Charles de Foucauld Mavo Spijkenisse 2008 - 2009
ORIËNTATIE OP LEREN EN WERKEN Naam……………………………………………
1
INHOUDSOPGAVE 1 HET OLW-UUR: ORIENTATIE OP LEREN EN WERKEN inleiding a. Verschillen tussen onderbouw en bovenbouw b. De keuze in klas 2 c. Informatie over opleidingen in het mbo d. De activiteitenkalender 2008-2009
blz. 2
2 WIE BEN IK EN WAT WIL Ik ? a. Een (zelf)portret b. Een plan maken c. Wat kan ik, wat wil ik ?
blz. 6 blz.6 blz.6 blz.7
3 PRAKTISCHE SECTOR ORIENTATIE a. Op bezoek bij verzorgingsinstelling Siloam b. Een dag stage lopen Introductie De stagedag opdrachten i. Maak een organogram ii. Een interview met een werknemer van het bedrijf iii. En reflectie opdracht Terug op school c. Verslag van het bezoek aan Zadkine Sportlaan d. Verslag van het bezoek aan Zadkine Zuidplein e. Verslag van de excursie naar de procesindustrie
blz. 9 blz.10 blz.10
4 BEROEPEN IN BEELD
blz. 21
5 EEN COLLAGE MAKEN OVER JE ZELF
blz. 22
6 HET BEROEPENSPEL
blz. 23
7 HET MAKEN VAN EEN BEROEPSKEUZE TEST
blz. 24
8 DE LAATSTE WEEK a. Van leergebieden in leerjaar 2 naar vakken in leerjaar 3 b. Hoe kan je weten welk beroep bij je past? Door naar je vaardigheden, waarin je goed bent te kijken! c. Het kiezen van je vakkenpakket
blz. 27 blz.27 blz.28
blz. 4 blz.5 blz.6 blz.6
blz.19 blz.20 blz.20
blz.30
2 1 HET OLW-UUR: ORIENTATIE OP LEREN EN WERKEN INLEIDING Dit is de eerste bladzijde van een pakket aan informatie om je te oriënteren op leren en werken na de vmbo-tl. De opdrachten maak je meestal met pen. Soms zal je mentor beslissen om een opdracht direct op de computer te laten maken. Bij “decanaat” op de schoolsite zie je deze informatie ook, je kan dan de digitale versie gebruiken. Sla dan je opdrachten altijd op in de map keuzebegeleiding op je account. Als je deze map nog niet hebt maak je deze aan. WAAROM KEUZEBEGELEIDING IN LEERJAAR 2? Je moet in de lente van 2009 een vakkenpakket kiezen. Daar moet natuurlijk eerst goed over nagedacht worden; dat moet je natuurlijk zelf doen, maar je ouders en de school kunnen daar natuurlijk wel bij helpen. WAT IS BELANGRIJK BIJ KEUZEBEGELEIDING 1. Je leert om over jezelf na te denken, dat doe je misschien al heel veel. In dit jaar leren we je die vragen aan je zelf te stellen waardoor je beter keuzes leert maken voor je toekomst 2. Je leert over de verschillende opleidingen en beroepen en je gaat kijken of deze bij je karakter en je talenten passen. INFORMATIE OVER DE SECTOREN VAN HET VMBO THEORETISCH Het vmbo kent een aantal leerwegen en binnen al die leerwegen een viertal sectoren. Op dit moment volg je de theoretische leerweg van het vmbo. Deze leerweg is het hoogste niveau binnen het vmbo en min of meer vergelijkbaar met het oude mavo-D onderwijs. Binnen iedere leerweg in het vmbo kan je kiezen uit vier sectoren. Die vier sectoren zijn:
Techniek Zorg en welzijn Economie Landbouw
De
sector die een leerling kiest heeft met een drietal zaken te maken: de belangstelling van een leerling de vaardigheden die een leerling bezit de capaciteiten van een leerling voor die vakken die bij een sector horen.
Alle leerlingen doen uiteindelijk examen in één sector. Om jullie niet te vroeg van één sector afhankelijk te maken, kiezen jullie bij ons op school aan het einde van het tweede leerjaar een vakkenpakket waarmee ze minimaal twee sectoren openhouden. De uiteindelijke sectorkeuze maak je aan het einde van leerjaar 3. In alle sectoren zijn vijf vakken verplicht: Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en kunstvakken 1. Naast deze verplichte vakken voor alle sectoren zijn er in elke sector twee sectorgebonden vakken (dit zijn vakken die belangrijk zijn voor de sector) en twee keuzevakken (dit zijn vakken die de leerling kan kiezen uit de overige examenvakken). Op de volgende pagina vind je voor elke sector op een rijtje: welke belangstelling je zal hebben als je interesse hebt in een sector; een aantal kernwoorden die te maken hebben met beroepen in die sector; welke vaardigheden in die sector worden gevraagd; wat de sectorgebonden vakken zijn, dit zijn de vakken die moet kiezen als je die sector kiest.
3 OPDRACHT Dek de linker kolom af met een blad en onderstreep in de rechterkolom alle dingen die bij je passen, of die je leuk vindt. TECHNIEK Belangstelling Kernwoorden Vaardigheden Sectorgebonden vakken ZORG EN WELZIJN Belangstelling Kernwoorden Vaardigheden Sectorgebonden vakken ECONOMIE Belangstelling
Kernwoorden Vaardigheden Sectorgebonden vakken LANDBOUW* Belangstelling
Kernwoorden Vaardigheden Sectorgebonden vakken
Je wilt graag met je handen werken; je kunt daarbij denken aan iets maken, iets in elkaar zetten of iets repareren. Je maakt vaak gebruik van machines en gereedschappen. monteren - open lucht – bouwen - vervoer - metaal - machines ontwerpen - repareren - met je handen werken - elektronica - computers - ontwerpen – tekenen gereedschap goed kunnen kiezen en hanteren; een goed ruimtelijk voorstellingsvermogen hebben; goed kunnen rekenen en meten; gevoel voor gereedschap en materiaal hebben. wiskunde en nask 1 (natuurkunde)
Je wilt graag met mensen omgaan. Dat kunnen mensen van allerlei leeftijden zijn. Je wilt ze helpen of verzorgen, of je wilt ze bepaalde diensten verlenen. mensen helpen - mensen verzorgen - medisch - praten – sport - horeca voeding - kinderen - luisteren - geduld - samen werken - onregelmatig werken zorgvuldig om kunnen gaan met mensen en materialen; hygiënisch werken; je dienstverlenend kunnen opstellen; communicatief vaardig zijn. biologie en een keuze uit wiskunde, geschiedenis of aardrijkskunde
Je wilt graag te maken krijgen met handel: met zaken als inkoop, verkoop, opslag, transport, administratie enzovoorts. Ook de horeca, telecommunicatie en beveiliging horen in deze sector. Je krijgt altijd met mensen te maken, waarbij geld een belangrijke rol speelt. verkopen - orde en gezag - rekenvaardigheden - kantoor - praten adviseren - horeca - reizen - dienstverlening – eigen baas zijn - informatie - communicatie - computer - geld. over een goede uitdrukkingsvaardigheid beschikken; systematisch en nauwkeurig kunnen werken. economie en een keuze uit wiskunde, Frans of Duits
Je wilt graag met planten of dieren werken. Het kan zijn dat je je het liefst bezig houdt met het kweken of fokken van planten of dieren, maar het kan ook zijn dat je het liefst handelt in landbouwproducten. Ook het milieu hoort tot deze afdeling. planten - dieren - open lucht - verkopen - voeding - met je handen werken - machines bedienen - zelfstandig - milieu. zorgvuldig omgaan met planten en dieren; zorgvuldig omgaan met gereedschappen en materialen; milieubewust handelen. wiskunde en een keuze uit nask 1 (natuurkunde) of biologie
* Op onze school bieden we landbouw niet als aparte sector aan, omdat er haast geen leerlingen voor deze sector kiezen en omdat leerlingen die deze sector open willen houden ook kunnen kiezen voor de sector techniek of de sector zorg en welzijn met als sectorkeuzevak wiskunde.
4 OPDRACHT 1. Tel het a. b. c. d.
aantal “ondertreepte woorden” en noteer ze hier onder. Techniek…………. Zorg en welzijn…………. Economie………… Landbouw…………..
2. Had je dit van tevoren verwacht? Ja / nee Leg uit……………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. 3. Bespreek dit eerst met je buurman/ buurvrouw . en later met de klas onder leiding van je leraar.. Welke sector is het populairst in je klas ………………………………………………………… 4. Waarom kiezen de verschillende leerlingen voor de verschillende sectoren? ………… ……………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………….
a Verschillen tussen onderbouw en bovenbouw Leerjaar 1 en 2 noem je de onderbouw van onze school. Veel vakken krijg je in leergebieden. Zo is er het leergebied mens en natuur met de vakken biologie, natuurscheikunde en techniek. Het leergebied mens en maatschappij bestaat uit de vakken aardrijkskunde, economie en geschiedenis. De bovenbouw is de examenperiode. Vanaf leerjaar 3 maak je “examen relevante toetsen”, hier voor krijg je dus een cijfer die meetellen voor je schoolexamen. Omdat het examen wordt afgenomen in de “traditionele” vakken, krijg je deze vakken gedurende de gehele bovenbouw. Dus je krijgt aardrijkskunde, biologie, economie, geschiedenis en natuurscheikunde, tenminste als je daar voor gaat kiezen! Welke vakken je gaat kiezen ga je dit jaar bepalen.
b De keuze in klas 2 Eind februari krijg je dit formulier mee naar huis (het voorlopige vakkenpakketformulier). Het is de bedoeling dat je één kolom invult, zodat je in leerjaar drie twee sectoren openhoudt. Nu kun je er alvast naar kijken zodat het voor je in het voorjaar makkelijker is om te kiezen.
5 OPDRACHT 1. Vul dit onderstaande formulier in. 2. Waar twijfel je over………………………………………………………………………………………. 3. Leg uit waarom……………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………….
Techniek (landbouw) / Economie VERPLICHTE VAKKEN
1 2
Nederlands Engels
Zorg en welzijn / Economie
VERPLICHTE VAKKEN Nederlands Engels
Zorg en welzijn / Techniek (landbouw)
VERPLICHTE VAKKEN Nederlands Engels
SECTORGEBONDEN VAKKEN
SECTORGEBONDEN VAKKEN
3 4 5
Wiskunde Nask 1 (Natuurkunde) Economie
6
Biologie Economie Frans óf Duits Geschiedenis óf Aardrijkskunde
KEUZEVAKKEN
KEUZEVAKKEN
Frans Duits
KEUZEVAKKEN 7
óf
Kies nu 2 (3) vakken uit die je Kies nu 2 (3) vakken uit die hierboven nog niet gekozen je hierboven nog niet hebt: gekozen hebt: Frans Frans Duits Duits Aardrijkskunde Aardrijkskunde Geschiedenis Geschiedenis Biologie Wiskunde Nask 1
SECTORGEBONDEN VAKKEN Biologie Wiskunde Nask 1 (Natuurkunde) Geschiedenis óf Aardrijkskunde
Kies nu 2 (3) vak uit die je hierboven nog niet gekozen hebt: Frans Duits Aardrijkskunde Geschiedenis Economie
Onder bepaalde voorwaarden kan een leerling een vak extra kiezen. Naast de bovenstaande vakken hebben alle leerlingen in klas 3 maatschappijleer, kunstvakken 1, lichamelijke opvoeding c Informatie over opleidingen in het mbo De meeste leerlingen zullen na het behalen van het VMBO-TL diploma doorstromen naar het Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO).Op internet staat veel informatie over Mbo-opleidingen, beroepen en beroepskeuzetests. Een schat aan informatie voor jou om te kiezen. Hieronder staan een aantal van deze internetsites. Wanneer je op de website van de school: novacollege-lmc.nl klikt op de knop Charles de Foucauld > onderwijs> decanaat> leerjaar2> links naar het MBO kom je er op een makkelijkere manier bij. www.kennisnet.nl www.zadkine.nl www.schoolweb.nl www.albeda.nl www.ib-groep.nl www.opendagen.nl www.mbo.pagina.nl www.scholieren.tv www.mbowijzer.nl
Wanneer je na je examen naar het mbo gaat dan zal je instromen op niveau 3 of 4 van het mbo. Je kan dan kiezen voor een BOL opleiding, dit is studeren met stage lopen, of een BBL opleiding, dan zoek je eerst een werkgever en ga je één of twee dagen naar school.
d De activiteitenkalender 2008 – 2009 1.
In de week van 22 september. De mentor introduceert bij de leerlingen het traject van de keuzebegeleiding en geeft de leerlingen een reader mee over keuzebegeleiding in klas 2 voor de ouders. Op de webpagina van onze school wordt deze brochure ook gepubliceerd.
2.
Oktober – januari. Je bent bezig door middel van de OLW-lessen om je verder te verdiepen in je toekomst, dus welke beroepen, studies bij je passen, dus ook welke sectoren en vakkenpakket je volgend jaar kiest.
3.
2 oktober. Ouderavond klas 2. De teamleider legt het een en ander uit over keuzebegeleiding.
4.
15 Oktober. Er vindt een bezoek plaats aan huize Siloam, naast andere doelstellingen heeft dit bezoek ook als doel om leerlingen te laten kennis maken met bepaalde beroepen.
5.
4 november. Stagedag bij een familielid of een bekende.
6.
13 December excursie “Zadkine” (pso-dag). We gaan dan op bezoek bij Zadkine aan de Sportlaan in Spijkenisse.
7.
In januari in schoolweek 19-20 doe je een beroepsinteresse test op de computer.
8.
In januari is er bij Mens en Natuur een project over de procesindustrie, als voorbereiding op de presentatie op 28 januari bij eic. 50 leerlingen mogen mee, dus zorg dat je er bij komt.
9.
13 januari vanaf 13.00 uur een excursie naar Zadkine techniek voor leerlingen die interesse en/of de capaciteiten hebben voor de sector techniek
10.
28 januari. Pso-dag procesindustrie. We gaan een dag toeren door het Europoortgebied. Je zult veel leren over de procesindustrie in dit gebied.
11.
Naar aanleiding van rapport twee heeft de mentor in februari in schoolweek 21 en 22 een gesprek met je ouders. Daar wordt aan de hand van het keuzebegeleidingdossier ook vragen gesteld over hoe het staat met je toekomstplannen.
12.
16 februari. Afsluitingsproject “keuzebegeleiding in de les”. De leerlingen krijgen een voorlopig vakkenpakketformulier mee naar huis om in te vullen.
13.
19 februari. Laatste dag dat je je vakkenpakket kan inleveren
7 14.
17 maart . Adviesvergadering over de pakketten. De leraren gaan dan vergaderen over jou voorlopig gekozen vakkenpakket. Wat is wijsheid? Toch dat vak kiezen, dat handig is voor een latere studie, of dat andere vak waardoor je een grotere kans hebt om een goed examen te halen. Lastige vragen waar we met jou en de leraren over zullen praten
15.
Week na adviesvergadering. Vakdocenten bespreken indien nodig de vakkenpakketkeuze van de leerlingen.
16.
23 maart .- Eind april . De decaan houdt gesprekken met alle leerlingen uit klas 2, dus ook jij komt aan de beurt
17.
1 juni. Publicatie van de definitieve pakketten voor mentoren, vakdocenten en schoolleiding. Er kan nu niets meer aan je pakket verandert worden. Uitzonderingen niet mee gerekend.
8 2 WIE BEN IK, WAT WIL IK EN WAT KAN IK? Je wilt natuurlijk later heel graag een beroep dat bij je past! Maar wat past bij Jou? Weet jij wie je bent? Heb je je zelf helemaal door, of vertellen anderen wel eens iets over jou wat voor je zelf een verassing is? Hoe kom je over op andere mensen? In dit thema gaan we dat uitgebreid onderzoeken. a Een (zelf)portret Je maakt deze opdracht met z‟n tweeën. Je krijgt van je leraar een A4 papier. Je gaat nu een tekening maken van je zelf! Maak er maar een mooi cartoon van. Een cartoon is een tekening gemaakt in een lachspiegel. Wat opvalt aan je gezicht maak je extra opvallend. Zorg dat je rondom de tekening genoeg ruimte overhoudt om dingen die over je zelf gaan op te schrijven. Ook jouw leraar maakt natuurlijk zo‟n tekening van zich zelf. Nu ga je de onderstaande vragen beantwoorden. Eerst op dit antwoordenblad en als je ze met je partner besproken hebt en eventueel aangepast, schrijf je ze op het papier in tekstballonnetjes bij de cartoon. Schrijf duidelijk! 1. Wat vind je het leukste aan jezelf ……………………………………………………………………. ..…………………………………………………………………………………………………………………… 2. Als mijn huis afbrandt hoop ik dat deze dingen gered worden uit de brand ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………… 3. Mijn beste eigenschappen zijn………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………… 4. Mijn slechtste eigenschappen zijn …………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. 5. De drie volgende wensen wil ik heel graag dat ze over 15 jaar zijn uitgekomen …………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. 6. Hang deze zelfportretten ergens op in het lokaal. Je mentor zal aan paar leerlingen vragen om iets over het portret van de partner te vertellen. Oefen deze presentatie als je klaar bent met tekenen. b Een plan maken Het komende jaar gaan we heel veel doen aan keuzebegeleiding. Je gaat onderzoeken wat voor banen je leuk vindt. Er zijn zo‟n 4000 banen in Nederland, dat redt je nooit! Of wel? Werk samen met je buurleerling en bedenk hoe je het kan aanpakken om er toch voor te zorgen dat je enigszins weet wat voor soort beroepen bij jou passen. Maak hieronder dus een plan hoe je dit voor elkaar krijgt. Je kan ook in dit stencil bladeren, misschien krijg je nog wel een goed idee! Na dat je klaar bent met jullie plan van aanpak bespreken we in klas wat de beste aanpak is. Houd dus hieronder ruimte over om deze verbeteringen op te schrijven …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………..… ……………………………………………………………………………………………………………………….…………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………
9 …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………….………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………… c Wat kan ik, wat wil ik? 1. Denk eens over wat je de laatste jaren heb mee gemaakt. Kan je je een situatie herinneren waar je trots op je zelf was. a. Ik voelde me trots toen ik………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………….. b. Ik voelde me trots toen ik …………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………… 2. Wat zegt dit over je zelf? Betekent dit dat je een doorzetter bent, of dat je graag iemand helpt, of omdat je makkelijk technische problemen kan oplossen, of dat je graag mensen helpt? a. Welke conclusie kan je hier uit trekken: Ik ben goed in …………………. …………………………………………………………………………………………………………… b. En ook in…………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………….. 3. Sommige dingen kan je heel goed, maar er zijn natuurlijk ook zaken waar je minder goed in bent, bijvoorbeeld, je hebt snel ruzie, of het lukt je niet om je kamer op te ruimen, of om een goed werkstuk te maken, noem maar op. a. Ik ben minder goed in……………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. b. En ook in……………………………………………………………………………………………
10 4. Bespreek de antwoorden eens met je buurman/vrouw. Je buurman/ buurvrouw schrijft hier onder zijn/ haar commentaar. Volgens mij klopt het wel/niet/ een beetje wat hij/zij over zich zelf schrijft omdat ……………………………………………….………………………………………………………………………… ……………………………………………..…………………………………………………………………………. …………………………………………….............................................................................. 5. Werk alleen en in stilte! Er zijn allerlei zaken die je wel of niet goed kan. Kies uit de volgende lijst. Omcirkel de dingen die je goed kan. a. Ik kom haast altijd op tijd. b. Ik kan goed uit mijn hoofd leren c. Ik begrijp teksten uit de leerboeken snel d. Ik vind het makkelijk om proefjes te doen bij mens & natuur e. Ik haal vaak hoge cijfers voor werkstukken f. Ik ben goed in teamsport, zoals voetballen of hockey g. Ik ben erg goed in het bespreken van problemen met mijn vrienden / vriendinnen h. Ik kan goed met cijfers werken. i. Ik kan heel goed softwareproblemen van computers oplossen j. Ik kan goed met gereedschap werken. k. Ik kan goed met kleine kinderen aan de slag gaan. l. Ik kan ook iets anders heel goed namelijk………………………………………….. m. En ook ……………………………………………………………………………………………. 6. Kies nu 3 punten op hierboven die je het leukste vindt, maak er een top 3 van door ze te nummeren van 1 t/m 3. 7. Bespreek vraag 5 en 6 met je buur wat is zijn / haar commentaar.”ik ben wel / niet verrast door de antwoorden van mijn buur omdat ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………….. 8. Vul de volgende lijst in: Ik ben….. a. Een harde werker b. Nauwkeurig c. Vaak te laat d. Zelfstandig e. Slordig f. Iemand die graag samenwerkt g. Snel afgeleid is h. Gemotiveerd i. Geconcentreerd j. Ordelijk
nooit O O O O O O O O O O
9. Kies nu a. b. c.
drie banen die bij jou passen ……………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………..
10. Kies nu a. b. c.
drie banen die niet bij je passen ……………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………..
soms O O O O O O O O O O
vaak O O O O O O O O O O
11 11. Gebruik voor je antwoord op deze vraag de gegevens van vraag 8. a. Welke sterke eigenschappen van vraag 8 heb je nodig bij de banen die bij je passen? i. ………………………………………………………….. ii. ………………………………………………………….. iii. ………………………………………………………….. b. Welke minder sterke eigenschappen heb je nodig voor de banen die niet bij je passen? i. ………………………………………………………….. ii. …………………………………………………………… iii. …………………………………………………………… 12. Maak ook een lijst van je goede en zwakke vakken op school. a. Goede vakken i. …………………………………………. ii. …………………………………………. iii. ……………………………………….. b. Slechte vakken i. ………………………………………………. ii. …………………………………………….. iii. ……………………………………………. 13. Heb je de vakken waar je goed in bent nodig voor de beroepen die bij je passen a. Ja/nee, uitleg………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….
12 3 PRAKTISCH SECTOR ORIENTATIE Dit is een de naam die op scholen gebruikt wordt wanneer je als leerling gaat snuffelen aan je toekomst. Zoals je boven al gelezen hebt, is ook het vmbo-tl in de bovenbouw opgedeeld in sectoren. Er zijn er drie. De sector economie, de sector techniek en de sector zorg en welzijn. Voordat je gaat kiezen is het dus nodig om met deze sectoren kennis te maken. De komende maanden houden we ons hier mee bezig. Soms gaan we naar een bedrijf (bv bij de afvalfietstocht, of naar Siloam, een verzorgingstehuis en bedrijven in het Rijnmondgebied) Vaak bezoeken we deze bedrijven met een ander doel, maar je kan je tegelijker tijd de vraag stellen of je bij zo‟n bedrijf wil werken. We zullen ook mbo‟s gaan bezoeken, bv “Zadkine” in Spijkenisse en Zadkine aan het `Zuidplein. Allemaal bezoeken waar je de kans krijgt om voor jezelf te bedenken of wat je ziet je leuk lijkt en of het misschien iets is wat je later wilt gaan doen. a Op bezoek bij verzorgingsinstelling Siloam Wij vinden het belangrijk dat je ook eens buiten de muren van de school kijkt, daarom hebben we jullie gevraagd om iets voor de bewoners van Siloam te doen. Tegelijkertijd kunnen we dit project gebruiken voor keuzebegeleiding. Je hebt in Siloam allerlei mensen aan het werk gezien, de meeste zijn aan het werk in de zorgsector. Wanneer je nadenkt over wat de inhoud van dit werk is en bedenkt of je dit leuk vindt of niet, ben je bezig om over je toekomst na te denken! Je weet natuurlijk waarom we dit jaar hier zo veel aan doen; je moet in maart 2009 een vakkenpakket gekozen hebben! Voor beroepen, maar ook voor vaardigheden heb je een aantal talenten nodig. Je werkt vooral met je handen, met je hoofd, of met je hart. Als je iets doet gebruik je vaak alle drie een beetje, maar vaak is toch één van de drie het belangrijkst. Bijvoorbeeld voor een leraar is kennis het belangrijkst, maar hij heeft ook zijn gevoel nodig om goed les te kunnen geven. Van een snel geïrriteerde leraar leer je minder dan van een leraar die een prettige sfeer weet te maken in de les. Dus naar je zelf kijken en bekijken of bepaalde activiteiten bij je karakter passen is nuttig voor je! 1. Jij hebt een aantal activiteiten gedaan voor de bewoners van Siloam. Welke vond je het leukste?.................................................................... Wat was bij die activiteit het belangrijkste je hoofd / je hart / je handen. Omcirkel het goede antwoord. 2. Welke beroepen heb je gezien in “huize Siloam” Schrijf achter elk beroep op wat het belangrijkste is bij dit beroep “hoofd, hart, handen”? ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………….…………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………. 3. Zou je eventueel in een verzorgingshuis willen werken ja / nee. Leg uit waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………….. b Een dag stage lopen Ben je wel eens bij een bedrijf geweest en heb je wel eens bedacht hoe zo‟n bedrijf nu eigenlijk in elkaar zit. Wie doet wat voor werk en waarom. Er zijn heel vragen die je zelf kan
13 stellen over zo‟n bedrijf. Tijd om eens op onderzoek uit gaan. Als je weet hoe een bedrijf in elkaar zit weet je misschien ook of je er later wilt gaan werken! INTRODUCTIE Bij welk bedrijf ga je een dag stage lopen op dinsdag 4 november (onder voorbehoud) De school gaat er vanuit dat je zelf zo‟n bedrijf opzoekt. Het kan het bedrijf zijn waar je vader of moeder werkt. Of waar de buurvrouw of een vriend van de familie werkt. Vraag het eens thuis, bedenk welk bedrijf je leuk zou vinden, maak een keuze en ga het vragen (het liefst zelf, anders met behulp van je vader of moeder). Hieronder zie je een brief voor de bekende bij wie je een dag stage wilt lopen. Daaronder zie je een inschrijfformulier; dit formulier lever je in bij je mentor. Beste mevrouw heer, Als decaan van de Charles de Foucauld wil ik u het volgende voorleggen. Uit cijfers blijkt dat veel leerlingen na het vmbo-tl naar het Mbo gaan en daar al snel achter komen, dat ze een verkeerde keuze hebben gemaakt. Ze stoppen dan met hun studie en moeten een nieuwe keuze maken of ze gaan werken bij een bedrijf. Dit kan een hoop problemen opleveren als je 16 of 17 jaar ben. Kiezen moet je blijkbaar leren. Wij vinden als school dat we hier ook een taak in hebben, daarom hebben onze leerlingen in leerjaar 2, 3 en 4 een uitgebreid programma om tot een goede keuze te komen. In dit kader lijkt het ons goed wanneer de leerlingen in leerjaar 2 een dag een bedrijf bezoeken waar een bekende van hun werkt. Het is de bedoeling wanneer u en uw bedrijf met deze stagedag wil meedoen, dat de leerling op dinsdag 4 november met U mee gaat naar uw werk. De leerlingen krijgen een opdracht mee waar ze zo zelfstandig als mogelijk uw bedrijf gaan „verkennen‟. Ze krijgen 2 opdrachten mee. Één opdracht waar ze gaan proberen om de organisatie van uw bedrijf te doorgronden (een organogram) en een interviewopdracht, waar de leerling een van de werknemers gaat bevragen over haar of zijn beroep. Ik hoop dat deze brief u voldoende vertrouwen geeft waardoor u wil meewerken aan dit project en misschien levert deze deelname in de verre toekomst nog een hele enthousiaste medewerker op! Als school hebben we een verzekering die bij eventuele calamiteiten, veroorzaakt door deze stagedag, de geleden schade dekt. Wanneer u nog vragen heeft kunt u mij deze mailen. Al vast hartelijk dank voor de medewerking, ook namens onze tweedeklas leerlingen. Met vriendelijke groeten, Leo van Oosten Decaan Charles de Foucauld Mavo
[email protected]
14 DE STAGEDAG OPDRACHTEN Wanneer je één dag meeloopt is natuurlijk alles nieuw voor je. Kijk dus goed om je heen en maak ook tijd voor de opdrachten die hier onder staan. Mocht je de opdrachten vergeten zijn om mee te nemen. Geen nood, ze staan ook op onze website bij het decanaat Maak een organogram Een organogram is een schematische tekening (een organizer) van een bedrijf. Je kan heel snel zien hoe het met hiërachie is van een bedrijf, wie de baas is en hoe een bedrijf verdeeld is in allerlei afdelingen. Hieronder zie je een voorbeeld van een organogram van Albert Heijn Van meer naar minder macht, van minder naar meer verdienend
Afdelingschef vlees; taken:inkoop en verkoop van de producten Vakkenvullers. Taak: zorgen dat de producten in winkel worden uitgestald
Voorzitter raad van bestuur van AHOLD Directeur van Albert Heijn Nederland Regio manager van Zuid Holland Filiaalhouder.Taken: zorgen dat alles goed geregeld is wat betreft de boekhouding en het personeel Afdelingschef groenten. Taken: inkoop en verkoop van de producten Vakkenvullers. Taak: zorgen dat de producten worden in de winkel worden uitgestald
Maak in het onderstaande schema een organogram van onze school.
Afdelingschef caissières. Taken opleiding, inroostering en ondersteuning van de caissières Caissières. Taak: het afrekenen van de producten
15 Als het goed is, heb je nu genoeg geoefend. Je gaat op je stagedag proberen om een organogram te maken van het bedrijf. Vraag aan één van de medewerkers hoe het bedrijf georganiseerd is, wie de eigenaar is enz. Schrijf dit in het schema hieronder op, of gebruik een nieuw blad.
Vraag het ook eens aan een ander werknemer. Het kan goed zijn dat deze persoon er anders over denkt. Pas je organogram indien nodig aan. Wat heb je geleerd van dit organogram? ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................................................................... ........................................................................................................................................ een interview met een werknemer uit het bedrijf Je moet nu een interview houden met iemand, die werkt in het bedrijf. Door er van tevoren goed over na te denken en de juiste vragen te stellen kan je veel te weten komen over hoe het is om te werken en niet als vakantiebaantje, maar gewoon je leven lang tot aan je pensioen. Denk er aan, je mag deze vragenlijst niet laten invullen. Je moet de vragen zelf stellen!! De onderstaande vragen zijn slechts een hulpmiddel. Ik hoop dat je het voor elkaar krijgt om iemand te interviewen die je niet zo goed kent. Stel je zelf eerst voor, praat wat met elkaar om aan elkaar te wennen. Vertel bijvoorbeeld wat over jezelf, over je school en de stage. De naam van het beroep of functie ..............................................................
16 De keuze van het beroep 1. Wist u al toen u op de middelbare school zat dat u dit beroep wilde of bent u er toevallig in terechtgekomen? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 2. Heeft de keuze voor dit beroep iets te maken met uw sterke en zwakke vakken vroeger op school? Ja/Nee, uitleg ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
De studie/scholing van het beroep 3. Welke middelbare school heeft u gevolgd? ……………………………………………………………………………………………………………… 4. Moest u toen ook al een vakkenpakket kiezen ja/nee Zo ja, hoe vond u dat? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 5. Welke school/scholen/cursussen heeft u daarna gevolgd? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 6. Moest u voor deze opleiding een bepaald vakkenpakket hebben? Ja/nee uitleg………………………………………………………………………………………………………
7. Werden op deze opleiding nog andere eisen gesteld, bijvoorbeeld leeftijd, gezondheid, lichaamsbouw, het hebben van werk ? ja/nee uitleg………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………
17 8. Zijn er veel of weinig jonge mensen die dit beroep kiezen? Veel/weinig, uitleg…………………………………………………….............…………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… De werkinhoud 9. Werkt u vooral met mensen, met gereedschappen en materialen of vooral met gegevens? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 10. Kunt u vertellen hoe uw dagtaak er normaal gesproken uitziet? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 11. Werkt u alleen of met anderen? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 12. Wie bepaalt wat er gebeuren moet? Gebeurt dit in de vorm van het krijgen van opdrachten of is er ook sprake van werkoverleg hoe iets moet gebeuren? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 13. Wat vind u van de werktijden? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… Werkbeleving 14. Kunt u uw werk missen? ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
18 15. Hoe vindt u de werksfeer hier? …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 16. Zouden er zaken zijn, die veranderd kunnen worden, waardoor het werk plezieriger wordt? ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
17. Is contact met collega's erg belangrijk voor u? ja/nee uitleg………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 18. Bent u tevreden over de beloning voor het werk wat u doet? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 19. Tegenwoordig is er veel te doen over arbeidscontracten. Werknemers kunnen een vast, maar ook een tijdelijk contract hebben. Hoe is de situatie op uw bedrijf? ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
20. In een bedrijf bestaan verschillende salarisschalen al dan niet per C.A.O. geregeld. Hoe is dat in jouw stagebedrijf. Vraag wat voor salarisschalen er zijn voor de verschillende beroepen ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 21. Vraag aan de persoon die je geïnterviewd hebt of hij / zij tevreden is over hoe je het interview gedaan hebt.
19 Wat zijn de tops ………………………………………………………………………………………………....……. Wat zijn de tips……………………………………………………………………………………………………………
Afronding De bedoeling is dat je deze opdracht na afloop van het interview doet. Geef in het kort je mening over dit beroep. 22. Wat lijken jou de aantrekkelijke kanten van dit beroep en waarom ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… 23. Wat lijken je de minder aantrekkelijke kanten van dit beroep en waarom ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
24. Heb je iets geleerd over dit beroep dat je van tevoren nog niet wist? Ja/ nee omdat………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………. 25. Heb je nu na dit interview meer, minder of evenveel belangstelling voor dit beroep? uitleg………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
een reflectie opdracht Misschien denk je wel dat je iemand bent die nogal verlegen is, of dat je snel zenuwachtig bent. Allemaal heel normaal, maar misschien denken ze op het bedrijf er heel anders over. Maak dus de onderstaande opdracht
20 1. Hoe voelde je vandaag. Omcirkel een van de volgende zinnen. Je mag er maximaal 2 uitkiezen: a. Ik voelde me verlegen b. Ik was erg nieuwsgierig c. Ik voelde me op gemak d. Ik voelde me niet prettig e. Ik was erg giechelig f. Ik verveelde me. g. Iets anders, namelijk..................................... ....................................................................................................................... ........................................................................................................... 2. Leg uit waarom je voor je antwoord hebt gekozen ........................................................ ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... 3. Vraag dit ook aan iemand met wie je vandaag hebt samengewerkt. Het liefst niet die persoon die je al kende. Dek wel je eigen antwoorden af. a. De leerling voelde zich verlegen b. De leerling was nieuwsgierig c. De leerling was brutaal d. De leerling voelde zich op zijn gemak e. De leerling leek zich niet prettig te voelen f. De leerling was giechelig g. De leerling leek zich te vervelen h. Iets anders, namelijk........................................................................................ ....................................................................................................................... ....................................................................................................................... 4. Kunt u uitleggen waarom u hebt gekozen voor dit antwoord en kunt u onze leerling nog een tip geven voor een volgende week stage die hij gaat lopen in een ander bedrijf? ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... ................................................................................................................................... 5. Kloppen de antwoorden van vraag 1 en 3? Ja/nee. Leg uit waarom? ............................... ................................................................................................................................... TERUG OP SCHOOL Schrijf in een goed geschreven verhaal wat je de stagedag gedaan hebt e wat je er van geleerd hebt. ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ...............................................
21 ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... Schrijf hier onder in een aantal punten op welke tips je je zelf geeft voor de stageweek van volgend jaar. ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... c Verslag van het bezoek aan Zadkine Sportlaan Naar aanleiding van wat je gehoord en gelezen hebt maak je een verslag over de pso-dag. Gebruik de informatie van Zadkine, de brochure over keuzebegeleiding (deze staat ook op de website van onze school) en eventueel informatie van internet. LET OP DE VOLGENDE PUNTEN 1. Schrijf het verslag eerst in het klad (in de les). Laat het eventueel een medeleerling lezen. Bespreek het thuis en maak daarna de netversie van het verslag. 2. Je moet op zo‟n manier schrijven zodat je lerares Nederlands ook tevreden is. Dus schrijf goede zinnen. Let op hoofdletters. Schrijf in alinea‟s met een inleiding, een kern en een slot, enz. enz. 3. Beschrijf wat je gezien en gehoord hebt per sector. (je hebt de sectoren welzijn, zorg, administratie en handel bezocht) Wanneer je vragen hebt gesteld kan je de antwoorden natuurlijk ook voor je verslag gebruiken Beschrijf wat je er van vond en waarom? 4. In welke sector heb jij de meeste interesse en leg ook uit waarom 5. Welke 2 sectoren wil je bij ons op school kiezen? (zie brochure keuzebegeleiding ) 6. Welke vakkenpakket wil je kiezen en waarom? Succes ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ...............................................
22 ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... ......................................................................................................................................... ......................................................................................... ............................................... d Verslag van het bezoek aan Zadkine techniek Zuidplein 1. Waarom ging je mee met dit bezoek? Ik ging mee met dit bezoek omdat................... ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. 2. Wat heb je gedaan? We hebben de volgende dingen gedaan, eerst zijn we................ ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. 3. Wat heb je van deze excursie geleerd? Ik heb geleerd dat ik later misschien wel / zeker niet in de techniek wil gaan werken omdat ..................................................... ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. e Verslag van het bezoek aan de procesindustrie 1. Wat voor werkstuk heb je gemaakt voor de presentatie op het EIC?.......................... ............................................................................................................................ ............................................................................................................................. 2. Wat wordt er gemaakt in de procesindustrie. ........................................................... ............................................................................................................................. 3. Welke vakken zijn belangrijk voor een opleiding in de procesindustrie? ..................... ............................................................................................................................. 4. Zou je later willen werken in de procesindustrie? ..................................................... .............................................................................................................................
23 4 BEROEPEN IN BEELD Deze opdracht wordt gedaan met de computer Als je gevraagd wordt wat een leraar allemaal doet op een werkdag, dan zal het al best moeilijk zijn om daar een goed beeld van te krijgen. Je ziet een leraar alleen lesgeven, maar dat is maar 60% van de werktijd. Wat doet een leraar de andere 40%? Als het van een leerkracht al moeilijk is om een goed beeld te krijgen van wat hij/zij doet, dan zal het voor andere beroepen, waar je veel minder mee te maken hebt nog veel moeilijker zijn. Daarom ga je deze les een aantal opdrachten doen om hier in verandering te brengen. OPDRACHT Stap 1
Maak een worddocument aan. Geef deze gelijk de naam „‟beroepen in beeld‟‟ en sla deze op in de map keuzebegeleiding.
Stap 2
Schrijf onder elkaar 2 beroepen op waar je meer over wilt weten.
Stap 3
Ga nu informatie zoeken over deze beroepen en schrijf er een tekst over in goed Nederlands. In ieder geval moet er het volgende over in komen te staan: a. wat doe ik elke werkdag als je dit beroep hebt? b. welke vooropleiding heb ik daarvoor nodig. c. In welke sector hoort dit beroep. (techniek, economie of zorg en welzijn) Je kunt gebruik maken van de volgende sites: www.tkmst.nl www.beroepeninfo.nl www.roc.nl www.zadkine.nl www.albeda.nl Natuurlijk kun je eventueel ook via Google zoeken.
Stap 4
Nu is het tijd geworden om over die 2 beroepen een filmpje te gaan bekijken. Ga naar de volgende site www.beroepenbeeldbank.nl Speel de 2 filmpjes af van de beroepen die je in stap 2 opgezocht hebt. Lees ook de tekst die onder het tabblad “informatie” staat.
Stap 5
Vul je informatie bij stap 3 aan met de informatie die je in het filmpje gezien en gehoord hebt.
Stap 6
Er worden groepjes van 4 geformeerd waarin leerlingen zitten met interesse in de zelfde sector.
Stap 7
Kies in je groepje een voorzitter. Iedereen vertelt informatie over hun 2 beroepen (de informatie van stap 3 en 5) Duidelijk moet worden waarom je dit een leuk beroep vindt en wat de voor-en nadelen van dit beroep zijn.
Stap 7
Nu ga je één van de beroepen waar je over gehoord hebt van de andere leerlingen ook informatie over op zoeken, op de zelfde manier als bij stap 3, 4 en 5. De informatie kan in hetzelfde document als de andere 2 beroepen.
Stap 8
Bereid nu met een medeleerling een presentatie voor van je favoriete beroep. Probeer als een leraar uitleg te geven. Vertel niet alleen, maar gebruik ook andere communicatiemiddelen zoals foto‟s filmpjes, tekeningen op het bord, een toneelstukje waar je het beroep uitbeeld enz.
24 5 EEN COLLAGE MAKEN OVER JE ZELF Met je toekomst bezig zijn doe je niet alleen door na te denken en rationeel, met je verstand keuzes te maken. Ook met je gevoel kan je een eind komen. Wat je graag wilt heeft vaak meer met emotie dan met je verstand te maken. De volgende opdrachten gaan hierover. Je kan een keuze maken uit één van de twee onderstaande onderwerpen. Les 1, maken van een collage Lesonderwerp 1 Werk met z‟n tweeën. Overleg en maak een collage met als onderwerp “zo ziet mijn leven er uit als ik 30 ben”. 1. Maak een woordweb. In het midden staat “als ik 30 ben, dan ziet mijn leven er zo uit” Je neemt als uitgangspunt een droom, wat zou je graag willen. 2. Schrijf ook op wat voor soort collage je wilt maken, je maakt een plan van aanpak 3. Bespreek de twee wordwebs en de plannen van aanpak met je leerkracht. 4. Vraag materiaal om de collage te maken en ga aan de slag. De collage wordt natuurlijk een echt kunstwerk. Scheur allerlei plaatjes en probeer daar je leven mee uit beelden als je 30 ben, je kan met een viltstift accenten maken. 5. Schrijf in tekstballontjes aanvullende informatie op. Lesonderwerp 2 Werk met z‟n tweeën. Overleg en maak een collage met als onderwerp “dit beroep vind ik leuk om te doen”. 6. Maak een woordweb. In het midden staat “dit beroep vind ik leuk om te doen” Je neemt als uitgangspunt een droom, wat zou je graag willen. 7. Schrijf ook op wat voor soort collage je wilt maken, je maakt een plan van aanpak 8. Bespreek de twee wordwebs en de plannen van aanpak met je leerkracht. 9. Vraag materiaal om de collage te maken en ga aan de slag. De collage wordt natuurlijk een echt kunstwerk. Scheur allerlei plaatjes en probeer daar je beroep mee uit te beelden dat je leuk vindt, je kan met een viltstift accenten maken. 10. Schrijf in tekstballontjes aanvullende informatie op. Les 2, presentatie van de collage 1. de collages worden uitgedeeld. 2. Je krijgt 10 minuten de tijd om presentatie voor te bereiden. 3. De leraar kiest een aantal duo‟s uit. Zij vertellen voor de klas over hun leven of beroep.
25 6 HET BEROEPENSPEL 1. Ga in een groepje van drie zitten. Neem pen en papier mee 2. Werk in stilte. Schrijf de namen van je groepsleden op en bedenk wat voor persoon de andere groepsleden zijn en schrijf drie beroepen op die bij hun passen. 3. Vraag aan de twee andere groepsleden welke beroepen ze voor jou gekozen hebben. Schrijf deze zes beroepen op. 4. Kies uit deze zes beroepen er ééntje uit, die je het leukst lijkt. 5. Je vraagt aan je groepsleden welke twee vaardigheden het belangrijkste zijn voor dit beroep. Deze twee vaardigheden schrijven ze op hun eigen blad (ze zeggen het nog niet) 6. Nu vraag je aan je groepsleden welke vaardigheden zij belangrijk vinden bij je gekozen beroep. Je schrijft deze vaardigheden op. 7. Nu presenteer je aan de grote groep (de klas) je beroep op zo‟n manier dat mevrouw Michon ook tevreden zou zijn. Je doet dit door twee vaardigheden, die belangrijk zijn voor dit beroep te laten zien.
26 7 HET MAKEN VAN EEN BEROEPSKEUZE TEST Dit jaar hebben we al het een en ander gedaan aan beroepskeuzebegeleiding. Nu ga je een aantal testen maken op de computer: Je maakt een interessetest. Door de vragen serieus te beantwoorden worden je verschillende interesses door de computer in een soort top 5 gezet, zodat het voor jezelf duidelijker wordt wat je leuker en minder leuk vind. Je maakt ook een vaardighedentest, daar geef je aan waar je volgens je zelf goed en minder goed in bent. Het computerprogramma wordt besloten met een opleidingentest en een oefening in het kiezen van je vakkenpakket. Voordat je begint met deze test schrijf je eerst op in welke 2 sectoren je nu de meeste belangstelling hebt. Doe dit door 2 van de volgende sectoren te omcirkelen: techniek / zorg en welzijn / economie /landbouw. Als je niet weet wat voor beroepen bij sectoren horen, vraag je dit aan de leerkracht. Hieronder staat stap voor stap wat je moet doen. 1. Start de computer. 2. Ga naar start (links onder het scherm) Alle programma‟s TESTEN LC DATA menu 1x klikken 3. LC DATA menu versie 2008 -2009 Klik op “starten” Klik op “leerwegwijzer” Klik op “starten” De computerdatum is…… Klik op “ja” Klik op “verder” Je ziet nu een scherm met 10 nummers. Lees wat er achter staat goed, dan weet je wat je te wachten staat. Van nu af aan lees je steeds wat op het scherm staat en druk je wanneer je klaar bent op de knop “verder” Klik op ZONDER uitleg vooraf. Vul je gegevens in, de datum en ga verder. Als de gegevens correct zijn, klik je op „ja‟. Kies voor 1, de theoretische leerweg Kies voor 1, de interessetest maken. 4. De interessetest Lees voordat je de test gaat maken de inleiding goed door. Kies 1 om een “korte interessetest te maken” Maak de interessetest. Lees de vragen goed! Wanneer je klaar bent met het beantwoorden van de vragen lees je de staafgrafiek (je uitslag) goed. Lees alles wat je ziet op het scherm. Begrijp je het? Lees ook de toelichting. Heb je een vraag? Vraag het aan je mentor. Als je klaar bent, klik je op verder. 5. De vaardigheidstest Lees de inleiding goed door en klik op de knop “verder”. Maak de vaardighedentest. Bekijk de uitslag en lees evt. de toelichting, klik dan op verder.
27 6. De sectoren / vakkenpakketkeuze Lees ook hier alles goed door. Lees zeker ook de toelichting die hoort bij de verschillende opleidingen. Maak de vragen over de sectoren. Klik steeds op verder totdat je op een pagina komt waar je moet klikken op „Doorgaan met het programma‟. Lees de info. en klik steeds op verder. Kies bij de verschillende onderdelen uit het vakkenpakket voor 1 of 2 vakken. Ga door tot je de keuze krijgt om de uitslag uit te printen. 7. De uitslag printen Vraag aan de leerkracht welke printer je moet selecteren Print nu de uitslag 2 keer uit. 1 print is voor jou, bespreek deze thuis met je ouders en neem deze mee bij het gesprek van het tweede rapport. 1 print lever je in bij je mentor. 8. De uitslag bekijken Bekijk de print goed en probeer de uitslag te lezen. De staven tussen de verschillende sectoren kunnen ongeveer hetzelfde zijn of erg verschillen. Dat heeft te maken met het feit dat je voor alle sectoren wel belangstelling hebt, of dat je helemaal niets leuk vindt, of dat je de ene sector wel erg leuk vindt en de andere niet. Binnen de sectoren laten de staven zien hoe groot je belangstelling is, hoe goed je vaardigheden volgens je zelf zijn voor de sector en hoe groot je interesse in een bepaalde opleiding is. Zijn de staven alle 3 ongeveer even lang, dan heb je een duidelijke belangstelling voor die sector. Wanneer de staven onderling verschillen dan betekent dat, dat je niet zo zeker bent van je keuze. Wat valt op wanneer je de uitslag van de leerwegwijzer leest? Schrijf dit op ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………
Voor welke 2 sectoren heb je de grootste belangstelling. Omcirkel je antwoorden hieronder: o Belangstelling: techniek / zorg en welzijn / economie /landbouw o Vaardigheden: techniek / zorg en welzijn / economie /landbouw o Opleiding: techniek / zorg en welzijn / economie /landbouw
28
Klopt de uitslag van deze test met wat je van te voren dacht?
ja /nee. Leg dit uit
…………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………….…………. …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………
29 8 DE LAATSTE WEEK, Deze week kies je je vakkenpakket! a Van leergebieden in leerjaar 2 naar vakken in leerjaar 3 In leerjaar 2 heb je mens & natuur en mens & maatschappij. Dit noem je leergebieden. In het derde leerjaar veranderen deze in vakken: biologie, natuurscheikunde, geschiedenis, aardrijkskunde en economie. Waarschijnlijk heb je al een beetje een idee over deze vakken. Vul de volgende opdrachten in: Biologie Waar gaat dit vak over ……………………………………………………………………………………………………......................... ……………………………………………………………………………………………………………………………….... Waar moet je goed in zijn om goede cijfers voor dit vak te halen? ………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……….............................................................................................................................. Voor welke sectoren en beroepen is dit vak belangrijk …………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Kan je nog andere dingen bedenken waarom dit vak nuttig is voor je toekomst? ………......... …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………............................................................................................................................... Natuurscheikunde Waar gaat dit vak over ……………………………………………………………………………………………………......................... ……………………………………………………………………………………………………………………………….... Waar moet je goed in zijn om goede cijfers voor dit vak te halen? ………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……….............................................................................................................................. Voor welke sectoren en beroepen is dit vak belangrijk …………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Kan je nog andere dingen bedenken waarom dit vak nuttig is voor je toekomst? ………......... …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………............................................................................................................................... Geschiedenis Waar gaat dit vak over ……………………………………………………………………………………………………......................... ……………………………………………………………………………………………………………………………….... Waar moet je goed in zijn om goede cijfers voor dit vak te halen? ………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……….............................................................................................................................. Voor welke sectoren en beroepen is dit vak belangrijk …………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Kan je nog andere dingen bedenken waarom dit vak nuttig is voor je toekomst? ………......... …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………...............................................................................................................................
30 Aardrijkskunde Waar gaat dit vak over ……………………………………………………………………………………………………......................... ……………………………………………………………………………………………………………………………….... Waar moet je goed in zijn om goede cijfers voor dit vak te halen? ………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……….............................................................................................................................. Voor welke sectoren en beroepen is dit vak belangrijk …………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Kan je nog andere dingen bedenken waarom dit vak nuttig is voor je toekomst? ………......... …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………............................................................................................................................... Economie Waar gaat dit vak over ……………………………………………………………………………………………………......................... ……………………………………………………………………………………………………………………………….... Waar moet je goed in zijn om goede cijfers voor dit vak te halen? ………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………… ……….............................................................................................................................. Voor welke sectoren en beroepen is dit vak belangrijk …………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Kan je nog andere dingen bedenken waarom dit vak nuttig is voor je toekomst? ………......... …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………...............................................................................................................................
b Hoe kan je weten welk beroep bij je past? Door naar je vaardigheden, waarin goed bent te kijken? Het is voor een leerling heel moeilijk om te bekijken wat voor soort beroep nu het beste bij je capaciteiten, vaardigheden en karakter past. Eigenlijk is dat onbegonnen werk als dertien of veertienjarige. Je kan wel nadenken of je bijvoorbeeld goed bent in een bepaalde vaardigheid. Wat kan jij goed? Bekijk ook eens hoofdstuk 2, 3 en 7
………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………….
…………………………………………………………………………………………………………..…………….
………………………………………………………………………………………………………………………….
Deze vaardigheden kan je heel vaak onderbrengen in de driedeling die vaak gebruikt wordt als men het heeft over de talenten van de mens, namelijk hoofd, hart en handen. Denk hier eens over na en bespreek dit in de klas. Het spreekt vanzelf dat je in elk beroep werkt met vaardigheden uit alle drie de hoofdgroepen. Wel zie je vaak dat een mens een voorliefde heeft voor vaardigheden uit één of twee van de drie hoofdgroepen. Hieronder zie je dat de vaardigheden worden gekoppeld aan een beroepssector. Dit kan je het een en ander duidelijk maken. Wees wel voorzichtig met het gebruik ervan. Als je bijvoorbeeld graag met gegevens
31 werkt hoeft dat echt niet altijd te betekenen dat je dan altijd op een kantoor gaat werken. Ook een leraar werkt bv veel met gegevens, maar het goed om kunnen gaan met mensen is toch belangrijker. Waar je later wilt gaan werken bepaal je natuurlijk zelf!
Wanneer je het leuk vindt om bv. werkstukken te schrijven of je schrift netjes te ordenen werk je graag met gegevens, je werkt graag met je hoofd en je werkplek zal zich vaak op een kantoor bevinden. Je zal de sector economie moeten openhouden Wanneer je vooral prettig voelt wanneer je iets met of voor anderen kan doen werk je graag met je hart, je zal het prettig vinden om met mensen te werken. Je werkplek zal heel divers zijn. Soms zal het meer “praktisch” zijn, je werkt dan ook graag met je handen, soms zal het meer “theoretisch” zijn. Je zal de sector zorg en welzijn moeten openhouden. Wanneer je het prettig vindt om met mensen om te gaan, maar er ook wat aan wil verdienen, moet je de sector economie openhouden. Wanneer je vaak aan je brommer sleutelt, of je wanneer de binnenkant van de computerkast net zo bekend voor je is als de buitenkant, dan werk je graag met je handen, je zal het prettig vinden om iets met dingen te doen. Of je vindt het leuk om daar over na te denken. Je zal vaak in een werkplaats komen te werken of dingen doen die daar direct mee te maken hebben. Je zal de sector techniek open moeten houden.
Kijk ook eens in het schema van hoofdstuk 1. Denk je nu anders over je zelf? Voordat je een keuze gaat maken over welke sectoren je kiest, is het ook goed om eens naar het onderstaande schema te kijken over hoe het onderwijs in Nederland is opgebouwd:
Welke mogelijkheden heb je allemaal na de vmbo-tl? …………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………….
32 C het kiezen van je vakkenpakket Hieronder zie je een kopie het formulier dat je thuis met je ouders gaat bespreken. Bekijk het eens. Weet je al voor welke kolom je kiest? Welke sectoren houd je dan open? Vul dit formulier is als proef.
Techniek (landbouw) / Economie
VERPLICHTE VAKKEN 1 2
Nederlands Engels
Zorg en welzijn / Economie
VERPLICHTE VAKKEN Nederlands Engels
Zorg en welzijn / Techniek (landbouw)
VERPLICHTE VAKKEN Nederlands Engels
SECTORGEBONDEN VAKKEN
SECTORGEBONDEN VAKKEN
3 4 5
Wiskunde Nask 1 (Natuurkunde) Economie
6
Biologie Economie Frans óf Duits Geschiedenis óf Aardrijkskunde
KEUZEVAKKEN
KEUZEVAKKEN
KEUZEVAKKEN
Kies nu 2 (3) vakken uit die je hierboven nog niet gekozen hebt:
Kies nu 2 (3) vakken uit Kies nu 2 (3) vak uit die je die je hierboven nog niet hierboven nog niet gekozen gekozen hebt: hebt:
7
Frans Duits
óf
Frans Duits Aardrijkskunde Geschiedenis Biologie
Frans Duits Aardrijkskunde Geschiedenis Wiskunde Nask 1
SECTORGEBONDEN VAKKEN Biologie Wiskunde Nask 1 (Natuurkunde)
Geschiedenis óf Aardrijkskunde
Frans Duits Aardrijkskunde Geschiedenis Economie
Je neemt het echte formulier mee naar huis en lees daar ook goed de instructie bij. Je bespreekt het een en ander goed met je ouders, laat ze ook eens lezen wat je allemaal op deze bladzijden heb geschreven. Uiterlijk 19 februari neem je het formulier mee naar school. Heb je het op die dag niet bij je, dan betekent het dat je het formulier thuis moet gaan halen! Veel succes!