CHECKLIST VOOR SCHOLEN Aan: [ klik hier ] Van: Yeter 12/08/2011
<Titel> Checklist duidelijke taal <Subtitel> Voor scholen
De Checklist duidelijke taal Voor scholen maakt deel uit van een reeks checklists voor andere sectoren. De checklists duidelijke taal zijn ontwikkeld door de acht Huizen van het Nederlands, in opdracht van de Vlaamse minister voor inburgering. 2011 D/2009/12.090/1 Beste leerkracht, directie … Je hebt zonet een vorming over duidelijk Nederlands gevolgd. Dit boekje helpt je om de tips uit deze vorming toe te passen. Met de checklist die je op pagina 4 en 5 vindt, controleer je of je alle tips uit de vorming toepast op teksten en gesprekken. Heb je over sommige tips meer uitleg nodig? Naast elke tip staat een paginanummer en op die pagina vind je meer informatie. Veel succes! Deze checklist werd ontwikkeld door de Huizen van het Nederlands.
CHECKLIST < Hieronder komen alle subtitels en alle vragen die in het zwart staan, met ernaast het juiste paginanummer en een checkbox / De lay-out van de checklist mag duidelijk afwijken van de rest van het boekje, dat eigenlijk maar de achtergrondinfo bij de checklist is. De checklist mag zeker uitgebreider dan 1 pagina. Instructies die bedoeld zijn voor lay-out en niet gepubliceerd moeten worden, staan tussen <> > 1
Doel
Wat wil je bereiken met je tekst of gesprek? Wil je iemand informeren, uitnodigen of verwittigen? Heb je nagedacht over je boodschap? Hou je je informatie beknopt?
Checklist voor scholen
12/08/2011 | 1
2
Doelpubliek
Hou je rekening met de taalkennis Nederlands van je lezer of gesprekspartner? Hou je rekening met de voorkennis van je publiek over het onderwerp waarover je wil spreken of schrijven? 3
Een gesprek
Stel je je gesprekspartner op zijn gemak? Spreek je langzaam en duidelijk? Laat je merken dat fouten maken mag? Let je op je reactie als je gesprekspartner een taalfout maakt? Hou je het simpel? Let je op je toon? Vermijd je kromtaal? Gebruik je gebaren? Wijs je naar bepaalde zaken? Laat je de voorwerpen zien waarover je het hebt? Stel je gerichte vragen om na te gaan of je gesprekspartner je wel goed begrijpt? 4
Een tekst
Heb je je tekst al eens hardop gelezen? Heeft je tekst een duidelijke titel? En ondertitels? Zorg je voor een logische, eenvoudige structuur? Zijn de alinea’s kort? Heb je een index nodig? Gebruik je één lettertype? Staan kernwoorden in het vet? Gebruik je illustraties, foto’s, pictogrammen en symbolen? 5
Taalgebruik
Zijn de zinnen kort? Vermijd je woordspelingen of uitdrukkingen? Gebruik je transparante woorden? Schrijf je zoals je spreekt? Geef je directe instructies? Schrijf je actieve zinnen? Gebruik je korte en simpele woorden?
1 DOEL Wat wil je bereiken met je tekst of gesprek? Wil je iemand informeren, uitnodigen of verwittigen? Heb je nagedacht over je boodschap? Denk eerst na over de boodschap die je wil overbrengen. Formuleer eens hardop voor jezelf wat je lezer of gesprekspartner zeker moet weten. Zet je belangrijkste boodschap vooraan in je tekst, brief of presentatie. Vertel direct waarover het gaat.
Checklist voor scholen
12/08/2011 | 2
Hou je je informatie beknopt? Je werkt best met een aantal vragen: wie, wat, wanneer, waarom, hoe. Zo ben je zeker dat je gericht informatie geeft. Een brief met een uitnodiging over een infoavond pak je anders aan dan een brief waarin je een ouder informeert over het moeilijk gedrag van een kind. Het doel van deze brief is informeren en uitnodigen: “Op donderdag 9 september 2011 is er een infoavond op de school. We starten om 17.30 uur in de eetzaal (1ste verdieping). Daarna gaat u met de leerkracht naar de klas van uw kind. Daar krijgt u uitleg over de school en over de klas. Laat u weten of u komt? Vul onderstaand strookje in en geef het terug af voor 7 september.” Het doel van deze brief is slecht nieuws geven: “Ibrahim beheerst de leerstof van het 4de leerjaar niet. Het is beter voor hem om het 4de leerjaar nog eens te doen. Heeft u hierover vragen of wilt u graag de testen zien? Dan kan u altijd langskomen bij de directie.”
2 DOELPUBLIEK Hou je rekening met de taalkennis Nederlands van je lezer of gesprekspartner? Wat is de taalkennis Nederlands van het publiek waarvoor je moet spreken of van de persoon met wie je spreekt? Luister naar je gesprekspartner. Wie is je lezer? Hoofdzakelijk Nederlandstaligen, anderstaligen of je meertalige collega’s? Ben je niet zeker of heb je een gemengd publiek? Maak het dan zeker niet complex als het ook simpel kan. Hou je rekening met de voorkennis van je publiek over het onderwerp waarover je wil spreken of schrijven? Let niet alleen op de taalkennis, maar ook op de voorkennis over het onderwerp. Wat denk je dat je gesprekspartner al weet over het onderwerp? Schrijf je in een brief over de klaspop? Hou er dan rekening mee dat niet iedereen weet wat dat is.
3 EEN GESPREK Stel je je gesprekspartner op zijn gemak? Een taal spreken die je niet helemaal machtig bent, is stresserend. Je kan je gesprekspartner op zijn gemak stellen door bijvoorbeeld -
jezelf voor te stellen een kort gesprekje aan te knopen over iets simpels, zoals het weer. Het even over iets helemaal anders hebben, kan je gesprekspartner kalmeren. je gesprekspartner aan te moedigen als hij even aarzelt. Laat voelen dat je tijd hebt om te luisteren naar zijn vraag.
Ouder: Goeiedag, ik zoek… ik zoek… klas. Jij: Wat zoek je? Kan je dat herhalen? Ouder: Ik zoek… klas? Jij: Wat is je naam?
Checklist voor scholen
12/08/2011 | 3
Ouder: Ik ben Mamadou. Jij: Dag Mamadou, ik ben Sigrid. Zoek je de klas van je kind? Ouder: Ja, van mijn dochter. Jij: Oké, Mamadou, jij zoekt de klas van je dochter. Bij welke juf zit je dochter? Ouder: Bij juf Annick. Jij: De klas van juf Annick is op de tweede etage. De trap naar boven en dan naar links, naast de computerklas. Spreek je langzaam en duidelijk? Articuleer goed, benadruk belangrijke woorden en pauzeer tussen zinnen. Neem je tijd. Maar let erop dat je nog natuurlijk overkomt. Laat je merken dat fouten maken mag? Fouten maken als je een taal leert, hoort erbij. Een fout is een kans om iets nog beter te leren. Geef je gesprekspartner het gevoel dat het mag. Bemoedigend ‘Zeg het maar in het Nederlands. Het is niet erg als je iets fout zegt’ zeggen, is meestal al voldoende. Let je op je reactie als je gesprekspartner een taalfout maakt? Corrigeer fouten niet constant, maar herhaal wat je gesprekspartner zegt zonder taalfouten. Je kan wel eens een taalfout corrigeren, maar het mag het vlotte verloop van een gesprek niet belemmeren. Reageer ook eerst op de inhoud, niet op de vorm. Ouder: ‘Ik heb Nuria inschrijven in sportkamp’. Jij: ‘Ah, dat is leuk! Je hebt Nuria ingeschreven voor een sportkamp’. Hou je het simpel? Doe niet moeilijk als het ook simpel kan. Kan je een zin vereenvoudigen? Of een moeilijk woord vervangen door een alledaags woord? Doe dat dan. Let je op je toon? Duidelijke taal is niet hetzelfde als kinderlijke taal. Let er dus op dat je niet in kleutertaal vervalt of je gesprekspartner toespreekt op een kinderachtige toon. Vermijd je kromtaal? Misschien laat je soms een werk- of lidwoord weg of vervoeg je een werkwoord niet, omdat je denkt dat je anderstalige gesprekspartner je dan beter begrijpt. Dat klopt niet. Kromtaal of zelf gebroken Nederlands spreken, zorgt er niet voor dat je gesprekspartner de boodschap beter begrijpt. Spreek dus liever langzaam en duidelijk, met transparante woorden en in korte, grammaticaal juiste zinnen. <slecht voorbeeld> Jij morgen komen om 10 uur om te spreken? Ik wil graag met je praten. Kom je morgen om 10 uur? Gebruik je gebaren? Wijs je naar bepaalde zaken? Laat je de voorwerpen zien waarover je het hebt? Wijs naar alles wat je zegt. Gebruik veel gebaren. Doe wat je zegt en zeg wat je doet. Neem je tijd om belangrijke informatie aan te wijzen. Omdat je gesprekspartner ziet wat je bedoelt, zal hij ook makkelijker vragen stellen. Je kan ook altijd foto’s, prenten of voorwerpen gebruiken. Bij een oudercontact neem je best het rapport erbij. Wijs naar de vakken waarover je het hebt. Of gaan de leerlingen binnenkort op medisch onderzoek? Neem een kalender erbij en laat zien over welke dag je het hebt. Stel je gerichte vragen om na te gaan of je gesprekspartner je wel goed begrijpt? Als je je gesprekspartner de vraag ‘Begrijp je me?’ stelt, dan antwoordt hij meestal bevestigend. Maar dat wil niet zeggen dat hij je dan ook heeft begrepen. Vraag dus door en laat merken dat je alle antwoorden waardeert. Merk je dat je gesprekspartner niet alles heeft begrepen? Herhaal dan je uitleg. Je doet dit beter met
Checklist voor scholen
12/08/2011 | 4
dezelfde woorden of je verandert een paar woorden in je uitleg als je denkt dat de anderstalige die niet kent. Je vraagt een ouder om familiefoto’s mee te geven. Je kan dan bijvoorbeeld vragen wiens foto ze gaan meegeven. Nog een tip: schrijf de belangrijkste informatie op een briefje en geef het mee.
4 EEN TEKST Heb je je tekst al eens hardop gelezen? Haper je ergens? Klinkt een zin gekunsteld? Formuleer het dan anders. Moet je middenin een zin naar adem happen? Dan is je zin waarschijnlijk te lang. Maak je zin korter. Of laat je tekst eens nalezen door een buitenstaander of door iemand uit je doelpubliek. Verzamel hun feedback en herwerk je tekst. Heeft je tekst een duidelijke titel? En ondertitels? Een titel moet de interesse van de lezer wekken en duidelijk aangeven waar de tekst over gaat. Zorg je voor een logische, eenvoudige structuur? Met rubrieken, tussentitels en alinea’s maak je de structuur duidelijk voor de lezer. Met regelafstand oogt een pagina minder druk en gun je je lezer denkpauzes. Bouw een tekst op in logische stappen en vertrek vanuit de voorkennis van je lezer. Verwijs naar wat de lezer al weet over een onderwerp. Zo zal iemand met minder kennis van het Nederlands makkelijker nieuwe informatie opnemen. Zijn de alinea’s kort? Zorg voor korte alinea’s en korte teksten. Zo moet de lezer geen te grote stukken in één keer lezen en worden denkpauzes ingelast. Heb je een index nodig? Zorg voor een volledige en duidelijke index als je lange teksten schrijft. Alle titels die je gebruikt, moeten in de index komen, samen met een duidelijke paginanummering. Dat maakt opzoeken gemakkelijker. Gebruik je één lettertype? Kies een lettertype dat groot genoeg en goed leesbaar is. Verschillende lettertypes maken een tekst onnodig druk. Staan kernwoorden in het vet? Vet is beter dan cursief of onderlijnen. Als je iets wil benadrukken, doe het dan enkel in vet. Gebruik je illustraties, foto’s, pictogrammen en symbolen? Door een goed gekozen foto of symbool kan je lezer meteen weten waar je tekst over gaat. <slecht voorbeeld> een moeilijke brief:
Aan de ouders van de leerlingen van de basisschool, Om u de gelegenheid te geven een individueel gesprek te hebben met de klastitularis en/of de zorgjuf van uw dochter of zoon plannen wij oudercontacten op donderdag 19 maart van 16u tot 20u. Mogen wij u vriendelijk verzoeken onderstaand strookje volledig ingevuld aan uw zoon of dochter mee te geven. Indien u op voorgestelde data verhinderd bent kunt u gerust een andere afspraak maken met de klastitularis en dit ook steeds in de loop van het schooljaar.
Checklist voor scholen
12/08/2011 | 5
Met vriendelijke groeten, Directeur een duidelijke brief:
Beste Ouders, Op donderdag 19 maart van 16 tot 20 u is het oudercontact op school. U kan dan praten met de juf van uw zoon of dochter. Past de datum niet? Dan kan u een andere afspraak maken met de juf. Geef het strookje mee met uw zoon of dochter, a.u.b. Alvast bedankt, Directeur
5 TAALGEBRUIK Zijn de zinnen kort? Maak korte zinnen en formuleer één gedachte per zin. Als je veel informatie moet geven, deel je die best op in kortere stukken. Let er wel op dat je niet sneller begint te praten. <slecht voorbeeld>: makkelijk zou zijn wanneer u een tekenmap zou meebrengen donderdag voor de vakantie om de knutselwerken op een vlotte manier mee naar huis te nemen. Kunt u donderdag voor de vakantie een tekenmap meebrengen? Zo kunnen de leerlingen de knutselwerken makkelijk mee naar huis nemen. Vermijd je woordspelingen of uitdrukkingen? Vermijd figuurlijk taalgebruik: uitdrukkingen, spreekwoorden en woordspelingen. Dat is moeilijk voor mensen die het Nederlands nog leren. <slecht voorbeeld> Je zal dat snel onder de knie hebben Je zal dat snel leren. Gebruik je transparante woorden? Transparante woorden zijn woorden die in meerdere talen (bijna) hetzelfde zijn. Natuurlijk ken je zelf niet alle talen, die je gesprekspartners mogelijk spreken. Maar probeer voor de talen die je wel kent, de gemeenschappelijke woorden te ontdekken. <slecht voorbeeld> Afdrukken - printen <slecht voorbeeld> Afzeggen – annuleren <slecht voorbeeld> Inlichten - informeren Schrijf je zoals je spreekt? Schrijf zoals je vertelt en gebruik zoveel mogelijk spreektaal in plaats van schrijftaal. Oefen eerst hardop (als je daar tijd voor hebt). Hoe zou je aan je lezer uitleggen wat je weet? Gebruik geen omslachtige formuleringen, zoals in principe, in het kader van … Formele schrijftaalwoorden maken je brief of tekst onnodig moeilijk. Je kan ze beter gewoon weglaten. <slecht voorbeeld> in verband met – over
Checklist voor scholen
12/08/2011 | 6
<slecht voorbeeld> echter – maar <slecht voorbeeld> indien – als Geef je directe instructies? Als je in een brief je iets vraagt aan je lezer, bestaat het gevaar dat je vervalt in omslachtige formuleringen. Je wilt misschien liever niet te direct zijn. Toch kan je beter zoveel mogelijk instructietaal gebruiken. Instructies in de gebiedende wijs of infinitief zijn kort, concreet en makkelijk. In een gesprek doe je dit misschien al vanzelf. <slecht voorbeeld> ‘Gelieve dit strookje ingevuld terug te geven aan de juf’ ‘Vul het strookje in en geef het terug af aan de juf’. Schrijf je actieve zinnen? Actieve zinnen zijn korter, duidelijker en lezen vlotter. Herschrijf de passieve zinnen in je tekst dus het liefst naar actieve zinnen. <slecht voorbeeld> De leerlingen worden om 15.45 u. afgehaald aan de schoolpoort. Je kan je kind om 15.45 u. afhalen aan de schoolpoort. Gebruik je korte en simpele woorden? Gebruik geen lange en moeilijke woorden als het niet nodig is. Gebruik alledaagse woorden. Kan je een moeilijk woord echt niet vervangen door een makkelijkere versie? Omschrijf het moeilijk woord dan toch in simpele bewoordingen. Of leg het uit in duidelijk Nederlands. <slecht voorbeeld> We starten de informatieverstrekking We geven informatie
Checklist voor scholen
12/08/2011 | 7