C ARPALE T UNNEL S YNDROOM (CTS) nervus medianus
C ARPALE T UNNEL S YNDROOM
dwarse polsband = dak van de carpale tunnel
Wat is het? Het carpale tunnel syndroom (CTS) is een aandoening waarbij een zenuw (de nervus medianus = de middelste armzenuw) in de pols bekneld zit. Hierdoor ontstaan een aantal klachten (zie hieronder). De plaats van de beknelling is de zogenaamde carpale tunnel. Dit is een nauw kanaal gevormd door een aantal polsbotjes en een stevig peesblad tussen de pink- en duimmuis aan het begin van de handpalm (dwarse polsband). In deze tunnel lopen behalve de zenuw ook nog negen buigpezen vanuit de onderarm richting de duim en vingers. De beknelling van de zenuw ontstaat wanneer de druk in de carpale tunnel verhoogd is. Met name de zenuw kan daar slecht tegen en gaat al snel uitvalsverschijnselen vertonen. De oorzaak van de drukverhoging in de tunnel is meestal onbekend. Er kan sprake zijn van een zwelling van het glijweefsel van de pezen (bijvoorbeeld door overbelasting), hetgeen bekend staat als tenosynovitis. Ook (oude) botbreuken en arthrose kunnen de tunnel vernauwen. Het vasthouden van vocht tijdens de zwangerschap kan soms een zwelling veroorzaken in de tunnel en tot CTS-symptomen leiden. Deze vorm van het carpale tunnel syndroom verdwijnt meestal weer na de bevalling. Bij sommige ziekten komt de aandoening vaker voor, bijvoorbeeld bij reuma, schildklierafwijkingen, overgewicht en suikerziekte. Risicofactoren op het werk die kunnen leiden tot het ontstaan van CTS-klachten zijn: hoog-repeterend (kort-cyclisch) werk, krachtsuitoefening, hand-armtrillingen en ongunstige werkhoudingen. Het carpale tunnel syndroom komt bij ongeveer 10% van de volwassen Nederlandse vrouwen voor, meestal tussen de 40 en de 60 jaar. Minder dan 1% van de volwassen mannen heeft er last van. Meestal kan de diagnose al op grond van de klachten gesteld worden. Bij twijfel kan een zogenaamd EMG-onderzoek (ElektroMyoGrafie) worden verricht. Hierbij kan dan een vertraging van de geleiding te zien zijn over het deel van de zenuw dat ter hoogte van de pols in de knel zit. Behalve het bevestigen van de
dwarse polsband nervus medianus
klinische diagnose kan daarbij tevens worden uitgesloten of de zenuw niet op een andere plaats in de knel zit. Soortgelijke klachten komen namelijk ook voor bij beknelling van de zenuw in de nek of op andere plaatsen in de arm en dit vereist uiteraard een andere behandeling. Let wel: in 10% van de gevallen van CTS is het EMG-onderzoek niet afwijkend! Meer informatie over het EMG-onderzoek vindt u verderop in deze folder.
Wat zijn de klachten? Meestal bestaan de klachten uit een tintelingen of ‘doof ’ gevoel in de vingers, waarbij de pink gewoonlijk niet meedoet. Vaak treden de klachten het eerst ’s nachts op en wordt men daardoor wakker. Het ‘wapperen’ van de aangedane hand geeft dan enige verlichting. Ook overdag kunnen de klachten optreden tijdens fietsen, autorijden, het lezen van de krant of computeren. De tintelingen kunnen uitstralen via de onderarm en elleboog tot in de schouder. Sommige patiënten klagen ook wel over krachtsverlies, gevoelloosheid en pijn. Uiteindelijk, als de beknelling van de zenuw maar lang genoeg duurt, kan zelfs de spiermassa van de duimmuis zichtbaar slinken en ontstaat er de zogenaamde ‘apenhand’. De klachten kunnen aan één hand of beiderzijds voorkomen.
Wat kan er aan gedaan worden? Als de diagnose CTS zeker is zal, afhankelijk van de oorzaak, de klachtenduur en een aantal andere factoren, een behandeling worden voorgesteld door de handchirurg. Soms is geen behandeling nodig of kan men beter afwachten, bijvoorbeeld wanneer de klachten van voorbijgaande aard zijn zoals tijdens de zwangerschap. Ook kan een (nacht)spalk worden aangemeten waardoor de pols niet kan buigen. De zenuw kan zo niet meer bekneld raken en de klachten nemen af. Ergonomische maatregelen op het werk kunnen van nut zijn als de klachten typisch dan optreden. Een enkele keer kan gekozen worden voor een injectie in de pols met corticosteroïden. Als al deze maatregelen echter na zes weken geen of onvoldoende baat geven wordt al vrij snel gekozen voor een operatie, aangezien uit studies blijkt dat dit de meest effectieve behandeling is voor een CTS. Bij de operatie wordt het operatiegebied aan de palmzijde van de pols plaatselijk verdoofd, waarbij het gevoel in de vingers vaak gewoon aanwezig blijft. De stevige bindweefsellaag die de verbinding vormt tussen de pink- en duimmuis, het zogenaamde dak van de carpale tunnel, wordt doorgesneden. Hierdoor wordt de zenuw van zijn beknelling verlost. De tintelingen in de vingers zijn vaak snel over na deze operatie, maar kunnen ook langzamer verdwijnen (pas na maanden)
Via deze kleine opening in de huid wordt de gehele operatie verricht.
wanneer de zenuw al heel lang afgekneld is geweest. Er zijn een aantal factoren die het resultaat van de operatie negatief beïnvloeden: lang bestaande klachten, reeds voor de operatie bestaande gevoelsvermindering in de vingers of reeds bestaand verlies van spiermassa van de duimmuis, hoge leeftijd en suikerziekte (diabetes mellitus). Gemiddeld melden echter 70 tot 90 procent van de patiënten dat hun klachten geheel verholpen zijn. Het gebied rondom het litteken kan nog enkele weken of maanden gevoelig blijven.
Wat zijn de risico’s? Na iedere operatie bestaat er een kleine kans op infectie van de wond. Een enkele keer is de hand na de operatie pijnlijk, gezwollen en komt de beweging van de vingers moeilijk op gang. In dergelijke gevallen is nabehandeling door middel van handtherapie en medicatie nodig. Het specifieke risico van deze operatie is een letsel van de zenuw of takjes daarvan, waardoor het gevoel van de vinger gestoord kan raken, doch dit is extreem zeldzaam.
De kans dat de klachten weer opnieuw terugkomen is zeer laag (<0,5%). Het kan zijn dat de klachten niet geheel verholpen zijn na de operatie. Dit kan onder andere veroorzaakt worden door een langdurige afknelling van de zenuw, de hoge leeftijd van patiënt, etc. (zie vorige pagina).
Hoe is de nabehandeling na operatie? Na de operatie wordt een drukverband aangelegd, waarbij de vingers vrij blijven. Ook wordt de hand in een draagdoek (mitella) geplaatst om de kans op zwelling zoveel mogelijk te beperken. De mitella hoeft maar één dag gedragen te worden. Het drukverband blijft één week om. De belangrijkste functie hiervan is om u te helpen herinneren dat u de hand moet ontzien en geen kracht er mee moet zetten. Wel is het belangrijk dat u de vingers regelmatig beweegt (strekken en buigen) om te voorkomen dat deze stijf worden. Na één week mag u het drukverband en de pleister zelf verwijderen en de wond douchen. Op de wond plakt u zo nodig weer een pleister. Daarna kunt u de hand en pols weer toenemend gebruiken en na twee weken weer zo normaal mogelijk inzetten. Er kan dan niets meer beschadigd raken. Werk hervatten kan dan ook weer. Dit kan natuurlijk wel nog wat gevoelig zijn en uiteraard is dit ook afhankelijk van uw werkzaamheden. Ongeveer 10 dagen na de operatie worden de hechtingen verwijderd (indien deze niet oplosbaar zijn). Zie ook onze folder ‘Een operatie in The Hand Clinic’.
EMG (ElektroMyoGrafie) Letterlijk betekent elektromyografie het weergeven van elektrische activiteit van de spieren. In de praktijk wordt zowel de activiteit van zenuwen als van spieren gemeten. EMG is een verzamelnaam voor een aantal verschillende onderzoektechnieken. Deze technieken kan men in drie groepen verdelen: geleidingsonderzoek, naaldonderzoek en magnetische stimulatie. Bij een verdenking op een CTS wordt meestal alleen het geleidingsonderzoek verricht. Tijdens dit onderzoek wordt de functie van de zenuwen in de onderarm getest. Er wordt met name bepaald hoe snel de zenuwen hun werk doen. Zieke zenuwen werken namelijk langzamer dan gezonde. Om dit te bepalen worden een paar elektroden (metalen schijfjes, klemmetjes of plakkertjes) boven de spieren op uw huid bevestigd, of krijgt u een aantal ringetjes om uw vingers geschoven. Vervolgens wordt op de huid ter hoogte van de zenuw een stimulator geplaatst en krijgt u een aantal elektrische schokjes. Deze korte elektrische schokjes geven meestal even een schrikreaktie, maar zijn niet echt pijnlijk. Het onderzoek vindt plaats bij de afdeling Klinische Neurofysiologie van het VUmc te Amsterdam en duurt meestal ongeveer een half uur.
Op deze hand, waar de zenuwen in geel zijn aangegeven, kan uw handchirurg zo nodig tekenen om meer uitleg te geven tijdens het polibezoek.
©Primal Pictures
Meer informatie? Voor meer informatie zie onze website www.thehandclinic.nl.
Hettenheuvelweg 16 1101 BN Amsterdam
Illustratie cover: schematische weergave van een carpale tunnel syndroom, © A.D.A.M. Health Solutions.
T (020) 3 420 430 F (020) 3 420 432
[email protected] www.thehandclinic.nl