Christelijke levenswandel Thema
: De tien geboden van God – deel 1
De vorige keer heeft Jezus Zich voorgesteld aan ons over Wie Hij is op de vraag: ‘Wie is Jezus?’. Jezus heeft Zich voorgesteld als Gods Zoon, als Persoon binnen de Drie-Eenheid van God. Dat heeft Hij tijdens Zijn bediening op aarde gepredikt en laten zien in de praktijk door het verrichten van wonderen door zieken te genezen en demonen uit te drijven. Maar Hij deed dat pas nadat Hij de zonden van de gelovige zieke had vergeven. Wie anders kan zonden vergeven dan God alleen? Tenslotte hebben we kort bij Jezus kruisiging en opstanding uit de dood stilgestaan. Wie kan de dood overwinnen dan Diegene Die de dood heeft ingesteld, Dat is God? In de profetie van Johannes, waarin Jezus Zichzelf en de toekomst aan Johannes openbaart, lezen we hoe Jezus Zich aan Johannes bekendmaakt. Een wonderlijke gestalte, namelijk als Iemand Die op de Zoon des mensen lijkt, staande tussen zeven kandelaren, gekleed in een lang gewaad tot op de voeten, op de borst omgord met een gouden gordel, Zijn hoofd en haren wit, als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen als een vuurvlam, Zijn voeten als blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven, Zijn stem klonk als het geluid van vele wateren en Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand en uit Zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard en Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht. Dit lezen we in Openbaring 1:13-16. Dit is een andere hoedanigheid van Jezus Die Zich als Mens liet bespotten, martelen en aan het kruis liet nagelen. Dit is wel Dezelfde Jezus maar dan Jezus als Overwinnaar, als Hogepriester, als Koning, als God! Dit is de levende Jezus Die wij navolgen. Hoe kunnen wij Jezus dan navolgen? God geeft ons daar wetten en verordeningen, richtlijnen voor. Laten we vanochtend een begin maken met de wetten van God, te beginnen met de 10 geboden aan het volk van Israël toen ze net door God bevrijd waren uit hun slavernij in Egypte. In Exodus 19:1-2 lezen we dat de Israëlieten inmiddels drie maanden uit Egypte weg waren getrokken en dat ze zich bevinden in de Sinaï-woestijn. Ze sloegen hun kamp op in de grote vlakte aan de voet van de berg Sinaï, dat is een berg van 2000 meter hoog. Dat hadden ze niet zelf zo uitgekozen, maar God had die plaats uitgekozen voor hen. We lezen namelijk in Exodus 13:21-22 dat God het volk de weg wees door overdag een wolkkolom en ’s nachts een vuurkolom voor hen uit te laten gaan. Lezen: Exodus 13:21-22 “De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hen de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hen licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken. Hij nam de wolkkolom overdag en de vuurkolom in de nacht niet weg voor de aanblik van het volk.” God gaat het volk Israël dus voor en baant een weg voor hen. Daar begint het God dienen, het Jezus Christus navolgen, en dus een christelijke levenswandel mee: je laten leiden door God. Hem vóór je uit laten gaan in je leven en Hem volgen waar Hij je ook heenleidt. In de praktijk komt het er dus op neer dat we geen eigen plannetjes moeten uitdenken, geen eigen keuzes moeten maken, geen eigen wegen moeten in slaan, maar dat we in alles wat we doen en laten moeten vragen aan God: “wat is Uw wil dat ik doe?”
God maakt dan Zijn wil bekend aan ons. Hij heeft ons de Bijbel, Zijn onfeilbaar Woord, gegeven, waarin we Zijn wil kunnen lezen en daaruit onder leiding van de Heilige Geest kunnen leren. We moeten echter biddend lezen, zodat we ook begrijpen wat we lezen. Jezus zegt in Lukas 11:9-10 hierover: “En Ik zeg u: Bid en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal opengedaan worden. Want ieder die bidt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en wie klopt, voor hem zal er opengedaan worden.” God heeft door Jezus Christus de weg voor ons vrij gemaakt om tot Zijn troon te naderen en Zijn genade te mogen ontvangen. Dat is wat God op voorhand voor ons heeft gedaan. Maar Jezus Christus geeft aan dat God wil dat wij actief zijn naar Hem toe en niet passief zitten wachten op een gebedsverhoring. Jezus zegt namelijk dat: 1. Wij Zijn wil moeten zoeken, dat is zoeken in Gods Woord, de Bijbel, naar antwoorden op onze vragen; 2. Wij moeten bidden tot God, Hem iets vragen, voordat Hij ons iets geeft; 3. Wij moeten Hem zoeken, voordat Hij Zich laat vinden; 4. Wij moeten bij Hem aankloppen, zodat God voor ons kan opendoen. Als we deze acties ondernemen, dan begrijpen we ook de voorwaarden die God aan ons stelt om Hem te volgen zoals Hij dat wil, zodat God ons gebed ook wil verhoren. Zoals we in de schriftlezing (Exodus 19) hebben gelezen riep God Mozes de berg Sinaï op om aan hem Zijn voorwaarden aan het volk Israël bekend te maken om Israël als Zijn Eigen volk te verkiezen. In de verzen 3-6 lezen we deze voorwaarden. We lezen dus dat God voorwaarden stelt om het volk Israël, maar ook u en mij, als Zijn persoonlijk eigendom te zien, als Zijn kind te zien, zodat zij en wij mogen behoren tot Zijn koninkrijk vol van priesters en wij samen met het volk Israël een heilig volk zijn. De twee voorwaarden die God stelt zijn: 1. Wij moeten nauwgezet gehoorzaam zijn aan Gods stem; 2. Wij moeten Zijn verbond in acht nemen. God speelt geen spelletjes als Hij dit zegt. Dit zijn Zijn keiharde voorwaarden waaraan wij moeten voldoen om tot Zijn heilig volk te kunnen behoren. Daarmee komen we aan bij de vraag aan welk verbond moeten wij dan gehoorzaam zijn en wat zegt God dan tegen ons? Dat lezen we in de hele Bijbel, maar God begint eenvoudig met het geven van 10 geboden, waaraan Zijn volk zich moest en nog steeds moet houden. We lezen de Wet van de tien geboden in Exodus 20:1-26.
Ik lees u voor Exodus 20:1-17: Toen sprak God al deze woorden: Ik ben de Heere, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. 1. U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 2. U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van uw vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen. 3. U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt 4. Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt. Zes dagen zult u arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God. Dan zult u geen werk doen, u, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw slaaf, noch uw slavin, noch uw vee, noch uw vreemdeling die binnen uw poorten is. Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij ruste op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die. 5. Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. 6. U zult niet doodslaan. 7. U zult niet echtbreken. (d.i. u zult geen overspel plegen! (Deuteronomium 5:18)) 8. U zult niet stelen. 9. U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste. 10. U zult niet begeren het huis van uw naaste. U zult niet begeren de vrouw van uw naaste, noch zijn slaaf, noch zijn slavin, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets wat van uw naaste is. Het voert te ver om alle tien de geboden vanochtend met elkaar te behandelen, we starten daarom met de eerste twee geboden die God aan Mozes heeft gegeven. 1. U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Wat bedoelt God als Hij dit gebod geeft? Bestaan er dan ook nog andere goden naast of onder God? Nee, dat zegt God niet. Hij zegt dat wij geen andere goden mogen vereren en licht dat nader toe verderop in datzelfde gesprek met Mozes, namelijk in Exodus 20:23-26. “U mag naast Mij geen goden van zilver maken, en goden van goud mag u ook niet voor uzelf maken…” God wijst het volk Israël er op dat zij niet hetzelfde mogen doen als de Egyptenaren en de volkeren om hen heen deden. Zij hadden goden verzonnen die zij machten en krachten toekenden. Als we kijken naar de geschiedenis van de periode voorafgaand aan de uiteindelijke uittocht van het volk Israël uit Egypte dan lezen we dat God tien strafgerichten over de Farao en zijn volk voltrekt. Die strafgerichten oftewel plagen lezen we in Exodus 7:14 – 12:33. Deze strafgerichten zijn niet zomaar door God uitgekozen, maar ontkrachten elke god van de Egyptenaren. Daarmee bewijst God aan zowel de Egyptenaren als aan Zijn volk Israël dat Hij God is en dat er verder geen goden zijn. Kijk maar naar de onderstaande tabel.
Plaag
Egyptische godheid
1. Water verandert in bloed (Exodus 7:14-25)
Khnum (of Khnemu): de Egyptische god die de Nijldelta vruchtbaar en daarmee geschikt maakt voor landbouw. Hapi: de geest van de Nijl. Osiris was o.a. god van de afnemende en wassende maan en van de overstroming van de Nijl.
2. Kikkers (Exodus8:1-15)
De Egyptische godin Heket was in de Egyptische mythologie een godin die werd voorgesteld met kikkerkop en soms volledig werd afgebeeld als kikker.
3. Luizen (Exodus8:16-19)
Bes of Bisu: één van de oudste goden van het pantheon, beschermer tegen wilde dieren, slangen en insecten.
4. Steekvliegen (Exodus 8:20-32)
Ibid.
5. Veepest (Exodus 9:1-7)
Hathor (godin): werd in haar oudste vorm daterend van 2700 v.Chr. afgebeeld in de vorm van een koe. De Apis is een Egyptische godheid, voorgesteld als een stier met een zonneschijf tussen de horens. Mnevis (Merwer), de zonnestier.
6. Zweren (Exodus 9:8-12)
Imhotep was de schutspatroon van de geneeskunde.
7. Hagel (Exodus 9:13-35)
Noet, Nut of Noeït was in de Egyptische mythologie de hemelgodin. Seth, was de beschermer van de oogst. Nepri, was de graangod.
8. Sprinkhanen (Exodus 10:4 - 10:5)
Ibid.
9. Duisternis (Exodus 10:2129)
Ra, Aton, Atum, Horus. Allen zonnegoden.
10. Dood van eerstgeborenen (Exodus 11:10 en 12:29-30)
Isis: godin van het leven
Zo hadden de volkeren uit die tijd en nog tot eeuwen daarna allerlei goden die ze vereerden boven of zelfs in plaats van God, de Schepper van hemel en aarde. God is daar niet blij mee en rekent daarom zoals we daarnet hebben gelezen hard af met al die zogenaamde goden. Maar welke goden vereren wij in ons leven? Wij westerlingen lachen misschien om al die (oude) heidense afgoden, terwijl er ook vandaag de dag nog steeds culturen zijn waarin mensen tot allerlei goden bidden, soms zelfs vermengd met zogenaamd christendom. God waarschuwt tegen afgoderij in het huisgezin. Dit staat geschreven in Leviticus 19:4. Hier spreekt God weer tot Mozes en zegt: “Spreek tot heel de gemeenschap van de Israëlieten, zeg tegen hen: Heilig moet u zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig. Ieder moet ontzag hebben voor zijn moeder en zijn vader en Mijn sabbatten in acht nemen. Ik ben de HEERE, uw God. U mag u niet tot de afgoden wenden en voor uzelf geen gegoten goden maken. Ik ben de HEERE, uw God.” In Genesis 31:22 e.v. lezen we hoe Jacob samen met Lea en Rachel, zijn vrouwen, de dochters van zijn oom Laban, met alles wat hij had stiekem was vertrokken weg bij Laban vandaan. Rachel had echter de Terafim gestolen van Laban. Lees Genesis 31:30+34. Jacob wist niet dat de vrouw die hij het liefste had de afgoden van haar vader had gestolen en die diende. Zo komen we automatisch bij het tweede gebod dat God geeft: 2. U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen Hier lachen we in onze tijd toch al wat minder om, want er zijn ook zich christelijk noemende richtingen die beelden in de kerk hebben en hun navolgers leren om daarvoor te knielen en de persoon waarnaar dat beeld is gemaakt te aanbidden. Denk hierbij aan het Katholicisme. Deze geloofsrichting noemt zich christelijk, maar leert hun volgelingen wel om heiligen te aanbidden en te vereren en zelfs te bidden tot Maria in plaats van tot God Zelf. Hoe tegenstrijdig is dit met wat de Bijbel ons leert en hoe tegenstrijdig is dat met wat Jezus ons leert. Ik ga niet tegen andere stromingen prediken om mensen die zich daar thuis voelen te beledigen, maar ik sta hier om Gods Waarheid te verkondigen en niets anders. Daartoe heeft God mij deze bediening gegeven. Dan kan en mag ik niet zwijgen hierover want een halve waarheid is een hele leugen. God verbied het ons, zo lezen we in het 2de gebod om een afbeelding te maken van wat dan ook en ons voor dat beeld te buigen. God verbied ons ook om doden te vereren en om mensen te vereren. In Deuteronomium 14:1 lezen we bijvoorbeeld dat God het volk Israël verbied om zich in hun lichaam te kerven (prikken, snijden in andere vertalingen genoemd) of een kale plek tussen de ogen maken vanwege een dode. Dit omdat wij een heilig volk zijn van de HEERE, onze God.
In Daniël 3 lezen we dat koning Nebukadnezar het bevel gaf dat iedereen zich moest buigen voor hem en zijn gouden beeld en dat beeld moesten aanbidden op straffe van de dood in de vurige oven. Daniël en zijn vrienden doen dat niet, omdat zij Gods geboden in acht nemen. Daarop werden zij in de brandende oven die drie keer zo heet werd opgestookt geworpen, maar God was met hen en zelfs bij hen in de oven, zonder dat het vuur ook maar een spoor en geur van brand achterliet op hen en hun kleding. In 1 Koningen 18:21 en verder lezen we de geschiedenis waarin de profeet Elia in conclaaf gaat met 450 priesters van de Baäl. Hij daagt hen uit door twee stieren klaar te maken om te offeren op het altaar voor de god Baäl en de andere op het altaar van God dat hij bouwde. Beide stieren werden op hout op de altaren gelegd echter zonder een vuur aan te steken. De 450 priesters zouden hun god om vuur vragen om het brandoffer te verteren en Elia zou God vragen om het brandoffer met vuur te verteren. Hij bespot hen zelfs toen het de priesters niet lukte. Lees 1 Kon. 18:27. Die priesters gingen zelfs zover dat ze zichzelf verwondden en in trance raakten, alles echter zonder resultaat. Daarna riep Elia het volk bij zich en herstelde het vernielde altaar voor God met 12 stenen, elke steen staat voor een stam van Israël, groef een geul eromheen, schikte het hout, legde de jonge stier erop en beval het geheel drie keer te overgieten met vier kruiken vol water totdat de geul vol was met water. Daarna bad Elia tot God, lees 1 Kon. 18:33-37. De Baäl priesters hadden tevergeefs tot hun zogenaamde god gebeden, maar Elia bad tot de Levende God en Hij toonde aan dat Hij de Enige Ware Levende God is en verteerde de stier, het hout en het water met vuur uit de hemel. Lees 1 Kon. 18:38 Daarna liet Elia die priesters grijpen en slachtte hen af, zo staat het geschreven. God duld het niet dat we afgoden dienen. Hij is een na-ijverig God en wil geëerd en gediend worden. Hij straft afgoderij, beeldendienst, dodenverering, omdat Hij God is. Dit zijn enkele duidelijke voorbeelden van afgoderij en Gods reactie daarop. Maar ook in ons leven kunnen kleine en grote afgoden aanwezig zijn, die onze relatie met God in de weg staan. Zo is het niet vanzelfsprekend dat in een gezin dat God dient ook daadwerkelijk alle gezinsleden de God van hemel en aarde dienen. En als ze zich al getuigen een christen te zijn, dan nog kan het zijn dat er stiekem afgoden gediend worden. Afgoderij kan zijn dat uw kinderen of kleinkinderen alles voor u zijn, ook als dat ten kostte gaat van uw geestelijke groei oftewel uw relatie met God. Uw partner kan ook een afgod zijn, als u zoveel van hem/haar houdt, dat u hem/haar op de eerste plaats in uw leven hebt staan en God daardoor op de tweede, derde, vierde of nog mindere plaats komt te staan in uw leven. Ook materiële dingen als uw huis, uw spullen, uw auto – met name mannen zijn daar gevoelig voor, uw werk, uw geld op de bank, in de portemonnee of op uw spaarrekening, uw hobby of uw favoriete tv-programma, kunnen uw persoonlijke Terafim, afgod, zijn. Vul maar in. Er kunnen zoveel afgoden ons leven binnensluipen waar we zoveel waarde aan geven, dat we die goden boven onze God en het God dienen stellen. Ik noem maar een simpel voorbeeld. Het eten is klaar op het moment dat uw favoriete TV serie begint. U wilt daar echt niets van missen, schept snel uw eten op een bord, gaat zitten op de bank om direct te kunnen eten en gelijktijdig uw favoriete programma te kijken. Hoeft u niet de tijd te nemen om God te danken dat Hij de oogst heeft laten gelukken, dat u het inkomen en de gezondheid hebt om het eten te kunnen kopen en hebt kunnen klaarmaken en dat God het voedsel in uw lichaam mag zegenen? Zonder Gods zegen en genade had u niets, kon u niets en was u niets.
Ik ga hier verder niet op in, maar we kunnen allemaal bij onszelf onderzoeken of er iets is in ons leven dat een muur opwerpt tussen u en God, waardoor God ons niet die zegen geeft die Hij zo graag aan ons wilt geven. Laten we de verleidingen van de wereld, de afgoden van de wereld, de afgoderijen van onze voorouders, alles wat ons ook maar enigszins scheidt van de volle zegen van God uit ons leven verbannen, breken met oude verkeerde gewoonten, breken met de valse leer waarmee we misschien wel zijn opgegroeid van kind af aan. Laten we alleen God de eer geven in ons leven door Hem trouw te volgen en Zijn geboden in acht te nemen. Ik sluit af met Gods opdracht aan ons, opgeschreven in Deuteronomium 6:3-8 Luister dan Israël (Christenen), en neem ze (Gods geboden) nauwlettend in acht! Dan zal het u goed gaan en zult u zeer talrijk worden – zoals de HEERE, de God van uw vaderen, tot u gesproken heeft – in het land dat overvloeit van melk en honing. Luister Israël! De HEERE, onze God is ÉÉN! Daarom zult u de HEERE, uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw verstand en met heel uw kracht. Deze woorden die Ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat. U moet ze als een teken op uw hand binden en ze moeten als een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn.
De genade van onze Heere Jezus Christus zij met u allen! Amen!