Christelijk Gymnasium Sorghvliet
Bijbelrooster periode 4
Meester van Alkmaar – De Zeven Werken van Barmhartigheid - 1501
Hooglied
Zeven werken van Barmhartigheid
We lezen deze periode voorafgaande aan Pasen uit Hooglied, traditioneel opgevat als een boek dat geschreven is door koning Salomo. In dit liefdesgedicht bezingen twee geliefden elkaar in beeldende taal. De geliefden maken vergelijkingen met elementen uit de natuur, zoals duiven, heuvels en lelies. Sommige dingen zijn niet rechtstreeks in woorden te vatten, maar kun je beter met een omweg, een (voor)beeld zeggen. De bijbel spreekt vaker in beelden, vooral in de Psalmen, het Hooglied en de Profeten. Ook de gelijkenissen van Jezus in het Nieuwe Testament zijn in beeldende taal verteld. De kerkvaders legden het boek Hooglied uit als liefde van Christus en de kerk, (de kerk als bruid en Christus als de bruidegom). Het boek Hooglied wordt in de synagoge op sabbath gelezen op de zevende of achtste dag van Pesach. Het liefdesverhaal wordt bij Pesach verbonden met de uitverkiezing van het volk Israel dat werd bevrijd uit de slavernij. Er wordt beschreven dat God het volk Israel kiest en het volk Israel voor God kiest. Zij gaan een verbond aan, gebaseerd op liefde en vertrouwen. Op een vergelijkbare manier kunnen geliefden voor elkaar kiezen. Geliefden die elkaar vertrouwen. Toch lijkt het boek Hooglied niet erg te passen tussen de veel ingetogener teksten van de andere boeken van Tenach. Toen de Tenach werd samengesteld, was er inderdaad veel discussie over dit werk. Toch verklaart Rabbi Akiva in de Talmoed onomwonden, dat ‘alle liederen in Tenach heilig en gewijd zijn maar Sjier hasjiriem (Het Hooglied) is het allerheiligst’. In Hooglied 1 wordt een trots meisje beschreven. Als zij haar spiegelbeeld ziet dan vormt dit beeld een bron van vreugde voor haar. Een mens vol zelfvertrouwen. Maandag 2 maart
Hooglied 1 1Hooglied, van Salomo. Zij : 2Laat hij mij kussen, laat zijn mond mij kussen! Jouw liefde is zoeter dan wijn, 3zoet is de geur van je huid, je naam is een kostbaar parfum. Daarom houden de meisjes van jou. 4Neem mij met je mee. Laten we rennen! Mijn koning brengt mij in zijn kamers. Laten we juichen en zingen om jou! Laten we jouw liefde prijzen, meer nog dan wijn. Natuurlijk houden de meisjes van jou!
Vivian Maier
5Meisjes van Jeruzalem, donker ben ik, en mooi, als de tenten van Kedar, als het doek van Salomo’s tenten. 6Kijk niet op mij neer omdat ik donker ben, omdat de zon mij heeft gebrand. Mijn moeders zonen waren hard voor mij: ik moest hun wijngaarden bewaken. Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt. 7Zeg mij toch, mijn allerliefste, waar laat jij je kudde weiden, waar laat jij die ’s middags rusten? Laat me toch niet dwalend langs de kudden van je vrienden gaan.
Vivian Maier
Dinsdag 3 maart Een van de vroegste commentaren op het boek Hooglied is van Gregorius de Grote (540-604 AD). Gregorius zag in het boek Hooglied een allegorie (een allegorie is een metafoor die door het hele boek wordt volgehouden, als je de beeldspraak naast elkaar leest komt er een nieuw beeld naar voren). Gregorius de Grote zegt dat het beeld dat wordt gebruikt dat van Christus is (de man naar wie de liefde van het meisje uitgaat. Het meisje staat bij Gregorius de Grote voor de kerk. Allegoria enim animae longe a Deo positae quasi quandam machinam facit per illam levetur ad Deum. (vertaling) De allegorie verschaft onze ziel die zich ver van God bevindt een soort hefboom die haar in staat stelt om zich tot God te verheffen. Nominantur enim in hoc libro oscula, nominantur ubera, nominatur genae, nominantur femora. In quibus verbis non irridenda est sacra descriptio, sed maior Dei misericordia consideranda est. (vertaling) In dit boek gaat het over kussen, over borsten, over wangen en over dijen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat het zover komt dat we de heilige tekst daardoor niet serieus nemen maar juist dat er de grote barmhartigheid van God in onderkennen (aldus Gregorius de Grote).
Hij 8Als je mij niet vinden kunt, mooiste van alle vrouwen, volg dan het spoor van de kudde weid je geiten waar de herders schuilen. 9Vriendin van mij, met een merrie voor farao’s wagen vergelijk ik jou! 10Hoe lieflijk zijn je wangen en je ringen, hoe sierlijk zijn je hals en je ketting.
11Laten we een gouden sieraad voor je maken, bezaaid met zilveren stipjes. Zij 12Nu mijn koning op zijn rustbed ligt, geurt mijn nardus zoet. 13Mijn lief is mij een bundel mirre, hij slaapt tussen mijn borsten. 14Mijn lief is mij een hennatros in de wijngaarden van Engedi. Hij 15Je bent zo mooi, vriendin van mij, je bent zo mooi! Je ogen zijn duiven. Zij 16Wat ben je mooi, mijn lief, wat ben je bekoorlijk. Het groen is ons bed, 17de balken van ons huis zijn ceders, de binten zijn cipressen
Woensdag 4 maart Hoe snel moet je zijn met dingen van het leven, leren lopen, leren praten, je rijbewijs, je studie, je eerste liefde. Daar valt natuurlijk niet echt veel over te zeggen, vooral niet over de liefde. Soms word je helemaal verliefd zonder dat je daar veel invloed op lijkt te hebben. Daar dachten mensen vroeger anders over. Een lied uit 1966 van de Supremes zingt : “You can' t hurry love”. Maar in het Hooglied gaat het in de liefde ook om de houdig van de geliefden voordat zij verliefd worden. Overal veel tempo achter zetten en weinig tijd hebben is wel een trekje van onze tijd. Mensen hebben vaak het gevoel weinig tijd te hebben. En al helemaal voor het genieten van het verlangen. In Hooglied 2 lees je dat je de liefde niet kunt dwingen. De liefde ontwaakt vanzelf en heeft soms tijd nodig. Het Hooglied beschrijft uitgebreid dat juist dat verlangen en het uitzien naar iemand van wie je houdt de liefde mooier maakt. Het genieten van het verlangen maakt het spannend om verliefd te zijn. Van verlangen kun je ook genieten! https://www.youtube.com/watch?v=H4Xb-4v2kuo De Supremes “ You can't hurry love
Hooglied 2 1Ik ben een lelie van de Saron,
een wilde lelie in het dal. Hij 2Als een lelie tussen de distels, zo is mijn vriendin tussen de meisjes. Zij 3Als een appelboom tussen de bomen van het bos, zo is mijn lief tussen de jongens. Ik verlang in zijn schaduw te zitten, met mijn tong wil ik zijn zoete vruchten proeven. 4Hij brengt mij in het wijnhuis, boven mij zijn vaandel van liefde. 5Verkwik me met rozijnen, verfris me met appels, want ik ben ziek van liefde. 6Mijn hoofd rust op zijn linkerarm, met zijn rechterarm omhelst hij mij. 7Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld: wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil Donderdag 5 maart De geliefde is vol verlangen en ziet hoe haar lief voor de muur door de spijlen tuurt. Bernardus van Clairvaux (1090 – 1153) legde de liefdesrelatie tussen de twee geliefden in Hooglied nog anders uit dan Gregorius de Grote. Bernardus zag in de liefde van de twee jonge mensen hoe de Heilige Geest de twee aan elkaar verbindt. De gazellle is eigenlijk een verzinnebeelding van de Heilige Geest. Die dartelt over de heuvels. De liefde is net zo vluchtig en dartel als de Heilige Geest volgens Bernardus van Clairvaux.
Zij 8Hoor! Mijn lief! Kijk! Hij komt, springend over de bergen,
dansend over de heuvels. 9Als een gazelle is mijn lief, als het jong van een hert. Kijk! Hij staat al bij de muur. Hij blikt door het venster, tuurt door de spijlen. 10Mijn lief roept mij toe: ‘Sta op, vriendin! Mooi meisje, kom! 11Kijk! De winter is voorbij, voorbij zijn de regens, weggegaan. 12De bloemen zijn verschenen op het veld, nu breekt de zangtijd aan, het koeren van de duif klinkt op het land. 13De vijgenboom is al vol vruchten, de wijnstok rankt en geurt. Sta op, vriendin, Mooi meisje, kom! 14Mijn duif in de rotskloof, verscholen in de bergwand, laat mij je gezicht zien, laat mij luisteren naar je stem, want je stem is zo lieflijk, je gezicht zo bekoorlijk.’ Hij en zij 15Vang voor ons de vossen, vang die kleine vossen. Ze vernielen de wijngaard, onze wijngaard vol bloeiende ranken. Zij 16Mijn lief is van mij, en ik ben van hem. Hij weidt tussen de lelies. 17Nu de dag weer ademt en het duister vlucht – ga nu weg, mijn lief. Spring als een gazelle, als het jong van een hert over de geurige bergen.
No greater love – Film uit 2009 van Michael Whyte over de karmelietenzuster in Londen.
Roy Lichtenstein
Vrijdag 6 maart Het Hooglied heeft als rode draad dat je voorzichtig met de liefde moet omspringen. Vers 3:5 kom je eerder in Hooglied ook al tegen in Hooglied 2:7. Het is een refrein. De liefde is krachtig en kwetsbaar tegelijk. Je moet er voorzichtig mee zijn. Het is beter de liefde vanzelf te laten ontstaan en niet teveel haast te hebben, zegt het meisje uit Hooglied. De jongen moet haar liefde beantwoorden omdat hij dat zelf wil, niet omdat zij zo aandringt
Hooglied 3 1’s Nachts in mijn slaap zoek ik mijn lief. Ik zoek hem, maar ik vind hem niet. 2Laat ik opstaan, rondgaan in de stad, laat ik in de straten, op de pleinen, zoeken naar mijn allerliefste. Ik zoek hem, maar ik vind hem niet. 3De wachters vinden mij op hun ronde door de stad. ‘Hebben jullie mijn lief ook gezien?’ 4Nog maar nauwelijks ben ik hun voorbij of ik vind mijn lief. Ik grijp hem vast en laat hem niet meer los tot ik hem gebracht heb in mijn moeders huis, in de kamer van haar die mij baarde. 5Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer je bij de gazellen, bij de hinden op het veld: wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil. Meisjes 6Wie is zij, die daar komt uit de woestijn als een zuil van rook, in een wolk van wierook en mirre, in een geur van kostbare kruiden? 7Kijk! Salomo’s draagstoel, omringd door zestig helden uit de keurtroepen van Israël, 8allen met de hand op het zwaard, geoefend in de strijd, ieder met het zwaard op de heup, bedacht op nachtelijk gevaar. 9Een draagkoets maakte koning Salomo, een koets van cederhout.
Meisjes van Jeruzalem
Meisjes in een kibboetz bij Jeruzalem
10De stijlen zijn van zilver, het baldakijn van goud, de zetel is van purper. Hij is versierd met tekens van liefde door de meisjes van Jeruzalem. 11Kom kijken, meisjes van Sion, kijk naar koning Salomo! Kijk! De kroon waarmee zijn moeder hem tooide op zijn bruiloftsdag, de dag die zijn hart zo verblijdt Maandag 9 maart Eigenlijk is het jammer om als een chirurg de metaforen uit elkaar te halen. De betekenis in deze verzen vinden kan de lezer zelf veel beter. De tuin en de gesloten tuin en een verzegelde bron staan niet op zichzelf. Probeer maar te verzinnen wat er hier eigenlijk gezegd wordt. Een gesloten tuin en een verzegelde bron hebben een bijzondere betekenis. Welke? De jongen bezingt het meisje voor wie hij respect heeft en op wie hij wil wachten. Liefde, trouw, respect en seksualiteit kunnen volgens het Hooglied niet zonder elkaar.
Hooglied 4 1Je bent zo mooi, vriendin van mij, je bent zo mooi! Je ogen zijn duiven, door je sluier heen. Je haar golft als een kudde geiten die afdaalt van Gileads bergen. 2Je tanden zijn als witte schapen: klaar voor de scheerder komen ze twee aan twee uit het water, er ontbreekt er niet een. 3Als een koord van karmozijn zijn je lippen, je mond is betoverend. Als het rood van een granaatappel fonkelt je lach, door je sluier heen. 4Je hals is als de toren van David, die in ringen is gebouwd, die met schilden is behangen, met wel duizend schilden van helden.
5Je borsten zijn als kalfjes, als de tweeling van een gazelle, die tussen de lelies weidt. 6Nu de dag weer ademt en het duister vlucht, ga ik naar de mirreberg, ga ik naar de wierookheuvel. 7Vriendin, aan jou is alles mooi, niets ontsiert je schoonheid. 8Mijn bruid, ga met me mee, kom mee, weg van de Libanon. Mirre – als je ruwe hars bewerkt met stoomdestillattie ontstaat er een olie met een zoete, kruidige geur
Dinsdag 10 maart Gregorius de Grote schrijft in zijn Expositio in Canticum canticorum (commentaar op het Hooglied) dat het Hooglied het mooiste lied is omdat het mensen aanzet om alles in vertrouwen te omarmen. Gregorius schrijft dat gewone liederen geschreven worden om fouten te vermijden, gewone liederen zorgen ervoor dat je oppast voor de vijand. Maar het Hooglied maakt dat mensen de liefde omarmen, het stelt mensen open voor de wereld. 8 Daal af van de top van de Amana,de top van de Senir, de Hermon. Weg van de bergen waar leeuwen huizen, weg van de holen waar panters schuilen. 9Zusje, bruid van mij, je brengt me in vervoering, je brengt me in verrukking met maar één blik van je ogen, met één flonker van je ketting. 10Zusje, bruid van mij, hoe heerlijk is jouw liefde, hoeveel zoeter nog dan wijn. Hoeveel zoeter is je geur dan alle balsems die er zijn. 11Mijn bruid, je lippen druipen van honing, melk en honing proef ik onder je tong, je kleed geurt naar de Libanon. 12Zusje, bruid, een besloten hof ben jij, een gesloten tuin,
een verzegelde bron. 13Aan jou ontspruit een boomgaard vol granaatappels, met een overvloed aan vruchten, hennabloemen, nardusplanten, 14nardus en saffraan, kalmoes en kaneel, wierookbomen, allerlei soorten, mirre, aloë, balsems, allerfijnst. 15Je bent een bron omringd door tuinen, een put met helder water, een bergbeek van de Libanon. Zij 16Ontwaak, noordenwind! Kom, zuidenwind! Waai door mijn hof, laat zijn balsems geuren. Mijn lief moet in zijn hof komen, laat hij daar zijn zoete vruchten proeven.
Nardus
Woensdag 11 maart Het meisje kan niet ophouden de schoonheid van haar geliefde te bezingen. Maar hoe beeldend ze ook vertelt, er blijft een groot deel oningevuld.
Hooglied 5 1Hier ben ik in mijn hof, zusje, bruid van mij. Ik pluk mijn mirre en mijn balsem, ik eet mijn honing uit mijn honingraat, ik drink mijn melk en mijn wijn. Meisjes Eet, vriend en vriendin! Drink, en word dronken van liefde! Zij 2Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Hoor! Mijn lief klopt aan! ‘Doe open, zusje, mijn vriendin, mijn duif, mijn allermooiste. Mijn hoofd is nat van de dauw, mijn lokken vochtig van de nacht.’ 3‘Maar ik heb mijn kleed al uitgedaan, moet ik het weer aandoen? En ik heb mijn voeten al gewassen, moet ik ze weer vuil maken?’ 4Mijn lief stak zijn hand naar binnen, een siddering trok door mij heen – om hem! 5Toen sprong ik op, ik ging hem opendoen. Mijn handen dropen van mirre, mirre vloeide van mijn vingers op de grendel van de deur. 6En ik deed open voor mijn lief, maar hij was weg, mijn lief was weggegaan. Een duizeling beving mij toen ik zag dat hij er niet meer was. Ik zocht hem, maar ik vond hem niet, ik riep hem, maar hij antwoordde niet. 7De wachters vonden mij op hun ronde door de stad. Ze sloegen mij, ze verwondden mij, ze rukten mij de sluier af, de wachters van de muren. 8Ik bezweer je, meisjes van Jeruzalem, als jullie mijn lief vinden, wat zeggen jullie tegen hem? Dat ik ziek van liefde ben.
Donderdag 12 maart Meisjes 9Wat heeft jouw lief meer dan een ander, mooiste van alle vrouwen?
Marc Chagall – Hooglied 5
Roy Lichtenstein
Wat heeft jouw lief meer dan een ander, dat je ons dit zo bezweert? Zij 10Mijn lief glanst en schittert, hij steekt boven duizenden uit. 11Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud, zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart. 12Zijn ogen zijn als duiven bij een stromende beek, die baden in water, die gedompeld zijn in melk. 13Zijn wangen zijn als balsemtuinen, die overheerlijk geuren. Zijn lippen zijn als lelies, die druipen van vloeiende mirre. 14Zijn armen zijn als staven van goud, met turkoois bezet. Zijn buik is als een schijf van ivoor, versierd met saffier. 15Zijn benen zijn als zuilen van albast, op voetstukken van zuiver goud. Zijn gestalte is zo fier als een ceder van de Libanon. 16Zijn mond is zoet, aan hem is alles begeerlijk. Dit is mijn lief, dit is mijn vriend, meisjes van Jeruzalem!
Vrijdag 13 maart
Hooglied 6 1Waar is je lief naartoe gegaan, mooiste van alle vrouwen, waar is je lief naartoe gegaan? Laten we hem samen zoeken. Zij 2Mijn lief is naar zijn tuin gegaan, naar zijn balsemtuin beneden. Daar wil hij weiden,
Vivian Maier
daar wil hij lelies plukken. 3Ik ben van mijn lief, en mijn lief is van mij. Hij weidt tussen de lelies. Hij 4Je bent zo mooi, vriendin van mij, zo bekoorlijk als Tirsa, zo lieflijk als Jeruzalem, zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw. 5Wend je ogen af, ze verwarren mij. Je haar golft als een kudde geiten die afdaalt van de Gilead. 6Je tanden zijn als witte schapen: klaar voor de scheerder komen ze twee aan twee uit het water, er ontbreekt er niet een. 7Als het rood van een granaatappel fonkelt je lach, door je sluier heen. 8Ook al zijn er zestig koninginnen, en wel tachtig bijvrouwen, meisjes zonder tal, 9zoals mijn duif is er maar één, mijn allermooiste is de enige. De enige voor haar moeder is zij, een stralend licht voor wie haar baarde. Alle meisjes die haar zien, prijzen haar gelukkig, elke koningin, elke bijvrouw juicht haar toe. Meisjes 10Wie is zij, die daar oplicht als de dageraad, zo helder als de volle maan, zo stralend als de zon, zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw? Hij 11Ik ging naar mijn notengaard beneden, om te kijken naar de bloesems bij de beek, naar de ranken aan de wijnstok, de granaatappels in bloei. 12En plotseling voelde ik mij meegevoerd als op een wagen van mijn nobel volk
Vivian Maier
Maandag 16 maart Het Hooglied is een lied van de zintuigen. Ogen die genieten van het kijken naar de ander. Oren die de stem van de geliefde uit duizenden herkennen en gespitst zijn op alles wat hij zegt. Vingers die voelen en strelen. Geuren, indrukken van de ander. Door je zintuigen ervaar je hoe bijzonder, hoe mooi en hoe anders je geliefde is dan jij.
Hooglied 7 1Draai rond, meisje uit Sulem, draai rond, draai rond, we willen naar je kijken. Hij Kijk! Zie je dat meisje uit Sulem, zoals ze danst tussen twee reien? 2Wat zijn je voeten mooi in je sandalen, koningskind! Je heupen draaien sierlijk rond, de schepping van een kunstenaar. 3Je navel is een ronde kom, die gevuld is met kruidige wijn. Je buik is een bergje tarwe, dat door lelies wordt omzoomd. 4Je borsten zijn als kalfjes, als de tweeling van een gazelle. 5Je hals is als een toren van ivoor, je ogen als de vijvers van Chesbon, bij de poort van Bat-Rabbim. Je neus is als een toren van de Libanon, die uitkijkt over Damascus. 6Je hoofd rijst op als de Karmel, omkruld door purperen lokken, waarin een koning ligt verstrikt.
Marc Chagall - Hooglied 7
Choepa
Dinsdag 17 maart In de liefde zijn twee mensen gelijkwaardig, ze staan naast elkaar. Het meisje roept hier haar geliefde, ze nodigt hem uit met haar mee te gaan. Ze begeert hem en wordt door hem begeerd. Zij hoort bij haar geliefde, en hij hoort bij haar. Als je een relatie aangaat is het belangrijk om naar die gelijkwaardigheid te streven.
Hij 7Wat ben je mooi, wat ben je bekoorlijk, liefde en verrukking, dat ben jij. 8Als een palm is je gestalte, je borsten zijn als druiventrossen. 9Ik dacht: Laat ik die palm beklimmen, ik wil zijn bladeren grijpen. Laten jouw borsten als trossen van de wijnstok zijn, je adem als de geur van appels, 10je tong als zoete wijn waarin mijn kussen baden, mijn lippen en tanden gedompeld zijn. Zij 11Ik ben van mijn lief, en hij verlangt naar mij. 12Kom, mijn lief, laten we het veld in gaan, en tussen de hennabloemen slapen. 13Laten we de wijngaard in gaan, morgenvroeg, en kijken of de wijnstok al is uitgebot, zijn bloesems al ontloken zijn, de granaatappel al bloeit. Daar zal ik jou beminnen. 14De liefdesappels geuren al. Boven onze poorten hangt een keur van vruchten, vers geplukte, goed gedroogde. Mijn lief, ik heb ze bewaard voor jou
Woensdag 18 maart De liefde is een vlammend vuur. Vuur staat in de bijbel dikwijls voor de aanwezigheid van God. Als de liefde door je heen vlamt, licht daarin iets op van Gods aanwezigheid. Dat vuur kan heel heftig woeden. Zo sterk dat je zou willen dat je geliefde niet meer uit je leven verdwijnt. Je draagt die ander als het ware in je hart. Net als de liefde van God, zal een zo diepe liefde niet doven.
Hooglied 8 1Was jij maar mijn broertje, dronk jij nog maar aan mijn moeders borst.
Als ik je dan vond, daar buiten, dan kuste ik jou, en niemand zou me verachten. 2Dan nam ik je mee en bracht je in mijn moeders huis. Dat heb ik van haar geleerd. Ik gaf je kruidige wijn te drinken, van het sap van mijn granaatappel. 3Mijn hoofd rust op zijn linkerarm, met zijn rechterarm omhelst hij mij. 4Meisjes van Jeruzalem, ik bezweer je: wek de liefde niet, laat haar niet ontwaken voordat zij het wil. Meisjes 5Wie is zij, die daar komt uit de woestijn, leunend op de arm van haar lief? Zij Onder de appelboom wekte ik jou. Daar kreeg je moeder weeën, weeën van jou, daar baarde ze jou. 6Draag mij als een zegel op je hart, als een zegel op je arm. Sterk als de dood is de liefde, beklemmend als het dodenrijk de hartstocht. De liefde is een vlammend vuur, een laaiende vlam.
Vivian Maier
Poezie om te kussen – Rutger Kopland “ Onder de appelboom”
Poëzie om te kussen - Onder de appelboom (SL43) || Onder de appelboom Ik kwam thuis, het was een uur of acht en zeldzaam zacht voor de tijd van het jaar, de tuinbank stond klaar onder de appelboom ik ging zitten en ik zat te kijken hoe de buurman in zijn tuin nog aan het spitten was, de nacht kwam uit de aarde een blauwer wordend licht hing in de appelboom toen werd het langzaam weer te mooi om waar te zijn, de dingen van de dag verdwenen voor de geur van hooi, er lag weer speelgoed in het gras en verweg in het huis lachten de kinderen in het bad tot waar ik zat, tot onder de appelboom en later hoorde ik de vleugels van ganzen in de hemel hoorde ik hoe stil en leeg het aan het worden was gelukkig
kwam er iemand naast mij zitten, om precies te zijn jij was het die naast mij kwam onder de appelboom, zeldzaam zacht en dichtbij voor onze leeftijd. Rutger Kopland
Donderdag 19 maart In het slot van Hooglied beschrijft Salomo de liefde als een niet te blussen vuur. Als een wijngaard die familiebezit is en waarvan de broers besluiten dat zij de wijngaard wiillen beschermen. Maar hij laat de liefde ook vrij. De liefde moet niet opgesloten worden achter muren. Hoewel Salomo dat beeld van een omheining wel gebruikt om de liefde te beschermen. Hij laat de liefde gaan als een vrije gazelle.
7Zeeën kunnen haar niet doven, rivieren spoelen haar niet weg. Zou een man met al zijn rijkdom liefde willen kopen, dan werd hij smadelijk veracht. Broers 8Wij hebben een zusje, borsten heeft ze nog niet. Wat doen we met ons zusje als de mensen over haar gaan spreken? 9Was zij een muur, dan bouwden wij er zilveren kantelen op. Was zij een deur, dan sloten wij die met een balk van cederhout. Zij 10Ik ben een muur, mijn borsten zijn als torens. Zo ben ik in zijn ogen als een stad die vrede biedt. 11Salomo bezat een wijngaard in Baäl-Hamon. Hij stelde er bewakers aan, duizend sjekel zilver gaf men voor de oogst. 12Mijn eigen wijngaard blijft van mij. De duizend sjekel zilver is voor jou, Salomo, en tweehonderd voor de bewakers. Hij 13Jij die in je hof verblijft, mijn vrienden zijn gespitst op je stem.
Laat míj die horen! Zij 14Ga nu van mij weg, mijn lief! Spring als een gazelle, als het jong van een hert over de bergen vol balsemkruid.
Vrijdag 20 maart In de weken voor Pasen lezen we een aantal verhalen uit het Nieuwe Testament waarin de Zeven Werken der Barmhartigheid centraal staan. Die Zeven Werken van Barmhartigheid zijn: 1. De hongerigen spijzen, 2 de dorstigen laven (te drinken geven), 3. De naakten kleden, 4. de vreemdelingen herbergen, 5. de zieken verzorgen, 6. de gevangenen bezoeken en 7. de doden begraven. Die Zeven Werken van Barmhartigheid staan in de christelijke traditie centraal. Mensen zouden het goede kunnen proberen te doen voor hun naaste vanuit een gevoel van barmhartigheid. Wat betekent het woord barmhartigheid volgens jou? Kun je een beter woord vinden voor dat woord? Vandaag beginnen we met een verhaal van de evangelist Lucas die een gelijkenis van Jezus beschrijft. De gelijkenis van de verloren zoon. Lucas 15: 11 11Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. 12De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. 17Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” 20Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Maandag 23 maart
De zoon heeft zijn geld uitgegeven en is nu overgeleverd aan andere mensen. Mensen die denken dat wij in een vrij land leven zouden ook eens een week zonder geld op reis moeten gaan. Enfin, de zoon komt terug naar huis. Hij durft eigenlijk niet want hij heeft het vertrouwen van zijn vader ernstig geschonden. Maar als hij terug naar huis loopt staat zijn vader te wachten. In de tekst is het woord dat het gevoel van de vader omschrijft : Ἔτι δὲ αὐτοῦ μακρὰν ἀπέχοντος εἶδεν αὐτὸν ὁ πατὴρ αὐτοῦ καὶ ἐσπλαγχνίσθη. Zijn vader had medelijden. Dat is een woord dat bekend. De vader neemt zijn zoon terug. De vader laat een van de werken van barmhartigheid zien.
Lucas 15: 20 Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. 21“Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” 22Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren. Rembrandt van Rijn – De Verloren Zoon
25De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” 28Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. 29Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” 31Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’
Dinsdag 24 maart De vreemdelingen herbergen is een werk van barmhartigheid dat mensen moeilijk vinden. Lezers in westerse landen zijn geneigd de tekst politiek te interpreteren en zien al snel politieke redenen om deze opdracht het in termen van rechtvaardig asielbeleid te vatten. De hamvraag is natuurlijk: wat/wie is een vreemdeling? Een gelijkenis over het herbergen van een vreemdeling vertelt Jezus in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De vraag die in de tekst wordt gesteld is wie is de naaste? Maar evengoed kun je heel goed de vraag stellen, wie is de vreemdeling? En pas de tekst dan eens toe op dinsdag 24 maart. Wie is er vandaag de vreemdeling?
Lukas 10: 25 – 37 Gesprek met een wetgeleerde; gelijkenis van een barmhartige Samaritaan [25] Daar* kwam een wetgeleerde naar Hem toe om Hem op de proef te stellen. ‘Rabbi,’ zei hij, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?’ [26] Hij zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest u dat?’ [27] Hij gaf ten antwoord: ‘U zult de Heer uw God liefhebben* met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ Ferdinand Hodler – De Barmhartige Samaritaan
[28] Hij zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u zult leven.’ [29] Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Ja maar, wie is mijn naaste?’ [30] Jezus* nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van
rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. [31] Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. [32] Ook een Leviet die voorbijkwam en hem zag, liep in een boog om hem heen. [33] Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diepste met hem begaan. [34] Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgde. [35] De volgende ochtend haalde hij twee denariën tevoorschijn en gaf ze aan de waard. “Zorg voor hem,” zei hij, “en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden.” [36] Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen?’ [37] Hij zei: ‘Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen.’ Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.’
Woensdag 25 maart De zeven werken van barmhartigheid hebben een aparte plaats ingeruimd voor het begraven van de doden. Het begraven van de doden is een latere toevoeging aan de Werken van Barmhartigheid. Om te kunnen rouwen en de laatste eer te bewijzen aan een mens, een geliefde, een familielid is het belangrijk om deze persoon te kunnen begraven en van de persoon afscheid te kunnen nemen. Bij de watersnoodramp van 1 februari 1953 verloor Ad de Bel zijn moeder en zijn broer. Ad de Bel was 15 toen Zeeland midden in de nacht overstroomde. Ad de Bel overleefde de watersnoodramp omdat hij kon zwemmen maar zijn moeder en zijn broer verdronken. De broer van Ad de Bel werd in 1953 teruggevonden en kon direct begraven worden. Zijn moeder werd niet geidentificeerd en werd in een onbekend graf begraven. In februari 2015 (na 62 jaar ) werd er met dna-onderzoek vastgesteld dat de moeder van Ad de Bel in Yrseke begraven lag. Zo kon Ad de Bel een grafsteen plaatsen op het graf van zijn moeder in Yrseke. Een voorbeeld van zoveel zorg om de begrafenis is te vinden in Genesis 23. De vrouw van Abraham sterft en Abraham zoekt een plaats om haar te begraven. Het respect voor Abraham maar ook voor de overledene is een voorbeeld van de barmhartigheid die de Hethieten bewijzen aan Abraham. Genesis Hoofdstuk 23 De begrafenis van Sara [1] Sara bereikte de leeftijd van honderdzevenentwintig jaar. [2] Toen stierf zij in Kirjat-Arba, ook Hebron geheten, in Kanaän. Abraham hield eerst de rouwklacht over Sara en beweende haar. [3] Daarna liet hij zijn overleden vrouw alleen en richtte het woord tot de Hethieten. [4] Hij zei: ‘Ik ben bij u maar een vreemdeling; daarom vraag ik: geef mij een eigen begraafplaats, waar ik mijn overleden vrouw kan begraven.’
Vincent van Gogh -
Machpela
[5] De Hethieten antwoordden Abraham: [6] ‘Heer, luister naar ons: u bent voor ons een vorst van God; begraaf uw overledene in het mooiste graf dat wij hebben; niemand van ons zal u zijn graf weigeren, of beletten dat u daarin uw overleden vrouw begraaft.’ [7] Toen stond Abraham op, boog diep voor de Hethieten, de ingezetenen van het land, [8] en richtte het woord tot hen: ‘Als u ermee
instemt dat ik mijn overleden vrouw begraaf, luister dan naar mij, en gebruik uw invloed bij Efron, de zoon van Sochar, [9] zodat hij de grot van Makpela, die zijn eigendom is en die aan de rand van zijn akker ligt, aan mij verkoopt; laat hij die in uw aanwezigheid voor de volle prijs aan mij verkopen, zodat ik een eigen begraafplaats heb.’ [10] Onder de aanwezige Hethieten bevond zich ook Efron zelf. En Efron de Hethiet antwoordde Abraham, terwijl alle Hethieten die zitting hielden bij de stadspoort toehoorden: [11] ‘Geen sprake van, heer. Luister naar mij: het stuk land schenk* ik u, en de grot die erop ligt geef ik u ook; ten overstaan van mijn volksgenoten geef ik ze u: begraaf uw dode.’ [12] Opnieuw boog Abraham diep voor de ingezetenen van het land; [13] Abraham richtte het woord tot Efron terwijl iedereen toehoorde: ‘Wees zo goed naar mij te luisteren. Ik wil voor de grond de volle prijs betalen. Neem die van mij aan; dan kan ik mijn dode begraven.’ [14] Maar Efron antwoordde Abraham: [15] ‘Och heer, luister naar mij: een stuk grond van vierhonderd sikkel zilver, wat maakt dat nu uit voor mij of voor u? Begraaf dus uw dode.’ [16] Abraham ging op Efrons aanbod in en woog het zilver af dat Efron ten overstaan van de Hethieten had genoemd: vierhonderd sikkels, zoals in de handel gangbaar was. [17] Zo werd, in aanwezigheid van alle Hethieten die zitting hielden bij de stadspoort, het stuk grond van Efron in Makpela in het oosten van Mamre, de grond met de grot en alle bomen op het terrein, [18] eigendom van Abraham. [19] Daarna begroef Abraham zijn vrouw Sara in de grot op de akker van Makpela, ten oosten van Mamre of Hebron, in Kanaän. [20] Zo werd het stuk grond met de grot door de Hethieten aan Abraham overgedragen en kreeg hij een eigen begraafplaats. Donderdag 26 maart Een groot deel van de Zeven Werken van Barmhartigheid gaat over mensen die hulp nodig hebben (arme mensen, mensen die honger lijden, mensen die geen kleren hebben, zieken, mensen die pijn lijden). In Lucas 21 noemt Jezus een voorbeeld van een arme weduwe. Een oude arme vrouw die zo weggelopen kan zijn uit een boek van Charles Dickens. Zij is weliswaar arm maar geeft van het weinige dat zij heeft haar laatste geld weg. Ze geeft niet heel veel maar dat wat ze geeft stelt heel veel voor. Ze geeft terwijl dat haar niet makkelijk af gaat. Je voelt er niet veel van als je iets wat je goed kunt missen weggeeft. Iets weggeven en dit eigenlijk jezelf helemaal niet kunnen veroorloven dat is het soort geven dat lijkt op de barmhartigheid waar het in de Bijbel over gaat. Barmhartigheid wordt in de Bijbel dan ook meestal verbonden met het woord offer (en soms met iemand die zichzelf opoffert). Lucas 21 Hoofdstuk 21 Een arme weduwe [1] Hij keek toe hoe de rijken hun gaven in de offerkist wierpen. [2] Ook zag Hij een arme weduwe die er een paar muntjes in deed. [3] Hij zei: ‘Om jullie de waarheid te zeggen, die arme weduwe heeft er meer in gegooid dan alle anderen. [4] Want allen gooiden er iets in van hun overvloed, maar zij offerde van haar armoede alles wat ze heeft om van te leven. Vrijdag 27 maart De Zeven Werken van Barmhartigheid gaan over de inzet en de houding van mensen. De manier waarop je met je naaste omgaat. De manier waarop je met mensen omgaat die je eigenlijk te min vindt. Mensen waar je je eigenlijk te goed voor vindt. Mensen die minder
kunnen dan jij. Mensen die minder hebben dan jij. Mensen die minder waard zijn dan jij. Dat zijn precies de mensen die het middelpunt van de Zeven Werken van Barmhartigheid vormen. Het hart van het evangelie en het belangrijkste waarop mensen aangesproken worden door Jezus. En hoe beter mensen kunnen uitleggen waarom zij geen tijd hebben, waarom er voor hun een uitzondering gemaakt moet worden op die morele wet die de Zeven Werken van Barmartigheid stellen hoe feller de aanklacht klinkt die er in de woorden van Jezus klinkt. Er is immers geen artikel in de grondwet dat mensen verplicht om iets goeds te doen voor mensen die het zelf niet kunnen redden, je kunt zonder de wet te overtreden mensen aan hun lot overlaten. Iemand kan zonder de wet te overtreden dus een bijzonder slecht mens zijn. Hoe zit het eigenlijk met mensen die iets goeds doen en daarmee de wet overtreden? Lucas 18: 18-30 Gesprek met een rijke [18] Een aanzienlijk man stelde Hem deze vraag: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?’ [19] Jezus zei tegen hem: ‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, alleen God. [20] De geboden kent u: geen echtbreuk plegen, niet doden, niet stelen, niet vals getuigen, en uw vader en uw moeder eren.’ [21] ‘Aan dat alles heb ik mij van jongs af gehouden’, zei de man. [22] ‘Dan rest u nog één ding’, zei Jezus tegen hem. ‘Verkoop alles wat u hebt, deel het uit aan de armen, en u hebt een schat in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’ [23] Toen hij dit hoorde werd hij diep bedroefd, want hij was buitengewoon rijk. [24] Toen Jezus zag dat hij diep bedroefd werd, zei Hij: ‘Wat is het voor mensen met geld toch moeilijk om het koninkrijk van God binnen te komen. [25] Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het koninkrijk van God.’ [26] ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ vroegen de toehoorders. [27] Hij zei: ‘Wat menselijk gezien onmogelijk is, is mogelijk dankzij God.’ [28] Toen zei Petrus: ‘Wij hebben toch maar huis* en haard verlaten om U te volgen.’ [29] Hij zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie, er is niemand die zijn huis, zijn vrouw*, broers* en zusters, ouders of kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God, [30] of hij krijgt dat in* deze tijd veelvoudig vergoed, en in de komende wereld krijgt hij eeuwig leven.’
Maandag 30 maart Jezus vergelijkt de mensen die zich bezighouden met het goede doen met verstandige meisjes die zich op een feest voorbereiden. De meisjes maken zich op voor een groot feest. Het getuigt van minachting voor dat feest als je je niet goed voorbereidt. En dan wordt iets triviaals als te weinig olie voor je lamp meenemen plotseling een hele serieuze aangelegenheid.
Mattheus 25 [1] Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en erop uittrokken, de bruidegom tegemoet. [2] Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. [3] De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. [4] De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. [5] Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. [6] Midden in de nacht klonk er luid geroep: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.”
De vijf dwaze maagden –
Kerk Osnabruck
[7] Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. [8] De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.” [9] De wijze meisjes antwoordden: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.” [10] Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. [11] Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” [12] Maar hij antwoordde: “Ik ken jullie werkelijk niet.” [13] Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt.
Dinsdag 31 maart De voorbereiding en het ontzag voor de opdracht kan ook een verstikkend effect hebben. Stel dat je een voorschot krijgt en een opdracht om met dat voorschot iets goeds te doen, wat zou je er dan mee doen? In tijden van risico management hebben economen allerlei verstandige adviezen klaarliggen maar het gaat hier om een talent in twee betekenissen. Wat doe je met je talenten? Gebruik je ze voor iets goeds? Doe je je best om die talenten te gebruiken voor dingen die iets bijdragen aan iets groters dan welbegrepen eigenbelang? Mattheus 25 : 14 -30 [14] Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. [15] Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. Meteen [16] ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. [17] Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. [18] Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het. [19] Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. [20] Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend.” [21] Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” [22]
Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij verdiend.” [23] Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” [24] Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe, hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, [25] en uit angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt u het terug.” [26] Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? [27] Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven, dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. [28] Pak hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. [29] Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen. [30] En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.” Woensdag 1april In Mattheus 25 worden de Zeven Werken van Barmhartigheid door Jezus genoemd en in verband gebracht met onverschuldigde compassie. Iets goeds doen zonder dat je er iets voor terugkrijgt. Je linker hand niet laten weten wat je rechterhand doet. Maar het blijft niet onopgemerkt. Als je iets doet aan onaanzienlijken (wat zijn dat eigenlijk, oonaanzienlijken?) dan heb je dat aan Mij gedaan, zegt Jezus.
31] Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. [32] Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; [33] de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. [34] Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. [35] Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, [36] ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” [37] Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? [38] Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? [39] Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” [40] En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” [41] Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. [42] Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. [43] Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.” [44] Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u
gezorgd?” [45] En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.” [46] Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’
Donderdag 2 april Paaswijding
Vrijdag 3 april
GOEDE VRIJDAG
Een goede Paasvakantie!