CHRISTELIJK GYMNASIUM UTRECHT Goedgekeurd door de medezeggenschapsraad op 2-10-2013 Redactionele revisie 8-10-2013 Koningsbergerstraat 2 3531 AJ Utrecht 030 - 2843000 Fax: 030 - 2843009 Email:
[email protected] Website: www.cgu.nl I. ALGEMEEN Missie van het Christelijk Gymnasium Utrecht. Het onderwijs van het CGU is erop gericht leerlingen van het CGU ertoe te brengen dat ze op het hoogste niveau: 1. onderzoeker zijn. Ze krijgen de kans hun verwondering verder te ontwikkelen en ze verwerven vaardigheden om onderzoek te doen. Hoe langer ze op school zijn hoe zelfstandiger ze dit onderzoek doen. 2. kennis verwerven. Ze zoeken naar noodzakelijke kennis om de wereld om zich heen te begrijpen en verdiepen zich op niveau in de wetenschap. 3. denker zijn. Ze ontplooien initiatief om complexe (ethische en sociale) problemen kritisch te doordenken. 4. kritisch zijn. Ze leren te reflecteren op hun eigen functioneren, hun eigen cultuur en cultuur in het algemeen. Ze worden zich ervan bewust, dat ze verantwoordelijk zijn voor hun eigen acties. Ze worden zich bewust van de waarde van cultuur en erfgoed. 5. adequaat communiceren. Ze leren waarnemingen, informatie, ideeën en argumentatie goed te verbeelden (ontwikkelen van creativiteit) , te verwoorden en te presenteren in meer dan één taal en in allerlei soorten media en communicatieve omgevingen. 6. betrokken zijn. Ze tonen empathie, compassie en respect ten opzichte van anderen. 7. samenwerken. Ze leren bij te dragen aan een gezamenlijk resultaat door de eigen kwaliteiten en belangen én die van de groep de ander op elkaar af te stemmen. 8. zorgen voor hun eigen gezondheid en hebben plezier in bewegen. Het CGU werkt aan deze doelstellingen door: a. Een veilige, tolerante en gezellige omgeving te creëren voor alle betrokkenen bij de school met respect voor verschillen in aanleg, afkomst, geloof, geaardheid of huidskleur. b. Vakonderwijs aan te bieden, gegeven door bevoegde docenten die didactisch en pedagogisch afwegingen kunnen maken met als doel het leren van leerlingen te bevorderen (aandacht voor leren). c. Een breed palet van vakken en activiteiten aan te bieden passend bij de doelstellingen zodat alle leerlingen keuzes kunnen maken om zich op uiteenlopende gebieden te kunnen ontwikkelen. d. Onderwijs op maat te leveren zodat iedere leerling zijn eigen route kan volgen: de leerling wordt altijd uitgedaagd en krijgt feedback op zijn leren.
Bij het onderwijs hoort als dat nodig is een intensieve begeleiding, zowel door mentoren als, mocht dat nodig blijken, door deskundigen binnen en buiten de school die zich op specifieke problemen en mogelijkheden van de leerlingen richten. Onze school is betrekkelijk klein en overzichtelijk. Sinds de jaren ‘70 maakt de school een constante maar geleidelijke groei door. Op dit moment is het aantal leerlingen constant, ingegeven door het feit dat het gebouw een beperkte capaciteit heeft. We hebben een relatief jong docentencorps. In deze schoolgids die alleen op internet verschijnt willen wij proberen een beeld te schetsen van onze school waarin wij ook aangeven hoe we onze missie denken te verwerkelijken Verdere informatieverstrekking aan ouders vindt plaats via e-mail of via de website. De school. Het Christelijk Gymnasium te Utrecht is een zelfstandige, categoriale school en is dat sinds de oprichting in 1897 ook altijd geweest. Wij zijn sinds 1932 gevestigd in het gebouw aan de Diaconessenstraat in het Museumkwartier. De ruimte bleek echter te beperkt en na vele omzwervingen zijn we in augustus 2007 gestart in een modern vormgegeven en goed geoutilleerd gebouw in de Koningsbergerstraat aan de westzijde van het Centraal Station. Met ingang van 1 augustus 2010 zit de hele schoolbevolking op de Koningsbergerstraat. Er is een directie, bestaande uit een rector en een conrector en drie afdelingsconrectoren, daarnaast zeventig docenten en twintig ondersteunende medewerkers. Gymnasiaal…. Het gymnasiale karakter wordt in hoge mate bepaald door het onderwijs in de klassieke talen en cultuur. In de eerste klas beginnen we met Latijn, in de tweede klas komt daar Grieks bij. In principe doet elke leerling eindexamen in één van deze talen, maar men kan ook kiezen voor beide talen. Wij vinden het belangrijk dat leerlingen kennismaken met de wortels van onze beschaving via het leren van een taal en de cultuur en het bezig zijn met de inhoud van de bestudeerde teksten. Een praktisch element is dat de leerlingen door er zeer intensief mee bezig te zijn, gevoel voor taal en stijl en analytisch vermogen opdoen die ze ook bij de andere vakken kunnen gebruiken en in hun latere studie. En christelijk…. De school staat in een christelijk-humanistische traditie en wil die waarden ook aan haar leerlingen overdragen. In de praktijk betekent dit dat er niet alleen godsdienstles gegeven wordt, maar dat er ook aandacht wordt geschonken aan vieringen gedurende het schooljaar. Het christelijk karakter wordt door velen van ons ervaren als wat hier in huis het “Christoffelgevoel” wordt genoemd: de bereidheid om, ook als dat moeilijk is, de leerling daarheen te brengen waar hij het best op zijn plek is. II. ONDERWIJS II.1 Organisatie Het onderwijs wordt gegeven in klassen; de gezamenlijke klassen vormen een jaarlaag. Aan het hoofd van de docenten van twee jaarlagen staat een conrector. Daarnaast zijn er een rector en een conrector voor onderwijsbeleid, personeelsbeleid, facilitaire zaken, financiën en het gebouw. Sommige docenten hebben zich in een taak gespecialiseerd, bijvoorbeeld als decaan of zorgcoördinator. Daarnaast is er een uitgebreide ondersteuning van de werkzaamheden door een secretariaat, conciërges, technisch-onderwijsassistenten, systeembeheerders en roostermakers.
II.2 Het rooster De lessen worden in principe gegeven tussen 8.15 en 16.10 uur. In de praktijk worden voor de onderbouw niet alle uren gebruikt. In de onderbouw worden uitgevallen lessen opgevuld en vervangen door andere docenten of door studie-uren onder surveillance van docenten. Voor de bovenbouw zijn er soms tussenuren die in de studieruimtes en/of de mediatheek kunnen worden gebruikt om te studeren. Roosterwijzigingen worden niet alleen via de daarvoor bestemde publicatieborden meegedeeld: het rooster en de wijzigingen erop zijn ook op onze website te vinden. II. 3 Lessentabel vakken/klassen
1
2
3
4
5
6
Nederlands/grammatica
4
3
2
3
3
3
Latijn
3
3
3
3
4
4
3
3
3
4
4
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
2
3
2
Grieks Frans
3
Duits Spaans Engels
3
2
2
2/3
2/3
3/2
Geschiedenis
2
2
2
3
3
3
Aardrijkskunde
2
2
2
2
2
3
Godsdienst
1
1
1
Wiskunde
3
3
4
2/ 3
2/3/4
2/3 /4
2
3
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3
Natuurkunde Scheikunde Biologie
2
2
Inleiding natuurwetenschappen
1
Media
1
Drama
3
1
Tekenen
2
1
1
2
3
4
Lich. Opvoeding
3
2
2
2
2
1
Mentoruur
1
1
1
1
Werktijd-, repetitieuur
1
2
2
2
1
Totaal Alleen in de bovenbouw:
35
35
35
Klassieke Culturele Vorming Maatschappijleer Algemene Natuurwetenschappen Economie Management en Organisatie Filosofie Kunst Algemeen Kunst Beeldende Vormgeving Kunst Drama
2 2 2 3 2 3 2 2
3 3 3 1 2 2
3 3 3 2 2 2
De school heeft gekozen voor lessen van 45 minuten of blokuren van 90 minuten . Er zijn ook werktijduren of repetitie-uren. Bij ziekte of afwezigheid van de docent worden alle lessen opgevangen door andere docenten. Klas 1 Onze leerlingen komen soms wel van 80 verschillende basisscholen, met grote onderlinge verschillen. Het streven is er in de eerste maanden dan ook op gericht om een hechte groep van de leerlingen te maken en hun veelzijdige belangstelling verder te ontwikkelen. In de eerste klas beginnen de leerlingen met 14 vakken of vakgebieden (zie de lessentabel), waaronder één klassieke taal: Latijn. Zij krijgen ook in dit eerste jaar een aantal studielessen. Daarin leren ze hoe ze hun huiswerk moeten organiseren en hoe ze repetities en lesstof kunnen voorbereiden. Daarnaast zijn er zogenaamde service-uren waarin leerlingen die moeilijkheden hebben met een bepaald vak geholpen kunnen worden. In het vak INW (inleiding natuurwetenschappen) maken de leerlingen kennis met aspecten van natuurwetenschap en techniek. Het is vooral een praktisch vak waarin de leerlingen leren om dingen te ontwerpen en te maken en een idee krijgen van natuurwetenschappelijk onderzoek door het doen van praktische opdrachten binnen en buiten school. Bij het vak Media maken de leerlingen kennis met verschillende aspecten van media. Leerlingen doen praktische opdrachten met behulp van een Ipad. Het doel is om leerlingen zowel diverse mediavaardigheden aan te leren als om hen bewust te maken van de invloed van het gebruik van media in de maatschappij en hun eigen omgeving. Klas 2 In de tweede klas wordt het aantal vakken uitgebreid met Natuurkunde, Duits en Grieks. We geven steunlessen in een aantal vakken (Nederlands, Engels, Latijn) aan leerlingen die dat nodig blijken te hebben. Klas 3
In dit laatste jaar van de onderbouw worden de leerlingen meer en meer gewend aan de onderwijsmethoden die kenmerkend zijn voor de Tweede Fase: zelfstandig werken, maken van praktische opdrachten en presentaties. De kennismaking met de vakken die de school te bieden heeft is nu vrijwel voltooid. Nu staan de leerlingen voor de opgave een keuze te maken uit de vier profielen: Cultuur en Maatschappij, Economie en Maatschappij, Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek. In een speciaal programma, verzorgd door de decaan, worden ze uitgebreid voorgelicht en begeleid om tot een goede keuze te komen. Ook in de klas wordt er steun gegeven aan leerlingen die dat nodig blijken te hebben. II. 4 Vakken in de onderbouw a. Nederlands Leerlingen leren allerlei vaardigheden die ervoor zorgen dat ze hun moedertaal beter beheersen. In alle jaren wordt er aandacht besteed aan spreek/presentatievaardigheden, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. In de bovenbouw komen ook de argumentatieve vaardigheden aan de orde. De leerlingen leren debatteren en leren hun mening en die van anderen te verwoorden in een betoog of een beschouwing. De verschillende vaardigheden zijn ook toepasbaar bij de andere vakken die op school worden gedoceerd. De kennis van spelling en grammatica wordt vooral in de onderbouw herhaald en uitgebreid. In het fictieonderwijs staat de eerste jaren de jeugdliteratuur centraal. In de bovenbouw wordt er literatuuronderwijs gegeven. De leerlingen krijgen een overzicht van de literatuurgeschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf de middeleeuwen tot nu en lezen voor elke periode exemplarische werken. We lezen daarnaast elk jaar twee boeken uit de moderne literatuur klassikaal en de leerlingen kiezen ook nog enkele boeken zelf. In de onderbouw resulteert dit in een literatuurdossier en in de bovenbouw maken de leerlingen een toets over de gelezen boeken. De creatieve kanten van de Nederlandse taal blijven vooral in de onderbouw niet onderbelicht. Tijdens de cultuurdag wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. De verschillende onderdelen van het vak worden op een steeds variërende manier aangeboden. Klassikaal frontaal, hoorcollege, groepswerk: al deze werkvormen komen aan bod. In de onderbouw wordt er een methode gebruikt in de bovenbouw werken we veelal met eigen materiaal. b. Klassieke talen Waar op een scholengemeenschap meestal pas in de tweede klas met Latijn en in de derde met Grieks wordt begonnen, gebeurt dit op een categoriaal gymnasium eerder: Latijn meteen vanaf de eerste klas en vanaf de tweede klas ook het vak Grieks. Daardoor ontstaat niet alleen de mogelijkheid de leerstof over een langere periode te spreiden, maar ook breekt het moment eerder aan, waarop het uiteindelijke doel - het lezen en begrijpen van klassieke teksten en het leren over antieke beschaving - bereikt wordt. In de lessen wordt uiteraard veel aandacht besteed aan grammatica. Er is een grammaticaboekje voor de school met voorbeelden van de Latijnse taal. Daarnaast neemt ook de cultuurhistorie een belangrijke plaats in. De door ons gebruikte lesmethoden Grieks en Latijn spelen daarop in en bieden veel materiaal dat de leerlingen laat kennismaken met de taal én de wereld van Grieken en Romeinen. In de tweede klas gaan we met de leerlingen een dag naar de Romeinse nederzetting in Xanten. In het vijfde leerjaar wordt bij het vak Klassieke Culturele Vorming bijzondere aandacht besteed aan de cultuur van de oudheid en de invloed daarvan op latere perioden, vooral op het gebied van literatuur, architectuur, theater en kunst. Dit is tevens een voorbereiding op de klassieke reis naar resp. Griekenland, Rome, Campanië of West-Turkije. Deze reis duurt een week en vormt voor veel leerlingen één van de hoogtepunten van hun schooltijd.
c. Moderne vreemde talen De modernevreemdetalensecties gebruiken lesmethodes die communicatief van opzet zijn. De vreemde taal verstaan en spreken is minstens zo belangrijk als lezen en schrijven. Deze vier vaardigheden komen alle ruimschoots aan bod. De secties gebruiken naast boeken/cd’s ook ander, vaak zelfgemaakt materiaal en digitaal beschikbaar materiaal. Omdat wij van onze leerlingen hoge verwachtingen koesteren, bieden we ook vaak vrijere oefeningen aan. Leerlingen moeten - door te durven en te willen - leren improviseren met de taalmiddelen waarover ze beschikken. We streven dus naar een actieve beheersing van de taal. In de bovenbouw wordt het vak Engels ook aangeboden in een variant die opleidt tot een Cambridge certificaat (CAE of CPE), bij Frans voor de opleiding DELF (Diplôme d’études en langue française). In de bovenbouw wordt ruimschoots aandacht besteed aan literatuuronderwijs. Dit literatuuronderwijs is er op gericht de leerlingen te stimuleren te lezen voor hun plezier en bovendien is het oefenen van de andere vaardigheden in dit onderwijs geïntegreerd.
d. De bètavakken: Biologie, Natuurkunde, Scheikunde Het programma van de bètavakken is een mix van denken en doen. Soms betekent dit dat leerlingen zich een stuk theorie eigen maken om vervolgens het geleerde toe te passen in een opgave, een praktische opdracht of een practicum. Maar het kan ook zijn dat een les opgestart wordt met een probleemstelling (hoe ontstaat een regenboog als licht door een prisma geleid wordt; waardoor wordt rodekool sap blauw als er een base bij gedaan wordt; waardoor ontstaat hooikoorts) waarna de leerlingen de opdracht krijgen mogelijke verklaringen of antwoorden aan te dragen. Uiteindelijk gaat het om de cyclus kennis verwerven; kennis toepassen en controleren of het geleerde klopt; nieuwe vragen stellen en op zoek gaan naar nieuwe kennis. Naast het verplichte programma dat nodig is om een goed eindexamen te maken, wordt er ook tijd besteed aan maatschappelijke thema’s waar de bètavakken aan raken, zoals het gebruik van stamcellen, de energieproblematiek, de rol van drugs in de maatschappij, biotechnologie of de problematiek van het afval. In de bovenbouw stimuleren wij leerlingen in een variërende mate van zelfstandigheid analytisch te leren denken en experimentele vaardigheden op te doen. Daarbij worden leerlingen uitgedaagd zich wetenschappelijke kennis eigen te maken, samen te werken met anderen en inzicht te verwerven in het eigen leerproces. De bètasecties streven ernaar, door hoge eisen te stellen, dat de leerlingen het beste uit zichzelf proberen te halen. Voor opdrachten die zelfstandig uitgevoerd worden, hebben de leerlingen de beschikking over een laboratorium. Hier kunnen ze in en buiten lestijd terecht om zelfbedachte experimenten uit te voeren. Grote delen van het schooljaar bruist dit laboratorium dan ook van de activiteit. e. Wiskunde Aan de A/C-kant van de wiskunde wordt steeds de context gezocht of aangeboden, waarin het wiskunde-onderwerp betekenis heeft. De leerling wordt uitgedaagd de contexten te vertalen naar wiskundige modellen en formuleringen en die (onder andere met behulp van de grafische rekenmachine) zorgvuldig uit te werken. Aan de B/D-kant van de wiskunde wordt diep op de wiskundige achtergrond ingegaan. De leerling wordt steeds uitgedaagd wiskundige vraagstukken te herleiden tot een aantal fundamentele/elementaire ‘waarheden’. In de onderbouw streven we ernaar beide facetten in elk onderwerp aan bod te laten komen.
f. Aardrijkskunde - Geschiedenis - Godsdienst- Filosofie In de leermethodes die bij deze vakken gebruikt worden, besteden we , naast aan algemeen vormende kennis veel aandacht aan de bij elk vak behorende vaardigheden. De vakken zijn gemakkelijk te verbinden met de dagelijkse praktijk en de leerling kan nieuw geleerde stof in veel gevallen daarin toepassen. Bij aardrijkskunde draait alles om de drie vragen, wat, waar en waarom daar? We richten ons vooral op de laatste vraag. Waarom daar? vraagt nadenkwerk en dat is uitdagend! Eigenlijk is aardrijkskunde overal. De drie vragen maken het mogelijk om haast alles om je heen als aardrijkskundig te bestempelen. Dit maakt het vak actueel, veelzijdig en makkelijk om leuk te vinden en te doceren. Het boek is zeker niet de enige bron van informatie, maar ook gebeurtenissen in je eigen leefomgeving, wat in het nieuws of een documentaire besproken wordt of wat in de natuur gebeurt, kunnen als stof dienen voor de lessen. Kortom: we vinden het belangrijk dat je goed geïnformeerd en kritisch aan de slag kan gaan met de wereld van vroeger, nu en de toekomst. Bij godsdienst/levensbeschouwing behandelen we in de brugklas het jodendom, in klas 2 christendom en islam en in klas 3 hindoeïsme, boeddhisme en humanisme. De leerlingen maken in de les kennis met de belangrijkste verhalen, geloofsovertuigingen en leefregels van deze levensbeschouwingen. Daarnaast bezoeken we een synagoge, een kerk, een moskee en Zendo om meer van binnenuit te onderzoeken wat gelovigen daar doen en beleven. Ook nodigen we gastsprekers uit en laten leerlingen gelovigen uit hun eigen omgeving interviewen. Op deze wijze willen we de kinderen de veelvormigheid van levensbeschouwingen in het verleden en heden laten ervaren en doordenken. Bij filosofie leren de leerlingen zich te verwonderen over allerlei vanzelfsprekendheden. We besteden veel aandacht aan het onderscheiden van heersende vooronderstellingen en vooroordelen. Het logisch en begripsmatig helder nadenken trainen we in debatvormen, socratische gesprekken en door het schrijven van essays. Inhoudelijk houden we ons bezig met vragen als: ‘Wat is het goede leven?’, ‘Bestaat er zekere kennis?’, ‘Wat voor een wezen is de mens?’, ‘Wat is de relatie tussen worden en zijn?’, ‘Bestaat er een ideale samenleving?’ en ‘Hoe verhouden rede en geloof zich tot elkaar?’. Filosofie wordt als examenvak aangeboden vanaf klas vier. Het examenonderwerp verandert om de drie jaar en is op dit moment ‘Vrije wil’. g. Lichamelijke Opvoeding Bewegen is leuk! Nieuwe sporten leren, oefenen, uitproberen, beter worden, jezelf en elkaar leren kennen. Het aanleren en oefenen van diverse vaardigheden op het gebied van het bewegen vormt uiteraard nog steeds de hoofdmoot van de lessen lichamelijke opvoeding. In alle leerjaren besteden we o.a. tijd aan turnen, balsporten, atletiek, bewegen & muziek en zelfverdediging. Differentiatie in de les zorgt er voor dat alle leerlingen op hun eigen niveau aan de oefenstof kunnen werken. Naast het zelf bewegen wordt de leerlingen ook geleerd elkaar te assisteren, te begeleiden en op te vangen. Op deze manier zijn de leerlingen ook met het leerproces van hun klasgenoten bezig. In klas vijf wordt LO afgesloten als examenvak. In klas zes volgend e leerlingen een half jaar een keuzeprogramma dat veelal buiten de school gegeven wordt. Van april tot oktober, als het weer het toelaat, vinden de lessen plaats op het sportpark Marco van Basten. h. Drama “Drama is doen” Drama in de onderbouw
In de onderbouw leren de leerlingen spelenderwijs de grondbeginselen van spelen en theater maken. In de lessen worden creativiteit, intuïtie, samenwerking en spontaniteit gestimuleerd. Tijdens de les wordt een sfeer gecreëerd van veiligheid en respect voor elkaar, waarbinnen iedere leerling uitgedaagd wordt op zijn eigen niveau tot spel te komen. Daarnaast maken de leerlingen kennis met de elementaire toneelwetten en krijgen ze een globaal beeld van de culturele en maatschappelijke waarde van theater en film. In de brugklas is het vak drama geïntegreerd in de cultuurdag. De Cultuurdag In de brugklas hebben de leerlingen op één dag alle kunstvakken (drama, beeldend, cultuurNederlands). De leerlingen trainen hierdoor vakspecifieke vaardigheden en ze maken kennis met de waarde van de verschillende kunstdisciplines; bovendien krijgen ze zicht op gemeenschappelijke kenmerken van de verschillende kunstvormen en nemen ze deel aan multidisciplinaire projecten. Het doel is om het kunst- en cultuurbesef van de leerlingen te versterken. Op de cultuurdag krijgen de leerlingen niet alleen te maken met de genoemde kunstvakken, maar maken ze ook kennis met andere kunstdisciplines (o.a. dans, muziek en film). Drama in de bovenbouw Drama is in de bovenbouw een examenvak. De leerlingen komen in aanraking met alle aspecten van theater en met verschillende beroepsperspectieven. Het accent ligt vooral op de eigen spelontwikkeling, theater maken en theatertheorie. Ook maken alle leerlingen een film. i. Tekenen Bij het vak tekenen word je geleerd anders te kijken naar de wereld om je heen. Vanuit een creatief perspectief leer je op een andere manier na te denken over een probleem of vraagstuk. Hiervoor maak je in de onderbouw gebruik van de diverse beeldende materialen en maak je kennis met verschillende beeldende begrippen. Hierbij zal gerefereerd worden aan bestaande beeldende kunst en aan culturele maatschappelijke ontwikkelingen. Een deel van de opdrachten zal aanspraak maken op je eigen fantasie en een deel zal gericht zijn op het weergeven van wat je waar kunt nemen. In de bovenbouw kun je als vervolg op het vak Tekenen kiezen voor het vak Beeldende Vormgeving. Hierbij ligt de nadruk vooral op het beeldende proces. Je onderzoekt dan je eigen beeldende mogelijkheden aan de hand van een thema. j. Informatica Informatica is geen apart vak maar een integraal onderdeel van alle lessen. Veel leerlingen beschikken als ze op school komen al over een grote vaardigheid op digitaal terrein: wij zien het als een taak van de school om ze te leren die vaardigheid te vergroten dan wel toe te passen in het kader van hun lessen. De school heeft een ELO (elektronische leeromgeving), een gemakkelijk toegankelijk digitaal platform waarop docenten en leerlingen en leerlingen onderling kunnen communiceren. Veel methodes maken gebruik van internet. In de mediatheek, het computerlokaal en op computers die in diverse vaklokalen zijn opgesteld kunnen leerlingen daarmee werken. II. 5. Tweede Fase
a. Vakkenpakketten Vanaf klas 4 beginnen leerlingen aan de Tweede Fase. Het belangrijkste verschil met de onderbouw is dat ze naast een aantal verplichte vakken in het gemeenschappelijke deel zelf een vakkenpakket moeten kiezen. Leerlingen zijn hierin niet helemaal vrij. In de bovenbouw
zijn de vakken namelijk geclusterd in vier verschillende profielen. Leerlingen kunnen kiezen uit de profielen natuur en techniek (N&T), natuur en gezondheid (N&G), economie en maatschappij (E&M) en cultuur en maatschappij (C&M) of een combinatie van twee profielen. Binnen elk profiel moeten leerlingen ook weer kiezen tussen bepaalde vakken. Daarnaast kunnen leerlingen ook nog eens extra vakken kiezen. Op het CGU is het de gewoonte dat leerlingen één vak naast het verplichte aantal vakken kiest. Op deze manier ontstaat dus een breed pakket waarin typische bètaleerlingen ook alpha- en gammavakken kiezen en andersom. b. De maatschappelijke stage (Mas) De MaS op het CGU. is een vorm van leren binnen en buiten de school, waarbij onze leerlingen door middel van vrijwilligersactiviteiten kennismaken met allerlei aspecten en onderdelen van onze samenleving. Het is een praktische leerervaring gedurende 30 uren. De leerlingen reflecteren op hun eigen rol en functioneren tijdens deze stage en de betekenis van deze activiteiten voor onze maatschappij. De stages vinden plaats in het 4e en 5e leerjaar en worden door de leerlingen zelf uitgekozen. Hierbij spelen eigen interesse en nieuwsgierigheid een belangrijke rol. We zijn onderdeel van Maatschap+, een breed Utrechts samenwerkingsverband tussen scholen, organisaties en de Vrijwilligers Centrale Utrecht. Voor info: www.masutrecht.nl . c. Pedagogiek en didactiek In de bovenbouw worden veel blokuren gegeven. Tijdens deze langere leseenheden kunnen leerlingen zich actief en intensief en door middel van een gevarieerd aanbod van didactische werkvormen verdiepen in de lesstof. Bij veel vakken is er daarnaast aandacht voor meningsvorming, presentatievaardigheden, creativiteit en sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook moeten leerlingen regelmatig zelfstandig opdrachten verwerken en grotere onderzoeken doen. Vaak wordt er in groepsverband gewerkt waardoor leerlingen goed leren samenwerken. Aan het eind van hun opleiding zijn de vaardigheden die leerlingen verworven hebben te vergelijken met de eisen die aan het begin van een universitaire studie gesteld worden. Het belangrijkste doel van de Tweede Fase is dan ook om leerlingen alle academische vaardigheden bij te brengen waarmee zij succesvol een universitaire studie kunnen afronden. Wij hebben de ervaring dat de aanpak voor onze leerlingen succesvol is. Bijna alle leerlingen die aan de Tweede Fase op onze school beginnen, halen het eindexamen en verreweg de meeste van hen voltooien met goede resultaten hun (universitaire) studie. III. BEOORDELING III. Rapportage Gedurende het hele schooljaar kunnen leerlingen en ouders de cijfers van de leerlingen zien in Magister. Drie keer per jaar ontvangen de leerlingen van klas 1 t/m 6 een overzicht van de in de er aan voorafgaande periode behaalde cijfers. Het laatste van die overzichten geldt als einden overgangsrapport. De overgangsprocedure en overgangsnormen zijn te vinden op de website, onder algemeen en schooldocumenten. De bovenbouwleerlingen ontvangen een apart programma van toetsing en afsluiting (PTA). III.2 Eindexamen
Het eindexamen bestaat uit twee onderdelen, het Centraal Examen en het Schoolexamen en dat laatste heeft het karakter van een dossier, dat vanaf het vierde leerjaar wordt opgebouwd. De toetsen die gezamenlijk het schoolexamen vormen bestaan uit repetities, maar ook uit praktische opdrachten zoals werkstukken en presentaties. Wie niet voldaan heeft aan de verplichtingen van het schoolexamen, die zijn vastgelegd in een Programma van Toetsing en Afsluiting per vak, het PTA, wordt niet toegelaten tot het Centraal Examen. IV. BEGELEIDING IV 1. De overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs Voor veel kinderen is de stap van de oude vertrouwde basisschool naar die nieuwe wereld van het voortgezet onderwijs groot: een groter gebouw met een groter aantal leerlingen, nieuwe vakken, verschillende docenten. Om die overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen worden de leerlingen intensief begeleid. Al vóór de zomervakantie worden zij op school ontvangen voor een eerste kennismaking met hun toekomstige klasgenoten en hun mentor. In de eerste weken van het schooljaar wordt er - vooral tijdens de mentoruren - veel aandacht besteed aan de kennismaking met elkaar en met de school. In de tweede of derde week van het schooljaar hebben alle brugklasleerlingen een werkweek. Aan de hand van een veelzijdig programma leren de kinderen niet alleen hun eigen klasgenoten, maar ook leerlingen uit de andere klassen en tal van docenten beter kennen. Na het brugklaskamp vindt de eerste ouderavond voor ouders van brugklasleerlingen plaats. Dan worden ook de afspraken gemaakt met de ouders voor een kennismakingsgesprek met de mentor op school. Omstreeks deze tijd wordt ook de eerste vergadering gehouden van docenten die lesgeven in de brugklas. Daar worden, mede op basis van informatie van de betreffende mentor, niet zozeer de cijfers als wel eventuele aanpassingsproblemen op sociaal of cognitief gebied gesignaleerd en adviezen besproken en/of maatregelen voorgesteld. IV 2. Verzuim De regeling rond verzuim is uitvoerig beschreven in het verzuimprotocol van het CGU, zie de website onder algemeen/schooldocumenten. Belangrijkste zaken die daarin geregeld zijn: Aanvragen van verlof Melding bij ziekte of doktersbezoek: door de ouders/verzorgers op de dag zelf voor 8.30 uur per mail naar
[email protected] In het verzuimprotocol staat ook beschreven wat er gebeurt bij het te laat komen of wanneer een leerling uit de les verwijderd wordt. IV 3. Mentor De taak van de mentor is gericht op de leerlingen in de klas, individueel en klassikaal. Hij/zij stimuleert, luistert, rapporteert, corrigeert - als dat nodig is - en heeft contact met ouders. Kortom, de mentor leeft mee met het lief en leed van zijn/haar klas en is het eerste aanspreekpunt voor leerling en ouders. T.a.v. de leerling De mentor is vóór het begin van het schooljaar op de hoogte van de belangrijkste informatie over een leerling en heeft daartoe zowel het papieren als het digitale leerlingendossier gescreend en heeft om toelichting gevraagd aan de mentor van het voorgaande schooljaar. De mentor voert individuele gesprekken met de leerling in het kader van: • het volgen van het welbevinden van de leerling (sociaal-emotionele ontwikkeling), • het volgen van de prestaties en resultaten van de leerling (cognitieve ontwikkeling),
•
crisis- of conflictsituaties.
De mentor houdt zich regelmatig op de hoogte van de aan- en afwezigheid van de leerling en neemt contact op met de leerling en/of de ouders bij zorg vanuit de school of onbekend verzuim. De mentor maakt van bovengenoemde zaken beknopt een objectief verslag in Magister. T.a.v. de ouders De mentor is de centrale contactpersoon voor de ouder(s) in de school. De mentor informeert op tijd, dus ook buiten de geplande oudercontactavonden, de ouders over absentie, over nietgewenst gedrag en over stagnatie in schoolvorderingen van de leerling als daartoe aanleiding is. De mentor onderhoudt hierover contact met de ouders wat betreft de voortgang en het resultaat van gemaakte afspraken. De mentor is verantwoordelijk voor vastlegging in Magister van relevante gesprekspunten en gemaakte afspraken tijdens de oudercontactavond. De mentor voert, daar waar nodig en samen met de zorgcoördinator, het gesprek met de ouders als het gaat om hulpverleningstrajecten. T.a.v. de mentorklas De mentor onderneemt acties die tot doel hebben dat er in de klas een goed leef- en leerklimaat ontstaat en gewaarborgd blijft. T.a.v. collega’s De mentor geeft relevante informatie over een leerling door aan de collega’s. De mentor is ervoor verantwoordelijk dat deze relevantie informatie wordt vastgelegd in Magister. De mentor bereidt de rapportvergaderingen van de betreffende klas voor en zit deze voor. Tevens is de mentor verantwoordelijk voor het (laten) vastleggen van relevante informatie en/of gemaakte afspraken vanuit de rapportvergadering in Magister. Mentoren hebben ook een taak in het signaleren van problemen in (de kwaliteit van) het onderwijs in een specifieke klas en in de klassen-laag en in het doorgeven van deze problemen aan de afdelingsconrector. Alle mentoren participeren in het mentorenteam van de betreffende jaarlagen. IV 4. Hulpmentor Aan elke eerste klas is een tweetal leerlingen uit de vijfde klas toegevoegd, die hulpmentoren heten. Zij geven 'hun kinderen' - waar nodig - extra uitleg en training en helpen een oplossing te zoeken voor alledaagse problemen. Deze hulpmentoren assisteren de mentor en de eersteklassers ook bij het organiseren van een klassenavond en soms bij de mentoruren IV 5 Decaan. Leerjaar 3 In het derde leerjaar kiezen de leerlingen het vakkenpakket (profiel), waar ze uiteindelijk in het zesde leerjaar examen in doen. De decaan stelt in samenwerking met de afdelingsconrectoren een programma voor de keuzebegeleidingslessen in het derde leerjaar op. Deze lessen worden begeleid door de mentoren. De vakdocenten geven voorlichting over hun vak in de bovenbouw; er worden voorlichtingslessen georganiseerd voor de vakken die de leerlingen vanuit de onderbouw niet
kennen; de vakdocenten brengen aan de leerlingen adviezen uit en de mentoren voeren gesprekken met hun leerlingen over de vorderingen in het keuzeproces. Van de decaan ontvangen de leerlingen alle technische informatie over de profielen, extra vakken en eisen van vervolgstudies. Leerjaar 4 In de nieuwe Tweede Fase is het vakkenpakket zoals dat in leerjaar drie gekozen is, in principe definitief. Eventuele wijzigingen worden met de decaan besproken. Om een begin te maken met de oriëntatie op een vervolgstudie, bezoeken de leerlingen eind januari een studie/beroeps-keuzemarkt in de Hogeschool van Utrecht. Leerjaar 5 en 6 De leerlingen van klas 5 worden gestimuleerd om zelfstandig open dagen en meeloopdagen van vervolgopleidingen te bezoeken. Indien mogelijk zou aan het einde van de vijfde klas de keuze voor de toekomst gemaakt moeten zijn. Het is het streven om de leerlingen verschillende keren per jaar met dit onderwerp in aanraking te laten komen. Bij het vak Nederlands wordt aan het begin van het jaar een project gedaan waarin de leerlingen zichzelf en hun interesses beter leren kennen. Verder wordt er halverwege een speeddatemiddag georganiseerd met oudleerlingen. De mentor heeft gesprekken met de leerling waarin ook de studiekeuze aan bod komt. In het voorjaar heeft de decaan met de leerlingen die daar behoefte aan hebben een persoonlijk gesprek over de voortgang in het keuzeproces. Vóór de krokusvakantie spreken de decaan en/of de mentor alle leerlingen uit het zesde leerjaar, die nog geen definitieve keuze gemaakt hebben. Uiteraard worden deze leerlingen aangezet tot actie. Een enkele keer wordt een leerling doorverwezen naar een adviesbureau voor een interesse-of beroepskeuzetest. De kosten voor zo’n test worden gedragen door de ouder(s)/verzorger(s). De decaan zorgt voor verspreiding van voorlichtingsmateriaal (tijdschriften, folders met open dagen van Hogescholen en Universiteiten, brochures en flyers) en het ophangen van de voorlichtingsposters. IV 6. Visie op de zorg. Voor alle leerlingen geldt dat de mentor de spil is in de zorg (zie ook rol van de mentor). De leerlingbegeleiding op het CGU is erop gericht dat alle leerlingen zich prettig en veilig kunnen voelen op school en dat ze leren studeren, zelfstandig werken en keuzes maken. Alle leerlingen die toegelaten worden op het CGU zijn in principe in staat om een gymnasium diploma te behalen. De begeleiding en de zorg op het CGU is er te allen tijde op gericht om door middel van zo kort en efficiënt mogelijke interventies de leerling op het gewenste niveau te krijgen. De begeleiding is er op gericht zo veel mogelijk met en zo min mogelijk over de leerling te spreken. De leerling krijgt bij de analyse en de oplossing een belangrijke taak. De leerling denkt constructief mee over de aanpak die voor hem/haar het beste is en is medeverantwoordelijk voor de uitvoering. IV 7 Steun waar nodig. Voor leerlingen bij wie is vastgesteld, dat de standaardzorg niet toereikend is, wordt aanvullende zorg geboden. Het gaat hier om zorg waar meer tijd en/of kennis voor nodig is, dan standaard van elke mentor mag worden verwacht.
Te denken valt hierbij aan zorg door de afdelingsconrector, de zorgcoördinator, de vertrouwenspersoon, de docent zelfvertrouwen. Ook de externe deskundigen zoals de schoolverpleegkundige, een medewerker van School Maatschappelijk Werk (smw) of een leerplichtambtenaar vallen onder de aanvullende zorg. De aanvullende zorg wordt gecoördineerd door de zorgcoördinator. Er zijn twee overlegstructuren, waarin deze aanvullende zorg wordt besproken. In het IZO, het Intern Zorg Overleg, worden de leerlingen besproken die gebruik maken van aanvullende zorg, dan wel de leerlingen die daarvoor in aanmerking zouden komen. In het IZO zitten de beide zorgcoördinatoren en de afdelingsconrectoren. Daarnaast hebben we een ZAT, een Zorg Advies Team. Hierin zitten naast bovengenoemde intern betrokkenen ook een aantal deskundigen van buiten de school, te weten de schoolverpleegkundige, een medewerker van School Maatschappelijk Werk (SMW) en de leerplichtambtenaar van de gemeente Utrecht. In het ZAT worden die leerlingen besproken, voor wie de aanvullende zorg(behoefte) verder reikt dan de deskundigheid van de medewerkers op school kan bieden. Verdere uitwerking van de organisatie van de zorg vindt u op onze website onder algemeen/ schooldocumenten/zorgplan. IV 8. Zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en voor leerlingen met een leerlinggebonden budget. Leerlingen met dyslexie kunnen gebruik maken van extra voorzieningen o.a. extra tijd bij proefwerken of verkorte proefwerken. Voor leerlingen met een leerlinggebonden budget wordt een handelingsplan opgesteld en samen met deskundigen van buiten wordt de leerling geholpen bij zijn schoolcarrière. IV 9 Vertrouwenspersonen De school heeft twee vertrouwenspersonen. Deze begeleiders zijn binnen de school het eerste aanspreekpunt wanneer er sprake is van problemen die men in vertrouwen wil bespreken en van problemen rond ongewenste intimiteiten, discriminatie of geweld. Indien u op dit vlak vragen of klachten hebt, kunt u zich telefonisch tot haar of hem wenden. De gegevens van de vertrouwenspersoon vindt u op de website. IV 10 Veiligheid Veiligheid is een basisvoorwaarde om te kunnen leren. De school heeft een uitgebreid veiligheidsplan waar constant aan gesleuteld wordt om zowel de fysieke als sociale veiligheid van iedereen te vergroten. Er zijn verschillende protocollen vastgesteld die te vinden zijn op de website van de school onder algemeen en schooldocumenten. V. Ontwikkeling V 1 Persoonlijke ontwikkeling Het grootste deel van onze leerlingen doorloopt in de daarvoor gestelde termijn van zes jaar de school. Op grond van hun toelating kunnen we zeggen dat ze in principe daar ook allemaal toe in staat zijn. Voor sommigen verloopt die weg wat moeilijker, maar we proberen deze leerlignen op vele manieren te helpen. Ondanks hun formele gelijkheid bestaan er wel degelijk verschillen tussen leerlingen. Het onderwijs is in principe klassikaal, maar daarnaast willen we ook recht doen aan de verschillen die er bestaan. Sommige leerlingen kunnen aanzienlijk meer aan dan de gemiddelde klas en wij proberen ook aan hun capaciteiten tegemoet te komen door het aanbieden van extra mogelijkheden.
Juist om het onderwijs op maat te versterken, kiezen we er niet voor om een aparte begeleidingsstructuur voor deze leerlingen op te zetten, maar zal de lesgevende docent zelf aan de leerling die meer kan en wil de mogelijkheid bieden tot verdieping dan wel verbreding binnen het vak. De mogelijkheden liggen op cognitief en creatief gebied, zoals werkstukken over specifieke onderwerpen uit een vakgebied. V2 Culturele ontwikkeling Ook op cultureel terrein zijn er veel mogelijkheden. Voor de onderbouw is per leerjaar een programma opgezet waardoor de leerlingen de belangrijkste musea en monumenten bezoeken. Dat kan vanuit een specifiek vak gebeuren (bijvoorbeeld vanuit het vak biologie aan het Universiteitsmuseum of vanuit geschiedenis aan de Domkerk of vanuit tekenen aan het Centraal Museum) maar ook vanwege het belang van een bepaalde tentoonstelling of toneelvoorstelling. Het doel van dit programma is om leerlingen, voor zover ze dat al niet zijn, vertrouwd te maken met museumbezoek en theaterbezoek, ze bewust te maken van hun eigen cultuur door ze te confronteren met andere en/of vroegere culturen. Zo worden de leerlingen ook gesteund in het ontwikkelen van hun eigen smaak door te formuleren waarom zij wel of niet waarde aan bepaalde kunstvormen hechten. In de bovenbouw wordt dat programma op een andere wijze geïntensiveerd: vanuit de vakken Kunst beeldend en drama, maar ook via de moderne vreemde talen bezoeken de leerlingen niet alleen tentoonstellingen en musea, maar ook theater en films. Er bestaan banden met het Utrechts Centrum voor de Kunsten en filmhuis ‘t Hoogt. Alle leerlingen in de bovenbouw ontvangen een cultuurkaart. Culturele activiteiten: Brugklas: Klas 2: Klas 3: Klas 4: Klas 5: Klas 6:
Catharijneconvent, Universiteitsmuseum, theater/dansproductie, Aboriginal Museum, een kerk, een moskee en een synagoge; Xanten (Romeinse nederzetting en bijbehorend museum), Nemo, Anne Frank huis, de Utrechtse musea Naturalis, Amsterdams Historisch Museum; de Utrechtse musea, kamp Vught, survivalkamp Theaterproject in de provincie Utrecht, Oostenrijk (bètareis), uitwisseling met Hamelen (Duitsland), excursie Parijs, Apenheul (biologie), excursie Cambridge, uitwisseling met school uit Quimper, excursie Berlijn.. Keulen (vak Duits), Lille (vak Frans), werkweek naar Griekenland, Campanië, Rome of West-Turkije. Londen (kunst algemeen)/ CERN (natuurkunde)
Als werkweken of excursies in schooltijd plaatsvinden, zijn alle leerlingen van het betreffende leerjaar verplicht eraan deel te nemen. V 3 Naast de lessen Het karakter van de school wordt niet alleen bepaald door vaklessen en wat daar aan vastzit, maar ook door allerlei andere activiteiten die het schoolleven verrijken en gezellig maken. Bovendien geven we zo vorm aan onze missie die verder gaat dan het alleen geven van vaklessen. Die activiteiten worden voor een deel mede georganiseerd door de leerlingen zelf. Daartoe bestaan er leerlingenverenigingen die zich op verschillende terreinen inzetten. De overkoepelende vereniging heet LACADEIA. De meest actieve verenigingen zijn Ars voor culturele activiteiten, Io voor de feesten, films en talentenjacht, Alke voor sportevenementen.
Cogito organiseert een computerclub. Daarnaast is er een licht- en geluidploeg (Lumen en Decibel) die actief is bij het toneel en andere gebeurtenissen en Argumentum, de debatclub. De leerlingen hebben een door henzelf geredigeerde schoolkrant, gemaakt door de mensen van Epos, die met regelmaat verschijnt. Al deze clubs hebben een docent als begeleider, maar de gedachte is dat de leerlingen leren verantwoordelijkheid te dragen voor een organisatie. Iedere leerling van het CGU is automatisch lid van LACADEIA. De activiteiten van LACADEI worden deels gefinancierd door de ouderbijdrage. Veel leerlingen bespelen een instrument of zingen. Een eigen schoolkoor- en orkest hebben we (nog) niet, maar enkele malen per jaar zijn er aanleidingen om het zingende en musicerende deel van de leerlingen een koor en orkest te laten vormen of individueel op te treden, zoals bij de klassieke muziekavond of de talentenjacht. Van groot belang is onze toneeltraditie. Ook die is zo oud als de school. Maar, waar in het verleden er elk jaar één grote productie plaatsvond, worden de laatste jaren telkens wel twee of drie stukken opgevoerd, zowel uit het klassieke als moderne repertoire. Voor ieder die zich aanmeldt is in principe plaats, er is geen selectie aan de poort. Van een geheel andere orde is de manier waarop de leerlingen zichzelf organiseren, namelijk door middel van de leerlingenraad. De leerlingenraad is het officiële orgaan dat de leerlingen vertegenwoordigt, o.a. in de medezeggenschapsraad en bij het op- en vaststellen van het leerlingenstatuut. De raad kan de schoolleiding gevraagd en ongevraagd adviseren en spreekt met de schoolleiding over de gang van zaken . VI OUDERRAAD VI 1 De organisatie van de ouderraad Ouders van leerlingen uit de verschillende leerjaren dragen zorg voor een zo groot mogelijke betrokkenheid van de ouders bij de school in het algemeen. Niet alleen door het bevorderen van de aandacht van de school voor de wensen en ideeën van ouders, maar ook omgekeerd, door de belangstelling van de ouders voor de school te stimuleren. Eens per jaar organiseert zij een algemene ouderavond. De ouderraad is vertegenwoordigd in de Medezeggenschapsraad. Elke jaarlaag heeft een klankbordgroep van ouders uit de verschillende klassen die drie maal per jaar bijeenkomen met de afdelingsconrector. VI 2. Avondgymnasium Onder de naam 'avondgymnasium' organiseert de school op woensdagavond diverse cursussen voor ouders en belangstellenden van buiten. Gedurende het schooljaar worden er lessen Latijn en Grieks gegeven. VI 3 Ouderbijdrage Elke school ontvangt voor het onderwijs een vergoeding van de overheid. Deze vergoeding is niet kostendekkend. Daarom wordt aan de ouders een jaarlijkse bijdrage gevraagd die vrijwillig is maar wel noodzakelijk is voor activiteiten die niet of onvoldoende worden gesubsidieerd. Deze ouderbijdrage bedraagt in totaal €125,00 per kind per jaar en is opgebouwd uit de volgende componenten: €30 voor extra vakken, €25 bijdrage mediatheek en kantine,€ 30 begeleiding excursies), € 30,00 bijdrage LACADEIA en €10,00 Christoffel bijdrage. De LACADEIA bijdrage is ten behoeve van de bekostiging van de leerlingenverenigingen zoals die elders zijn beschreven. Door middel van de Christoffel bijdrage kunnen wij ouders die niet in
staat zijn alle additionele kosten te betalen enigszins tegemoet komen. Een nadere toelichting vindt u verderop. De oudergeleding van de medezeggenschapsraad van de school heeft instemmingbevoegdheid inzake de bestemming van de ouderbijdrage. Ten behoeve van de betaling van de ouderbijdrage wordt door het school in het najaar een factuur toegezonden, evenals voor de overige kosten zoals die in de boekenlijst zijn vermeld. Daaronder vallen ook de kosten van excursies, zodat de ouders niet het hele jaar door verrast worden met verzoeken om bijdragen. Ook deze bijdragen zijn vrijwillig. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk een subsidie voor de studiekosten (boeken en/of reisgeld) te verkrijgen van de overheid. Informatie kan daarover verkregen worden bij www.duo.nl onder tegemoetkoming studiekosten. VI 4 Schoolboeken Met ingang van het schooljaar 2009-2010 zijn de boeken voor kosten van de school. De school ontvangt hiervoor een bijdrage van de overheid. U krijgt de boeken gratis (werkboeken) of in bruikleen van de school. Uitgezonderd hiervan zijn atlassen, woordenboeken en andere hulpmiddelen zoals een (grafische) rekenmachine en een tekendoos. Deze zaken moet u wel zelf aanschaffen. De precieze regeling kunt u vinden op www.gratisschoolboeken.nl. U krijgt uiteraard ruim voor het begin van het schooljaar een volledige lijst van artikelen die u of via de school krijgt of huurt of die u zelf nog aanvullend moet aanschaffen. Voor de boeken die u van school in bruikleen krijgt dient u wel een huurcontract te tekenen waarin u zich garant stelt voor eventuele aanvullende kosten bij verlies of beschadiging. VI 5 De Christoffel regeling Het Christelijk Gymnasium biedt ouders, die het financieel moeilijk hebben een tegemoetkoming in de kosten aan. Het gaat hierbij om kosten die betrekking hebben door de school georganiseerde activiteiten zoals bijvoorbeeld reizen, kampen en excursies. Ook de kosten met betrekking tot de ouderbijdrage, de additionele heffingen voor ICT-gebruik, de schoolfoto e.d. vallen onder deze regeling. Niet onder deze regeling vallen kosten met betrekking tot de additionele leermiddelen, zoals woordenboeken, atlassen, grafische rekenmachine, tekendoos etc. De regeling is alleen van toepassing op de ouders/verzorgers van leerlingen van het Christelijk Gymnasium. De ouders/verzorgers kunnen aantonen dat zij een inkomen hebben dat binnen bepaalde grenzen ligt. Ouders die daar voor in aanmerking denken te komen kunnen daarvoor een aanvraag doen bij de toetscommissie Christoffel-regeling adres op school. VII SPONSORING Gedragsregels voor sponsoring in het onderwijs (algemeen). Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft in 2009 met veertien organisaties een convenant afgesloten. Hierin staan gedragsregels die een school helpen om op een verantwoorde manier met sponsoring om te gaan. Het convenant bevordert of bestrijdt sponsoring niet. Er staat in waar scholen op moeten letten, waar sponsors aan gebonden zijn, wat valkuilen zijn en hoe scholen inspraak van ouders, teams en leerlingen moeten organiseren. Het convenant is van toepassing op de Willibrord Stichting. Onze school maakt geen gebruik van sponsoring.
VIII. KLACHTENREGELING Informatie over de klachtenregeling Afhandeling van klachten Het is de bedoeling dat klachten over de gang van zaken in de school tussen leerlingen, ouders, personeel, schoolleiding en alle overige bij de school betrokken personen in eerste instantie onderling op schoolniveau worden opgelost. Het meest voor de hand liggend is dat de klager zich rechtstreeks richt tot degene tegen wie zijn klacht is gericht, dan wel tot diens leidinggevende, dan wel rechtstreeks tot de rector/directeur. Ook is het mogelijk om eerst de contactpersoon van de school te benaderen. Als deze mogelijkheden niet toereikend zijn, doordat afhandeling van de klacht niet naar tevredenheid heeft plaatsgevonden of door de aard van de klacht, dan kan men een beroep doen op de klachtenregeling. De regeling biedt mogelijkheden voor het indienen van een klacht bij de directeur/rector, het bestuur of rechtstreeks bij de landelijke klachtencommissie. De contactpersoon op schoolniveau De school heeft een of meer contactpersonen voor de klachtenregeling. De contactpersoon heeft tot taak: eerste aanspreekpunt te zijn bij klachten; de eerste opvang te verzorgen als een klacht wordt ingediend; naar eigen inzicht eenvoudige klachten af te handelen; de klager in het geval van een zware, gevoelige of complexe klacht door te verwijzen en te informeren over de mogelijkheden die de klachtenregeling biedt; indien noodzakelijk te verwijzen naar gespecialiseerde instanties. De klachtenregeling is te vinden op de website van de Willibrord Stichting: www.willibordstichting.nl De namen van de contactpersonen vindt u op de website. De Willibrord Stichting is aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie voor het Christelijk Onderwijs: Postbus 82324 2508 EH Den Haag Tel: (070) 386 16 97 E-mail:
[email protected] IX. LEERLINGENSTATUUT. In het leerlingenstatuut staan rechten en plichten van de leerlingen vermeld. Het leerlingenstatuur is te vinden op onze website onder algemeen en documenten. X. RESULTATEN Via onderstaande link vindt u de door VVO ontwikkelde website met allerlei soorten gegevens over het CGU en vele andere scholen. http://www.schoolvo.nl/?p_schoolcode=40094-16PA-000