emissiecontrolegebeuren bij Griffith Micro Science, Zoetermeer 1.3.1 In oktober 1986 werd door Griffith Micro Science het pand in de Storkstraat in gebruik genomen met twee sterilisatoren en een nabehandelingskamer. Om de emissie op het grondniveau aanvaardbaar te houden, werd bij de inbedrijfname een emissiepijp van 20m hoogte geïnstalleerd waarlangs het ethyleenoxide komende van de sterilisatoren werd geloosd. De hoogte van de pijp werd bepaald na advies van de bevoegde technische instanties in Nederland. De naar de atmosfeer toe geloosde hoeveelheid ethyleenoxide per dag werd geraamd op gemiddeld 160 kg (inclusief de hoeveelheid uit de nabehandelingskamer van 10 kg per dag). 1.3.2 In de loop van 1990 werd een derde sterilisator bijgeplaatst en werd een tweede nabehandelingsruimte in gebruik genomen. De dagelijks geëmitteerde hoeveelheden ethyleenoxide liepen toen op tot 240 kg uit de sterilisatoren en 20 kg uit de nabehandelingsruimten. Overleg werd gepleegd met het Gemeentebestuur en de Milieuinspectie en er werd besloten tot het installeren van een naverbrandingsinstallatie voor het ethyleenoxide komende uit de sterilisatoren. 1.3.3. In juni 1991 werd de naverbrander in bedrijf genomen en na een inloopperiode werd bewezen dat de concentratie aan ethyleenoxide in het rookgas was gereduceerd tot 2 mg/m3
67
Dit reduceerde de hoeveelheid geëmitteerd gas uit de sterilisatoren tot 165 gr/dag of een reductie van 99,93%. Het geheel vergde van Griffith Micro Science een investering van Dfi. 350.000 met een extra jaarlijkse operationele kost van Dfl. 100,000. De hoeveelheid ethyleenoxide geëmitteerd vanuit de sterilisatoren werd hierdoor verwaarloosbaar klein ten opzichte van de 20 kg die op dagbasis werd geëmitteerd vanuit de nabehandelingsruimte. 1.3.4. Toen in 1992 werd besloten een derde nabehandelingsruimte in gebruik te nemen, werd vanwege de Milieuinspectie en het Gemeentebestuur gevraagd ook de emissieconcentratie in de uitstoot van de nabehandelingsruimten te verlagen. Onmiddellijk werd van start gegaan met het opzetten van een proefproject om na te gaan in hoeverre een wasinstallatie de afgeblazen lucht kon reinigen van exthyleenoxide. Na een testperiode van een half jaar werd 8 mg/m3 als haalbaar voorop gezet. De industriële installatie was in november 1993 bedrijfsklaar en moest ons toelaten de hoeveelheid ethyleenoxide 3 3 vanuit de nabehandelingsruimte te reduceren tot 15.000 m /h x 8 mg/m x 24 h = 3 kg/dag. Ten opzichte van de vroegere 20 kg betekende dit een reductie van 85%. In de praktijk 3 3 werd de 8 mg/m niet gehaald en bieek de 25 mg/m de beste reductie bij een worst case 3 belasting van 100 mg/m ethyleen-oxide in de lucht van de nabehandelingsruimte. De s 3 actuele geëmitteerde dagelijkse hoeveelheid bedraagt dus: 15.000 m /h x 25 mg/m x 24h = 9 kg Ten opzichte van de startwaarde van 20 kg is dit een reductie van 55%. De investering voor deze scrubber bedroeg Dfl 250.000 met een extra jaarlijkse operationele kost van Dfl 90.000. 1.3.5. Samenvatting Met een investering van in totaal Dfl 600.000 en een jaarlijkse werkingskost van Dfl 190.000 is Griffith Micro Science Zoetermeer erin geslaagd om de gezamelijke ethyleenoxidevracht geëmitteerd naar de atmosfeer te reduceren met 96,25%. 99,93% voor wat betreft sterilisatie-emissies 55% voor wat betreft nabehandelingsruimte-emissies. In absolute termen betekent dit dat er nu gemiddeld 375 gr per uur ethyleenoxide naar de atmosfeer wordt geëmitteerd (hoogte emissiepunt is 12 m boven grondniveau) tegenover 10.000 gr/uur in 1990. 1.4. Alternatief emissiecontrolesvsteem voor nabehandelinqslucht Als alternatief voor het scrubbersysteem wordt momenteel op de markt het catalytisch verbrandingssysteem aangeboden. De fabrikanten claimen dat deze techniek de emissie 3 kan beperken tot 5 mg/m . Een kosten-batenstudie uitgevoerd voor de installatie van een dergelijk systeem in onze vestiging in Zoetermeer, laat blijken dat dit de financiële rentabiliteit uitermate negatief zal beïnvloeden (zie document in bijlage 'Financial impact of investing in catalytic convertor"). In de huidige omstandigheden kan de bedrijfsleiding dergelijke investering niet verantwoorden en vinden wij dat het geïnstalleerde scrubber systeem voldoet aan het ALARA beginsel. Geopteerd werd om het huidige scrubbersysteem door een nieuw specialistenteam te laten evalueren en na te gaan hoe de reductie-efficiëntie van 75 tot 85 a 90% kan worden verhoogd. De resultaten van deze studie worden verwacht in maart 1996. Wij zullen eventuele voorstellen zo vlug mogelijk met u bespreken. Onafhankelijk hiervan heeft onze Belgische vestiging de ingenieursgroep induTec de opdracht gegeven alternatieve emissiecontroletechnoiogieën te onderzoeken. De titel van het project luidt: "Feasibility of a membrane system for ethylene oxide recovery". 1.5. Vergelijking van normen in andere landen
68
Maximale emissie aan ethyleenoxide in mg/m3 Uitstoot sterilisatoren
Uitstoot aeratieruimte
België
5
geen norm
Duitsland
5
5 (*)
Frankrijk
geen norm
geen norm
Engeland
geen norm
geen norm
5
geen norm
Denemarken
(*)
Enkel in de deelstaat Hessen; in de ander deelstaten is er geen norm van kracht.
Uit de tabel valt op te maken dat Nederland de strengste norm in Europa hanteert wat 3 betreft de uitstoot sterilisatoren (2 mg/m ). De komende drie jaren wordt in geen der vermelde landen een wijziging verwacht in de normstelling, noch wordt er voorzien om een norm voor nabehandelingsruimten in te voeren. 1.6. Toekomstige reducties op produktieniveau in de vestiging in Zoetermeer Ons bedrijf heeft zich tot doel gesteld de hoeveelheid ethyleenoxide die vrijkomt in de aeratieruimten te verkleinen. Volgende acties worden ondernomen. Reductie van de huidige concentratie aan ethyieenoxide in de sterili-satoren van 850 naar 650 mg/l: daling emissiehoeveeiheid : 25%. Nieuw stuur- en vacuümpompsysteem installeren dat toelaat meer ethyleenoxide te verwijderen tijdens de luchtspoelcycii in de sterilisa-tor (en dus emissie via de incinerator): geschatte daling emissiehoeveelheid; 10%. Mogelijke plaatsing van ontgassingscellen voor produkten die zwaar met ethyleenoxide belast zijn: geschatte daling emissiehoeveelheid : 20%. Als realisatietermijn wordt 2 jaar vooropgesteld. 1.7. Besluit Verwijzend naar de gegevens in dit dossier en het comitment dat Griffith Micro Science maakt om op termijn een verdere reductie van de hoeveelheid geëmitteerd ethyleenoxidegas te verwezenlijken, hopen wij op een gunstig advies om de emissienorm voor de wasinstallatie 3 te brengen op 25 mg/m (jaarlijks herzienbaar). 2. Plaatsing opslagtank vloeibare stikstof Recent werd de bestaande naverbrandingsinstaliatie uitgerust met extra veiligheidsvoorzieningen. Een van deze mechanismen bestaat uit het continu doseren van stikstofgas aan de ethyleenoxidegasstroom om een minimale gasstromingssnelheid te garanderen. Daar het stikstofverbruik relatief groot is, werd geopteerd voor het installeren van Een andere reden om het bedrijf van dergelijke capaciteit stikstof te voorzien, is dat in de loop van dit jaar voor de sterilisator T een ander sturingssysteem in bedrijf wordt genomen dat toelaat menggascycli te draaien voor ethyleenoxide en stikstof. In dergelijke cycli is het gasmengsel
69
niet-explosief in tegenstelling tot de huidige cycli met zuiver ethyleenoxide. De fysische gegevens van de tank alsmede een voorstel tot plaatsing vindt U in annex l. Hopende op een gunstig advies, verblijven wij"
1996 – Emissiemetingen incinerator en aeratieruimte scrubber Op 1 juli 1996 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode april – juni 136 1996 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers, werd gedurende 2 x 15 minuten een hoeveelheid gekoeld verbrandingsgas op aktiefkool aangerijkt. De 3 emissiewaarde aan ethyleenoxide bedroeg 4,75 mg/m . De emissie voldoet hiermee aan 3 de maximale eis van 5 mg/m ." 3
Scrubber: "De emissie aan de scrubberuitgang bedroeg 27 mg/m en dit bij een ingangs3 concentratie van 117 mg/m , wat neerkomt op een reductie van 77%."
1996– Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 19 augustus vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 19-09-1996 was en de uitvoering d.d. 19-09-1996. Het resultaat is een dwangsomwaarschuwing. Het verslag van de controle 137 bevat geen aantekeningen.
1996 – Emissiemetingen incinerator en aeratieruimte scrubber Op 30 september 1996 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 138 juli – september 1996 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers, werd gedurende 1 x 15 minuten een hoeveelheid gekoeld verbrandingsgas op aktiefkool aan-gerijkt. De 3 emissiewaarde aan ethyleenoxide bedroeg 2,1 mg/m . De emissie voldoet hiermee aan de 3 maximale eis van 5 mg/m ." 3
Scrubber: "De emissie aan de scrubberuitgang bedroeg 5,7 mg/m en voldoet hierbij aan de 3 opgelegde norm van 8 mg/m ."
1996– Milieucontrole Op 9 oktober 1996 stuurt de gemeente Zoetermeer een brief naar Griffith Micro Science. De brief wordt gestuurd naar aanleiding van de controles bij Griffith ingevolge de Wet Milieubheer op 19 september en 8 oktober. Op 3 augustus 1993 is een vergunning verleend voor een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet voor de sterilisatie-inrichting met door elektromoteren gedreven werktuigen en 136
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen Zoetermeer: Objecten: incinerator en aeratieruimte scrubber, d.d. 1 juli 1996 137
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 2 19 augustus1996, volgnummer 2760 138
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen Zoetermeer: Objecten: incinerator en aeratieruimte scrubber, d.d. 30 september 1996
70
installaties in (op) het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer. Tijdens de controle is gebleken dat aan de vergunning verbonden voorschriften wordt voldaan. De diverse soorten afvalstromen worden door erkende vergunninghouders ingezameld. Het bedrijf voldoet hiermee aan de Provinciale Milieu Verordening. Er wordt verwezen naar de door het bedrijf op 1 februari 1996 aangevraagde vergunning voor onder andere de wijziging van emissievoorschriften van de ethyleenoxide-gasstroom uit de scrubber. Uit het schrijven van Griffith van 30 september 1996 kan worden opgemaakt dat uit recente metingen is gebleken dat thans aan de gestelde emissie-voorwaarden wordt voldaan. De verlaging van de uitgeblazen concentratie ethyleenoxide wordt veroorzaakt door meerdere factoren zoals: een recent gereinigde scrubber, vernieuwing van het zwavelzuur in de scrubber etc. In overleg met Griffith is besloten om de resultaten en rendementen van de scrubber regelmatig te onderzoeken, bij voorkeur maandelijks. Op deze wijze kan inzichtelijk worden gemaakt of bij een hogere schoonmaakfrequentie van de scrubber en regelmatige vervanging van het zwavelzuur de gestelde emissie-eisen structureel kunnen worden onderschreden. Naar aanleiding van het bovengemelde kan in samenspraak met de afdeling Milieu van de gemeente Zoetermeer worden overwogen om over te gaan tot intrekking van de lopende vergunningsprocedure, voor wat betreft de verandering van de voorgeschreven 139 emissie-eisen met betrekking tot de uitstoot van ethyleenoxide.
1997 – Scrubberemissiemetingen Op 17 april 1997 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 140 november 1996 – maart 1997 aan de gemeente Zoetermeer. "Hieronder zijn de gevonden emissiewaarden aan de scrubberuitgang weergegeven en 3 uitgedrukt in mg/m . November: Januari: Februari: Maart:
28,5 51,3 24,1 31,5 3
De opgelegde norm van 8 mg/m wordt dus niet gehaald. De voorgestelde wijzigingen aan de scrubber om de werkingsgraad te verhogen, zijn door omstandigheden (buiten controle van Griffith Micro Science) nog niet gerealiseerd. De nieuwe target date is juni van dit jaar." Over de maand december zijn geen metingen opgenomen in het dossier.
1997 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 8 juli vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 08-07-1997 was en de uitvoering d.d. 0807-1997. Het resultaat is een bezoekbevestigingsbrief. Het verslag van de controle bevat 141 geen aantekeningen.
139
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Science d.d. 9 oktober 1996, Onderwerp: milieucontrole 140
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: maandelijkse scrubberemissiemetingen periode: november 1996 – maart 1997, d.d. 17 april 1997 141
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 8 juli 1997, volgnummer 3175
71
Op 9 juli ontvangt Griffith een brief naar aanleiding van deze controle. In deze brief staat: “ in enkele voorschriften is gesteld dat de emissie van ethyleenoxide uit de naverbrandingsinstallatie niet meer mag bedragen dan 2 miligram per kubieke meter gereinigde lucht. Deze waarde blijkt structureel niet te worden overschreden. De toegestane emissie van ethyleenoxide uit de wasinstallatie bedraagt 8 miligram per kubieke meter gereinigde lucht. Deze waarde blijkt in de praktijk niet realiseerbaar te zijn. U heeft door het uitvoeren van periodieke metingen aangegeven dat de waarde circa 30 miligram per kubieke meter gereinigde lucht blijkt te bedragen. Deze overschrijding is mede het gevolg van het nog niet realiseren van wijzigingen aan de werkingsgraad van de wasinstallatie. Gelet op de ligging van het emissiepunt van de wasinstallatie en de geringe vracht aan ethyleenoxide lijkt het mij niet redelijk om stringent handhavend op te treden. Ik hoop op een spoedige aanpassing van de wasinstallatie, om zodoende de 142 emissie te verminderen.”
1997 – Scrubberemissiemetingen Op 26 september 1997 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 143 april 1997 – september 1997 aan de gemeente Zoetermeer. "Hieronder zijn de gevonden emissiewaarden aan de scrubberuitgang weergegeven en 3 uitgedrukt in mg/m . April: Juli: Augustus: September:
84,5 169,7 71 26,7
Het reductiepercentage t.o.v. inkomende stroom ligt tussen 50 - 75%. De voorgenomen wijzigingen aan de scrubber worden begin oktober gerealiseerd en wij stellen voor een meeting met u te beleggen van zodra de eerste resultaten bekend zijn."
1997 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 27 november vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 27-11-1997 was en de uitvoering d.d. 27-11-1997. Het resultaat is een bezoekbevestigingsbrief. Het verslag van de controle 144 bevat geen aantekeningen.
1997 – Bespreking inzake emissiebeperking ethyleenoxide Op 3 december verstuurt de gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Science een brief naar aanleiding van een bespreking op 27 november. Deze bespreking ging over de stand van zaken in het bedrijf met betrekking tot de emmisiebeperking van ethyleenoxyde. Naar aanleiding van het gesprek berichten de gemeente het volgende: I. NALEVEN VOORSCHRIFTEN MILIEUVERGUNNING 142
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Sciende N.V. d.d. 9 juli 1997, Onderwerp: milieucontrole Storkstraat 8-10 te Zoetermeer 143
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: maandelijkse scrubberemissiemetingen periode: april 1997 – september 1997, d.d. 26 september 1997 144
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 27 november 1997, volgnummer 3460
72
Tijdens het bezoek is vastgesteld dat de volgende voorschriften van de van kracht zijnde milieuvergunning van 3 augustus 1993 (HW 16/1993} onvoldoende worden nageleefd: Voorschrift 3.3 en 3.11 Tekortkoming3
Uit diverse metingen is gebleken dat de norm van 8 mg/m wordt overschreden/ De resultaten van emissiemetingen uit de naverbrandinginstallatie worden niet eens per kwartaal aan ons overgelegd. ad naleven voorschrift 3.3 Momenteel zijn bij ons de volgende periode maart 95 - mei 95 periode juni 95 - augustus 95 periode juli 96 - september 96 periode november 96 - maart 97 periode april 97 - september 97
meetresultaten bekend: 3 meting 3 mg/m 3 meting 23 mg/m 3 meting 6 mg/m 3 range ca. 25 - 50 mg/m 3 range ca, 25 -170 mg/m
Na september 1997 zijn geen verdere meetgegevens gerapporteerd. Naar uw mededeling liggen de metingen momenteel, na aan de scrubber doorgevoerde 3 3 wijzigingen, op een niveau van 20-30 mg/m . Dit impliceert dat de norm van 8 mg/m bij voortduring wordt overschreden . Bij brief van 29/1/96 heeft u aangegeven dat u als interne doelstelling hanteert het verhogen van de reductie efficiëntie van de scrubber van ca. 55 % tot 85-90 %. Binnen 2 jaar na datum van bovengenoemde brief zouden de volgende acties worden ondernomen: . reductie concentratie ethyleenoxyde in de sterilisatoren van 850 naar 650 mg/1; . nieuw stuur- en vacuümpompsysteem; . mogelijke plaatsing van ontgassingscellen. Tot op heden zijn deze aanpassingen niet verricht. Wij verzoeken u ons binnen de gestelde termijn te berichten binnen welke termijn de genoemde aanpassingen zullen worden gerealiseerd. ad naleven voorschrift 3.11 De laatste meting van de emissie van ethyleenoxyde uit de naverbrandingsinstallatie dateert uit de periode juli-september 1996. De gevonden 3 3. waarde van 2,1 mg/m onderschrijdt de norm van 2 mg/ m Nadien zijn aan ons geen meetgegevens overgelegd. III.
AFSPRAKEN/TERMIJNEN
Gelet op het voorgaande vragen wij u om:
73
- binnen 2 weken na datum van verzending van deze brief ons op de hoogte testellen van de door u te verrichten aanpassingen aan de scrubber-installatie, zoals verwoord in uw schrijven dd 29/1/96 (kenmerk HA/br/13856) ; - vanaf heden consequent eens per kwartaal de emmissiemetingen uit de naverbrandingsinstallatie aan ons te rapporteren; wij verzoeken u tevens ons te informeren over het hierbij door u te hanteren meetprotocol; - binnen 2 weken na datum van verzending van deze brief de meetgegevens van deemissiemetingen uit de naverbrandingsinstallatie over het derde kwartaal 1997 bij ons 145 in te dienen.
1997 – Milieuvergunning GMS Zoetermeer HW 16/1993 Op 19 december 1997 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 146 oktober 1997 – december 1997 aan de gemeente Zoetermeer. Ten aanzien van de naverbrandingsinstallatie (meetperiode oktober - december 1997) wordt aangegeven: "Tijdens ethyleenoxide-evacuaties uit de sterilisatiekamers werd een hoeveelheid gekoeld verbrandingsgas op aktiefkool geabsorbeerd en gaschromatografisch 3 geanalyseerd. De emissiewaarde bedroeg 4,7 mg/m en ligt hiermee onder de maximum3 waarde van 5 mg/m . Wij zullen controleren dat Zoetermeer ieder kwartaal metingen aan de na-verbrandingsinstallatie doorvoert. Het meetprotocol wordt u afzonderlijk toegestuurd." Ten aanzien van de aeratiescrubber (october - december 1997) wordt aangeven: "De gevonden 3 emissiewaarden aan de scrubberuitgang in mg/m zijn als volgt: Oktober: 24 November: 21 December: 18 3
Ook al is de norm van 8 mg/m nog overschreden, toch stellen wij een duidelijke verlaging 3 vast van de geëmitteerde hoeveelheid t.o.v. de vorige meetperiode (25-170 mg/m ). In het recente verleden werden door de fabrikant van de scrubber andere ejectorsproeikoppen geïnstalleerd om na te gaan of de scrubber efficiëntie hiermede kon worden verhoogd. Momenteel hebben wij een reductie-efficiëntie van 70%. Onze uiteindelijke doelstelling (indien het bestaande concept het toelaat) is 85-90%. Wij stellen dan ook voor om in 1998 verder met de fabrikant te werken aan de optimalisatie van het bestaande systeem. Alternatieven De door Indutech uitgevoerde studie bracht naar voor dat membraanultrafiltratie/recovery enkel toepasbaar is op hoge concentratie laag volumestromen (zoals uit onze sterilisatoren), maar niet bruikbaar is voor onze aeratielucht. Katalytische naverbranders zijn onlangs in een slecht daglicht komen te staan door verscheidene explosies die zijn gebeurd in de Verenigde Staten. Bovendien zijn ze op het gebied van energiekosten en kapitaalinvestering niet economisch draagbaar voor onze vestiging in Zoetermeer. Zoals vermeld, wordt volgend jaar in ons moederbedrijf in de VS een project gestart om aeratiescrubbertechnieken verder te onderzoeken om een alternatief te vinden voor de katalytische systemen. Aanpassen produktiemethodes om aeratie-emissie te verminderen 145
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Science d.d. 3 december 1997, onderwerp: Bespreking inzake emissiebeperking ethyleenoxide 146
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: milieuvergunning GMS Zoetermeer HW 16/1993, d.d. 19 december 1997
74
Momenteel zijn in Zoetermeer de sterilisatiecycli 1 en 4, die 50-60% van de routine sterilisaties uitmaken, in ethyleenoxideconcentratie gereduceerd van 850 naar 600 mg/l, zodat de emissie vanuit de aeratieruimte met minimum 15% moet afnemen. Er wordt verder aan gewerkt om de concentratie voor de andere cycli te doen dalen en/of de contacttijd met het ethyleenoxidegas te verkorten, waardoor tevens minder gas in de medische produkten kan worden geabsorbeerd. Wij stellen voor in januari 1999 een update te geven van hoe deze objectieven geëvolueerd zijn. Nieuwe stuur- en vacuümsystemen: In de loop van 1997 werd voor de sterilisatielijn T de Sihi-watering vacuümpomp vervangen door een Busch rotary-vane vacuümpomp. Tevens werd een separaat Antares stuursysteem op deze sterilisatielijn geïnstalleerd wat ons zal toelaten nieuwe cycli te ontwikkelen met een optimalere "in-cyclus" ontgassing. Qntgassingscellen Momenteel zijn in Zoetermeer geen klanten meer aanwezig die zware PVC-kits hebben die zeer veel ethyleenoxide absorberen en dit tijdens de aeratie-fase weer vrijgeven. Hiermee is de noodzaak verdwenen om ontgassings-cellen te bouwen. Indien deze produkten opnieuw zouden worden aangeboden, zullen wij opnieuw de mogelijke implementatie evalueren. Algemeen Zoals in Zoetermeer besproken, is het de bedoeling een bedrijfsintern milieusysteem te implementeren tegen eind 1998 en dit houdt in dat Griffith Micro Science er voortdurend op zal toezien om, waar mogelijk, de afvalstromen te reduceren en dit met de meest kostengunstige technologiën."
1998 – Emissiemetingen Op 24 april 1998 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode januari – 147 maart 1998 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties met de sterilisatiekamers werd een hoeveelheid gekoeld verbrandingsgas op aktiefkool aangerijkt. De emissiewaarde aan ethyleenoxide bedroeg 4,8 3 3 mg/m (meting maart). De emissie voldoet aan de maximale eis van 5 mg/m ." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: Januari: 16 mg/m3 Februari: 13 mg/m3 Maart: 12 mg/m3 Dit bij een normstelling van 8 mg/m3." 1998 – Emissiemetingen Op 10 augustus 1998 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 148 april – juni 1998 aan de gemeente Zoetermeer.
147
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en aeratieruimte scrubber, d.d. 24 april 1998 148 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en aeratieruimte scrubber, d.d. 10 augustus 1998
75
Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers werd een hoeveelheid gekoeld verbrandingsgas op aktiefkool aangerijkt. De emissiewaarde aan ethyleenoxide bedroeg 4,3 3 mg/m (meting juli)." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: April: 13 mg/m3 Mei: 12 mg/m3 Juni: 14 mg/m3 Dit bij een normstelling van 8 mg/m3."
1998 – Emissiemetingen Op 30 november 1998 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de juli – 149 september 1998 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan 3 ethyleenoxide 3 mg/m ." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: Juli: 24 mg/m3 Augustus: 23 mg/m3 September: 18 mg/m3 Dit bij een normstelling van 8 mg/m3."
1998 – Milieu-inspectie Op 4 november 1998 stuurt Griffith Micro Science een brief aan de gemeente Zoetermeer waarin Grifftih de gemeente Zoetermeer wil "voorstellen de inspectie door te voeren op 150 donderdag 10 december aanstaande." 1998 – Rapportage milieucontrole Op 10 december 1998 vindt een bespreking plaats tussen Griffith en de gemeente Zoetermeer over de milieucontrole van 10 december 1998. De resultaten van de milieucontrole zijn opgenomen in een brief. De brief ontbreekt in het dossier. Hieronder 151 het verslag van de bespreking : "Rapportage milieucontrole Griffith Adres: Storkstraat 8-10 Datum: 10 december 1998 149
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en aeratieruimte scrubber, d.d. 30 november 1998 150 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: milieu-inspectie, d.d. 4 november 1998 151 Gemeente Zoetermeer, Rapportage milieucontrole, d.d. 10 december 1998
76
Aanwezig: (…) Inrichting voor het ontsmetten met ethyleenoxide. Resultaten zie brief. Vergunningplichtig, vergunning uit 3 augustus 1993 Melding 8.19 van l oktober 93. Redelijk actuele voorschriften. Toekomstige ontwikkelingen doorgesproken, heeft betrekking op scrubber, zie brief. Vraag blijft of de emissie-eisen in vergunning moeten worden aangepast. Voorschriften vergunning: 1, goed geregeld, regelmatige controle door Brandweer. 2. CV-ruimte en CV worden regelmatig nagekeken, (staan echter niet vaak aan in verband met warmteterugwinning uit naverbrander) 3. Daar gaat het om! De naverbrander voldoet goed omdat "voldoende" ETO wordt aangeboden. Met bijmenging van een geringe hoeveelheid aardgas brandt dit uitstekend. Derhalve wordt de norm gehaald. Regelmatige (maandelijkse) metingen wijzen dit uit. De emissie van de eto uit de nabehandelingsruimten is te hoog. Als er bijzonder veel aardgas wordt bijgemengd, zou dit kunnen worden verbrand. Dit kost zodanig veel muntjes, dat dit redelijkerwijs niet af te dwingen is. Nu gaat de (geringere) hoeveelheid uit de nabehandelingsruimte door een schrubber in tegenstroom met zwavelzuur. De norm van 8 mg/m3 wordt hierbij niet gehaald. Zie de rapportage van het afgelopen kwartaal. In absolute zin is dit niet echt een natuurramp. Thans wordt geprobeerd om door andere leidingafmetingen de verblijftijd van het zuur te vergroten. De resultaten hiervan bereiken ons in het eerste kwartaal '99. Afwachten. 4. Computergestuurde lektesten en beveiligingen. 5. Geen enkele aanleiding tot twijfel. 6. Geen apparatuur opengeschroefd. 7. Het tot ethyleenglycol verzadigde zwavelzuur wordt als gevaarlijk afval afgevoerd door Booy-clean. Overige gaat netjes weg. 8. Heel veel en voldoende blussers aanwezig. Regelmatige controles en Brandweer oefeningen geven reden tot tevredenheid. 9. Niets aan de hand. 10. Geen klachten bekend, niet gemeten. 11.1. Deze gaan zonder gasmasker vanzelf dood. 11. Ten tijde van vergunningverlening moest Sociale Zaken zich met de zaak bemoeien, in verband met ARBO-wetgeving. Hierop niet gecontroleerd, niet bekend is of dit nog actueel is. De medewerkers zijn trouwens stuk voor stuk goed op de hoogte met het werken met eto. Tevens is het bedrijf ISO-gecertificeerd."
1998 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 10 december vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 10-12-1998 was en de uitvoering d.d. 10-12-1998 . Het resultaat is een bezoekbevestigingsbrief. Het verslag van de controle 152 bevat geen aantekeningen.
152
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 10 december 1998, volgnummer 4005
77
1999 – Emissiemetingen Op 10 februari 1999 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 153 oktober – december 1998 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan 3 ethyleenoxide 3,1 mg/m ." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: Oktober: 19 mg/m3 November: 18 mg/m3 December: 21 mg/m3 Dit bij een normstelling van 8 mg/m3."
1999 – Emissiemetingen Op 20 april 1999 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode januari – 154 maart 1999 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan 3 ethyleenoxide 1,8 mg/m ." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: Januari: 18 mg/m3 Februari: 19 mg/m3 Maart: 16 mg/m3 Dit bij een normstelling van 8 mg/m3."
1999 – Milieucontrole Naar aanleiding van een op 10 december 1998 uitgevoerde milieucontrole ingevolge de Wet Milieubeheer bericht de gemeente Griffith Micro Science middels een brief. In de brief staat dat voor de inrichting op 3 augustus 1993 een revisievergunning ingevolge de Wet Milieubeheer is verleend. Op l oktober 1993 is een melding gedaan ingevolge artikel 8.19. van de Wet Milieubeheer betreffende het aanbrengen van een warmteterugwininstallatie in de naverbrandingsinstallatie. Tijdens de controle en uit het gesprek op het kantoor bij Griffith is gebleken dat nog niet aan alle van de aan de vergunning verbonden voorschriften wordt voldaan. Uit de meetresultaten blijkt dat de emissie van ethyleenoxide uit de wasinstallatie (scrubber) de toegestane emissieconcentratie van 8 miligram per kubieke meter gereinigde lucht overschrijdt. Griffith heeft kenbaar gemaakt dat, door middel van veranderingen van de dimensies van het leidingwerk ten behoeve van de circulatie van de zwavelzuuroplossing in de 153
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en scrubber aeratieruimte, d.d. 10 februari 1999 154 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en scrubber aeratieruimte, d.d. 20 april 1999
78
wasinstallatie, de verblijftijd van het zuur in de venturi van de wasinstallatie zal worden vergroot. Hiermee zal naar verwachting het rendement van de reiniging worden verhoogd. De resultaten van deze veranderingen en de emissies van ethyleenoxide zullen in het eerste kwartaal van het volgende jaar aan de gemeente worden 155 medegedeeld.
1999 – Griffith Micro Science wordt overgenomen door IBA Op 27 april stuurt Griffith Micro Science een brief naar haar relaties, waaronder de 156 gemeente Zoetermeer, waarin zij aangeeft over te worden genomen door IBA.
1999 – Emissiemetingen Op 17 juni 1999 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode april – 157 juni 1999 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan 3 ethyleenoxide 1,7 mg/m ." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: Maart: 16 mg/m3 April: 15 mg/m3 Mei: 16 mg/m3 Juni: 18 mg/m3 Dit bij een normstelling van 8 mg/m3."
1999 – Emissiemetingen Op 13 september 1999 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 158 juli – september 1999 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan 3 ethyleenoxide 1,8 mg/m . Op dit moment zijn we gestart met en aanpassing aan de brander constructie waarbij uiteindelijk Ethyteen-Oxide met aardgas gemengd gaat worden voor verbranding. Voordat we hiertoe zijn overgegaan is er een Hazop studie uitgevoerd door de firma Krachtwerktuigen waaruit geconcludeerd is dat dit een veiligere situatie oplevert." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: 155
Brief van de gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Science d.d. (waarschijnlijk, aantekening boven brief) 26 april 1999, onderwerp: Milieucontrole 156 Brief Griffith Micro Science aan de gemeente Zoetermeer d.d. 27 april 1999 157
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en scrubber aeratieruimte, d.d. 17 juni 1999 158 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en scrubber aeratieruimte, d.d. 13 september 1999
79
Juli: Augustus: September:
16 mg/m3 12 mg/m3 14 mg/m3
Opmerking; Periode augustus extreem weinig productie totaal 2074 paletten tegen gemiddeld 2900 in de voorgaande maanden. Dit bij een normstelling van 8 mg/m3."
1999 – Rekenresultaten TNO Op 24 september 1999 stuurt TNO rekenresultaten voor de stof Ethyleenoxide d.d. 23 september 1999 aan de gemeente Zoetermeer "ingevolge de brief d.d. 15 september 159 1999." Het document van TNO bevat een opsomming van een reeks, voor de auteurs van dit feitenoverzicht niet te beoordelen, getallen. De brief van 15 september 1999 ontbreekt in het dossier.
1999 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 4 november vindt een periodieke controle van het Sterigenics laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 04-11-1999 was en de uitvoering d.d. 0411-1999 . Het resultaat is geen overtredingen (neutraal). Het verslag van de controle 160 bevat geen aantekeningen.
1999 – Emissiemetingen Op 24 december 1999 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode 161 oktober – december 1999 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan 3 ethyleenoxide 1,6 mg/m .
Er heeft een aanpassing aan de brander constructie plaatsgevonden waardoor er een betere verdeling van het Ethyleenoxide over de branderring plaatsvindt. De vermenging van Ethyleenoxide met aardgas heeft nog niet plaatsgevonden." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: Oktober: 12 mg/m3 November: 15 mg/m3 December: 16 mg/m3 Dit bij een normstelling van 8 mg/m3."
159
Brief van TNO-MEP aan de gemeente Zoetermeer, d.d. 24 september 1999, Onderwerp: PluimPlus2.1 berekening gemeente Zoetermeer 160 Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 4 november 1999, volgnummer 4369 161
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en scrubber aeratieruimte, d.d. 24 december 1999
80
2000 – Milieucontrole Naar aanleiding van de op 4 november 1999 uitgevoerde milieucontrole stuurt de gemeente 162 Zoetermeer een brief aan Griffith Micro Science : "Naar aanleiding van een op 4 november 1999 uitgevoerde milieucontrole bij uw sterilisatiebedrijf te Zoetermeer, berichten wij u het volgende. De controle is uitgevoerd door de heer (…) van het team Bedrijfscontroles en vergunningverlening van de afdeling Milieu, en gesproken is met de heer (…) en de heer (…). Uw bedrijf valt onder de werking van de Wet milieubeheer. Voor uw bedrijf is op 3 augustus 1993 een milieuvergunning verleend. In enkele voorschriften van uw milieuvergunning is gesteld dat de emissie van ethyleenoxide uit de naverbrandingsinstallatie niet meer mag bedragen dan 2 milligram per kubieke meter gereinigde lucht. Deze waarde blijkt structureel niet te worden overschreden. De toegestane emissie van ethyleenoxide uit de wasinstallatie bedraagt 8 milligram per kubieke meter gereinigde lucht. Uit periodieke metingen is gebleken dat deze maximale waarde wordt overschreden. Ten opzichte van de meetresultaten van voorgaande jaren is uit de recente metingen gebleken dat de concentratie van de ethyleenoxide uit de wasinstallatie beduidend is afgenomen. De gemiddelde waarde bedraagt thans circa 15 milligram per kubieke meter gereinigde lucht. Met uw bedrijf is besproken welke mogelijkheden aanwezig zijn om enerzijds de emissie verder te kunnen reduceren en anderzijds een procedure af te spreken hoe wij met deze overschrijding van het betreffende voorschrift om kunnen gaan. In het kader van het door uw bedrijf opgezette milieuzorgsysteem en de eventuele certificering hiervan, verzoeken wij u om een beleidslijn aan ons kenbaar te maken hoe de emissie-overschrijding zal worden aangepakt."
2000 – Brief Griffith aan gemeente Zoetermeer Op 14 februari 2000 stuurt Griffith een brief aan de gemeente Zoetermeer met als onderwerp 163 Milieucontrole Storkstraat 8 – 10. "Nadat ons bekend werd gemaakt (via Pluim - Plus berekeningsmode! TNO) dat de 3 immissiewaarden bij een bronconcentratie van 15 mg ethyleenoxide per m gewassen lucht uit de aeratiekamers geen significante milieu-impact kunnen hebben, werd er besloten om vooralsnog geen aanpassing te vragen van de bestaande hinderwetvergunning. Nadat verleden jaar de basis werd gelegd voor een milieuzorgsysteem voor onze afdeling in Zoetermeer, zal dit systeem, dit jaar verder worden uitgebouwd, zodat in de loop van het jaar 2002 kan worden overgegaan tot een ISO 14000 certificering. Een en ander Impliceert dat we verder zoeken om de emissie van ethyleenoxide vanuit de wasinstallatie verder te reduceren. In dit opzicht heeft de firma BETE/Chemogas (leverancier van de aeratiescrubber) momenteel in Herentals een proefopstelling in werking om lage concentraties van ethyleenoxide in de lucht d.m.v. een plasma-reactie (opgewekt door hoge voltages) om te zetten in koolzuur en 162
Brief gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Science, Onderwerp: milieucontrole Storkstraat 8 – 10, d.d. 11 januari 2000 163 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: milieucontrole Storkstraat 8 – 10, uw ref. SW/MBW00/365, d.d. 14 februari 2000
81
waterdamp. Chemogas verwacht tegen juli van dit jaar concrete gegevens te hebben i.v.m. de werkzaamheid van dit procédé op ethyleenoxide. Er werd Chemogas tevens gevraagd om na te gaan of de aeratiescrubber in Zoetermeer nog verder kan geoptimaliseerd worden."
2000 – Brief Overtreding van de emissie eis van de milieuvergunning Op 10 maart 2000 stuurt de gemeente Zoetermeer een brief aan Griffith Micro Science N.V. In de brief stelt de gemeente Zoetermeer dat uit metingen blijkt dat de toegestane bij de emissie van ethyleenoxide de maximale waarde van 8 milligram per kubieke meter gereinigde lucht wordt overschreden. "Naar aanleiding van uw schrijven van 14 februari 2000 betreffende het naleven van milieuvoorschriften bij uw sterilistatiebedrijf te Zoetermeer, berichten wij u het volgende. De toegestane emissie van ethyleenoxide uit de wasinstallatie bedraagt 8 miligram per kubieke meter gerienigde lucht. Uit periodieke metingen is gebleken dat deze maximale waarde wordt overschreden. Ten opzichte van de meetresultaten van voorgaande jaren is gebleken dat de concentratie van de ethyleenoxide uit de wasinstallatie beduidend is afgenomen. Het betreft momenteel waarden tussen de 12 en 24 mg/m3 . In 1997 ging het om waarden tussen de 18 en 84,5 mg/m3 met een enkele uitschieter van 169 mg/m3 (juli 1997). (…) Uit de voorlopige berekening die door TNO is uitgevoerd blijkt dat op 50m afstand van de uitmonding van de wasinstallatie immissiewaarden voorkomen die oplopen tot 5,6 mg/m3 (zie de bijgevoegde berekening op de plaats die is aangegeven met x=50 en y=0 (de bijgevoegde berekening ontbreekt in het dossier). Uw stelling dat er geen sprake zou zijn van enige milieurelevantie is wat voorbarig gelet op de toepasselijke normering op dit punt. Met uw bedrijf is besproken welke mogelijkheden aanwezig zijn om enerzijds de emissie verder te kunnen reduceren en anderzijds een procedure af te spreken hoe wij met deze overschrijding van het betreffende voorschrift om kunnen gaan. In het kader van het door uw bedrijf opgezette milieuzorgsysteem en de toekomstige certificering hiervan, heeft u in uw brief aangegeven dat u voornemens bent om testen uit te voeren om een verdere reductie van de uitstoot van ethyleenoxide te kunnen realiseren. Wij stellen het op prijs dat u tot dit standpunt bent gekomen en zouden graag op de hoogte willen worden gehouden omtrent de vorderingen van de proefnemingen. "Met betrekking tot de overtreding van de emissie eis van de milieuvergunning zijn wij van mening dat deze beëindigd moet worden. Vooruitlopend hierop bestaat de mogelijkheid dat de gemeente afziet van handhaving middels het doorlopen van een procedure die eindigt in een formele gedoogbeschikking. Bij de totstandkoming van een gedoogbeschikking zijn de volgende aspecten van belang: 1. Er moet volledig inzicht zijn in de mate waarin het milieu als gevolg van de overtreding wordt belast. Dit betekent dat er duidelijkheid moet zijn over de optredende imissies bij alle huidigen emissiewaarden (uiteenlopend van 12 tot 169 mg/m3). Dit berekend aan de hand van het verspreidingsmodel die gehanteerd werd ten tijde van de vergunning verlening (het gaussisch pluimmodel), en het recentelijk door TNO gehanteerde PluimPlus 2.1. Daarbij valt te overwegen of tevens van het Amerikaans Industrial Source Complex Short-Term model gebruik gemaakt moet worden. 2. Naast inzicht in de milieubelasting hechten wij waarde aan duidelijkheid over termijn waarop de overtreding kan worden beëindigd. In dit verband zijn de uitkomsten van de proefopstelling in Herentals van belang alsmede het termijn waarbinnen eventuele gunstige resultaten bij uw bedrijf in Zoetermeer kunnen worden geïmplementeerd. Wij
82
vernemen graag van u een datum waarop u van mening bent dat er geen sprake meer zal zijn van een overtreding. Teneinde te kunnen besluiten om te gedogen verlangen wij daarom het volgende van u: een schriftelijk verzoek om de overtreding van voorschrift 3.3. van uw milieuvergunning te gedogen." Het verzoek om te gedogen moet worden vergezeld van 1. een berekening van de mate waarin het milieu als gevolg van de overtreding wordt belast (duidelijkheid over de optredende imissies bij alle huidige emissiewaarden (van 12 tot 169 mg/m3) en 2. duidelijkheid over de termijn waarop de overtreding kan worden beëindigd. Griffith Micro Science wordt verzocht om het verzoek binnen zes weken na verzending 164 van de brief (d.d. 10 maart 2000) aan de gemeente Zoetermeer te doen toekomen. In het dossier is geen verzoek om een gedoogbeschikking van Griffith Micro Science aangetroffen.
2000 – Reactie Griffith op brief gemeente Zoetermeer d.d. 10 maart 2000 Op 13 maart 2000 reageert Griffith op de brief van de gemeente Zoetermeer van 10 maart 165 2000 : "Mogen wij u wijzen op een fout in bovenvermeld schrijven die wel aanleiding geeft om onze interpretatie over de milieurelevantie in een juister daglicht te plaatsen. In de TNO-studie, waarvan een kopie in ons bezit is, worden onder de hoofding "concentratie" waarden in 3 microgram (µg/per m } vermeld. In uw schrijven geeft men dezelfde waarde weer in milligram 3 (mg/per m ). Dit is duizend keer meer dan de waarde in het TNO-rapport. Normaliter worden 3 immissiewaarden van 0-30 µg/per m ethyleenoxide op leefniveau als toxisch niet relevant aanzien. Ondanks het hoger vermelde, blijven de voorstellen in onze brief van 14 februari 2000 van kracht en zullen wij u in juli van dit jaar op de hoogte brengen van de plasmareactieresultaten. Op dat moment kunnen wij u dan meer informatie verschaffen over het tijdstip waarop wij menen de emissienorm niet meer te overtreden. Normaliter kunnen we dan in augustus 2000 u alle gegevens schriftelijk verstrekken om de overtreding van voorschrift 3.3 in de milieuvergunning te gedogen."
2000 – Emissiemetingen Op 14 maart 2000 zendt Griffith Micro Science de meetresultaten over de periode januari 166 – maart 2000 aan de gemeente Zoetermeer. Incinerator: "Tijdens ethyleenoxide evacuaties uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan 3 ethyleenoxide 1,8 mg/m ." Scrubber: "Voor de emissie aan de scrubberuitgang werden volgende waarden gevonden: 164
Brief van Gemeente Zoetermeer aan Griffith Micro Science N.V., d.d. 10 maart 2000, Onderwerp: Emissies ethyleenoxide Storkstraat 8 en 10 165
Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: SW/MBW 00/4795 d.d. 10 maart 2000, d.d. 13 maart 2000 166 Brief Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp:emissiemetingen Zoetermeer: objecten incinerator en scrubber aeratieruimte, d.d. 14 maart 2000
83
Januari: Februari: Maart:
12 mg/m3 14 mg/m3 18 mg/m3
Dit bij een normstelling van 8 mg/m3." 2000 – Hinderwetvergunning Op 27 juli 2000 faxt Griffith Micro Science de gemeente Zoetermeer over de 167 Hinderwetvergunning : "Zoals beloofd gingen we updaten over aktiviteiten van GMS om oplossingen te zoeken voor de aeratiescrubber. De onderzoeken uitgevoerd door de Universiteit van Leuven om met behulp van elektrisch opgewekt plasma het ethyleenoxide in de lucht te vernietigen hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. De resultaten waren niet bruikbaar omdat een storende achtergrondruis bij de metingen van het gehalte etyleenoxide aan de uitgang van de plasmareactor geen uitsluitsel toeliet omtrent de gerealiseerde reduktie aan ETO. Het toestel is inmiddels terug opgehaald door de Universiteit om na te gaan of met andere VOC's dit probleem ook optreedt. Ondertussen werden ons nieuwe technieken voorgesteld door de firma ENVIRON uit Duitsland. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van een scrubbing techniek met 4% zwavelzuur oplossing maar de scrubbertoren wordt gevuld met een speciale variant van aktief kool. Dit laatste zorgt ervoor dat het ethyleenoxide onmiddellijk wordt omgezet tot ethyleenglycol en dit in tegenstelling tot het aktuele systeem in Zoetermeer waarbij de reaktiesnelheid te traag is. Momenteel is het systeem met succes in gebruik in Duitsland (Firma Almo) en Zwitserland (Firma Braun), zij het dat het tot hiertoe enkel wordt toegepast voor de ETO stroom uit de sterilisatoren en niet voor de lage concentraties komende uit een ontgassingsruimte. De firma Environ onderzoekt of het mogelijk is ofwel rechtstreeks de bestaande scrubber in Zoetermeer aan te passen door vulling met het aktiefkool ofwel om een pilotplant in Zoetermeer op te stellen. Wij melden U wanneer deze beslissing getroffen is, alsook de daarmee samenhangende realisatietermijnen. In annex vind U info over Environ. Verder moet ik U in vertrouwen melden dat in oktober van dit jaar een beslissing zal worden getroffen of de fabriek in Zoetermeer zal geïntegreerd worden in onze nieuwe fabriek in Verviers in België. Hierbij zou er dus een einde komen aan de uitbating in Nederland. In onze afdeling in Zoetermeer is enkel de heer Naar op de hoogte van deze ontwikkeling. Laat U ons weten of we in Zoetermeer moeten samen zitten hoe het verder moet met onze Hinderwet vergunning."
2001 – Griffith Micro Science wordt B.V. IBA S&I Op 1 januari 2001 verandert de naam van Griffith Micro Science in B.V. IBA S&I.
2001 – Notitie inzake naleving voorschriften milieuvergunning Op 19 januari 2001 stelt de afdeling Milieu een notitie op over Griffith Micro Science over 168 de naleving van de voorschriften uit de milieuvergunning. 167
Fax Griffith Micro Science aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Hinderwetvergunning GMS Zoetermeer, d.d. 27 juli 2000 168 Afdeling Milieu, Notitie inzake naleving voorschriften milieuvergunning: Griffith Micro Science (nu IBA S&I bv), Storkstraat 8 – 10 te Zoetermeer, d.d. 19 januari 2001
84
"Griffith is een wereldwijd opererend bedrijf dat voornamelijk medische artikelen steriliseert met ethyleenoxide. Milieuvergunning uit 1993. In de milieuvergunning is onder andere bepaald dat de emissie van het verbruikte ethyleenoxide een bepaalde concentratiegrens niet mag overschrijden. Tevens is de vracht (de hoeveelheid materie die wordt uitgestoten) vastgelegd. Regelmatige metingen en controles hebben uitgewezen dat het grootste gedeelte van de emissies aan de eisen voldoet door middel van een naverbrandingsinstallatie. De geringere hoeveelheid ethyleenoxide uit de nabehandelingsruimte wordt uitgeblazen via een wasinstallatie. De emissie-eisen die daaraan zijn gesteld worden overschreden. Dit is derhalve een afwijking (overschrijding) van de voorschriften. Dit punt is reeds jaren een onderwerp van gesprek geweest binnen het team milieu, met als resultaat dat wij blijven aandringen op vermindering van de emissie. Het resultaat is dat het bedrijf door de jaren heen steeds betere technieken heeft gevonden om de emissie te verkleinen. De huidige situatie is (redelijkerwijs) het beste wat er gebruikt kan worden in verband met de 'stand der techniek'. Zo wordt thans een reductie van 99,9% bereikt. Imissieberekeningen, uitgevoerd door TNO, wijzen uit dat in de directe omgeving op leefniveau geen onaanvaardbare concentraties ethyleenoxide kunnen ontstaan. Maar men zit niet stil. Binnenkort worden nieuwe testresultaten uit o.a. Engeland en Duitsland verwacht met betrekking tot nieuwe technieken en toepassingen om de reductie te blijven vergroten. Wij blijven de firma Griffith jaarlijks controleren, maar ook stimuleren en activeren om te blijven zoeken naar nog betere oplossingen en reductiemogelijkheden. Opgemerkt wordt dat voor wat betreft de veiligheid en brandpreventie alles goed in orde is. De brandweer is er regelmatig aanwezig voor inspecties en rondleidingen. Het bedrijf heeft ver doorgevoerde calamiteitenplannen."
2001 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 6 maart 2001 vindt een periodieke controle van het laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 4-11-2000 was en de uitvoering d.d. 06-032001. Het resultaat is een administratieve controle. Er wordt door de gemeente medegedeeld dat de veiligheidsinventarisatie moet worden aangeleverd. In het verslag staat gemeld dat het vorige dateert van 10 jaar terug en de gezondheidsrisico’s . Deze worden vastgesteld aan de hand van de resultaten van de TNO169 immissieberekeningen.
2001 – Brief Milieuvergunning Storkstraat 8 en 10 Op 9 maart 2001 stuurt de gemeente Zoetermeer een brief aan IBA S&I bv met als onderwerp Milieuvergunning Storkstraat 8 en 10. De brief volgt op een gesprek tussen de gemeente Zoetermeer en IBA S&I op 6 maart 2001. Uit de brief blijkt dat bij de emissie van ethyleenoxide uit de naverbrandingsinstallatie de maximale emissie van 2 milligram per kubieke meter gereinigde lucht structureel niet wordt overschreden. De toegestane emissie van ethyleenoxide uit de wasinstallatie bedraagt 8 milligram per kubieke meter gereinigde lucht. "Uit periodieke metingen is gebleken dat deze maximale waarde wordt overschreden. Ten opzichte van de meetresultaten van voorgaande jaren is uit de recente metingen gebleken dat de concentratie van de ethyleenoxide uit de wasinstallatie beduidend is afgenomen. De gemiddelde waarde van de emissie bedraagt thans circa 15 milligram per kubieke meter gereinigde lucht." 169
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 6 maart 200, volgnummer 4870
85
In de brief van de gemeente Zoetermeer wordt beschreven wat er in het gesprek van 6 maart 2001 is besproken en afgesproken: besproken is "welke mogelijkheden aanwezig zijn om enerzijds de emissie verder te kunnen reduceren en anderzijds een procedure af te spreken hoe wij met deze overschrijding van het betreffende voorschrift om te gaan"; "met u is afgesproken dat u laat onderzoeken in hoeverre een immissie van ethyleenoxide met een maximale concentratie van circa 5 microgram per kubieke meter lucht op leefniveau een risico voor de volksgezondheid op zou kunnen leveren"; IBA S&I heeft aangegeven voornemens te zijn testen uit te voeren om een verdere reductie van de uitstoot van ethyleenoxide te kunnen realiseren; Afgesproken is dat IBA S&I een nieuwe veiligheidsinventarisatie voor het gehele bedrijf opstelt. "Aan de hand van de resultaten van de beide onderzoeken zal worden bezien welke procedure zal worden ingezet om de overschrijding van de emissie-eisen te beëindigen. Met u is afgesproken dat begin mei 2001 de beide rapportages met u kunnen worden besproken. Tevens is met u afgesproken dat begin september 2001 de vergunningssituatie zodanig door ons zal zijn gewijzigd of aangepast dat van een overschrijding van vergunningsvoorschriften geen sprake meer zal zijn. Wij wensen om de te volgen procedure en de te maken evaluatie voortvarend in samenspraak met u af te 170 kunnen ronden."
2001 – Onderzoeksopdracht IBA S&I aan prof. dr. ir. Baeyens Op 12 maart 2001 verzoekt IBA S&I aan prof. dr. ir. J. Baeyens een oordeel te vellen of een immissie van 5 µg/m3 op leefniveau een risico voor de volksgezondheid op zou kunnen leveren. Specifiek geeft IBA S&I aan "concreet vraagt de milieuafdeling van de Gemeente Zoetermeer of een MER-deskundige een oordeel zou vellen of deze 5 µg/m3 op leefniveau een risico voor de volksgezondheid op zou kunnen leveren." IBA S&I 171 vraagt of het mogelijk is de schriftelijke stellingname voor 15 april te sturen. Prof. dr. ir. Baeyens geeft op 16 maart 2001 aan verschillende verdere specificaties nodig te hebben en besluit zijn bericht met de opmerking: "voor een scrubber moet een restconcentratie 172 van <<5 mg/m3 zeker haalbaar zijn!" Uit de in het dossier beschikbare documenten blijkt dat prof. dr. ir. Baeyens de opdracht van IBA S&I uitvoert. Op 22 juni 2001 stuurt IBA S&I een fax aan de gemeente Zoetermeer, waarin staat: "We hadden gehoopt deze week de statements binnen te krijgen van prof. Baeyens betreffende de berekeningsmethodiek van de 5 µg/m3 immissiewaarde voor ETO. Momenteel is hij opgeroepen in een expertisezaak. We hebben hem nogmaals schriftelijk 173 op de hoogte gebracht dat we zijn rapport ten laatste volgende week verwachten."
2001 – Algemeen besluit en aanbevelingen uit het rapport van prof. dr. ir. Baeyens 170
Brief van Gemeente Zoetermeer aan IBA S&I bv, d.d. 9 maart 2001, Onderwerp: Milieuvergunning Storkstraat 8 en 10 171 Brief IBA S&I aan prof. dr. ir. Jan Baeyens, d.d. 12 maart 2001, Onderwerp: aanvaardbare immissiewaarden ethyleenoxide 172 Brief prof. dr. ir. Jan Baeyens aan IBA S&I, d.d. 16 maart 2001, Onderwerp: Brief dd. 12/03/01 173 Faxbericht IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 22 juni 2001, Onderwerp: Aanvaardbare immissiewaarden IBA Zoetermeer
86
Het rapport prof. dr. ir. J. Baeyens besluit met een algemeen besluit en aanbevelingen. Hierin staat: “ De dispersieberekeningen tonen aan dat IBA Zoetermeer de jaargemiddelde bijdrage van ETO tot de omgeving drastisch kan reduceren door het verhogen van de schouw (tot bijv. 12 meter) en het plaatsen van een reductie aan de schouwmond. De maximale bijdrage zich voordoet te NO van het emissiepunt en dat voor alle windrichtingen, de bijdrage beperkt blijft tot minder dan 0,2 µg/m3. Het gezondheidsrisico bij dergelijke concentraties is uiterst miniem. Een verdere vernauwing van de schouwmond zou de kinetische pluimstijgingshoogte nog laten toenemen. De deskundige raadt IBA Zoetermeer aan de aanpassingen aan het emissiepint door te voeren. De deskundige wenst te benadrukken dat de residuele emissieconcentratie na de gaswasser (15 mg/m3) 174 nog vrij hoog is.” Op 10 juli 2001 faxt IBA S&I het rapport van prof. dr. ir. Baeyens aan de gemeente Zoetermeer. IBA S&I vermeldt in het begeleidend schrijven: "In annex faxen we u het rapport van prof. Baeyens. Zijn herberekening geeft aan dat onder actuele condities we een maximale immissiewaarden van kleiner dan 1,8 µg/m3 bereiken. Bij zijn voorstel om de schouwhoogte te verhogen (12 m) en diameter te verkleinen (0.36m) wordt een concentratie van kleiner dan 0,2 µg/m3 (gemiddelde alle windrichtingen) bereikt. Hierbij wordt vermeld dat het gezondheidsrisico dan uiterst miniem is. Initieel hadden we de professor ook gevraagd een inschatting te maken van het gezondheidsrisico bij 5 µg/m3 (TNO waarde) en hierop hebben we geen antwoord gekregen. We zullen hem dit nogmaals voorleggen. Ondertussen zullen we nagaan of de schouw inderdaad 175 verhoogd/vernauwd kan worden zonder risico (statisch/aeratielucht afvoer)." Uit de rapporten wordt vooralsnog niet duidelijk waarom de TNO immissie impactanalyse uitkomt op een maximale concentratie op leefmilieu van 5,2 µg/m3 en prof. dr. ir. Baeyens op een waarde kleiner dan 1,8 µg/m3. Wel geeft prof. dr. ir. J. Baeyens in zijn brief van 16 maart 2001 aan IBA S&I aan: "Om een zinvolle voorspelling te maken van de emissiebijdrage van deze 15 mg/m3 uitstoot, moet ik kunnen beschikken over de procesgegevens (debiet afgas, schouwhoogte, tijdsduur van de emissie, tijdsduur tussen opeenvolgende cycli…). De 5,2 µg/m3 moet in dit kader wellicht gezien worden als een daggemiddelde (kan ik kopij bekomen van het TNO rapport?). (…) Ik denk echter dat een nieuwe berekening zich opdringt, aangezien de overgang van 15 mg/m3 emissie naar 5,2 176 µg/m3 bijdrage mij zeer onwaarschijnlijk lijkt." Op 11 juli 2001 wordt het RIVM door de gemeente Zoetermeer verzocht om "informeel/vertrouwelijk" commentaar te leveren op de immissieberekeningen en 177 resultaten van prof. dr. ir. Baeyens. Op 12 juli 2001 ontvangt de gemeente Zoetermeer per fax de beoordeling van het RIVM van de immissieberekeningen aangaande de 178 dispersie van ethyleenoxide. Het RIVM komt tot het commentaar dat het rapport niet ingaat op de invloed van de (bebouwde) omgeving op de verspreiding en of de uitstoot van ethyleenoxide plaats vindt gedurende de werkdag of ook 's nachts. Het RIVM heeft zelf berekeningen uitgevoerd met het RIVM-OPS verspreidingsmodel en komt tot ongeveer 20 procent lagere concentraties. Het RIVM komt tot de volgende afsluiting: "Er 174
Rapport Dispersie ethyleenoxide, IBA S&I Zoetermeer d.d. 6 juli 2001 Faxbericht IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 10 juli 2001, Onderwerp: Aanvaardbare immissiewaarden IBA Zoetermeer 176 Brief prof. dr. ir. Jan Baeyens aan IBA S&I, d.d. 16 maart 2001, Onderwerp: Brief dd. 12/03/01 177 Faxbericht Gemeente Zoetermeer aan RIVM, d.d. 11 juli 2001 178 Faxbericht en brief RIVM aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 12 juli 2001, Onderwerp: immissieberekeningen IBA Zoetermeer 175
87
van uitgaande dat de gebruikte gegevens (emissiesterkte, bronhoogte, etc.) juist zijn, concludeer ik dat de resultaten van de berekeningen realistisch zijn. Over hieraan 179 verbonden conclusies aangaande gezondheidsrisico's kan ik geen uitspraak doen." In het dossier ontbreekt het oordeel over of de immissie van 5 µg/m3 op leefniveau een risico voor de volksgezondheid op zou kunnen leveren.
2001 – Verzoek aanpassing emissie-eis Op 27 juli stuurt B.V. IBA S&I een brief aan de gemeente Zoetermeer als bijlage bij het verzoek om een nieuwe vergunning ingevolge de wet Milieubeheer. In de brief wordt aangegeven dat in de huidige vergunning van 3 augustus 1993 normen zijn gesteld inzake de uitstoot (emissie) van ethyleenoxode (ETO) dat wordt gebruikt bij het steriliseren van voornamelijk medische apparatuur. In de brief wordt aangegeven dat de ethyleenoxide die wordt gebruikt in de drie sterilisatoren wordt geleid naar een naverbrandingsinstallatie. De emissie-eis aan de uitstoot van de naverbrander is in de huidige milieuvergunning 2 miligram per kubieke meter uitgeblazen lucht. Dor middel van maandelijkse metingen in de afgelopen jaren is gebleken dat deze emissie-eis wordt gehaald. De grootste vracht aan ETO wordt dus verbrand. Over de emissie-eis aan de uitstoot van de wasinstallatie wordt gemeld dat in de huidige milieuvergunning deze is getseld op 8 miligram per kubieke meter gereinigde lucht. Deze emissie is ook gedurende enkele jaren maandelijks gemeten. Uit deze metingen is gebleken dat de eis van 8mg/m3 niet kan worden gehaald. Meerdere malen is getracht door middel van zuurgraadverhoging, ander pakkingsmateriaal en verschillende doorblaassnelheden de reductie van de uitstoot te vergroten. Dit heeft geleid tot een emissie van 15 miligram per kubieke meter gereinigde lucht. Aangegeven wordt in de brief dat aangezien ETO als kankerverwekkend moet worden beschouwd, het belangrijk is te weten aan welke concentraties de bevolking i n de nabijheid van het bedrijf kan worden blootgesteld. Uit de eerste berekening door TNO blijkt dat op leefniveau in de omgeving van het bedrijf zeer geringe ETO concentraties voorkomen. Deze berekeingne zijn tevens door Prof. Bayens uitgevoerd. Uit zijn berekeningen volgt eveneens dat bij een uitstoot van 15 miligram ETO per kubieke meter gereinigde lucht een bijzonder laag ETO-gehalte in de omgeving oplevert. In de brief wordt gesteld dat de Nederlandse overheid stelt dat een concentratie van 2.4 microgram ETO per kubieke meter lucht een aanvaardbare concentratie is, waarbij het risico van kankergevallen binnen aanvaardbare grenzen valt. De concentratie ETO op leefniveau in de omgeving van het bedrijf is berekend op minder dan 1.8 per m3 als maximum. In de brief wordt verzocht tot het ongewijzigd laten van de emissie-eis van de naverbrander. En met betrekking tot de emissie-eis van de wasinstallatie wordt verzocht om de emissie-eis naar 15 miligram per kubieke meter 180 gereinigde lucht te verhogen. Op 27 juli stuurt B.V. IBA S&I een brief aan de gemeente 181 Zoetermeer met ingesloten het originele rapport van Dr. Ir. Bayens.
2001 – Aanvraag vergunning Wet milieubeheer Op 13 november 2001 dient IBA S&I de aanvraag vergunning in, in verband met "vernieuwde inzichten omtrent de immissie van ETO in relatie tot de emissie en 179
Faxbericht en brief RIVM aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 12 juli 2001, Onderwerp: immissieberekeningen IBA Zoetermeer 180 Brief B.V. IBA S&I een brief aan de gemeente Zoetermeer d.d. 27 juli 2001, Onderwerp: geen Deze brief zit nogmaals bij de documentatie gedateerd op 1 augustus 2001 181 Brief B.V. IBA S&I een brief aan de gemeente Zoetermeer d.d. 27 juli 2001, Onderwerp: geen
88
verspreiding in de omgeving. Derhalve verzoek om de emissie-eis te verruimen overeenkomstig de bijlage." Het betreft hier de emissie-eis aan de uitstoot van de wasinstallatie. In de huidige milieuvergunning is deze emissie-eis gesteld op 8 milligram per kubieke meter gereinigde lucht. In een bijlage bij het verzoek om een nieuwe vergunning ingevolge de Wet milieubeheer wordt ten aanzien van de emissie-eis voor de uitstoot van de wasinstallatie het volgende aangegeven: "De emissie is ook gedurende enkele jaren maandelijks gemeten. Uit deze metingen is gebleken dat de eis van 8mg/m3 niet kan worden gehaald. Meerdere malen is getracht door middel van zuurgraadverhoging, andere pakkingmateriaal en verschillende doorblaassnelheden de reductie van de uitstoot te vergroten. Dit heeft 182 geleid tot een emissie van 15 milligram per kubieke meter gereinigde lucht." Met betrekking tot het gezondheidsrisico wordt aangegeven: "Aangezien ETO als kankerverwekkend moet worden beschouwd, is het belangrijk te weten aan welke concentraties de bevolking in de nabijheid van het bedrijf kan worden blootgesteld. Daartoe zijn diverse berekeningen uitgevoerd. De eerste berekening is uitgevoerd door TNO. Uit deze verspreidingsberekening is gebleken dat op leefniveau in de omgeving van het bedrijf zeer geringe concentraties ETO voorkomen. Deze berekeningen zijn tevens uitgevoerd door prof. Baeyens, MER deskundige lucht te België. Uit zijn berekeningen volgt eveneens dat bij een uitstoot van 15 milligram ETO per kubieke meter gereinigde lucht een bijzonder laag ETO-gehalte in de omgeving oplevert. De Nederlandse overheid stelt zich op het standpunt dat een concentratie van 2,4 microgram ETO per kubieke meter lucht een aanvaardbare concentratie is, waarbij het risico van kankergevallen binnen aanvaardbare grenzen blijft. De concentratie ETO op leefniveau in de omgeving van het bedrijf is berekend op minder dan 1,8 microgram per m3 als 183 maximum." De brief van IBA S&I maakt geen melding van het feit dat TNO in het rapport van 1999 komt tot immissiewaarden tot 5,6 µg/m3. De brief van IBA S&I sluit af met: "Gelet op de emissieberekeningen, tegen het gegeven van gezondheidsrisico's, wordt hierbij verzocht om de emissie-eis van de naverbrander ongewijzigd te laten. Met betrekking tot de emissie-eis van de wasinstallatie wordt 184 verzocht om de emissie-eis naar 15 milligram per kubieke meter gereinigde lucht."
2001 – Wet milieubeheer aanvraag vergunning Op 13 november dient IBA S&I B.V. een aanvraag vergunning in voor een sterilisatieinrichting. De werkzaamheden in de inrichting worden omschreven als “sterilisatie van overwegend medische apparatuur door middel van ethyleenoxide (ETO). Er wordt aangegeven dat er geen sprake is van een wijziging, “behoudens kleine bouwkundige aanpassingen”. Bij het onderdeel Afvoer dampen wordt gemeld dat het gaat om 20000 milligram per kubieke meter (m3) lucht/ETO, bij de voorziening wasinstallatie, waarbij de hoogte van de afvoer 7 meter is. En 800 milligram per kubieke meter (m3) lucht/ETO/aardgas, bij de voorziening naverbrander, waarbij de hoogte van de afvoer 10 meter is. Het betrokken bestemmingsplan is Hoornerhage. In de vergunningaanvraag
182
Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 27 juli 2001 Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 27 juli 2001 184 Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 27 juli 2001 183
89
wordt aangegeven dat “de stand der techniek zal worden gevolgd en zelf worden 185 toegepast inzake vermindering ETO”.
2001 – Emissiemeting Incinerator Meetperiode november 2001 Op 19 december 2001 informeert IBA S&I de gemeente Zoetermeer over de emissiemeting van de incinerator in november 2001. "Tijdens de ethyleenoxide evacuatie 186 uit de sterilisatiekamers bedroeg de emissiewaarde aan ethyleenoxide 3,33 mg/m3."
2002 – Nieuwe vergunning Wet milieubeheer Op 4 januari 2002 is een nieuwe vergunning verleend voor het sterilisatiebedrijf gevestigd aan de Storkstraat 8 en 10 in Zoetermeer. De vergunning bepaalt ten aanzien van de emissie en het gebruik van ethyleenoxide: 4.1. De emissie van ethyleenoxide uit de sterilisatoren moet geschieden via de naverbrandingsinstallatie. De concentratie ethyleenoxide uit de naverbrandingsinstallatie mag geen hogere concentratie bevatten dan 2 milligram ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht (2 mg/m3). 4.2. De emissie van ethyleenoxide uit de nabehandelingsruimte moet geschieden via de wasinstallatie (scrubber). De concentratie ethyleenoxide uit de wasinstallatie mag geen hogere concentratie bevatten dan 15 milligram ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht (15 mg/m3). (…) 4.4. De emissies uit de naverbrandingsinstallatie en uit de wasinstallatie moeten maandelijks worden gemeten onder representatieve omstandigheden. De resultaten moeten elk kwartaal aan het team Milieu van de gemeente Zoetermeer worden aangeboden.
2002 – Brief brandweer inzake beheersbaarheid van brand Op 22 maart 2002 stuurt het hoofd van de afdeling Preventie en Preparatie een brief aan IBA S&I inzake beheersbaarheid van brand. In de brief wordt gemeld dat “de totale brandcompartimentering van de huidige situatie in strijd is met het gestelde in de Milieuvergunning”. Het bedrijf dient een eigen of in opdracht gemaakte berekening, volgens het reken-/beslismodel zoals weergegeven in het brandbeveiligingsconcept “beheersbaarheid van brand”, ter goedkeuring in te dienen bij de afdeling Preventie en 187 Preparatie van de brandweer Zoetermeer. Deze bief wordt door het bedrijf doorgelegd aan de gemeente op 5 april 2002. In de bijgaande brief maakt het bedrijf kenbaar verbaasd te zijn over de inhoud van de brief en de situatie niet begrijpen. In de brief wordt aangegeven dat er nog geen gebruiksvergunning voor de gebouwen is afgegeven en dit
185
WET MILIEUBEHEER aanvraagvergunning door IBA S&I B.V., d.d. 13 november 2001 Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 19 december 2001, Onderwerp: Emissiemeting Incinerator Meetperiode november 2001 187 Brief Brandweer Zoetermeer aan IBA S&I d.d. 22 maart 2002, Onderwerp: Beheersbaarheid van Brand 186
90
al een jaar geprobeerd wordt te verkrijgen. Het bedrijf geeft aan “telkens voor nieuwe 188 verassingen te staan” en vraagt de gemeente om hulp zaken inzichtelijk te krijgen.
2002 – Inventariserende controle Griffith Laborator Europe B.V. Op 11 juni 2002 is bij Griffith Laborator Europe B.V. een inventariserende controle uitgevoerd. Het dossier bevat een controleverslag, waarin staat: "zaak doorgesproken met Cees, stond aktie open van 6 maart 2001. Griffith en nu zit er een ander bedrijf. 189 CTRAmis kaart geactualiseerd."
2002– Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 7 november 2002 vindt een periodieke controle van het laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 3-04-2001 was en de uitvoer d.d. 07-112002. Het resultaat is geen overtredingen (neutraal). De volgende constateringen worden gedaan: De nieuwe vergunning staat voor 4 januari 2001 (moet wellicht 2002 zijn) de essentie van de vergunning wordt genoemd: de emissie eis uit de was installatie is verhoogd. Was eerst 8 mg/m3 is nu 15 mg/m3. Voor de argumentatie hiervoor wordt verwezen naar de beschikking. De naverbrander werkt “prima”, de wasinstallatie werkt “nagenoeg naar behoren”. Emissies van “pakweg” 16 mg/m3 bij de norm van 15 mg/m3. Er is sprake van een lage imissie op leefniveau. Er wordt verder opgemerkt dat de brandweer “bijzonder actief is“ ter plaatse om een gebruiksvergunning te verlenen. Er wordt in het verslag gesteld: “de brandweer doet ons werk dus zeer grondig”. Het tot ethyleenglycol gereduceerde zwavelzuur gaat naar een vergunninghouder.
190
2002 – Milieucontrole Storkstraat 8 – 10 Op 5 en 7 november 2002 zijn milieucontroles uitgevoerd door de gemeente Zoetermeer bij IBA S&I aan de Storkstraat 10 te Zoetermeer. Per brief van 13 december 2001 wordt IBA S&I geïnformeerd over de resultaten van deze milieucontroles.
e
2002 – Emissiemetingen 1 kwartaal 2002 Op 13 november 2002 verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2002. Voor de incinerator wordt aangegeven: Januari: niet gemeten in verband met aanpassingen. Februari: < 1,7 mg/m3 totaal Maart: tussen 1,7 mg/m3 en 2,5 mg/m3 April: < 1,7 mg/m3 Voor de scrubber wordt aangegeven dat over de periode februari tot en met april een gemiddelde is gemeten van 12,18 PPM wat gelijk is aan 21,92 mg/m3. 188
Brief IBA S&I aan de gemeente Zoetermeer d.d. 5 april 2002 Controleverslag, d.d. 11 juni 2002, volgnummer 7646 190 Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 7 november 2002,volgnummer 6979 189
91
Aangegeven wordt dat op dat moment met het bedrijf dat de scrubber geupgrade heeft, 191 gekeken wordt naar verdere optimalisering.
e
2002 – Emissiemetingen 2 kwartaal 2002 Op 13 november verzendt IBA S&I de resultaten van de missiemetingen van het tweede kwartaal van 2002. Voor de incinerator wordt aangegeven: Mei: < 1 mg/m3 Juni: < 1 mg/m3 Juli: < 1-2 mg/m3 Voor de scrubber wordt aangegeven dat over de periode mei tot en met juli een 192 gemiddelde is gemeten van 9,08 PPM wat gelijk is aan 16,34 mg/m3.
2002 – Milieucontrole Storkstraat 8 – 10 Op 5 en 7 november 2002 zijn milieucontroles uitgevoerd door de gemeente Zoetermeer bij IBA S&I aan de Storkstraat 10 te Zoetermeer. Per brief van 13 december 2002 wordt IBA S&I geïnformeerd over de resultaten van deze milieucontroles. "Voor uw bedrijf is op 4 januari 2002 een nieuwe vergunning ingevolgde de Wet Milieubeheer verleend. In deze nieuwe vergunning zijn nieuwe emissie-eisen voor het emitteren van ethyleenoxide opgenomen. De normstelling van de emissie uit de naverbrandingsinstallatie is onveranderd. Deze norm wordt reeds jaren gehaald. De normstelling voor de wasinstallatie is veranderd in 15 milligram ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht. Met diverse verbeterde technieken is het mogelijk gebleken om deze nieuwe norm nagenoeg te bereiken. Wij zijn verheugd met de door uw bedrijf bereikte resultaten. Bij de controle is gebleken dat voor zover kon worden beoordeeld de 193 overige voorschriften worden nageleefd." Uit het dossier blijkt niet dat er maatregelen zijn genomen naar aanleiding van het (blijkbaar) overschrijden van de normstelling voor de wasinstallatie.
e
2003 – Emissiemetingen 4 kwartaal 2002 Op 14 januari 2003 verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het 194 vierde kwartaal van 2002. Voor de incinerator wordt aangegeven: Oktober: < 1.7 mg/m3 November: < 1.7 mg/m3 191
Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 13 november 2002, Onderwerp: Emissiemetingen e 1 kwartaal 2002 192 Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 13 november 2002, Onderwerp: Emissiemetingen e 2 kwartaal 2002 193 Brief gemeente Zoetermeer aan IBA S&I, d.d. 13 december 2002, Onderwerp: Milieucontrole Storkstraat 8 – 10 194
Brief IBA S&I aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen 4e kwartaal 2002, d.d. 14 januari 2003
92
December:
< 1.7 mg/m3
Voor de scrubber wordt aangegeven: "Voor de emissie van de scrubber uitgang hebben wij over de periode oktober t/m december een gemiddelde gemeten van 10,84 PPM" wat gelijk is aan 20 mg/m3. e
2003 – Emissiemetingen 1 kwartaal 2003 Op 18 april 2003 verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het eerste 195 kwartaal van 2003. Voor de incinerator wordt aangegeven: Oktober: < 1.7 mg/m3 November: < 1.7 mg/m3 December: < 1.7 mg/m3 Voor de scrubber wordt aangegeven: "Voor de emissie van de scrubber uitgang hebben wij over de periode januari t/m maart een gemiddelde gemeten van 7,76 PPM" wat gelijk is aan 13,97 mg/m3.
e
2003 – Emissiemetingen 2 kwartaal 2003 Op 29 juli 2003 verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het tweede 196 kwartaal van 2003. Voor de incinerator wordt aangegeven: April: < 1.7 mg/m3 Mei: < 1.7 mg/m3 Juni: < 1.7 mg/m3 Voor de scrubber wordt aangegeven: April: 7,75 PPM wat gelijk is aan 13,95 mg/m3 Mei: 5,00 PPM wat gelijk is aan 9,0 mg/m3 Juni: 5,5 PPM wat gelijk is aan 9,9 mg/m3
e
2003 – Emissiemetingen 3 kwartaal 2003 Op 15 oktober 2003 verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het 197 derde kwartaal van 2003. Voor de incinerator wordt aangegeven: Juli: < 1.7 mg/m3 Augustus: < 2.1 mg/m3 September: < 2.9 mg/m3
195
Brief IBA S&I aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen 1e kwartaal 2003, d.d. 18 april 2003 196 Brief IBA S&I aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen 2e kwartaal 2003, d.d. 29 juli 2003 197 Brief IBA S&I aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen 3e kwartaal 2003, d.d. 15 oktober 2003
93
Voor de scrubber wordt aangegeven: Juli: 7,9 PPM Augustus: 8,0 PPM September: 8,5 PPM "(kleine lekkage gehad, is verholpen)"
e
2004 – Emissiemetingen 4 kwartaal 2003 Op 27 januari 2004 verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het 198 vierde kwartaal van 2003. Voor de incinerator wordt aangegeven: Oktober: < 1.7 mg/m3 November: < 1.7 mg/m3 December: < 1.7 mg/m3 Voor de scrubber wordt aangegeven: Oktober: 11,07 PPM wat gelijk is aan 19,9 mg/m3 November: 9,21 PPM wat gelijk is aan 16,58 mg/m3 December: 8,8 PPM wat gelijk is aan 15,8 mg/m3
e
2004 – Emissiemetingen 1 kwartaal 2004 Op 9 april verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2004. Voor de incinerator wordt aangegeven: Januari: < 1.7 mg/m3 Februari: 17.6 mg/m3 Aangegeven wordt dat uit de meting in februari is gebleken dat er een ernstige storing in het systeem zat. Er wordt in de brief gemeld dat in maart aan de gemeente is gemeld dat de frequentieregelaar stuk was. Er zijn toen door het bedrijf experts ingezet en de storing is “inmiddels” hersteld. Door deze storing is het niet mogelijk geweest een betrouwbare emissiemeting uit te voeren. In april zal er “dankzij” de storing nog een aanpassing in het systeem worden gedaan, welke moet leiden tot een verdere verbetering van de uitstoot. Voor de scrubber wordt aangegeven: Januari: 6.58 PPM wat gelijk is aan 11.8 mg/m3 Februari: 11.42 PPM wat gelijk is aan 20.6 mg/m3 199 Maart: 15.0 PPM wat gelijk is aan 27 mg/m3
2004 – Uitbreiden vestiging Storkstraat Zoetermeer Op 28 april stuurt de gemeente Zoetermeer een email aan IBA S&I. Deze email volgt op een gesprek tussen beide partijen eerder die dag. In de email wordt aangegeven dat als IBA S&I het sterilisatiebedrijf aan de Storkstraat 8-10 gaat uitbreiden er een zogenaamde 198
Brief IBA S&I aan gemeente Zoetermeer, Onderwerp: Emissiemetingen 4e kwartaal 2003, d.d. 27 januari 2004 199
Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 9 april 2004, Onderwerp: Emissiemetingen 1 kwartaal 2004
e
94
uitbreidingsvergunning moet worden verleend. Deze uitbreidingsvergunning is een toevoeging op de bestaande vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer. Met het oog op de actualiteit en de normstelling met betrekking tot de emissies van ethyleenoxide in de huidige vergunning wordt opgemerkt dat de verlening van de bedoelde vergunning geen 200 problemen zal opleveren.
2004 – Milieucontrole Storkstraat 8-10 Op 29 juni 2004 is een milieucontrole uitgevoerd door de gemeente Zoetermeer bij IBA S&I aan de Storkstraat 8 en 10 te Zoetermeer. Per brief van 2 juli 2004 wordt IBA S&I geïnformeerd over de resultaten van deze milieucontrole. "Voor uw bedrijf is op 4 januari 2002 een nieuwe vergunning ingevolgde de Wet Milieubeheer verleend. In deze nieuwe vergunning zijn nieuwe emissie-eisen voor het emitteren van ethyleenoxide opgenomen. De normstelling van de emissie uit de naverbrandingsinstallatie is onveranderd. Deze norm wordt reeds jaren gehaald. De normstelling voor de wasinstallatie is veranderd in 15 milligram ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht. Met diverse verbeterde technieken is het mogelijk gebleken om deze nieuwe norm nagenoeg te bereiken. Ook de emissies uit de naverbrandingsinstallatie voldoen ruim aan de gestelde eisen. Elk kwartaal ontvangen wij de resultaten van de diverse reinigingsinstallaties. Wij zijn verheugd met de door uw bedrijf bereikte resultaten. Bij de controle is gebleken dat voor zover kon worden 201 beoordeeld de overige voorschriften worden nageleefd." In het controleverslag van deze periodieke controle op 29 juni, welke vermeldt dat de planning d.d. 17-11-2003 was en de uitvoer d.d. 29-06-2004, wordt het resultaat “geen overtredingen (bonus) vermeld. Verder staat er in het verslag gemeld dat er regelmatige rapportages van emissies zijn en dat het er keurig uit ziet. Er wordt melding gemaakt van nieuwe frequentieregelaars, waardoor er sprake is van een betere aansturing van de toevoerventilatoren. De resultaten worden “hoopvol en beter dan ooit” genoemd. Er wordt in het verslag gemeld dat er vorige week een storing was doorgegeven inzake een defecte regelaar. Daardoor is er twee dagen over de calamiteitenpijp gewerkt. Dit wordt in het verslag als “geen probleem” benoemd. Er is iemand van verlof teruggeroepen om de regelaar te repareren. In het verslag wordt gemeld dat er een integrale controle is uitgevoerd. En dat er gelet moet worden op een email van de schrijver van de rapportage inzake uitbreidingsplannen. In dit verslag wordt gemeld dat de uitvoerder van de genoemde controle ook op 8 november 2004 is “ langs geweest” om emissies, het energieplan en het 202 veiligheidsrapport door te spreken. Hiervoor wordt verwezen naar een email.
e
2004 – Emissiemetingen 2 kwartaal 2004 Op 23 juli verzendt Sterigenics, Member of the IBA GROUP (hiervoor:IBA S&I) de resultaten van de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2004.
200
Email van de gemeente Zoetermeer aan IBA S&I d.d. 28 april 2004, Onderwerp: Uitbreiden vestiging Storkstraat Zoetermeer 201 Brief gemeente Zoetermeer aan IBA S&I, d.d. 2 juli 2004, Onderwerp: Milieucontrole Storkstraat 8 – 10 202 Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 29 juni 2004,volgnummer 8060
95
Voor de incinerator wordt aangegeven: Januari: < 1.7 mg/m3 Februari: < 1.7 mg/m3 Maart: < 1.7 mg/m3 Voor de scrubber wordt aangegeven: April: 11.43 PPM Mei: 9.14 PPM 203 Juni: 12.12 PPM
e
2004 – Emissiemetingen 3 kwartaal 2004 Op 18 oktober verzendt IBA S&I de resultaten van de emissiemetingen van het derde kwartaal van 2004. Voor de incinerator wordt aangegeven: Juli: < 1.7 PPM Augustus: < 1.7 PPM September: < 1.7 PPM
Voor de scrubber wordt aangegeven: Juli: 8.90 PPM Augustus: 9.20 PPM 204 September: 8.85 PPM
2004 – Milieuvergunning Storkstraat 8-10 Op 10 november stuurt de gemeente Zoetermeer een email aan IBA S&I. Deze email volgt op een overleg tussen beide partijen op 8 november. In de email wordt aangegeven dat in de milieuvergunning van IBA S&I voorschriften zijn opgenomen ten aanzien van energiebesparing. Deze voorschriften (9.1 en 9.2) hebben betrekking op het onderzoeken van het energieverbruik indien het verbruik boven bepaalde waarden uitkomt. Boven een aardgasverbruik van 25.000 m3 en een electriciteitsverbruik van 50.000KWh zou een onderzoek moeten worden uitgevoerd naar de mogelijkheden tot vermindering van het gebruik. In de email wordt aangegeven dat “gelet op de reeds jarenlange inspanning door uw bedrijf om het verbruik terug te dringen en de succesvolle uitwerking en resultaten hiervan, lijkt het niet zinvol om alsnog een onderzoek uit te laten voeren” . Met betrekking tot de laatste kwartaalopgave van de emissies van ethyleenoxide wordt positief 205 gereageerd. De resultaten worden bijzonder goed genoemd.
2005 – Emissiemetingen 4 203
e
kwartaal 2004 e
Brief Sterigenics aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 23 juli 2004, Onderwerp: Emissiemetingen 2 kwartaal 2004 204 Brief IBA S&I aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 18 oktober 2004, Onderwerp: Emissiemetingen e 3 kwartaal 2004 205 Email van de gemeente Zoetermeer aan IBA S&I d.d. 10 november 2004, Onderwerp: Milieuvergunning Storkstraat 8-10
96
Op 25 januari verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het vierder kwartaal van 2004. Er wordt niet vermeld in de brief dat dit de emissiemetingen van het vierde kwartaal van 2004 betreft. Dit volgt wel uit de genoemde metingen. Voor de incinerator wordt aangegeven: Oktober: geen emissiemeting ivm problemen en reparatie November: < 1.7 mg/m3 December: < 1.7 mg/m3
Voor de scrubber wordt aangegeven: Oktober: 15.24 PPM November: 8.48 PPM 206 December: 9.32 PPM
2005 – Incinerator: defect Op 3 maart stuurt Sterigenics Holland B.V. en email aan de gemeente Zoetermeer. Hierin geeft het bedrijf aan dat een defect aan de incinerator sinds vrijdag 25 februari is 207 verholpen.
e
2005 – Emissiemetingen 1 kwartaal 2005 Op 15 april verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2005. Er wordt niet vermeld in de brief dat dit de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2005 betreft. Dit volgt wel uit de genoemde metingen. Voor de incinerator wordt aangegeven: Januari: < 1.7 PPM wat gelijk is aan 3 mg/m3 Februari: < 1.7 PPM wat gelijk is aan 3 mg/m3 Maart: geen emissiemeting ivm problemen en reparatie Voor de scrubber wordt aangegeven: Januari: 8.84 PPM wat gelijk is aan 15.9 mg/m3 Februari: 9.14 PPM wat gelijk is aan 16.5 mg/m3 208 Maart: 8.35 PPM wat gelijk is aan 15 mg/m3
e
2005 – Emissiemetingen 2 kwartaal 2005 Op 12 juli verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2005. Er wordt niet vermeld in de brief dat dit de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2005 betreft. Dit volgt wel uit de genoemde metingen.
206
Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 25 januari 2005, Onderwerp: Geen 207 Email van Sterigenics Holland B.V. aan de gemeente Zoetermeer d.d. 3 maart 2005, Onderwerp: Incinerator 208 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 15 april 2005, Onderwerp: Geen
97
Er wordt gemeld dat zoals eerder gemeld geen betrouwbare emissiewaarden van de incinerator kunnen worden voorgelegd in verband met “ veel technische problemen met de besturing”. Besloten is de volledige besturing per direct te vervangen. De nieuwe besturing betekent tevens een verbetering van de verbranding cq emissie uitstoot alsmede een sterke verbetering van de veiligheid. De afspraak is dat in de tweede helft van augustus de besturing in Zoetermeer ingebouwd zal worden. Dit betekent dat , “als alles goed gaat”, vanaf september betrouwbare emissie waarden kunnen worden doorgegeven. Voor de scrubber wordt aangegeven: April: 8.83 PPM Mei: 9.10 PPM 209 Juni: 13.95 PPM
2005 – Milieucontrole Storkstraat 8-10 Op 11 augustus 2005 is een milieucontrole uitgevoerd door de gemeente Zoetermeer bij IBA S&I aan de Storkstraat 8 en 10 te Zoetermeer. Per brief van 15 augustus 2005 wordt IBA S&I geïnformeerd over de resultaten van deze milieucontrole. "Voor uw bedrijf is op 4 januari 2002 een nieuwe vergunning ingevolgde de Wet Milieubeheer verleend. In deze nieuwe vergunning zijn nieuwe emissie-eisen voor het emitteren van ethyleenoxide opgenomen. De normstelling van de emissie uit de naverbrandingsinstallatie is onveranderd. Deze norm wordt reeds jaren gehaald. De normstelling voor de wasinstallatie is veranderd in 15 milligram ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht. Met diverse verbeterde technieken is het mogelijk gebleken om deze nieuwe norm nagenoeg te bereiken. Ook de emissies uit de naverbrandingsinstallatie voldoen ruim aan de gestelde eisen. Elk kwartaal ontvangen wij de resultaten van de diverse reinigingsinstallaties. Wij zijn verheugd met de door uw bedrijf bereikte resultaten. Bij de controle is gebleken dat voor zover kon worden beoordeeld de overige voorschriften worden nageleefd. De regelapparatuur van de naverbrandingsinstallatie zal deze maand worden vervangen door een moderner exemplaar, waardoor wellicht nog betere resultaten kunnen worden bereikt. Wij verzoeken u om ons op de hoogte te houden omtrent de voortgang van de 210 werkzaamheden". 4.4. De emissies uit de naverbrandingsinstallatie en uit de wasinstallatie moeten maandelijks worden gemeten onder representatieve omstandigheden. De resultaten moeten elk kwartaal aan het team Milieu van de gemeente Zoetermeer worden aangeboden. In het controleverslag van deze periodieke controle op 11 augustus, welke vermeldt dat de planning d.d. 11-07-2005 was en de uitvoer d.d. 11-08-2005, wordt het resultaat “geen overtredingen (neutraal)” vermeld. Verder staat er in het verslag gemeld dat in de vergunning uit januari 2002 nieuwe normen zijn opgenomen gebaseerd op de actualiteiten op het gebied van ethyleenoxyde. Er wordt gemeld dat “ in overleg met Sterigenics en het RIVM een hogere (dus eenvoudiger te bereiken) normen zijn voorgeschreven”. De normstelling in de milieuvergunning is 2 miligram ethyleenoxide per 209
Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 12 juli 2005, Onderwerp: Geen Brief gemeente Zoetermeer aan IBA S&I, d.d. 15 augustus 2005, Onderwerp: Milieucontrole Storkstraat 8 – 10 210
98
kubieke meter gezuiverde lucht die via de naverbrandingsinstallatie de pijp uit gaat. In het verslag staat dat de emissiemetingen erop wijzen dat deze norm gehaald wordt. Verder staat in het verslag dat de tot ethyleenglycol gereduceerde zwavelzuur twee keer per jaar wordt afgevoerd naar een gespecialiseerd bedrijf met een vergunning. In het verslag staat vermeld dat eind augustus een nieuwe regelkast wordt geïnstalleerd, waardoor een lagere emissie mogelijk wordt. De directeur van het bedrijf zal de gemeente (controleur) hiervan op de hoogte houden. De controleur geeft aan dat hij al jaren elk kwartaal de emissie resultaten van zowel de naverbrander als de wasinstallatie ontvangt. “Ziet er heel goed uit” schrijft de controleur hierover. Ook heeft hij een immissieberekening uitgevoerd en laten uitvoeren door het RIVM om de emissie uit de twee emissiepunten te bepalen. Dit “bleek heel erg mee te vallen” . De controleur verwijst hiervoor ook naar vorige verslagen en zijn argumentatie in de laatste milieuvergunning. Hij meldt dat het bedrijf is opgenomen op de gemeentelijke risicokaart vanwege de opslag van 380 liter ethyleenoxide en dat de brandweer hiervan op de hoogte is en hiervoor een 211 gebruiksvergunning heeft verleend en bijna maandelijks oefeningen ter plaatse houdt.
2005 – Incinerator: vervangende besturingsinstallatie Op 15 september stuurt Sterigenics Holland B.V. en email aan de gemeente Zoetermeer. Hierin geeft het bedrijf aan dat de vervanging van de besturingsinstallatie van de incinerator tijdens het transport schade heeft opgelopen en teruggestuurd wordt. Dit betekent een vertraging van “ de opstart van de verbrandingsinstallatie. Een vertraging van tenminste 4 tot 6 weken is de verwachting”. Het bedrijf geeft aan de gemeente op de 212 hoogte te houden van de ontwikkelingen.
e
2005 – Emissiemetingen 3 kwartaal 2005 Op 19 oktober verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het derde kwartaal van 2005. Er wordt niet vermeld in de brief dat dit de emissiemetingen van het derde kwartaal van 2005 betreft. Dit volgt wel uit de genoemde metingen. Er wordt gemeld dat zoals eerder gemeld geen betrouwbare emissiewaarden van de incinerator kunnen worden voorgelegd in verband met “veel technische problemen met de besturing”. Besloten was de volledige besturing per direct te vervangen. Er is hierin echter een ernstige vertraging opgetreden, zoals in september per email aangegeven. In week 42 verwacht het bedrijf een nieuwe lever-en installatiedatum te ontvangen en zegt toe de gemeente hiervan op de hoogte te houden.
Voor de scrubber wordt aangegeven: Juli: 25.02 PPM wat gelijk is aan 45 mg/m3 Augustus: 13.08 PPM wat gelijk is aan 24 mg/m3 September: 18.08 PPM wat gelijk is aan 32.4 mg/m3
211
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d. 11 augustus 2005,volgnummer 8755 212 Email van Sterigenics Holland B.V. aan de gemeente Zoetermeer d.d. 15 september 2005, Onderwerp: Incinerator
99
In de brief geeft het bedrijf aan dat de hoge emissie meting veroorzaakt wordt door een nieuw product, welke een zeer hoog absorptie vermogen heeft. Dit product wordt om 213 deze reden niet meer bij het bedrijf gesteriliseerd.
e
2006 – Emissiemetingen 4 kwartaal 2005 Op 24 januari verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het vierde kwartaal van 2005. Er wordt niet vermeld in de brief dat dit de emissiemetingen van het vierde kwartaal van 2005 betreft. Dit volgt wel uit de genoemde metingen. Er wordt gemeld dat zoals eerder gemeld geen betrouwbare emissiewaarden van de incinerator kunnen worden voorgelegd. Begin januari 2006 vindt de commissioning van de vernieuwde besturingsinstallatie plaats. Beloofd wordt de gemeente op de hoogte te houden van het verloop hiervan en zo snel mogelijk met betrouwbare meetgegevens te komen. Voor de scrubber wordt aangegeven: Oktober: 13.32 PPM wat gelijk is aan 23.9 mg/m3 November: 10.51 PPM wat gelijk is aan 18.9 mg/m3 214 December: 11.10 PPM wat gelijk is aan 20 mg/m3
e
2006 – Emissiemetingen 1 kwartaal 2006 Op 28 april verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2006. Er wordt niet vermeld in de brief dat dit de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2006 betreft. Dit volgt wel uit de genoemde metingen. Er worden excuses gemaakt voor de vertraagde aanlevering van de metingen. Er wordt gemeld dat zoals eerder gemeld geen betrouwbare emissiewaarden van de incinerator kunnen worden voorgelegd. Het bedrijf geeft aan dat zij eerder heeft aangegeven het systeem te upgraden of te vervangen. Inmiddels heeft het bedrijf vastgesteld dat het upgraden van de installatie naar de huidige eisen van de verbranders en naar nog betere veiligheidseisen geen zin heeft. Daarom is het bedrijf nu in overleg met twee bedrijven om de incinerator te vervangen met een installatie die voldoet aan de huidige eisen en die veiliger is en een betere verbranding heeft met lagere uitstootwaarden. De beslissing hierover wordt eind mei verwacht. Daarna zal de vervanging en levering maximaal 4 maanden in beslag nemen. De gemeente zal op de hoogte worden gehouden. Voor de scrubber wordt aangegeven: Januari: 12.28 PPM wat gelijk is aan 22 mg/m3 Februari: 14.12 PPM wat gelijk is aan 25 mg/m3 215 Maart: 14.29 PPM wat gelijk is aan 25 mg/m3
213
Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 19 oktober 2005, Onderwerp: Geen 214 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 24 januari 2006, Onderwerp: Geen 215 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 28 april 2006, Onderwerp: Geen
100
2006 – Incinerator: vervanging van de verbrandingsinstallatie Op 30 juni stuurt Sterigenics Holland B.V. en email aan de gemeente Zoetermeer. Hierin geeft het bedrijf aan dat in die week de opdracht is gegeven tot de vervanging van de verbrandingsinstallatie. De verwachting is dat de installatie begin oktober operationeel zal zijn. Van het tijdsplan zal de gemeente op de hoogte gehouden worden. “Wel zal het bedrijf korte tijd over de pijp moeten voor de periode die ligt tussen het verwijderen van de oude installatie en de oplevering van de nieuwe installatie”. Aangegeven wordt dat in overeenstemming met de leverancier deze periode zo kort mogelijk wordt gehouden en de gemeente hierover vooraf zal worden geïnformeerd. Het bedrijf geeft aan de update van de technische gegevens richting gemeente na afloop te verzorgen. Het bedrijf geeft aan “te hebben begrepen van de gemeente” dat een nieuwe 216 aanvraag van de vergunning in dit geval niet nodig is.
e
2006 – Emissiemetingen 2 kwartaal 2006 Op 13 juli verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2006. Voor de incinerator wordt aangegeven: April : < 1.7 /m3 PPM wat gelijk is aan 3 mg/m3 Mei: < 1.7 PPM wat gelijk is aan 3 mg/m3 Juni: gegevens zijn nog niet ontvangen Aangaande de incinerator wordt aangegeven dat de verwachting is dat deze in oktober operationeel is. Voor de scrubber wordt aangegeven: April: 13.89 PPM Mei: 11.75 PPM 217 Juni 11.01 PPM
2006 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 25 oktober 2006 vindt een periodieke controle van het laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 21-08-2006 was en de uitvoer d.d. 25-102006. Het resultaat is geen overtredingen (neutraal). In het verslag staat dat het bedrijf al maanden bezig is met de voorbereidingen om de naverbrandingsinstallatie te vervangen. Vanaf week 46 wordt de huidige installatie verwijderd inclusief de regelapparatuur. Omstreeks kerst zal alles weer functioneren, dan volgen het inregelen en de metingen. De verachting is een lagere emissie. Gedurende de vervanging zal de ethyleenoxide via de hoge calamiteitenpijp worden geëmitteerd; “geen probleem” . Volgens de controleur voldoet de rest van de inrichting aan de voorschriften. “zeker nu de Amerikaanse moedermaatschappij er boven op zit in het kader van naleven van voorschriften en 218 veiligheid”.
216
Email van Sterigenics Holland B.V. aan de gemeente Zoetermeer d.d. 30 juni 2006, Onderwerp: Incinerator 217 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 13 juli 2006, Onderwerp: Geen 218 Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d 25 oktober 2006, volgnummer 9527
101
2006 – Antwoorden van de gemeente Op 26 oktober stuurt de gemeente Zoetermeer een email aan Sterigenics Holland B.V. de email is naar aanleiding van de vragen van het bedrijf van de vorige dag. De gemeente geeft aan wat te doen inzake “toelaatbare dakbelasting”, dat “het stukje groen aan de voorzijde van het bedrijf van de gemeente is en dat een schriftelijk verzoek kan worden gedaan tot verwerving of verwijdering en dat de brandwerendheid van het naast 219 het bedrijf gelegen pand voldoende brandwerend is”
2006 – Milieucontrole Storkstraat 8-10 – calamiteitenpijp besluit Op 25 oktober 2006 is een milieucontrole uitgevoerd door de gemeente Zoetermeer bij IBA S&I aan de Storkstraat 8 en 10 te Zoetermeer. Per brief van 27 oktober 2006 wordt IBA S&I geïnformeerd over de resultaten van deze milieucontrole. "Voor uw bedrijf is op 4 januari 2002 een nieuwe vergunning ingevolgde de Wet Milieubeheer verleend. In deze nieuwe vergunning zijn nieuwe emissie-eisen voor het emitteren van ethyleenoxide opgenomen. De normstelling van de emissie uit de naverbrandingsinstallatie is onveranderd. Deze norm wordt reeds jaren gehaald. De normstelling voor de wasinstallatie is veranderd in 15 milligram ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht. Met diverse verbeterde technieken is het mogelijk gebleken om deze nieuwe norm nagenoeg te bereiken. Ook de emissies uit de naverbrandingsinstallatie voldoen ruim aan de gestelde eisen. Elk kwartaal ontvangen wij de resultaten van de diverse reinigingsinstallaties. Wij zijn verheugd met de door uw bedrijf bereikte resultaten. Bij de controle is gebleken dat voor zover kon worden beoordeeld de overige voorschriften worden nageleefd. De regelapparatuur van de naverbrandingsinstallatie en de verbrandingsinstallatie zelf zullen de komende maanden worden vervangen door een modernere installatie, waardoor wellicht nog betere resultaten kunnen worden bereikt. Gedurende deze periode (tot het eind van dit jaar) kan de gebruikte ethyleenoxide uit de sterilisatoren worden afgevoerd via de hoge calamiteitenpijp. De gemeente verzoekt het bedrijf hen op de hoogte te houden omtrent de voortgang van de werkzaamheden en om het veiligheidsrapport alsmede de meetgegevens van de 220 nieuwe installatie te ontvangen, zodra deze beschikbaar zijn.
2007 – Emissiemetingen laatste kwartaal 2006 Op 30 januari verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het laatste kwartaal van 2006. Voor de incinerator wordt aangegeven dat deze gedurende een groot deel van het laatste kwartaal van 2006 uitgeschakeld is geweest wegens vervanging. Dit met toestemming van de gemeente, zo wordt in de brief gemeld. De planning was de incinerator begin januari, na de technische shutdown, in week 1 weer operationeel te hebben. De incinerator staat aan, maar er zijn problemen met de druk van het aardgasnet. Er is op het industrieterrein geen industrieel gasnet aanwezig, welke nodig is. Het bedrijf werkt samen met de fabrikant van de incinerator en EnecoNetbeheer aan een oplossing. 219
Email van de gemeente Zoetermeer aan Sterigenics Holland B.V. d.d. 26 oktober 2006, Onderwerp: antwoorden 220 Brief gemeente Zoetermeer aan IBA S&I, d.d. 27 oktober 2006, Onderwerp: Milieucontrole Storkstraat 8 – 10
102
Voor de scrubber wordt aangegeven: Oktober: 0.35 PPM November: 0.46 PPM 221 December: 7.66 PPM
2007 – Wijziging gasaansluiting Storkstraat 10 Op 4 april ontvangt Sterigenics de opdrachtbevestiging EnecoNetbeheer voor de wijziging van de gasaansluiting aan de Storkstraat 10. De opdrachtbevestiging is onder 222 voorbehoud van de afgifte van de vergunning door de gemeente Zoetermeer.
2007 – Planning gasaansluiting Storkstraat 10 Op 6 april ontvangt de gemeente een email van Sterigenics met de planning van de aanleg van de hoge druk gasleiding. In de email staat gemeld dat men tot week 22 moet wachten met de ingebruikname van de incinerator. De levertijd in week 22 is volgens het bedrijf mede tot stand gekomen door een telefoontje van de gemeente naar Eneco, anders was dit 14 weken levertijd geweest. Gemeld wordt dat de opdrachtbevestiging 223 onder voorbehoud is van de afgifte van de vergunning door de gemeente Zoetermeer.
2007 – Emissiemetingen eerste kwartaal 2007 Op 10 april verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2007. Voor de incinerator worden geen metingen gegeven omdat het bedrijf in afwachting is van de aanleg van een hoge druk gasleiding welke opgeleverd gaat worden in week 22. De incinerator zal na commissioning direct in gebruik worden genomen. De gemeente zal op de hoogte worden gehouden van het verloop. Voor de scrubber wordt aangegeven: Januari: 8.92 PPM Februari: 10.97 PPM 224 Maart: 10.25 PPM
2007 – Periodieke controle Storkstraat 8 en 10 Op 10 juli 2007 vindt een periodieke controle van het laboratorium plaats. Het controleverslag vermeldt dat de planning d.d. 25-10-2007 was en de uitvoer d.d. 10-072006. Het resultaat is geen overtredingen (neutraal). Dit verslag is door een andere controleur opgesteld dan de voorgaande verslagen. In het verslag staat dat volgens teamafspraken gemaakt op 4 juli 2007 de controle is doorgeschoven naar 2008. De milieu inspecteur van de afdeling Milieu, Bouwen en Wonen van de hoofdafdeling Stadswerken, de controleur gedurende de voorgaande controles, is vergunningverlener 221
Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 30 januari 2007, Onderwerp: Geen 222 Brief EnecoNetbeheer aan Sterigenics Holland B.V., d.d. 3 april 2007, Onderwerp: Opdrachtbevestiging 223 Email Sterigenics Holland B.V aan Gemeente Zoetermeer , d.d. 6 april 2007, Onderwerp: planning gasleiding aanleg 224 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 10 april 2007, Onderwerp: Geen
103
geworden. In het verslag wordt gemeld dat het “programma 2007” geen ruimte biedt om andere handhavers de controles uit te laten voeren. Daarbij zal door de inwerkingtreding van de activiteiten AMvB de vergunning mogelijk kunnen vervallen. “toets kan dan direct 225 tijdens controle plaatsvinden”.
2007 – Emissiemetingen tweede kwartaal 2007 Op 10 juli verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2007. Voor de incinerator worden geen metingen gegeven. De hoge druk gasleiding is ophgeleverd en de infrastructuur van de bedrijfslocatie worden aangepast zo meldt het bedrijf. De verwachting is dat de commissioning van de incinerator in week 29 zal plaatsvinden. De EBI keuring staat voor week 33 gepland en daarna is de incinerator definitief operationeel en veilig verklaard. De gemeente zal op de hoogte worden gehouden van het verloop. Voor de scrubber wordt aangegeven: April: 6.04 PPM Mei : 5.18 PPM 226 Juni: 4.97 PPM
2007 – Emissiemetingen derde kwartaal 2007 Op 5 oktober verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2007. Voor de incinerator worden geen metingen gegeven. De commissioning van de incinerator is uitgesteld zo wordt in de brief gemeld. Reden hiervoor is te weinig mankracht bij het opleverende bedrijf en dat tijdens het “droogstoken” door de leverancier gebreken zijn geconstateerd. De definitieve oplevering zal 10, 11, 12 oktober zijn. Voor de scrubber wordt aangegeven: Juli: 4.11 PPM wat gelijk is aan 7.4mg/m3 Augustus: 3.12PPM wat gelijk is aan 5.6 mg/m3 227 September: 3.82 PPM wat gelijk is aan 6.8 mg/m3
2007 – Calamiteit Sterigenics laboratorium Op 25 oktober is er sprake van een calamiteit bij het Sterigenics laboratorium. De controleur, opsteller van het controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d 10 juli 2007, volgnummer 11594, neemt een “afblazende stikstoftank” waar. Deze is zwaar bevroren. De situatie is zodanig dat men polshoogte gaat nemen. De situatie in het bedrijf, toegang, is zorgwekkend. De controleur geeft aan dat er geen terzakekundige mensen aanwezig. De situatie wordt bekeken en het sein veilig is uiteindelijk gegeven. De controleur merkt op dat de interne zaken van het bedrijf met de directeur worden
225
Controleverslag Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d 10 juli 2007, volgnummer 11594 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 10 juli 2007, Onderwerp: Geen 227 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 5 oktober 2007, Onderwerp: Geen 226
104
besproken, want zoals de situatie zich nu voordeed kan het leiden tot een behoorlijke 228 calamiteit.
2008 – Emissiemetingen laatste kwartaal 2007 Op 16 januari verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het laatste kwartaal van 2007. Voor de incinerator worden geen metingen gegeven. Na de commissioning en het ingebruikstellen van de incinerator in oktober is vastgesteld dat de standby temperatuur van de verbrandingsinstallatie te hoog was, zo wordt in de brief gemeld. Dit had als gevolg een zeer hoog aardgasverbruik en geluidsoverlast in de buurt. Na overleg met de fabrikant is de installatie stopgezet en gemodificeerd. Na ontwerp, inbouw en risicoanalyse verwacht het bedrijf ten laatste begin februari de installatie definitief operationeel te hebben. Voor de scrubber wordt aangegeven: Oktober: 8.85 PPM wat gelijk is aan 16 mg/m3 November: 6.63 PPM wat gelijk is aan 12 mg/m3 229 December: 3.02 PPM wat gelijk is aan 5.4 mg/m3
2008 – Emissiemetingen eerste kwartaal 2008 Op 21 mei verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2008. Voor de incinerator worden geen metingen gegeven. Naar aanleiding van een klacht inzake geluidsoverlast na het opstarten van de incinerator is deze op standby geplaatst. De gemeente is hierover telefonisch geïnformeerd, zo meldt het bedrijf. Er is een onderzoek gedaan naar de geluidsoverlast en deze wordt veroorzaakt door de incinerator en de ventilatoren/pompen van de scrubber installatie. Het bedrijf geeft in deze brief aan in gesprek te zijn hierover met diverse partijen en ze verwacht de incinerator eind juni operationeel te hebben. Na de ingrepen zal opnieuw onderzoek gedaan worden naar mogelijke geluidsoverlast. Op 28 mei worden in samenwerking met de leveranciers en de “ veiligheidspersonen” van het bedrijf de laatste aanpassingen gedaan en daarna zal de incinerator definitief “veilig” worden opgestart. Voor de scrubber wordt aangegeven: Januari: 11.32 PPM Februari: 16.06 PPM 230 Maart: 12.15 PPM
2008 – Emissiemetingen tweede kwartaal 2008 Op 20 augustus verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2008. 228
Memoverslag calamiteit Storkstraat 8-10 gemeente Zoetermeer d.d 25 oktober 2007, volgnummer 3730 229 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 16 januari 2008, Onderwerp: Geen 230 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 21 mei 2008, Onderwerp: Geen
105
Voor de incinerator worden geen metingen gegeven. Het bedrijf geeft in deze brief aan dat het ze gelukt is om sinds eind juni de incinerator operationeel te hebben. Er wordt echter melding gemaakt van diverse storingen die modificaties in het systeem vereisten. De storingen zijn opgelost en aan de modificaties wordt gewerkt zo meldt het bedrijf. Ze verwachten eind september/begin oktober de modificaties gereed te hebben en daarna zullen ze weer starten met de metingen, omdat de wijzigingen mogelijk invloed kunnen hebben op het resultaat. Voor de scrubber wordt aangegeven: April 11.21 PPM Mei: 9.59 PPM 231 Juni: 3.38 PPM
2008 – Emissiemetingen derde kwartaal 2008 Op 24 november verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het derde kwartaal van 2008. Voor de incinerator worden geen metingen gegeven. Het bedrijf geeft in deze brief aan dat sinds eind juni zich een aantal storingen hebben herhaald welke opgelost moesten worden. In november zijn deze aanpassingen “aangevoerd”, maar er is een klep nodig welke een levertijd van 12 weken kent. Daarna zal volgens het bedrijf in samenspraak met de leverancier de definitieve oplevering plaatsvinden en zal gestart worden met de maandelijkse metingen. Voor de scrubber wordt aangegeven: Juli: 21.69 PPM Augustus: 19.77 PPM September: 20.36 PPM Gemiddeld genomen is dit gelijk aan 36 mg/m3
232
2009 – Emissiemetingen eerste kwartaal 2009 Op 6 april verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het eerste kwartaal van 2009. Voor de incinerator worden geen metingen gegeven. Het bedrijf geeft in deze brief aan dat in maart de eerste officiële emissiemetingen zijn gedaan, maar dat daar nog geen analyse van beschikbaar is. Hiervan wordt rapportage op een later tijdstip toegezegd. Voor de scrubber wordt aangegeven: Januari: 10.33 PPM Februari: 8.58 PPM 233 Maart: 8.20 PPM 231
Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 20 augustus 2008, Onderwerp: emissie metingen 232 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 24 november 2008, Onderwerp: emissie metingen 233 Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 6 april 2009, Onderwerp: emissie metingen
106
2009 – Emissiemetingen tweede kwartaal 2009 Op 27 juli verzendt Sterigenics Holland B.V. de resultaten van de emissiemetingen van het tweede kwartaal van 2009. Voor de incinerator wordt het volgende aangegeven: April: < 8.3 mg/m3 Mei: < 1 mg/m3 Juni: resultaat nog niet beschikbaar. Voor de scrubber wordt aangegeven dat de software voor de emissie meet installatie vervangen is door een upgrade en dat deze weer naar behoren functioneert. April: 8 PPM Mei: 8.57 PPM 234 Juni: 5.72 PPM
2009 – Controle bij Sterigenics Op 8 oktober wordt door MWH een controlerapport inzake Sterigenics aan de gemeente verstuurd. "Algemeen Locatienr. Adres locatie Milieucategorie Wettelijk kader Naam eigenaar Gesproken met Telefoonnummer E-mail Opmerkingen
, Storkstraat 8 en 10 4 Wijzigingsvergunning van 2 januari 2002 De heer Ruud Naar (General Manager) De heer Naar en de heer R. Turk 073 330 03 83
[email protected] Op het achterterrein van Sterigenics staat een gasdruk- en regelstationnetje van de Eneco. Deze is geplaatst i.v.m. de nieuwe gasdrukleiding. Dit stationnetje wordt beschouwd als een aparte inrichting, waarvan de Eneco eigenaar is. Dit onderdeel is niet meegenomen met de controle.
Historie De laatste milieucontrole is uitgevoerd in oktober 2006. Tijdens deze controle zijn geen overtredingen geconstateerd. Tijdens de controle gaf de heer Naar aan vorig jaar nog gesproken te hebben met de heer C. van der Dussen. Er zijn toen geen problemen geconstateerd. Ook vertelde de heer Naar dat de voorlaatste controle is uitgevoerd door een extern bureau. In het handhavingsdossier zijn hiervan geen gegevens opgenomen. De heer Naar had deze ook niet bij de hand. Klachten Over Sterigenics zijn in het verleden geluidsklachten binnengekomen. Deze zijn opgelost. Ook is een klacht van een ex-medewerker bekend. Het betrof het direct emitteren van ethyleenoxide in de buitenlucht.
234
Brief Sterigenics Holland B.V. aan Gemeente Zoetermeer, d.d. 27 juli 2009, Onderwerp: emissie metingen
107
Activiteitenbeschrijving Het betreft een inrichting waar medische artikelen en materialen worden gesteriliseerd. De materialen komen verpakt op pallets binnen. De verpakkingen blijven het gehele proces gestoten, zodat het steriliseren van de producten door de verpakkingen heen gebeurd. De heer Naar geeft aan dat iedere klant zijn eigen vereiste heeft en hij gebonden is aan de ISO-normen die voor de klanten gelden. De heer Naar geeft aan te voldoen aan deze normen en andere normen die voor Sterigenics gelden, zoals de normen voor de farmacie, regelgeving vanuit de hoofdvestiging in Amerika en de volksgezondheidsnormen. Zo worden onder andere permanente metingen uitgevoerd in het kader van de arbeidsomstandigheden wet. Of de maximale normen ten aanzien van de uitstoot van Ethyleenoxide worden overschreden is niet gecontroleerd. Sterigenics beschikt over eigen inspecteurs die de milieunormen nauwlettende in de gaten houden. In Leuven (Be) zit een projectbureau dat zich bezighoudt met Veiligheid en Milieu. Sterigenics maakt een nette indruk. Op de locatie wordt 24 uur per dag 7 dagen per week gewerkt. De locatie bestaat uit: Ontvangstruimte voor de producten. Hier worden de producten opgeslagen. Elke pallet wordt voorzien van een "meetkaartje", zodat na afloop met zekerheid gesteld kan worden dat de producten gesteriliseerd zijn; Drie sterilisatoren. De pallets worden in de sterilisator gezet. Eerst wordt een laag stikstof ingespoten, gevolgd door een injectie van ethyleenoxide en een tweede laag stikstof. Door de sterilisatoren onder druk (perslucht) te brengen wordt het ethyleenoxide door de verpakkingen heen gedrukt. Ten tijde van de controle was één van de sterilisatoren buitenwerking in verband met een kapotte klep. Uitdampruimte. Vervolgens worden de pallets met ethyleenoxide in de uitdampruimte geplaatst. De medewerkers die daar werken dragen gasmaskers. Deze ruimte hebben we tijdens de controle niet betreden. Verzendruimte. Hier staan de gesteriliseerde producten. Tijdens de controle heeft de heer Turk een aantal tekeningen overhandigd van Sterigenics. Deze zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd. Op het achterterrein van Sterigenics staan twee zeecontainers (schatting 60 kuub per container). De heer Naar heeft hier diverse materialen en zijn archief opgeslagen. Onbekend is of dit toegestaan door binnen het vigerende bestemmingsplan. Milieucompartimenten Bodem In de inrichting zijn de volgende bodemgevaarlijke stoffen aangetroffen: Circa 12 vaten van 20 liter zwavelzuur (37%). Het zwavelzuur staat op pallets in lekbakken. Aan gegeven is dat dit niet een goede opslagwijze is, omdat de pallets groter zijn dan de lekbak. Bij eventuele lekkage van de verpakking stroomt het zwavelzuur direct op de grond. Zwavelzuur wordt gebruikt voor de scrubber; Procesgebonden vat van 200 liter met hierin zwavelzuur voor de scrubber. Het vat staat in een kleine lekbak; Drie tanks voor de opslag van nieuwe olie. De tanks hebben een plastic binnentank. De buiten tank is voorzien van gelasde naden. Van deze tanks is bekend dat zij onvoldoende beschermd zijn tegen overdruk in de tank. De lekbakken zijn erg klein voor de tanks.
108
Op grond van de vergunning moet de ruimte waar het zwavelzuur staat voorzien zijn van een vloeistofdichte vloer gekeurd conform de CUR/PBV-44 aanbeveling. Deze is niet aanwezig. Zowel in de aanvraag ais in de vergunning worden de vaten met zwavelzuur en de nieuwe olietank niet genoemd. In de vergunning staan ook geen algemene voorschriften opgenomen over de aanwezigheid van lekbakken. De vergunning schrijft wel een CPR 15-1 kast voor waarin de gevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen, Dit betekent dat zwavelzuur in een losse en/of bouwkundige kast moet staan. Op grond van de jurisprudentie is dit voorschrift nu onvoldoende handhaafbaar, doordat dit te ruim is gesteld. Het vereisen van een dergelijke opslag is op dit moment niet zinvol, omdat de CPR 15-1 verouderd is en de vergunning geactualiseerd moet worden. Veiligheid Binnen de inrichting zijn voldoende mobiele brandblusmiddelen aanwezig. Deze zijn gekeurd en functioneren volgens de heer Naar goed. Onlangs is het systeem nog getest door de brandweer. Opslag Ethyleenoxide In de inrichting wordt een aanzienlijke hoeveelheid ethyleenoxide opgeslagen in gascilinders van 380 kilogram per cilinder. Drie cilinders zijn gebonden aan de installatie en drie cilinders staan in voorraad. Tevens zijn drie lege cilinders aanwezig. De cilinders zijn door Sterigenics ontworpen en gefabriceerd. Hoekloos heeft de cilinders gekeurd. In mei 2001 heeft SAVE een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid van Sterigenics door de opslag van ethyleenoxide. In het onderzoek is geconcludeerd, dat bij volledig falen een BLEVE (Boiling Liquid Vapour Explosion) ontstaat die een piekoverdruk en een vuurbal veroorzaakt. De schade afstand vooreen verwacht overlijdenskans groter dan 1% is 30 meter. In dit rapport is echter uitgegaan van cilinders van 350 kg per stuk. De cilinders zijn 380 kg per stuk, waardoor de conclusie mogelijke wijzigt. Gebruik Ethyleenoxide Volgens de heer Naar wordt jaarlijks 80 tot 90 ton (gemiddeld 85.000 kg) ethyleenoxide gebruikt. Dit betekent dat dagelijks circa 232 kg Ethyleenoxide wordt gebruikt. De maximale opslag en gebruik is 2.280 kg (6 cilinders van 380 kg per stuk). De voorraad wordt aangevuld indien drie flessen leeg zijn. Dit zou betekenen dat om de 5 dagen ethyleenoxide wordt aangevoerd. Bij de vergunningverlening moet dit exact worden nagegaan, te meer om de rijroute met gevaarlijke stoffen binnen de gemeente te bepalen. De hoeveelheid te gebruiken ethyleenoxide is afhankelijk van de eisen van de klant. Dit kan variëren van 21 tot 39 kilogram per batch. Een batch duurt tussen de 6 en 14 uur. BEVI en BRZO Sterigenics valt niet onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Inrichtingen vallen onder BEVI indien meer dan 1.500 kg aan (zeer) giftige gassen in gasflessen worden opgeslagen en /of een insluitsysteem235 aanwezig is met een inhoud van meer dan 1.000 liter voor de opslag van zeer giftige gassen. Sterigenics valt hier net buiten. De gascilinders worden niet als gasflessen beschouwd (deze hebben een maximale inhoud van 150 liter). Ook zijn de insluitsystemen minder dan 1.000 liter. Sterigenics valt niet onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999 {BRZO). De ondergrens van ethyleenoxide is namelijk 5 ton in opslag. Stikstoftank 235
Insluitsysteem: een of meer toestellen, waarvan de eventuele onderdelen blijvend met elkaar in open verbinding staan en die bestemd zijn om een of meer stoffen te omsluiten, waarbij een verlies van inhoud van een insluitsysteem niet leidt lot het vrijkomen van significante hoeveelheden gevaarlijke stof uit andere insluitsystemen;
109
In Sterigenics is een Stikstoftank aanwezig met een geschatte inhoud van 3.000 liter. De tank wordt onderhouden en gevuld door Hoekloos, De tank is wel aangegeven op de tekening behorende bij de vergunningaanvraag, maar in de vergunning staan geen voorschriften opgenomen. Lucht Uitstoot ethyleenoxide Binnen Sterigenics wordt een aanzienlijke hoeveelheid ethyleenoxide geëmitteerd naar de buitenlucht. Dit gebeurt door de incinerator (norm 2 mg/m3) en de scrubber (norm 15 mg/m3). !n beide pijpen zijn koolstofbuisjes (merk: Drager} geplaatst. Deze buisjes worden maandelijks opgestuurd naar het laboratorium in Brussel (Lovab). Ieder kwartaal ontvangt de gemeente de meetresultaten van Stericenics. Tot op heden is met name door de scrubber te veel overschreden (zie tabel 1). De heer Naar was hiervan niet op de hoogte omdat hij ervan uitging 15 ppm/m3 te mogen uitstoten (dit is circa 30 mg/m3). Tabel 1. Overzicht meetgegevens uitstoot ethyleenoxide van de scrubber in mg/m3
2004 2005 2006 2007 2008 2009
Jan 11,98 Gg 22,35 16,23 20,60 18,80
Febr 20,78 Gg 25,70 19,97 29,23 15,62
Maart 27,30 Gg 26,01 18,66 22,11 14,92
April 20,80 Gg 25,28 10,99 20,40 14,56
Mei 16,63 Gg 21,39 9,43 17,45 15,60
Juni 22,06 Gg 20,04 9,05 6,15 10,41
Juli 16,20 Gg Gg 7,48 39,48
Aug 16,74 Gg Gg 5,68 35,98
Sept 16,11 Gg Gg 6,95 37,06
Okt Gg Gg 0,64 16,11 Gg
Nov Gg Gg 0,84 12,07 Gg
Toelichting: Gg: geen gegevens opgenomen in het handhavingsdossier. Tijdens de controles is aangeven dat wij handhavend gaan optreden tegen de norm overschrijding in de installaties. In de vergunning staan geen voorschriften opgenomen over de uitstoot van mogelijk andere stoffen dan ethyleenoxide. Mogelijk dient in het kader van de vergunningverlening uitgezocht te worden welke stoffen nog meer worden uitgestoten (bijvoorbeeld een mengsels van ethyleenoxide en stikstof/zwavelzuur). Incinerator De incinerator werkt computergestuurd. Afhankelijk van de hoeveelheid te verbranden ethyleenoxide wordt de temperatuur in de incinerator verhoogd. De brander is SCIOSgekeurd op 21 juli 2009. De brander wordt jaarlijks gekeurd. Volgens de heer Turk wordt de incinerator twee keer per jaar onderhouden. Vanaf begin 2006 tot eind 2008 zijn veel problemen met de incinerator geweest. Een nieuwe is aangeschaft. Tussentijds is alles in overleg met de gemeente Zoetermeer via de calamiteitenpijp geloosd. In deze pijp zitten geen koolstofmeters, zodat niet exact bekend is hoeveel ethyleenoxide direct in de buitenlucht is geëmitteerd. Sinds maart 2009 werkt de installatie weer naar behoren, zodat overschrijding van de norm niet meer voor zou moeten komen en er geen lozingen meer via de calamiteitenpijp worden gedaan. Scrubber In de scrubber wordt ethyleenoxide en zwavelzuur vermengd, waarna ethyleenglycol wordt gevormd. Dit wordt opgeslagen in de tank onder de scrubber. Deze tank wordt jaarlijks geledigd en heeft een geschatte inhoud van 3.000 liter. De tank staat in een lekbak. De scrubber wordt volgens de heer Turk jaarlijks onderhouden. In de vergunning zijn geen algemene onderhoudsvoorschriften opgenomen voor deze installaties. Alleen dat deze periodiek op veilig functioneren moeten worden gekeurd. In de vergunning is we! een voorschrift opgenomen dat aangeeft dat als de technieken veranderen waardoor de emissie van de wasinstallatie kan worden verlaagd, deze verbetering moet worden doorgevoerd. Het is echter onbekend wie nu moet uitzoeken of en welke technieken doorgevoerd moeten worden. Dit voorschrift geeft onvoldoende houvast om Sterigenics zelf onderzoek te laten doen naar nieuwe technieken.
110
Dec Gg Gg 13,94 5,50 Gg
Water Het water in Sterigenics wordt gebruikt voor de sanitaire voorzieningen, als drinkwater voor de dieren en voor huishoudelijk gebruik. Dit water wordt direct op het riool geloosd. In de vergunning staan voorschriften opgenomen over het onderhouden en ledigen van een vetafscheider en een olie-waterafscheider. Deze zijn niet aanwezig. Koelinstallaties De koelinstallaties zijn niet meegenomen tijdens de controle. Verwacht wordt dat slechts voor het kantoor een installatie aanwezig is. Afvalstoffen De opslag van afvalstoffen vindt plaats in container en rolcontainers. De reguliere en gevaarlijke afvalstoffen worden netjes opgeslagen en regelmatig afgevoerd naar een hiervoor erkende verwerker. De afvalstoffenbonnen en -contracten zijn niet ingezien. Energieverbruik Tijdens de controle is de elektriciteit, gas- en waterrekening niet ingezien. In de vergunning is aangegeven dat een energieonderzoek moet worden uitgevoerd, indien het verbruik meer dan 50.000 kW per jaar is. De heer Van der Dussen heeft Sterigenics per email laten weten dat zij hieraan niet hoeft te voldoen, aangezien zij reeds veel energiebesparende maatregelen heeft getroffen. Conclusie Overtreding voorschriften/artikelen Tijdens het bezoek zijn de volgende overtreding geconstateerd: Voorschrift 4.2 De emissie van ethyleenoxide uit de nabehandelingsruimte moet geschieden via de wasinstallatie (scrubber). De concentratie ethyleenoxide uit de wasinstallatie mag geen hogere concentratie bevatten dan 15 mg ethyleenoxide per kubieke meter gereinigde lucht (15 mg/m3). Uit de ingestuurde rapportages blijkt dat de norm frequent wordt overschreden. Voorschrift 6.1 In de werkvloeren of opslagplaatsen waar olie en/of chemicaliën aanwezig zijn, mogen zich geen waterafvoerputjes bevinden. De vloeren van de werkplaatsen en de voertuigstallingen moeten vloeistofdicht zijn, overeenkomstig de bodemrisicocategorie A, zoals gedefinieerd in de NRB, De vloeistofdichtheid moet worden beoordeeld zoals bedoeld in de PBV/CUR-aanbeveling 44, De vloer van de ruimte waar het zwavelzuur is opgeslagen is niet beoordeeld conform de PBV/CUR-aanbeveling 44. Uitbreiden/wijzigen Bij de controle is geconstateerd dat Sterigenics is gewijzigd ten opzichte van de vergunde situatie. Het betreft onder andere de aanwezigheid en opslag van zwavelzuur en de drie 1.000 liter nieuwe olie tanks. De heer Naar heeft aangegeven dat deze stoffen ten tijde van de vergunningverlening al aanwezig waren. De vergunning is niet toereikend De vergunning is verouderd en onvoldoende toereikend voor de activiteiten van Sterigenics. De voorschriften in de vergunning geven veelal onvoldoende houvast om handhavend op te treden tegen Sterigenics. In de vergunning zijn onder andere geen voorschriften opgenomen voor: Het verplicht reduceren van de uitstoot van ethyleenoxide (mogelijk ook normstelling voor andere stoffen?); Duidelijke eisen aan het onderhoud en de keuringen van de scrubber en de incinerator;
111
Het melden van het gebruik van de calamiteitenpijp en het verrichten van metingen in de calamiteitenpijp; Het plaatsen van lekbakken onder bodemgevaarlijke stoffen; De methodiek van metingen naar de uitstoot van ethyleenoxide in de pijpen; Opslagtank met stikstof. Aanbevelingen Naar aanleiding van de controle bevelen wij het volgende aan: Opstellen van een dwangsom ten aanzien van de het overschrijden van de emissie van ethyleenoxide vanuit de scrubber; Handhavingsbrief met het verzoeken aan Sterigenics om een uitbreidingsvergunning aan te vragen voor de opslag van zwavelzuur en olie. In de brief dient een duidelijk stappenplan te worden opgenomen. De termijn waarbinnen de vergunning moet worden aangevraagd, kan gesteld worden op uiterlijk een (half) jaar. levert geen direct gevaar op. Zwavelzuur staat op een lekbak. De vergunning dient herzien te worden. Vergunningverlening Zoals aangegeven dient de vergunning te worden geactualiseerd. De wijzigingen die Sterigenics in de afgelopen jaren heeft doorgevoerd, leiden alleen tot een uitbreidingsvergunning. De wijzigingen zijn zo klein dat het aanvragen van een revisievergunning niet afdwingbaar is. De procedure van de revisievergunning hangt sterk af van de medewerking die Sterigenics verleend, De verwachting is dat ze tot een zekere hoogte de medewerking willen verlenen, maar niet genegen zijn om onafhankelijke onderzoeken te betalen naar de emissie van ethyleenoxide en de veiligheidsrisico's. De inrichting valt formeel niet onder BEVI omdat de insluitsystemen groter zijn dan 120 liter (gasflessen) en zijn dan 1.000 liter. Wanneer alleen gelet wordt op de hoeveelheid ethyleenoxide die wordt opgeslagen, zou BEVI van toepassing zijn. Bovendien blijkt uit het SAVE rapport dat er een groot risico is. Het lijkt daarom een "maas in de wet" dat het bedrijf niet onder BEVI valt, Voorstel is daarom te handelen alsof het bedrijf wel onder het BEVI valt. Omdat het risico-onderzoek niet aan het bedrijf kan worden gevraagd stellen wij voor dat de gemeente dit onderzoek zelf uitvoert. Al met al is het de vraag of Sterigenics om veiligheidsredenen (zowel de volksgezondheid als de externe veiligheid) op de huidige locatie wenselijk is. Om hier een oordeel over te kunnen vellen adviseren wij om een beleidsstuk op te stellen waarmee deze vraag wordt beantwoord. Op het advies gedegen te onderbouwen stellen wij voor om: De verspreiding van ethyleenoxide te modeleren en/of te meten. Uitgangspunt hierbij is te berekenen hoeveel ethyleenoxide Sterigenics maximaal mag uitstoten om de volksgezondheid in de omgeving niet in "gevaar" te brengen en de berekening worden gedaan met de nieuwe RIVM-norm; De risico's van Sterigenics op het gebied van externe veiligheid te bepalen (bepalen van de veiligheidscontour); Vertrouwelijk contact op te nemen met de plaatselijke GGD om op de hoogte gesteld te worden van de gezondheidstoestand van de omwonende. In de beleidsnotitie moeten de controleresultaten en de onderzoeksresultaten worden afgewogen. Uit de notitie kunnen twee conclusies worden getrokken: Sterigenics kan op de huidige locatie blijven. Berekend is dat de uitstoot van ethyleenoxide geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid en op het gebied van externe veiligheid, De ambtshalve wijziging van de vergunning kan worden
112
gestart. De beide documenten kunnen dienen als onderbouwing van de vergunningprocedure en -voorschriften. Sterigenics kan omwille van de volksgezondheid en/of het risico voor de externe veiligheid niet op de huidige locatie blijven. Verplaatsing/sluiting van het bedrijf is noodzakelijk. Dit betekent dat een uitgebreide beleidsnotitie moet worden opgesteld met een gedegen onderbouwing voor de verplaatsing/sluiting. Voorstel is om de beleidsnotitie te bespreken met de verantwoordelijke 236 portefeuillehouder."
236
MWH rapport controle bij Sterigenics, d.d. 8 oktober 2009
113
Bijlage 1 Beschikking Hinderwet 3 augustus 1993
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ZOETERMEER gelezen het op 19 februari 1993 ontvangen verzoek van de besloten vennootschap Griffith Laboratories Europe bv, Storkstraat 10 te Zoetermeer om een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning ingevolge de Hinderwet voor de sterilisatie- inrichting met door elektromotoren gedreven werktuigen en installaties in het perceel Storkstraat 10 en op het daarbij behorende open terrein te Zoetermeer; overwegende: dat de aanvraag vóór de invoering van de Wet Milieubeheer is ingediend, en dat derhalve in deze vergunningsprocedure zal worden verwezen naar de vanaf l maart 1993 vervallen Hinderwet en Wet algemene bepalingen milieuhygiëne,dat echter met betrekking tot het stellen van voorschriften de strekking van de Wet Milieubeheer in acht zal worden genomen,dat de procedure overeenkomstig het bepaalde in het hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne is uitgevoerd,dat naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders geen termen aanwezig waren welke een openbare zitting als bedoeld in artikel 21 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne vereisten,dat zij een zodanige zitting derhalve achterwege hebben gelaten; dat gedurende de termijn als bedoeld in artikel 22 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne gelegenheid is geboden om te verzoeken om een zitting als vorenbedoeld; dat een zodanig verzoek niet is ingediend binnen laatst bedoelde termijn; dat het verzoek overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne voor advies is toegezonden aan de regionale inspecteur van de Volksgezondheid; dat naar aanleiding van het verzoek, de regionale inspecteur van de Volksgezondheid advies heeft uitgebracht; dat het advies, kort samengevat, betrekking heeft op: 1. de immissiewaarde van ethyleenoxide in de omgeving van de inrichting; 2. het registreren van het verbruik en de emissies van ethyleenoxide; dat met betrekking tot het onder 1. vermelde advies kan worden opgemerkt, dat de immissie van ethyleenoxide in de omgeving van de inrichting kan worden berekend met behulp van een verspreidingsmodel met een Gaussische concentratieverdeling; dat met behulp van deze berekeningsmethode en rekening houdend met de desbetreffende parameters zoals schoorsteenhoogte, gemiddelde weerscondities, temperatuur van de afgasstroom uit de wasinstallatie en lokatiegebonden omstandigheden een immissiewaarde van ethyleenoxide in de direkte omgeving van de inrichting kan worden verwacht van maximaal 0,25 milligram per kubieke meter lucht;
114
dat deze berekende immissiewaarde moet worden getoetst aan de schadelijkheidsgrenswaarde van 0,9 milligram per kubieke meter lucht, opgenomen in het hoofdstuk Luchtverontreiniging van het Handboek Milieuvergunningen; dat de door de regionale inspekteur van de Volksgezondheid vermelde streefwaarde van 0,03 microgram per kubieke meter lucht is overgenomen uit het Criteriadocument over Ethyleenoxide van december 1986, opgesteld door het Ministerie van VROM; dat bij nadere beschouwing van het Criteriadocument alsmede uit ingewonnen informatie bij het Ministerie van VROM en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne te Bilthoven is gebleken dat de vermelde streefwaarde voor zowel de getalswaarde als de dimensie (microgram in plaats van milligram} niet juist is weergegeven; dat met betrekking tot het onder 2. vermelde advies kan worden opgemerkt, dat middels het voorschrift 4.1.6. het verbruik van ethyleenoxide is gehouden aan een registratieverplichting; dat voor wat betreft de registratie van de emissies uit de afzuiginstallaties het voorschrift 3.11. is toegevoegd; dat naar aanleiding van de bekendmaking van het verzoek binnen de termijn als bedoeld in artikel 18 juncto artikel 20 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne schriftelijke bezwaren zijn ingediend door de besloten vennootschap Van der Spek bv, Storkstraat 12 te Zoetermeer, de heer R, Harrison, Storkstraat 18 te Zoetermeer en de besloten vennootschap Mavotrans bv, Storkstraat 25-27 te Zoetermeer; dat de bezwaarschriften, kort samengevat, betrekking hebben op: 1. de gevoerde procedure voor de verlening van de gevraagde vergunning; 2. de onduidelijkheid over de samenstelling van het in de inrichting gebezigde sterilisatiegas; 3. de vrees voor de verspreiding van te hoge concentraties ethyleenoxide in de omgeving van de inrichting; 4. de onduidelijkheid omtrent de emissies uit de inrichting en de daaraan gestelde grenswaarden; 5. het ontbreken van een argument om af te wijken van de grenswaarden, gesteld in de Nederlandse Emissie Richtlijnen; 6. het opnemen van een limitatieve opsomming van gevallen waarin de gestelde emissie mag worden overschreden; 7. het nog niet aangebracht zijn van een afvoerleiding, zoals gesteld in voorschrift 8.1.7. van de tijdelijke vergunning van 22 augustus 1988; 8. de voorgeschreven wijze van opslag van ethyleenoxide in tanks; 9. het opnieuw starten van de procedure naar aanleiding van de ingediende adviezen en bezwaren; dat met betrekking tot de onder l. en 9, vermelde bezwaren kan worden opgemerkt, dat onlangs een dwangsomprocedure is ingezet, gebaseerd op de hinderwetvergunning die is verleend op 23 april 1991, waarmee het installeren van een was-installatie ten behoeve van de reiniging van ethyleenoxide wordt afgedwongen vóór oktober 1993; dat om een gelijklopende procedure te verkrijgen met betrekking tot de verlening van de onderhavige vergunning en het installeren van de afgedwongen wasinstallatie, een korte procedure is ingezet; dat tevens hierbij kan worden opgemerkt dat nu adviezen en bezwaren zijn ingediend, overeenkomstig de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne voor het vervolg van de bezwaren- en adviestermijnen alsnog de normale procedure zal worden gevolgd; dat ten aanzien van het onder 2. genoemde bezwaar kan worden opgemerkt, dat het in de inrichting gebruikte sterilisatiegas bestaat uit 100% ethyleenoxide en dat geen andere gassen bij het proces worden betrokken dan omgevingslucht;
115
dat met betrekking tot het onder 3. genoemde bezwaar kan worden vermeld dat de immissie van ethyleenoxide in de omgeving van de inrichting maximaal 0,25 milligram per kubieke meter zal bedragen, en derhalve ruim onder de schadelijkheidsgrenswaarde zal blijven; dat met betrekking tot het onder 4, vermelde bezwaar kan worden opgemerkt, dat de gasstroom uit de naverbrandings-installatie is gebonden aan een maximale concentratie van 2 milligram per kubieke meter verbrandingsgas en de gasstroom uit de wasinstallatie aan een maximale concentratie van 8 milligram per kubieke meter afgevoerde, gewassen lucht; dat ten aanzien van het onder 5. genoemde bezwaar kan worden vermeld dat in de Nederlandse Emissie Richtlijnen rekening is gehouden met de carcinogene eigenschappen van ethyleenoxide, en dat voor wat betreft de afwijking van de waarden gesteld in de NER kan worden verwezen naar de hiernavolgende argumentatie voor het verlenen van deze vergunning; dat met betrekking tot het onder 6. vermelde bezwaar kan worden opgemerkt dat gedurende de opstartperiode alsmede zeer incidenteel de concentratie uit de naverbrandingsinstallatie in_ zeer geringe mate hoger kan zijn dan 2 milligram per kubieke meter verbrandingsgas, doch nimmer meer mag bedragen dan 5 milligram per kubieke meter verbrandingsgas; dat uit de meetgegevens is gebleken dat de gemiddelde emissie niet boven de 2 milligram per kubieke meter verbrandingslucht uitkomt; dat een limitatieve opsomming van die gevallen waarin de emissieconcentratie mag worden overschreden niet mogelijk is; dat tevens kan worden opgemerkt, dat voor wat betreft de veiligheid en doelmatigheid van de naverbrandingsinstallatie in voldoende mate wordt voorzien door de periodieke veiligheidskeuringen en doelmatigheidsonderzoeken, zoals voorgeschreven in de voorschriften 3.8. en 3.10.; dat ten aanzien van het onder 7. genoemde bezwaar kan worden vermeld dat de afvoerleiding reeds is aangebracht, maar dat echter deze afvoerleiding niet meer is voorgeschreven in de onderhavige te verlenen vergunning; dat ten aanzien van het onder 8. genoemde bezwaar kan worden vermeld dat de opslag van ethyleenoxide niet onder de werkingssfeer van de CPR 15-1 valt; dat tevens in dit kader kan worden opgemerkt dat voor de opslag van ethyleenoxide een risicoanalyse is opgesteld en dat daaruit is gebleken dat door de wijze van opslag alsmede door de aangelegde brandmuur geen verhoogde onveiligheid voor de omgeving van de inrichting zal worden veroorzaakt; dat naar aanleiding van de bekendmaking van de aangepaste ontwerp-beschikking wederom bezwaarschriften zijn ingediend door de besloten vennootschap Van der Spek bv en door de heer R. Harrison; dat deze laatstgenoemde bezwaarschriften, kort samengevat, betrekking hebben op: 1. de immissieberekening die door de Regionale Inspektie werd verlangd; 2. de risicoanalise met betrekking tot het gebruik van ethyleenoxide; dat met betrekking tot het onder 1. genoemde bezwaar kan worden opgemerkt, dat ten behoeve van het uitvoeren van een immissieberekening de volgende gegevens zijn verwerkt: afvoerhoogte wasinstallatie 6,6 m
116
afvoerhoogte naverbrander massastroom wasinstallatie nr.l massastroom wasinstallatie nr.2 massastroom naverbrander concentratie wasinstallatie invoer concentratie wasinstallatie uitvoer concentratie naverbrander invoer concentratie naverbrander uitvoer
10 m 10.000 m3/uur 10.000 m3/uur 800 m3/uur 100 milligram/m3 8 milligram/m3 (max) circa 25 gram/m3 4 milligram/m3 (max}
dat de concentratie van ethyleenoxide op korte afstand van de inrichting berekend is, uitgaande van het Gaussich pluimmodel; dat dit model is gekozen omdat deze wijze het meest geschikt blijkt om een benadering te verkrijgen omtrent de concentraties op korte afstand van een bron,dat gedurende de behandeling van de goederen geen andere gassen dan ethyleenoxide worden gebruikt, en dat derhalve geen andere gassen dan ethyleenoxide en lucht worden geëmitteerd; dat ten aanzien van het onder 2. vermelde bezwaar kan worden opgemerkt dat de bedoelde risicoanalyse met betrekking tot de vergroting van de opslag van ethyleenoxide in juli 1990 is opgesteld ten behoeve van het verlenen van een nieuwe vergunning in het kader van de Hinderwet, en gedurende die procedure meerdere malen ter inzage heeft gelegen; dat tevens hierbij kan worden opgemerkt dat de bedoelde risicoanalyse vanzelfsprekend op verzoek kan worden ingezien,dat het steriliseren van produkten geschiedt overeenkomstig de overgelegde procesbeschrijving,dat in de afgelopen jaren een tijdelijke vergunning en een oprichtingsvergunning ingevolge de Hinderwet zijn verleend; dat kortheidshalve het verloop van de verlening van de vergunningen als volgt is samen te vatten,dat aan Griffith Laboratories Europa bv op 22 augustus 1988 een tijdelijke vergunning onder voorwaarden is verleend voor het oprichten en werking hebben van een sterilisatieinrichting in (op) het perceel Storkstraat 10 te Zoetermeer; dat de tijdelijke vergunning is verleend onder de volgende overwegingen: "dat met betrekking tot gevaar, schade of hinder in de omgeving met name de emissie van ethyleenoxide door de inrichting aandacht verdient; dat eerst tijdens het verloop van de vergunningprocedure informatie beschikbaar is gekomen - onder andere het "criteriadocument over ethyleenoxide" van december 1986 van het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer - dat de bij de bedrijfsvoering in de buitenlucht geëmitteerde ethyleenoxide gevaar voor de volksgezondheid kan opleveren; dat evenwel thans nog betrekkelijk weinig inzicht bestaat in hoeverre en op welke wijze bestrijding van deze emissie geëist dient te worden; dat het zich laat aanzien dat op termijn - circa één a twee jaar - wel voldoende gegevens beschikbaar zijn om te bepalen in welke mate en/of op welke wijze beperking van de emissie van ethyleenoxide, door de inrichting redelijkerwijs in de aangevraagde hinderwetvergunning dient te worden voorgeschreven;
117
dat zich thans, gelet op deze problematiek, de vraag voordoet of overeenkomstig de op 27 februari 1987 bekend gemaakte ontwerp-vergunning, een hinderwetvergunning verleend kan worden; dat bij afweging van enerzijds het belang van de aanvrager om vergunning bij exploitatie van het bedrijf en anderzijds van het voorkomen van gevaar voor de volksgezondheid, het redelijk voorkomt tijdelijk, totdat bovenbedoelde gegevens beschikbaar zijn, een hinderwetvergunning te verlenen overeenkomstig de inhoud van de ontwerp-vergunning; dat namelijk niet aannemelijk is dat de schade aan de volksgezondheid als gevolg van de emissie van ethyleenoxide bij het gedurende een beperkte periode in werking hebben van de inrichting overeenkomstig de ontwerp-vergunning onaanvaardbaar i s,dat derhalve, met toepassing van artikel 16 van de Hinderwet, de voorliggende vergunning verleend wordt tot l juli 1989;" dat hierbij nog kan worden opgemerkt dat onder voorschrift 8.1.7. van de bedoelde tijdelijke vergunning een afvoerleiding met een hoogte van 26 meter is voorgeschreven om een aanvaardbare immissie van ethyleenoxide op leefniveau te bereiken; dat, in verband met het verlopen van de tijdelijke vergunning, op 6 augustus 1990 door Griffith Laboratories Europe bv wederom een oprichtingsvergunning ingevolge de Hinderwet is aangevraagd; dat op 11 juli 1989 overleg is gevoerd met vertegenwoordigers van de regionale inspectie van de volksgezondheid, en van het ministerie van VROM; dat in dit overleg gesproken is over de streefwaarde van ethyleenoxide, zijnde de aanvaardbare concentratie op leefniveau; dat echter in juli 1989 geen (landelijke) emissienormen voor ethyleenoxide bekend waren en ook niet op korte termijn te verwachten waren; dat met de aanvraagster, de regionale inspectie voor de Volksgezondheid, met TNO te Apeldoorn en met de leverancier van de zogenoemde naverbrandingsinstallatie overleg is gevoerd over de mogelijkheden om tot een reductie van de emissie van ethyleenoxide te komen; dat tot deze mogelijkheden het plaatsen van een naverbrandingsinstallatie behoorde; dat in de hinderwetvergunning, verleend op 23 april 1991, een naverbrandingsinstallatie is voorgeschreven; dat de installatie van deze naverbrander heeft geleid tot een reductie van de emissie van ethyleenoxide met meer dan 99,9%; dat door de toepassing van de naverbrandingsinstallatie voor het gasmengsel uit de sterilisatiekamers, niet alleen een aanvaardbare immissie doch ook tot een aanvaardbare emissie van ethyleenoxide wordt bereikt; dat het gasmengsel uit de ruimte waarin de sterilisatiekamers zijn geplaatst, de beide nabehandelingsruimten en de pompkamer eveneens geringe concentraties ethyleenoxide kunnen bevatten; dat in de vergunning, verleend op 23 april 1991, is voorgeschreven dat vorenbedoeld gasmengsel alvorens in de buitenlucht te worden afgevoerd, door een aktief koolstoffilter dient te worden geleid;
118
dat door de toepassing van een aktief koolstof filter dit gasmengsel geen hogere concentratie dan 5 mg/m3 ethyleenoxide zou mogen bevatten; dat door de aan de vergunning van 23 april 1991 verbonden voorschriften in hoofdstuk 3 redelijkerwijze werd tegemoetgekomen aan de door de inrichting mogelijk te veroorzaken gevaar, schade en hinder met betrekking tot de emissie van ethyleenoxide,dat kan worden opgemerkt dat, zoals eerdergenoemd, de concentratie van ethyleenoxide in de verbrandingsgassen zoals voorgeschreven in de aan de vergunning van 23 april 1991 verbonden voorschriften 3.6. en 3.7. voldoende laag werden geacht in verband met de "best technical means" die voor dit soort naverbrandingsinstallaties gangbaar moesten worden geacht, alsmede met betrekking tot de opgave van de fabrikant inzake de te verwachten capaciteit van de te installeren naverbrandingsinstallatie ,dat vervolgens Griffith Micro Science desgevraagd door middel van de brief d,d. 13 december 1990, kenmerk HA/cdb/35741, destijds heeft verklaard, dat het gegeven omtrent de ethyleenoxide- emissiepieken tot 100 mg/m3 verbrandingsgas was gebaseerd op oudere meetgegevens, en dat de naverbrandingsinstallatie destijds, na een opstartperiode van 2-3 maanden, in staat zou zijn om ook bij de start van het ethyleenoxide-evakuatieproces, de emissiewaarden tot minder dan 5 mg/m3 te reduceren; dat de sterilisatiekamers zodanig zijn uitgevoerd en beveiligd, dat in geval van storingen en/of calamiteiten, de inhoud van de kamers niet anders dan via de vacuümpompen, en derhalve via de naverbrandingsinstallatie, kunnen worden geleegd; dat met betrekking tot de opslag van ethyleenoxide destijds door een extern adviesburo een risicobeschouwing is opgesteld, waaruit onder andere is gebleken, dat de vergroting van de opslag van ethyleenoxide geen ontoelaatbare verhoging van de onveiligheid met zich mee zal brengen; dat om aan de af standscriteria en derhalve aan de veiligheidseisen te kunnen voldoen, in de aan de vergunning van 23 april 1991 verbonden voorschriften 5.10.10. en 5.10.11. op de erfscheiding van de inrichting een brandmuur is voorgeschreven,dat tegen de op 23 april 1991 verleende vergunning de verzoekster in beroep is gekomen en tevens een schorsings-verzoek heeft ingediend bij de Raad van State; dat de bezwaren in het beroepschrift, kort samengevat, betrekking hadden op: 1. de installatie van een aktief-koolfilter; 2. de afvoer van ethyleenoxide over de naverbrandingsinstallatie in geval van calamiteiten; 3. de opgelegde ethyleenuitstoot van 4 gram ethyleenoxide per uur; dat de Raad van State, onder andere, heeft bepaald dat het installeren van de aktiefkoolfilters niet eerder dan zes maanden na de schorsingsuitspraak behoefde plaats te vinden; dat bij nader onderzoek bleek, dat een aktief-koolfilter niet de juiste oplossing zou kunnen bieden om tot reduktie van ethyleenoxide uit de nabehandelingsruimten te komen; dat medio 1992 door de verzoekster onderzoek is gepleegd om de afgezogen ethyleenoxide uit de nabehandelingsruimten te emmiteren via een wasinstallatie; dat deze wasinstallatie als een zogenaamde scrubber kan worden uitgevoerd, met als wasmedium verdund zwavelzuur teneinde de ethyleenoxide te neutraliseren onder vorming van ethyleen-glycol;
119
dat tijdens proefnemingen in België is gebleken dat de concentratie van de ontwijkende ethyleenoxide met behulp van de wasinstallatie onder normale procesomstandigheden niet verder kan worden gereduceerd dan 6 milligram per kubieke meter lucht, met een piekkoncentratie van 8 milligram per kubieke meter lucht; dat de verzoekster eind 1992 heeft voorgesteld om de aktief-koolfiler niet te installeren, doch de uit de nabehandelings-ruimten ontwijkende ethyleenoxide te neutraliseren met de wasinstallatie; dat de verzoekster tevens het voornemen te kennen gaf om een derde nabehandelingsruimte in gebruik te nemen, enkele bouwkundige wijzigingen uit te willen voeren alsmede een uitbreiding van de opslag van ethyleenoxide te willen realiseren,dat dezerzijds het voornemen bestond om voor de te wijzigen inrichting een nieuwe, de gehele inrichting omvattende vergunning (revisievergunning) te laten aanvragen; dat in de te verlenen revisievergunning onder andere voorschriften zullen worden opgenomen om de emissie van ethyleenoxide te beperken, waaronder wordt begrepen de lage norm voor de naverbrandingsinstallatie (2 milligram per kubieke meter verbrandingsgas) alsmede de installatie van de wasinstallatie mogelijk te maken; dat de emissie van ethyleenoxide via de wasinstallatie is getoetst aan de Nederlandse Emissie Richtlijnen (NER); dat in de NER een koncentratiestreefwaarde voor de emissie van ethyleenoxide is opgenomen van l milligram per kubieke meter, bij een massastroom van 5 gram per uur of meer; dat in de NER is uitgegaan van de emissie van ethyleenoxide ten gevolge van een kontinu-proces, waarbij de totale hoeveelheid ethyleenoxide ten minste 5 gram per uur bedraagt; dat in het onderhavige proces de gebruikte ethyleenoxide vanuit de sterilisatiekamers in een kortstondige uitstoot via de naverbrandingsinstallatie wordt geëmitteerd, volgens het zogenaamde batch-proces en de geringere koncentratie ethyleenoxide kontinu uit de nabehandelingsruimten via de wasinstallatie zal worden afgevoerd; dat de emissie van ethyleenoxide uit de naverbrandings-installatie niet hoger is gelegen dan 4 gram per uur; dat aan de emissie van ethyleenoxide via de naverbrandings-installatie dezelfde emissieeisen worden voorgeschreven als in de vergunning van 23 april 1991 is opgenomen, te weten 2 milligram ethyleenoxide per kubieke meter verbrandingsgas; dat de emissie van ethyleenoxide via de wasinstallatie, gelet op de lagere koncentratie ethyleenoxide van maximaal 100 milligram per kubieke meter, de huidige stand van de techniek, de grote volumestroom van 20.000 kubieke meter mengsel per uur alsmede de overlegde meetgegevens van de proefnemingen met de wasinstallatie wordt gebonden aan voorschriften die een emissie-koncentratie toelaat van 8 milligram per kubieke meter gereinigde lucht; dat hierdoor de maximale vracht ethyleenoxide uit de wasinstallatie 160 gram per uur zal gaan bedragen; dat dit standpunt op 7 januari 1993 is voorbesproken met de verzoekster en met de Regionale Inspektie van de Volksgezondheid;
120
dat tijdens deze voorbespreking door de Inspektie is gewezen op de bepalingen inzake ethyleenoxide in de NER, dat de verzoekster het installeren van de wasinstallatie heeft voorgesteld en heeft gewezen op de investeringen en de afschrijvingsperiode die daarmee zijn gemoeid; dat, gelet op het gestelde in hoofdstuk T-1.3.2.van de NER, waarin wordt aangegeven dat als uitgangspunt wordt gehanteerd dat bestrijdingsmaatregelen de "stand der techniek" moeten representeren, de keuze voor emissiebeperkende voorzieningen gebaseerd moet zijn op elders recent geïnstalleerde en/of beproefde procesgeïntegreerde of nageschakelde technieken; dat dezerzijds de indruk bestaat dat, gelet op de best bestaande technieken, het gestelde in hoofdstuk T-1.3.2.van de NER alsmede de proefnemingen met de wasinstallatie, met het stellen van een norm van 8 milligram per kubieke meter gereinigde lucht uit de wasinstallatie tegemoet wordt gekomen met het in de nieuwe Wet Milieubeheer opgenomen ALARA beginsel {"as low as reasonably achievable"); dat aan de, door de inrichting mogelijk te veroorzaken, gevaar, schade en hinder, redelijkerwijze kan worden tegemoet gekomen door het stellen van voorschriften,gelet op de toegestane ontwikkelingen in het gebied waar de inrichting is gelegen, alsmede de in de toekomst te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot gevaar, schade of hinder buiten de inrichting, welke veroorzaakt kunnen worden door eventuele wijzigingen of uitbreidingen van de inrichting of veranderingen van de in de inrichting gebezigde werkwijze, zoals door de aanvraagster tijdens het vooroverleg aangegeven, alsmede de eventuele vestiging van nevenbedrijven in de nabijheid van de inrichting; gelet op de Hinderwet, het Hinderbesluit, de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne en de ingewonnen ambtsberichten,A. Besluiten: I. aan verzoekster, voornoemd, de gevraagde vergunning te verlenen, overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bescheiden en zulks onder de in de bijlage opgenomen voorschriften/ de bedoelde bescheiden worden geacht met de vergunning één geheel uit te maken. II. aan deze vergunning een begrippenlijst te hechten, waarin is aangegeven wat moet worden verstaan onder de gebruikte begrippen in de onder A.I.genoemde voorschriften. B. Wijzen de verzoekster erop dat het gewenst is omtrent uitvoering van de aan de vergunning verbonden voor schriften, alsmede omtrent de samenstelling van de inrichting, overeenkomstig de hiervoor onder A.I genoemde bescheiden, overleg te plegen met de sektie bedrij fs- kontroles en -vergunningverlening van de hoofdafdeling Milieu, Volkshuisvesting en Voorzieningen en omtrent de brandblusmiddelen overleg te plegen met de brandweer. C. Brengen ter kennis van belanghebbenden dat: I. voor zover DIN-, ISO-, NEN-, WEN-EN- of NEN-ISO-normen, waarnaar in de aan de vergunning verbonden voorschriften wordt verwezen, betrekking hebben op de uitvoering van constructies, toestellen, werktuigen en installaties, worden bedoeld de normen, die voor de datum waarop deze vergunning is verleend het laatst zijn uitgegeven met de tot die datum op deze normen uitgegeven aanvullingen en correctiebladen; voor zover deze normen betrekking hebben op de uitvoering van op de datum waarop deze vergunning is verleend reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties worden bedoeld de normen, die bij het vervaardigen, plaatsen en in gebruik stellen van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties van kracht waren, tenzij anders is bepaald; II. ingevolge artikel 26 van de Hinderwet nieuwe voor schriften kunnen worden opgelegd in het belang van het voorkomen of beperken van gevaar, schade of hinder buiten de inrichting;
121
III.
ingevolge het bepaalde in artikel 29 van de Hinderwet en artikel 42 en volgende van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne, juncto artikel l, lid l van de Tijdelijke wet Kroongeschillen binnen één maand na de datum waarop de beschikking ter inzage is gelegd, beroep openstaat op de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, het beroepschrift binnen de genoemde termijn in tweevoud moet worden gericht tot de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN 's-Gravenhage, {Postbus 20019, 2500 ED 's-Gra-venhage); indien tegen de beschikking beroep wordt ingesteld, overeenkomstig artikel 107 van de Wet op de Raad van State een verzoek kan worden gedaan tot schorsing van de beschikking, dan wel tot het treffen van een voorlopige voorziening, dit verzoek moet worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, Kneuterdijk 22, 2514 EN 's-Gravenhage, (Postbus 20019, 2500 ED 's-Gravenhage); IV. bij het onherroepelijk worden van de onderhavige vergunning, de vergunning verleend op 23 april 1991, HW 5/1990, is vervallen. D. Zenden deze beschikking aan: 1. de verzoekster; 2. de regionale inspecteur van de Volksgezondheid; 3. commissaris van politie; 4. commandant van de brandweer; 5. Van der Spek bv, 6. R. Harrison; 7. Mavotrans bv; 8. de sektie bedrijfskontroles en -vergunningverlening van de hoofdafdeling Milieu, Volkshuisvesting en Voorzieningen. Zoetermeer, Burgemeester en wethouders van Zoetermeer,
122