WATERSTOF IN BRANDWEERBRANCHE EN VERZEKERINGSWEZEN kennis, attitude en aanknopingspunten
Eindrapport
drs.ir. J.H.B. Benner ir. N.N. Vasen
In opdracht van Novem, programma NECST Projectnummer: 0249-01-01-11-0038 CEA Rapportnummer: 0203 CEA, Bureau voor communicatie en advies over energie en milieu B.V. Rotterdam, 25 januari 2002
COLOFON CEA, Bureau voor communicatie en advies over energie en milieu B.V. Postbus 21421, 3001 AK Rotterdam Westblaak 226, 3012 KP Rotterdam Telefoon: (010) 280 56 66 Telefax: (010) 280 56 54 E-mail:
[email protected] Projectnummer: Projecttitel: Opdrachtgever:
10614 waterstof in brandweerbranche en verzekeringswezen Novem, ref.nr.: 0249-01-01-11-0038
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch op geluidsband of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Novem, met behoud van het intellectuele eigendom van CEA.
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Samenvatting Waterstof is een beloftevolle energiedrager voor de toekomst. Internationaal wordt steeds meer en steeds concreter aandacht gegeven aan de benutting van waterstof als energiedrager. De Nederlandse onderneming voor energie en milieu (Novem) heeft via verschillende bijeenkomsten en conferenties aandacht besteed aan de benutting van waterstof. Zij wil nu in contact komen met de brandweer en het verzekeringswezen. Doel van het onderzoek was om via enkele gerichte interviews gevoel te krijgen voor: 1. de mate waarin de brandweer en het verzekeringswezen zijn voorbereid op de implementatie van waterstof; 2. de acties die de overheid en de Novem concreet kunnen ondernemen om het risico beter inschatbaar te maken en hieraan binnen de branches bekendheid te geven. Ten behoeve van het onderzoek is gesproken met in totaal zeven vertegenwoordigers van de brandweerbranche en het verzekeringswezen. Van elk van de gesprekken is een beknopt verslag gemaakt. De verslagen zijn teruggekoppeld op de respondenten. De verslagen zijn als bijlage bij de rapportage gevoegd. De eindrapportage wordt aan alle respondenten ter beschikking gesteld. Uit de gesprekken blijkt dat de chemische eigenschappen van waterstof goed bekend zijn in de brandweerbranche en het verzekeringswezen en dat de respondenten waterstof benaderen als andere samengeperste gassen, die worden benut als energiedragers, zoals LPG, LNG, butaan en propaan. Alle respondenten vinden de inbedding van waterstof in de energievoorziening in potentie zo relevant dat zij van mening zijn dat hun branche daar goed aandacht aan moet besteden. Er moet daartoe wel het gevoel bestaan dat het onderwerp concreet aan de orde is. Waterstof leeft daarvoor thans nog onvoldoende. Uit de studie komt duidelijk het belang naar voren brandweer en rampenbestrijding tijdig te informeren over en betrekken bij de voorgenomen initiatieven. Het gaat om concrete en praktische zaken, met name gericht op “preventie” en “identificatie”. Het is, voor brandweer en verzekeringswezen, van groot belang dat er duidelijke normen en richtlijnen komen voor het gehele traject van productie, via opslag, overslag en transport tot eindgebruik, deels op internationaal niveau. Centrale nationale organen waarmee de overheid/Novem kan samenwerken rond de bekendheid van waterstof zijn het Verbond van Verzekeraars, het Nationaal Centrum Preventie (NCP) en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). In de rapportage worden meer aanknopingspunten genoemd, ook internationaal en in de media.
{ CEA
i
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
ii
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Inhoudsopgave
{ CEA
1. Inleiding
1
2. Doel en aanpak
3
3. Resultaat Brandweer / Rampenbestrijding 3.1 Organisatie 3.2 Kennis en attitude 3.3 Kennisverbreiding
5 5 5 6
4. Resultaat Verzekeringswezen 4.1 Organisatie 4.2 Kennis en attitude 4.3 Kennisverbreiding
9 9 9 10
5. Algemene conclusies en aanbevelingen 5.1 De kennis omtrent waterstof en noodzaak voor actie 5.2 Suggesties voor actie 5.3 Nationale aanknopingspunten 5.4 Internationale aanknopingspunten 5.5 Media 5.6 Concreet materiaal om op verder te bouwen
11 11 11 12 12 12 13
6. Bijlagen
15
iii
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
iv
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
1.
Inleiding Er wordt wel gesteld dat waterstof de energiedrager van de toekomst is. Waterstof heeft als energiedrager verschillende positieve eigenschappen voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Waterstof is breed inzetbaar en bij de verbranding komen nagenoeg geen schadelijke stoffen vrij. Bovendien is waterstof alom aanwezig, zij het veelal in gebonden vorm. Duurzame bronnen kunnen worden ingezet voor de productie van waterstof, via bijvoorbeeld elektrolyse of uit biomassa. Internationaal wordt steeds meer en steeds concreter aandacht gegeven aan de benutting van waterstof als energiedrager. Dat geldt voor fabrikanten en onderzoeksinstellingen, maar ook voor nationale en internationale norminstellingen en –commissies. Er zijn al diverse demonstratieprojecten met waterstof als transportbrandstof. Er zijn nog weinig voorbeelden van inzet in stationaire toepassingen. Volgens sommige deskundigen is het bijmengen van waterstof in aardgasnetten, tot een percentage van ruim 15 %, snel en probleemloos mogelijk. De Nederlandse onderneming voor energie en milieu (Novem) heeft via verschillende bijeenkomsten en conferenties aandacht besteed aan de benutting van waterstof. Zij wil nu in contact komen met de brandweer en het verzekeringswezen. Het onderzoek had tot doel een beeld te krijgen van hoe de brandweer en de verzekeringswereld aankijken tegen de implementatie van waterstof en in welke mate zij hierop zijn voorbereid. De overheid kan dan daarop tijdig en op passende wijze inspelen. Bij de brandweer speelt bijvoorbeeld de vraag of de veiligheidskaders en blusstrategieën zouden moeten veranderen. Voor de verzekeringsmaatschappijen is een vraag of het economisch risico van opslag, transport en toepassing van waterstof kan worden ingeschat. Vooraf werd er rekening mee gehouden dat dergelijke vragen door de betrokkenen nu nog maar beperkt beantwoord kunnen worden. Toch helpen de antwoorden om scherp te krijgen wat de overheid en de Novem concreet kunnen doen om het risico van waterstof beter inschatbaar te maken en om hieraan binnen de branches meer bekendheid te geven. Hoofdstuk 2 beschrijft het doel en de aanpak van de studie. De hoofdstukken 3 en 4 vatten de reacties samen van de respondenten in resp. de brandweerbranche en het verzekeringswezen. Hieraan is door de auteurs zo min mogelijk eigen interpretatie toegevoegd. Dat is noodzakelijkerwijs deels wel het geval in hoofdstuk 5, waarin de conclusies en aanbevelingen worden beschreven.
{ CEA
1
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
2
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
2.
Doel en aanpak Doel van het onderzoek was om via enkele gerichte interviews gevoel te krijgen voor: 1. de mate waarin de brandweer en het verzekeringswezen zijn voorbereid op de implementatie van waterstof; 2. de acties die de overheid en de Novem concreet kunnen ondernemen om het risico beter inschatbaar te maken en hieraan binnen de branches bekendheid te geven. Ten behoeve van het onderzoek is gesproken met in totaal zeven vertegenwoordigers van de brandweerbranche en het verzekeringswezen. Zes partijen zijn op voorhand geselecteerd. Eén partij (het NCP) is toegevoegd op grond van de resultaten van de gesprekken. Gesproken is met: D. Arentsen / (I. Helsloot)
Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA)
M. vande Velde
Koninklijke Belgische Brandweer Federatie (KBBF)
R. Timmermans
Brandweer Rotterdam
N. Malkoç
Brandweer Amsterdam
P. Hoekstra
Nationale Nederlanden
D. Cantineau / W. Willems
Interpolis
J. Sterk
Nationaal Centrum Preventie (NCP)
De respondenten hebben voorafgaand aan het gesprek een bespreekdocument ontvangen dat inhoudelijk is afgestemd met de opdrachtgever. Dit document bevat enkele concrete aandachtspunten voor het gesprek. In de praktijk zijn de gesprekken zoveel mogelijk op open wijze gevoerd, inspelend op de positie en belangstelling van de respondent, zonder de genoemde aandachtspunten uit het oog te verliezen. Bij de gesprekken is een kopie overhandigd van het verslag van Joost van Kasteren van de meest recente Novem-NEN Waterstofdag (1 februari 2001). Van elk van de gesprekken is een beknopt verslag gemaakt. De verslagen zijn teruggekoppeld op de respondenten. De verslagen zijn als bijlage bij deze rapportage gevoegd. De eindrapportage wordt aan alle respondenten ter beschikking gesteld, hetgeen is afgestemd met de betrokkenen.
{ CEA
3
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
4
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
3.
Resultaat Brandweer / Rampenbestrijding
3.1
Organisatie De brandweer in Nederland is opgedeeld in 520 gemeentelijke korpsen, die in belangrijke mate zelfstandig zijn. Er zijn 38 regionale brandweerorganisaties, van waaruit de voorbereiding van de rampenbestrijding wordt gecoördineerd. Deze coördinatie betreft met name planvorming, opleiden en oefenen. De 38 regio’s gaan binnenkort op in 25 zgn. ‘veiligheidsregio’s’, die overeenkomen met de politieregio’s. De besturen van de regionale organisaties zijn georganiseerd in de Koninklijke Nederlandse Brandweervereniging (KNBV). De regionale commandanten zijn landelijk georganiseerd in het College Commandanten Regionale Brandweren (CCRB). De CCRB gaat binnenkort op in de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR), samen met de Nederlandse Vereniging van Brandweerkorpsen. Al deze belangenorganisaties zijn fysiek ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) te Arnhem. Het NIBRA is een zelfstandig bestuursorgaan, ingesteld bij wet, rond brandweerzorg, crisisbeheersing en rampenbestrijding. De kerntaken omvatten de opleiding en nascholing van brandweerpersoneel, het verrichten van onderzoek, organiseren van congressen en studiedagen, etc. In het NIBRA zijn de activiteiten gebundeld die tot pakweg 1995 waren ondergebracht bij de Rijksbrandweeracademie en bij de Stichting Brandweeropleiding Nederland. In België behartigt de Koninklijke Belgische Brandweer Federatie (KBBF) de gezamenlijke belangen van de brandweerkorpsen. Zaken van landelijk belang brengt de KBBF via het Raadgevend Orgaan voor de Brandweer (een adviescollege van de Minister) onder de aandacht van de Minister van Binnenlandse Zaken in België.
3.2
Kennis en attitude De chemische eigenschappen van waterstof zijn goed bekend bij de brandweer. Er zijn enkele informatiebronnen die breed gehanteerd worden, zoals de Chemiekaarten en de productdossiers van het Belgisch Instituut Gasonderzoek (B.I.G). Algemene richtlijnen, voor bestrijding van lekkages en branden, waarbij waterstof betrokken is, staan in de Emergency Response Intervention Cards (ERIC). Deze richtlijnen gelden voor alle samengeperste brandbare gassen. Op regioniveau beschikt de brandweer over tenminste één Regionale Officier Gevaarlijke Stoffen (ROGS) en/of Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS). Deze specialisten worden om advies gevraagd als er gevaarlijke stoffen in het spel (kunnen) zijn. Zij zijn hiervoor speciaal opgeleid en bijgeschoold.
{ CEA
5
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
De eigenschappen van waterstof zijn vanuit brandweeroptiek niet gunstig, maar ook niet ongewoon: licht ontvlambaar, makkelijk lekkend, geur- en kleurloos, onzichtbare vlam en relatief ruime explosiegrenzen. De respondenten achten waterstof qua eigenschappen en risico’s vergelijkbaar met aardgas (m.n. voor zover dit ook vloeibaar wordt benut; LNG) en met LPG. Waterstof wordt in het Europoort-Botlek gebied en bij bijv. Philips Semiconductors in Nijmegen in behoorlijke mate toegepast. Het heeft daar geen bijzonder risicoprofiel. Uit de gesprekken blijkt dat de gasdetectie-apparatuur die nu door de brandweer wordt benut niet altijd geschikt is om waterstof te detecteren. Met name de KBBF (België) meldt dat momenteel wildgroei dreigt door de toepassing van waterstof in de recreatieve ballonvaart. Niet zozeer de ballonnen zelf, als wel het transport van waterstof in gascilinders ‘in de kofferbak’ en de veiligheid bij afvulpunten voor deze cilinders baren de KBBF zorgen. De brandweer zou graag meedenken in het vormgevingstadium voor nieuwe toepassingen, omdat in de praktijk is gebleken dat er in preventieve zin substantiële resultaten kunnen worden geboekt, met weinig of geen extra kosten. Ook zou de brandweer graag bijdragen aan het tot stand komen van goede afspraken over bijv. (kleur)identificatie en maatvoering van leidingen, afsluiters e.d. Het gaat hier dus om hele praktische en concrete zaken. Die zouden de veiligheid van de gebruikers van apparatuur en van de brandweer zelf in belangrijke mate ten goede komen. Veel van deze afspraken zouden op internationaal niveau moeten worden gemaakt.
3.3
Kennisverbreiding De respondenten geven unaniem aan dat het voor de brandweer en rampenbestrijding, in het algemeen, van groot belang is dat zij tijdig worden geïnformeerd over en betrokken bij de voorgenomen initiatieven. Het moet dan gaan om concrete en praktische zaken. Centraal hierbij staan voor de hulpverleners de begrippen “preventie” en “identificatie”. De aanpak hiervan begint op internationaal niveau. De hulpverleners adviseren ook graag over de beste wijze van lokale implementatie vanuit veiligheidsoptiek, onder andere met betrekking tot ruimtelijke ordening. Het NIBRA en de Nederlandse Vereniging voor Rampenbestrijding kunnen een belangrijke rol spelen in het kennismanagement en kennisverbreiding via de opleidingen en de nascholingstrajecten. Het NIBRA kan en wil ook sprekers leveren voor bijvoorbeeld een volgende waterstofdag. Het meest gelezen tijdschrift in de branche is ‘Brand en Brandweer’. De brandweer van Amsterdam beschikt over een afdeling Chemisch Advies die zich onder andere bezig houdt met advisering over de bestrijding van incidenten waarbij chemicaliën zijn betrokken. Dit team zou graag in de gelegenheid worden gesteld om
6
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
kennis rond waterstof op te doen, waarna de uitkomsten breed kunnen worden gedeeld.
{ CEA
7
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
8
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
4.
Resultaat Verzekeringswezen
4.1
Organisatie Het verzekeringswezen kent een grote diversiteit. Er zijn verzekeraars die gaan voor grote aantallen kleine contracten (met name huishoudens) en partijen die zich meer richten op industrieverzekeringen. Ook zijn er makelaars en herverzekeraars die op een aantal terreinen degelijke technische advisering bieden. Het Verbond van Verzekeraars (onder andere Afdelingscommissie Brand) brengt advies uit over de standpuntbepaling van verzekeraars ten opzichte van nieuwe ontwikkelingen. De adviezen worden in de regel in de branche gevolgd. Het Nationaal Centrum voor Preventie (NCP) is vier jaar geleden als onafhankelijke Stichting van het Verbond afgescheiden. Het werk van het NCP is er op gericht schade te voorkomen of te beperken. Het NCP brengt daartoe partijen bij elkaar via studiedagen en workshops. Het NCP verricht ook eigen onderzoek. Het NCP laat zich adviseren door onder andere de Raad Brand, waarin zoveel mogelijk alle relevante marktpartijen zijn betrokken (brandweer, verzekeraars, Uneto, etc.). Op internationaal niveau is er het Comité Européen des Assurances (CEA).
4.2
Kennis en attitude De chemische eigenschappen van waterstof en de daarmee samenhangende risico’s zijn redelijk bekend. De verzekeraars hebben er echter nog geen zicht op wanneer en in welke sectoren daadwerkelijke waterstoftoepassingen te verwachten zijn en onder welke condities waterstof dan wordt toegepast. Concrete informatie daarover zal bepalend zijn in het oordeel over deze toepassingen. In de huidige verzekeringspraktijk wordt met name op waterstof gelet bij acculading (onbedoelde waterstofproductie, met ‘knalgas’-risico in gesloten ruimten) en in elektriciteitscentrales. Acculading komt veel voor en de aandacht daarvoor is dus breed binnen de branche. De industriële toepassingen van waterstof zijn een zaak voor specifieke verzekeraars. In de regel zullen verzekeraars de ontwikkelingen reactief volgen. Er wordt actie genomen zodra de schadestatistieken, regels of richtlijnen daar aanleiding toe geven. Verzekeraars zullen bij nieuwe ontwikkelingen allereerst zoeken naar vastgelegde regels, om te toetsen of daaraan wordt voldaan. Het gaat daarbij om overheidsregels, normen en richtlijnen. Als nationale bronnen weinig opleveren wordt als snel gekeken naar internationale standaards, zoals die van de National Fire Protection Agency (NFPA) in de VS en wordt een eigen interpretatie gemaakt.
{ CEA
9
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Een nationale bron is de ‘Checklist Milieubeheer; Milieu- en veiligheidsaspecten’ (Koninklijke Vermande, 1999). Hierin lijkt waterstof echter niet opgenomen te zijn. Verzekeraars kunnen vrijwel geen eigen regels stellen, omdat die in de vrije markt geen stand houden.
4.3
Kennisverbreiding Verzekeraars volgen – als gemeld - marktontwikkelingen veelal reactief. Indien de benutting van waterstof een brede maatschappelijke ontwikkeling wordt (zelfs internationaal) dan wordt dit door de respondenten als een mooi onderwerp beschouwd om bottom-up en pro-actief aan te pakken. Eerste initiatieven zullen dan lopen via het Verbond van Verzekeraars en het NCP. De Werkgroep Preventie Inbraak en Brand (PREVIB) van de Afdelingscommissie Brand van het Verbond van Verzekeraars kan het onderwerp op de agenda zetten. Hetzelfde geldt voor de Raad Brand van het NCP. Deze groepen komen enkele malen per jaar bijeen. Het NCP biedt een platform waarop partijen elkaar (kunnen) ontmoeten. Zo organiseert het NCP jaarlijks onder meer een studiedag tijdens de ‘brandpreventieweek’ waar ca. 500 mensen elkaar treffen. De benutting van waterstof zou daar een interessant thema kunnen zijn. Ook valt te denken aan een speciale werkgroep die richtlijnen zou kunnen opstellen voor zover deze nog niet bestaan. Voordat zoiets gebeurt moet wel het gevoel bestaan dat het onderwerp concreet aan de orde is. Het onderwerp waterstof leeft daarvoor thans nog onvoldoende binnen de branche. Verzekeraars hechten veel waarde aan het oordeel van de grote internationale herverzekeraars als Swiss RE en Münchener Rück. Het is dus van belang deze partijen mee te hebben. Op internationaal niveau kan ook het Comité Européen des Assurances (CEA) een rol spelen. Relevante tijdschriften die in de branche worden gelezen zijn ‘Brand en Brandweer’, ‘Beveiliging’ (accent op criminaliteit), ‘Security management’ en de ‘Beursbengel’. Veel geraadpleegd rond normen en richtlijnen wordt de internetsite van NEN-NNI (www.nni.nl). Aanbevolen wordt bij de kennisverbreiding ook te denken aan Gastec in verband met de keuring van de betreffende apparatuur en aan de gastechnische installateurs, omdat zij de apparatuur moeten gaan aansluiten. Het NIVRE kan als verbond van experts een loket voor informatie zijn.
10
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
5.
Algemene conclusies en aanbevelingen
5.1
De kennis omtrent waterstof en noodzaak voor actie De chemische eigenschappen van waterstof zijn in redelijke mate bekend in de brandweerbranche en het verzekeringswezen. Uit de reactie van de respondenten blijkt dat hun organisaties neutraal aankijken tegen waterstof. Het wordt vergeleken met andere samengeperste gassen, die worden benut als energiedragers, zoals LPG, LNG, butaan en propaan. Nieuwe toepassingen zullen nader bekeken moeten worden. Het is van belang dat vroegtijdig concrete informatie beschikbaar komt. Alle respondenten vinden de inbedding van waterstof in de energievoorziening in potentie zo relevant dat zij van mening zijn dat hun branche daar goed aandacht aan moet besteden. Die aandacht moet verder gaan dan de reactieve benadering die bij kleinere maatschappelijke ontwikkelingen doorgaans wordt gevolgd. Er moet daartoe wel het gevoel bestaan dat het onderwerp concreet aan de orde is. Waterstof leeft daarvoor thans nog onvoldoende binnen de branche. Dat is het eerste waaraan gewerkt zal moeten worden.
5.2
Suggesties voor actie Uit de studie komt duidelijk het belang naar voren om brandweer en rampenbestrijding tijdig te informeren over de voorgenomen initiatieven en hen hierbij te betrekken. Het gaat om concrete en praktische zaken, met name gericht op “preventie” en “identificatie”. Het is, voor brandweer en verzekeringswezen, van groot belang dat er duidelijke normen en richtlijnen komen voor het gehele traject van productie, via opslag, overslag en transport tot eindgebruik. Dit alles begint met afspraken op internationaal niveau. Alle partijen hebben behoefte aan een schets van het introductietraject (welke sectoren eerst, welke daarna, hoe en wanneer) met redelijk concrete informatie over wat voor apparatuur (drukniveaus, mengstoffen e.d.) zal worden ingezet. Via zo’n schets kan het onderwerp in diverse kringen op de agenda worden gezet. Qua behandeling wordt er in beide branches vooralsnog vanuit gegaan dat de normen en richtlijnen voor bestaande vloeibare/gasvormige energiedragers (LPG, LNG, butaan en propaan) een bruikbaar richtsnoer vormen. De informatievoorziening kan grotendeels volstaan met het aangeven waar de parallel opgaat en waar niet. Er kan dan ook gericht aandacht worden gegeven aan praktische aspecten, zoals het eventueel niet toereikend zijn van bestaande gasdetectie-apparatuur bij de hulpverleners.
{ CEA
11
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
5.3
Nationale aanknopingspunten Belangrijke nationaal opererende organen zijn het Verbond van Verzekeraars en het Nationaal Centrum Preventie (NCP) en het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA). De Werkgroep Preventie Inbraak en Brand (PREVIB) van de Afdelingscommissie Brand van het Verbond van Verzekeraars kan het onderwerp op de agenda zetten. Hetzelfde geldt voor de Raad Brand van het NCP. Het NCP organiseert jaarlijks een studiedag tijdens de ‘brandpreventieweek’ waar ca. 500 mensen elkaar treffen. De benutting van waterstof kan daar een interessant thema zijn. Het kenniscentrum van het NIBRA / de Nederlandse Vereniging voor Rampenbestrijding kan een rol spelen in het kennismanagement rond waterstof binnen de brandweerbranche. Van daaruit worden ook studiedagen en bijscholingscursussen georganiseerd. Alle drie de genoemde organisaties kunnen sprekers leveren voor bijvoorbeeld een volgende waterstofdag.
5.4
Internationale aanknopingspunten De internationale samenwerking/dimensie is in het verzekeringswezen beter merkbaar dan in de brandweerbranche, maar speelt bij de laatste ook. Verzekeraars hechten veel waarde aan het oordeel van de grote internationale herverzekeraars als Swiss RE en Münchener Rück. Het is dus van belang dat deze partijen juiste informatie verstrekken over waterstof. Ook het Comité Européen des Assurances (CEA) is van belang bij de informatieverstrekking op internationaal niveau. Bij de brandweer is er de Koninklijke Belgische Brandweer Federatie (KBBF), die zowel graag input levert als meeprofiteert van te ondernemen acties.
5.5
Media Uit de consultatie blijkt dat er een beperkt aantal handboeken is dat breed wordt benut binnen de brandweerbranche en het verzekeringswezen. De handboeken besteden nu nog weinig of geen aandacht aan de benutting van waterstof in de energievoorziening. Het is van belang dat daar verandering in komt. Eerder genoemde partijen (nationaal en internationaal) kunnen hierbij behulpzaam zijn. Een tijdschrift dat in beide branches breed wordt gelezen is ‘Brand en Brandweer’. Dit tijdschrift lijkt dus bij uitstek geschikt voor een algemeen artikel. Veel geraadpleegd rond normen en richtlijnen wordt de internetsite van NEN-NNI (www.nni.nl).
12
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
5.6
Concreet materiaal om op verder te bouwen In de gesprekken zijn een aantal informatiebronnen genoemd en getoond, waar de respondenten nu gebruik van maken, en waarop kan worden voortgebouwd. In de bijlagen zijn kopieën opgenomen van relevante pagina’s uit enkele van de betreffende stukken. Een veel benut startpunt in de brandweerbranche en het verzekeringswezen zijn de Chemiekaarten. Een kopie van de pagina over waterstof (kaartnummer C-0145) is opgenomen in de bijlagen. De chemiekaart vermeldt ondermeer het nummer van de betreffende ERIC-kaart (Emergency Resonse Intervention Card). Een kopie van deze kaart (nr. 2010) is eveneens opgenomen in de bijlagen. Deze kaart wordt met name benut door de brandweer. Het verzekeringswezen gebruikt tabellen voor de classificatie van stoffen naar explosie- en brandgevaar, waarvan ook een afschrift in de bijlagen is opgenomen. In het verzekeringswezen wordt verder gekeken naar normen en richtlijnen voor vergelijkbare stoffen. Het gaat daarbij ondermeer om de norm NEN 2920 (rond huishoudelijke toepassing van butaan en propaan), de Nederlandse Praktijk Richtlijn NPR 7910-1 (rond elektrische installaties in de directe omgeving van gastoepassingen) en de norm NEN-EN 521 (rond toestellen voor vloeibaar gas, zoals LPG). Ook aangeduid als veelgebruikt is de Checklist milieubeheer van Vermande. In dit naslagwerk is waterstof op dit moment echter nog niet opgenomen. In de bijlagen zijn nog afschriften opgenomen van twee andere stukken: een uitgebreid document over waterstof van het Belgisch Instituut Gasonderzoek (B.I.G) en van het verslag van de meest recente Waterstofdag. Deze completeren voor dit moment de basis waarop concreet kan worden verder gebouwd.
{ CEA
13
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
14
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
6.
{ CEA
Bijlagen §
Beknopt verslag van het gesprek met de heer D. Arentsen, NIBRA
§
Beknopt verslag van het gesprek met de heer M. vande Velde, KBBF
§
Beknopt verslag van het gesprek met de heer R. Timmermans, RHRR
§
Beknopt verslag van het gesprek met de heer N. Malkoç, Brandweer Amsterdam
§
Beknopt verslag van het gesprek met de heer P. Hoekstra, nationale Nederlanden
§
Beknopt verslag van het gesprek met de heren D. Cantineau en W. Willems, Interpolis
§
Beknopt verslag van het gesprek met de heer J. Sterk, NCP
§
Kopie Chemiekaart Waterstof
§
Kopie Emergency Response Intervention Card 2-10
§
Kopie tabellen verzekeringsclassificatie
§
Kopie stuk B.I.G. rond waterstof
§
Kopie verslag Waterstofdag 1 februari 2001
15
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
16
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Gespreksverslagen
{ CEA
17
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
18
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Kopie Chemiekaart Waterstof
{ CEA
19
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
20
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Kopie Emergency Response Intervention Card 2-10
{ CEA
21
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
22
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Kopie tabellen verzekeringsklassifikatie
{ CEA
23
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
24
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Kopie stuk B.I.G. rond waterstof
{ CEA
25
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
26
CEA{
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
Kopie verslag Waterstofdag 1 februari 2001
{ CEA
27
WATERSTOF IN DE BRANDWEERBRANCHE EN HET VERZEKERINGSWEZEN
28
CEA{