Holland Waterfiltration Systems BV Koninginnegracht 81 2514 Al Den Haag Tel 06 55 867 997
Per fax 020 589 6001 Deken Orde Advocaten Amsterdam Postbus 57590 1040 Bl Amsterdam tav Mr GJ Kemper
cc mr T. Cohen Jehoram 5 Augustus 2013
Geachte Heer Kemper, Hierbij dient HWS een klacht in tegen mr T. Cohen Jehoram, advo caat te Amsterdam {hierna ook mr TCJ} . Samenvatting HWS en Vewin (de cliënt van mr Cohen Jehoram) voeren al sedert 2003 procedures tegen elkaar. De (bewaking van de) volksgezondheid staat hierin centraal. Op of omstreeks lS april 2003 wekte Vewin plotseling in de media de suggestie dat er gezondheidsrisico's zouden kleven aan het drinken van zero-water. Dit product bracht HWS al tien jaar lang op de markt, ondermeer bij Albert Heijn. Vewin had ineens 'vermoedens' dat het water te weinig calcium zou bevatten. Het lichaam zou dat nodig hebben. Deze vermoedens waren gebaseerd op deskundigen onderzoek. Maar - zo merkte Vewin op - het onderzoek was nog niet afgerond. Men wist het nog niet zeker. Als.ondersteuning van de juistheid van de vermoedens kreeg HWS op 24 april 2003 alvast een deel van de tekst overgelegd. Dat werd met wat 'knip en plakwerk' door mr TCJ naar HWS gefaxt. Mr Cohen Jehorarn deelde mee dat de opdracht tot het onderzoek zou zijn gegeven door de Staat der Nederlanden: de VROM rnspect ie belast met het onafhankelijk toezicht op de uitvoering van de waterleidingwet. Op bevel van de rechtbank Den Haag moest mr TCJ op 17 april 2012 het volledige deskundigen rapport in het geding brengen. Daaruit bleek dat er op 15 april 2003 helemaal geen sprake was van een 'niet afgerond onderzoek' : het gehele deskundige rapport was op die dag voltoo id en om 09:21 in het bezit van Vewin. Nog veel erger: op dat moment stond vast dat aan het consumeren van zero-water helemaal geen gezondheidsrisico's kleefden. Ook bleek dat de opdrachtgever niet de Staat der Nederlanden was maar een concurrent va n HWS: 'het volledige rapport' werd geadresseerd aan de voltallige directie van waterleidingbedrijf PWN Noord Holland. Op 17 april 2012 bleek derhalve dat Vewin, de cliënt van mr Cohen Jehoram, doelbewust bedrog pleegde op 15 april 2003 om HWS met zijn product van de markt te drukken . Mr Cohen Jehoram wist van dit alles, althans behoorde dit te weten. Met zijn handelen en nalaten als advocaat voor Vewin heeft Mr Cohen Jehoram bewerkstelligd dat kennisneming van het bedrog van zijn cliënt door HWS, rechtbank en Hof werd toegedekt. Dat de sporen daarheen
1
- -- - - - _.-
_._.. _-..
werden uitgewist. Om ditte bereiken heeft mr TCJ valsheid in geschrifte gepleegd. Ook heeft mr TO, met kunstgrepen, met misbruik van omstandigheden, met misbruik van procesrecht en met het opwekken van een misleidende voorstelling van zaken, rechtbank en hof bewogen om niet het beramen en uitvoeren van het plan om HWS uit de markt te drukken bij de beoordeling en het
vaststellen van de onrechtmatige handelingen en van de schade te betrekken. Voor de goede orde merkt HW5 op dat zij, voordat zij met de nieuwe feiten en omstandigheden, welke door het bevel van de rechtbank Den Haag van 11 april 2012 zijn geopenbaard, bekend werd, eerder (op 12 februari 2009) een klacht tegen het gedrag van mr T.Cohen Jehoram heeft ingediend . Bij beslissing van 9 februari 2010 is deze klacht door de Raad van Discipline afgewezen . Het hof van Disdpfine heeft de besfissing van RvD bekrachtigd. Wegens het nalaten door het HvD van het deugdelijk met redenen omkleden van zijn beslissing heeft HWS op 24 mei 2011 een verzoek om herziening ingediend. Dit verzoek is op 11 juli 2011 door het Hof van Discipline niet ontvankelijk verklaard. Proloog I
1.
Op 15 aprit 2003 verscheen er in de Volkskrant een artikel: "Supermarkt 'f lest ' de
Holland Waterfiltration Systems (HWS) staat dan al tien jaar (vanaf 1992) met nagezuiverd water in toonaangevende supermarkten [CLOûû, klant met zero-water"
1.
Konmarl Super de Boer, Albert Heijn). Onaangekondigd hebben de Vereniging
van
Waterbed rijven (Vewin) en waterleidingbedrijf Vitens op 15 april 2003 echter plotseling 'vermoedens' dat HWS het kraanwater zodanig filtert, dat het wordt gedemineraliseerd: 'Je mist daardoor stoffen als calcium en magnesium'. HWS zou daarom bij Albert Heijn 'accuwater' verkopen, water dat niet geschikt is voor menselijke consumptie (productie 1 a t/m e; productie 2, arrest Hof Oen Haag
21-04-2009 [zie nr 6])
2. Met accuwaterbedoelde Vewin en Vitens dat er in zero-water veel m inder calcium en magnesium zit dan in kraanwater. Dat zou in strijd zijn met de wet. Maar de gemiddelde krantenlezer
wist natuurlijk niet wat Vewin en Vitens wel wisten: dat
Minister Pronk van VROM al op 27 maart 2000 een brief aan de Tweede Kamer had geschreven over gezondheid van stoffen in kraanwater, waaronder de wettelijke minimum gehalten voor calcium en magnesium. Tot dan toe werd aangenomen dat te lage gehalten van deze stoffen gezondheidsklachten konden veroorzaken. Maar Pronk deelde mee dat dat inzicht is gewijzigd omdat er geen 'gezondheidskundige argumenten' voor 'deze gedachte' blijken te zijn. Hij geeft aan dat in de herz iene EG-Drinkwaterrichtlijn dan ook geen minimumwaarden voor calcium en magnesium zijn opgenomen. Medio 2002 zijn de minimum normen voor calcium en magnesium uit de Nederlandse Waterleidingwet geschrapt. 3.
Het 'vermoeden' van 'demineralisatie' en 'accuwater' wordt op lS april 2003 bij
RTL nieuwsbevestigd door Vewin. Tijdens een vraaggesprek stelt plv directeur Drs H. Berkhuizen 's middags datVewin < nog niet de goede onderzoeken en onderzoeksresultaten' bezit, maar zero-water 'lijkt vooral op gedemineraliseerd water en het nadeel van gedemineraliseerd water is dat het...ja toch minder zuiver
1
De merknaam van het nagezuiverde water dat HWS op de markt bracht.
2
is ..' en het wordt gebruikt voor stoomstrijkijzers en accu's bijvuJlen...dat soort zaken' (zie productie 2 IbJz2]; video interview beschikbaar]
4. Op 16 april 2003 onderstreept ook het Noord Hollands Dagblad dat volgens de woordvoerster van Vewin nog niks vast staat: de branche organisatie rond pas
'deze week een onderzoek naar de samenstelling van zero-water' 2 af. Aan die mededeling wordt doorVewin toegevoegd: fals blijkt dat Zero-woter niet deugt, dan moet Albert Heijn het als de donder uit de schappen halen' (productie 1 b]. 5.
De boodschap van Vewinen Vitens - het vermoeden dat zero water accuwater is grijpt in de media als een prairiebrand om zich heen: "Verkoop van Strijkijzerwater -bij AH wekt irritatie", "Drinkwaterbedrijven boos over accawater", "Zero- water is niets meer dan accuwater". "Deze week rond de broche organisatie Vewin, de koepel.van leidinqwaterbedrijven, een onderzoek af naar de samenstelling van als blijkt dat Zero-water niet deugt dan moet het als de donder uit zero-water de schappen" (productie 1 a t/m e). N.
6.
" •••
Vewin had zich al eerder tot Koninklijke Ahold gewend over de verkoop van zero water. Op 2 april 1999 schreef Directeur Guidi (als aan Ah old : "V ia één van onze leden vernamen wil dat Albert Heijn betrokken zou zijn bij een experiment met de verkoop van gefilterd leid ingwater, dat in enige van haar filialen voor en door haar klanten te bottelen is. De informatie, die ons via een bijsluiter bij dat water ter beschikking werd gesteld en waarvan wij u bijgaand een kopie zenden, is ons inziens tendentieus en plaatst drinkwater in een onterecht negatief daglicht. Daarnaast bevat de tekst enkele feitelijke onjuistheden die de kwaliteit van drinkwater ondermijnt. In de bijlage kunt u lezen waar onze bezwaren betrekking op hebben. W ij zouden gaarne op korte termijn in een mondeling overleg met u van gedachten wisselen over de aard van de waterverkoop en de publiciteit terzake ," (zie ook vonnis rechtbank Den Haag 5 juli 2005/ productie 4 [zie nr 1.5])
7. Vast staat derhalve dat Vewin in 1999 dezelfde informatie had als op of omstreeks 15 april 2003: zij wist dat Albert Heijn zero-water verkocht en zij w ist dat zero-water veel minder calcium en magn esium bevatte dan kraanwater: dat stond namelijk gedetailJeerd op de bijsluiter. Doch om niet-duidelijke reden had Vewin in 1999 géén vermoeden dat zerowater 'vooral lijkt op gedemineraliseerd water en het nadeel van gedemineraliseerd water
is dat heL.ja toch minder zuiver is ... en het wordt gebruikt voor st oomst rijkijzers en accu's bijvullen...dat soort zaken'. Ge Vewin- brief van 1999 werd toen- ook op het hoogste- niveau getekend: Ir Guidi Cals. directeur van Vewin .
8 . Terwijl Vewin derhalve volledig -op de hoogte van de distributie van zero-water bij
Albert Heijn en Vewin, schrijft zij op 15 april 2003 - net als in 1999 onaangekondigd, zonder enige aanleiding, achter de rug om van HWS - aan Albert Heijn dat Vewin 'twijfels' heeft over het product zero-water, dat het lijkt op accuwater en dat zij ' verbij sterd' is dat juist Albert Heijn dit dubieus gepromote product in zijn winkels verkoopt (zie briefVewin 15 april 2003/ productie 5).
2
Dit .onderzoek van de 'branche organisatie' werd later door Vewin het 'PWN onderzoek' genoemd (zie
daarvoor paragraaf17 ev hierna)
3
9.
Op 22 april 2003 verschenen er nieuwe koppen in de dagbladen : 'Omstreden zerowater uit de verkoop' r ' Albert Heijn haalt duur zero-water uit winkel' 'productie 1/ zie fen g).
10. Direct na de beslissing van Albert Heijn om met zero-water te stoppen schrijft Vewin op 24 april 2003 aan een aantal krantenredacties: "Recente publiciteit rond HWS en Zero-water heeft weflichthet mtsvarstand gewet
sedert 1991 met veel zorg een mondiaal erkend en in USA al vele jaren geheel ingeburgerd waterzuiveringssysteem in Nederland introduceerde.
12. Hoe was dit mogelijk? Hoe kan drinkwater, dat door de Consumentenbond in 1993 werd goedgekeurd, dat door de Voedsel en Waren Autoriteit (belast met het Staatstoezicht op warenwet in supermarkten) regelmatig werd getest, dat bij watersector met partijen zoals Vewin, Vitens en het Ministerie van VROM sinds de introductie'in 1992 tot 2003 nimmer tot vragen heeft geleid, zero-water waarvan de kwaliteit en mineraalbalans vrijwel gelijk was aan Spa Blauwen regenwater en dat in de USA door tientallen miljoenen consumenten wordt gedronken, geleverd door een systeem waarover nooit één klacht is geweest in al die 10 jaren dat het in Nederland op de markt is, hoe kan dat drinkwater plotseling op 15 april 2003 onaangekondigd, zonder enige vorm van hoor en wederhoor met de producent HWS- als "accuwater" worden weggezet? En kort daarna op 22 april 2003 - nadat
Alhert Heijn het exploitatiecontract metHW5 heeft beëindigd - weerterug veranderen in gewoon en onschadelijk drinkwater?
Proloog 11 13. Bij vonnis van 5 juli 2006 stelt rechtbank Den Haag vast dat de handelwijze van Vewin onrechtmatig is jegens HWS (productie 4} _In appel bevestigt het Hof Den Haag het vonnis van de rechtbank Den Haag (productie 2). HWS is daarop een schadestaatprocedure gestart. 14. In zijn conclusie van antwoord in de schadest aat pro cedure ontkent mr Cohen
Jehoram namens Vewin het causaal verband tussen de handelwijze van Vewin en de schade die HWS heeft geleden.
15. Weliswaar heeft Albert Heijn pas op 22 april 2003 in de landelijke dagbladen kenbaar gemaakt (productie 1 [f en g)) dat zij besloten heeft om het contract met HWS te beëindigen en weliswaar heeft Albert Heijn daarna schriftelijk op 23 april 2003 het contract met HWS opgezegd, maar mr Cohen Jehoram zaait twijfel of de beslissing van Albert Heijn niet daarvoor genomen is.
4
16. Mr TCJstelt 'dat zijn cliënt Vewin - die 'uiterst zorgvuldig gehandeld heeft' (zie Memorie van Grieven Vewin 22 februari 2007, productie 6 [zie nr 1201) - maar één onrechtmatige handeling heeft begaan: het schrijven van de 'wij zrjn verbijsterd' brief 15 april 2003 aan Albert Heijn . Maar - la stelt TC! - die brief kan pas op zijn vroegst op 16 april 2003 Albert Heijnhebben bereikt. En AH heeft het contract met HWS al op dinsdag 15 april 2003 opgezegd .
17. Op 16 januari 2012 heeft Rechtbank Den Haag aan HWS opdracht gegeven te bewijzen dat Albert Heijn, conform haar email van die datum, op of omstreeks 23
april 2003 heeft besloten om het contract met HWS te beëindigden {!}. (productie 7 [blz 7]). 18. In verband met deze bewijsopdracht heeft de raadsman van HWS aan mr Cohen Jehoram op 6 februari 2013 verzocht om 'het volledige PWN rapport' - hiervoor eerder aangeduid (in paragraaf 4) als het onderzoek van 'de branche organisatie' en ook het onderzoek van de 'watersector' - te mogen ontvangen. 19. Bij email van 7 februari 2012 weigerde Mr Cohen Jehoram het volledige rapport aan HWS over te leggen 'omdat HWS jaren lang geweigerd zou hebben om relevante stukken over te leggen' (productie 8). 20. Daarop heeft HWS zich op tot de Rechtbank Den Haag gewend met het verzoek op de voet van art 22 Rv Vewin te bevelen het volledige PWN rapport over te leggen, met inbegrip van de tekst van de opdracht daartoe. 21. In plaats van -zoals een behoorlijk advocaat betaamt - het deskundige rapport alsnog terstond over te leggen heeft mr TU zich tegen inwilligen van het verzoek in atle-toonaarden verzet {brief 3 aprit 2012, productie 9}: a. Vewin zou het volledige rapport 'na al die jaren niet meer kunnen achterhalen' b. HWS zou geen belang bij het in het geding brengen van het stuk hebben
c. MrTO zou HWS en de rechtbank al eerder meegedeeld hebben dat het rapport voor 15 april 2003 is afgerond d. Mr TU .zou al.hebben meegedeeld op wiens verzoek het rapport .is uitgevoerd: de VROM Inspectie! En dat zou blijken uit de door hem bijgevoegde stukken (NB : geen kopie van de opdracht van de VROMInspectie, maar processtukken afkomstig van TO en zijn cliënt zelf!) e. Het Hof zou de gang van zaken omtrent het onderzoek al hebben f.
meegewogen in zijn beslissing omtrent de rechtmatigheid Het verzoek van HWS betreft irrelevante informatie
g. Het verzoek valt buiten de bewijsopdracht van de rechtbank 22. Bij vonnis van 11 april 2012 heeft rechtbank Den Haag bevolen om het volledige rapport over te leggen (productie 10 a). Na het negen jaar te hebben achtergehouden heeft Mr Cohen Jehoram tenstotte op 17' aprff2012 het "volledige" PWN rapport aan HWS en rechtbank overgelegd (productie 10 b).
5
.
-
-
-~-- ------
23. Terwijl mrTCJ nog in zijn bovengenoemd verweer van 3 april 2012 uitdrukkelijk stelt dat het rapport op verzoek van de VROM Inspectie is opgesteld - en HWS
derhalve geen belang heeft bij het overleggen van het volledige PWN rapportdeelt hij op 17 april 2012 aan de rechtbank mee dat
"vewln de opdracht voor dit onderzoek niet heeft kunnen achterhalen" Daaraan voegt mr TCJ toe:
"hetgeen niet verbaast nu het onderzoek op verzoek van de VROM inspectie heeft plaatsgevonden" 24. HWS is wel verbaasd en vindt de reactie van mr TU ongeloofwaardig en misleidend. Het blijkt immers nu dat Vewin op frauduleuze wijze de autoriteit van de VROM Inspectie in de procedure heeft gebruikt om haar handelwijze te steunen en rechtvaardigen. M r TU die in de procedures uitvoerig doceert over het causaal verband en daarmee te kennen geeft met deze leerstukken bekend te zijn - tracht nu de rechtbank er van te overtuigen dat er een causaal verband zou bestaan tussen 'het niet kunnen terugvinden' van de opdracht voor het kwaliteitsonderzoek naar zero-water en het (door hem zelf aangedragen feit) dat 'de opdrachtgever de VROM- Inspectie' zou zijn. Een behoorlijk advocaat dient de feiten eerlijk en naar wa arheid aan te voeren en niet het bestaan van niet aanwezige verbanden te suggereren. 25. Het stellen van bovenstaande feiten door mr Cohen Jehoram verbaast nog meer nu hij tijdens de comparitie van partijen op 16 januari 2012 namens Vewin verklaart:
'Het rapport dat HWS als productie 60 heeft overgelegd is afkomstig van PWN. Vewin heeft hiertoe opdracht gegeven' (zie productie 7 [blz 4]) Tegen het vonnis van 16 januari 2012 heeft Vewin geen beroep aangetekend. Het is daarmee in kracht van gewijsde gegaan. Dit betekent dat door Vewin achtereenvolgens is gesteld dat de opdracht van het rapport is gegeven door (a) De waterseetor (in de dagbladen) (b) De watersector (in de brief van Vewin aan AJbert Heijn) (c) De Vrom Inspectie (inde brief van mr Cohen Jehoram van 24 april 2003 aan HWS en 1n de atle processtukken die hij in het geding brengt} (d) Vewin (tijdens de comparitie van partijen op 16 januari 2003 Het verbaast nog meer nu uit het volledige rapport dat doo r TC! op bevel van de rechtbank is overgelegd blijkt dat het authentieke stuk noch aan 'de watersector', noch aan de Vrom Inspectie, noch aan Vewln, doch aan waterleidingbedrijf Noord Holland is gericht! In strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt verstrekt mr TU feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten dat zij onjuist zijn. 26. Uit de stukken die mr Cohen Jehoram op 17 april 2012 in het geding brengt ('het volledige PWN' rapport) blijkt ver volgens dat Vewin in de media opzettelijk onjuiste mededelingen
6
heeft gedaan cq opzettelijk mededelingen heeft achtergehouden terwijl spreken een plicht was (zie hierna). Immers: er was helemaal geen 'vermoeden' tijdens de RTL uitzending dat zero-water 'inferieur water, was dat gezondheidsrisico's met zich mee bracht. De complete onderzoeksresultaten waren op 15 april 2003 's ochtends te 09:21 uur in het bezit van Vewîn. En daaruit bleek dat volgens het 'door de waterbedrijven uitgevoerde onderzoek [...] geen gezondheidsrisico's kleefden I...] aan het consumeren van zero-water'. Dat schrijft immers mr TCJ aan HWS op 24 april 2003. En in de periode na het bekend worden op 15 april 2003 en 24 april 2003 is er geen nader rapport uitgevoerd. 27. Er is derhalve sprake van opzet en bedrog door Vewin. Het onderzoek van de 'watersector' (zoals Vewin dat st elt in haar brief van 15 april 2003) was een schijnreden, een schijnrechtvaardiging om vermoedens naar het grote publiek en Albert Heijn te kunnen uiten omtrent niet bestaande hoedanigheden van zero-water. ...- .
Uit het onderstaande zal blijken dat mr TCJ voornoemde conclusie uit het PWN onderzoek kende , althans behoorde te kennen. Proloog 111 28. Met het op bevel van de rechtbank Den Haag overgelegde volledige deskundigenrapport van PWN (met betrekking tot de kwaliteit van zero-water) is het aantal versies dat in het geding is gebracht, gestegen tot drie, te weten (gerangschikt naar datum}:
Versie (1): het authentieke rapport] als email toegezonden door J. Kroesbergen op 15 april 2003 om 09:21 aan de di-rectie van waterleidingbedrijf PWN Noord Holland NV (productie 11 a) Versie (2): de stukken die Vewin-medewerkster Ir. C. van de Veerdonk op 24 april 2003 per email aan T. Cohen Jehoram stuurde (productie 11 b] Versie (3):.de stukken. T. Cohen Jehoram op 24 april 2003. aan HWS emailde (productie 11 c)
29. Bij een vergelijking van het authentieke rapport (versie 1) met de stukken die TG op 24 april 2003 aan HWS zond (versie 3) blijkt dat de naam van de afzender, de datum, de adressanten en de inqekopieerden uit het origineel zijn verwijderd. 30. Wat het eerst in het oog springt is de datum en het uur waarop het volledige PWN rapport aan Vewin bekend was. Terwijl HWS, rechtbank Den Haag en hof Den Haag er tot en met 17 april 2012 vanuit gingen dat het rapport in de periode van 15 tot 24 april 2003 nog moest worden afgerondr blijkt dat het volledige rapport op 15 april 2003 's ochtends om 09:21 geheel in het bezit was van Vewin, de cliënt van mr TCJ . 31. Bovendien blijkt dat het authentieke rapport niet is gestuurd aan het staatsorgaan dat (volgens de mededelingen van mr Cohen Jehoram in zijn processtukken aan Rechtbank en Hof Den Haag) de opdrachtgever zou zijn van het onderzoek naar de kwaliteit van zerowater - te weten de VROM Inspectie - doch geadresseerd is aan de voltallige directie van waterleidingbedrijf Noord Holland.
7
32. Dit is temeer opmerkelijk omdat - zoals mr TU al op 29 sept 2003 in zijn pleitnota opmerkte in het Kort Geding van Vewin tegen HWS - de waterleidingbedrijven concurrenten zijn van HWS [onderstreping HWS1: zij verkopen het zelfde product, voor het zelfde doel en met dezelfde afnemers . Met andere woorden: terwijl in de dagbladen de suggestie werd gewekt dat de 'watersector' een onafhankelijk onderzoek had gelast en de zogenaamde afhankelijkheid van het onderzoek nog eens door Vewin en mr TO werd aangedikt door de Vrom Inspectie als opdrachtgever te suggereren, blijkt nu - door het bevel van de rechtbank den haag - dat dat onafhankelijk onderzoek door een concurrent werd opgezet, een onderonsje waarbij 'het volledige rapport' een emailtje blijkt te zijn die ondertekend wordt door 'Jan' . Mr Cohen Jehoram wist van deze gang van zaken, althans behoorde dit te weten. 33 . HWS heeft naar aanleiding van deze opzienbarende nieuwe feiten een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor ingediend . HWS wil ondermeer de personen aan wie het PWN rapport is geadresseerd {het volledige bestuur van Waterleidingbedrijf PWN Noord Holland NV (hierna ook PWN) als getuigen horen. In het kader van de waarheidsvinding wenst HWS te weten waarom versie (3) is ontdaan van de datum, van de naam van de auteur en van de adressanten en hoe de verschillen tussen versie (t), (2) en (3) zijn te verklaren.
34. PWN heeft-aan de rechtbank Midden Nederland te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen een dergelijk getuigenverhoor (productie 12 [1.3]).
35. Mr TU heeft zich - wederom - namens Vewin met hand err tand verzet tegen toewijzing van het getuigenverhoor. 36. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoekschrift" op 8 januari 2013 is mr TCJ zo ver gegaan dat hij zonder voorbehoud, ten overstaan van de rechter, in woord en geschrift met nadruk en herhaling heeft gesteld dat de drie door hem in het geding gebrachte versies 'identiek' (onderstreping TCJ) zijn aan elkaar (zie productie 13 [zie 27]) en dat HWS derhalve geen belang heeft bij het verzoek.
37. De advocaat dient zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn (artikel 30 van de gedragsregels voor advocaten) . Proloog IV 38. In zijn brief aan HWS van 24 april 2003 heeft mr TCJ aangegeven dat de resultaten van het
onderzoek van de watersector 'met wat knip en plakwerk' per faxbrief mee zendt. Djt ook omdat het Excel sheet 'zich niet op een A4 zou laten uitprinten' {productie 14 [9]) 39. Mede naar aanleiding van de onverklaarbare handelwijze van mr TU heeft HWS een
digitaal sporenonderzoek laten uitvoeren naar de verschillen in de drie in het geding gebrachte versies. 40. Door het digitale onderzoek is komen vast te staan dat de drie versies niet identiek zijn aan elkaar. Ook is vastgesteld dat deze wijzigingen niet het gevolg kunnen zijn van knip en 3
in de zaak met nummer 333216(HA RK 12-526
8
- - - - - - - - -- -
plakwerk, maar dat door mr TCJ handmatig redactionele wijzigingen zijn aangebracht in de stukken (in versie (2), zie hierna) die hij van Vewin (te weten van Ir C v.d. Veerdonk) ontving alvorens het 'PWN rapport' met wat 'knip en plakwerk' naar HWS te zenden.
41. Van deze handelwijze heeft hij noch HWS noch de rechtbank noch het Hof geïnformeerd dat en waarom hij deed zoals hij deed.
De voorstelling van zaken t ot 17 april 2012
42. Niet alleen HWS meende tot en met 17 april 2012 dat het PWN rapport op 15 april 2003 nog niet was afgerond. Ook de rechtbank Den Haag heeft haar vonnis van 5 juli 2006 gebaseerd op dit feit. Zie ondermeer r.o. 3.6.6 (productie 4):
'In plaats van de resultaten van haar eigen onderzoek afte wachten heeftvewin zich door middel van haar hierboven onder 1-16 aangehaalde brief met voorlopige en voor geadresseerde niet te verifiëren bevindingen tot de belangrijkste zakenpartner [te weten Albert Heijn/ toevoeging HWS) van HWS gericht' 43. Eveneens het Gerechtshof heeft haar oordeel gebaseerd op het - nu onjuist gebleken feit dat het PWN rapport op 15 april 2003 nog niet was afgerond. Zie ondermeer r.o . 6 in arrest 24 april 2009 {productie 2 [ROG]}:
Vast staat echter dat Vewin op dat moment slechts over zeer voorlopige en beperkte gegevens, afkomstig van slechts één monster, beschikte.' 44. Hoe had de rechtbank (en het hof) geoordeeld indien zij bekend was met het feit dat op grond van het PWN rapport op 15 april 2003 's ochtends om 09:21 vaststond dat aan het consumeren van zero-water geen gezondheidsrisico's kleefden'? Was mr Cohen Jehorarrr dan ook, in gemoede, in staat geweest om de procedure van HWS tegen zijn cliënt 10 jaar lang te rekken? De feiten en omstandigheden na 17 ap ril 2003
45. Door het bevel van rechtbank Den Haag blijkt dat het volledige PWN rapport in ieder geval op 15 april 2003 's ochtends te 09:21 bij Vewin bekend was. 46. Door het achterhouden van deze informatie heeft HWS haar vorderingen cq verweer op een onjuiste voorstelling van zaken moeten baseren en hebben rechtbank en Hof hun vonnissen en arrest op grond van onjuiste feiten en omstandigheden gewezen.
47. De vraag kan zelfs gesteld worden of - en zo ja met welke verweren aan de kant van Vewin - een gerechtelijk procedure tussen HWS en Vewin überhaupt aan de orde was geweest indien deze feiten en omstandigheden bij HWS bekend waren geweest. En of
Vewin, als zij de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid had aangevoerd, in staat was geweest om HWS gedurende nu meer dan 10 jaar met zeer omvangrijke proceskosten in het nauw te drijven.
48. Bovendien blijkt uit een recent artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (9 maart 20l3) dat de boodschap in 2003 op de website van HWS geheel correct was: Website HWS / 4 april 2003:
'Momenteel bevinden zich hormoonontregelende stoffen geneesmiddelen, metabolieten van bestrijdingsmiddelen in drinkwater. Eris geen wetenschappelijk instituut ter wereld dat weet wat de lange termijn gevolgen zijn voor de mens en
9
- - - - - - - - -
- -- -_ ._ -~
zijn nageslacht bij blootstelling aan deze stoffen laat staan bij de blootstelling aan een combinatie van die stoffen te samen' {bron ondermeer rapport Vereniging van Rivierwaterbedrijven RIWA/ Milieu-effecten van humane geneesmiddelen van juli
2001. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde / 9 maart 2013:
'In ( ) drinkwater worden genees- en röntgencontrastmiddelen aangetroffen'. (Hetlangetermijneffect van dagelijkse blootstelling van de mens aan lage concentraties geneesmiddelen en aan de zogenoemde mengseltoxiciteit is onbekend'. 49. De mededelingen in het recente artikel van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde was - en is - precies de kern van de boodschap op de webs ite van HWS'. HWS meendeen meent- dat de consument het recht heeft op kennis van deze onzekerheid waarmee de wetenschap geconfronteerd wordt. Gebruikers van leidingwater moeten voor zich zelf en hun gezin geïnformeerde keuzes kunnen maken . 50. Ook om die reden was de handelwijze van Vewin een grove schend ing van de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Toetsingskader handelen en nala ten mr TCJ 51. Bij het toetsen van het hande len en nalaten (de behoorlijkheid) van mr TCJ heeft HWS de navolgende uitgangspunten gehanteerd: advocaten dienen oezelfde-zorgvuldigbeidsnormen te betrachten als die welke voor allen die zich in Nederland bevinden van toepassing zijn; b) aan de behoorlijkheid van de advocaatworden verdere en bijzondere eisen gesteld, waaronder die welke zijn opgenomen in de gedragsregels voor de advocaat (zie ook Bannier,
52. Uit het bovenstaande volgt ondermeer dat het handelen en nalaten van de advocaat niet misleidend mag zijn ten aanzien van feiten en om standigheden die voor de wederpartij en de beslissingen van de gerechteülke instanties (rechtbank en hof) relevant zijn. 53 . De hoofdregels voor het vaststellen van een misleidend karakter van het handelen en nalaten van all en die in Nederland verblijven, liggen vast in het civiele recht en het straf recht . 54. Van een misleidend karakter bij het handelen en nalaten van de advocaat is ondermeer
sprake a) in geval van onjuistheid van een mededeling 4 b) in geval van onvolledigheid van een mededeling c) in geval van het wekken van een onjuiste suggestie
4
5
S
Zie HR 13 maart 1941, NJ 1941, 660 Zie HR 29 maart 1985, NJ 1985,591
10
_-
-_..
._- - - - - -- - -
. . . .
--
dl ingeval van het combineren van waarheden, halve waarheden en onwaarheden, waardoor men op de juistheid van alle mededelingen en suggesties af zal gaan
6
Verder kan onder omstandigheden van een misleidend karakter sprake zijn e) door de hoeveelheid mededelingen : de mededelingen worden immers met elkaar in verband gebracht en versterken elkaar
ss. Ook het doen van ware mededelingen kan onrechtmatig zijn,
bijvoorbeeld indien de mededeling gedaan is met het doel om te benadelen b] door de mate van initiatief bij de mededeler cl door de relevantie van zijn mededeling d) door de mate van gedetailleerdheid van de mededeling e) indien de mededeling is gedaan met betrekking tot de rechtspositie van de wederpartij
al
56. Verder geldt dat de advocaat niet de vrijheid heeft om in een gerechtelijke procedure te handeren in strijd met voor procespartijen geldende verplichtingen die uitvloeisel zijn van de fundamentele beginselen van een eerlijk proces. Zie Hof van Discipline 14 december 2012 in de zaak 6255 (productie 16).. 57. Dat de advocaat - net als allen die zich in Nederland bevinden - gehouden is aan het bepaalde In het Burgerlijk wetboek en het wetboek van Strafrecht hoeft geen betoog. Voor het bepalen van de toelaatbaarheid van het gedrag van de advocaat gelden derhalve de artikelen 3:44 BW en 326, 225, 200 en 48 Strafrecht onverkort:
artikel 3:44 BW lid 3 en 4 (lid 3) Bedrog is aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op. (lid 4) Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtûn-nigheid,abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
Artikel 326 Sr Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige
kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie. 6
Zie pleitnota mrT. Cohen Jehorarn 29 sept 2D03/KG Vewin tegen HWS 11
Artikel 225 Sr {lid 1} Hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrift gestraft, met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. {lid 2) Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
Artikel 200, lid 1 Sr Hij die opzettelijk zaken, bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, akten, bescheiden of registers die voortdurend of tijdelijk op openbaar gezag bewaard worden, of hetzij aan een ambtenaar, hetzij aan een ander in het belang van de openbare dienst zijn ter hand gesteld, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 47 Sr (lid 1) Als daders van een strafbaar feit worden gestraft: 0
1 zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen; 2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of •
door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
(Lid 2} Ten aanzien van de laatsten komen alleen die handelingen in aanmerking die zij opzettelijk hebben uitgelokt, benevens hun gevolgen
Artikel 48 Sr Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft: 1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf; L zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf Voorbeelden
58. Met zijn handelen en nalaten, ondermeer als beschreven in deze klacht, heeft mr TU het bevoegd gezag (rechtbank en hof) trachten te bewegen tot het toe- respectievelijk afwijzen van de vorderingen van HWS met opzettelijk daartoe gedane onjuiste
mededelingen, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van feiten die hij verplicht was mede te delen en door andere kunstgrepen. Hieronder een aantal voorbeelden van handelen en nalaten van mr TG waarmee hij een onjuiste voorstelling van zaken bij HWS, Rechtbank en Hof opwekte
12
Door het doen van onjuiste mededelingen 59. Vanaf zijn eerste brief aan HWS van 24 april 2003 tot zij brief aan de rechtbank Den Haag met bezwaren tegen het overleggen 'het volledige PWN rapport' heeft mr Cohen Jehoram gesteld dat de opdrachtgever van het rapport zou zijn de Vrom Inspectie. Door het bevel van de rechtbank Den Haag tot overleggen van het volledige rapport blijkt dat het volledige rapport geadresseerd is aan waterleidingbedrijf PWN Noord Hofland. Mr Cohen Jehoram stelt feiten waarvan hij weet, althans behoort te weten dat deze onjuist zijn. (zie ook Aantekening 5)
Door het doen van onvollediqe mededelingen {i} 60. Op 30 maart 2012 verzoekt flWS de rechtbank om Vewin op de voet van 22 Rv te bevelen het volledige PWN rapport over te leggen. In zijn poging om de rechtbank te weerhouden om dit verzoek in te willigen st-elt mr TG in zijn brief van3 april 2012 aan rechtbank Den Haag dat hij 'al in 2005 heeft aangegeven wanneer (namelijk begin april 2003, vóór 15
april) ( ) het onderzoek is uitçevoerd'. Mr Cohen Jehoram geeft niet aan HWS en de rechtbank aan dat hij (plotseling) onderscheid maakt tussen 'het rapport' en 'de toelichting' op dat rapport. Door deze onvoltedigheid tracht hij bij de rechtbank de indruk te wekken dat HWS bekend was met het feit dat het rapport op 15 januari 2003 was afgerond (zie ook aantekening 3) NB Dit listige onderscheid achteraf is ook bedoeld om onder het feit dat hij het volledige PWN heeft achtergehouden uit te komen
Door het doen van onvolledige mededeling en (2) 61. In zijn brief van 24 april 2003 stelt mr TG dat er 'wat misverstanden zijn gerezen over de
feiten van de zaak'. Het 'lijkt hem nuttig om de die feiten op een rijtje te zetten, alvorens in te gaan op de inhoud van uw brie] van gisterenmiddag' (productie 17). 62. Bij het opsommen van deze feiten (zoals bijvoorbeeld de briefwisseling tus sen Berkhuizen en Heyning tussen 4 april en 15 april 2003, het interview van 8erkhuizen door RTL nieuws, de onderzoeksresultaten met toelichting zoals hierboven aangegeven, etc) laat mr TG na de cruciale brief van zijn cliënt van 15 april 2003 aan A/bert Heijn bij de feiten te noemen, laat staan over te leggen. Mr TD deelt niet aan HWS mee dát en waarom htJ die (later door rechtbank en Hof onrechtmatig beoordeelde brief, zie productie 2 en 4) niet noemt in het rijtje van feiten en aan HWS ter hand stelt (zie ook aantekening 4)
Door het wekken van
onjuiste suggesties
63. Mr TG laat na onjuiste feiten te corrigeren. Bijvoorbeeld door de verwijzing van de raadsman van HWS naar het nog niet afgeronde onderzoek van- de watersector in zijn brief van 24 april 2003 niet te corrigeren (zie ook aantekening 1)
13
Door het combineren van waarheden, halve waarheden en onwaarheden 64. Mr TCJ wekt een onjuiste voorstelling van zaken op door waarheden, halve waarheden en onwaarheden te combineren. Bijvoorbeeld door de formulering in zijn brief van 24 april
2003 Wuit het tot nu toe door de waterbedrijven uitgevoerde onderzoek blijkt niet dat er gezondheidsrisico's kleven aan het consumeren van zero-water'. 'Geen risico's - is waar.
'Tot nu toe' - is haffwaar: het rapport is op dat moment volledig afgerond. De opgewekte suggestie is onwaar: het onderzoek is nog niet afgerond (zie ook Aantekening 2).
Door de overweldigende hoeveelheid mededelingen
65. Niet alleen de combinatie van waarheden, halve waarheden en onwaarheden maakt dat de bevoegde instanties (rechtbank en hof) op de juistheid van vele mededelingen en suggesties af lullen gaan. Ook de hoeveelheid mededelingen zal maken dat er sneller sprake is van misleiden: de mededelingen worden immers (vaak ten onrechte) met elkaar
in verband gebracht, versterken elkaar (bron: pleitnota mr Cohen Jehoraml KG 29 sept
2003).
66. De overweldigende hoeveelheid mededelingen en de mate van detail in de verweerschriften bevestigt dat mr Cohen Jehoram een onjuiste voorstelling van zaken heeft opgewekt om het onrechtmatig handelen en nalaten van zijn cliënt Vewin af te dekken.
Door schending van fundamentele beginselen van eerlijk proces
67. Het overleggen van een volledig deskundigenrapport aan de wederpartl] behoort tot hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. En mocht zo'n rapport bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevatten dan laat de advocaat de wederpartij weten dat en waarom hij bepaalde gegevens heeft verwijderd. Mr TCJ deed geen van beiden (zie ook aantekening 6)
Door het doen van bedrie glijke mededelingen
68. Met lijn handelen en nalaten, ondermeer als beschreven in deze klacht, heeft mr TO het bevoegd gezag (rechtbank en hof) trachten te bewegen tot het toe- respectievelijk afwijzen van de vorderingen van HWS met opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededelingen, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van feiten die hij verplkht was mede te deren en door andere kunstgrepen.
Door het toepassen van kunstgrepen 69~ Mr TU heeft met het oogmerk om
zUn cliënt Vewin wederrechtelijk te
bevoordelen, door
listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, het bevoegd gezag (rechtbank en hof) trachten te bewegen tot het op oneigenlijke gronden afwijzen van vorderingen van HWS cq toewijzen van vorderingen van zijn cliënt Vewin
14
Door valsheid in geschrifte 70. Mr TCJ heeft, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, het 'PWN rapport' dat bestemd is om tot bewijs te dienen, valselijk opgemaakt dan wel vervalst.
71. ln zijn brief van 24 oprit 2003 aan HWS stelt mr TG dat hij de 'onderzoeksresultaten met toelichting' [hierna ook 'het PWN rapport' of 'het PWN deskundigen rapport'] in de fax 'm~t wat
knip en plakwerk' overlegt (productie 17 [blz 2/2e alinea]).
72. Ook stelt hij dat HWS per email het Excel-bestand ontvangt 'waarin de resultaten zijn opgenomen en dat zich nÎet op 1 pagina laat uitprinten' (productie 17 [blz
2/ 2e alinea]).
73. Tijdens de .behandeling van het verzoek op 8 januari 2013 hamert mr TCJ er op dat HWS
geen belang heeft bij toewijzing, ondermeer omdat atle drie versies 'identiek' zijn aan elkaar. 74. HWS legt hierbij over het Digitaal onderzoek van Condusion BV te Utrecht ter zake van
PWN onderzoeksgegevens (productie 23). Uit het rapport blijkt het volgende (zie ook nr
24 hierboven en productie Ua, Ub, !le) a. De drie versies zijn niet iderrtiek aan elkaar: terwijl in het authentieke stuk van 15 april 2003 {versie 1} door de auteur J. Kroesbergen {door middel van hardreturns} alinea's in zijn tekst zij n aangebracht, bestaat de versie(2} van Ir vd Veerdonk (Vewin, 24 april 2003/ 15:51) uit een 'platte' doorgetypte tekst van 'soft returns' (de woorden aan het eind van de regel verspringen uit zich zelf naar de volgende regel). Echter, de tekst die mr TO twee en een half uur nadat hij versie 2 had ontvangen aan HWS zond (versie 3) bevat weer een opmaak met alinea's. Daarbij valt bovendien op dat de alinea's altemaal (op één nat op de zelfde plaats staan ats in versie 1 (het authentieke document ). Dat is temeer opvallend omdat Mr TCJ in
zijn brief aan ondergetekende van 23 mei 2013 schrijft: 'die email {de authentieke tekst van J. Kroesbergen van 15 april 2003J zag ik toen [te weten op 17 april 2013] ook voor het eerst' (productie 22). Dat en waarom mr TCJ in het door zijn cliënt toegezonden rapport plotseling alinea's heeft aangebracht heeft hij niet aan HWS meegedeeld.
Tenslotte valt op dat mr TCJ niet schrijft dat hij het gehele PWN rapport op 17 april voor het eerst zag doch uitsluitend de email van 15 apri/2003 7. Aldus laat hij in het midden of hij vóór 24 april 2003 op andere wijze bekend was met de
7
Blijkens de getuigenverklaringen herkende ook plv directeur Berkhuizen de email van 15 april 2003 niet.
Dit versterkt het vermoeden dat er nog een ander document is rondgegaan.
15
inhoud van (het volledige PWN rapport' inclusief afzender, datum en ingekopieerden. Ten aanzien van geen van deze (redactionele) ingrepen in de tekst van het PWN deskundigenrapport heeft TU aan HWS en aan de rechtbank meegedeeld dat en waarom hij handelde zoals hij deed . b. Terwijl de auteur J. Kroesbergen op 15 april 2003 direct na invulling van het onderwerp in zijn email ('analyseresultaten zerowater'] begint met 'Hierbij de analyseresultaten ... etc' heeft vd Veerdonk de naam van de afzender, de datum, de adressanten en de lnqekopieerden weggeknipt heeft zij drie stippellijnen boven en onder de tekst aangebracht en heeft zij de woorden (Conclusie
laboratorium' toegevoegd. Waarom zij dit deed maakt zij niet duidelijk.
c.
Uit de- Excel-sheet van 15 april 2003, dat met de- printinstelimg 'landscape' door de auteur naar adressanten is toegezonden, heeft vd Veerdonk een lege printregel uit de exceJsheet verwijderd, de cel met een mededeling ('note') in de tekst verwijderd om deze naar twee andere posities te verplaatsten. Vervolgens heeft zij de excelsheet,in de printafstelling 'portrait' opgeslagen en als bijlage bij haar bovengenoemd emaïlbericht, naar mr Cohen Jehoram toegezonden.
d. Twee en half uur later blijkt mr TCJ de positie van de 'note' in het Excel sheet van Ir vd Veerdonk (dat voor hem - naar zijn zeggen - het origineel vertegenwoordigt, het authentieke stuk van Kroesbergen zegt hij op-17 apri~ 2812 'voor het eerst te zien') verplaatst te hebben naar de positie ...... waar de note in het origineel van 15 april 2003 stond (rechts bovenaan) ! 75 . Door mr TU Is noch aan HWS noch aan de rechtbank meegedeeld dat en waarom hij redactionele wijzigingen in de door hem ontvangen tekst heeft aangebracht
76. Uit conclusie{B) van het rapport blijkt dat het onmogelijk is om de versie die mr TU op 24 apr il 2003 verzond uitsluitend met 'knip en plakwerk' te verkrijgen. MrTU moet doelbewust redactionefe aanpassingen in de tekst nebben aangebracht. Hij heeft noch aan HWS noch aan de Rechtbank meegedeeld dat en waarom hij deed zoals hij deed. (zie voor meer details aantekening 7) Door gebruik maken van een vals stuk
77. Mr TG heeft opzettelijk gebruik maakt van een vals cq vervalst geschrift - de onderzoeksresultaten en de toelichting daarop die hij op 24 april 2003 van zijn cliënt Vewin om 15:51 uur ontving - als ware het echt en onvervalst, en dit op 5 januari 2005 aan rechtbank Den Haag overgelegd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik.
16
Door het behulpzaam zijn bij het toedekken van het bedrog van zijn cliënt 78. Mr TG heeft zich schuldig gemaakt aan- het bepaalde In- 47 en- 48:Sr ondermeer door het bedrog van zijn c1iént Vewin toe te dekken, door zijn cliënt behulpzaam te zijn met het aanleveren van een onvolledig PWN rapport, door het onvolledige PWN rapport te gebruiken en mede daarmee onjuiste voorstellingen van zaken op te wekken bij HWS, rechtbank en Hof en door ander handelen en nalaten in de afgelopen 10 jaar waardoor de uitspraken van alle rechterlijke instanties op losse schroeven zijn komen te staan
Door misbruik te maken van procesrecht 7S. Uit het op last van de rechtbank door Mr T. Cohen Jehoram in het geding geb-rachte
volledige PWN rapport blijkt dat hij zich, samen met zijn cliënt, in de afgelopen 10 jaar gebaseerd heeft op zulke onjuiste feiten en omstandigheden.
Conclusies 80. Met al bovenstaande handelingen, zowel afzonderlijk als in onderling verband met elkaar, heeft mr TCJ op ontoelaatbare wijze de behoorlijkheid geschonden die een advocaat betaamt. 81. Met zijn handelen en nalaten heeft mr TCJ in de afgelopen 10 jaar voor rechtbank en hof
een juridische werkelijkheid gecreëerd die op geen enkele wijze een getrouwe weergave is van de werkelijke gang van zaken.
82. Uit de gegevens , die mr TCJ heeft achtergehouden, blijkt nu dat de watersector zich in april 2003 helemaal geen zorgen maakte over de gezondheidsrisico's van zero-water cq het calciumgehalte daarvan . Immers, als de volksgezondheid echt hun zorg was dan had vewm direct op dinsdagochtend rond 09:30 met HWS gebeld dat was gebleken dat aan de consumptie van zero-water geen gezondheidsrisico's kleefden.
83 . Maar door het bevel van de rechtbank Den Haag blijkt nu dat het PWN rapport daarvoor helemaal niet bedoeld was. Zij wilden HWS voor eens en voor altijd van de markt dringen. Op de website van HWS stond informatie over de samenstelling van het Nederlandse drinkwater, afkomstig van wetenschappelijk onderzoek. De informatie was ondermeer afkomstig van de waterleidingbedrijven zelf 8.
Omdat de deze conclusie haaks staat op de voorsteHing van zaken die de watersector al Nederland heeft 'het beste water van de wereld', 'het kraanwater wordt dagelijks gecontroleerd', 'alle normen staan in de wet'- is door een aantal functionarissen binnen de sector besloten om HWS de mond te snoeren en HW5 uit de weg te ruimen .
-jaren bij het gemiddeld publiek opwekt-
·84. Om dit doel te bereiken werd opof omstreeks 7 april 2003 bedacht om het water van HWS te laten onderzoeken. Om HWS met 'vermoedens van accuwater' in een negatief daglicht te kunnen stellen en om AH te bewegen om het contract met HWS- te beëindigen. 8 Zoals bijvoorbeeld de conclusie uit 1:994 van het RIWA dat 'tenminste 28 'verdacht verdacht carcinogene' stoffen in het kraanwater zijn aangetroffen' en dat 'een juiste inschatting van de gezondheidskundige risico's voor de drfnkwaterconsument niet te geven ts: - precies zoals het op de weósite van HW5 stond
17
Aldus is geschied. Vewin heeft AH bewogen tot het beëindigen van de exploitatie overeenkomst met HWS door opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededelingen en door het opzettelijk daartoe verzwijgen van feiten die Vewin verplicht was mee te delen. Omdat Vewin wist dat haar suggesties een onjuiste voorstelling van zaken zouden opwekken die zij zou moeten terugtrekken heeft zij zich bedient van een listige kunstgreep: Vewin uitte slechts 'vermoedens', 'het onderzoek moest nog worden afgerond'. Aldus kon zij - voor wie geen kennis heeft van de voorgeschiedenis - stelten 'dat uit het onderzoek niet is gebleken dat aan het consumeren van zero-water gezondheidsrisico'skieven'. 85. De handelwijze van Vewin valt onder artikel 44 Sr {bedrog) . 86. Mr Cohen Jehoram wist dit alles, althans behoor-de dit te weten. Met zijn handelen en nalaten heeft MrCohen Jehoram bewerkstelligd dat kennisneming van het bedrog van Vewin door HWS, rechtbank en Hof werd toegedekt en dat de sporen daarheen werden uitgewist. Ook heeft mr TCJ, met kunstgrepen, met misbruik van omstandigheden, met misbruik van procesrecht en met het opwekken van een misleidende voorstelling van zaken, rechtbank -en hof bewogen om niet het oogmerk van Vew in, Vitens en PWN om HWS te elimineren en het beramen en uitvoeren van het plan daartoe bij de beoordeling en het vaststellen van de onrechtmatige handelingen te betrekken. 87. Reeds op of omstreeks maandag 7 april 2003 was Vewin gericht op het elimineren van HWS en haar product zero-water. En reeds vóór de accuwater-uitingen van Vewin (tijdens het RTL interviewen in Vewins brief van 15 april 2003) was bij Vewin bekend dat 'aan het consumeren van zero-water geen gezondheidsrisico's kleefden'. Alleen alom die twee redenen moet de causaliteit tussen de handefwijze van Vewin en de schade bij HWS In een andere context worden geplaatst
Bewijs aanbod en aanvullen van voorbe elden 88. HWS wijst er op dat in de bovenstaande paragrafen door haar slechts een beperkt aantal voorbeelden zijn genoemd van het gedrag van mr T. Cohen Jehoram. HWS biedt aan om haar stel Iingen te bewijzen met alle middelen rechtens in het bijzonder doormiddel van getuigen bewijs. HWS houdt zich het recht voor om verdere voorbeelden van het gedrag van mr Cohen Jehoram in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, aan te dragen. Herzien ing? 89. Duidelijk is thans dat Vewin op 15 april 2003 geen zorg had voor de volksgezondheid. Zij was bezig met het uitvoeren van een kunstgreep om HWS uit de markt te drukken . Door deze constatering wordt HWS geconfronteerd met de vraag of rechtbank en hof Den Haag in de afgelopen 10 jaar - indien zij deze nieuwe feiten hadden gekend - tot dezelfde beslissingen en bewijsopdrachten zouden zijn gekomen. Vooralsnog lijkt het antwoord ontkennend, alleen alom navolgende redenen:
90 . Anders dan tot nu toe aangenomen heeft Vewin op 15 april 2003 's ochtends vroeg om 09:21 het volledige PWN ontvangen waaruit 'blijkt dat er geen gezondheidsrisico's kleven aan het consumeren van zero-water'. De cliënt van mr TG niet - te goeder trouwdiezelfde dag een brief aan AH verzenden waarin zij de indruk wekt dat zero-water niet voor menselijke consumptie geschikt is en dat zij 'verbijsterd' is dat juist AH dit water
18
verkoopt. Zowel in geval zij het rapport kende als in het geval dat zij het rapport nog niet kende is dit onmogelijk.
91. Nu niet de Vrom Inspectie doch PWN Noord Holland - een tot nu toe in geen van de procedures door mr TU genoemde derde partij - de onderneming is aan wie het volledige rapport werd geadresseerd, staat vast dat (anders dan mr TCJ consequent aan rechtbank en hof heeft meegedeeld) er meerdere ondernemingen in de watersector bij het onrechtmatig handelen van Vewin waren betrokken. 92. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat wellicht een vierde partij betrokken was bij het plan om HWS uit de markt te drukken, te weten het Waterlaboratorium NV te Haarlem .
93. Immers, hoe komt een medewerker van een laboratorium erbij om - bij de uitvoering van een opdracht voor een objectief en onafhankelijk onderzoek naar de samenstelling van een product - in eens vergelijkingen te maken met een product waarvan hij weet dat het geschikt is om consumenten afkerig te maken van het product dat hîj moet onderzoeken ('accuwater', 'ketelwater', 'strijkijzerwater') ? 9 Waarom vergeleek de laborant Jan Kroesbergen zero-water niet met directe concurrenten in het schap van Albert Heijn waar het nota bene tussen stond en omringt werd: Spa en Bar Ie Duc? (zie bijlage 19 a). Heeft de VROM Inspect ie de Heer Kroesbergen verzocht om die vergelijking te maken? Hoe kan het zijn dat na zeven dagen - op 24 april 2003 - de Heer Kroesbergen ineens geen enkele zorg meer had over het te lage calcium gehalte? De samenstelling van zero-water was niet veranderd. Er zat nog precies even weinig calcium in. Belan gH WS
94. Het belang waarin HWS door het onbetamelijk handelen en nalaten van mrTCJ is getroffen is buitengewoon groot. Gedurende 10 jaar heeft HWS als een klein startend bedrijf zonder inkomsten zich moeten verweren tegen een (met de overheid associeerde) monopolist die met onvergelijkbare financiële middelen door haar advocaat een juridische formele werkelijkheid heeft laten construeren die op bedrog is gestoeld .
95. Rechterlijke beslissingen dienen te berusten op de waarheid en niet op wat door strategie, misleiding en tactiek van procespartijen tot formele waarheid in het geding is geworden
96. Door het handelen en nalaten van Vewin en mrTCJ, te weten het tegen beter weten in opwekken van een onjuiste voorstelling van zaken, door het achterhouden van informatie, het toepassen van kunstgrepen, door het plegen van valsheid in geschrifte, e.d. hebben rechtbank en hof in de afgelopen 10 jaar beslissingen genomen die niet op de volledige en eerlijke feiten zijn gebaseerd.
97. Blijkens het arrest van 29juni 2007 (HR nr COS/298) issprake van misbruik van procesrecht indien een procespartij zich baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kent. of behoort te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moet begrijpen dat deze geen kans van slagen hebben. Uit het op last van de rechtbank door Het doen van mededelingen die geschikt zijn om afnemers afkerig te maken van het product van de concurrent is onrechtmatig; zie HR 13 maart 1941, NJ 1941, 660 (PS)
9
19
Mr T. Cohen Jehoram in het geding gebrachte volledige PWN rapport blijkt dat hij zich, samen met zijn cliënt, in de afgelopen 10 jaar gebaseerd heeft op zulke onjuiste feiten en omstandigheden. Daarmee heeft hij doelbewust HWS monddood willen maken en financieel zodanig onder druk willen zetten dat HWS gedwongen zou worden om haar verzet tegen de onrechtmatige wijze waarop Vewin samen met anderen HWSop of omstreeks 15 april 2003 met smaad en laster uit de markt heeft gedrukt (productie 24). 98. De belangen van HWS zijn door het gedrag van mr TU op ontoelaatbare wijze geschaad.
Dat HWS overweegt om herziening van de betreffende beslissingen aan te vragen geeft de ernst van de handelwijze van mr TO aan. verzoek HWS verzoekt de Raad van Discipline de bezwaren van HWSgegrond te verklaren en aan mr T. Cohen Jehoram een maatregel op te leggen die passend is voor de ernst van zijn hierboven gedrag.
Holland Waterfiltration Systems BV
r- t l\i, C. ~ ( ,t Y '---~~ -, I
HWL Heyning
Producties {blz 21-23) Aantekeningen (blz 24 - 32)
20
-
_ - - - - - - ._ - - -
... .
Producties (in de producties zijn de passages welke direct of indirect met het handelen ofnalaten van mr gemarkeerd )
1.
ra te maken hebben geel
Publicaties over zero-water in mediajapril2003 Volkskrant 15/4 Noord Hottamts Dagblad 16/4 Apeldoornse Courant 16/4 Haarlems Dagblad 17/4 De Gelderlander 17/4
Algemeen Dagblad 22/4 Volkskrant 23/4 Distrifuodmedio 24/4 2. Arrest Gerechtshof Den Haagvan 21 apr il 2009 met ondermeer passage
'wordt in de brief de indruk gewekt dat Zero-water van inferieure kwaliteit is en lijkt op (niet voor menselijke consumptie geschikt) gedemineraliseerd water' [nr 6J 3.
Uitgetypte tekst RTL Journaal dinsdag 15 april 2003, met mededeling plv directeur Vewin:
'Wijhe-bben ·nog niet de goede onderzoeken en onderzoeksresultaten' {video met RTL interview beschikbaar) 4.
Vonnis rechtbank Den Haag van 5 juli 2006, met ondermeer [ziel.5]
'vewin had zich al eerder tot Koninklijke Aholdgewend over de verkoop van zero water. Op 2 april 1999 schreef Directeur Guidi Cols aan Ahald: "Via één van onze leden vernamen wij dat Albert Heijn betrokken zou zijn bij een experiment met de verkoop van gefilterd leidingwater, dat in enige van haar filialen voor en door haar klanten te bottelen is' (ete) 5. Brief Vewirr aan Korrinklijk èAhold gedateerd op 15 april 2003
'de samenstelling van zero-water komt daarmee in de buurt van die van gedemineraliseerd water, in de praktijk vaak gebruikt voor vul/en accu af stoomstrijkijzer' 6.
Memorie van Grieven Vewin 22 februari 2007, waarin mr Cohen Jehoram stelt {nr 120]
'Kort samengevat komt het erop neer dat Vewin juist uiterst zorgvuldig gehandeld heeft en alleen juiste opmerkingen gemaakt heeft ' 7.
Tussenvonnis rechtbank Den Haag van 16 januari 2012
'Het rapport dat HWS alsproductie 60 heeft overgelegd is afkomstig van PWN. Vewin heeft hiertoe opdracht gegeven' [blz 4J. 'Laat HWS toe tot het bewijs van haar stelJing dat Albert Heijn pas op of rond 22 april 2003heejt besloten de overeenkomst methaar, HWS, te beëindigden' ( ) [blz 7]
21
8.
email van 7 februari 2012 waarbij Mr Cohen Jehoram weigert om het volledige rapport aan HWS over te leggen.
9. Brief mr T. Cohen Jehoram aan Rechtbank Den Haag van 3 april 2012 met bezwaar tegen het overleggen van het volledige PWN rapport
10. {a} Bevel rechtbank Oen Haag van 11 april 2012 om-het volledige PWN- rapport in het geding te brengen met inbegrip van de tekst van de opdracht daartoe
(b) brief van mr TG van 17 april 2012 11. De drie versies van het PWN rapport die door mr T. eohen Jehoram in de periode 2003 2012 zijn overgelegd aan HWS, rechtbank en hof
(11 a) Versie Jl): het authentieke rapport, als email toegezonden door J. Kroesbergen op 15 april 2003 om 09:21 aan de directie van waterleidingbedrijf PWN Noord Holland NV (11 b) Versie (2): de stukken die Vewin-medewerkster Ir. C. van de Veerdonkop 24 april 2003 per email aan T. Cohen Jehoram stuurde (11 c ) Versie (3): de stukken T. Cohen Jehoram op 24 april 2003 aan HWS email de
12 . Vonnis rechtbank Midden Nederland van 22 mei 2013, zie onder [1.3] Waaruit bfljkt dat PWN aan de rechtbank Midden Nederland te kennen heeft gegeven 'geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek' te hebben.
13. Verweerschrift mr T. Cohen Jehoram namens Vewin van 8 januari 2013, zie nr 27, blz 10
'Het in 2003 door Vewin in het geding gebrachte rapport is 'identiek' (onderstreping mr Cohen Jehoram)aan het volledige rapport' 14 . (Pleit) aantekeningen Vewin/ mr T. Cohen Jehoram van 8 januari 2013, zie nr 9/ blz 4
'het in 2003 door Vewin aan HWS toegezonden repport ;5 identiek (onderstreping mr Cohen Jehoram) aan het volledige rapport' lS. Conclusie van antwoord Vew in/ mr TCJ van 29 september 2004
Vewin heeft niet 'anderen benaderd en/of collectiefmet anderen een
'beschadigcampagne' gevoerd' 16. Hof van Discipline 14 december 2012, zaak 6255
'de advocaat heeft niet de beleidsvrijheid om in een gerechtelijke procedure te handelen in strijd met een voor procespartijen geldende verplichting die uitvloeisel is van een fundamenteel beginsel van een eerlijk proces' 17. brief van mr T. Cohen Jehoram aan HWS van 24 april 2003
22
- -._-
- -- - .
- -- - - - - - - -
waarin mr TG stelt dat hij de resultaten van het onderzoek van de watersector 'met wat knÎp en plakwerJ( per faxbrief mee zendt. Dit ook omdat het Excel sheet 'zich niet op een A4 zou laten uitprinten '
18. Brief mr J. Lemstra aan mr T. Cohen Jehoram Met verzoek te mogen vernemen hoe de verschiffen in de versie kunnen worden verklaard
19 . Antwoord mr T. Cohen Jehoram aan mr Lemstra Met onderscheid tussen het PWN rapport en de begeleidende email 19A. Zero-water tussen Spa en Bar Ie Duc bij Afbert Hei]n
20. Reactie op antwoord rnr .J. Lemstra aan mr T. Cohen Jehoram
--
Geen inhoudelijke reactie van CohenJehroam 21. Brief HWL Heyning aan mr T. Cohen Jehoram van 14 mei 2013
Met Verzoek om de verschillen te verklaren
22 . Antwoord mr T. Cohen Jerroram aan HWL Heyning 'Computers zijn in de loop van een decennium vervangen r 23. Digitaal onderzoek Conclusion BV te Utrecht van 26 juni 2013 24. Arrest HR 29 j-oole:W07, nrC051~8-HR
sprake van misbruik van procesrecht sprake indien een procespartij zich baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kennen of behoren te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen hebben
23
-
'- - -. - -
- -_ ._-- - -
-- - _ .
Aantekening 1 1. De raadsman van HWS gaat in zijn brief 23 aprii 2003 uit van de-juistheid van hetgeen Vewin tot dan toe op haar eigen website stelt, te weten dat Vewin 'onderzoek verricht naar de nadeJigegezondheidseffeeten [van zero-watert'. 2. MrTCJwist, althans behoorde te weten, dat het onderzoek op 15aprit20EB 's ochtends om 09:21 was afgerond. 3.
Bij het schrijven van zijn brief van 24 april 2003 w ist hij met zekerheid dat op 15 april 2003
vast stond dat aan het consumeren van zero-water geen gezondheidsrisico's kleven.
Hoe kon hij anders immers stellen: 'uit het tot nu toe door de waterbedrijven uitgevoerde onderzoek blijkt niet dat er gezondheidsrisico's kleven aan het consumeren van zerowater. Andersluidende mededelingen of suggesties in de pers ontberen wat Vewin betreft goede grond'. En mr TCJ wist, althans behoorde te weten, dat er geen aanvullend
onderzoek naar zero-water was verricht in die paar dagen tussen 15 april 2003 09:21 uur en 24 april 2003, 18:26 (verzending brief mr TO). 4.
De brief van mr TC.! van 24 april 2013 heeft een misleidend karakter. Met de mededelingen (het 'o p een rijtje zetten van de feiten') wekt mr TC.! de indruk dat hij overeenkomstig het bepaalde in art 21 Rv - de feiten volledig en naar waarheid aanvoert. Door het volledige PWN rapport, dat mr TG (na negen jaar) op 17 april 2012 op bevel van de rechtbank moet overleggen blijkt dat bij HWS, rechtbank en hof onjuiste en misleidende suggesties zijn opwekt.
5.
Een behoorlijk en integer advocaat voert de voor de beslissing van de rechter van belangzijnde feiten volledig en naar waarheid aan.
Aantekening 2 1. Niet alleen verzuimt mr TU de onjuiste voorstelllng van zaken die zijn cliënt Vewin bij HWS heeft opgewekt te corrigeren, hij gaat nog een stap verder door in zijn brief van 24 april 2003 bij HWS de perceptie te voeden dat het onderzoeksrapport op dat moment nog steeds niet was afgerond. Dat deed hij met de door hem gekozen formulering 'Uit het tot
nu toe ( ) uitgevoerde onderzoek' 2. Ook de negatieve formulering -' dat ( ) niet is gebleken dat aan het consumeren van zero-water gezondheidsrisico's kleven - is listig: mr TCJ legt er mee de basis voor een eventueel latere 'way out' voor hem zelf zo hij op dit punt een verwijt zou worden gemaakt. Immers door te zorgen dat er enige laten een tweede onderzoek naar zerowater zal worden uitgevoerd kan mr TO stellen dat hij 'dat latere of nadere onderzoek bedoelde' met zijn formulering 'uit het tot nog toe uitgevoerde onderzoek'.
3.
Echter, gezien de uitingen in de media vanaf din sdag 15 april 2003 dat 'deze week het onderzoek van de waterseetor wordt afgerond' werd bij HWS, rechtbank en Hof niet de indruk gewel
24
uitbrengen. Overigens zou dat verweer van mr TC! ook in strijd met de waarheid worden gevoerd, omdat de opdracht voor het tweede rapport pas op 20 mei 2003 verleend werd. Terwijl de opdrachtgever voor het eerste rapport de VROM Inspectie was blijkt De werkelijke reden voor dat latere onderzoek zal wel niet bekend worden . 4.
De formulering "uit het tot nu toe door de waterbedrijven uitgevoerde onderzoek blijkt niet dat er gezondheidsrisico's kleven aan het consumeren van zero-water' heeft derhalve een mis.leidend karakter. De mededelingen zijn behalve juist ook onjuist, onvolledig en wekken onjuiste suggesties op .
5. Een behoorlijk en integer advocaat die de feiten volledig en naar waarheid vermeldt, zou terstond aan HWS hebben meegedeeld dat het deskundigen. rapport op 14.april2üü3. is
Aantekening 3 1.
Op 30 maart 2012 verzoekt HWS de rechtbank om Vewin op de voet van 22 Rvte bevelen het volledige PWN rapport over te leggen.
In zijn poging om de rechtbank te weerhouden om dit verzoek in te willigen trekt mr TC! alle tegenwerpingen die hij kan bedenken uit de kast. Zo deelt hij ondermeer in zijn brief van3 april 2012 aan rechtbank Den Haag mee (productie 9 [alinea 4]) dat hij 'al in 2005
heeft aangegeven wanneer (namelijk begin april 2003, vóór 15 april) ( ) het onderzoek is uitgevoerd'. Z. Door de combinatie van zijn mededeling 'dat HWS ( 1geen belang heeft biJ het in het geding brengen het vollediqe PWN rapport', het gebruik van het werkwoord 'uitgevoerd' en het verzwijgen van het feit dat het volledige PWN rapport op 15 april 2003 om 09 :21 aan ziln cliënt Vewin was toegezonden (zie productie 9 [alinea 2)} r IS niet alleen sprake van misleiding door onvolledige mededelingen maar is sprake van een listige kunstgreep om de rechtbank te bewegen tot afwijzing van het verzoek van HWS. Immers, met het stellen van een deel van de waarheid (de monstername en de metingen zijn ongetwijfeld vóór 15 april 2003 'uitgevoerd') wekt mr TC! een misleidende voorstelling van zaken op bij de rechtbank: het zou - om deze reden - dus bij HWS bekend zijn dat het PWN rapport voor 15 april 2003 ook was afgerond. En daarom 'heeft HWS geen belang' bij het verzoek en 'moet de rechtbank het verzoek afwijzen' .10
3.
10
Door de feiten die voor de rechtspositie van HWS, en omgekeerd ook voor zijn cliënt Vewin, van belang zijn niet volledig en naar waarheid aan te voeren - namelijk dat zijn cliënt in strijd met de waarheid op en na 15 april 2003 in alle dagbladen en voor RTL nieuws heeft gesteld dat het rapport van de watersector rpWN rapport') nog niet was afgerond - probeert hij de rechtbank te bewegen om op onjuiste gronden vonnis te wijzen.
Vergelijk het handelen en nalaten van mrTO met het bekende adagium van Martinus Nijhoff:
'Lees
maar, er staat niet wat er staar'
25
- -- '-
-
- --- - - - - - - - - -
4.
Mr Cohen Jehoram combineert waarheden ('rapport is uitgevoerd'), halve waarheden (de suggestie dat de opdracht hiermee was uitgevoerd en afgerond) en onwaarheden (dat HWS geen belang heeft bij het volledige PWN rapport).
5. Mr Cohen Jehoram tracht hiermee om de rechtbank te laten afgaan op de juistheid van al zijn mededelingen en suggesties opdat het verzoek wordt afgewezen.
6 . Voornoemde mededelingen en suggesties van mr TCJ hebben een misleidend en daardoor onrechtmatig karakter en zijn in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.
Aantekening 4 1.
Jn zijn brief van 24 april 2003 stelt mr TO dat er 'wat misverstanden zijn gerezen over de feiten van de zaak'. Het 'lijkt hem nuttig om de diefeiten op een rijtje te zetten, alvorens in te gaan op de inhoud van uw brief van gisterenmiddag' (productie 17).
2. Bij het opsommen van deze feiten (zoals bijvoorbeeld de briefwisseling tussen Berkhuizen en Heyning tussen 4 april en 15 april 2003, het interview van Berkhuizen door RTL nieuws, de onderzoeksresultaten met toelichting zoals hierboven aangegeven, etc) laat mr TCJ na de cruciale brief van zijn cliënt van 15 april 2003 aan Albert Heijn bij de feiten te noemen, laat staan over te leggen. Mr TU deelt niet aan HWS mee dát en waarom hij die (later door rechtbank en Hof onrechtmatig beoordeelde brief, zie productie 2 en 4) niet noemt in het rijtje van feiten en aan HWS ter hand stelt. 3. Ook na 24 april 2003 laat mr TO na om de feiten, waarvan hij st elt dat er 'misverstanden over zijn gerezen' volledig en naar waarheid' overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 Rv aan te voeren 4.
Omdat Vewin zich al in 1999 (zonder enige hoor en wederhoor, zelfs niet met het toezenden van een kopie aan HWS) schriftelijk tot Albert Heijn had gewend heeft de raadsman van HWS - voor de zekerheid - op 25 april 2003 's ochtends om 09:25 aan mr TCJ verzocht of Vewin 'zich, net als vierjaar geleden, rechtstreeks tot Albert Heijn heeft
gewend, schriftelijk dan wel anderszins.' S. Mr TO regeert niet. Op 28 april 2003 tracht de raadsman van HWS telefonisch bil mr TCJ het antwoord op zijn vraag te krijgen . Omdat hij mr TCJ niet aan de lijn krijgt laat hij bij zijn secretaresse een verzoek achter om met spoed die dag te worden terug gebeld. 6.
Het contact komt op 28 april niet tot stand. Ook niet op 29 apriL Ook niet op 30 april. Pas 's middags op 1 me i 2003 reageert mr TO op de vraag en legt hij Vewin's brief van 15 april 2003 aan de 'Directie van Koninklijke Ahold' (!)over.
7.
Ook in zijn begeleidend schrijven van 1 mei 2003 geeft Mr TCJ niet aan waarom hij deze onrechtmatige - brief van 15 april 2003 niet in het rijtje met feiten heeft genoemd en heeft overgelegd op 24 april 2003.
8.
Mr Cohen Jehoram heeft HWS derhalve in eerste instantie trachten te bewegen tot het voeren van een procedure op basis van onvolledige feiten en daardoor op basis van een onjuist feitencomplex. Dit door opzettelijk verzwijgen door haar advocaat mr TD . 26
9. Dit handelen en nalaten van TO heeft alles te maken met de nadelige bewijspositie waar hij HWS (causaliteit!) in wilde drukken. Want HWS kon niet aantonen dat Vewin tussen 15 en 22 april 2003 van enige onrechtmatig doen en laten kon worden beticht doordat (a) de brief van Vewin aan AH van 15 april 2003 niet was overlegd en (b) doordat uit het PWN rapport de datum, de afzender, de adressanten en ingekopieerden uit het PWN rapport van 15 april 2003 waren verwijderd. Met deze kunstgrepen kon mr TCJ stellen dat zijn cliënt 'uiterst zorgvuldig was geweest'} 10. Door de navraag van de raadsman van HWS op 25 april 2003 moest mr TCJ de brief na uitvoerig wikken en wegen wel vrijgeven. Wikken en wegen? Ja want de brief is om onopgehelderde redenen in de AH organisatie nooit ter bestemder plaatse aangekomen. Maar met het achter houden van de datum van het PWN rapport heeft mr TCJ uiteindelijk toch zijn doel bereikt en gedaan gekregen dat de rechtbank Den Haag begin 2012 aan HWS de opdracht gaf te bewijzen dat Albert Heijn op of omstreeks de datum schriftelijke beëindiging van het contract met HWS (22 april 2003) ook 'de beslissing daartoe genomen had'. Dat is een vrijwel onmogelijke bewijsopdracht voor een klein bedrijf dat geen deel uitmaakt van de AH organisatie. 11. Tijdens de getuigenverhoren werd het HWS door de RC - die zich strikt hield aan deze leer beperkte bewijsopdracht - niet toegestaan om vragen te stellen over de totstandkom ing van de brief van 15 april 2003 in relatie tot het feit dat Vewin op 15 april 2003, 's ochtends om 09:21 uur, derhalve voordat de brief was uitgegaan, wist dat aan het consumeren van zero-water geen gezondheidsrisico's kleefden. Ook die houding van de RC tijdens het verhoor was - direct en/of indirect - het gevolg van het feit dat mr Cohen Jehoram de datum van het PWN rapport al die tijd heeft achter gehouden. 12. Indien mr TCJ de datum, de afzender, de adressanten en de ingekopieerden conform art 21 Rv had meegedeeld, zodat HWS, de rechtbank en het Hof daarvan op de hoogte waren geweest, dan is het aannemelijk dat Vewin, de elient van mr TCJ, al dan niet aan de hand van bewijs met getuigen, uitleg had moeten geven over Vewins handelen en nalaten. En in het bijzonder antwoord had moeten geven over de vragen zoals opgesomd onder nr 50 hiervoor. 13. Met het vorenstaande wordt duidelijk hoezeer de handelwijze van mr TCJ de fundamentele beginselen van een eerlijke procesvoering heeft geschonden: alle beslissingen van de rechtbank en het hof in de tot nu toe gevoerde procedures tussen HWS en Vewin zij n gebaseerd onjuiste feiten en omstandigheden . 14. Door het handelen en nalaten van Mr TCJ zijn de belangen van HWS op ontoelaatbare wijze geschaad.
Aantekening 5 1.
Met hun alarmerende vergelijking van zero-water met accuwater in de media baseerden Vewin en Vitens zich - zogenaamd - op het 'onderzoek van de watersector/ dat 'nog niet was afgerond'. Voor het vaststellen van de rechtspositie van zijn cliënt Vewin op of
27
omstreeks 24 april2003 (het schrijven van de brief aan HWS) stond derhalve voor mr Cohen Jehoram de inhoud van het PWN rapport centraal. 2.
Dat PWN rapport zou bovendien - volgens één enkele terloopse mededeling van een medewerker van het stafbureau van Vewin Coverigens op verzoek van de VROM Inspectie', zie productie llb} - niet door de watersector doch door een staatsorgaan (de VROM Inspectie belast met het onafhankelijk staatstoezicht op de naleving van de Waterleidingwet) zijn gelast.
3. Een behoorlijk advocaat verifieert de juistheid van de feiten voordat hij brieven namens zijn cliënt aan de wederpartij schrijft cq stellingen inneemt in gerechtelijke procedures en zorgt er voor dat feiten, dievoer de beslissing van de rechtbank van belang zijn volledig en naar waarheid worden aangevoerd. 4.
Het staat de advocaat niet vrij om zich te bedienen van ieder feit of omstandigheid dat hem door zijn cliënt wordt aangereikt. Een mededeling van een medewerker ten aanzien van een feit dat relevant is voor het bepalen van de rechtspositie van de diënt dient voordat zij aan de wederpartij, Rechtbank of Hof wordt verstrekt tot nader onderzoek te nopen om het waarheidsgehalte (in casus zowel de vermoedens van accuwater als de opdracht van de VROM Inspectie) te verifiëren.
s.
Even goed neemt een behoorlijk advocaat niet zondermeer genoegen met een verknipt deskundigen rapport. In het bijzonder niet indien alle claims van zijn cliënt daarop zijn gebaseerd. Indien de wederpartij die claims ontkent heeft een behoorlijk advocaat de plicht om conform 21 Rv te zorgen dat alle feiten juist en naar waarheid worden aangevoerd.
6. mr TCJ heeft ofwel het PWN deskundige rapport doelbewust niet opgevraagd en geverifieerd, ofwel mr TCJ heeft van het rapport kennisgenomen doch gezorgd dat er geen aanwijzingen zijn dat deze hem in woord of geschrift hebben bereikt. 7. Ook de juistheid van de vaststelling door HWS op haar website dat het leidingwater medicijnresten bevat (waarbij HWS zich in 2003 baseerde ondermeer het rapport van het RIVM TI blijft mr Tel ontkennen in zijn processtukken naar rechtbank en hof. Hij blijft zich tegen beter weten in baseren op de -onjuiste - mededelingen van zijn cliënt. De aanwezigheid van medicijnen en rontgencontrastmiddelen in kraanwater is recent (9 maart 2013) in het Nederlands TIjdschrift voor Geneeskunde wederom bevestigd. Net zo als de mededeling van HWS op haar website dat de gezondheidseffecten van deze stoffen in kraanwater onbekend zijn . Ook daaruit blijkt dat mr TCJ weigert de informatie van zijn cliënt te verifiëren.
Aantekening 6 1. Het overleggen van een volledig deskundigenrapport aan de wederpartij behoort tot hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. En mocht zo'n rapport bedrijfsvertrouwelijke gegevens bevatten dan laat de advocaat de wederpartij weten dat en waarom hij bepaalde gegevens heeft verwijderd. Mr TCJ deed geen van beiden.
n
Zie RIVM rapport 2001: 'Milieu-effecten van humane geneesmiddelen, aanwezignerd en risico's'.
28
2.
Integendeel. mr TCJ construeert een schijnwerkelijkheid waarin hij 'aantoont' dat zijn cli ënt zich 2003 'uiterst zorgvuldig gehandeld heeft' en 'alleen juiste opmerkingen heeft gemaakt' (zie Memorte vanGrteven Vewin n februari 2007, productie 6 (120])
3.
In zijn proces stukken biedt TCJ steeds aan om al zijn stellingen te bewijzen, in het bijzonder door middel van getuigenbewijs. Zie bijvoorbeeld zijn conclusie van antwoord 29 september 2003, paragraaf 90. Maar als HWS een poging doet om de waarheid over de werkelijke toedracht door middel van getuigen te vinden, stelt TCJ alles in het werk om t e voorkomen dat er ook maar een getuige wordt gehoord.
4. Voorbeelden van dit frustreren van de waarheidsvinding door mr TCJ: zijn uitvoerige bezwaren tegen het verzoek om het volledige PWN rapport over te leggen. De pagina's dikke conclusies en pleitnota's die moesten voorkomen dat de directie van waterleidingbedrijf PWN Noord Holland (aan wie het 'PWN rapport' van de 'watersector' was gericht terwijl volgens mr Cohen Jehoram het rapport in opdracht van de Inspectie Volksgezondheid was uitgevoerd) als getuigen te horen. Zelfs probeert mr Cohen Jehoram de waarheidsvinding tegen te houden ingeval de getuigen zelf - die naar zijn eigen zeggen niets te maken hebben met rijn diënt - daartegen géén bezwaar hebben (zie' productie 12 [1.3]). 5.
Mr TCJ handelt in strijd met de behoorlijkheid die een advocaat betaamt door vinden van de waarheid met betrekking tot de feiten die voor de beslissing van rechtbank en hof van belang zijn te frustreren.
Aantekening 7 1.
In zijn brief van 24 april 2003 aan HWS stelt mr TCJ dat hij de 'onderzoeksresultaten met toelichting' [hierna ook 'het PWN rapport' of 'het PWN deskundigen rapport'] in de fax
'm et wat knip en plakwerk' overlegt (productie 17 [blz 2/2 e alinea]). 2. Ook stelt hU dat HWS per email het Excel-bestand ontvangt 'waarin de resultaten zijn opgenomen en dat zich niet op 1 pagina Jaat uitprinten' (productie 17 [blz Z/Ze alinea]). 3. Om hier bovengenoemde redenen heeft HWS een verzoek tot voorlopig getuigen verhoor ingediend. Tijdens de behandeling van het verzoek op 8 januari 2013 hamert mr TCJ er op dat HWS geen belang heeft bi] toewijzing, ondermeer omdat alle drie versies 'identiek' zijn aan elkaar.
4 . Mede gezien het voortdurend hameren door mr Cohen Jehoram op dit 'feit' zijn bij vergelijking van de drie versies naast inhoudelijke verschillen (afzender, datum, adressanten en ingekopieerden) ook redactionele verschillen aan het licht gekomen . 5.
Mr J. Lemstra,de advocaat van HWS in de verzoekschrift procedure,heeft op 28 maart 2013 aan mr TCJ verzocht hoe de verschillen in de drie versies van het PWN te verklaren zijn (productie 18). Mr TD heeft op deze vragen geen inhoudelijk antwoord gegeven (productie 19 en ZO) . HWS heeft daarna op 14 mei 2013 mr Cohen Jehoram nogmaals in
29
de gelegenheid gesteld hoede verschillen de drie versies te verklaren (productie 21). Wederom geeft mr TO geen inhoudelijk antwoord (productie 22) 6.
In verband met de verschillen in de drie door mr TO in het geding gebrachte versies van het PWN deskundigen rapport heeft HWSeen digitaal sporen ond erzoek laten uitvoeren. Vraag daarbij was ondermeer of de drie versies inderdaad identiek aan elkaar zijn. Een andere vraag was of de redactionele verschillen verklaard kunnen worden door het digitaal kopiëren van de stukken wat TO in zijn brief van 24 april 2003 beschrijft als 'knip en plakwerk' (zie productie 17). Ook komt de suggestie van mr TO aan de order 'dat het zeer wel mogelijk' zou zijn dat de verschillen in 'de manier waarop het document er na
printen uit zier verklaard kunnen worden doordat' computers en printers in de Joop van een decennium zijn vervangen en/o] andere standaardinstellingen en/o] software upgrades hebben gekregen, of dat bij gebruikers (zoals bij [TG] en/of bij Vewin] andere standaard [emcil-i orinter-, Excel-, lettertype, kantlijn-, Word Perfect/ vvord-, etc). 7. HWS legt hierbij over het Digitaal onderzoek van Conc1us ion BV te Utrecht ter zake van PWN onderzoeksgegevens (productie 23). 8.
Uit het rapport blijkt het volgende (zie ook nr 24 hierboven en productie 11a, 11b, lle) a. De drie versies zijn niet identiek aan elkaar: terwijl in het authentieke stuk van 15 april 2003 (versie 1) door de auteur J. Kroesbergen (door middel van hardreturns) aline a's in zijn tekst zij n aangebracht, bestaat de versie (2) van Ir vd Veerdonk (Vewin, 24 april 2003/15:51) uit een 'platte' doorgetypte tekst van 'soft returns' (de woorden aan het eind van de regel verspringen uit zich zelf naar de volgende regel). Echter, de tek st die mr TO twee en een half uur nadat hij versie 2 had ontvangen aan HWS zond (versie 3) bevat weer een opmaak met alinea's. Daarbij valt bovendien op dat de alinea's allemaal (op één na} op de zelfde plaats staan- als inversie 1 (het authentieke document ). Dat is temeer opvallend omdat Mr TU in zijn brief aan ondergetekende van 23 mei 2013 schrijft: 'die email [de authentieke tekst van J. Kroesbergen van 15 april 2003] zag ik toen [te weten op 17 april 2013]
ook voor het eerst' (productie 22). Dat en waarom mr TU in het door zijn cliënt toegezonden rapport plotseling alinea's heeft aangebracht heeft hij niet aan HWS meegedeeld. Tenslotte valt op dat mr TG niet schrijft dat hij het gehele PWN rapport op 17 april voor het eerst zag doch uit sluitend de email van 15 april 2003
12.
Aldus laat
hij in het midden of hij vóór 24 april 2003 op andere wijze bekend was met de inhoud van 'het volledige PWN rapport' inclusief afzender, datum en ingekopieerden.
12
Blijkens de getuigenverklaringen herkende ook plv dir ect eur Berkhuizen de email van 15 april 2003 niet.
Dit versterkt hetvermoeden dater nog een ander document isrondgegaan. 30
Ten aanzien van geen van deze (redactionele) ingrepen in de tekst van het PWN deskundigenrapport heeft TCJ aan HWS en aan de rechtbank meegedeeld dat en waarom hij handelde zoals hij deed.
b. Terwijl de auteur J. Kroesbergen op 15 april 2003 direct na invulling van het onderwerp in zijn email ('analyseresultaten zerowater') begint met 'Hierbij de analyseresultaten ... etc' heeft vd Veerdonk de naam van de afzender, de datum,
de adressanten en de ingekopieerden weggeknipt, heeft zij drie stippellijnen boven en onder de tekst aangebracht en heeft zij de woorden (Conclusie laboratorium' toegevoegd. Waarom zij dit deed maakt zij niet duidelijk. C.
Uit de Excel-sheet van 15 april 2003, dat met de printinstelling 'landscape' door de auteur naar adressanten is toegezonden, heeft vd Veerdonk een lege printregel uit de excelsheet verwijderd, de cel met een mededeling ('note') in de tekst verwijderd om deze naar twee andere posities te verplaatsten. Vervolgens heeft zij de excelsheet, in de printafstelling 'portrait' opgeslagen en als bijlage bij haar bovengenoemd emailbericht, naar mr Cohen Jehoram toegezonden.
d. Tw ee en half uur later blijkt mr TG de positie van de 'note' in het Exce! sheet van Ir vd Veerdonk (dat voor hem - naar zijn zeggen - het origineel vertegenwoordigt, het authentieke stuk van Kroesbergen zegt hij op 17 april 2012 'voor het eerst te zien') verplaatst te hebben naar de posttle
waar de note in het origineel van
15 april 2003 stond (rechts bovenaan) !
9. Door mr TO is noch aan HWS noch aan de rechtbank meegedeeld dat en waarom hij redactionele wijzigingen in de door hem ontvangen tekst heeft aangebracht 10. Uit conclusie (B) van het rapport blijkt dat het onmogelijk is om de versie die mr TO op 24 april 2003 verzond uitsluitend met ' knip en plakwerk' te ve rkrijgen . MrTO moet doelbewust redactionele aanpassingen in de tekst hebben aangebracht. Hij heeft noch aan HWS noch aan de Rechtbank meegedeeld dat en waarom hij deed zoals hij' deed.
11. Mr TO wekt met zijn opmerking in bovengenoemde brief van 23 mei 2013 de indruk dat hij het volledige PWN rapport pas na het overleggen, op last van de rechtbank op 17 april 2012, voor het eerst onder ogen kreeg. Dat is niet aannemelijk. Immers, een behoorlijk en integer advocaat gaat niet in een deskundige bericht wijzigingen in de redactie aanbrengen . Alles wijst erop dat TJC versie 1 erbij had toen hij op 24 april 2003 handmatig wijzigingen aanbracht in versie 2, in een kennelijke poging de aan HWS op te sturen versie
3 zoveel rnogelljk op versie 1 te laten lijken. 12. Mr TO weet best dat het uitgesloten is dat de verschillen in redactie van de drie versies zouden kunnen zijn veroorzaakt 'doordat de computers en printers in de loop van een
decennium vervangen zijn'; er zat niet meer dan twee uur en dertig minuten tussen het moment dat hij de 'onderzoeksresultaten met toelichting' van zijn cliënt Vewin (Ir
31
·Caro line vd Veerdonk) ontving en het moment dat hij de 'onderzoeksresultaten met méHchting' aan f-tWS per fax brief verzond.
13.
mr TO
wist - althans behoorde te weten - dat de computer en printer van Ir Cvd
Veerdortk erf die-van hem met op-24 april 2003 tus-sefllS:5-1 uur en-l&:25. uur vervangen is. Een behoortijk en integer advocaat dîent zich te onthouden van dit soort vercrrcttt: '-r. ~::: om HWS en de rechtbank te misleiden met een onjuiste voorstelling van zaken.
14. Mr TO heeft stukken opgemaakt met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken en hij heeft deze in bovengenoemde gerechtelijke procedures ingebracht zonder aan te geven dat en waarom hij handelde zoals hij deed. 15. Mr TO wist, althans behoorde te weten, dat het feit dat de datum waarop het PWN rapport gereed was een cruciaal feit was omdat HWS daarmee het bedrog van Vewin kon aantonen. Dat spoor heeft mr Cohen Jehoram door zijn handelwijze uitgewist. 16. Ook het feit dat het rapport niet is geadresseerd aan de VROM Inspectie (belast met het onafhankelijk staatstoezicht op de uitvoering van de Waterleidingwet en door mr Cohen Jehoram in de procedure aangegeven als opdrachtgever van het onderzoek) - maar naar de voltallige directie van een concurrent van HWS, PWN Noord Holland NV (zoals mr TCJ zelf aangeeft ee.ngewone. concurrent van HWS) was essentieel voor de rechtspositie van HWS. Indien een onderzoek van een concurrent wordt gebruikt om het product van een ander zwart te maken is sprake van smaad en laster. De indruk dat de watersector een klein startend bedrijf uit de markt probeerde te drukken wordt daarmee versterkt.
32