Caroline’s dagboek Schrijver: Richard Otten Eindredactie: Beppie Ottenheim Coverontwerp: Edith Wawrowska ISBN: 9781310401046 2014 © Richard Otten Smashwords Edition
A candy-colored clown they call the sandman T iptoes to my room every night Just to sprinkle star dust and to whisper “ Go to sleep, everything is all right” In Dre ams, Roy O rbison (1963)
Proloog ‘Olifanten zijn grote dieren en ze hebben veel opvallende kenmerken. Welke weten jullie op te noemen?’ Juf Ellis liet de leerlingen hun gang gaan. ‘Grote oren! Slurf! Slagtanden! Grijs!’ Een groep van twintig kinderen reageerde enthousiast. Behalve één jongen. Mickey zat achterin in de klas en keek afwezig naar buiten. Terwijl zijn klasgenootjes vrolijk verder gingen, kwam er van Mickey geen reactie. Juf Ellis was de stilte van Mickey gewend van vorig schooljaar, maar toen had hij nog wel gelachen of tenminste iets van een reactie gegeven. Ze besloot om hem erbij te betrekken. ‘Mickey, wat vind jij van olifanten?’ Hij bleef naar buiten kijken zonder op de vraag van juf Ellis te reageren. ‘Mickey, hoor je me wel?’ Nog steeds geen reactie. De andere kinderen waren inmiddels stil. Het was de eerste schooldag voor de kinderen van De Carrousel, een school voor speciaal onderwijs in Steengroeve. Aangezien Mickey een ernstige vorm van autisme had, kreeg hij vaak extra aandacht. Er waren in het verleden zelfs gesprekken geweest of de tienjarige Mickey misschien toch beter af was bij een volledige individuele begeleiding. Zijn ouders hadden geprotesteerd. Ze vonden het belangrijk dat Mickey in een groep werd opgenomen, ze moesten hem alleen wat meer tijd geven. Juf Ellis had ondertussen al drie jaar van haar tijd gegeven en vorig jaar leek er verandering in te komen, maar op die eerste schooldag op dinsdag, 30 augustus was Mickey weer terug bij af. Ze legde haar hand op zijn schouder en zakte door haar knieën. ‘Wat is er aan de hand, Mickey? Wat is daarbuiten te zien?’ Hij bleef stil, juf Ellis zag zijn blik op oneindig staan. De stem van juf Ellis bleef vriendelijk. Ze had de kwaliteit om alles op een zoete, niet geërgerde manier te verwoorden. ‘Ik weet dat het moeilijk is om weer een hele dag hier te zitten, maar we zullen er een leuke tijd van maken, ja toch?’ Hij draaide zijn hoofd en keek naar beneden zonder iets te zeggen. Die reactie was voldoende
voor juf Ellis. Ze ging weer recht staan en aaide hem over zijn bol. Iets wat leek op een klein lachje verscheen op zijn gezicht. Op een normale basisschool zouden de kinderen gemeen gelachen hebben of Mickey voor rare vogel uitmaken, maar niet bij de Carrousel, het eerste wat ze hier krijgen geleerd, is respect voor elkaar te hebben, zonder vooroordelen, en juf Ellis deed haar werk verdomd goed. De eerste schooldag ging snel voorbij. De klas had de hele middag mogen werken aan een grote poster die het nieuwe schooljaar inluidde. Deze poster werd dan een heel jaar opgehangen in de hal van de school. Iedereen was vrij om te tekenen wat ze maar wilde. Zelfs Mickey had zich ertussen gemengd, al bleef hij stil. Terwijl de meeste kinderen iets vrolijks tekenenden, zat Mickey constant met een zwarte stift op en neer te gaan. ‘Ben je niet bang dat je op die manier de stift snel leeg hebt?’ Juf Ellis stond achter hem en bekeek de zwarte vlek. Ze zette haar bril recht en bekeek het “ kunstwerk” sceptisch. ‘Het ziet er uit als een raaf, een mooie vogel. Wil je niet wat meer kleurtjes gebruiken?’ Dromerig liet Mickey de zwarte stift vallen en pakte een rode kleur. Hij begon rode bolletjes in het zwarte vlak te tekenen. ‘Ah, zie je, dat geeft toch al wat meer variatie.’ Ze liep verder en bekeek de tekeningen van de andere kinderen. Het was bijna drie uur en de kinderen mochten hun namen onder de grote tekening zetten. Hierna tilden ze samen het grote canvas op. Dit brachten ze met juf Ellis naar de gang. Met punaises maakte de juf de poster vast. ‘Het is prachtig geworden’, zei ze met een trotse stem, terwijl ze zich omdraaide naar de groep. ‘Zo, de eerste dag is alweer voorbij, ik ben enorm trots op jullie. Ik zie dat jullie ouders al buiten staan te wachten. Ga lekker naar huis en dan zie ik jullie morgen weer, vergeet jullie rugzakken niet.’ De kinderen pakten hun rugzakken van de kapstok en renden uitgelaten naar de uitgang. ‘Voorzichtig’, riep juf Ellis hun na, maar het had niet veel zin. Ze moest er zelfs om lachen.
Alleen Mickey strompelde langzaam naar buiten, hij vertoonde geen enkele pit. Juf Ellis schudde haar hoofd. Arme jongen. Ze keek naar de poster die ze zojuist hadden opgehangen. Veelal kleurrijke prenten. Ze bekeek de zwarte vlek die Mickey had getekend. De tinten die hij had gebruikt vormden een eng beeld. Het leek wel of er een gezicht verborgen ging in de chaos. Twee starende ogen en een mond die op een hatelijke manier lachte. Ellis sloot voor een moment haar ogen en opende ze weer. Nu zag ze weer niets anders dan de zwarte vlek met rode tinten, het gezicht was weg. Tijd om naar huis te gaan, Ellis, je begint dingen te zien die er niet zijn. Ellis liep terug naar haar lokaal, pakte haar tas en sloot de deur achter zich. Ze liep langs een ander lokaal waar haar collega Marion nog les aan het geven was. Ze zwaaiden naar elkaar. Buiten was het rustig, de ouders en hun kinderen waren inmiddels naar huis en het schoolplein lag er verlaten bij. Haar auto stond aan de andere kant van de straat. Terwijl ze over het schoolplein liep, zag ze op het muurtje aan het eind van het plein iemand zitten. Het bleek Mickey te zijn. Het was inmiddels kwart over drie. ‘Hey Mickey, ben je nog niet naar huis?’ Hij schudde zijn hoofd: ‘Pappa komt zo.’ Het waren zijn eerste woorden die dag. ‘Hij is wel erg laat dan, normaal is hij toch niet zo laat.’ Mickey haalde zijn schouders op. ‘Zal ik je naar huis brengen? Dan bellen we je vader thuis wel op, als hij tenminste nog onderweg is.’ Opnieuw schudde de jongen zijn hoofd: ‘Pappa is zo hier.’ Ellis keek hem vriendelijk aan. ‘Goed Mickey, wees voorzichtig, ik zie je morgen weer, oké?’ ‘Oké,’ zei Mickey binnensmonds. Ellis ging weer met haar hand over zijn bol, liep daarna de straat over en stapte in haar auto. Terwijl ze wegreed, zwaaide ze naar Mickey, maar hij lette niet op haar. Hij bleef voor zich uit staren, wachtend op zijn vader. Deze arriveerde vijf minuten later om erachter te komen dat Mickey niet meer op het muurtje zat.
Hoofdstuk 1: Le e r de spe le rs ke nne n § Ik werd wakker met een kater. In die periode gebeurde dat wel vaker. Wakker worden in de wetenschap dat je een emotioneel wrak bent, een cliché dat zich elke dag herhaalde. Nog voordat ik uit bed kwam, had ik al een sigaret aangestoken. Uit voorzorg ligt er altijd een pakje Gauloises op mijn nachtkastje. Als er geen pakje ligt, dan bestaat er een grote kans dat ik de rest van mijn dag in bed zal spenderen. Ik keek naast me. De plek waar mijn vriendin sliep, was leeg. De matras voelde nog warm aan, ver kon ze niet zijn. Na de tweede teug van mijn sigaret werd ik helder van geest en hoorde ik gerommel op de logeerkamer. Aangezien ik in het verleden meer vriendinnen heb gehad, was het ritueel me niet totaal onbekend. Ik stond op met de sigaret tussen mijn lippen. In mijn adamskostuum liep ik de logeerkamer binnen en zag haar in een uitzinnige bui kleren in twee grote koffers gooien. Best grappig om te zien, aangezien zij twee dagen eerder het hele zooitje netjes had gestreken. Nu lagen de kleren als gebruikte vodden door elkaar in de koffers. Ik benaderde haar voorzichtig. Vluchtig rook ik haar au de toilette die de avond ervoor sterker aanwezig was. ‘Suzanne… kunnen we erover praten?’ Ze nam geen pauze van haar inpakrazernij en zei met een stem die uitgeput klonk: ‘Je hebt me gisteren voor de zoveelste keer belachelijk gemaakt, ik heb genoeg van je.’ ‘Schat, het was maar een grapje.’ Ze stopte met inpakken en keek me recht aan met haar heldere blauwe ogen. Ogen die je ziel bereiken en je volledige geestelijke gesteldheid kunnen breken. De kracht van die vrouw is ongekend. ‘Alles is een grap in jouw beleving, Benjamin, wordt eens volwassen, godverdomme.’ Er was zoveel wat ik op dat moment had kunnen zeggen, maar ik hield wijselijk mijn mond. Ik liet haar alleen en gaf aan dat ze alle tijd
kon nemen die ze nodig had. Haar reactie was dat ze zo snel mogelijk uit mijn leven wilde verdwijnen. Het is natuurlijk niet niks als een vriendin je verlaat, maar dat heeft ook veelal te maken met mijn karakter. Ik heb bijvoorbeeld nooit echt ergens om gegeven. Ik heb een opleiding voltooid als boekhouder, maar ik heb nooit in het vakgebied gewerkt. Sinds mijn jeugd ben ik al suïcidaal, echter heb ik nooit de moed gehad om mezelf van kant te maken, daar ben ik een te groot watje voor. Om mijn frustraties deels te uiten, ben ik sinds mijn vijftiende lid van een amateurtheater. Ik maak nu al vijftien jaar producties met hun, al is een groot succes uitgebleven. Als acteur kan ik iemand zijn die ik in het echte leven nooit kan zijn. Het geeft me de kans om mijn donkere gedachten te overleven. Begrijp me niet verkeerd, ik vraag niet om een donkere kant, maar het is een deel van mijn hersenen dat ik niet onder controle heb. Zo nu en dan drijft die donkere wolk door mijn hoofd en wil het alles vernietigen wat op zijn pad komt. Hoe meer ik het gevoel onderdruk, des te sterker de drang voor agressief gedrag naar boven komt. Acteren is het enige middel dat me mijn depressiviteit tijdelijk doet vergeten. De avond voordat mijn vriendin me ging verlaten, had ik een optreden met de theatergroep. De groep is zelfs zo amateuristisch dat ze nog niet eens een originele naam kunnen bedenken: “ Amateurtheater Steengroeve”. We deden een theaterproductie van de film Blue Velvet. Het was een gewaagd stuk, maar ik had de regisseur overtuigd van mijn standpunten. Het was het eerste optreden van dat stuk en we werden overrompeld met een staande ovatie. Het was een daverend succes. Na afloop gingen we met de gehele groep naar ons stamcafé “ T itus”. Er werd uiteraard teveel gedronken. Wat begon als een leuke avond eindigde in een catastrofale ramp. Ook al wist iedereen van mijn drankprobleem af, ze hoopten altijd dat ik me zou inhouden. Helaas voor hun, eindigde ik dansend op de tafel. Tevens maakte ik pijnlijke opmerkingen over mij en Suzanne. De dag erna zou ik er spijt van hebben. Het was de zoveelste keer dat ik haar
vertrouwen in mij had geschonden en de maat was vol bij haar. Ik kon haar geen ongelijk geven. In een gezelschap ben ik vaak de eerste en de enige die de rest van de groep een beschaamd gevoel geeft. § Twee uur nadat zij was vertrokken, zat ik met een kop koude koffie op de bank. Ik staarde voor me uit en dacht aan van alles. Niet dat alle gedachtes een houvast hadden. De helderste gedachte was nog wel dat het tijd werd om me aan te melden voor een praatgroep voor alcohol- en drugsverslaafden. Een advies dat ik al van velen had gekregen, maar niet had opgevolgd. Ik pakte de kop koffie in mijn handen en nam een slok. Zodra ik de koude drab proefde, spuugde ik het gelijk weer uit. Het was tijd voor verandering. Dit realiseerde ik me op een maandagochtend terwijl ik in mijn ochtendjas op een oude sofa vieze koffie probeerde te drinken. De meeste mensen waren op dat moment naar hun werk of gingen naar school. Ik was de werkeloze nietsnut die nog steeds geloofde in een glorieuze carrière als acteur. Het werd tijd dat ik orde op zaken ging stellen. Mijn plan was om die maandag, 3 oktober 2011, nog iets geregeld te krijgen. Een koude douche zorgde ervoor dat ik in een heldere staat de buitenlucht kon betreden. Ik bekeek mezelf eens goed in de spiegel. Die lange vettige haren moesten weg, de baard van drie dagen glad geschoren en mijn ondergoed was aan vervanging toe. Witte broekjes met gaten erin konden echt niet meer. Het scheren kon ik zelf nog wel, al was het scheermesje te bot. Met geluk wist ik te voorkomen mezelf te snijden. Voor de rest van mijn verbetering moest ik naar het centrum gaan, te beginnen bij de kapper. In geen tien jaar had ik een kapper gezien. Sinds mijn twintigste is mijn haar zonder gebruikmaking van een schaar blijven groeien. Ik koos een zaak die ik in mijn leven al duizend keer had gepasseerd,
echter had ik er nog nooit een voet binnen gezet. Het was het soort waar je zonder afspraak terecht kon. Als ik ergens een hekel aan heb, is het wel aan afspraken maken. De flinke meid achter de balie gaf aan dat er plaats was. Ze keek naar mijn haar. Ze bekeek me alsof ik een belastingonderduiker was. Iemand die al die tijd onder zijn verplichtingen uit was gekomen. Trut, dacht ik. Wie ben jij om over mij te oordelen? Ze begeleide me naar één van de drie wasbakken. Nadat ik plaats had genomen, mocht ik mijn hoofd achterover buigen en begon het warme water te lopen. Een korte gedachte van angst kwam mijn hoofd binnen. Terwijl het water door mijn haar liep, dacht ik aan wegrennen. Iemand wilde mijn mooie lokken kapot maken! Toch bleef ik zitten, zelfs toen ze de shampoo in mijn haar begon te masseren, bleef ik rustig. Het voelde lekker aan, rustgevend zelfs. Ik had nooit gedacht dat ik mijzelf zover had kunnen krijgen. T ijdens het aanbrengen van de shampoo voelde ik af en toe haar dikke borsten tegen mijn hoofd duwen. Vanwege mijn lichtelijke afkeer van dikke vrouwen, heb ik altijd graatmagere vriendinnen gehad, maar toen die warme boezem mijn hoofd raakte, welde er zich een kleine erectie op. De erectie bleek van korte duur, want toen ze mijn haar afdroogde en ik haar opgezwollen gezicht zag, veranderde mijn geilheid in medelijden. Ik gaf de kapster met het Jabba de Hut postuur de vrije hand. Mijn lange manen werden afgeknipt en er bleef een kort kopje over. Gemillimeterd met een korte kuif. Het zag er zeer zeker niet slecht uit. Ze veegde de haarrestanten uit mijn gezicht en haalde het doek weg. Vijfenzeventig euro voor een half uur knippen, wat een aanfluiting, dacht ik bij mezelf en ik realiseerde me dat ik de afgelopen jaren veel geld had bespaard op het gebied van uiterlijke verzorging. Net voordat ik naar buiten liep, zag ik een tafeltje met een aantal flyers erop. Eén van de flyers betrof een soort AA praatgroep, al noemden ze het niet zo. “ T ijd voor verandering”, daarmee adverteerden ze. Het klonk als
een reclame voor een of andere parochie die geen gelovigen meer bij elkaar kon krijgen. Ik las verder: “ elke maandagavond om zeven uur in het gemeentehuis”. Ik keek op mijn horloge en het was vier uur. Aangezien het gemeentehuis ook in het centrum van Steengroeve ligt, besloot ik bij één van de vele fastfoodketens iets te gaan eten en daarna te gaan kijken of een praatgroep als deze mij zou aanspreken. § Het leuke aan fastfoodrestaurants is dat je als lichtelijk alcoholverslaafde een geheel andere kant van verslaving ziet. Grote porties werden besteld door hijgende nijlpaarden, die elke dag twee familiemenu’s naar binnen werken. Ze nemen hun Michelinkinderen mee en achteraf vragen ze zich af waarom nou juist hun kind diabetes krijgt. Het hamburgermenu dat ik bestelde was eerder koud dan warm. De frites hingen er slap bij en de Cola bleek meer water dan suiker te bevatten. Ik had zin om er over te klagen, maar ik hield me in. Het meisje achter de kassa, volgens mij pas zestien, zag er fragiel uit. Ze droeg een buitenboordbeugel en had haar haren in een verplichte staart. Ik kon de ontevredenheid van haar gezicht aflezen. De mascara boven haar bruine ogen was te klonterig en ik detecteerde een kleine veeg. Als ik mocht raden, had ze vijf minuten voordat ze mijn bestelling had opgenomen nog zitten huilen. Hoogstwaarschijnlijk had ze slechte kritiek gekregen van haar manager - een opgezwollen vetzak met een zendertje in het oor - en had ze haar laatste waarschuwing gekregen. Nog één klacht van een klant en ze zou eruit liggen. Ze zou naar huis gaan en haar ouders opnieuw moeten uitleggen waarom ze alweer ontslagen was. Moederlief zou in huilen uitbarsten, terwijl vader haar een aantal keer met zijn riem sloeg. Uiteindelijk werd de druk haar te hoog, want ze verzweeg ook nog eens dat ze vier weken zwanger bleek te zijn van een jongen uit haar
klas. Dat en de slechte rapportcijfers zouden haar drijven tot een wanhopige zelfmoord. Nee, voor het welzijn van dit lieve breekbare meisje maakte ik een uitzondering. Ik hield mijn mond en at met tegenzin de volledige maaltijd op. § Met de flyer in mijn hand stond ik voor het gemeentehuis. Mensen liepen me voorbij en gingen naar binnen. Sommige hielden hun hoofd omlaag, waarmee ze hun schaamte kenbaar maakten. Ik zuchtte eens diep en dacht na of ik dit wel zou doen. Als je bij zoiets naar binnen gaat, leg je natuurlijk je hele ziel bloot en dat is nou juist wat ik niet wilde. Op dat moment besloot ik het om niet te doen. Terwijl ik me omdraaide en weg wilde lopen, stond er een dame van mijn leeftijd achter me. Het type; zwart haar, zwarte kleren en zichtbare tatoeages op haar armen. Hetgeen het contrast door de war haalde, waren haar glinsterende groene ogen, deze waren bij de rest van de verschijning ietwat misplaats. Ze zag dat ik een beetje geschrokken was vanwege het feit dat zij achter me stond. ‘Nieuw bloed?’ Ik verstond alleen “ bloed” en raakte nog meer beangstigd. ‘Bloed?’ vroeg ik aarzelend. Ze begon te lachen en wees naar de flyer. ‘Nieuw bloed,’ herhaalde ze weer, ‘voor de bijeenkomst.’ ‘Ah, ja natuurlijk. Ik stond net op het punt om uh… naar binnen te gaan.’ Ze knikte instemmend en we liepen samen naar binnen. Ze begeleide me naar één van de zalen in het gemeentehuis. Ik liep achter haar aan en bekeek haar manier van lopen. Ze had een bepaalde flair. De strakke leren broek zat als gegoten, het was te zien dat ze op haar gewicht lette, al kon het ook door iets anders komen. Het was moeilijk in te schatten voor me, maar ik zette mijn geld in op drugs. In de zaal zaten ongeveer twaalf mensen, uiteenlopend van jong tot oud. Eén man was volgens mij al ver in de zeventig. Naast hem waren nog twee plaatsen beschikbaar, er waren vier rijen van elk vijf stoelen aanwezig.
‘Elize.’ ‘Sorry?’ ‘Mijn naam, Elize.’ ‘Benjamin, aangenaam.’ De oude man naast mij begon te kuchen en slijm op te hoesten. ‘Dit is Frank, hij komt hier al tien jaar.’ Frank knikte vriendelijk, terwijl hij lichtelijk rood aanliep vanwege zijn hoestbui. De laatste persoon kwam naar binnen en gaf aan dat we konden beginnen. ‘Wie voert eigenlijk het woord?’ vroeg ik aan Elize. Ze gaf me geen antwoord. Ze stond op en liep naar voren. ‘Het is fijn dat jullie er allemaal weer zijn, ik zie drie nieuwe gezichten in de groep, welkom. Voor wie mij nog niet kent, ik ben Elize. Ik organiseer deze bijeenkomsten nu ongeveer een jaar. Na het overlijden van T homas Kern vorig jaar, de oprichter van dit alles, heb ik het stokje overgenomen. T homas heeft mij drie jaar geleden van de ondergang gered. Ik snoof alles wat los en vast zat en heb een paar keer tegen het randje aangezeten. Met de hulp van T homas en andere personen binnen deze groep kan ik met trots zeggen dat ik al meer dan een jaar niet meer gebruikt heb. Maar genoeg over mij, ik wil graag van de nieuwe mensen horen wat jullie hiernaartoe heeft gebracht.’ Terwijl ik de introductie van Elize aanhoorde, realiseerde ik me pas dat ik helemaal niet onder de zwaar verslaafden viel, maar onder de categorie diep ongelukkig. Het gekuch van Frank irriteerde me en ik raakte afgeleid. De twee nieuwelingen hadden zojuist hun standaard speech gegeven. “ Ik ben die en die en ik ben al zoveel jaren verslaafd.” Ik hoorde Elize mijn naam zeggen, maar het drong niet tot me door. Ze probeerde het nogmaals, ‘Benjamin?’ Verstrooid keek ik op en wees naar mezelf. ‘Ja, jij’, ze lachte ingetogen, haast flirtend. Alle ogen waren nu op mij gericht. Aarzelend stond ik op, niet helemaal klaar om mijn verhaal te delen met dit onbekende volk. Ik dacht er even over na om een karakter te spelen, iets waar ik goed in ben, maar koos ervoor om zo
eerlijk mogelijk te blijven, een unicum voor me. ‘Mijn naam is Benjamin Croque en ik ben acteur.’ Ik nam een adempauze en de mensen verwelkomde me met een “ Welkom Benjamin”. Ik glimlachte vriendelijk en gaf aan dat ik nog niet klaar was. ‘Ik ben al jarenlang depressief en drink op een regelmatige basis. Acteren houd me op de been. Zonder acteren kan ik niet leven, want tijdelijk iemand anders zijn, ook al is het vaak voor een korte periode, geeft me kracht om verder te gaan.’ De zaal werd er stil van, daar waar de meesten hun verslaving haalden uit het potje drugs en alcohol, was het verrassend dat deze jongeman een compleet andere tak van verslaving had: de verslaving om niet jezelf te willen zijn. Elize sprong meteen in op mijn verhaal. ‘Ben je op dit moment ook iemand anders, acteer je nu?’ De vraag verraste me. Ik schudde voorzichtig mijn hoofd. ‘Dit is puur mijzelf, ik had me hierop niet kunnen voorbereiden.’ Ze lachte wederom op een schattige manier. ‘Graag wil ik een applausje voor Benjamin, het is knap dat hij zijn verslaving hier met ons wil delen.’ Wat volgde was een staande ovatie. Hoe dubbelzinnig wil je het hebben? De rest van de avond hoefde ik het woord niet meer te voeren. De oude rotten binnen de groep vertelde hun ervaringen van de afgelopen week. Twee uur luisteren naar mensen die ergens vanaf proberen te blijven kan best langdradig zijn. Het enige wat ik miste, waren koekjes en koffie. De meeste hadden hun eigen thermosfles meegenomen. Wat verwacht je ook bij een gratis bijeenkomst? Na afloop praatte een aantal mensen nog met elkaar, terwijl anderen naar huis gingen. Ik liep ook rustig richting de uitgang. Ik bleef staan bij een prikbord. Hier hingen een schema voor de bijeenkomsten en wat lokale advertenties. Maar hetgeen mijn aandacht vasthield was een poster van een vermist kind. Ik had de poster al meerdere malen zien hangen in supermarkten en langs de weg, echter had ik niet veel aandacht aan de melding geschonken. De jongen, Mickey van elf, was
al meer dan een maand vermist. Onder zijn foto stond een bericht van zijn ouders: “Sinds 30 augustus is onz e lie ve z oon Micke y van Dale n is z onde r e nig spoor ve rdwe ne n. Graag kome n wij in contact me t me nse n die he m e ve ntue e l he rke nne n of na 30 augustus nog he bbe n ge z ie n.” Eronder stond het telefoonnummer van de ouders. ‘Erg, hè.’ Opnieuw schrok ik van Elize, die weer achter me stond. Deze keer lachte ze niet. Ik knikte zwijgend. ‘Ik heb het gedeeltelijk op het nieuws gevolgd. Mickey is autistisch en zat te wachten op zijn vader die hem zou ophalen van school. De lerares had hem nog gezien en hem een lift aangeboden, maar hij bleef stug wachten op zijn vader. Hij zou vijf minuten alleen zijn geweest. Toen zijn vader bij de school aankwam, zat Mickey niet op het muurtje van het schoolplein. Al snel werden hulpdiensten ingezet, maar elk spoor van Mickey bleef uit.’ Ik zag dat Elize emotioneel werd. ‘De ouders zijn niet rijk en er is geen bericht van losgeld gekomen. Zolang er geen lichaam is gevonden, is er nog altijd hoop.’ Ik zweeg en sloeg mijn arm om haar heen. ‘Laten we het beste ervan hopen, meer kunnen wij ook niet doen.’ Ze drukte haar gezicht tegen mijn borst en zei zachtjes: ‘Die machteloosheid maakt het geheel nog triester.’ Voor een moment zwegen we allebei, terwijl ik doelloos staarde naar de foto van een lachende Mickey. Zijn bruine ogen, sproeten en bloempottenkapsel deden me denken aan een zwaktepunt voor pedofielen. Ik mag niet oordelen, maar het is een grote kans dat één of andere zieke geest het joch had meegenomen. Mijn gedachtegang werd onderbroken toen Elize omhoog keek en vroeg of ik nog zin had om ergens koffie te gaan drinken. §
Voor de beste koffie moet je bij T itus zijn. Vers gemalen koffiebonen rechtstreeks uit het hart van Columbia, tenminste, als ik Willy - de vaste barkeeper - mocht geloven. Vaste klanten kenden het echte geheim. De koffie werd goedkoop ingekocht bij een groothandel. Wat de koffie bij T itus zo lekker maakt, is dat ze een vleugje kaneel of karamel toevoegen, dat je het gevoel geeft dat het elke dag kerstmis is. Al kan ik me geen leuke kerstmissen herinneren. Hmm mm, kwam uit de mond van Elize nadat ze een slok van de koffie had genomen. Ze wees met haar vinger naar de koffie en maakte gebaren van hoe lekker ze het wel niet vond. Dat vind ik ook weer zo een typisch gebaar gehaald uit de Amerikaanse cultuur: op een overdreven manier kenbaar maken dat je iets lekker vindt. Elize had al meteen een minpunt. Er was nog niet echt een pluspunt uit onze avond gekomen, dus bleef ze in de min staan. Wegens mijn hoge standaarden is het lastig voor iemand om ver in de plus te komen. Maar de avond was nog jong, wellicht kon ze me verrassen. ‘Croque. Aparte naam. Weet je waar het vandaan komt?’ Oh nee, weer een minpunt. ‘Ik heb geen idee, ik weet dat mijn opa een Fransman was, maar of mijn naam zijn oorsprong heeft in Frankrijk is nog maar de vraag. Ik heb niet zo’n zin om in mijn verleden te zoeken. Het gaat om het heden waar ik mijn weg moet vinden.’ ‘Welke weg wil je nemen?’ ‘De weg van ultieme vrijheid en rust van alle verplichtingen.’ Elize keek me dromerig aan. ‘Ah, de weg die iedereen wel zou willen bewandelen, zo weinig zielen die hem weten te vinden.’ ‘Nee hoor, deze weg weet elke ziel uiteindelijk te vinden, iedere ziel vindt de uitweg.’ Ze zweeg, ze wist precies welke noot ik speelde. Normaal, als ik indruk probeerde te maken op een vrouw, speelde ik een romantisch figuur. Geen Don Juan, maar toch minstens een George Clooney type charmeur. Bij Elize bleek ik mezelf te spelen, in ieder geval een variatie van mezelf. Of het kwam door haar eigen
donkere aura, ik kon het niet bepalen. ‘Ik heb de uitweg al een paar keer gezien, maar heb hem nooit genomen. Ik werd altijd op het laatste moment op een ander pad gezet.’ Ik keek naar haar armen en zag geen littekens. ‘Daar vind je geen routeaanwijzingen, Benjamin.’ Ze gooide haar lange zwarte haar voorover en het kwam terecht in het koffiekopje, gelukkig was het leeg. Ze maakte een plek vrij op haar achterhoofd en ik zag een groot litteken aan de rechterkant. ‘Schotwond?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Nee, spijkerpistool.’ Mijn ogen werden groter en mijn mond viel van verbazing een stukje open, er werd een troef gespeeld die ik niet zag aankomen, ze had deze reactie verwacht. ‘Het is een goede conversatiestarter voor een eerste date, de meeste mannen rennen na het zien van het litteken weg. Maar zo te zien, zit jij er nog.’ Het zou wel komen doordat ik zo verdoofd door het leven ging dat ik niet eens gedacht had aan wegrennen. Aan de andere kant was ik benieuwd naar het verhaal dat erachter zat. Het enige nadeel zou zijn dat ik het verhaal moest aanhoren, want ik heb een concentratiespan van een ADD kind in een spelcomputerwinkel. Toch liep de vraag als langzame diarree uit mijn mond. Het smaakte niet aangenaam om te vragen, al had Elize het niet in de gaten. Ik zag aan haar blik dat ze het verhaal “ graag” wilde vertellen. In een grijs verleden, voordat ik met drugs aan de slag ging, had ik een totaal ander leven. Ik was 21, drie jaar gelukkig getrouwd en moeder van een twee jaar oude dochter. Mijn partner was manager bij een callcenter en ik had een parttime baan in een kledingzaak. We hadden een vrijstaand huis gekocht, met twee degelijke auto’s in de garage. Je weet wel het standaard burgerlijke cliché, maar ik was content, gelukkig zelfs. In de weekenden waren Robert en ik bezig in het huis, er moest veel gedaan worden. Een zaterdag in juni maakte van al het moois om me heen een vreselijke hel. We waren bezig met het renoveren van de zolder. Robert en ik maakte
met een spijkerpistool gipsplaten vast aan de houten balken van het plafond. We hadden een uur van tevoren onze kleine Lilly in bed gelegd en we wisten niet beter dan dat ze haar middagdutje deed. We hadden haar niet horen opstaan. Ze wilde komen kijken waar haar ouders mee bezig waren. Ze liep de gammele zoldertrap omhoog, een trap die we nog moesten maken. Het enige wat we hoorden was het kraken van de trap, gevolgd door een harde knal. We lieten alles uit onze handen vallen om te kijken wat er aan de hand was. Nog op de dag van vandaag verwijt ik mezelf dat we niet eerder iets aan die trap hadden gedaan. Al honderd maal had het stomme ding het gewicht van twee volwassen mensen gehouden, maar net als een tweejarig kind van nog geen tien kilo erop loopt, juist dan moest het misgaan. Ze noemden het lot, ik noem het ziekelijke pech. Robert sprong over het gat en rende als een waanzinnige naar beneden. Ik stond verstijfd boven het gat en keek naar beneden en zag mijn dochter liggen, ze gaf geen teken van leven. Robert nam haar levenloze lichaam in zijn armen. Met tranen in zijn ogen keek hij omhoog en schudde zijn hoofd. Mijn engeltje… Ik nam het op als mijn schuld, als vrouw van het huis moet je dergelijke gevaren kunnen voorzien. Echter had ik het niet gezien en zag mezelf niet als een capabel, weldenkend mens. Zonder na te denken liep ik terug naar de plek waar wij het gereedschap uit handen hadden gelegd. Het spijkerpistool dat Robert vijf minuten daarvoor nog had gebruikt, stak nog steeds in het stopcontact. Ik pakte het op van de vloer en ging weer staan. Tranen liepen over mijn gezicht, ik was er klaar voor. In een minuut tijd wist ik de keuze te maken tussen leven en dood. Rationeel denken zat er niet meer in. Het moest gebeuren. Ik duwde het spijkerpistool hard tegen mijn slaap en sloot mijn ogen. Met mijn vinger zette ik kracht op de knop van het pistool en duwde deze in... Een wit licht omringde me, overtuigd dat ik onderweg was naar een betere plaats, een plaats waar mijn dochter ook zou zijn. Helaas had ik het mis. Ik werd versuft wakker en het witte licht bleek een
ziekenhuiskamer te zijn. Een arts deed mijn oogleden open en scheen met een lampje in mijn pupillen. “Ze is wakker”. Met een wazige blik keek ik om me heen. Ik hoorde de stem van mijn vader. Hij sprak hoopvol. Tevens hoorde ik gehuil, terwijl mijn zicht beter werd, zag ik dat het mijn moeder was, die met een tissue haar tranen droogde. ‘Lieverd?’ sprak ze. ‘Het is een wonder.’ Ik zag een kalender in de kamer hangen en die gaf augustus aan. Met een traagheid in mijn stem vroeg ik aan mijn ouders: ‘Hoe lang?’ Mijn ouders zwegen en bleven me als een stel zee-egels aankijken. ‘Hoe lang!?’ Deze keer op een fellere toon. ‘Bijna drie maanden.’ ‘Lilly! Waar is Lilly? Ik wil mijn lieve Lilly!’ Mijn vader pakte voorzichtig mijn hand vast. ‘Lilly is dood, we hebben haar drie maanden geleden begraven.’ Hij begon ook te janken. Ik trok mijn hand weg van de zijne en voelde aan mijn hoofd. Ik vond het litteken en realiseerde me dat ze me gered hadden. ‘Hoe?’ De dokter was nog aanwezig en legde me uit dat het spijkerpistool een terugslag had gegeven waardoor de spijker niet door mijn slaap was gegaan maar naar achteren was geschoten. Dankzij dit “wonder” had de spijker geen schadelijke zenuwen geraakt en was er geen sprake van hersenbeschadiging. De dokter gaf aan dat hij nog een paar dingen wilde nakijken en als dan alles in orde was, mocht ik in de loop van de week naar huis. Ik vroeg naar Robert. Mijn ouders vertelden me dat hij zichzelf na de dood van Lilly had laten opnemen in een psychiatrische inrichting buiten Steengroeve. Tot op heden heeft hij geen woord meer gesproken en is hij een geest van de man die hij ooit was. We zijn officieel nog getrouwd. Een jaar heb ik bij mijn ouders gewoond. Het zijn schatten van mensen, maar na een tijdje werd ik de overbezorgdheid moe. Op een dag ben ik vertrokken en heb mijn intrede gedaan in een goedkoop flatje hier in het centrum. Niet lang daarna begon mijn echte verwerkingsperiode. Vijf jaar lang leefde ik in een orgie van drank,
drugs en gewelddadige seks. Een groot deel ben ik kwijt, allemaal black-outs. Tot ik op een dag Thomas Kern ontmoette. Eerst had ik hem genegeerd, dacht dat het weer de zoveelste “weldoener” was, die me achteraf alleen maar wilde neuken. Op een gegeven moment ging ik op zijn verzoek in om plaats te nemen in zijn praatgroep. Hij bleek de aardigste man te zijn die ik ooit had leren kennen. Hij hielp me er bovenop. Toen hij stierf aan leverkanker, heb ik mezelf beloofd om zijn kennis mee te nemen en andere zielen te helpen met hun pijn. ‘En dat brengt ons nu in een café waar ik mezelf volledig bloot geef aan een eigenlijk nog totaal onbekende.’ Ik was verbijsterd. Haar verhaal deed me wel wat. Het was niet zo dat ik in een weke huilebalk veranderde, maar het leed kwam aan. Ik besloot om er niet op door te vragen, ik zag aan haar dat ze met het onderwerp klaar was. Ik bestelde nog twee koppen koffie, die dronken we in stilte op. We voelden op dat moment elkaar aan. We wilden allebei niet praten en dat accepteerden we van elkaar. Ik vroeg Willy om de koffie op mijn rekening te zetten. Hij gaf me een duim omhoog. Op die rekening stond ook nog de drank van de voorgaande avond. Ik vroeg Elize of ik haar naar huis kon brengen. Ook al was ik zonder vervoer en wist ik niet waar ze woonde, ik wilde haar toch naar huis brengen. ‘Dat is prima, mijn appartement is tien minuten hiervandaan.’ Dat viel nog reuze mee, ik had er best een half uur voor uitgetrokken. Onder het lopen kwamen we Mickey weer tegen. Deze keer hing zijn gezicht op een kartonnen plaat aan een lantaarnpaal. We maakten wat prietpraat, al zaten er niet echt interessante onderwerpen tussen. Vragen zoals: “ Wat is je favoriete eten?” en “ Waar ga je graag op vakantie?” Aan de andere kant zijn dit vragen die je vooral vraagt aan mensen die je nog niet zo goed kent. Je gaat vissen, kijken waar de interesses liggen. Ergens in het proces hoop je dat je dobber ondergaat en je een fascinerend onderwerp vindt. T ijdens onze wandeling bleef het echter bij chili con carne en Nieuw-Zeeland.
Terwijl we bij haar appartementencomplex aankwamen, volgde de tekst: “ hier woon ik.” Het was donker en ik kon er niet veel van maken. Een duister blok met weinig verlichting, ondergespoten met de felle kleuren van graffiti ondertekend door een artiest die zichzelf “ T he Wall” noemt. Ik bedankte Elize voor een leuke avond en gaf tevens aan dat ik haar openheid waardeerde. Iets wat zij aan de andere kant niet zou kunnen zeggen. ‘Het is fijn je ontmoet te hebben, Benjamin Croque, ik hoop je volgende week weer te zien bij de groep.’ Ze gaf me een knuffel, een kus bleef uit. ‘Kom goed thuis’, waren de laatste woorden die ze zei voordat ze naar binnen ging. Ze zwaaide en sloot de deur. Na het vertrek van Suzanne had ik niet echt zin om een nieuwe relatie te beginnen, al had ik op dat moment wel gehoopt dat Elize me naar binnen zou vragen. Ze had iets dat mij aantrok, een pijn die we allebei deelden wellicht. Ik wachtte zelfs nog een minuut bij de deur, mocht ze van gedachten veranderen… Er gebeurde niets. Teleurgesteld begon ik te lopen. Drie kwartier later kwam ik thuis aan in een verlaten huis. Ik bespeurde nog een zweem van Suzanne’s parfum in de woonkamer. Het was niet de geur van een A-merk, meer de goedkope rotzooi die je bij elke drogisterij kunt kopen. Vermoeid liet ik me op de bank vallen en niet lang daarna viel ik in slaap. § De dagen erna bleef Elize door mijn hoofd spoken. Ik had haar geen telefoonnummer gegeven, stomme zet van me. Nu moest ik wachten tot maandag. Ik keek op Facebook of ze een account had, hopende dat ik op die manier contact met haar kon maken, maar helaas. Er stond wel een uitnodiging te knipperen; Mark Leban wil je toevoegen als vriend. Een naam die ik al tien jaar niet meer had gehoord. Mark Leban was een oude vriend van de middelbare school. Twaalf jaar geleden had hij Steengroeve verlaten en was hij bij zijn vader in
Zwitserland gaan werken, die daar een ski-resort had. Ik bevestigde de vriendschap en direct erop volgend, schoot het chatvenster omhoog. ‘Hey Croky, oude vriend, dat is lang geleden.’ Ik schrok er een beetje van dat Mark me meteen aansprak, van de honderd vrienden die ik in mijn lijst had, sprak er mij nooit iemand rechtstreeks aan. Om hem niet te lang te laten wachten reageerde ik snel op zijn bericht. ‘Markster, leef je ook nog? Hoe is het leven in Zwitserland?’ ‘Ik zou het niet weten.’ Het irriteert me als een iemand niet meteen erbij vermeld wat ze wel aan het doen zijn of waar ze verblijven. ‘Hoezo, waar hang je nou weer uit?’ ‘Raad eens.’ Nee… ‘Nou?’ ‘Jezus man, jij bent nog steeds die saaie lul van vroeger.’ ‘Gaan we nu al die kant op of ga je me nog iets zinnigs vertellen?’ ‘LOL, Croky, ik ben hier.’ ‘Hier in de zin van hier, levend?’ ‘Hier in de zin van, hier in Steengroeve. Ik ben weer terug.’ Ik wist even geen antwoord te geven, hoewel we vroeger een leuke tijd hadden gehad, het laatste jaar sprak ik niet veel meer met hem. Door een vervelende ervaring waren we uit elkaar gegroeid. Hij kreeg andere interesses en we raakten vervreemd van elkaar. Daar waar ik me bezig hield met acteren en schrijven van scripts, verdeed hij zijn tijd met uitgaan met zijn nieuwe vriendengroep. Achteraf kreeg ik vaak te horen dat hij zich had misdragen en nachten vast had gezeten. Er gingen zelfs geruchten dat hij een meisje van dertien had geslagen en daarna geprobeerd had haar aan te randen. Er is nooit echt iets uitgekomen en toen ik hem voor zijn vertrek ernaar vroeg, lachte hij alleen maar. ‘Ben je er nog?’ ‘Ja, sorry, ik moest even naar het toilet. Sinds wanneer ben je weer hier?’ ‘Sinds gisteren, ik verblijf op dit moment bij mijn moeder, totdat ik een eigen plek vind.’
‘Dat is mooi.’ ‘Zeg, zullen we eens een keer wat afspreken? Niet om het een of ander, maar ik heb je echt wel gemist.’ Ik wou dat ik hetzelfde kon zeggen, dus ik zei het dan ook maar, al meende ik er geen woord van. ‘Ik zou het heel erg leuk vinden om iets af te spreken.’ ‘Wat dacht je van komende zaterdag, bij Titus?’ T itus werd zowat de plek voor alle afspraken, zo leek het. ‘Prima, rond acht uur?’ ‘Perfect, dan zie ik je daar. Hasta la vista, Croky.’ ‘Tot dan.’ ***Offline*** Het feit dat Mark veelal quotes gebruikte die uit bekende Hollywood blockbusters kwamen, irriteerde me mateloos. Al met al merkte ik dat ik hem met een reden uit het oog was verloren. We waren allebei zestien toen we elkaar ontmoetten. We hadden een gezamenlijke interesse in muziek. Na school probeerde we onze eigen liedjes te schrijven, echter bleef het bij wat gepingel. We dronken bier en rookten wiet in Marks’ garage, dat was voor ons eigenlijk al voldoende. Het was vooral allemaal erg relaxt. We maakten ons niet druk over de toekomst en leefden van dag tot dag. Twee jaar later zou er een einde komen aan die fijne tijd. § Sinds de dag dat Mark voet zette op het plein van het St. Helena’s College, was hij in één klap verliefd. Het meisje in kwestie, Caroline Versteegh, zat een klas hoger dan ons en was ontzettend populair in ieder opzicht. Ze had altijd een groep vriendinnen om zich heen en kon elke jongen krijgen die ze maar wilde. Wat Mark ook probeerde, ze zag hem nooit staan. Hij droomde dagelijks van haar kastanjebruine haar, de strakke jeans en de zwoele smaragd-kleurige ogen die je hart deed smelten als je er te lang in keek. Elk verzoek dat hij aan haar
deed, werd met een kille lach afgedaan. Ze ging er nooit op in en na een tijdje stopte hij met zijn pogingen om haar voor zich te winnen. Dat wilde echter niet zeggen dat hij niet meer van haar droomde. Hij zat vaak te tekenen in zijn schetsboek, allemaal gedetailleerde tekeningen van Caroline. Hij tekende haar nooit naakt, dit was een teken voor mij dat zij veel voor hem betekende. Een jaar later toen we in ons tweede jaar zaten, merkten we op dat Caroline er steeds slechter uit begon te zien. Ze werd met de dag bleker, haar mooie, bruine haar had ze zwart geverfd en haar merkkleding ingeruild voor vieze, oude vodden die je zelfs niet bij een leger des heils durfde af te geven. Mark begon zich zorgen te maken en wilde zich ontfermen over Caroline, maar net als het jaar ervoor negeerde ze hem volledig. Hij bleef haar alsnog achtervolgen en zijn tekeningen werden steeds donkerder van aard. Hij vertelde me dat hij haar op een avond met een verrekijker had bespied. Volgens Mark werd ze door haar vader uitgescholden, maar de man was te iel om fysiek geweld te gebruiken. Hij werd geobsedeerd, hij wilde weten wat de reden was waardoor Caroline zo was veranderd. Tot op de dag van vandaag geloof ik nog steeds niet wat hij op die bewuste avond zag. Net als de avond ervoor bekeek hij haar van een afstand. Het was elf uur en Mark was ervan overtuigd dat Caroline lag te slapen. Haar nachtlampje scheen niet al te fel, maar Mark kon goed de bewegingen in de kamer zien. Het beeld dat hij kreeg te zien, stond op zijn netvlies gebrand. Hij zag een schim, een schaduw, het nam het grootste gedeelte van het licht in beslag. Hij beschreef het op een manier die me deed denken aan de schaduw van Max Schreck in Nosferatu. Het hing als het ware boven haar bed. Het duurde volgens hem ongeveer tien seconden en toen was het licht weer aanwezig. Volledig in shock ging hij naar huis. De volgende ochtend vertelde hij me wat hij die avond had gezien. Op dat moment had ik hem voor gek verklaard en duidelijk gemaakt dat hij moest stoppen met zijn gestalk. Later die dag werd iedereen naar de gymzaal geroepen. Dat gebeurde bijna nooit, alleen als het schoolbestuur iets belangrijks te melden had.
Iedereen was rumoerig. Er stond een microfoon in het midden van de zaal en het schoolhoofd tikte ertegen om te controleren of de boxen het deden. Hij schraapte zijn keel en begon te praten: ‘Beste scholieren, bedankt voor jullie aandacht. Jullie vragen je natuurlijk af waarom wij iedereen bij elkaar hebben geroepen.’ Geroezemoes ging door de zaal. Ik zag aan de mimiek van het schoolhoofd dat het niets goeds betrof. ‘Vanochtend is één van onze medestudentes overleden. Het betreft Caroline Versteegh.’ Ik keek Mark aan en zag dat hij krijtwit werd. ‘Ze is gevonden door haar ouders. Ik wil voorkomen dat jullie straks vreemde verhalen in de krant lezen, het feit is dat Caroline al een jaar depressief was. Ze ging wekelijks naar een psychiater en gebruikte zware medicijnen. Ondanks alle hulp van de mensen in haar directe omgeving heeft ze zich afgelopen nacht van haar leven beroofd. Ik wou dat ik jullie fijner nieuws kon geven, maar het is belangrijk dat we hier samen doorheen komen. Daarom wil ik morgenavond een stille tocht organiseren om Caroline Versteegh haar laatste eer te bewijzen.’ Mark was verstijfd. Ik kon het niet laten om een brandende vraag af te vuren. ‘Op welke manier heeft ze zelfmoord gepleegd’, riep ik zonder te vragen of ik het woord mocht. ‘Sorry?’ Het schoolhoofd luisterde blijkbaar niet, ik herhaalde mijn vraag. ‘Sorry, meneer Croque, daar kunnen we geen informatie over geven, er wordt nog onderzoek gepleegd door het forensische team.’ Met dat antwoord kon ik niet leven. ‘Dat is geen antwoord op mijn vraag, meneer T holen.’ ‘Croque, nog één woord uit jouw mond en ik zorg dat je de rest van je schooltijd de kantine schoon kunt maken.’ ‘Maar…’ Mark hield me tegen en gebaarde naar T holen dat ik klaar was. ‘Hou nou op, Benji, het heeft geen zin.’ Kort na het voorval met Caroline startte Mark met zijn eigen afdaling. Hij stopte met school en sloeg elke hulp af. Vooral die van mij. Ik wilde hem zo graag helpen en begrijpen, maar hij zag het als
bemoeizucht. Na een jaar vol turbulentie besloot zijn vader dat het beter zou zijn om hem naar Zwitserland te laten komen. Vanaf dat moment had ik geen contact meer met hem. Tot aan die bewuste chatsessie, bijna dertien jaar later. § Alweer kwam ik bij T itus aan. Het begon langzamerhand vervelend te worden. Willy stond wederom achter de bar en ik kon zijn blik wel lezen; Het maakt me niet uit wat je drinkt, Croque, je betaalt vandaag godverdomme je rekening. Mark zat aan het tafeltje waar ik vijf dagen eerder met Elize had gezeten. Hij wist nog steeds mijn vaste plek te vinden. Hij zat achter een glas whisky, Red Label, zonder ijs. Verder zag hij er fysiek wonderbaarlijk goed uit. Van de tijd dat ik hem kende, was het altijd een dun mannetje, het leek erop dat hij gebruikt maakte van een goed trainingsprogramma. Zijn lange haar had hij in een staartje gedaan en hij droeg een rond hippiebrilletje. Er groeide zelfs een klein baardje, nou ja, het was meer een sikje. Hij leek wel een machoversie van Geddy Lee (zanger en bassist van de Canadese rockband Rush). Dit waren ook de eerste woorden die ik op hem losliet. Hij keek op: ‘Vind je? Ik ging meer voor de Ozzy Osbourne look.’ ‘Ozzy draagt geen coltruien.’ ‘Touché! Daar heb je gelijk in.’ Hij stond op en bekeek me eens goed, hierna omhelsde hij me. Voorzichtig klopte ik op zijn rug. ‘Ik heb je gemist, Croky, het is veel te lang geleden.’ Mark had een geurtje op, ik kon het niet plaatsen, maar het was geen duur geurtje. Het stonk naar het haarwater dat mijn vader altijd gebruikte. Na wat een eeuwigheid leek, werd ik bevrijd uit de houdgreep van Mark. Hij gebaarde me te gaan zitten en wilde een whisky voor mij bestellen. Ik onderbrak zijn gebaar en gaf aan dat ik gestopt was met het drinken van alcohol. Hij keek me aan en begon kostelijk te lachen. ‘Nog steeds een grappenmaker merk ik, kom ik bestel je een dubbele.’ Weer
gebaarde hij naar Willy en opnieuw pakte ik zijn arm vast. Ik had niet in de gaten dat ik best hard kneep. ‘Nogmaals, ik drink niet meer.’ Mark deed zijn hand naar beneden en gebaarde me hem los te laten. ‘Verdomme, Croque, je kunt het ook op een normale manier duidelijk maken. Ik bestel je wel een warme chocomel met slagroom, zeikerd.’ ‘Doe maar koffie, chocomel is te vet.’ Mark deed niet eens de moeit om er tegenin te gaan en bestelde een koffie. De geur van de koffie deed me meteen weer denken aan Elize. Ik kreeg haar maar niet uit mijn hoofd. Zelfs een vriend die ik twaalf jaar niet meer had gezien, kon me niet echt interesseren. ‘Wat doe je eigenlijk hier? Gaan de zaken niet goed in Zwitserland?’ ‘Het kan niet beter, we draaien elk jaar meer winst en mijn vader is gelukkig. Daar werken is elke dag plezier hebben.’ ‘Dat verklaart nog steeds niet waarom je hier bent, voor het eerst in twaalf jaar.’ Mark pakte zijn glas vast en sloeg de inhoud in één keer achterover. Dit was het teken voor mij dat er een uitleg aankwam, drank was altijd al praatvoer voor Mark geweest. ‘Als het aan mij lag, was ik nooit meer teruggekomen. Zoals ik net zei, alles ging goed. Een gezonde band met mijn vader, een goed lopend bedrijf en een vriendin.’ ‘Een vriendin, jij?’ ‘Ja, acht jaar. Anneka heet ze. We zijn sinds begin dit jaar uit elkaar.’ ‘Wiens schuld was het?’ ‘De mijne. Er kwam zoveel bij kijken, maar we hebben beiden besloten om de relatie te beëindigen. Na zoveel sessies met een psychiater, al die praatgroepen, interventies en zelfhulpboeken. Het heeft allemaal niet mogen helpen, het verleden blijft me achtervolgen.’ Ik moest denken aan de geweldsuitbarstingen die hij vroeger had. ‘Heb je haar geslagen?’ ‘Wat?’
‘Je kunt het mij gerust vertellen, ik kan goed luisteren.’ ‘Hoe kun je nou zou iets van mij denken, ik heb haar in die acht jaar niet één keer geslagen.’ ‘Sorry, ik dacht alleen aan die verhalen die de ronde deden na de dood van…’ En toen realiseerde ik me pas dat ik op het verkeerde pad zat. ‘Caroline. Dat was haar naam Caroline Versteegh. Ik hield van haar en de maanden na haar dood heb ik veel stront meegemaakt, iets waar ik niet trots op ben, maar het is gebeurd. Ik zou nooit mijn eigen vriendin slaan. Het punt is dat het hele Caroline-gebeuren me nooit met rust heeft gelaten. Ik word nog geregeld badend in het zweet wakker, nadat ik van haar gedroomd heb. Nog steeds zie ik die duivelse zwarte schim, een beeld dat zo diep in mijn ziel is gebrand, dat zelfs de beste psychiater van de wereld het niet kan weghalen. De nachtmerries, de angst en de pijn die ik voel, zijn Anneka uiteindelijk teveel geworden. Ze houdt nog steeds ontzettend veel van me, maar ze kan het gewoon niet meer aan.’ Ik werd stil op dat moment en kon geen woord uitbrengen. Hoewel ik zelf af en toe aan de tragische dood van Caroline denk, is het bij mij nooit echt zwaar gevallen. Ik voelde in ieder geval de pijn in Marks’ stem. ‘Wil je weten waarom ik na al die tijd weer terug ben in Steengroeve?’ Ik schudde voorzichtig mijn hoofd. ‘Morgen is het dertien jaar geleden dat Caroline zogezegd “ zelfmoord” heeft gepleegd. Mijn arts en ex vonden het een goed plan om terug te komen naar de plek waar het allemaal begon om zo vrede te vinden met het hele gebeuren. Zondag, 9 oktober, herdenkingsdag van het mooiste meisje dat Steengroeve ooit heeft gekend. Ik wil morgen graag met haar ouders gaan praten om zo meer inzicht te krijgen, iets wat ik toen niet durfde.’ ‘Dat vergt wel veel moed, in je eentje de confrontatie met de ouders aangaan.’ ‘Daarom wil ik jou vragen om met me mee te gaan.’ Ik kreeg het gevoel dat mij geen keuze werd gelaten. ‘Luister, Mark, allemaal leuk
en wel, maar ik ben zelf ook bezig met een kleine interventie van mezelf en...’ Mark onderbrak me abrupt. ‘Ik kom hier, na zoveel jaar om de hulp te vragen van mijn beste vriend en na alles wat ik je heb verteld, hoe ik me voel en de afgrond waaraan ik sta, zit jij met een drankprobleem?’ Graag had ik hem willen vertellen dat het niet alleen drankproblemen waren die mijn leven beïnvloedden, al raakte hij met de woorden “ beste vriend” een gevoelige snaar. ‘Het spijt me, Mark, je hebt volkomen gelijk, ik wil graag helpen, mijn reactie was te egocentrisch.’ Hij wuifde met zijn hand. ‘Maak je niet druk, misschien ben ik het wel die teveel van je eist, met al die vragen die ik op je afvuur. Maar het punt is dat ik al zolang nachtmerries heb en ik wil er nu eens vrede mee krijgen, het geheel afsluiten, begrijp je?’ Begrijpen deed ik hem wel, al had ik zelf al heel lang geen nachtmerries meer gehad. Het is vreemd. Als kind had ik constant nachtmerries, over clowns, bloedende kamers, monsters aan het eind van mijn bed en nog zoveel andere creaties die ik in mijn slaap meemaakte. In mijn volwassen leven kan ik me bijna geen enkele nachtmerrie meer herinneren. Het is ook wel logisch dat je als kind nachtmerries hebt. Je bent dan nog jong en ongeschonden. Vanaf het moment dat je volwassen wordt en verplichtingen krijgt, is het echte leven een constante nachtmerrie. Deze gedachte vertelde ik niet aan Mark, hij had al genoeg problemen die zijn leven beheersten. Na het hele verhaal van Caroline opgehaald te hebben, besloten we er die avond niet meer over te praten. De dag erna zou al genoeg stress met zich meebrengen. We haalden voor de verandering leuke herinneringen naar boven. Over onze onnozele jeugd en het feit dat de hedendaagse muziek zijn dieptepunt had bereikt. Uiteindelijk verbrak ik binnen vijf dagen mijn belofte om niet te drinken. Ik bestelde een biertje en Mark dronk met me mee. Hij vroeg me naar mijn carrière als acteur en had belangstelling om een toneelstuk bij te wonen. Op een nieuw stuk zou hij even moeten wachten. We waren
net klaar met Blue Velvet. De toneelvereniging had na het magische succes van dat stuk, mij opnieuw gevraagd om voor komend jaar opnieuw een film te bewerken tot toneelstuk; ik had op dat moment nog geen inspiratie of film gevonden. Daarnaast had ik ook al lang geen reclame of tv-optredens meer aangeboden gekregen. De avond eindigde in een dronkenmanslied. We verlieten samen T itus - nog steeds had ik mijn rekening niet betaald - en probeerden elkaar op de been te houden. Mark had zijn auto in een eenrichtingsstraat naast de bar gezet en zocht zijn sleutels. Ik probeerde een balans te vinden in mijn stem en voor zover ik het me kan herinneren, had ik tegen Mark gezegd dat hij niet meer moest gaan rijden. Hij stribbelde eerst tegen en zei iets wat leek op: “ Ik ben helemaal niet dronken”, maar al gauw viel hij met zijn hoofd tegen mijn borst en kotste de genuttigde alcohol over mijn jas en schoenen. Het waren oude kledingstukken, maar toch, je wilt niet dat er iemand overheen kotst. Ik wist hem te overtuigen om mee te lopen naar mijn huis. T huis aangekomen legde ik hem op de bank en pakte zijn mobiel uit zijn broekzak. Terwijl ik door de contacten scrolde stopte ik bij “ Mam” en stuurde een sms dat zij zich niet ongerust hoefde te maken; dat hij de nacht bij mij bleef slapen. Al hoopte ik niet dat ze zou terugbellen of sms’en want ze is een echte bitch. Voor de zekerheid zette ik een emmer naast de bank. De ondergekotste kleren gooide ik naar buiten. Hierna ging ik naar mijn bed, waar ik als een baksteen op neerplofte en in slaap viel.
§ Ergens in de kelder van een vrijstaand huis, aan de rand van Steengroeve. Het licht scheen minimaal, het liet een groene waas achter, dat kwam waarschijnlijk door de vochtigheid en het mos dat uit de scheuren van de muren groeide. Chris maakte met tegenzin het cellofaan van een
chocoladereep open. Hij liep voorzichtig naar de jongen toe. Aan de linkervoet van de jongen zat een stalen ketting waarvan het uiteinde in de muur gemetseld zat. De ketting was net lang genoeg voor de jongen om de kale matras en de emmer te bereiken. Door het slechte licht zag de jongen alleen maar een bewegende schim, maar hij wist dat het Chris was. Chris zorgde al een maand voor hem. Voorzichtig hield Chris de chocolade reep naar voren, maar de jongen negeerde elk gebaar. ‘Het is alles wat ik nog heb. Morgen komt de grote baas met nieuw brood en die zoete drank die je zo lekker vindt. De jongen herhaalde steeds dezelfde woorden: ‘Ik wil mijn mama.’ ‘Binnenkort. Tot die tijd moet je het met mij doen en ik wil de grote baas graag vertellen dat jij je als een grote kerel hebt gedragen. Want je weet wat er gebeurt als je dat niet doet.’ De directheid in de stem van Chris deed de jongen realiseren dat het beter was om de reep aan te nemen. ‘Goedzo, Mickey, ik zal hem zeggen dat ik zeer tevreden over je ben.’
§ De zondagochtend begon zoals de meeste ochtenden, beroerd, met een extreme drang naar koffie. Mijn pakje Gauloises bevatte nog vijf sigaretten, het kon er mee door. Vaag kon ik me nog de voorgaande avond voor de geest halen. Ik trok mijn ochtendjas - die ik van Suzanne had gekregen - aan en liep met bonkende hoofdpijn de trap af naar beneden. Gezien het vroege uur - het was net acht uur geweest dacht ik dat Mark nog wel knock out zou liggen. Terwijl ik naar beneden liep, hoorde ik gepraat in de huiskamer. Ik opende de deur van de gang en was verrast om Mark klaarwakker op de bank te zien zitten. Tevens zag ik dat hij door mijn dvd-collectie was gegaan en T he Ciderhouse Rules had opgezet. Met tranen in zijn ogen sprak hij de dialoog van Michael Caine’s karakter mee: ‘Goodnight, you
princes of Maine, you kings of New England.’ Ik gaf hem een klein knikje, zonder iets te zeggen. Jankend keek hij me aan: ‘Prachtige film, ik heb hem al jaren niet meer gezien.’ Het is bizar. Een dag eerder had ik nog het beeld van een eigenzinnige eikel, nu ik hem zo zag zitten, begon ik een sympathisch gevoel te ontwikkelen voor Mark Leban. Ik had er niet echt bij stil gestaan dat hij een totaal emotioneel wrak zou zijn. Hij was wel de laatste van wie ik dat zou verwachten. De zakenman, de rechttoe rechtaan bullebak, de huilebalk op mijn bank. ‘Ik ga koffie zetten. Wil je ook een croissant?’ Mark knikte alleen maar. Ik bekeek de verpakking van de croissants, uiterste houdbaarheidsdatum 14 september 2011. Ze waren aan de onderkant al een beetje het schimmelen. Met een steakmes schraapte ik de schimmel weg en legde de croissants in de oven. Suzanne deed alle boodschappen, ik deed alleen maar eten en drinken wat we in huis hadden. Het is best een trieste eigenschap van mezelf. Er bestond een waan bij me dat vrouwen alles voor me deden omdat ik een acteur ben. Iemand met een artistiek bestaan. In veel documentaires over kunstenaars zag je immers dat ze altijd een hoop vrouwen om zich heen hadden. Ik stond er niet bij stil of ik een goede of een slechte artiest was, ik had in ieder geval het ego ervoor. Door dat ego ga je jezelf op een voetstuk zetten, je maakt jezelf groter dan je daadwerkelijk bent. Me beter voordoen dan ik daadwerkelijk was. Het idee hebben dat alles om jou draait. Ik voelde me Jupiter en ik moest de meeste manen in mijn baan hebben. Nu denk ik daar anders over, maar op dat punt in mijn leven was ik een God, in mijn eigen belevingswereld tenminste. De broodjes bakten, de koffie pruttelde, de felle ochtend zon scheen naar binnen en ik bekeek mijn weerspiegeling in het steakmes. Tenminste, ik zag mijn ogen. Mijn diepe bruine ogen. Het oogwit was rooddoorlopen en de harde sperma van Klaas Vaak zat nog vastgeplakt aan de rand van mijn ogen. Mocht ik de rest van mijn
lichaam met potlood bijtekenen dan kwam ik uit op een sketch van Wile E. Coyote die klaar stond voor een afgrond, met een bord in zijn handen waar simpelweg “ loser” op zou staan. Mark kwam de keuken binnenlopen. Mijn gedachteballon ging in rook op en ik lachte doelloos naar hem. Geeuwend sprak hij tot me: ‘Mag ik gebruik maken van je douche en wat ondergoed lenen?’ Ik keek naar de timer van de oven die nog twee minuten aangaf. ‘De croissants zijn bijna klaar.’ ‘Ik eet ze wel na het douchen.’ ‘Maar dan zijn ze koud.’ ‘Dat maakt me niet zoveel uit.’ ‘De koffie is ook zo klaar.’ ‘Om twaalf uur is de herdenkingsmis voor Caroline.’ ‘Dat zijn nog drie uur.’ ‘Ik wil graag op tijd klaar zijn.’ ‘Echt geen croissants? Warm zijn ze het lekkerst.’ ‘Nee.’ Hij draaide zich om en liep naar de trap. Volgens mij was dat de meest homo-erotische discussie die ik ooit heb gevoerd. Nooit eerder was ik zo vastbesloten om iemand zo ver te krijgen gezellig met me te ontbijten. Samen aan de keukentafel, praten over vroeger, leuke tijden. Het maakte me bang dat ik de drang kreeg iets te doen voor een ander. Iets in mijn leven zorgde voor een omwenteling. Al kon ik niet bepalen wat het was, de terugkeer van een oude vriend of het ontmoeten van Elize. Licht beledigd zette ik mijn drama-queen gezicht op en ging zielsalleen aan tafel zitten. Ik schonk een grote mok koffie in. Drie klontjes suiker, geen melk. Na het smeren van mijn croissant nam ik een flinke hap, die ik na twee seconden kauwen weer uitspuugde. Het afschrapen van de schimmel had niet geholpen, wat smaakte dat goor. Ik ging alle kasten in de keuken na, maar helaas, geen enkel voedselproduct meer te bespeuren. Geïrriteerd dronk ik dan alleen maar de koffie op. Ook ik ging naar boven om me klaar te maken voor de herdenking.
Mark was inmiddels klaar met douchen en ik informeerde hem over de staat van het ontbijt. Hij vond het niet erg om alleen koffie te drinken. Hij had zijn eigen kleren weer aangetrokken. ‘Mark, met alle respect, je kunt niet in die kleren naar een herdenkingsmis gaan. We zijn ongeveer dezelfde lengte en breedte, laat me je een pak van mij lenen.’ Mark keek me aan met een blik waarmee hij wilde zeggen: “ Wat is er mis met mijn kleren?” Ik gaf hem niet het beste pak, maar het pak dat ik had uitgekozen was goed genoeg voor hem. Hij ging zich omkleden, zodat ik ook een lekker warme douche kon nemen. Op de badkamer werd ik er weer aan herinnerd hoe harig Mark was. De putjes in de wasbak én de douche zaten vol met zijn haren. Met een oud scheermesje begon ik de lokken eruit te halen, hierna spoelde ik met een liter zeep de hele douche uit. Zelfs daarna had ik nog kriebels tijdens het douchen. Ik had nooit gedacht dat een man in huis voor zoveel irritatie kon zorgen. In mijn gedachten leek het altijd fijner dan het samenwonen met een vrouw. Na één dag met een man in huis, nam ik die gedachte terug.
§ Een half uur later zaten we in mijn auto. Een Volkswagen Polo uit ‘96 die aan vervanging toe was. De koppeling werkte stroef en ik had er nog wel een nieuwe versnellingsbak in laten plaatsen. Als ik er zo aan terugdenk, heb ik in vier jaar tijd zes keer de versnellingsbak verwisseld. Voor de rest heeft de auto me grotendeels niet in de steek gelaten. Onder het rijden, hoorde ik de maag van Mark knorren en ik had zelf ook honger. Tegelijkertijd draaide het nummer “ Hunger Strike” van de band “ Temple of the Dog” op de radio, het viel allemaal samen. Ik rookte een sigaret, maar die smaakte niet, ik kreeg er een licht gevoel van in mijn hoofd. Aangezien we erg vroeg waren vertrokken, besloten we om bij de plaatselijke fastfoodketen iets te
eten. Het bleek hetzelfde restaurant te zijn waar ik begin van die week ook had gegeten. Het magere meisje dat mij die bewuste maandag had bediend, stond wederom achter de kassa. Deze keer zag ze er nog belabberder uit. Ze zag er bleek uit en wallen waren zichtbaar onder haar ogen. Er waren geen fysieke tekenen van geweld, voor zover ik kon zien tenminste. Ik wilde haar vragen of er iets aan de hand was, maar ik hield me in. Het was niet aan mij om me om dit meisje te bekommeren. Ze vroeg ons wat we wilden eten. Ik wachtte op Mark om een bestelling te doen, maar hij stond met een verstijfde blik naar het meisje te kijken. Ik legde mijn hand op zijn schouder en zei voorzichtig zijn naam. ‘Mark, deze jongedame vraagt wat je wilt eten.’ Duidelijk aangeslagen keek hij me aan. ‘Sorry, Ben, ik heb geen honger meer. Kunnen we alsjeblieft gaan?’ ‘Eigenlijk wil ik zelf nog iets te eten pakken.’ ‘Wat jij wilt, ik wacht wel in de auto.’ Geschokt van zijn reactie richtte ik me weer tot het meisje, Juliet, zag ik op haar naamplaatje staan. ‘Sorry, ehm, Juliet. Mijn vriend heeft vandaag een zware dag.’ Juliet ging bedeesd met haar hand door haar paardenstaart, keek naar beneden en sprak zacht: ‘We hebben allemaal wel eens zware dagen, meneer, mag ik uw bestelling opnemen?’ ‘Ja, doe mij maar een hamburgermenu met als drankje een cola graag. Gaat alles wel goed met je? Je ziet zo bleek.’ ‘Wilt u daar een brownie bij voor maar vijftig cent?’ ‘Nee, dank je. Je kunt het gerust tegen mij zeggen als er iets aan de hand is.’ ‘Alles is prima, meneer. Dat is dan € 5,95.’ Ik rekende het bedrag af en nam mijn maaltijd aan. Juliet bedankte me voor mijn aankoop en wenste me nog een fijne dag toe. Ik wilde eigenlijk nog een keer proberen of ik iets los kreeg, maar ze negeerde me en begon de volgende klant te helpen. Dan niet, dacht ik bij mezelf. Ik vond dat ik behulpzaam genoeg was geweest. Ik nam het menu mee naar de auto,
ik wilde Mark niet te lang alleen laten. ‘Dan hadden we beter door de drive-in kunnen rijden, als je toch in de auto wilde blijven.’ Hij reageerde niet op mijn klaagzang. Aan zijn gezicht zag ik dat iets hem vreselijk had geraakt. ‘Wat was dat daarbinnen? Je joeg dat arme meisje de stuipen op het lijf.’ ‘Het was een paniekaanval, vat het maar niet te zwaar op.’ ‘Paniekaanval… maak dat de kat wijs, je keek alsof je een geest had gezien.’ Mark bleef stil en na een aantal adempauzes zei hij wederom dat het niets was. ‘Eet je hamburger nu maar op, dan kunnen we tenminste naar de herdenking gaan.’
§ Een kwartier voordat de mis begon, kwamen we bij de kerk aan. Mark - hij had het rijden van mij overgenomen zodat ik onderweg rustig mijn hamburger kon eten - parkeerde de auto langs de weg. Een logische vraag die volgde was “ Is dit wel de goede kerk?” want er waren bijna geen auto’s noch mensen te bekennen. Mark nam een krantenbericht uit zijn broekzak. ‘St. Sebastianus kerk, Schoolstraat, 9 oktober om 12.00 uur. Ja, ik ga ervan uit dat we hier moeten zijn.’ We stapten uit, aan mijn kant vielen bij het openen van de deur de lege cola beker en wat servetjes op de grond. Een bejaard stel dat toevallig langsliep, schudde gelijktijdig hun hoofd. Om ze nog meer te irriteren liet ik een flinke boer. Ze mompelden tegen elkaar en liepen snel door. Heerlijk, mensen die constant een mening hebben. Nadat het stel niet meer omkeek, pakte ik de rotzooi op en deed het netjes in de vuilnisbak. Hierna liepen we de trappen van de kerk omhoog en opende ik de zware, houten kerkdeur. Bij het geluid van de openende deur keken in totaal zeven mensen achterom, dit waren tevens ook het aantal aanwezigen. Voorin zaten
de ouders met daarnaast Skeletor, hoogstwaarschijnlijk de oma van Caroline. Aan de andere kant zat het schoolhoofd, meneer T holen en zijn vrouw. De andere drie personen zaten verspreid op de overgebleven bankjes. We knikten beleefd. Daarna draaide iedereen zich weer om. We namen plaats in de achterste rij, we wilden niet nog meer aandacht opeisen. Vijf minuten later sloeg de kerkklok twaalf uur en de pastoor liep onder begeleiding van twee misdienaars richting het altaar. Wat volgde was een preek van een half uur. Het enige wat met Caroline te maken had, was dat haar naam werd genoemd. Voor de verdere details van een standaard mis raad ik u aan om op zondag eens een kijkje te nemen in een kerk bij u in de buurt. Na afloop van de mis bleven we nog even zitten, hopend dat we de ouders van Caroline konden aanspreken. De drie onbekende toeschouwers passeerden ons. Dit waren geen familieleden van Caroline. Het waren depressieve karikaturen die blijkbaar graag het leed van anderen opsnoven. Een jonge man die er uitzag als een punkrocker; grote zwarte oorbellen, keek met een emotieloze blik voor zich uit. Terwijl hij naar buiten liep, deed hij de zwarte capuchon van zijn trui over zijn hoofd. Een vrouwtje van rond de vijftig, ik herkende haar gezicht, ze heeft een paranormale winkel in het centrum van de stad. Tot slot een lange, tengere man. Hij was al op leeftijd en kalend met witte plukjes haar aan de zijkanten van zijn hoofd. Met een ijzige blik keek hij ons aan, een blik die zei: “ Ik ga jullie opvreten.” Angstig keken we allebei naar beneden, de man liep ons langzaam voorbij en ging naar buiten. ‘Was dat wie ik denk dat het was?’ fluisterde Mark. ‘Ja, Luther Kohl, hij leeft nog steeds.’ ‘Ik vond hem vroeger al eng toen hij schilder was bij Janssen & Zn. Wat doet hij tegenwoordig?’ ‘Hij doet nog steeds schilderwerk, het is een taaie. Volgens mij heeft Luther Kohl 95% van alle huizen in Steengroeve van binnen en buiten geschilderd.’ Mark slikte angstig. Vroeger durfde hij nooit een straat in te gaan als
hij het busje van Janssen & Zn. zag staan. Die man had gewoon iets onheilspellends. ‘Eigenlijk moeten we ons schamen. We vertellen verhalen over hem, maar we hebben nog nooit met hem gesproken. Wellicht is hij gewoon een oude, zielige man die banger voor ons is dan wij voor hem.’ Markt knikte en kon zich wel vinden in mijn geruststelling. ‘Zo, meneer Croque én meneer Leban weer samen op pad, zie ik.’ T holen herkende ons meteen. ‘Jullie zijn geen steek veranderd. Kijk, Annette, dit zijn twee jongens die meer mijn kantoor hebben gezien dan de rest van de school.’ We voelden ons een beetje in de zeik gezet door deze oude knar. Annette begon te lachen: ‘T rek het jullie niet aan jongens, dat zegt hij tegen alle oud-studenten die hij tegenkomt, het is leuk jullie te ontmoeten.’ ‘Insgelijks’, kwam er in koor uit. ‘Mochten jullie eens tijd hebben,’ ging T holen verder, ‘dan zijn jullie van harte welkom, St. Helena’s is een stuk moderner geworden.’ ‘Zullen we zeker doen.’ Het was moeilijk om dat te zeggen zonder leugenachtig over te komen. T holen en Annette knikten vriendelijk en wensten ons nog een prettige dag. De ouders van Caroline kwamen eindelijk naar de uitgang van de kerk gelopen. Uit respect stonden we op en begroetten meneer en mevrouw Versteegh. Skeletor verscheen achter hun, ook haar begroetten we. Vader Versteegh liep naar ons toe en schudde ons beide de hand. Het was een slappe handdruk. De man was zoals Mark hem twaalf jaar geleden had omschreven, tenger, iel, breekbaar, brilletje, belastingadviseur. ‘Bedankt voor het komen, jongens. Het betekent veel voor ons. Zijn jullie kennissen van Caroline?’ Mark sprong er meteen op in. ‘We gingen naar dezelfde school.’ ‘Dat is goed om te horen, nogmaals bedankt voor het komen.’ Ze wilden verder lopen, ik keek Mark met een blik aan om actie te ondernemen, anders waren we nog voor niets gekomen. Met lood in
zijn schoenen benaderde Mark hem opnieuw. ‘Meneer Versteegh?’ Hij draaide zich om. ‘Alsjeblieft, noem me Albert.’ ‘Albert. De dood van uw dochter heeft me persoonlijk heel erg aangegrepen. Ik ben een jaar jonger dan Caroline, maar ik heb haar altijd bewonderd. Ik durf zelfs te zeggen dat ik verliefd op haar was, maar ze zag me nooit staan.’ Ik zag aan het gezicht van Albert dat hij Marks’ pijn kon voelen. De moeder en Skeletor stonden achter hem en luisterden mee. ‘Ik wil geen oude wonden openmaken, al lijkt me dit een wond die nooit zal helen. Graag zou ik meer inzicht krijgen in hoe Caroline tot haar tragische einde is gekomen. Het is iets wat me al twaalf jaar achtervolgt.’ Alberts gezicht veranderde van treurig naar ernstig. ‘Jongeman, mijn dochter heeft veel aanbidders gehad en we hebben een turbulente tijd meegemaakt. Waarom zou je dit nu weer allemaal naar boven willen halen?’ ‘Ik weet dat het lijkt alsof dit uit het niets komt, maar de afgelopen jaren heb ik bijna dagelijks nachtmerries over uw dochter, er zijn zaken die u niet weet.’ Mark kon zijn tranen niet in bedwang houden. ‘Jarenlang intensieve therapieën van Europa’s beste psychiaters en nog steeds lijd ik onder die angst, alstublieft, ik smeek u, sta mij te woord.’ Albert Versteegh zweeg en keek naar zijn vrouw, deze knikte voorzichtig met haar hoofd. Albert wendde zich weer tot ons: ‘Zijn jullie met de auto?’ ‘Ja, die staat hier langs de weg geparkeerd.’ ‘Volg ons naar huis, dan praten we verder.’ We deden wat hij ons vroeg. Deze keer nam ik weer plaats achter het stuur. ‘Wil je dit nog steeds?’ vroeg ik aan Mark terwijl hij de gordel omdeed. Hij hield zijn handen omhoog en liet mij tien vingers zien en daarna nog eens twee. ‘Twaalf lange jaren…’ Ik wist voldoende en reed achter de Mercedes van familie Versteegh aan.
§ Eerder die ochtend. Chris zat in de keuken sigaretten te roken. Er lagen zes uitgedoofde peuken in de asbak. De zevende had hij in zijn mond. Hij keek geïrriteerd naar de witte wandklok die de kale muur sierde. ‘Het is verdomme al acht uur, waar blijft hij?’ mompelde hij in zichzelf. Vanuit de keuken kon je naar de gang, daar bevond zich de deur naar de kelder. Hij hoorde Mickey schreeuwen, de jongen had honger, Chris zelf ook. Het enige waar genoeg van aanwezig was, waren chocoladerepen, maar die kon Chris niet meer zien noch eten. De laatste twee dagen teerde hij en de jongen op chocoladerepen en Earl Grey thee, dat kon niet gezond zijn. Ze hadden fruit en brood nodig, vitamines. Net voordat hij zijn sigaret wilde aansteken, hoorde hij geratel. Het was de voordeur. Eindelijk. De grote baas liep de keuken binnen en keek naar de volle asbak. Hierna keek hij met een afkeurende blik naar Chris. Chris had zijn achtste sigaret terug in het pakje gedaan. ‘Heb je de boodschappen meegenomen, Luther?’ Luther gebaarde naar de gang. Chris liep naar de gang en zag een volle tas staan. Hij hief de tas op en nam deze mee naar de keuken. ‘Zorg dat de jongen goed te eten krijgt. Er is voldoende voor een week.’ ‘Dat zei je de vorige keer ook, de afgelopen twee dagen heb ik me moeten voeden met chocoladerepen.’ Luther werd furieus, pakte Chris bij de kraag en duwde hem tegen de muur. ‘Luister, zwakzinnig schepsel, die jongen is belangrijk voor mij, voor ons allen. Jij bent niets vergeleken met de kracht die in hem schuilt. Dus als je merkt dat je te weinig over hebt aan het einde van de week, dan zorg je dat de jongen als eerste zijn voeding binnen krijgt. Jij zult dan maar moeten vasten totdat ik terugkom met een nieuwe
voorraad, begrepen?’ Chris, die rood aanliep, knikte angstig. ‘Goede jongen.’ Luther liet hem weer los. Chris had hem zwakker geschat, maar voor zijn leeftijd had Luther de kracht van een twintiger. ‘Er is pindakaas en dat zoete spul dat hij zo lekker vind. Mijn suggestie is dat je begint met het smeren van boterhammen en dat je je tegenspraak de volgende keer weglaat.’ Chris zweeg en begon aan zijn taak. Luther keek naar de wandklok, deze gaf half tien aan. ‘Kun je het verder alleen af?’ Chris knikte. ‘Kenny en Martha wachten op me bij de St. Sebastianus kerk, vandaag is de herdenking van Caroline Versteegh.’ Chris’ ogen werden groter. ‘Is dat vandaag? Het is nog altijd een raadsel waar het bij haar mis is gegaan.’ Luther hield zijn hoofd omlaag en sprak zachtjes: ‘Ze was helaas niet sterk genoeg.’
§ De gehele huiskamer van de familie Versteegh was ingericht in een soort barokstijl. Antieke meubels, donkerbruin getint. Het licht van de ijzige middagzon scheen naar binnen, al bleef het er donker uitzien. Ik zat met Mark op een sofa en Albert Versteegh zat op eenzelfde soort sofa tegenover ons. Mevrouw Versteegh schonk vers gezette koffie in. Het wandelende lijk was inmiddels naar de logeerkamer gegaan om een middagdutje te doen. Ik nam de kamer in me op en zag boven de openhaard een schoolfoto van Caroline hangen. Deze foto was genomen een jaar voordat ze stierf. Ze zag er goed uit en er kwam een Roman Polanski gedachte bij me naar boven. Die gedachte vervaagde snel toen Mark begon te praten. ‘Ik vind dat u het huis mooi heeft ingericht, mevrouw Versteegh.’ ‘Elenor. Dank je wel voor je compliment. We zijn liefhebbers van antieke spullen en hebben een hekel aan dit huidige Ikea tijdperk.’ Ik schoot in de lach, maar niemand lachte met mij mee.
‘Sorry, ik dacht dat u een grapje maakte.’ De gezichtsuitdrukking van Elenor bleven emotieloos en ze ging naast Albert zitten. Bij Albert was de reactie niet anders. Hun dochter mocht dan wel niet meer in hun leven zijn, ik had ergens wat meer humor verwacht. Ik nam een slok van de koffie en had er moeite mee deze door te slikken. Ik zette het kopje terug op de onderzetter en deed er meteen drie suikerklontjes in. Nog nooit heb ik ergens koffie gekregen die zo sterk was als die van Elenor Versteegh. Geen wonder dat de ogen van de familie Versteegh constant op “ panisch” stonden. Mark raakte zijn koffie niet aan, hij was alleen maar geïnteresseerd in Caroline. ‘Het laatste jaar viel het me op dat ze steeds meer achteruit ging. Het is natuurlijk een vervelende vraag om te stellen, maar jullie maakten haar elke dag mee. Wat was er met haar aan de hand?’ Elenor pakte de hand van haar man vast en ze maakten kort oogcontact. Het soort contact waarin zij in een nanoseconde toestemming gaf om het verhaal te vertellen. ‘Mijn dochter,’ begon Albert, ‘sorry, onze dochter was zwaar depressief. Het populaire gedrag dat ze in de buitenwereld tentoonstellende was maar een façade. Een show die ze dag in dag uit opvoerde, omdat ze niemand met haar ware pijn wilde opzadelen. In dat laatste jaar werd de druk haar te groot en deed ze ook geen moeite meer om het te verbloemen. Als je mij vraagt waarom ze ongelukkig was, het is me nog steeds een raadsel. We probeerden constant voor haar klaar te staan, haar te helpen, met haar te praten, maar ze liet niemand toe. In haar kindertijd was ze altijd zo gelukkig en vrolijk, een echt positief meisje. Ze deed zelfs sinds haar twaalfde al oppassen bij de familie Hart. Hun zoontje was de wereld voor haar. In de jaren daaropvolgend begonnen zich zware depressies te ontwikkelen. In het begin waren ze nog van korte duur en we dachten dat het bij het puberen hoorde, maar de depressies werden sterker van aard en ze begon zichzelf te pijnigen.’ ‘Pijnigen? In welke zin?’ Elenor barstte in tranen uit en droogde deze met een tissue. Albert
wreef met zijn hand over de rug van zijn vrouw en kalmeerde haar. ‘Nogmaals, we dachten dat het een fase was. Uiteindelijk waren er in die tijd zoveel van dat soort gothic-uitingen onder de jeugd. Ze maakte kleine sneetjes in haar bovenbeen, iets wat haar momenten van euforie gaf. Verder at ze weinig en als ze niet bezig was met zichzelf te verwonden, gaf ze over.’ ‘Is ze dan ooit bij een psychiater geweest?’ vroeg ik voorzichtig. ‘Natuurlijk, ze is meer dan een half jaar in therapie geweest. Haar psychiater, Dr. Parker, je weet wel van het Parker instituut, kreeg niets los bij haar. Hoe goed die gast ook mag zijn, ik vind het maar een kwakzalver eerste klas. Zijn diagnose kwam uit op stress. Je betaalt zoveel geld aan zo een persoon en alles wat hij je kan zeggen is dat je dochter iets te veel stress heeft. We hebben een jaar na de dood van Caroline nog een kort geding tegen het instituut aangespannen, dat we helaas niet gewonnen hebben.’ Daar had ik inderdaad in die tijd over gelezen. Parker had topadvocaten ingehuurd om het kort geding aan te gaan, Albert had geen schijn van kans. ‘In feite hebben wij daarna zelf geprobeerd haar op de been te helpen en we hadden het gevoel dat het de goede kant op ging. Nog geen week later vonden we haar op een regenachtige dinsdagochtend levenloos in bed.’ ‘Wat was de oorzaak van haar zelfmoord en waarom is dat altijd een geheim gebleven?’ Mark keek me geïrriteerd aan. Hij kon niet geloven dat ik de vraag durfde te stellen. ‘Jongeman! Ik nodig je uit in mijn huis, leg mijn ziel bloot en dan durf je nog zo brutaal tegen mij te doen.’ ‘Het spijt me, maar…’ ‘Niets te maren, ik wil dat je naar buiten gaat. Ik spreek alleen nog maar met je vriend hier. Hij blijft tenminste netjes.’ Met een beledigde blik stond ik op en liep naar de voordeur. Zonder nog maar één woord te zeggen, sloot ik de deur en liet Mark alleen met de mensen die in een ander universum wellicht zijn schoonouders zouden zijn geweest.
Ik zat bijna een uur op de stoep voor huize Versteegh. De voordeur ging voorzichtig open en Mark kwam naar buiten. Hij gaf Albert en Elenor een hand en bedankte hen voor de gastvrijheid. Albert keek nog even met een schuin oog naar mij. Als hij een crucifix had gehad, dan zou hij me verjagen en een houten staak door mijn hart boren. Die gedachte gaf me het idee om eventueel een toneelstuk met vampiers te beginnen. Meteen daarna vond ik het idee weer ronduit belachelijk, het vampiergenre is inmiddels geheel doodgebloed, met de Twilight-boeken als dieptepunt. Nog steeds verward over het feit waarom ik het vampierthema in mijn hoofd kreeg, kwam Mark naar me toe gelopen. ‘Wat heb je nog zolang daarbinnen uitgevoerd?’ ‘Het zijn aardige mensen. Je had geen recht om zo bot tegen ze te doen.’ ‘Wat maakt het uit. De koffie was toch niet te drinken. Heb je nog iets ontdekt?’ ‘Omdat je het zo graag wil weten. Ik heb haar kamer gezien.’ ‘Laat me raden, ze hebben de kamer zo gelaten als hij was.’ ‘Nee, helemaal niet. Het is nu een hobbykamer geworden. Een plek waar ze aan Caroline kunnen denken, maar ook een plek waar ze het leed van zich afzetten. Daarnaast heb ik ook nog even met oma gebabbeld. Een heel open en schattig mens.’ ‘Ik dacht echt dat je de kracht van “ Grayskull” nodig had om daar een zinnig woord uit te krijgen.’ ‘Ben, ik heb geen flauw benul waar je het over hebt. Begrijp je zelf nog wel wat je allemaal voor een quasi onzinnige wartaal je uitspuwt?’ Quasi? Wartaal? Uitspuwt? Woorden die ik niet gewend was van Marks’ vocabulaire. Ik besloot mijn “ onzinnigheid” weg te laten. Ik keek naar beneden en zag dat hij iets onder zijn arm droeg. ‘Wat is dat?’ vroeg ik oprecht geïnteresseerd. ‘Wat, dit? Dit is het dagboek van Caroline.’ Verbouwereerd keek ik hem aan. ‘Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’ ‘Ik heb besloten hun niet te vertellen over de dagen dat ik haar
achtervolgde en haar van een afstand bekeek. Ook heb ik het gedeelte met de schaduw achterwege gelaten. Ze vonden mij een eerlijke en open jongen en ze merkten aan me dat Caroline een speciaal plekje in mijn hart heeft. Het dagboek lag al die jaren veilig geborgen in een kluis, onder in de klerenkast. Ze hopen dat het dagboek mij meer inzicht kan geven in het leven van Caroline en waarom zij de keuzes maakte die ze heeft gemaakt. Hopelijk is dit het stukje therapie dat ik nog miste in mijn leven.’ Ik was blij voor hem, begrijp me niet verkeerd, maar ergens reageerde hij niet zoals de Mark die ik een uur eerder alleen achter had gelaten. Hij had een soort melancholie over zich heen gekregen. Geïnteresseerd in het dagboek vroeg ik hem of ik het mocht bekijken. Hij reageerde hier bijzonder fel op. Hij had Albert beloofd dat alleen hij het dagboek mocht bekijken en niet “ die rotte appel”. Ik voelde me aan de kant geschoven als een sterspeler van een voetbalteam die tijdens zijn beste wedstrijd te vroeg werd gewisseld. Terwijl we in de auto stapten vroeg ik hem of hij zin had om nog ergens - T itus - een kop koffie te gaan drinken. Hij sloeg het aanbod af. Half afwezig liet hij me weten dat hij graag naar huis wilde. Op dat moment begreep ik dat hij een sleutel had gevonden voor zijn lijdensweg en dat dit dagboek de remedie zou kunnen zijn voor al zijn zorgen.
§ We stopten voor het huis van Marks’ moeder. De hele weg hadden we geen woord gewisseld. ‘Red je het verder alleen?’ vroeg ik voorzichtig. Hij gaf geen antwoord. ‘Doe je de groeten aan Helma?’ Nog steeds geen reactie. Ik zag beweging in het huis, Helma was aanwezig. Na een korte stilte begon Mark te mompelen. Ik verstond hem niet en vroeg hem of hij iets luider wilde praten. ‘Ik heb hem weer gezien.’ Ik had geen flauw benul
waar hij het over had. ‘Wie? Wie heb je weer gezien?’ Zachtjes begon hij te praten en tranen liepen over zijn gezicht. ‘De man in de schaduw.’ ‘Er is nu een man in de schaduw? Waar komt dat opeens vandaan?’ Zijn stem werd harder en emotioneler. ‘Er is altijd een man in de schaduw geweest. Hij was daar toen Caroline stierf, ik zag zijn klauwen. Daarna zag ik hem alleen nog maar in mijn dromen. Sinds ik terug ben in Steengroeve zie ik hem overal. Op de schoolfoto’s van Caroline, bij die serveerster van vanmorgen en zelfs op de plakkaten van die vermiste jongen. Hij staat constant achter ze, als een poppenspeler die zijn marionetten beweegt.’ Ik was met stomheid geslagen vanwege dit nieuws. Ik had nooit gedacht dat Mark er zo erg aan toe zou zijn. ‘Wat denk je dat het betekent?’ ‘Ik heb geen idee, mijn psychiater zei dat ik getraumatiseerd ben door de dood van Caroline en dat ik daardoor een fictief waanbeeld gecreëerd heb. Mijn eigen kwelgeest, zogezegd. Het zijn duivelse ogen die me vanuit de schaduw aanstaren en af en toe zie ik een grijns, alsof hij wil zeggen “ ik houd je in de gaten”.’ Ik was onder de indruk van zijn verhaal. ‘Denk je dat er een verband is?’ ‘Een verband in wat?’ ‘Een verband in de zin van dat jij deze specifieke schaduw ziet bij bepaalde personen.’ ‘Als ik dit in de afgelopen twaalf jaar in Zwitserland had gezien, dan zou ik zeggen, ja. Maar het is pas sinds ik hier in de stad ben dat deze beelden tot mij komen.’ ‘Wellicht heb je een bepaalde connectie met de stad en moeten wij uitzoeken wat die connectie is.’ ‘Ben, het is leuk dat je X-Files wilt spelen, maar ik wil eerst Caroline’s dagboek doornemen, nagaan of hier informatie in staat die me meer inzicht kan geven in haar leven en waarom ze zich zo voelde.’
‘Dat is natuurlijk je goed recht. Alleen, ben je niet bang dat Albert en Elenor dit dagboek ook hebben gelezen en tot geen enkele conclusie zijn gekomen?’ ‘Daar ben ik me van bewust. Al ben ik een buitenstaander, ik kan er wellicht iets uithalen wat hun niet is opgevallen.’ ‘Ga vooral je gang.’ Er viel wederom een korte stilte. ‘Dank je dat je vandaag met me mee bent gegaan, het betekent veel voor me.’ ‘Geen dank. Laat je me weten als je iets interessants tegenkomt in het dagboek?’ Mark knikte. Voordat hij uitstapte, legde ik mijn hand op zijn schouder. ‘Hou je goed, kerel en doe geen gekke dingen.’ Het kwam vreemd op hem over dat ik sentimenteel werd. ‘Ik zal mijn best doen. Succes morgen, met je praatgroep.’ Hij stapte uit de auto en opende de voordeur. Zonder om te kijken ging hij naar binnen. Ik liet mijn hoofd rusten op het hoofdkussen van de stoel en strekte mijn armen terwijl ik het stuur stevig vastpakte. Verschillende gedachten gingen door mijn hoofd. Ik heb een biertje nodig. Er moet gewerkt worden aan een script. Wat betekent die schaduw? Vampiermusical, nee. Enge Luther Kohl. Praatgroep morgen… Shit, door al dat gedoe met Caroline was ik Elize bijna vergeten. Ik had de hele week aan haar gedacht en had me voorgesteld dat het zo zou blijven tot de volgende keer dat ik haar zou zien. Ergens in het proces had Mark dit patroon verbroken. Ik was sceptisch in het begin, over hem en zijn problemen, maar gaandeweg was mijn perspectief veranderd. De zaak “ Mark” was opeens een stuk interessanter geworden. Het was taak dat de zaak “ Elize” ook op hetzelfde niveau bleef, want die zaak wilde ik graag voor mezelf winnen. Hoofdstuk 2: Inte rve ntie §
Ik knielde voor haar neer. Ze maakte me belachelijk. Ze lachte kostelijk. ‘Dans voor me’, schreeuwde ze me toe. ‘Kom op, Nar, laat je kunstjes zien.’ Haar bewakers richtten hun scherpe lancetten op me. ‘Vermaak me! Anders zal mijn Garde je doodsteken.’ Ik had geen keus. Ik begon met een dansnummer, hopend dat ze me liet leven. Hare majesteit ging voorover zitten, volgens mij werd ze lichtelijk vermaakt, maar ik kon het ook totaal fout hebben. Een lelijke grimas verscheen op haar gezicht. ‘Nu zing. Zing zeg ik je.’ Vals en krakend begon ik het lied van het volk te zingen. Iedereen, bewakers en gasten van het hof, begon te lachen. Er kwam een gevoel van machteloosheid over me heen. Terwijl de aanwezigen zich vermaakten, zag ik dat hare majesteit steeds norser begon te kijken. ‘Stop!’ Ze onderbrak me midden in het nummer. ‘Jij bent een dieptepunt, beste Hofnar. Je maakt mij en de rest van dit paleis belachelijk. Ik heb genoeg gezien. Soldaat!’ Ze wees naar Raleigh, haar trouwe kompaan. ‘Sluit dit wanproduct op in de kerker en laat hem nooit meer vrij.’ Raleigh knikte en nam me mee naar mijn nieuw onderkomen. Het doek sloot en luidde het einde van de eerste akte in. Ik wilde verder vertellen, maar Elize onderbrak me. ‘Sorry, Benjamin, je kwartier is om, het is tijd voor iemand anders om zijn verhaal te doen.’ Ik had niet in de gaten dat ik al een kwartier aan het woord was. Als ik het over het acteren heb dan ga ik daar volledig in op. Ergens vond ik het fijn om over mijn eerste acteerprestatie te praten, het stuk was een fictieve versie op het Elizabeth-verhaal. Ik had de rol van Hofnar gekregen nadat ik onder schooltijd had gespijbeld en auditie had gedaan bij het toneel. Hoewel het totaal niet over mijn echte problemen ging, voelde ik me opgelucht. De aanwezigen luisterden immers aandachtig. Ik had ook niet de intentie hun over mijn ervaringen van het afgelopen weekend te vertellen. Mark was een onderwerp dat ik niet met de rest van dit volk wilde bespreken. ‘Voordat we verder gaan, dames en heren, gaan we eerst even
pauzeren. Dankzij een financiële meevaller wil ik jullie vandaag trakteren op koffie en cake, het staat achter jullie op de tafel. Tast gerust toe.’ Elize gebaarde naar de achterzijde van de zaal. De twaalf aanwezigen gingen aanzienlijk tevreden richting al het lekkers. Ik bleef staan, ik had geen honger. Elize kwam naast me staan. Ze droeg opnieuw een zwarte outfit. ‘Hey.’ ‘Hey terug.’ ‘Je hebt nog niet veel tegen me gezegd vandaag. Het lijkt wel of je me ontwijkt. Is er iets?’ ‘Ik heb veel aan mijn hoofd gehad dit weekend, het heeft veel energie van me gevergd.’ Ze knikte begrijpend. ‘Waarom praat je dan niet over je ervaringen van dit weekend, in plaats van je toneelverleden? Het is vermakelijk en al, maar je helpt jezelf er niet mee.’ ‘Omdat wat ik in het weekend heb meegemaakt niemand iets aangaat.’ ‘Zelfs mij niet?’ Wacht eens even. Wie was deze persoon eigenlijk? Ik kende haar net een week. Ze kwam op me over alsof we al jaren bevriend waren, ze hield zelfs mijn hand vast. Haar hand was lekker zacht en dat gevoel kalmeerde me. Ik moest wegrennen! Nee. Ik wilde bij haar blijven. Maar dan moest ik mezelf blootgeven! Rustig blijven, dat moest ik doen. Mijn hoofd zat vol met contradicties, oneffenheden, geen totale helderheid. De erbarmelijke drang om geen keuzes te willen maken, wat je wel en niet wil. Ik wist het niet. Al die gevoelens en prikkels gingen in een periode van secondes door mijn hoofd. Ik zag dat Elize mij met haar kattenogen aankeek, de vraag was er uit, mijn antwoord werd gewenst. Ik koos voor een veilige uitweg. ‘Ik wil je er op dit moment niet mee belasten. Ik ben er zelf nog niet helemaal uit wat het allemaal te betekenen heeft.’ Ze liet mijn hand los en lachte voorzichtig. Ze had er alle respect voor. ‘Als de tijd daar is dan hoor ik het wel van je, ik wil me niet
opdringen.’ Ik bedankte haar voor haar begrip. Ze kwam dichterbij en gaf me een kus op de wang. Terwijl ik mijn reukvermogen opzette, kwam ik de tot de conclusie dat ze geen parfum op had, ze was compleet geurloos. Na een korte pauze vroeg Elize iedereen om weer bij elkaar te komen. Sommige hadden de cakekruimels nog aan de mondhoeken hangen. ‘Oké, Simon, jij bent aan de beurt.’ Een lange man met lang grijs haar stond op. De vijftigjarige snorrenman kwam voorzichtig naar voren gelopen. Het was een soort new-age hippie die in dertig jaar de hele drugscatalogus had genuttigd. Door zijn rotte gebit kwamen de woorden vergezeld met een lichte fluittoon naar buiten. ‘En, Simon,’ begon Elize, ‘hoelang ben je nu al clean?’ Simon hield zijn hoofd omlaag. ‘Simon, is er iets dat je met de groep wilt delen?’ Hij keek ons allen met tranen in de ogen aan. ‘Ik had drie maanden niet meer gebruikt. Maar God behoede, ik heb ik gisteren gezondigd. LSD, Marihuana en een aantal lijntjes Speed.’ ‘Wat heeft tot deze terugval geleid?’ Hij keek angstig om zich heen. ‘Ze kijken mee’, sprak hij zachtjes. ‘Sorry, wat zei je?’ ‘De beesten, die vieze rotte beesten. Ze zitten overal. In de muren, ze benaderen je sluipend van achteren en voor je het weet ben je hun prooi. Ze willen me opvreten!’ Simon begon tekenen van agressie te vertonen. Op het tafeltje naast hem stond een karaf met water en ijsklontjes. Hij pakte deze in blinde razenij op en goot het ijskoude water over zijn hoofd. Daarna veranderde hij voor een moment in een pitcher van de Boston Red Sox en gooide de karaf met tachtig kilometer per uur tegen de muur. Scherven vlogen door de ruimte en er schoven zelfs stukken glas onder onze stoelen door. Gelukkig dat de afstand van de muur en de zitplaatsen voldoende was om de impact te beperken, anders hadden we de glasscherven in het gezicht gekregen. Ik keek mijn buurman aan en we knikte allebei. We stonden op en met ons gezamenlijke gewicht kregen we Simon tegen de grond. Hij
bleef agressief en stribbelde tegen. Elize kwam erbij en pakte zijn hoofd vast. Ze begon hem kalmerende woorden toe te spreken en ging met haar handen door zijn natte, koude haar. Langzaam stopte hij met verzetten en kalmeerde hij geleidelijk. ‘Laat hem maar los.’ Elize voelde aan dat Simon weer rustig werd. Mijn strijdkompaan en ik lieten hem voorzichtig los. ‘Bedankt, partner,’ sprak hij met een Amerikaans accent, Texas als ik me niet vergis. Daarbij had hij ook nog eens de John Wayne looks en postuur. Ik gaf hem de hand. ‘Graag gedaan, kerel.’ Hij knikte vriendelijk. Door het voorval met Simon waren alle aanwezigen opgestaan en stond men met elkaar te praten. De mogelijkheid om voor de groep te praten werd vroegtijdig stopgezet. Buiten de groep mensen stond het jongste meisje dat die avond aanwezig was. Ze droeg een versleten grijze joggingbroek en had een strak roze T-shirtje aan, waaronder een dikke buik zichtbaar was. Ze had geen knap gezicht en je kon zien dat ze een drugsverleden had. Ze was lichtelijk aangeslagen en had een sigaret opgestoken. Ik liep naar haar toe en vroeg of alles in orde was. Ze keek me aan met twee duffe Basset ogen en schudde haar hoofd. ‘Ik kan niet tegen agressie, het maakt me gestrest.’ ‘En daarom rook je terwijl dat ding in je groeit?’ ‘Het is geen ding!’ zei ze fel. ‘Sorry, ik kies de verkeerde woorden. Maar roken is niet bevorderlijk voor de gezondheid van je kind.’ ‘Wat moet jij voorstellen, een wandelde waarschuwing? Ik rook omdat de stress van het afkicken mij te hoog is en stress is dodelijker dan deze sigaret, dus hou je mond, Wannabee Bogart.’ Ik stond perplex (en niet “ flabbergasted”, zoals de Wannabee stijliconen het tegenwoordig uitdrukken). Je komt niet vaak meer jongeren tegen die nog oude acteurs als Humphrey Bogart kennen. Ik bood mijn excuses aan en gebaarde naar het pakje sigaretten. ‘Mag ik er één?’ ‘Na alles wat je net gezegd hebt?’
‘Ja.’ Ze opende haar pakje en haalde er een verfrommelde sigaret uit. Met haar trillende, tenger handje gaf ze me de sigaret. Hierna knipte ze haar aansteker aan en ik nam een flinke teug van de sigaret. ‘Je bent een vreemd persoon, Benjamin.’ ‘Dank je, uhm…’ ‘T iffany, T iffany Harker.’ ‘Aangenaam, T iffany.’ Ik hief mijn sigaret in de lucht alsof er een toast werd uitbracht. T iffany voelde zich al wat meer op haar gemak en ze praatte nog een beetje over haar zwangerschap. Terwijl ik met T iffany een tweede sigaret opstak, begonnen de aanwezigen langzaam naar buiten te lopen. John Wayne wuifde me toe en liep achter de rest aan. Elize had Simon op een stretcher gelegd. Hij was inmiddels gekalmeerd, al trilde hij nog van de kou. Jammer genoeg lag er bij de stretcher geen deken, dus had Elize haar leren jas over hem heen gelegd. Ze kwam naar ons toe gelopen. ‘Zo, jij weet ook het goede voorbeeld te geven, Benjamin.’ ‘Die tweede heeft ze me zelf aangeboden.’ Elize begon kostelijk te lachen en nam ook een sigaret aan van T iffany. ‘Ik zie dat jullie al wat nader kennis hebben gemaakt?’ ‘Ja, T iffany vertelde me zojuist dat de vader van haar kind is opgepakt wegens drugsbezit en dat zij er alles aan zal doen om haar kind in een zo normaal mogelijke omgeving op te voeden. Zonder al die rotzooi.’ ‘T iffany komt al drie maanden naar de praatgroep en ik kan niet trots genoeg zijn op haar.’ De ogen van T iffany werden groter. De lieve woorden van Elize veroorzaakten een gevoel van geluk. Even leek ze op een mooi, breekbaar meisje dat een schouderklopje kreeg van haar grote zus. Het betekende veel voor haar en op dat moment realiseerde ik me pas wat Elize voor deze mensen betekende. Velen zouden dit volk bij het vuilnis zetten, er geen moeite meer voor doen. Maar niet Elize. Zij zag het goede in iedereen. Ook al had ze zelf al zoveel shit meegemaakt, ze maakte zich sterk voor anderen. Een
eigenschap die ik grotendeels in mijn eigen leven miste. Al begon ik mijn ego steeds meer aan de kant te zetten voor deze mensen. T iffany keek op haar horloge. ‘Fuck. Ik bedoel, sorry, ik moet naar huis, het is al bijna tien uur. Ik heb tegen mijn moeder gezegd dat ik dan thuis zou zijn.’ ‘Ik ben vandaag met de auto, ik kan je thuis afzetten.’ ‘Bedankt voor het aanbod, Benjamin, maar ik ben met de fiets, die kan ik niet achterlaten.’ ‘Wellicht een andere keer.’ ‘Oké.’ Ze bedankte Elize voor de avond, ze vond het echter jammer dat deze zo abrupt was geëindigd. ‘Aardige meid, die T iffany.’ Elize keek haar na terwijl T iffany haar jas aan deed en ons uitzwaaide. ‘Ja, zo jong en al zoveel meegemaakt. Hoe zit het met hem?’ Ik gebaarde naar de natte hippie op de stretcher. ‘Heeft hij die uitbarstingen vaker?’ Elize schudde haar hoofd. ‘Simon komt ook al heel lang naar deze sessies, ik heb hem nog nooit zo in paniek zien raken. Hij is normaal altijd rustig, je merkt meestal niet eens dat hij aanwezig is totdat hij moet spreken.’ ‘Mogelijk heeft hij dan toch een gevaarlijke cocktail van verdovende middelen gehad.’ ‘Wie weet.’ Elize begon te gapen. ‘Zal ik je naar huis brengen?’ Een vraag die ik voor de tweede keer stelde. Ik voelde me echt een barmhartige Samaritaan. Elize sloeg mijn aanbod niet af, maar er was wel één nadeel. We konden Simon niet alleen naar huis laten lopen, vooral niet in die natte kleren. Ik was niet echt blij met het feit een natte, oude kerel in mijn auto te hebben, maar ik had geen andere keuze. Ik wilde graag indruk maken op Elize. Ik koos ervoor om mijn principes en irritaties aan de kant te zetten. We liepen richting de parkeerplaats, met Simon in het midden. Hij
had zijn armen om ons heen geslagen. Zijn natte mouw plakte in mijn nek. Hij rook naar een hond die net met zijn baasje door de stromende regen een wandeling had gemaakt. Gelukkig had ik in mijn kofferbak nog wat oude dekens liggen. Zo kon Elize haar jas terug hebben en kon ik Simon gewikkeld in twee fleecedekens op de achterbank leggen. ‘Weet je waar hij woont?’ vroeg ik aan Elize terwijl ik de auto startte. ‘Ja. Hij leeft in een woongemeenschap waar nog meerdere lotgenoten leven.’ ‘Kraker?’ ‘Precies.’ § We arriveerden bij een oud, vervallen pand met enkele ingegooide ruiten. Het gebouw kwam me bekend voor. Ik had het de week daarvoor al eens gepasseerd toen ik Elize ook al naar huis had gebracht. Elize stapte uit en deed de stoel naar voren. Ze porde Simon voorzichtig. Hij leek op een babyvarkentje dat langzaam onder de deken vandaan kwam. ‘Simon, wakker worden, je bent thuis.’ Simon knorde alleen maar. Elize pakte zijn benen vast en begon aan hem te trekken. ‘Heb je hulp nodig?’ vroeg ik met de gordel nog om. ‘Nee, dit lukt wel’, zei ze vol goede moed. Ze kreeg hem niet erg ver getrokken. Hij begon tegen te stribbelen. Elize gaf met een geërgerde stem aan dat hij moest uitstappen. Terwijl hij hiervoor geen moeite deed, liep Elize naar de voordeur van het vervallen krot. Ze bonkte een paar keer op de deur. Na ongeveer drie pogingen begonnen er lichtjes te bewegen. Het leek erop dat de bewoners gebruik maakten van zaklampen. Ergens wel logisch als je kraker bent, dan wil je het natuurlijk goed doen. Een tien jaar jongere versie van Simon kwam naar buiten. Hij droeg een grijze muts en had dezelfde karaktertrekken als Simon. Elize sprak hem aan met T heo. Ze wees naar de auto en
gaf aan dat Simon half verdoofd op de achterbank lag. T heo bewoog kort met zijn hoofd. Het was geen knikken, maar meer iets wat leek op een eenmalig hik. Een gebaar waarmee hij kenbaar maakte dat het niet de eerste keer was dat Simon zich in de nesten had gewerkt. Schuifelend liep hij achter Elize aan. Hij droeg een versleten trainingsbroek van het merk Schrot en een wit overhemd met bruine vlekken. Daaroverheen droeg hij een verwassen, roze badjas. Zijn sloffen waren aan vervanging toe. Sloffen die een tiendaagse marathon hadden meegemaakt. Op de negende dag hadden ze blijkbaar vlam gevat. Simon was inmiddels voor de helft uit de auto gekropen. Ik keek rustig toe vanuit mijn achteruitkijkspiegel, met mijn gordel nog steeds om. T heo ging er met zijn lome postuur bij staan en begon hem aan te moedigen om uit de auto te komen. Het was de Slak tegen de Oorworm. De Slak sprak met een traagheid waarmee menig rollatorminnend volk sneller is. De Oorworm stootte alleen maar klaagzang uit. Hij kroop richting de verbrande sloffen en pakte deze vast. De Slak zakte met zijn aseksuele voorkomen door de knieën en tilde de Oorworm met veel moeite op. De ogen van de Oorworm werden groter, hij vond herkenning in zijn beste vriend, de Slak. ‘Ik neem het verder over van je’, sprak de Slak tegen Zwarte Kat. De Zwarte Kat miauwde instemmend. De twee weekdieren glibberden samen naar de voordeur, terug naar hun veilig onderkomen. De Zwarte Kat deed de stoel naar achteren en nam weer plaats naast het Onbekende Beest. Het was een Beest met twee immense horens, maar wat het voor een creatie was, bleef onbekend. Het kon goed of slecht zijn, maar het oogde te neutraal om daar een oordeel over te vellen. Het Beest keek de Zwarte Kat aan en grijnsde naar haar. De Zwarte kat lachte terug en het Beest startte de auto. § Het appartement van Elize - zoals ik me nog kon herinneren - lag
twee straten verderop. Het was aan de rand van Steengroeve. Er was nog parkeerruimte. Ik liet mijn auto stationair lopen en bleef zitten, aangezien ik de vorige keer niet mee naar binnen mocht, verwachte ik hetzelfde ritueel. ‘Heb je zin om nog een kopje koffie te drinken?’ Ik moest even denken, niet over een antwoord, maar mijn hersenen moesten de vraag verifiëren. Nadat ik zeker wist welke vraag ze me had gesteld gaf ik met een rustig “ ja” aan dat ik graag meeging voor een kopje koffie. De “ ja” die ze van mij kreeg was niet te wanhopig of te hebberig. Nee, het was de perfecte “ ja”. Een “ ja” die alle opties openhield zonder te veel prijs te geven over mijn ware gevoelens voor haar. Deze “ ja” zou nieuwe wegen openen. Ik zag mijn “ ja” in een tekstballon naar Elize drijven en bij aankomst veranderde haar neutrale blik in een stralende explosie van dankbaarheid. Het werd mezelf al snel duidelijk dat ik deze ene “ ja” iets te veel had geanalyseerd. De ingang was een witte en koude hal. Elize opende haar postvakje, het bevatte alleen een krantje van het plaatselijke weekblad. Gelukkig woonde Elize op de tweede etage, dat viel nog mee. Er was geen lift in het complex. Terwijl we bij de deur van haar appartement aankwamen, waarschuwde ze me voor de eventuele chaotische staat van haar woonkamer. Ik gaf aan hier niet mee te zitten, ik had immers veel tijd in Mark Lebans garage doorgebracht, een grotere puinzooi dan daar kon ik me echt niet voorstellen. Ze woonde op huisnummer 236. Ik tikte Elize op de schouder en wees naar de deur aan de overkant. ‘Hey, zou daar een dode vrouw in de badkamer liggen?’ Elize keek me niet begrijpend aan. ‘Waar heb je het over?’ Ze snapte de verwijzing niet, dus ik maakte het erger door met mijn pink te bewegen en “ Redrum, Redrum” te roepen. Ze snapte het nog steeds niet en schonk er geen aandacht meer aan. Wellicht zat ik iets teveel in mijn eigen wereld. De woonkamer zag er inderdaad chaotisch uit. Het waren vooral
kleren die door de hele woonkamer lagen verspreid. De keuken zag er dan wel weer netjes uit. Ze vulde de waterkoker en vroeg me of ik het erg vond om oploskoffie te drinken. Ik schudde mijn hoofd. Ze pakte twee bussen uit de kast en hield deze voor mijn neus. Op de ene stond “ Suiker” en op de ander “ Melk”. Ik wees naar rechts, alleen suiker. Terwijl ze met de koffie bezig was, gebaarde ze me plaats te nemen op de bank in de woonkamer, een versleten grijze bank die er niet erg comfortabel uitzag. ‘De vorige eigenaren hadden een hond. Ik heb de bank gratis gekregen.’ Ik had niet gevraagd om een antwoord, maar mijn blik naar de bank had ondertussen wel de vraag gekweekt. Het maakte me niet uit, je kon er op zitten, dat was voor mij voldoende. In de hoek van de kamer stond een kleine televisie. In deze tijd van grote lcd schermen moest ik wennen aan het bolle kijkgedeelte. Het oogde allemaal zeer goedkoop. Er hingen geen foto’s noch schilderijen aan de muur. Het was allemaal bordeaux rood geverfd met een zwart bloemensjabloon. Elize kwam de huiskamer in met de koffie. ‘Aha. Ik zie dat je mijn schilderkunst aan het bewonderen bent.’ Het was niet echt bewonderen. Het was leuk gedaan, daar niet van, maar dat ik nou onder de indruk was, wilde ik niet zeggen. ‘Dat heb je leuk gedaan’, was mijn ingetogen reactie. Ze zette de twee kopjes op de tafel en zei ‘dank je wel’ tegen mijn “ compliment”. Ik bedankte haar voor de koffie. Mijn kopje had het hoofd van Mickey Mouse erop. Op haar kopje stond de duffe kop van Goofy. Waarschijnlijk een herinnering uit haar zorgeloos verleden. ‘Leuke kopjes, hè? Ik heb ze vorig jaar op een rommelmarkt gekocht.’ Geen herinnering dus. ‘Ja ze zijn inderdaad heel apart.’ Wat is er in godsnaam mis met me? We zitten samen koffie te drinken en we komen niet verder dan een conversatie over Disney kopjes. Gelukkig kwam daar snel verandering in. ‘Benjamin. Mag ik vragen wat er dit weekend met je is gebeurd? Je
bent zo afwezig vandaag. Ik wil je echt graag helpen.’ Natuurlijk kon ik deze vraag verwachten. Ze is tenslotte een vrouw en vrouwen zullen altijd vragen wat je dwars zit. Zo zitten ze nou eenmaal in elkaar. Ik gaf geen reactie op haar vraag, hopend dat ze niet verder zou vragen, maar ze bleef aandringen. Na een diepe zucht besloot ik toe te geven. Ik vertelde haar over Mark en Caroline. De herdenking en het gesprek met de ouders. Het enige waar ik over zweeg waren de visioenen van Mark, de zwarte schaduw. Dat was voor mijzelf ook één groot vraagteken. Elize luisterde aandachtig naar mijn verhaal. Ze onderbrak me geen moment, ze knikte alleen maar, terwijl ze om de dertig seconden een slokje van haar koffie nam. ‘En nu zitten we hier koffie te drinken.’ Haar mond stond open van verbazing. ‘Dat was een intens verhaal, Benjamin. Ik kan begrijpen dat je er zelf ook nog steeds ervan onder de indruk bent.’ ‘Dat klopt.’ ‘Alleen jammer dat je die avond je belofte niet hebt waargemaakt door toch te drinken.’ Ik hield mijn hoofd omlaag. ‘Ik wilde een vriend helpen en heb me laten meesleuren in zijn negatieve spiraal.’ Ze stak haar hand uit en legde deze op mijn wang. ‘Het is niet erg, we hebben allemaal onze redenen.’ Gecharmeerd door haar medeleven, pakte ik haar hand vast. Ze vond het een fijn gebaar. ‘Hetgeen waar ik het meeste mee zit, is dat ik mijn gedachtes aan jou aan de kant had gezet om Mark te helpen.’ Ze keek me verrast aan. ‘Hoe bedoel je, “ gedachtes aan mij”?’ Ze speelde een spelletje, ik speelde graag mee. ‘Sinds ik je vorige week heb ontmoet, domineerde je mijn gedachten. Onze sessie vandaag was het enige waar ik naar uitkeek. Mark is daar tussen gekomen. Maar je bent nooit echt weggegaan.’ Een traan liep over haar wang. ‘Je kent me net. Ik wil je geen valse hoop geven, maar het is niet
verstandig om te veel gevoelens voor mij te kweken. Ik ben zelf een gebroken mens bestaande uit honderden loszittende stukjes die er op elk moment uit kunnen vallen.’ ‘Al val je helemaal uit elkaar, dan wil ik je lijmen. Ik wil je beter leren kennen, Elize, dat is iets wat ik vanaf het begin wist.’ Er volgde een korte stilte, we bleven elkaar aankijken. We twijfelden allebei over welke actie we gingen ondernemen. Ze wachtte op mijn reactie en ik op die van haar. Uiteindelijk was ik het die dichterbij schoof en met mijn hand door haar zwarte haar ging. Ik kuste haar. Na een kleine aarzeling accepteerde ze mijn kus.
§ We stonden aan het begin van een passionele nacht. Na de kus keek ze me ondeugend aan en begon inhalig naar me te happen. Ze had de smaak te pakken en wilde meer. Ik werd uiteraard opgewonden en een tongzoenperiode van tien minuten ging van start. Mijn handen ging onder haar T-shirt en ik kneep in haar zachte borsten. Ze had een zijdezachte BH en door het motief heen voelde ik haar tepels hard worden. Ze beet zachtjes op haar lip en haar ogen rolden naar boven, een teken van genot. Elize duwde me met de rug tegen het zitgedeelte van de bank. Een nadeel, want de bank veerde voor geen meter mee. Ze ging op me zitten en ze trok haar T-shirt uit. Ik voelde aan de achterzijde van haar BH om te bepalen welke moeilijkheidsgraad deze had. Gelukkig hoefde ik niet eens te proberen, hij schoot meteen los, de techniek wordt steeds beter. Ze had stevige borsten, minstens een C-cup. Terwijl ik bezig was mijn broekriem los te maken bleef ik haar op een rustige manier strelen. Ze begon wild met haar hoofd te schudden en ik dacht bij mezelf dat ze haar eerste hoogtepunt had bereikt. Maar niets was minder waar. Ze begon hevig te trillen en viel van mijn schoot af. Haar hoofd raakte de punt van het houten salontafeltje en
ze viel op de grond. Haar hele lichaam begon te schudden. Mijn hartslag ging omhoog. Het genot ging over in paniek en ik stond op om haar toestand te bepalen. Schuim kwam uit haar mond. Haar borsten gingen als twee roterende skippyballen tekeer. Ik bedacht me geen minuut en pakte een kussen van de bank. Ik tilde haar hoofd voorzichtig op en legde het kussen eronder. Hierna pakte ik haar hoofd vast en probeerde haar te kalmeren. Door alle spanningen merkte ik dat ik vroegtijdig had geëjaculeerd. Ik had eerlijk gezegd geen ervaring met epileptische aanvallen, dus ik liet mijn instinct het werk doen. Terwijl ik haar hoofd vasthield voelde ik mijn handen vochtig worden. Ik keek naar beneden en zag dat ze onder het bloed zaten. Door haar haren naar voren te doen, zag ik dat ze aan haar achterhoofd bloedde. Het was niet al te veel bloed, maar nogmaals, ik had weinig ervaring met dit soort situaties. Voorzichtig ging ik met mijn bebloede hand naar mijn broekzak om mijn mobiel te pakken. De batterij had nog maar vijf procent over, het was genoeg om een ambulance te bellen. Een kwartier later arriveerde de ambulance. Elize was inmiddels wat gekalmeerd en ze lag me half slaperig aan te kijken. Ik had haar een rondslingerde badjas aangedaan, om zo haar bovenlichaam te bedekken. Er werd op de deur geklopt. Ik kuste haar op haar voorhoofd en zei dat alles goed zou komen. De twee broeders liepen na het openen van de deur meteen door naar de woonkamer. Ze bekeken Elize kort en vroegen me wat er was gebeurd. Ik gaf een beknopte omschrijving en terwijl ze naar mijn bevlekte broek keken hadden ze de link snel gelegd. Ze legde haar op een brandcard die ze meegenomen hadden. Ze moesten haar wel vastbinden, anders konden ze haar niet naar beneden dragen. Ze bekeken haar hoofdwond en één van de broeders verbond die meteen. ‘Ze moet mee naar het ziekenhuis voor verdere behandeling. Hoogstwaarschijnlijk is het een epileptische aanval geweest, maar we moeten kijken of de hoofdwond geen verder letsel heeft aangericht. Als u wilt, kunt u meerijden.’ Ik knikte. Zonder na te denken pakte ik
een rondslingerde plastic zak en deed wat kledingstukken van Elize erin, voor het geval dat ze langer in het ziekenhuis moest blijven. De broeders schoven Elize met brancard en al in de ambulance. Hierna sprong ik als een actieheld achter in de ambulance. Samen met broeder nummer 1 bleef ik bij Elize. Broeder 2 nam plaats achter het stuur, startte de ambulance en zette de sirene aan, op naar het ziekenhuis. ‘Mike.’ De broeder stak zijn hand uit. ‘Benjamin.’ Ik schudde zijn hand. ‘Dit is Elize.’ Elize tilde met moeite haar hand op. Ze had totaal geen kracht. Broeder Mike keek haar geruststellend aan. ‘Het komt allemaal wel goed.’ Hij leek een beetje op Jezus, maar dan zonder de baard. Zelfs ik werd rustig van deze persoon. Hij draaide zich om en opende een rugzak. Mike haalde een witte broek tevoorschijn en gaf die aan mij. ‘Hier. Het is mijn reservepaar, maar ik denk dat jij ze eerder nodig hebt.’ ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen. Het spijt me dat dit alles zo bizar overkomt.’ Hij lachte. ‘Maak je geen zorgen, Benjamin, we hebben beschamendere dingen meegemaakt in ons vak. Kleedt je maar even om, ik kijk wel weg.’ Het was bijzonder dat deze broeder zoveel zorg gaf zonder een oordeel te vellen over de hele situatie. De broek paste perfect en Mike complimenteerde me met mijn nieuwe look. Hij vond dat ik een goede broeder kon zijn. Wellicht iets voor mijn nieuwe rol. De ambulance stopte en ik zag de lichten van het ziekenhuis. Quotium stond er met grote letters op. Tot op de dag van vandaag weet ik nog steeds niet wat “ Quotium” betekent. Mike en zijn partner stapten uit en rolden Elize weer uit de ambulance. ‘Waar zijn we?’ mompelde ze zachtjes. Strelend door haar vertelde ik dat we bij het ziekenhuis waren aangekomen. ‘Oh’, was het enige wat ze kon uitbrengen en ze viel weer weg. We gingen via de schuifdeuren van de eerste hulp het ziekenhuis binnen, twee artsen kwamen naast het bed lopen. Ze bespraken medische termen die ik niet thuis kon
brengen. ‘Bent u familie?’ Ik schudde nee. Ze gebaarden me om te wachten. Ze zouden me zo spoedig mogelijk iets laten weten. Ik voelde me afgewimpeld. Mike bleef even bij me staan. ‘T rek het je niet aan, Benjamin. Ze gaan haar onderzoeken. Zodra ze meer weten zullen ze het meteen aan jou komen vertellen.’ ‘Laten we het hopen.’ Hij legde zijn hand op mijn schouder en stelde me gerust. Alles zou goedkomen. Ik bedankte hem. ‘Geen dank, het is mijn werk om alles goed te laten verlopen.’ Terwijl hij zijn woorden uitsprak was Mike alweer bijna bij zijn collega en de twee artsen die Elize naar binnen brachten. Ik bleef alleen achter.
§ Het was een lange hal. Ik had plaats genomen tegenover de balie van de eerste hulp. Een oudere zuster zat achter een computer en tikte gegevens in. Ik keek op mijn horloge, inmiddels was er al een uur voorbij gegaan. De zuster had de plaatselijke radiozender opstaan. Het was laat in de nacht en het programma van DJ Rick Ready bleek al een tijdje bezig te zijn. Het was een wonder dat die gast nog steeds op de radio te horen was, vooral omdat hij al twee keer voor moord was aangeklaagd. Zijn programma zou mensen die ’s nachts onderweg zijn, sneller laten rijden. Een aantal nabestaanden van verkeersslachtoffers hadden Rick aangeklaagd voor het draaien van adrenaline verhogende muziek en automobilisten aan te sporen om “ het gaspedaal eens goed in te drukken”. Alle beschuldigingen werden nietig verklaard, aangezien de chauffeurs te veel alcohol in hun bloed hadden. Grappig is wel dat één slachtoffer gevonden is met de radio nog intact terwijl AC/DC’s Highway to Hell uit de speakers klonk. Dat is nog eens karma. Persoonlijk vind ik Rick Ready maar een opgehemeld stuk vreten die het moet hebben van alle media-aandacht. Guns ’n Roses met Sweet Child O mine begon te spelen toen de
schuifdeuren van de eerste hulp opengingen. Opnieuw zag ik broeder Mike met zijn collega. Ze kwamen naar binnen met een persoon die er erg aan toe was. Mike hield een zak bloed vast dat richting het slachtoffer ging, maar er leek meer bloed uit de persoon te komen dan erin ging. De zuster tegenover mij kwam vanachter haar balie vandaan en liep naar hun toe. ‘Zelfmoordpoging, beide polsen,’ hoorde ik Mike tegen haar zeggen. Uit respect ging ik staan. Terwijl ze met de brancard langs liepen, kreeg ik de schrik van mijn leven. In het voorbijgaan zag hij me staan. Met alle kracht die hij nog in zich had, greep hij mijn arm vast. Die van hem was verbonden, maar er kwam nog steeds bloed door het verband heen. ‘Ben, het is allemaal echt.’ Ik wist niet wat hij bedoelde. ‘Mark, wat is echt?’ Mike pakte zijn arm vast en zorgde ervoor dat Mark me losliet. ‘Sorry Benjamin, hij heeft onmiddellijke zorg nodig.’ Marks arm gleed van het bed af. De ingespoten morfine had direct effect. Ik wilde vragen wat er gebeurd was, maar het mocht niet baten, Mike en consorten liepen snel door en gingen door dezelfde deur waardoor ik eerder die avond al een dierbare had zien verdwijnen. Ik kon het niet bevatten. Mijn hart sloeg op hol. Wat is er godverdomme aan de hand? Ik zakte door mijn knieën en sloot mijn ogen. Dit moest een slechte droom zijn, het kon niet anders.
§ Zachtjes voelde ik een hand op mijn schouder. Ik opende mijn ogen. Het was de dienstdoende zuster. Ze hield een bekertje koffie onder mijn neus. ‘Hier, ik denk wel dat je dit kunt gebruiken. Haar lach had kalmerend effect. Haar rimpels waren goed zichtbaar. Deze vrouw zat zeker al dertig jaar in het vak, ze wist hoe ze iemand moest geruststellen, ze kende alle trucjes. Ik stond op van mijn gehurkte positie en ging weer op de plastieken stoel zitten. Het viel me toen
pas op dat zuster Keuls (zo stond op haar naamkaartje) en ik de enige aanwezigen waren in de hal. T ussen Elize en Mark was er niemand meer naar binnen gebracht. ‘Melk en suiker staan naast je op het tafeltje.’ ‘Sorry?’ Ik was er helemaal niet bij. Zuster Keuls gebaarde naar de koffie. ‘Oh, ja natuurlijk. Het is prima zo, ik drink mijn koffie wel zoals deze nacht, bitter.’ Ze knikte begrijpend en ging weer terug naar haar post en terwijl ze dat deed stelde ze mij de vraag: ‘Een bekende van jou?’ Ik haalde mijn neus uit de koffie en keek op. Een gebroken Helma Leban kwam binnen stormen. ‘Waar is mijn zoon?’ Ze schreeuwde emotioneel met een kwade ondertoon. Zuster Keuls liep meteen naar haar toe om haar op te vangen. Helma sloeg haar van zich af. ‘Laat me met rust, ik wil mijn zoon zien.’ Zuster Keuls kon haar moeilijk in bedwang houden. ‘Uw zoon wordt op dit moment behandeld, neemt u alstublieft plaats, zodra wij meer weten bent u de eerste die op de hoogte wordt gebracht. Terwijl de zuster met haar naar de stoelen liep, zag Helma mij zitten. Haar verdriet ging van het ene op het andere moment over in haat. ‘Jij!’ ‘Dag Helma’, zei ik voorzichtig. Helma liep weg bij zuster Keuls. ‘Dag Helma? Dag Helma!! Is dat het enige wat je tegen mij te zeggen hebt? Alles ging prima met mijn zoon. Hij is nog geen twee weken terug en hij heeft zelfmoordneigingen. Toevallig dat dit allemaal gebeurt nadat jij weer in beeld komt en het verleden begint op te rakelen.’ ‘Sorry, maar hij wou zelf…’ Ze liet me niet uitspreken. ‘Bespaar je excuses, Benjamin, we weten allemaal hoe jij in elkaar zit. Je geeft om niemand anders dan jezelf. Jij bent het schuld dat mijn jongen nu daarbinnen ligt, moordenaar.’ Er ontstond een helse woede in me. Met een gebalde vuist sloeg ik Helma genadeloos in het gezicht. Zuster Keuls kon haar nog op tijd opvangen, anders had ze
ook nog een schedelfractuur opgelopen. ‘Niemand, maar dan ook niemand noemt mij een moordenaar.’ Helma spuugde bloed en begon hatelijk te lachen.’ Opnieuw wilde ik uithalen maar zuster Keuls wist me deze keer tegen te houden. ‘Hou op!’ schreeuwde ze. ‘Het is genoeg geweest. Jij - ze wees naar mij - gaat daar zitten en drinkt je koffie. Dan neem ik mevrouw Leban mee en zal ik haar wond verzorgen.’ Helma en ik bleven elkaar aanstaren als twee opfokte honden, klaar voor de tweede ronde. Ze is van het soort “ Big Mama” waar je niet mee wilt kloten. Een fors zwaargewicht met lang, vettig, grijs haar, een soort Ma Flodder, maar dan in het kwadraat. ‘We zijn nog niet klaar, Croque!’ ‘Wat had ik nou net gezegd?’ ‘Sorry zuster.’
§ De schreeuwen van verdriet veranderden in lijden. Chris kon niet slapen. Het gehuil van Mickey hield hem wakker. Wanneer houdt hij daar eens mee op? Dat Luther juist hem deze taak had toegewezen. Ook al was hij bijna veertig, Chris had nog nooit zolang voor een kind hoeven zorgen. Het werd tijd dat Luther zijn ding ging doen, zodat Chris weer rust zou hebben. Hij had een aantal keer vastgezeten voor enkele lichte vergrijpen, waaronder een autodiefstal en meest recentelijk, het mishandelen van een prostituee. Diezelfde prostituee had hem ook aangeklaagd voor verkrachting. Aan de hand van het forensisch onderzoek waren er geen sporen van sperma of tekenen van penetratie zichtbaar. ‘Ik verkracht geen zielige wrakken’, had Chris nog gezegd tijdens de hoorzitting. Een uitspraak die hem een half jaar langer T BS had opgeleverd. Inmiddels zijn er alweer vijf jaar verstreken sinds hij voor het laatst
had vastgezeten. Daarna had hij zich weer bij Luther aangesloten. Een man met een visie, al vond Chris het lang duren totdat die visie werd bereikt. Maar hij had een onderkomen nodig, dus als het babysitten van een autistische jongen op het programma stond, dan had Chris geen andere keuze. Hij knipte zijn nachtlampje aan. Het was een paar minuten na middernacht. De jongen huilde hevig. Zijn klaagzang was goed te horen door de dunne muren van het huis. Chris had tijdelijk zijn intrek genomen in één van de drie slaapkamers. In de hoop dat dit tijdelijk zou zijn, was er inmiddels al meer dan een maand verstreken. Waar wacht Luther nog op? “ Hij is nog niet sterk genoeg Chris”, had hij gezegd. Zolang hij vastgeketend zit in die kelder zal hij ook niet sterker worden. Hoe hard hij het ook probeerde, Chris kwam niet in slaap. Hij besloot een kijkje te nemen bij de jongen. Hij stond op en deed een wit T-shirt en een trainingsbroek aan die op de grond lagen. Het T-shirt had mosterdvlekken van een hotdog die hij eerder die avond had gegeten. Sloffend liep hij de trappen af naar beneden. De kelderdeur had hij van tevoren afgesloten. De sleutels lagen in de keuken. Zonder het licht aan te maken wist hij de sleutelbos te vinden. Hij kon het gekrijs van de jongen heel goed horen, het was een aanslag op zijn zenuwen. ‘Ja, ja,’ mompelde hij terwijl hij naar de juiste sleutel zocht. Chris maakte het doffe licht van de kelder aan. Mickey schrok van de verandering en kroop terug naar de matras. Chris stapte in de richting van de jongen en bleef staan. Hij stond in iets vochtigs. Nadat de geur zijn neusgaten bereikte, deinsde hij terug van de sterke urinegeur. ‘Verdomme, jongen, dat ruikt niet gezond.’ De enige reactie die hij van Mickey kreeg was gesnotter en gekreun. Chris begon zich zorgen te maken om de jongen. Hij mocht dan een lompe crimineel zijn, het mishandelen van kinderen ging hem te ver. Hij pakte de kap van de lamp vast en richtte deze op Mickey. De jongen zag er verwilderd uit, hij hield zijn armen voor zijn ogen, zelfs het zwakke licht deed hem pijn. De matras was vervuild met
ontlasting en urine, hij had de emmer in de hoek gegooid. Chris schrok van de toestand waar de jongen in verkeerde. Dit kon niet langer zo doorgaan. Hij wreef met zijn handen over zijn kale hoofd en vervolgens kroelde hij door zijn geitenbaardje. Al vijfentwintig jaar geloof ik in de visie van Luther. Maar dit kan zo niet langer. Ik heb geen zin om nog een dood op mijn geweten te krijgen. Het moet stoppen. Chris pakte trillend de sleutelbos uit zijn broekzak en zocht naar de sleutel van de ketting die om Mickey’s been zat. Terwijl hij deze los wilde maken, begon Mickey tegen te stribbelen en naar Chris te schoppen. ‘Mickey, alsjeblieft, ik wil je helpen.’ De poging tot kalmeren lukte helaas niet. Het schoppen ging door, gecombineerd met een hoog, galmend gekrijs. Chris zag geen andere optie, maar mocht dit willen lukken, moest hij wel. Met één klap sloeg hij de jongen bewusteloos. Chris was niet trots op zijn keuze. Aan de andere kant kon hij nu wel Mickey van zijn ketting ontdoen. Hij bekeek de jongen en zijn vuile kleren. Gelukkig had Luther bij de laatste lichting boodschappen een set schone kleren en ondergoed meegenomen. Hij tilde de jongen op, legde hem over zijn schouder en nam hem mee naar boven. Chris legde Mickey neer op de vervallen bank in een kale huiskamer. De kleren lagen in een houten kast tegenover de bank. In de hoek stond een kleine kleuren televisie, meer was er niet aanwezig in de huiskamer. Chris stond voor Mickey en had geen enkel idee hoe hij een kind moest omkleden. Hij begon voorzicht de vieze kleren uit te trekken. De jongen stonk vreselijk en ook hier kreeg Chris opnieuw een gevoel van medelijden. Hij tilde Mickey weer op en droeg hem een etage hoger naar de badkamer. Hier legde hij hem in de badkuip en begon hem af te spoelen. Het water was erg koud en Mickey begon bij te komen. Beduusd en verdwaasd keek hij uit zijn ogen. Chris verwachte dat Mickey opnieuw zou tegenstribbelen. Mickey bleef echter rustig. Hij zag dat Chris zijn best deed om hem schoon te krijgen.
‘Kkoud’, kwam er voorzichtig uit Mickey die naar de kraan gebaarde. Chris schudde zijn hoofd. ‘Sorry kereltje, de boiler is kapot. Geen warm water.’ Mickey bleef bibberen en liet Chris zijn gang gaan. Hij haalde een nieuw stuk zeep uit de verpakking en voorzichtig ging hij met een washandje over het lichaam van de jongen. Voor het eerst in zijn leven kreeg Chris het gevoel dat hij iets goeds deed. Ondanks zijn zware jeugd en criminele verleden merkte hij wat het was om voor een onschuldig wezen te zorgen. Was deze gedachte maar eerder in me opgekomen. Hij verweet het zichzelf dat deze jongen zo verwaarloosd was. ‘Het komt allemaal goed, Mickey. Je gaat terug naar je ouders.’ Chris lachte vriendelijk, voor zover dat mogelijk was. Het gebit van Chris zag eruit als een waar oorlogsgebied, rotte tanden, holtes en een gedeeltelijk bovengebit dat na twintig jaar erge tekenen van roest begon te vertonen. Toch had hij een connectie met de jongen gemaakt. Het leek warempel wel telepathisch, alsof Mickey het vermogen had ontwikkeld om door de verrotte buitenkant van Chris heen te kijken. In het donker was Chris de boeman, in het licht, de redder. Nadat hij Mickey had afgedroogd, liepen ze samen terug naar de huiskamer om de kleren aan te trekken. Mickey keek naar de kledingstukken die in de kast lagen en keek Chris vragend aan. ‘Ik weet het, het zijn niet de beste kleren, Luther heeft ze gekocht bij een goedkope sportwinkel, dus je moet het even doen met dit trainingspak.’ Mickey pakte Chris vast en gaf hem een dikke knuffel. Chris schrok van de fysieke reactie. ‘Kom, kom nou, zo geweldig is het niet.’ Het maakte Mickey niets uit, hij ging naar huis. Het trainingspak was twee maten te groot, maar dat deerde niet. Chris had de te lange broekspijpen omhoog gerold zodat Mickey de witte gympies kon aantrekken. Hij ritste de jas van het pak tot helemaal bovenaan dicht. ‘Het is koud buiten, ik zou niet willen dat je een kou vat.’ Ook Chris deed een trainingsjas aan die in de gang hing. Ze leken op twee onconventionele joggers die midden in de nacht een rondje gingen
rennen. ‘Zo, tijd om deze plek te verlaten.’ Chris deed overal het licht uit en begeleidde Mickey via de voordeur naar buiten. De auto van Chris stond op de stoep geparkeerd. Het was een oude Opel Corsa. De auto rammelde aan alle kanten, al was hij motorisch in orde. Daar ging het Chris voornamelijk om. Het belangrijkste was dat Mickey veilig thuis zou komen.
§ Elize opende voorzichtig haar ogen. Met een wazige blik nam ze de omgeving in zich op en zag mij naast haar zitten. Ze voelde dat ik haar hand vasthield. Ze bewoog haar pink en voelde mijn huid. Er kwam een kleine glimlach tevoorschijn. ‘Je handen zijn zacht’, mompelde ze. ‘Ik had ze even moeten wassen, ze zijn met “ vuil” in aanraking gekomen. Hoe voel je je?’ Elize voelde aan haar hoofd en merkte het verband op dat eromheen gewikkeld zat. ‘Is het litteken opengegaan?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘De rand van de tafel heeft de andere kant geraakt. Ik heb zojuist met de dokter gesproken, het is gelukkig geen diepe wond.’ Het nieuws luchtte haar enigszins op. Toch barstte ze daarna meteen in huilen uit. ‘Hey, wat is er nou? Alles komt goed, je mag zodra het buiten licht is naar huis.’ ‘Ik had je moeten vertellen van mijn epilepsieaanvallen.’ ‘Het was inderdaad even schrikken.’ ‘Je moet begrijpen dat ik de afgelopen twee jaar geen enkele aanval meer heb gehad. Mijn arts zei dat epilepsie altijd in het systeem blijft zitten, ook als je er geen last meer van hebt. Ik ben er te naïef mee omgegaan.’ Haar tranen vloeiden rijkelijk. Ik gaf haar één van de tissues die op het nachtkastje stonden. ‘Hier.’ ‘Dank je. Je bent echt een engel dat je de hele nacht in het ziekenhuis bent gebleven. Andere mannen zouden me hier achter hebben gelaten
en nooit terugkeren.’ ‘Wat een geluk dat ik dan niet andere mannen ben.’ Ze begon weer te lachen. Elize wilde rechtop zitten, terwijl ik haar daarbij assisteerde, keek ze gedetailleerder naar mijn hand. ‘Hoe ben je aan die schaafwonden gekomen? Heb ik dat gedaan?’ ‘Nee, niet jouw schuld, het is een lang verhaal.’ Elize gebaarde naar de omgeving waar we waren. ‘We gaan toch nergens naar toe, dus vertel.’ § ‘Dus Marks’ toestand is nog steeds kritiek. Op het moment dat ze mij kwamen halen om te vertellen dat jij aan het bijkomen was, hadden ze nog geen informatie voor Helma. Ik kan die vrouw op dit moment wel schieten, maar als moeder zijnde leef ik zeker met haar mee. Zelf hoop ik natuurlijk ook dat het goed komt met Mark.’ ‘Had je verwacht, nadat je met Mark op stap was geweest, dat hij suïcidaal was?’ Elize kon wel een journaliste zijn, de vragen die ze me stelde, vuurde ze recht op de man af. ‘Ik had in de gaten dat hij enkele mentale problemen ondervond. Of hij in staat zou zijn om zelfmoord te plegen? Nee, nooit van mijn leven. Daar is hij veel te sterk voor. Iets moet hem gisteren zo van streek hebben gemaakt dat hij tot deze wanhopige daad is overgegaan.’ In mijn eigen gedachte moest ik terugdenken aan het moment dat Mark alleen achterbleef bij de ouders van Caroline. Hij had met hun zaken besproken die ik niet te weten ben gekomen. Hij heeft daar dingen gezien die niet door mijzelf zijn waargenomen. Hij had daar iets gekregen wat ik niet mocht zien. Ik had niet in de gaten dat ik zo diep in gedachten was verzonken. Elize zat aan me te duwen en te trekken. Ik schrok wakker uit mijn dagdroom en schreeuwde keihard: ‘Caroline’s dagboek!’ Elize en de twee andere patiënten, die in de kamer aanwezig waren, schrokken ervan. Eén van hen werd er zelfs wakker van. ‘Dit is een ziekenhuis! Ik probeer te slapen!’
‘Sorry’, zei ik met het volume een stuk lager. Elize staarde me aan alsof ze een aap had zien jongleren met typemachines. ‘Ik begrijp dat het allemaal vreemd op je overkomt, maar voor mij is nu een hele hoop duidelijk geworden.’ ‘Gelukkig dan maar. Je hoeft je om mij echt geen zorgen te maken, ik ben maar een beetje geschrokken van je uitspatting.’ Ik merkte aan haar stem dat ze het sarcastisch bedoelde. Ze bleef me aankijken met een blik die honderd en één vragen bevatte. ‘Ik zal proberen om bij Mark te komen.’ Elize snapte dat ik die stap moest ondernemen en pakte mijn hand vast. ‘Doe geen gekke dingen.’ ‘Natuurlijk niet.’ Tenminste, ik hoop van niet.
§ De gang van de afdeling leek oneindig. Elize’s kamer was de eerste kamer aan de rechterkant. Ik keek naar de klapdeuren waar ik eerder die nacht doorheen was gekomen. Ik zag schimmen aan de andere kant van de deur. Er was veel bedrijvigheid en ik hoorde Helma Leban discussiëren met zuster Keuls. Ze had nog niets concreets gehoord over de toestand van haar zoon. Ik wilde haar graag voor zijn. Het was een geluk dat tijdens die nacht de bedrijvigheid in het ziekenhuis een stuk minder was. Zo werd het voor mij makkelijker om de kamer te vinden waar Mark lag. Voorzichtig liep ik door de gang, zoekend naar kamers waar licht brandde. T ijdens mijn wandeling kwam ik één zuster tegen, een jonge meid die zo op het oog nog niet gewend was om een nachtdienst te werken. Ze keek me angstig aan en in het voorbijgaan knikte ze alleen maar. Het was een blik die mij duidelijk maakte alsjeblieft door te lopen en haar niet als een opgefokte weerwolf te bespringen - of ze dat echt dacht is maar een geïnterpreteerde gok van mijn observatievermogen. Het kon net zo goed zijn dat ze zojuist iets vreselijks had meegemaakt.
Uit een kamer aan het eind van de gang kwamen twee artsen naar buiten. ‘Hij heeft vooral veel rust nodig, maar gelukkig had zijn moeder op tijd het alarmnummer gebeld. Ik heb zijn polsen gehecht en er drukverband omheen gedaan. Hij gaat het wel redden.’ ‘Goed, Hendrik, ik zal de moeder inlichten.’ Terwijl beide artsen elk hun eigen richting opgingen, kwam de geïnformeerde arts mijn kant uit. Ik kon nog net op tijd wegkijken en ik zag het bordje van het toilet staan. Ik opende de deur van het herentoilet. Met de deur op een kier wachtte ik totdat de arts langsgelopen was. Hij liep een beetje mank zoals die kwezel uit die populaire ziekenhuisserie, al had deze arts geen stok bij zich. Zodra hij een paar meter verderop was, ging ik sluipend weer de gang op. Ik moest snel handelen, want die manke aap zou binnen enkele minuten Godzilla door die klapdeuren meenemen om haar zoon te zien. § Het licht in de kamer was gedimd tot een minimum. Voorzichtig keek ik door het raampje naar binnen om te zien of ik Mark zag. Helaas waren de gordijnen om het bed dichtgemaakt. Ik had geen tijd om lang stil te blijven staan. De deur piepte en ik deed mijn best om het geluid zo stil mogelijk te houden. Echter hoe rustiger ik de deur opende, des de harder het gepiep werd. Fuck it, dacht ik bij mezelf en ik gooide de deur in één keer open, tot dusver geen hoofdprijs voor geluidloos sluipen. Het enige wat ik in de ruimte hoorde, was het piepen van de monitoren. Ik weet welke de hartslag is, maar daar heb je het dan ook mee gehad. Mocht ik ooit de rol van arts of broeder moeten spelen, dan heb ik nog heel veel te leren. Ik schoof het gordijn open en schrok van het aanzicht. Mark lag op het bed met een zuurstofmasker op zijn gezicht en in zijn arm zat een infuus dat via een zak bloed bijtankte. “ O Negatief” stond er op de zak. Zijn armen lagen langs zijn lichaam naar beneden, ze hadden hem
netjes verbonden. Vanuit mijn optiek lag hij er vrolijk bij. Waarmee ik bedoel dat je een bepaalde gemoedsrust op zijn gezicht kon aflezen. Voor een moment leek het of ik jaloers op hem werd. Hij had iets gedaan wat ik alleen in mijn gedachten zou kunnen doen. De waanzin bleek hem zover gedreven te hebben. Ik had niet het gevoel dat ik zou zeggen, “ verdomme, Mark, waarom heb je dit nou kunnen doen?” Ik begreep het volkomen. Terwijl ik in gedachten was verzonken, merkte ik niet dat Mark voorzichtig zijn ogen opendeed. Met kleine, moe uitziende ogen observeerde hij zijn omgeving. Zijn mond bewoog, maar ik kon niet horen wat hij zei. Zijn linkerhand gebaarde me dichterbij te komen. Ik kwam zelfs zo dichtbij dat hij al het oorsmeer uit mijn oorschelp kon likken. ‘Zeg dat nog eens’, vroeg ik rustig. ‘Kut.’ Het enige woord dat hij uitbracht was “ kut”. Een teken van zijn mislukte poging en de status van zijn gevoel. Kort maar krachtig. Ik hoorde geroezemoes op de gang. Shit, Het Beest is gearriveerd. ‘Mark, snel, ik heb geen tijd meer. Waar is Caroline’s dagboek?’ Mark knipperde met zijn ogen en viel weer in slaap. Ik sloeg hem een paar keer zachtjes in zijn gezicht. Er volgde weinig tot geen reactie. ‘Mark! Caroline’s dagboek, waar is het?’ De deur ging open en ik hoorde de voetstappen dichterbij komen. De bijna geluidloze stappen van Dr. House en het lompe geschuifel van Beëlzebubs’ afgetrokken nageboorte. ‘Drieënvijftig’, mompelde Mark terwijl hij vocht om wakker te blijven. “ Drieënvijftig… dat was alles wat ik moest weten.” ‘Sterkte,’ zei ik zachtjes tegen hem. Datzelfde moment trok de arts het gordijn open. Het decor veranderde voor een moment in een natuurprogramma van Discovery Channel. Helma Leban kreeg het voorkomen van vulkaan Etna die op uitbarsten stond. De manke arts fungeerde als reisgids die mij, de toerist, wilde waarschuwen voor het uitbarstingsgevaar, want deze gids herkende dit soort situaties maar al te goed. Dagelijks moest hij de mensen in toom houden voor hun eigen emoties. Het kon elke kant op gaan, van uitbarsten in tranen tot een uitbarsting van woede.
Hij moest er op voorbereid zijn. Etna spuwde haar hete lava uit over mij. Ik werd overspoeld door een vloedgolf van gebrande opmerkingen en kritiek. De reisgids wilde het beste voor beide partijen en ging er tussenin staan, maar Moeder Natuur was in dit geval een stuk sterker. Hij verzocht me om weg te gaan voordat ik helemaal tot as werd verwerkt. Tegen Etna vertelde hij dat ze aan haar zoon moest denken, die haar aandacht en zorg nodig had. De furie in haar ogen bleef aanwezig terwijl ik wegliep van het beschermd natuurgebied. De reisgids had mij een vrij ticket gegeven zodat ik terug naar huis kon gaan en vriendelijk duidelijk gemaakt niet meer terug te keren naar het onstabiele gebied. De zwarte rook bleef me achtervolgen tot het moment dat ik de kamer had verlaten. Het klimaat veranderde van een ongemakkelijke warmte naar een kille gang. Ik was weer terug in de realiteit, geen camera’s op me gericht, geen directe gevaren die op de loer lagen, die het doel hadden mij aan te vallen. Het antwoord dat Mark mij had gegeven, betekende veel voor me. De hele situatie was inderdaad kut, maar het vermelden van drieënvijftig zou me verder op weg helpen.
§ Dinsdagochtend. Chris arriveerde met Mickey bij Mickey’s huis. Het was vier uur in de ochtend en Mickey’s ouders lagen hoogstwaarschijnlijk nog te slapen. De gordijnen waren dicht en er brandde geen licht in het huis. Chris maakte voorzichtig Mickey’s autogordel los. Hierna stapte Chris uit en maakte de deur aan de andere kant open. Aangezien Mickey weinig kracht had, tilde hij de jongen op. Ondanks het tengere postuur van Chris droeg hij de jongen met gemak. ‘Zo, we gaan je papa en mama wakker maken. Ze zullen blij zijn om jou weer te zien.’ Chris had de jongen kunnen neerleggen, aanbellen, in de auto stappen
en wegrijden. Dit deed hij niet. Diep in zijn ziel voelde hij dat hij verdoemd was en zou hij elke straf accepteren. Voor hem was het belangrijk dat Mickey veilig zou zijn. Chris belde aan. Het duurde even voordat er een reactie kwam en na een minuut ging er op de slaapkamer een lichtje branden. De gordijnen schoven voorzichtig opzij. De vader van Mickey opende het raam en stak zijn slaperig hoofd naar buiten. Hij kon zijn ogen niet geloven. Hij wreef met zijn handen in zijn ogen en keek opnieuw. ‘Mickey!’ riep hij vol vreugde en deed het raam weer dicht. Mickey en Chris moesten nog een goede minuut wachten totdat Frederick van Dalen en zijn vrouw, Marie, de deur openden. Met nog steeds een ongeloofwaardige blik in hun ogen namen ze hun zoon over van Chris die als een klomp cement aan de grond gekluisterd bleef staan, de ouders hadden de eerste paar seconden geen aandacht voor hem. Pas nadat de eerste lading tranen verdween, nam Marie haar zoon mee naar binnen. Frederick keek Chris - die zelf ook een traantje wegpinkte - verontwaardigd aan. ‘Ik weet niet wie je bent. Dus ik weet ook niet of ik je moet bedanken of ter plekke verrot moet slaan.’ Frederick maakte zijn standpunt duidelijk. Chris moest meteen schoon schip maken, anders zouden er gewonden vallen. Hij hield beschaamd zijn hoofd omlaag. ‘Het is een combinatie van beide. Maar ik neem aan dat uw vrouw de politie aan het bellen is. Laat het me in ieder geval uitleggen, want er zijn zaken die u moet weten.’ Frederick dacht na en zag hoe Chris spijt betuigde. Marie en Mickey stonden inmiddels weer bij de deuropening. ‘Laat hem maar naar binnen,’ sprak Marie rustig. ‘Laat hem zijn verhaal doen, ik heb de politie gebeld, ze komen er zo aan.’ Chris bedankte beide voor hun vertrouwen en liep naar binnen. Hij lachte naar Mickey, die vriendelijk terug lachte. Dit gaf Marie een teken dat Chris, ongeacht goed of slecht, een goede daad had verricht.
§ Marie had koffie gezet. ‘Zo, ik heb onze kleine man op het bankje in de veranda gelegd, hij is doodop. Chris dronk zijn koffie zonder suiker en melk. Frederick staarde hem boos aan. Chris voelde zich ongemakkelijk door die blik. ‘Vond je het lekker?’ De vraag floepte er bij Frederick zonder pardon uit. ‘Sorry?’ ‘Vond je het lekker om onze zoon te misbruiken? Jij vuile hond!’ Frederick wilde uithalen. Dit had Chris niet verwacht en hield zijn armen voor zijn gezicht. ‘Frederick! Nee!’ Marie hield haar man tegen. ‘Laat hem spreken.’ Frederick trok zijn vuist terug en ging weer op zijn stoel zitten. Chris had bijna de hele bank ingenomen om zich tegen de aanval te beschermen. ‘Het heeft niets met seks te maken. Ik zweer het. Uw zoon is heel speciaal om andere redenen. Zijn autisme, zijn natuurlijke ziel, dat is wat belangrijk is.’ Marie en Frederick keken elkaar vragend aan. ‘Wat bedoel je precies met “ natuurlijke ziel”?’ Chris wist dat het uitleggen van Luthers plan moeilijk zou zijn. Voor hem was het duidelijk, omdat hij al jarenlang met Luther samenwerkte om dat plan te realiseren. Iemand die geen kennis heeft van de kracht en toewijding zou dit afstoten als een slechte grap, te veel fantasie uit de mond van een gestoorde kidnapper. Chris zuchtte diep en net op het moment dat hij aan zijn verhaal wilde beginnen, ging de deurbel. Marie keek op de klok die in de huiskamer hing. ‘Nog geen twintig minuten. Dat is een nieuw record voor de politie.’ Frederick wilde opstaan, maar Marie gebaarde hem te blijven zitten. ‘Ik maak wel open. Ik heb ze de laatste keer ook te woord gestaan.’ ‘Je stond op het punt om mij iets te vertellen’, ging Frederick verder. ‘Juist. Het doel van het plan is complex. Een experiment waar ik zelf niet meer in geloof.’ ‘Een experiment voor wat?’
‘Nou, het zit zo…’ Beide mannen schrokken van een harde klap die ze op de gang hoorden. ‘Jezus, wat was dat?’ Chris kroop opnieuw de bank op. ‘Blijf rustig,’ zei Frederick. Hij stond op van zijn fauteuil en liep langzaam richting de deur die zich tussen de gang en huiskamer bevond. ‘Marie? Schat? Is alles in orde?’ Er kwam geen reactie. ‘Ik heb hier een slecht gevoel bij, meneer van Dalen.’ Frederick gebaarde Chris om stil te zijn. Voorzichtig opende hij de deur naar de gang en kreeg de schrik van zijn leven. Marie lag levenloos op haar rug. Bloed liep uit haar hoofd. Frederick zag pas op het laatste moment dat zijn vrouw door het hoofd was geschoten. Hij barstte in huilen uit, wat direct overging in een hels gekrijs. ‘Marie, wordt wakker. Lieverd, alsjeblieft!’ Hij pakte het levenloze lichaam van zijn vrouw in zijn armen. Chris zat nog steeds als versteend op de bank. Wat hij zag raakte hem diep. Mickey lag in de veranda rustig op de schommelbank te slapen. Chris stond op en op het moment dat hij de jongen wilde halen, zag hij de demper van het pistool gericht op Frederick. ‘Nee!’ riep Chris machteloos. De trekker werd overgehaald en Frederick van Dalen werd door zijn hoofd geschoten. Met het lichaam van zijn vrouw in zijn armen viel hij tegen de vlakte. Chris kon alleen nog maar denken aan de veiligheid van Mickey en rende naar de veranda. Hij hoorde de haastige voetstappen van de moordenaar achter hem aankomen. Chris opende de verandadeur en nam Mickey die langzaam wakker werd - in zijn armen. Chris wist dat hij onder schot gehouden werd. Hij had te weinig tijd gehad om weg te komen van zijn belager. ‘Draai je om, Chris. Voorzichtig en geen grapjes.’ Chris herkende de stem en moest lachen. ‘Ben je al klaar voor een promotie, Kenny? Wat heeft Luther je allemaal beloofd?’ ‘Genoeg om koste wat kost de jongen terug te brengen.’ Chris draaide
zich om en zag dat Kenny zijn kenmerkende zwarte capuchon over zijn hoofd had. ‘Durf je nog niet eens je gezicht te laten zien terwijl je me neerknalt?’ Kenny begon te lachen. ‘Natuurlijk wel, maar ik wil niet dat je mijn gezicht ziet als je sterft. Wie weet kom je me wel achterna.’ Nu begon Chris te lachen en hartelijk nog wel. ‘Wat is er zo verdomd grappig?’ ‘Beste Kenny, als ik dood ben dan zal ik echt niet meer terugkomen. Alleen, de beelden, de gezichten, de gruwelen die jij aanricht zullen je vinden en als ze zich eenmaal in dat onnozele onderbewustzijn van jou hebben genesteld, dan zullen ze niet meer verdwijnen. Ze zullen je langzaam maar zeker laten doordraaien. De grootste trigger zullen je gedachten aan “ haar” zijn, ze domineert nog steeds je gedachten, is het niet?’ ‘Hou je mond! Je hebt geen recht om over haar te spreken!’ ‘Ah, kleine Kenny beschermt nog steeds zijn geliefde Caroline. Wacht maar, beste jongen, uiteindelijk is de enige oplossing dát wapen tegen je slaap te zetten en de trekker over te halen en als dat gebeurt, dan zal ik je opwachten. Let op mijn woorden. Bij de poorten van de hel zal ik je opwachten en dan zal ik je hele ziel verscheuren, er zal niets meer van jou overblijven. Niet hier, niet in je dromen noch in het hiernamaals zul je rust vinden, dat beloof ik je.’ ‘Ben je klaar?’ ‘Altijd al geweest.’ ‘Mooi.’ Kenny haalde voor de derde keer de trekker over en raakte ook Chris in het hoofd. Hij viel achterover met een schreeuwende Mickey in zijn armen. Chris viel neer op de koude vloer. Mickey bleef zich vastklampen aan Chris. Kenny rukte hem met veel moeite los van het lichaam van Chris. ‘Kom, kleine rotzak, het wordt tijd dat we gaan afmaken waarmee we zijn begonnen.’
Hoofdstuk 3: 53 § ‘Dus als ik het goed begrijp, is drieënvijftig het nummer van een kluisje?’ In vogelvlucht had ik Elize bijgepraat over mijn bevindingen. ‘Klopt. Het is onze opslagplaats voor waardevolle schatten.’ Elize keek me vragend aan. ‘Het zit zo. In onze jonge jaren hadden Mark en ik gekke ideeën.’ ‘Nou, die heb je nog steeds.’ ‘Elize, mag ik alsjeblieft mijn…’ ‘Ja natuurlijk, ga verder ’, viel ze me in de rede. ‘Dank je.’ ‘Graag gedaan, kus?’ Ik gaf haar een kus, ze had immers een zware nacht achter de rug. ‘Zijn we nu klaar, kan ik verder met mijn verhaal?’ Wijselijk hield ze haar lippen stijf op elkaar. ‘Dus… wij hadden het gekke idee dat we ooit vele rijkdommen zouden vergaren en daarvoor hadden we een plek nodig waar die veilig zouden zijn. Na het tot stand komen van dit idee hebben wij bij de bank hier in Steengroeve een kluisje aangeschaft. Het kon alleen op huurbasis en we betaalde die van onze bijverdiensten.’ ‘Dat is heel wat, voor alleen een kluisje.’ ‘Daar heb je natuurlijk een punt, maar we waren jong en dachten daar anders over.’ ‘Zijn er dan uiteindelijk onbetaalbare schatten in dat kluisje terechtgekomen?’ Ik begon te gniffelen. Ze had de verkeerde vraag gesteld. ‘Laat ik het zo stellen, wat wij in dat kluisje bewaarden, had destijds waarde voor onze hormonen.’ ‘Je Playboy collectie zeker.’ Elize moest er zelf om lachen.
‘Onder andere. Maar ook cassettebandjes van Pearl Jam, een nep spin en het gedragen slipje van Lisa Edelsteijn.’ ‘Pardon?’ ‘Mark was op een warme zomermiddag na het sporten de douches van de dames binnengeglipt en had het eerste slipje dat hij kon grijpen gejat. Het schoolbestuur had discreet kunnen aangegeven dat een jongedame haar ondergoed kwijt was, maar dankzij de lompheid van directeur T holen wist de hele school een uur later dat het ging om Lisa Edelsteijn. Aangezien wij beiden een sleutel hadden van het kluisje, had Mark het slipje veilig opgeborgen. In de jaren nadat Mark naar Zwitserland was vertrokken, wilde ik het aan Lisa teruggeven, maar dat is tot op de dag van vandaag nog niet gebeurd.’ Elize onderbrak me opnieuw. ‘Dus je wilt zeggen dat er al jaren een ongewassen slipje in dat kluisje van jullie ligt te rotten?’ ‘Ik heb het een keer gewassen.’ Het werd even stil in de kamer. We bleven zonder iets te zeggen elkaar als twee berggorilla’s aanstaren. Na een minuut stilte schoten we allebei in een lach. Na zoveel jaren was het “ slipjes fiasco” nog steeds grappig. ‘Maar je geeft aan dat je al die jaren dat kluisje tot je beschikking had?’ Ik knikte. ‘Toen Mark vertrok, verloor ik een goede vriend uit het oog. Ik wilde de betekenis van toen, de kwajongensstreken, niet verloren laten gaan. Ik heb sindsdien altijd de huur betaald en Mark heeft zijn sleutel behouden. Mocht hij ooit terugkomen naar Steengroeve, dan kon hij de goede tijden van toen opzoeken. Zelf heb ik niets meer toegevoegd aan onze “ tijdcapsule” en aangezien de huur een automatische afschrijving is, was het al bijna uit mijn gedachten verdwenen.’ ‘Maar niet uit die van Mark’, sprak Elize zacht. Ik realiseerde mij al te goed wat voor een zelfingenomen klootzak ik de afgelopen jaren was geworden. Na de contactbreuk met Mark werd ik een sociale kluizenaar die emotioneel gezien nauwelijks mensen toeliet. Zelfs een week eerder was ik Elize op het eerste oog al moe.
Ik had een schild om me heen gebouwd. Ik wilde dat niemand daar doorheen zou prikken en dat ik mijn narcistisch gal kon blijven spuwen. Maar Elize wist me te verrassen. Ze wist me te confronteren met mezelf en alsof dat nog niet genoeg was, werd een schim uit het verleden weer vlees en bloed. Alle gedane zaken konden niet meer worden teruggedraaid, al was mijn gevoel wel zeker. Dit zijn de twee personen waar ik voor wilde vechten. Ze stonden zo dicht bij mijn hart dat ik alles wat in mijn macht lag, wilde doen om hun leed te verzachten en ze weer te zien opfleuren. Misschien dat we dan een nieuwe wereld konden creëren waar we gelukkig konden zijn, zonder pijn, zonder leed. Er zat alleen nog iets in de weg, een dagboek in nr. 53. § Het was inmiddels acht uur in de morgen, de waterige ochtendzon scheen tussen de gordijnen door naar binnen. Ik was op de harde bezoekersstoel - die naast Elize’s bed stond - in slaap gevallen. Ik voelde een hand op mijn schouder. Terwijl ik wakker schrok en met een versufte blik omhoog keek, kwam er meteen een gerust gevoel over me heen. Het was broeder Mike die mij aankeek. ‘Sorry, Benjamin, ik wilde je niet laten schrikken.’ Ik gaf aan dat het geen enkel probleem was. ‘Hoe is het met haar?’ Zijn blik ging naar Elize, die net met haar neus boven de deken uitkwam. ‘Ze heeft een zware nacht gehad, maar ik ben er van overtuigd dat het wel goed komt met haar. Ze zal het een paar dagen rustig aan moeten doen en tenminste een week niet werken.’ ‘Wat doet ze eigenlijk voor werk?’ Ik schaamde me dat ik die vraag niet kon beantwoorden. Elize deed vrijwilligerswerk op maandagavond. Wat ze de rest van de tijd deed? Ik had geen enkel idee. ‘Ik moet je helaas het antwoord schuldig blijven. We kennen
elkaar pas een week.’ Mike vond het niet erg. ‘Boekenwinkel’, mompelde Elize slaperig. Meteen daarna schrok ze klaarwakker. ‘Shit, ik moet afbellen. Benjamin, geef me je mobiel even.’ Mike en ik stonden met open ogen te kijken van de snelle paraatheid die Elize vertoonde. We hadden nog geen tijd gehad om iets terug te zeggen. Nog steeds verbaasd, pakte ik mijn mobiel uit de broekzak van mijn tijdelijke ziekenhuisbroek en overhandigde deze aan Elize. Ze toetste het nummer van haar werk in en toen er opgenomen werd, ratelde ze haar verhaal af. Het geheel duurde nog geen halve minuut. Ze gaf me de mobiel terug en stapte uit bed om haar kleren aan te doen. Ik keek Mike aan en hij sprong erop in. ‘Ik denk dat je het beter rustig aan kunt doen, je hoeft niet meteen weg, je gezondheid is belangrijker.’ ‘Ik voel me goed, ik ben wakker en wil naar huis. De dokter heeft gezegd dat ik bij daglicht naar huis mocht, bij deze dus.’ ‘Oké, je hebt gelijk, maar nogmaals, kijk uit dat je het niet overdrijft.’ Ze knikte vriendelijk naar Mike en gaf hem een knuffel. ‘Bedankt voor vannacht, jullie waren er snel bij.’ ‘Het is ons werk, mevrouw, wij doen wat we kunnen.’ ‘Nogmaals, dank je.’ Ze gaf Mike een kus op de wang. Hij was er sprakeloos van. Elize liep naar het kastje waar ik haar kleren had neergelegd. ‘Heren, als jullie het niet erg vinden…’ We keken haar vragend aan. ‘Ik wil me graag omkleden.’ Ze gebaarde dat we ons moesten omdraaien. Terwijl we omgedraaid naar de andere kant van de kamer keken, zagen we dat de andere twee patiënten nog sliepen. ‘Let goed op haar,’ fluisterde Mike in mijn oor, ‘ze mag dan wel naar huis, maar ze is nog lang niet stabiel genoeg om alles zelf te doen.’ Ik knikte instemmend. ‘T rouwens, voordat ik hier aankwam ben ik even gaan kijken bij je vriend aan het eind van de gang.’ ‘Hoe is het met hem?’ ‘Hij is buiten levensgevaar, maar hij zal nog een week hier moeten blijven. Ik heb vernomen dat iemand bij hem op de kamer is geweest.’
‘Dat kan kloppen.’ ‘Heeft hij je nog iets kunnen vertellen?’ Het had geen nut om Mike te vertellen over Caroline’s dagboek, daar kende ik hem helaas te slecht voor. ‘Niet echt, hij ijlde wat, maar voordat ik kon verstaan wat hij zei, kwam de arts met Marks’ moeder naar binnen, daar wilde ik niet bij zijn.’ ‘Ja, dat kan ik begrijpen. Dat mens gaf ons niet eens de ruimte om ons werk te doen, ze hing constant als een gepofte uil over onze schouders mee te kijken.’ ‘Klinkt inderdaad als Helma.’ ‘Onderweg hiernaartoe kwam Mark een paar keer kort bij. Hij had het constant over ene Caroline. Zegt je dat wat?’ Het dagboek kon ik nog wel verzwijgen, maar om helemaal over het bestaan van Caroline te zwijgen, vond ik geen goed plan. Ik vertelde hem dat Caroline het meisje was waar hij altijd verliefd op is geweest en dat zij jaren terug zelfmoord had gepleegd. Mike schudde zijn hoofd. ‘Het is tragisch. De wereld is rot.’ ‘Halleluja.’ § Elize had zich inmiddels helemaal aangekleed. Mike en ik moesten lachen om haar T-shirt, zij niet. Het was een verwassen T-shirt met de Spice Girls erop. ‘Als ik Benjamin nog had kunnen uitleggen dat de kleren die in de klerenkast liggen nooit worden gedragen, dan had ik nu iets anders aangehad.’ Ergens begrijpelijk, aangezien alle donkere - gedragen kleren door de woonkamer lagen verspreid. ‘Ik was, strijk en doe het weer aan.’ Ze probeerde nog steeds een standpunt duidelijk te maken. Wij bleven lachen. ‘Ach, loop naar de maan, ik trek me niets van jullie aan.’ Mike hield op met lachen en liet weten dat hij naar huis
ging. ‘Mijn dienst zit erop, het was fijn jullie ontmoet te hebben, al wou ik dat het onder betere omstandigheden was.’ ‘Dat gevoel is wederzijds, wat is de bedoeling van deze broek die ik aan heb? Kan ik die ergens afgeven?’ ‘Wacht.’ Mike liep naar het nachtkastje naast Elize’s bed. Hij pakte een pen uit zijn jaszak en scheurde een stuk papier uit een tijdschrift dat op het kastje lag. ‘Hier. Dit is mijn adres en telefoonnummer. Ik heb zelf vijf stuks thuis liggen, dus altijd genoeg. Maar mocht je in de buurt zijn, dan kun je ze bij me afgeven.’ ‘Dat zal ik zeker doen. Nogmaals bedankt voor je hulp. Is er wellicht iets waar ik jou mee kan helpen?’ Hij schudde mijn hand. ‘Het is mijn taak om mensen te helpen, ik heb zelf op dit moment niets nodig. Het doet me goed jullie weer op de been te zien.’ De positieve instelling van Mike sprak me zodanig aan dat ik een brok in mijn keel kreeg. Ik had bijna alle hoop opgegeven om ooit nog een karakter tegen te komen dat zo begaan was met andere mensen en ze niet exploiteerde. De handdruk leek wel een uur te duren en ik had hem inmiddels al vijf keer bedankt. ‘Ik moet nu echt gaan, hou jullie taai.’ ‘Tot ziens, Mike’, zeiden we in koor. We zwaaide hem uit als twee blije tieners die op schoolkamp gingen. Het was één van de meest overdreven zoetsappige momenten in mijn leven. Een scene uit een slecht, waargebeurd drama, iets wat ik zelf niet eens op papier zou durven zetten, gewoon om het feit hoe cliché en sentimenteel het was. Zonder de vraag te stellen, zag ik aan Elize dat ze klaar was om te vertrekken. Haar jas had ze helemaal tot boven dichtgemaakt. Haar haar kwam onder het verband uit, dit had ze onder de kraag geduwd. ‘Charmant’, sprak ik op licht komische toon. Ze rolde kort met haar ogen en gaf geen verdere reactie.
‘T ijd om deze dompige plaats te verlaten.’ Ik kon het niet meer met haar eens zijn.
§ In de lange gang was die dinsdagochtend meer leven dan zes uur ervoor. Personeel en bezoekers passeerden elkaar. Ik draaide me om en keek naar het einde van de gang. Bij de kamer van Mark zag ik geen beweging. Mogelijk was ik ook oplettend om Helma te ontlopen. De goden waren me goedgezind, de storm bleef uit. Ik maakte de klapdeur voor Elize open. Aan de balie zat nog steeds zuster Keuls. Ze slurpte aan een kop koffie en keek moe naar het kleine 15 inch scherm. ‘Het wordt eens tijd dat ze hier nieuwe beeldschermen gaan plaatsen. Dit kan toch niet meer anno 2011.’ Ze had ons niet horen aankomen, maar ze schrok niet. ‘Ah, meneer Rocky, een beetje afgekoeld?’ Ze grinnikte. Elize keek me vragend aan. ‘Vertel ik je nog weleens.’ Zuster Keuls slaakte een zucht. ‘We zijn al vijf jaar bezig om een beter geautomatiseerd systeem te krijgen met betere hardware. Maar ja, de centen zijn er helaas niet. Als de regering eens wat minder oorlogsvoertuigen zou kopen, dan konden zoveel meer mensen beter en sneller geholpen worden.’ Gelijk had ze natuurlijk, maar zolang de regering geleid wordt door een stel yuppen zal er geen verbetering in komen. Zuster Keuls stopte over het onderwerp en richtte zich tot Elize. ‘En, hoe gaat het met jou, meiske, voel je je weer wat beter?’ ‘Ja, maar mijn hoofd bonkt nog steeds.’ ‘Dat zal nog wel een paar dagen aanhouden. Heb je iemand die dat verband kan verwisselen?’ ‘Ik denk dat Benjamin me daarmee kan helpen.’
‘Ik zal mijn best doen’, zei ik voorzichtig. Keuls knikte. ‘Nou, het beste is om het verband de komende week om de dag te verschonen, na een week zal het niet meer nodig zijn. Mochten jullie toch problemen ondervinden, bel dan even met de Eerste Hulp, dan kunnen wij iemand langs sturen.’ ‘Dat zou mooi zijn.’ Elize bedankte zuster Keuls voor haar hulp. Ook ik bedankte haar en terwijl ik haar hand schudde gaf ze me een ondeugende blik. ‘Pas op dat je geen gekke dingen meer doet.’ Ik lachte en hield mijn handen omhoog: ‘Ik kan niets beloven.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Jullie maken mijn werk er niet makkelijker op’, lachte ze. ‘Het word tijd dat iemand mij komt aflossen, zodat ik naar huis kan.’
Hoofdstuk 4: Ke nny (1992) § Met zijn drieëntwintig jaar was Kenny de jongste van Luthers groep. Het enigst kind van twee topadvocaten, die met hun familiebedrijf Hart & Hart actief waren in Steengroeve. Hoewel zijn ouders gehoopt hadden dat Kenny zich ook voor de advocatuur zou gaan inzetten, kreeg hij al op vroege leeftijd hele andere interesses. Door het drukke werkschema van zijn ouders was Kenny vaak op zichzelf aangewezen. Hij had geregeld een oppas, maar niet altijd. Nog voordat hij naar de kleuterschool ging, raakte Kenny geïnspireerd door een illusionist die hij op tv zag optreden. Vol verbazing bekeek hij de trucs die onmogelijk zouden moeten zijn. Dit resulteerde erin dat hij zijn vader lastig bleef vallen om voor hem een eigen trukendoos te kopen. Michael Hart, die niet lang de aandacht bij zijn zoon kon houden, schudde zijn hoofd. Hij had al zoveel dure modeltreinen en videospellen voor de jongen gekocht, dat hij zich daar maar mee vermaakt. Hard stampend en pruilend vertrok Kenny
beledigd naar zijn kamer en verstopte zich onder zijn deken. Een vast ritueel, als hij zijn zin weer eens niet kreeg. Zijn ouders hadden die betreffende avond een belangrijk zakendiner. Terwijl Michelle Hart thuiskwam van het shoppen en een passend mantelpak voor het diner had gekocht, vroeg ze haar man waar Kenny was. Michael wees met zijn vinger naar boven. Ze wist al genoeg. ‘Dan laat ik hem wel met rust. Al hoop ik dat hij wat bijgedraaid is zodra de nieuwe oppas hier is.’ Michael stond op uit zijn ligstoel. ‘Hoe heb je zo snel een oppas kunnen regelen?’ ‘Geluk, eigenlijk. T ijdens het winkelen kwam ik een oude schoolvriendin tegen. Elenor Kooi. Ze is getrouwd met Albert Versteegh, volgens mij hebben we ooit eens met hun een paar woorden gewisseld buiten de rechtbank. Albert heeft getuigd bij die grote belastingfraude zaak.’ Michael keek haar nadenkend aan. ‘Zou kunnen, maar je had het over een oppas.’ ‘Juist. In het gesprek met Elenor gaf ik aan dat ik nog een oppas moest gaan regelen voor Kenny. Ze sprong er eigenlijk meteen op in.’ ‘Wil zij komen oppassen?’ ‘Schat, val me alsjeblieft niet constant in de rede.’ Michael hield zijn mond. ‘Elenor gaf aan dat haar dochter zo nu en dan doet oppassen.’ ‘Hoe oud is de jongedame?’ ‘Twaalf.’ Michael keek zijn vrouw bedenkelijk aan. ‘Poeh, dat is erg jong voor een oppas.’ ‘Dat begrijp ik,’ ging Michelle verder, ‘maar Elenor heeft me verzekerd dat haar dochter al heel volwassen en zorgzaam overkomt bij de jonge kinderen waar ze oppast.’ ‘Maar dit is Kenny waar we het over hebben, hij is niet de makkelijkste. De laatste twee oppassen waren zestien en zeventien, zelfs zij hebben zich bedankt na één of twee keer.’ ‘Ik begrijp je twijfel, schat, alleen is er één probleem.’ ‘Je hebt al toegezegd en het meisje staat over een half uur op de
stoep?’ ‘Precies.’ ‘Nou ja, aangezien er geen tijd meer is om iemand anders te regelen, wil ik haar deze kans geven, al ben ik bang dat ze door Kenny overrompeld wordt. Maar mocht ze op miraculeuze wijze tot die jongen doordringen, dan zullen we bekijken of we haar aanhouden. Wat is trouwens haar naam?’ Michelle kwam er niet meteen op. ‘Uhm. Oh ja. Caroline, Caroline Versteegh.’
§ Michelle had zich inmiddels de badkamer toegeëigend. Ze had nog even tijd voordat ze naar het diner moesten gaan en Michelle nam die tijd dan ook. Ze vulde het ligbad en kieperde een flaconnetje rustgevende olie in het water. Met haar lange zwarte haar ging ze onder water. Hierna kwam ze weer met haar hoofd boven en legde ze een washandje op haar gezicht en ontspande haar lichaam en geest. Kenny lag ondertussen nog steeds onder zijn deken. Hij had zijn Gameboy gepakt en speelde Super Marioland 2. Dat spel had hij minstens tien keer uitgespeeld, het was zijn favoriete spel. Inmiddels had hij alweer vijf van de zes gouden muntjes. Kenny was op de hoogte van de nieuwe oppas. Want hoe beledigd Kenny kon zijn, zo kon hij ook achterdochtig zijn. Hij wilde alles weten. Hoewel hij pas vier jaar was, er ontging hem niets. Op het moment dat zijn moeder thuiskwam en vertelde over de nieuwe oppas, zat Kenny bovenaan de trap mee te luisteren. Hij wist ook dat de meeste oppassen door hem geïrriteerd raakten, dat was althans de bedoeling. De verwendheid was bij dit joch al vroeg zichtbaar. Terwijl de meeste kinderen op jonge leeftijd niet bezig waren met gevoelens zoals haat, argwaan en jaloezie, had Kenny zich op die fronten al ontwikkeld. Hij kon het niet uitstaan dat iemand anders - buiten hem en zijn ouders - door zijn
huis wandelde. Hij had er een hekel aan dat de oppassen alles mochten eten en drinken uit de overvolle koelkast en ze tot laat op mochten blijven en zelfs ermee wegkwamen als ze hun vriendjes uitnodigden. Maar nu was het mogelijk anders, deze oppas was nog maar twaalf jaar. Dus Kenny hoopte dat er geen vriendje zou langskomen die avond. Hij kreeg daarnaast ook het gevoel van macht - nogmaals, een zeer vroege negatieve ontwikkeling voor een kind zo jong -, want als hij de oudere oppassen kon weghouden, dan zou een meisje van twaalf helemaal geen kans meer maken. Net als in een spookhuis, de uitgenodigde zal het niet tot de einde van de avond volhouden. Huilend zal zij het telefoonnummer bellen dat moeder op een post-it op de ijskast had geschreven. Smekend zal ze hen vragen om naar huis te komen, omdat ze het niet meer kan uithouden. Bij thuiskomst zal papa haar naar huis brengen en iets extra’s geven, maar ze zal nooit of te nimmer meer willen oppassen bij de familie Hart, want dat kind is geen kind, het is een kleine duivel die het fijn vindt om de tere zieltjes van zijn oppassen te kwellen. Al moest het eerst nog zover komen. § De bel ging. Michael zat in de woonkamer een sigaret te roken en bladerde door de krant. Hij keek op zijn horloge. Zeven uur. Ze was op tijd. Hij liep naar de voordeur, keurde zichzelf eerst in de spiegel. Zijn haar zat strak naar achteren. Hij zette zijn bril recht en schoof de knoop van zijn stropdas omhoog. Hij zag een gedaante staan achter het glasmotief van de voordeur. Michael opende de deur. Hij was meteen sprakeloos. Een gerespecteerde man van vierendertig zou eigenlijk beter moeten weten, maar hij werd overrompeld door de schoonheid van Caroline. Ze zag er niet uit als een meisje van twaalf. Ze had het postuur en uitstraling van een volwassen vrouw. Haar bruine haren waaiden in de wind, terwijl haar groene ogen Michael
vriendelijk aankeken. Michael zag de glossy lippen bewegen, maar de woorden drongen niet tot hem door. Hij schudde met zijn hoofd: ‘Sorry meid, ik was er even niet bij. Wat zei je precies?’ ‘Bent u meneer Hart? Ik ben de oppas.’ Michael, die nog steeds niet helemaal erbij was, zag een auto staan aan het eind van het grindpad. Het was Elenor die haar dochter had afgezet. ‘Natuurlijk, Caroline. Mijn excuses, ik ben een beetje in gedachten verzonken. Ik ben Michael, kom binnen.’ ‘Dank u.’ Terwijl Caroline naar binnen ging, liep Michael richting de auto. ‘Dag mevrouw Versteegh, Michael Hart.’ Elenor stak haar hand uit het raam en stelde zich voor. ‘We hebben elkaar al eens eerder ontmoet, meneer Hart.’ ‘Bij die belastingfraude zaak.’ ‘Inderdaad.’ Michael herhaalde de woorden van zijn vrouw, want in alle eerlijkheid kon hij zich Elenor nog steeds niet herinneren. ‘Ik heb mijn dochter gezegd dat ze me kan bellen zodra u weer terug bent. Ik zal haar dan ophalen.’ ‘Dat is prima. Het zal niet zo laat worden. Het is een zakendiner en daar ben ik liever zo snel mogelijk van af.’ ‘Wij wonen twee kilometer verderop in de stad, dus ik ben zo hier. Ik vertrouw erop dat alles goed gaat.’ ‘Daar ben ik van overtuigd. Kenny is een rustige jongen, hij gedraagt zich goed bij vreemde mensen.’ Zelfs op het gebied van zijn zoon, kon Michael het niet laten om een leugentje te vertellen voor de bestwil van beide partijen. Elenor knikte vriendelijk en reed weg. Michael zwaaide haar na. Caroline stond nog in het gangpad, wachtend tot Michael terugkwam. ‘Heb je je jas al opgehangen, Caroline?’ Ze giechelede. ‘Het is vijfentwintig graden, meneer Hart, ik heb geen jas bij me.’ Natuurlijk, het was al twee maanden lente en het weer was al een hele tijd warm en zonnig. Caroline droeg een vale spijkerbroek met daarboven een wit bloesje. Michael bestudeerde haar alsof ze een
volwassen vrouw was, maar hij moest zich constant eraan herinneren dat ze nog niet zo oud was. ‘Is er iets, meneer Hart?’ Michael had niet in de gaten dat hij haar bleef aanstaren zonder een woord uit te brengen. ‘Nee. Natuurlijk niet. Kom binnen, dan kun je Kenny ontmoeten en alstublieft noem me Michael, meneer Hart maakt me zo oud.’ Caroline knikte vriendelijk en volgde Michael naar de huiskamer. Ondertussen kwam Michelle de trap af. Ze was volledig aangekleed, droeg het mantelpakje dat ze die middag had gekocht. Er was make-up aanwezig, maar daar was ze zuinig mee geweest. Michelle had er een hekel aan eruit te zien als een clown. Less is more. Voor een vrouw van begin dertig zag ze er fantastisch uit. Lang golvend zwart haar, volle rode lippen en lichtgroene ogen. Een opsomming die overkomt als het overtollig vet van een obesitas patiënt, maar niets ervan is gelogen. Ze zag Caroline praten met haar man. Hij liet haar zien hoe de tv en de laserdiscspeler werkte. ‘Laserdisc wordt het medium van de toekomst’, verzekerde hij haar. Ze hadden een grote collectie films, waaronder veel Disney. ‘Je zult je wel vermaken.’ Michelle bekeek haar van een afstand. Ze zag er precies uit als haar moeder in haar jongere jaren. Haar moeder was ook al een zo’n mooie verschijning. Je zou het venijn van de boze koningin verwachten, die Sneeuwwitje wilde vervloeken, maar zo zat Michelle niet in elkaar. Ze wist dat ze zelf een mooie vrouw was en had al die onzekerheid niet nodig. ‘Dag Caroline.’ Caroline keek op en lachte vriendelijk naar Michelle. Ze stelde zich voor en sprak haar aan als mevrouw Hart. ‘Michelle, wij zijn niet zo formeel in dit huis, formaliteiten hebben we al genoeg in ons werkleven.’ ‘Aangenaam.’ ‘Je bent net zo’n mooie verschijning als je moeder, ze mag trots op je zijn.’ Caroline bloosde. ‘Dank u.’
‘Ik zie dat Michael je al een beetje heeft rondgeleid.’ ‘Ja, het is leuk dat jullie de Kleine zeemeermin hebben, die heb ik drie keer in de bioscoop gezien. Het is mijn favoriete film.’ ‘Dat is mooi. Wij vinden die film ook prachtig. Alleen Kenny krijgen we er niet warm voor. Hij kijkt liever G.I Joe, of iets anders waarin gevochten wordt.’ ‘Het blijft een jongen’, grinnikte Caroline. ‘Waar is Kenny eigenlijk?’ Michael wees weer naar boven. ‘Hij is op zijn kamer, heeft last van een klein humeurtje, als hij honger krijgt komt hij vanzelf wel naar beneden.’ Michelle bood aan om Kenny te gaan halen zodat hij kennis kon maken met de nieuwe oppas. Caroline gebaarde dat het niet nodig was. ‘Ik heb al op vijf verschillende jongens en meisjes gepast. Ik red me wel. Mocht er wat zijn dan bel ik meteen.’ Michael en Michelle keken elkaar verbaasd aan. Zo’n volwassen antwoord hadden ze nog niet eerder van een oppas teruggekregen. Ze kregen meteen vertrouwen in de spontane meid. Vluchtig lieten ze nog de keuken en de achtertuin zien. ‘Het kan zijn dat Kenny gaat zeuren om het zwembad in te willen, maar het moet nog gereinigd worden. We hadden niet gedacht dat het nu al zo warm zou worden.’ Caroline nam het allemaal in zich op en verzekerde beide Hartjes nogmaals dat er geen gekke dingen zouden gebeuren. Voordat ze vertrokken, riep Michelle van onder aan de trap: ‘Kenny, we zijn weg, wees je lief vanavond?’ Er kwam geen reactie. Ze wachtte een halve minuut. ‘Als we straks krijgen te horen dat je je niet hebt gedragen dan is het een maand geen computerspelletjes voor jou, meneer. Heb je dat begrepen?’ Eigenlijk hoefde Michelle niet op een bevestiging te wachten, want ze wist dat ze die toch niet zou krijgen. ‘Goed, Caroline, veel plezier vanavond en laat je niet gek maken door Kenny.’ Caroline gebaarde dat alles in orde zou komen. Michael stond inmiddels al vijf minuten te wachten bij de voordeur. ‘Kom nou, Michelle, dadelijk komen we toch nog te laat,’ daarna
richtte hij zich tot Caroline: ‘Ik heb alle vertrouwen in je, meid, tot vanavond.’ Michelle ging achter haar man aan naar buiten, ze zwaaide naar Caroline en maakte met haar hand een telefoongebaar, maar diep van binnen hoopte ze dat deze avond niet vroegtijdig werd afgebroken door een huilende oppas, die vraagt of ze naar huis willen komen omdat ze Kenny niet onder controle krijgt. Mijn God. Wat doen we dit meisje eigenlijk aan?
§ Caroline sloeg de handen ineen en wreef erin. Ze was klaar voor de uitdaging en besloot om direct de trap naar boven te nemen om kennis te maken met Kenny. Ze pakte de eikenhouten leuning vast, deze was glad en stonk naar boenmiddel. Caroline vond de geur maar niets. Het deed haar denken aan haar moeder als zij het zilvergoed poetste. Ze vond eigenlijk geen enkele poetsgeur fijn. Terwijl ze op de bovenverdieping aankwam, was haar afkeer tegen de stinkende trapleuning vervaagd. Er was wel een nieuw item waar ze bij stil bleef staan. Een schilderij. Nou ja, meer wat geklieder. Zonder enig contrast of vorm bestond het schilderij uit blauwe, gele en rode klodders die verspreid waren over het canvas. Omhuld door een zware beukenhouten lijst “ sierde” het “ kunstwerk” de gang. Caroline bleef er ongeveer twee minuten bij staan kijken en vroeg zich af wat de artistieke meerwaarde was van het schilderij. Het leek op iets dat een kind van vier binnen een kwartier gemaakt had. Misschien had Kenny het wel geschilderd. Waarschijnlijk zou het van een beroemde kunstenaar zijn. Iets waar iemand “ verstand” van moet hebben om erover mee te kunnen praten. Caroline had inmiddels haar blik weer op de gang gericht. Rechts van het schilderij kon ze naar de badkamer. Links van haar liep de gang nog een stuk door. Aan het eind van de gang bevond zich de kamer van Kenny, duidelijk aangegeven met een
“ Danger-bordje” met de tekst “ Kenny’s Room” eronder. In de gang zelf hingen buiten het schilderij geen andere zaken aan de muur. Normaal zou je familieportretten verwachten of tenminste een foto van je kind. Er was alleen een rond tafeltje in het midden van de gang met een varen erop. De plant begon dor te worden, het leek erop dat deze al een tijdje droog stond. De vloerbedekking was een voorzetting van dezelfde stoffering die ook op de traptreden lag. Een oubollige rode kleur met een nietszeggend motief. Michelle en Michael hadden geen interessante smaak als het ging om hun inrichting. Hun persoonlijkheden gingen vooral op in het dagelijkse werk, wat voor hun alles betekende. Misschien was het daarom dat Kenny zo vervelend kon zijn. Ook aan hem werd weinig aandacht besteed. Caroline nam zich voor om Kenny op een zo relaxt mogelijke manier te benaderen. Na alles wat ze had vernomen, werd het een moeilijke klus om het respect van deze jongen te winnen. Ze stond voor de gesloten deur en bekeek het bordje. Danger. Ze had het gevoel dat ze in een dierentuin bij de leeuwen stond te kijken. Niet voeren aub. Deze dieren zijn gevaarlijk, onvoorspelbaar en kunnen bijten. Gelukkig heb ik de M&M’s thuisgelaten. Caroline giechelde. Ze had een binnenpretje. Hier gaan we dan, volledig op eigen risico. Ze klopte voorzichtig op de deur. ‘Kenny?’ Geen gehoor. ‘Kenny, mag ik binnenkomen?’ Nog steeds geen reactie. Ze opende de deur. In de kamer scheen het zonlicht naar binnen. Caroline zag een modeltrein op de grond. Deze was stof aan het verzamelen. Verder lag er een lading Lego, waar ook al een tijdje niet mee was gespeeld. Posters van sportauto’s en motorrijders sierden de muur, of dit Kenny’s persoonlijke smaak was, was nog maar de vraag. Caroline zag dat Kenny zich onder de dekens van zijn bed verstopte. Hij deed zijn best om zo min mogelijk te bewegen. Caroline speelde het spelletje mee. ‘Hmm, volgens mij heb ik me vergist, hier is helemaal niemand. Dan kan ik maar beter naar huis gaan.’ Langzaam liep ze richting het bed om Kenny te laten schrikken. Dat plan mislukte. Kenny sprong onder
de deken vandaan. Hij droeg een ooglapje van een piratenkostuum en had van zijn kussensloop een cape gemaakt, zijn blonde haren waren door de war geschud. In zijn hand hield hij een markeerstift. ‘Halt, ik ben Kenny de Verschrikkelijke. Ik ben een tovenaar en ik verander je in een kikker.’ Hij hield de markeerstift naar voren en aan zijn gezichtsuitdrukking af te lezen, zag Caroline dat hij het serieus meende. Caroline deinsde terug en zakte in elkaar. Kenny kon haar niet meer zien vanuit zijn positie. Hij ging op het bed staan en keek over de reling naar beneden. Caroline zat gehurkt aan het eind van zijn bed. Ze begon rond te springen en maakte een kwakend geluid. Kenny keek vol verbazing naar haar. Het heeft gewerkt. Caroline bleef haar rol volhouden, maar na vijf minuten vond Kenny het eng worden. Heb ik haar nu echt in een kikker veranderd? Als de onschuld zelve begon hij te negeren dat zij een kikker was en vroeg naar haar naam. Nadat Caroline hierop niet reageerde, zwaaide Kenny opnieuw met zijn markeerstift. ‘Nu verander ik je weer terug in een meisje.’ Er gebeurde niets. De spreuk had geen werking op Caroline. Kenny vond het niet leuk meer. ‘Alsjeblieft, wordt weer mens, ik vind dit eng.’ Caroline had moeite om haar lach in te houden, maar ze speelde haar rol vol overtuiging. Ze hopte naar Kenny, die aan de rand van het bed zat en ze hield haar lippen naar voren. Hij zou haar moeten kussen, alleen dan kon ze weer mens worden. Jakkie. Kenny was er niet blij mee. Caroline bleef hem aanstaren. Kenny wist dat hij geen andere keuze had. Hij kneep zijn ogen hard dicht en ging met zijn hoofd richting Caroline. Zijn lippen raakten nauwelijks die van Caroline, hij deinsde meteen terug. Kenny opende zijn ogen en veegde met zijn arm over zijn lippen. ‘Bah.’ Hij zag hoe Caroline weer omhoog kwam en recht ging staan. ‘Oh, mijn knappe prins, je hebt me gered van de betovering. Een enge tovenaar had me betoverd. Eindelijk ben ik vrij!’ Ze omhelsde Kenny, die met verbijstering was geslagen. Nog nooit had een oppas hem op deze manier benaderd. Iemand die met hem meespeelde en zijn fantasiewereld aanvulde met een eigen karakter. Hij voelde de warme
knuffel van Caroline en hij werd er meteen kalm van. Caroline liet hem los en lachte. Op dat moment begon Kenny ook te lachen. Het ijs was gebroken. Hij deed zijn ooglapje los. ‘Ik heb nog nooit een tovenaar gezien met een ooglapje.’ ‘Kenny de verschrikkelijke is tovenaar en piraat.’ ‘Wow, dat is een druk leven. Waar is uw schip, kapitein?’ Kenny schudde zijn hoofd. ‘Ik heb geen schip, ik kan vliegen.’ Natuurlijk, Caroline, hij is ook tovenaar. Caroline stak haar hand uit. ‘Ik ben prinses Caroline, tot uw dienst.’ Er kwam een lach op Kenny’s gezicht. Ook al was hij pas vier, hij wist dat hij verliefd was geworden op prinses Caroline en dat ze ooit met hem zou trouwen. § De twee maakten er een plezierige avond van. Michelle had de dag ervoor een zak chips gekocht. Eén keer in de week mocht Kenny chips met een glaasje cola hebben. Caroline pakte een grote kom in de keuken en maakte de zak ribbelchips - met paprikasmaak - open. Ze schonk voor haar en Kenny twee grote glazen cola in en ze besloten om de Kleine Zeemeermin te kijken. Normaal zou Kenny protesteren tegen deze film, maar sinds het de favoriete film van Caroline was, had hij er geen moeite mee. Hij gedroeg zich de hele avond voorbeeldig en maakte constant grapjes met Caroline. De verbazing was dan ook groot bij Michael en Michelle. Ze hadden hun zakendiner volledig kunnen uitzitten, zonder dat de avond abrupt werd beëindigd. Lachend -Michael lichtelijk aangeschoten - kwamen ze de woonkamer binnen. De T V stond aan met een scene van De Kleine Zeemeermin gepauzeerd. Het huwelijk van Ariël en prins Eric was net begonnen. Michelle liep naar de grote sofa. Als eerste zag ze het salontafeltje met daarop twee lege glazen en een kom met nog enkele paprikachips. Het was pas daarna dat ze een verrassend beeld zag. Ze gebaarde naar Michael - die net van het toilet af kwam - om
te komen kijken. ‘Wat is er?’ vroeg hij net iets te hard. ‘Sssh. Stil nou, dit moment is te mooi om af te breken.’ Michael liep naar de sofa en ging naast zijn vrouw staan. Ook hij keek naar het rustgevende beeld. Caroline lag te slapen, Kenny lag met zijn hoofd op haar schoot en had zijn duim in de mond. ‘Kijk eens wat een scheetjes. Dit had ik nooit verwacht.’ Michael glimlachte. ‘Ik denk dat we onze vaste oppas hebben gevonden.’ Michelle pakte zijn arm vast en wreef hem liefkozend. Ze bleven nog een paar minuten genieten. Ze besloten de kids nog even te laten slapen terwijl Michael in het telefoonboek het nummer van Elenor opzocht. Het was inmiddels half één in de nacht. Elenor pakte opgewekt de telefoon op. Michael vertelde haar van de geslaagde avond. ‘Oh, dat is prachtig. Zo fijn om te horen dat u tevreden bent. Ik ben binnen een half uur bij u.’ Ze hing op en Michael ging Caroline wakker maken. Michelle stond in de keuken. Ze was bezig met thee zetten. Michael pakte voorzichtig de schouder van Caroline vast en fluisterde in haar oor: ‘Caroline, wakker worden, je moeder komt zo.’ Ze werd zonder te schrikken wakker. Al had ze een beetje een waterig zicht, ze zag de donkerbruine ogen van Michael die haar aanstaarden. Ze keek naar beneden en zag dat Kenny nog steeds sliep. ‘Hij is echt een schat geweest’, fluisterde ze tegen Michael. ‘Dat is mooi.’ Michael kon zijn oren bijna niet geloven, maar was desalniettemin zeer trots op het effect dat Caroline op zijn zoon had. Ze wilde voorzichtig opstaan en Kenny verder laten slapen, maar ook hij begon wakker te worden. Hij zag zijn vader en lachte vriendelijk naar hem, met een blik in zijn ogen die zei dat wat eerder die dag was voorgevallen, niet meer van belang was. Zijn zoon toonde dankbaarheid. Hij was blij dat zijn vader een beschermengel had gevonden die hem wist te raken, iemand die hem begreep. Michelle kwam inmiddels de kamer binnen met een dienblad, met daarop vier
kopjes thee. Ze zag dat de kinderen al wakker waren. ‘Hey slaapkoppen. Hebben jullie een leuke avond gehad?’ Ze knikten allebei vol overtuiging. ‘Dat is mooi. Fijn dat jullie je goed gedragen hebben. Hier, ik heb voor jullie ook een kopje rustgevende thee gemaakt.’ De lavendelgeur gaf inderdaad een kalmerende geur af. ‘Ik heb je moeder gebeld, ze zal binnen een half uurtje hier zijn.’ ‘Dank u. Ik vond het echt leuk om op Kenny te passen.’ Kenny keek haar liefdevol aan. Als het aan hem lag zou ze voor altijd mogen blijven. ‘Nou, als je wilt en als Kenny het goed vind, mag je vaker oppassen.’ Caroline’s ogen werden groter. ‘Meent u dat? Dat zou fantastisch zijn. Ik moet wel even mijn moeder vragen of zij het goed vindt.’ ‘Natuurlijk, dat vinden wij ook belangrijk.’ Caroline stond op en gaf hun beide een knuffel. Kenny begon vrolijk op de bank te springen. Iedereen was gelukkig. De bel ging. ‘Dat zal je moeder zijn, dat heeft ze wel snel gedaan.’ ‘U gelooft het misschien niet, maar mijn moeder is een echte coureur. Soms heb je het gevoel dat je naast Michael Schumacher zit.’ Ze giechelde. ‘Die gaat nog een mooie toekomst tegemoet, die Schumacher.’ Michelle draaide zich om naar Michael. ‘Alsjeblieft, even geen autosport, schat.’ ‘Sorry, lieverd.’ Michael opende de deur voor Elenor. Haar haren zaten wat wilder dan een paar uur van tevoren. Ze begroetten elkaar en ze ging met haar hand door haar haar. ‘Sorry, ik had daarstraks een uurtje geslapen, ze zitten een beetje in de war.’ ‘Maak je geen zorgen, Elenor, op dit tijdstip mag dat best.’ Ze lachte naar hem, hij lachte terug. Er sprong geen vonk over, maar Michael kreeg wel een tinteling door zijn lichaam, maar het kon ook net zo
goed de alcohol geweest zijn. ‘Mama!’ Caroline holde naar haar moeder en gaf haar een knuffel. Ze vroeg vluchtig naar haar avond en was blij om te horen dat haar dochter tevreden was over het verloop ervan. ‘We hebben zojuist even gepraat,’ onderbrak Michael, ‘als u het goed vindt, mag Caroline vaker op Kenny passen. Ze kunnen het goed vinden, die twee.’ Caroline keek haar moeder smekend aan. ‘Ja, mama, mag het?’ Elenor keek de Hartjes bedenkelijk aan. Kenny liep naar Caroline en gaf haar ook een dikke knuffel. Op die manier was de beslissing voor Elenor snel gemaakt. ‘Weekenden vind ik prima. Maar op schoolavonden tot maximaal acht uur, met de garantie dat je ook elke dag je huiswerk af hebt.’ Caroline keek Michael en Michelle aan, die op dat punt tegen elke voorwaarde ja zouden zeggen. Ze gaf haar moeder opnieuw een knuffel en deze keer deed ook Kenny mee. Het feit dat Caroline zijn vaste oppas werd, vond hij helemaal fantastisch. Eindelijk iemand die er voor hem en hem alleen was. Iemand die met hem wilde spelen en lachen. Ze was niet hetzelfde als al die andere stomme meisjes en hun vriendjes. Hij wist zeker dat Caroline hem nooit zou verlaten. Vrienden voor altijd. En voor een tijdje was dat ook het geval… Hoofdstuk 5: Cola Light § Aangezien Elize minstens een week dagelijkse verzorging nodig had én om haar niet alleen te laten, had ik haar voorgesteld om tijdelijk bij mij te komen logeren. Ze wilde wel nog eerst een koffer met kleren halen. Hoewel ik mijn best had gedaan om kleren van haar mee te nemen naar het ziekenhuis, was het geen geslaagde selectie. Deze keer liet ik de modekeuze aan haarzelf over. We stonden voor de deur van haar appartement. Ze had moeite om de sleutel om te draaien. Ik bood aan om te helpen. Ze sloeg mijn hulp
af. ‘Het zijn deze oude sloten. Ik heb de huismeester er al honderd keer op aangesproken om deze roestige dingen eens te vervangen, maar het enige wat die dronkenlap doet is naar mijn decolleté staren. Hij kwijlt dan een beetje, al is het constant onduidelijk of hij nu kwijlt of zweet.’ Na wat gewrik, volgde er een klik. ‘Eindelijk. Kutding.’ Wijselijk hield ik mijn mond. Ik begreep de frustratie, iets waar ik mezelf ook vaak genoeg op betrap. Alleen als je zelf niet degene bent die zich ergert, voel je de ontlading van iemand die het wel doet veel minder. Niets is lekkerder dan een goede woede-uitbarsting. Achteraf heb je er natuurlijk niets aan. Je maakt er meer kapot mee (muren, deuren, badkuipen etc.). Maar dat ene moment van ontlading, een fractie van een seconde… beter dan tien orgasmes. Ieder mens neigt naar destructief gedrag, wanorde. Rome wasn’t built in a day… but it can be destroyed in a few seconds. Elize begon meteen kleren van de bank af te schrapen. Ze keek pas enkele seconden later naar de enorme bloedvlek op het witte karpet. ‘Dat ding kan ik dus ook dumpen.’ ‘Misschien dat we een vampier er blij mee kunnen maken.’ Elize’s gezicht bleef emotieloos. ‘Nou, nou. Je schrijft toneelstukken en dan kom je met zo’n lompe grap aanzetten? Kun je niets beters bedenken?’ Ik schrok, voelde me aangevallen. ‘Sorry hoor. Ik breng het wel naar je huisbaas en geef aan dat je over het hele zaakje hebt gemenstrueerd. Dan repareert hij uiteindelijk wel je slot.’ Deze keer begon Elize kostelijk te lachen en klapte. ‘Nu ben je op dreef, Benjamin. Hou je niet in. Laat al je gore fantasieën los. Dat is de sleutel tot succes.’ Gevleid als ik was, ze had nog niet eerder deze kant van zich laten zien. Ik vroeg me dan ook af of ze misschien iets te hard op haar hoofd was gevallen. Deze gedachte deelde ik niet met haar. ‘Nee, we nemen het ding mee naar beneden en gooien het in de container. Het lijkt me niet hygiënisch om het karpet hier te laten
liggen.’ Ik stemde in en we tilden het tafeltje op en zetten dit aan de kant. Hierna rolde ik het karpet op, met de bebloede kant naar binnen. We wilden niet dat eventuele bewoners vreemde ideeën zouden krijgen. Verder is het heel normaal om op een dinsdagochtend een karpet naar de container te brengen. Er zijn genoeg mensen die verhuizen of oude spullen wegdoen. Misschien was ze niet tevreden over de kleur of ze had een glas wijn laten vallen. Allemaal goede redenen om met een karpet te sjouwen. Mijn gedachten sloegen weer eens op hol. Aangezien Elize al een koffer met kleren droeg, mocht ik de hele verdieping bewandelen met een karpet op mijn schouder. Het was niet zwaar, wel zwaar onhandig.
§ Elize hield de voordeur voor me open en gebaarde naar de steeg naast het gebouw, daar stond namelijk de container. Gelukkig waren er geen voetgangers te bespeuren. Met gestage pas liep ik naar de container die eerst geopend moest worden. Ik zette het karpet naast me neer en opende de vuilcontainer. Er kwam me een vreselijke lucht tegemoet. Net op het moment dat ik het karpet wilde pakken, hoorde ik iets ritselen. Vast ratten. Elize, die aan het eind van de steeg stond te wachten, wees naast de container. Een constructie van dozen begon tot leven te komen. Ah! Het dozenmonster is terug! Voorzichtig kwam er een smerige, grijze handschoen naar buiten. Uit deze handschoen groeide vieze vingertoppen die al een tijdje niet waren schoongemaakt. Dit dozenmonster is een mutatie! Iets begon eruit te kruipen. Het leek haast wel menselijk. Een arme ziel, een slachtoffer van het dozenmonster. Hij had lange haren, een dikke baard en droeg afgedankte kleren. Hij begon te spreken in een onverstaanbaar gemompel. Zou dit een nieuwe taal zijn? Hij kwam dichterbij en wees naar het karpet. Uit alle woorden die hij uitkraamde verstond ik ongeveer het volgende: ‘Wha ma Karpet. Vliegen whooo. Ali Baba.’
Wellicht is dit karpet wel het vaartuig dat hij nodig heeft om terug te keren naar zijn eigen wereld. Ik dacht niet lang na en duwde het karpet richting het wezen. Hij sloeg zijn armen(tentakels) om het karpet heen en begon het te strelen. Ik bedacht me geen seconde en rende de steeg uit richting Elize. ‘Waarom heb je hem dat karpet gegeven?’ ‘Hij had me kunnen verslinden, wat moest ik anders doen?’ Met een diepe, onbegrijpelijk frons, schudde ze haar hoofd. ‘Drama Koning.’
§ Ze verbaasde zich over het feit dat ik in een vrijstaand huis woonde. Toegeven, mijn huis kan een klein gezin herbergen. Zonder veel woorden vuil te maken, merkte ik ook aan haar dat ze geïnteresseerd was in hoe ik dit alles kon betalen. Ze vroeg het niet op een hebberige manier. Ik legde haar uit dat ik het vooral te danken had aan royalty’s. ‘Royalty’s? Waarvan dan?’ Ik schaamde me om het te zeggen. Niet veel mensen vragen me ernaar. ‘Ik ben een aantal jaren lichtelijk populair geweest als clown. Ik deed reclames voor onder andere Kapitein Krisp ontbijtgranen en schreef ook wat liedjes voor hun campagnes. Daarnaast heb ik kort een tvshow gehad. Het is alweer bijna tien jaar geleden.’ Elize keek me aan met tranen in haar ogen. ‘Jij bent Benno de Clown?’ ‘Was.’ ‘Ik keek elke dag naar je middagshow met Lilly, ze vond je altijd fantastisch. Dit meen je niet. Ik had je er nooit achter gezocht.’ ‘Het was mijn eerste echte acteerklus voor de tv. Zelf heb ik een gruwelijke hekel aan clowns en had ervoor gezorgd dat ze niet mijn
echte naam gebruikten tijdens de aftiteling.’ ‘Maar je deed het zo leuk. Lilly zong zelfs altijd jou “ toet toet boem” liedje mee.’ Het deed me goed om te horen dat ik Elize indirect al eens had bereikt. ‘Ik was achttien toen ik begon met Benno. Na twee jaar werd ik spuugziek van het karakter, maar omdat we volgens mijn manager op een hoogtepunt zaten, kon ik echt niet stoppen.’ Ik slaakte een diepe zucht en ging verder. ‘Het idee dat ik mijn hele leven aan één personage zou vastzitten maakte me bang. Vanaf dat moment ben ik begonnen met drinken.’ ‘Nou, dat is een goed voorbeeld voor kleine kinderen’, reageerde Elize fel. ‘Je hebt gelijk. Ik dronk constant en de producenten begonnen dat ook te merken. De kinderen zagen het en stribbelden tegen om met mij op het podium te gaan. Daarna heeft het niet lang meer geduurd voordat mijn karakter werd geschrapt. Ik werd ontslagen. Na het aanvechten van mijn ontslag heeft mijn advocaat ervoor gezorgd dat ik mijn royalty’s zou krijgen zolang ik geen voet meer zou zetten in die studio. Ik ging akkoord en gelukkig voor mij worden mijn liedjes en variaties daarvan nog steeds gebruikt in reclames. Dus nu weet je ook waar mijn geld vandaan komt, daarna heb ik nooit meer voor de tv gewerkt.’ Elize knikte met haar hoofd. ‘Natuurlijk, daarom heb je je neergelegd bij een amateurtheater. Je bent gewoon bang om opnieuw in die spiraal terecht te komen.’ Ik zweeg. Ze had het bij het juiste eind. Bij het theater kan ik tenminste nog creatief zijn zonder uitgebuit te worden. Die clowns grimassen blijven voor altijd verleden tijd.
§ Elize slenterende door mijn woonkamer. Ze bekeek het rek met dvd’s
en vinyl-albums. ‘Zit er iets bij wat je interesseert?’ Ze wendde haar blik niet af van de titels. ‘Er zit genoeg materiaal tussen, leuke rockalbums, maar ik bekijk ze alleen even vluchtig. Ik hoop dat ik je niet beledig door te zeggen dat ik op dit moment geen zin heb om mijn favoriete films en muziek te bespreken.’ ‘Natuurlijk niet. Ik vind juist dat ieder persoon zijn of haar smaak moet koesteren. Als een ander die smaak lekker vindt, dan is dat meegenomen. Iemand een persoonlijke smaak opdringen is een andere zaak.’ Ze knikte instemmend. ‘Gelukkig maar, want ik heb een hekel aan mannen die uren kunnen vollullen over waarom Phil Collins zo een geweldige artiest is. Je ziet aan mij vrij snel wanneer ik me verveel.’ ‘Kan ik je wellicht iets te drinken inschenken?’ ‘Wat heb je koud staan?’ Dat was een goede vraag, ik had geen enkel idee. Ik vroeg om een moment van haar geduld terwijl ik naar de keuken liep om te checken wat er nog in de ijskast stond. ‘Cola Light en appelsap,’ riep ik vanuit de keuken. ‘Jezus. Euhm, doe maar appelsap.’ Ik pakte twee glazen uit de keukenkast en opende het pak appelsap. De geur die me tegenmoet kwam was alles behalve appel. Ik schudde een beetje van de inhoud in de afvoer en er volgde dikke knobbels. Shit. De Cola Light bleef over. Gelukkig was deze fles nog gesloten en tot 2012 goed. Ik vulde beide glazen, hopend dat Elize het dronk. Ze had zich inmiddels op de bank gevestigd en twee onderzetters op de salontafel geplaatst. ‘Ik hoop dat je Cola Light drinkt, de appelsap heeft de test der tijd niet doorstaan.’ ‘Dat is prima. Maar waarom Light? Ben je bezig met een dieet?’ ‘Suzanne, mijn ex, ze heeft diabetes. Daarom zijn de meeste levensmiddelen in dit huis suikervrij en uiteindelijk weet je niet beter.’
‘Ah zo, dat maakt het wat duidelijker. Maar nu kun je tenminste weer boodschappen doen zonder dat je daar rekening mee hoeft te houden.’ Ze kon niet weten dat ik het afgelopen jaar misschien één keer voet had gezet in een supermarkt. Ik omzeilde het antwoord. Niet echt een onderwerp dat ik interessant vond om een conversatie over te starten. Elize pakte haar glas en dronk voorzichtig. Ze maakte een overdreven “ mmm” geluid, best lachwekkend eigenlijk. Gelukkig ging ze niet verder over boodschappen doen, ze haalde een ander onderwerp aan. Naast mijn bank stond een wit houten kastje, met daarop een foto van mijn ouders. ‘Je hebt de ogen van je moeder en het postuur van je vader.’ Ze had gelijk. Iets wat mijn ouders me ook altijd vertelden. ‘Ze zijn vorige zomer naar Australië geëmigreerd.’ ‘Ah, wat leuk. Hadden ze genoeg van je?’ Heerlijk die sarcastische toon van haar. ‘Ik weet niet of ze genoeg van mij hadden. Denk het niet in ieder geval, aangezien ik hun meestal maar een paar keer per jaar zie. Meestal met verjaardagen en feestdagen.’ ‘T ja, die dingen gebeuren.’ ‘Moet wel zeggen dat we altijd een goede band hebben behouden. Ik bel nu wel meer met ze en ik ben van plan om komend voorjaar voor een paar weken naar ze toe te gaan.’ ‘Gezellig, mag ik mee?’ Ze zette twee grote ogen op. Ze zou de zoveelste flirt zijn die werd voorgesteld aan pa en ma. Gek genoeg maakte het me nooit veel uit als een vriendin het niet kon vinden met mijn ouders. Ik vind het veel erger als ze door hen helemaal fantastisch wordt bevonden en de aandacht voor mij verdwijnt. Maar deze reis zou nog wel even op zich laten wachten, dus mijn antwoord werd uiteindelijk: ‘Zeker. Ze zullen je helemaal het einde vinden.’ Elize kroop als een krolse kat naar me toe en omhelsde me. ‘Zal ik je een verdere toer door het huis geven?’ Ze keek omhoog en knikte gewillig ja.
§ ‘En hier is de slaapkamer. Ik weet het, het is nog een beetje een rotzooi hier.’ Elize gaf aan dat ze dat niet erg vond en inderdaad, vergeleken met haar eigen appartement, zag mijn kamer er best netjes uit. ‘Ik heb nog dekens liggen van dit weekend toen Mark is blijven slapen. Je mag het bed zolang hebben.’ ‘Waar ga jij dan slapen?’ ‘De logeerkamer.’ ‘Nee, nee, nee.’ Hoofdschuddend maakte ze me duidelijk dat ze het niet eens was met dat plan. ‘Dit is een tweepersoons bed en als jij denkt dat ik alleen ga slapen, dan heb je het goed mis.’ Ik krabde op mijn hoofd. ‘Ik dacht wellicht, vanwege je hoofdwond en de rust die je nodig hebt, ik bedoel…’ Ik kwam slecht uit mijn woorden. Elize kroop verleidelijk met haar rug naar het bed toe, tijdens dat proces bleef ze me de hele tijd opgewonden aankijken. Het scenario was duidelijk. Ze wilde iets afmaken wat we de vorige avond waren begonnen. De rode cijfers van mijn wekkerradio stonden op 14.00 uur. Het was nog vroeg in de middag. Dat maakte Elize blijkbaar niets uit. Met haar wijsvinger wees ze eerst naar mij en daarna maakte die een golvende beweging. Ze wilde dat ik ook bij haar op het bed kwam liggen. Dit voorspel was niet bijster origineel, maar het was wel duidelijk dat het voorspel betrof. Ik trok mijn jeans uit - want dat zijn vreselijke vrij-broeken en bestormde het fort. Wat wij de dag ervoor waren begonnen, hebben wij in die middag viermaal afgemaakt.
§ Luther was de hele ochtend aan het wachten op de terugkeer van Kenny. Het was een geluk dat Luther midden in de nacht wakker was geworden, hij hoorde de speakers van zijn PC kraken. Deze stonden
dag en nacht aan. De PC bevatte software die beeld en geluid van het huis weergaf. Hij had ze geplaatst voordat Chris zijn intrede had gedaan. Hoewel hij al lang met Chris samenwerkte, vertrouwde hij hem nog steeds niet. Al is het voor Luther überhaupt moeilijk om iemand te vertrouwen. De apparatuur stond in de hobbykamer van Luthers “ officiële” adres. Het huis waar Mickey werd vastgehouden had hij onder een valse naam gekocht. Een koop die hij goed had weten weg te werken bij de overheidsinstanties. Luther had overal kennissen zitten, die voor het juiste bedrag alles voor hem deden. Zo had hij ook een mannetje gevonden die het hele verborgen camerasysteem geïnstalleerd had. Luther had altijd al een hekel gehad aan techniek en de computer bij hem thuis irriteerde hem dan ook mateloos. Maar hij kon tenminste zien wat er in het huis gebeurde, dat was het belangrijkste. Op die bewuste dinsdagmorgen zag hij Chris door het huis rennen en er met de jongen vandoor gaan. Via de monitor zag hij hoe Chris de trainingspakken aantrok. ‘Ik weet het, het zijn niet de beste kleren, Luther heeft ze gekocht bij een goedkope sportwinkel, dus je moet het even doen met dit trainingspak.’ ‘Er staat Adidas op,’ mompelde Luther in zichzelf, ‘die dingen hebben me honderd euro per stuk gekost. Goedkoop…’ Ook al was het Chris die die woorden sprak, hij raakte er geïrriteerd van. Die simpele ziel zou ervoor zorgen dat de hele planning in de war werd geschopt en alles waar hij zo lang voor gewerkt had niet zou uitkomen. Die informatie mocht koste wat kost niet uitlekken. Er was geen moment te verliezen. In zijn blauwe “ opa” pyjama rende hij naar de gang, daar stond de telefoon van de bovenverdieping op een bruin hardhouten tafeltje. Met zijn tengere vingers gebruikte hij de draaischijf om één van de vijf nummers, die op een blaadje stonden, te bellen. Luther vertikte het om van telefoon te veranderen. Na twee keer overgaan pakte iemand met een slaperige stem op. ‘Luther? Het is verdomme vijf uur. Waarom bel je al zo vroeg? We hebben toch afgesproken voor vanmiddag.’
‘Jongen,’ begon Luther, ‘als ik je bel, is dat nooit zonder reden, twijfel nooit aan mijn integriteit.’ ‘Goed, goed. Sorry hoor, baas. Wat is er aan de hand?’ Luther zuchtte diep en vervolgde zijn verhaal. ‘Chris… hij speelt niet meer volgens de regels. De pleuris staat op het punt van uitbreken.’ ‘Luther, rustig, ik geloof niet dat ik je helemaal volg. Wat is er met Chris? Heeft hij weer iets doms gedaan?’ ‘De jongen, hij heeft de jongen meegenomen. Ik heb het gezien hier op dat personal-ding, scherm. Hij brengt hem terug naar zijn ouders. Je moet actie ondernemen, snel voordat de pleuris…’ ‘Uitbreekt. Ik begrijp het. Ik heb het adres van de ouders in mijn notities staan. Ik ga meteen aan de slag. We zien elkaar bij het huis.’ Luther wilde Kenny nog doorgeven geen rotzooi ervan te maken, maar Kenny had al opgehangen. Hij legde de hoorn terug op het toestel en haalde zijn handen door zijn witte haren. Ik word echt te oud voor deze onzin.
§ Gespannen zat Luther te wachten in het huis. Kenny had nog niets laten weten. Luther bleef in het ongewisse. Hij wilde hem bellen, vragen of hij Mickey terug had, maar hij wist het telefoonnummer van Kenny niet uit zijn hoofd. Voor een man met een netwerk zoals hij, zou het makkelijker zijn om een mobieltje te hebben. Maar Luther is een man van de oude stempel. Geboren voor het begin van de tweede wereldoorlog en altijd terugvallend op vroeger. De moderne technologie maakte hem bang. Er zijn veel manieren om het einde van de wereld te realiseren, maar volgens Luther is de huidige technologie de snelste manier om dat voor elkaar te krijgen. Hij houdt zich liever bezig met geschiedenis. Beschavingen die niet meer bestaan. Hoe barbaars sommige ook mochten zijn, ze hadden
hun menselijkheid die de schuld was van hun daden. Nu is alles synthetisch, computergestuurd, onecht. De oude hangklok sloeg acht keer. Het geluid van piepende autobanden vond zijn weg naar het gehoor van Luther. Kenny was gearriveerd. Hij reed in een oude Volvo. Een auto die Luther hem gegeven had. Kenny reed zelf in een gepimpte Volkswagen Golf, verlaagd, met dubbele uitlaat. Luther vond het geen goed plan dat hij met die auto bij het huis werd gesignaleerd. Ook al lag het huis langs een landweg, mensen konden de auto van Kenny herkennen en mogelijk vragen gaan stellen. Luther zag hoe Kenny de achterdeur opende en een slapende Mickey eruit tilde. Gelukkig. Hij heeft de verdoving gebruikt. Luther opende de voordeur. Kenny kwam de trappen opgelopen. ‘Goedemorgen baas.’ Luther knikte en keek Kenny met een ijzige blik aan. ‘Chris? De ouders?’ ‘Dat is allemaal geregeld, maak je daar maar geen zorgen over. Ik breng de jongen meteen naar beneden, want hij is verdomd zwaar.’ Luther hield hem tegen en schudde zijn hoofd. ‘De kelder heeft geen effect op hem, breng hem maar naar de tweede slaapkamer.’ Kenny’s ogen werden groter. ‘Weet je dat zeker, de laatste keer…’ ‘Moet ik mijn woorden herhalen?’ Luther onderbrak hem met een bulderende stem. Aan zijn gezichtsuitdrukking te zien, stond hij op ontploffen. Kenny wist dat hij op dit punt geen verdere vragen meer moest stellen, anders zou hij sneller bij Chris zijn dan gedacht. Met veel tegenzin nam hij de trap naar boven waar hij Mickey naar zijn nieuwe vertrek bracht. Luther liep terug naar de huiskamer en zette de tv aan. Deze tv moest nog bediend worden met de knoppen naast het beeldscherm. Hij zocht naar de juiste zender. Het is een oude kast die tot maximaal twaalf zenders vast kon zetten. Genoeg voor Luther, zolang hij het nieuws maar kon zien. Dat had hij inmiddels gevonden, maar hij was niet blij met wat hij zag. De nieuwslezer in de studio had het over een drievoudige moord. ‘We
gaan live over naar onze verslaggeefster Jody Wild, zij is op de plaats delict. Jody wat is de status daar?’ ‘Nou Tom, we hebben zojuist bericht gekregen dat het gaat om Frederick en Marie van Dalen, de derde persoon is nog niet geïdentificeerd.’ ‘Zijn dit dezelfde Frederick en Marie van Dalen wiens zoon Mickey nu al ruim een maand is verdwenen?’ ‘Klopt. We hebben zojuist met de woordvoerster van de politie gesproken en zij heeft dit bevestigd. Tevens weten we nu dat Marie van Dalen de politie een uur van tevoren had gebeld met de melding dat er een onbekend persoon aan haar deur stond, met haar zoon Mickey aan zijn zijde.’ ‘En Mickey zelf, was hij aanwezig?’ ‘Nee, van Mickey ontbreekt elk spoor. Wel heeft een ooggetuige kort na het arriveren van het derde slachtoffer, een tweede auto zien stoppen. De persoon droeg een capuchon en kon ook niet geïdentificeerd worden. Kort daarna zagen ze de auto weer wegrijden, hij kon niet bevestigen of Mickey in de auto zat. De ooggetuige gaf aan dat hij net wakker was en nog niet helder van geest. Wel kon hij de politie vertellen dat het een oude, beige auto betrof, het merk had hij niet gezien. Dit is op het moment alle informatie die ik heb, we zullen ons melden zodra we meer te horen krijgen.’ Tom bedankte vanuit de studio zijn collega en ging over naar ander nieuws. Luther stond gespannen voor de tv en klikte ook op de andere zenders. Vijf van de twaalf zenders hadden iets te melden over de moorden. Verdomme. ‘Kenny!’ riep Luther van onder aan de trap. ‘Wat nou weer?’ mompelde Kenny in zichzelf. Hij had net Mickey vastgebonden aan het bed. De jongen was nog steeds verdoofd. Deze kamer had meer licht dan de kelder en Kenny liet de lamp aan. Opnieuw schreeuwde Luther naar boven. Hij begon ongeduldig te worden. ‘Ja ja, rustig maar, ik kom er aan.’
‘Niets rustig, die auto moet weg, nu!’ Kenny liep de trap af naar beneden en zag Luther met zijn tengere hand tegen de muur leunen. Met zijn vinger maakte hij een tikkend geluid. Iets wat Kenny irriteerde. ‘Het was zojuist op het nieuws. Een ooggetuige heeft je auto gezien. Ik wil geen risico’s.’ ‘Dus ik moet terug? De ooggetuige liquideren?’ Luther werd furieus en wilde naar hem uithalen. Kenny weerde zich, maar Luther hield zich in. ‘Het was maar een grapje, chill toch eens effe, dude.’ Luther vond het niet grappig. Kenny durfde hem niet meer aan te kijken. Want hij wist dat als hij dat wel deed, één glimp in zijn ogen genoeg zou zijn om door het lint te gaan en daar had hij geen zin in. Zonder nog iets te zeggen, opende Kenny de voordeur en ging weer in de auto zitten. Hij reed de auto achter het huis, waar een grote opslagplaats was en veel materiaal lag. De bedoeling was duidelijk, hij zou de auto demonteren en de onderdelen tussen al het oud ijzer verstoppen. Hij had geluk dat de ooggetuige geen nummerbord had genoteerd en zelfs het merk van de auto niet wist. Het leek een klein risico, maar elk risico was voor Luther genoeg om maatregelen tegen te nemen. Niets zou zijn plan in de war schoppen.
§ De wekker gaf 19.00 uur aan. De fles Cola Light had inmiddels zijn weg naar de slaapkamer gevonden. Ik wou dat ik Elize kon verblijden met een fles champagne, iets wat ik natuurlijk niet in huis had. Ze vond het niet erg. Ze gaf aan genoegen te nemen met de heerlijke Cola Light, daarna stond ze op om een douche te nemen. De gebruikte condooms lagen nog steeds naast het bed. Ik had ze kunnen opruimen, maar op een ziekelijke manier zag ik ze als trofeeën, ik wilde nog even van de ervaring genieten. Het is net als met een legpuzzel, als je
na al dat werk klaar bent, laat je die toch ook meestal nog een paar uur liggen? Zodra het moment van tevredenheid weer voorbij is, ruim je hem op. Ik hoorde de kraan lopen in de badkamer en het kletteren van water. Ik rook aan mijn lichaam, de geuren van zweet en seks hadden de overhand gekregen. Ik stapte uit bed en opende de badkamerdeur. Elize was net begonnen met het wassen van haar haar. Met de ogen gesloten masseerde ze de shampoo in het haar. Het schuim liep langs haar borsten naar beneden. Het deed me denken aan een poster die ik vroeger uit de Playboy had gehaald, de pose, het natte haar, de perfecte borsten. Een poster die zelfs bleef hangen zonder punaises of plakband. Aangezien ik een inloopdouche had, kon ik ongemerkt naar binnen glippen. Ze merkte een aanwezigheid, maar ze kon haar ogen niet openen vanwege de shampoo. Ik ging achter haar staan en reikte met mijn armen naar haar voorgevel. Het voelde fantastisch aan. Twee gevulde waterballonnen die af en toe tussen mijn vingers door glipten. Ze begon te lachen en liet me mijn gang gaan. Zodra ze klaar was met het uitwassen van de shampoo begon ze met haar hand naar mijn pik te zoeken. Op het moment dat ze hem had gevonden, kwam de zin die ik een grote afknapper vind: ‘Oh, daar is mijn kleine vriend.’ Geïrriteerd als ik was, ging ik er niet op in. Ik liet haar tieten los. Zachtjes sprak ik in haar oor: ‘Wil je een pizza?’ Ze knikte ja en ging op haar knieën zitten. Ze stond op het punt me te pijpen, maar ik trok me terug. ‘Oké, ik zal een salami voor je bestellen.’ Hierna liep ik de douche uit om me af te drogen. Elize zat nog steeds op haar knieën en keek me verslagen na. Dat was natuurlijk niet de reactie die ze had verwacht. Soms heb ik van die momenten om mijn drang naar gestoorde humor te stillen.
§ Ze kwam met een handdoek om het middel - en één om haar hoofd
gewikkeld - de badkamer uitgelopen. Ik zat op het bed en had nog geen moeite gedaan om de telefoon te pakken om eten te bestellen. Ik had eigenlijk helemaal geen honger. Elize ging op de rand van het bed zitten, met haar rug naar me toe. Het was tijd om haar hoofd te verbinden. Gelukkig had ik naast de Cola Light ook de verbandspullen meegenomen. Het komt misschien als een schok maar ik wist precies wat ik moest doen. Via de toneelvereniging kon ik me destijds opgeven voor een cursus EHBO. Iets waar de vereniging subsidie voor kreeg. Sindsdien neem ik ook deel aan de opfriscursussen en heb ik al genoeg mensen verbonden tijdens de repetities en optredens. Niet dat er altijd wat gebeurt, maar het is verdomd handig om de kennis te bezitten. Ik nam de handdoek van Elize’s hoofd en begon het haar te drogen, de plek waar de wond zat, depte ik voorzichtig zodat deze niet opnieuw open zou gaan. Elize gaf geen kik, ze liet me mijn gang gaan. Het uiteindelijke verbinden was zo gebeurd. ‘Et voilà, een mooie nieuwe tulband voor madam.’ Ze stond op en bekeek zichzelf in de spiegel. ‘Prachtig, monsieur, een waar kunstwerk.’ Ze moest lachen om haar eigen uitspraak. ‘Ik ga me aankleden,’ zei ze zachtjes, ‘ en zal maar een blouse aantrekken.’ Dat leek me ook verstandig, want een T-shirt zou mijn kunstwerk zo weer door de war schoppen.
§ De pizza was besteld en arriveerde een half uur later. Ik vroeg aan de bezorger of ze nog met het 30 minuten principe werkten. Hij keek naar me aan als een verwilderde baviaan, nam mijn geld aan (zonder fooi) en zonder me te bedanken, stapte hij weer op zijn scooter. Ze spugen erop, ik weet het zeker. Waarom had ik dan iets besteld, zou je je wellicht afvragen? Vooral omdat ik inmiddels honger had en ik niet
veel moeite wilde doen om aan eten te komen. De telefoon oppakken is al lastig, laat staan dat ik zelf nog iets moest klaarmaken. Elize had twee kaarsen gevonden, best knap. Ze snakte naar een romantisch diner. Ik snakte naar een half koude, vet druipende pizza. Waarom, zou je je opnieuw afvragen. Nou, het is net als bij roken. Je eerste sigaret smaakt vreselijk, maar je wilt stoer doen en je rookt er nog één. Voordat je het weet ben je verslaafd aan het roken. Dit heb ik dus ook met pizza’s van T urks restaurant El Primo. De eerste pizza van hun resulteerde in een voedselvergiftiging. Na twee weken uitzieken, bestelde ik wederom bij hun een pizza. Ik werd er de tweede keer niet meer ziek van, ik was immuun geworden, al is de smaak door de jaren nooit beter geworden, ik ben er wel verslaafd aan geraakt. De vraag aan Elize was dan ook: “ Heb je wel eens pizza gehad van El Primo?” Ze schudde haar hoofd. Nu kon ik twee dingen doen, haar afraden om ervan te eten of als een goede verslaafde haar meenemen in de drang om de rotzooi binnen te krijgen. Ik liet de keuze aan haar. Ze pakte het grootste stuk, goot er een bakje knoflooksaus overheen en begon te schransen. De saus en het vet liepen langs haar mondhoeken en ze maakte een smakelijk geluid. Ze genoot ervan! Na haar eerste stuk goot ze er een glas Cola Light achteraan en ging verder met eten. Uiteindelijk van de acht stukken had zij er vijf opgegeten. Ik kreeg er met moeite drie op. Ik keek naar de sleutel van kluisje nr. 53 die aan het eind van de tafel lag. Elize zag mijn blik en zei zachtjes: ‘Je wilt natuurlijk heel graag weten wat er in dat dagboek staat.’ Ik knikte, zonder iets te zeggen, want ik kreeg zwaar het zuurbranden. Ik hield mijn hand naar voren en kotste een klein beetje in mij handpalm, het was niet veel. Elize keek verafschuwd naar mijn hand en begon ervan te kokhalzen. Ik verontschuldigde me en liep naar de keuken om mijn hand af te spoelen. De geur penetreerde blijkbaar het bereik van Elize. Zij begon steeds meer te kokhalzen en rende naar het toilet. Ze arriveerde net iets te laat. De wc-deur en de vloer van de gang hadden de grootste klappen opgevangen. Ik vond het niet zo erg. Het bevestigde mijn verhaal: Niemand houdt zijn eerste pizza van El
Primo binnen.
§ De volgende woensdagochtend had ik me voorgenomen om vroeg op te staan. De bank aan de Hyacintenlaan zou om half negen opengaan. Ik stond er al om kwart over acht. Elize lag die ochtend nog vredig in bed te slapen en na een intensieve dag had ze dat wel verdiend. Ik zou haar wond verschonen zodra ik klaar was bij de bank. Het verbaasde me nog steeds dat de ouders van Caroline het dagboek aan Mark hadden gegeven. De geheimen van hun dochter meegeven aan iemand die door haar geobsedeerd was. Verder bleek het voor Mark belangrijk genoeg om het op te bergen in het kluisje. Wat staat er verdomme in dat dagboek? Mensen passeerden me. Ik stond tegen de marmeren pilaar van het gebouw. Dit bankgebouw was nog geheel in de oude stijl. Er bevonden zich pinautomaten, maar binnen werden er nog steeds veel bankzaken handmatig afgehandeld. Verder was er een opslagplaats voor 2500 kluisjes, dat zijn veel geheimen in de onderste verdieping van dit gebouw. Ik werd moe van het wachten. Het kwartier ging verdomd langzaam voorbij. Een jongen liep me voorbij en ging richting de pinautomaat, hij keek me indringend aan. Zijn gezicht kwam me bekend voor, maar ik kon hem niet plaatsen. Hij leek een beetje op een gitarist van een punkband. Hij checkte zijn saldo aan de automaat en liep weer weg. Raar mannetje. De deuren van de bank gingen eindelijk open en ik liep naar binnen. Deze bank had een grote ruimte en je kon de voetstappen van personeel en bezoekers goed horen op de stenen vloer. Twee balies gingen open. Ik koos voor de balie die geopend werd door een oudere dame met te veel lippenstift op haar smoel. Mamaloe verwelkomde me vriendelijk. Ik liet mijn kluissleutel zien en vertelde haar dat ik graag toegang had tot mijn kluisje. Ze vroeg naar mijn paspoort en ik moest een formulier ondertekenen. Hierna mocht ik plaatsnemen op één van de aanwezige
bankjes, een collega zou me zo spoedig mogelijk meenemen naar de onderste verdieping. Opnieuw duurde het wachten naar mijn gevoel te lang. Ik gebruikte de gegeven tijd om rond te kijken. Het bankgebouw was in al die jaren niet veranderd. Nog steeds dezelfde Mondriaan schilderijen aan de wand, de grijze muren en de onafgewerkte houten bankjes die ongemakkelijk zitten. Vanachter de balie zag ik een kale man van middelbare leeftijd naar me toe komen. ‘Meneer Croque?’ Ik stond op en schudde zijn hand. ‘Frank Welkers, aangenaam.’ Hij zag er vriendelijk uit, klein gebouwd, snorretje, brilletje, bruin pak. Precies als een persoon die je verwacht bij een bank. ‘Het is weer een tijd geleden dat u zelf hier bent geweest.’ Ik knikte. ‘Hoewel uw partner, dhr. Leban maandag voor het laatst hier is geweest, toeval?’ Het irriteerde me dat deze ogenschijnlijk aardige man begon te vissen naar mijn reden van bezoek. ‘Wat ik en meneer Leban hier doen is privé, dat moet u toch weten, meneer Welkers.’ Hij schrok van mijn reactie en zette zijn brilletje recht. ‘Uiteraard. Duizendmaal excuses voor mijn nieuwsgierige aard. Ik beloof u dat het niet meer zal gebeuren.’ Spijt werd duidelijk zichtbaar op zijn gezicht. Na deze confrontatie zei hij niet veel meer en gebaarde me om hem te volgen. Door de gecreëerde zenuwen durfde hij weinig oogcontact te maken en liep een beetje gebogen voor me uit. Op die manier deed hij me denken aan Igor die dokter Frankenstein door het kasteel begeleid. Dit deed me terugdenken aan de film Young Frankenstein van Mel Brooks. Die had ik in het verleden te vaak gezien en met een binnenpretje volgde ik Dhr. Welkers naar de lift. Werewolf? There wolf, here castle.
§ Ik kreeg nog steeds een overweldigend gevoel van de ruimte. Lange rijen met identieke kluisjes die oneindig leken te zijn. Elke rij bevatte tien kluisjes en er was een ladder nodig vanaf het vijfde kluisje. Het leek wel een scene uit Indiana Jones. Ik vond het knap dat Mark en ik één van de eerste nummers hadden, al werd duidelijk tijdens onze aanschaf dat het van een overleden persoon geweest was. Een macaber detail dat wij gek genoeg altijd omarmd hebben als een extraatje. Welkers stopte bij nr. 53. Er was geen ladder nodig. Ik gaf hem mijn sleutel en hij opende het. Hij haalde een zwart kistje eruit, waarin we al die mooie spullen bewaaarden. Hij deed het kluisje weer op slot en overhandigde mij het kistje. ‘Als u klaar bent kunt u de sleutel ophalen bij informatiepunt 1. Mijn collega zal u hierna terug naar het kluisje begeleiden.’ Hieruit begreep ik dat Welkers niet op deze verdieping zou blijven. Hij was als het ware de gastheer van de bank. Een vreselijke keuze als je het mij vroeg, maar ik had waar ik voor kwam. Hij lachte geforceerd naar me en wenste me nog een fijne dag verder. Ik maakte een soortgelijk gebaar. We merkten allebei dat het niet van harte was. Elk informatiepunt had drie inzagehokjes. Het probleem van een gedeeld kluisje was dat ik niets mee naar buiten mocht nemen zonder toestemming van de andere geregistreerde partij, Mark in dit geval. Bij informatiepunt 1 zat een vriendelijke jonge vrouw, haren in een staartje en zwart brilmontuur. Ik moest meteen weer terugdenken aan een Playboy fotosessie van de sexy archivaris. ‘Goedemorgen. Welk hokje mag ik betreden?’ Ze was een boek aan het lezen. Ze keek me dromerig aan, het leek erop dat ze de avond ervoor niet genoeg slaap had gehad. ‘Nou… zoals je ziet zijn ze allemaal onbezet, dus kies maar.’ ‘Dank je.’ ‘Tot uw dienst,’ wat werd gevolgd door een giechelend lachje. Was ze met me aan het flirten? Ze wende zich daarna weer tot haar boek,
Dan Brown stond er op de kaft. Zag niet welke titel. Maakte me ook niets uit, die boeken volgen allemaal dezelfde structuur, als je er één hebt gelezen, dan heb je ze allemaal gelezen. Aangezien ik die morgen al veel nr.1’s had gehad, koos ik voor hokje nr.2. Ergens moest ik toch de sleur van de dag doorbreken. Ik opende het rode gordijn, er was een klein tafeltje en een stoel. Gelukkig dat ik niet breed gebouwd ben, want de ruimte die ik had, bleek erg krap te zijn. Ik ging op de krakerige stoel zitten en zette het kistje voor me neer. Diep zuchtend dacht ik na over wat ik zou tegenkomen. Wilde ik het eigenlijk wel weten? Welke impact zou deze kennis op de rest van mijn leven hebben? Of is het allemaal maar gebakken lucht? Wellicht had ik door de paranoïde opvattingen van Mark heen moeten kijken. Iemand die al zolang kampt met de dood van een meisje dat nooit iets in hem zag. Zou het mogelijk zijn dat hij daadwerkelijk was doorgedraaid? De vragen bleven me door mijn hoofd spoken en ik realiseerde me dat als ik niets zou doen, ik van Mark een leugenaar zou maken en dat had hij niet verdiend. Hij verdiende een eerlijke verdediging, vooral van mij, zijn lang gekoesterde vriend. Ik opende voorzichtig het kistje en een muffe geur kwam mij tegemoet. Dezelfde geur die je ruikt op een tweedehandsmarkt. De geur van spullen die de laatste vijftien jaar het daglicht niet hadden gezien. Verstopt in een doos, weggeduwd op een oude, vochtige zolder. Verrassend genoeg lag het dagboek niet bovenop, die eer ging naar Lisa Edelsteins slipje. Mijn eerste gedachte was dat Mark me had belogen, maar voordat ik conclusies kon trekken, moest ik verder kijken. Na ongeveer zeven Playboymagazines vond ik een mapje met oude bandpatches. Deze had ik vroeger op mijn jas genaaid om een statement neer te zetten, denk ik. Nirvana, Led Zeppelin, Misfits, om er maar een paar te noemen. Nogmaals, hoe fijn het ook was de oude herinneringen terug te zien, het was niet waarvoor ik daar was. Onder het mapje zag ik een glinsterende roze kaft. Mark had het dagboek proberen te verstoppen, al was het voor mij nog onduidelijk waarom. Ik haalde het dagboek eruit en schoof het kistje met de rest van de inhoud aan de kant. Het
was een typisch dagboek van een tiener. Roze kaft, kitscherige hartjes aan de zijkant, veel glitters. De letters “ dagboek” waren al voorgedrukt door de fabrikant. Daarboven stond “ Caroline’s” geschreven in een mooi handschrift. Caroline’s dagboek… het klonk als het begin van een mooi sprookje. Een sprookje dat helaas te abrupt werd beëindigd.
§ Op de eerste pagina had Caroline haar persoonlijke gegevens ingevuld. Caroline Versteegh, geboren 1 januari 1980. Adres, telefoonnummer, naam ouders; mocht ze het ooit kwijtraken dan kon de vinder het altijd terugsturen. Zelf vind ik het onverantwoord als iemand een dagboek bijhoudt en dit overal mee naar toe zou nemen. Die dingen worden toch normaal alleen onder kussens bewaard? Misschien is privacy niet meer zo belangrijk voor dagboekbezitters. Geen wonder dat haar ouders dit hadden toevertrouwd aan Mark. Desalniettemin begon ik met het lezen van de eerste passage, deze had ze gedateerd op haar twaalfde verjaardag. 1 januari 1992. Aangenaam beste dagboek, Het lijkt me het verstandigste om mezelf eerst aan je voor te stellen, aangezien wij elkaars geheimen gaan delen. Mijn naam is Caroline en ik heb jou gekregen voor mijn verjaardag. Ik had liever iets van literatuur gekregen, want ik heb altijd een hekel gehad aan dagboeken. Apart dat ik dan ook nu pas met jou geconfronteerd word. Begrijp me niet verkeerd, beste dagboek, het ligt niet aan jou. Mijn ouders hebben geen enkel idee wat ik leuk vind. Als iets roze en glimmend is dan moet een meisje van twaalf dat natuurlijk leuk
vinden. Ach ja, ik maak er niet zo een punt van. Daarom heb ik spaargeld, kan ik tenminste zelf naar de boekenwinkel gaan en uitzoeken wat ik leuk vind. Daarnaast ben ik ook een beetje bang voor je, dagboek. Zoals je naam al zegt, zou ik elke dag iets moeten vermelden. Dat gaat niet gebeuren. Mocht ik iets belangrijks te melden hebben dan krijg je dat te horen. Maar vergeet het maar dat ik je zaken ga vertellen over mooie jongens en paarden. Ik ga die weg niet inslaan. Daar ben ik te slim voor. We zullen ideeën delen, jij en ik, brainstormen over de samenleving en verbeteringen zoeken. Ik hoop dat je het met me eens bent, beste dagboek en dat je mijn schrijven zult accepteren. Ik weet dat je soortgenoten anders zijn gewend, maar ik ben niet zo. Ik ben Caroline en dit is mijn dagboek. Ik stond te kijken van deze eerste pagina. Mijn respect voor Caroline groeide. Deze meid was zo zelfbewust, het deed me aan mezelf denken. Wat als ik ooit interesse in haar had getoond, zou het dan tussen ons hebben geklikt? Ik was meer bezig met onzin uithalen, dan dat ik zat te dromen over de meisjes bij ons op school. Ze had de pagina ondertekend met haar naam en van de A had ze het “ Anarchie” teken gemaakt. Mocht zij vandaag de dag nog hebben geleefd dan was zij mogelijk een activiste geworden of iemand die in de politiek terecht was gekomen. Ze had karakter tot en met. Ik besloot verder te lezen. Ze had de meest interessante momenten genomen om te vermelden in haar dagboek en bleef trouw aan haar eerste woorden; geen geroddel. Caroline gebruikte haar dagboek meer als een ideeënboek. Had ze een andere visie over de wereld, dan zou ze dat in haar dagboek uitschrijven. Over sociale aspecten, zoals wederzijds respect voor de medemensen, over het feit hoe weinig mensen hier eigenlijk nog aan deelnemen. De vraag waarom iedereen met hun uiterlijk bezig is en hoe het innerlijke lijkt te verdwijnen. Vraagstukken van een meisje dat in principe al teveel nadacht over de grote, boze mensenwereld.
Het was pas toen ik bij de maand mei aankwam dat haar schrijfstijl een verrassende wending liet zien.
2 mei 1992, Hey dagboek, Ik weet dat het al laat is, maar ik wil je graag vertellen over mijn laatste oppaservaring. Na het babysitten bij de buren en achterburen, heb ik vandaag bij de familie Hart opgepast. Een jongen van vier, genaamd Kenny. Mam had me verteld dat mevrouw Hart een aardig mens is en ik ben het volledig met haar eens. Zelfs meneer Hart was zeer open en vriendelijk. De grootste angst had ik natuurlijk voor Kenny. Het is altijd lastig om een connectie te krijgen met een kind van die leeftijd. Nadat meneer en mevrouw Hart weggingen, ben ik naar zijn kamer gegaan. Kenny had zich verstopt onder zijn deken en opeens sprong hij er onderuit, met als doel mij te laten schrikken. Hij deed zich voor als boze tovenaar en ik speelde het spelletje mee. Hij stond ervan te kijken dat ik het hele toneelstuk meespeelde. Hierna was de connectie gemaakt, wat een lieve jongen! We hebben de rest van de avond films gekeken op een groot tvscherm. Meneer Hart heeft alle nieuwste snufjes en een grote Laserdisc collectie. Kenny viel in slaap tijdens het kijken van De Kleine Zeemeermin. Aan het eind van de film begonnen ook mijn oogleden zwaar te worden. Het eerstvolgende dat ik me kon herinneren was dat ik wakker werd gemaakt door meneer Hart. Hierna hebben we nog thee gedronken en heeft mam me opgehaald. Ik had een hele leuke avond gehad en ik hoop dat ze me opnieuw vragen als oppas. Ze ondertekende deze pagina met alleen haar naam, zonder het bekende anarchieteken. Terwijl ik verder bladerde, kwam ik er achter dat het dagboek veranderde in een soort logboek. Een logboek dat haar carrière als oppas registreerde. Ze sprak vluchtig over de baby
van de buren en nog enkele kinderen waar ze af en toe op lette. Degene die echter de meeste aandacht kreeg, was Kenny. Ze sprak vol liefde over hem, een jongen met een goed hart en een grote verbeeldingskracht. Het waren meestal korte stukjes waarin ze beschreef dat ze hun eigen toneelstukjes bedachten. T ijdens het spelen in het park zouden ze de mensen om hen heen gebruiken als karakters in de fictieve wereld die ze op dat moment creëerden. Mijn acteurshart begon sneller de kloppen. Heerlijk om te zien dat kinderen zo jong al bezig waren met het uitbreiden van hun fantasie. Terwijl ik aandachtig met mijn neus in het prachtige handschrift van Caroline was verloren, werd het gordijn van het hokje een stukje opengemaakt. Het was de jongedame van de balie. ‘Sorry dat ik u stoor…’ Ik keek op en gaf aan dat het geen enkel probleem was. ‘Ik vroeg me af of u een kopje koffie lust, u zit hier toch al bijna twee uur te lezen.’ Er hing geen klok in het hokje en ik was me niet bewust van de tijd. Aangezien ik mijn concentratie wilde behouden, vroeg ik haar of ze ook thee in de aanbieding had. ‘De automaat hier geeft alleen warm water, wij moeten de thee van thuis meenemen. Als u wilt mag u van mij een zakje hebben.’ Ze lachte vriendelijk en wachtte op mijn antwoord. ‘Dat zou ik zeer op prijs stellen, dank je.’ Haar lach werd nog breder, tot een punt dat het eng begon te worden. Ze sloot het gordijn. Het duurde ongeveer twee minuten totdat ze terugkwam met de thee. Ik had niet verder gelezen in het dagboek. Voordat ik verder zou gaan, wilde ik niet meer gestoord worden. Ze zette het kopje naast het dagboek neer. Dat deed ze haast in slow motion en ze boog zich voorover. Ik draaide mijn hoofd naar haar toe en keek recht in haar decolleté. Onder het witte bloesje droeg ze een zwarte beha waarin haar borsten als twee gevulde zoutzakken bungelden. Ze vroeg overduidelijk mijn aandacht. Ik negeerde haar voorgevel en keek naar haar naamplaatje, Ellie was haar naam. ‘Dank je wel, Ellie’. Ze giechelede. Mijn god, dacht ik, flikker op.
‘Het is rustgevende thee, zoethout, je moet hem wel ongeveer vier minuut laten trekken. Ik vind het nooit erg om te wachten tijdens het trekken.’ Serieus? Ik bedankte haar opnieuw, maar ze snapte de hint niet. Ze bleef als een natte vaatdoek naast me staan. Ze oogde naar het dagboek. ‘Is het spannend?’ De situatie bereikte bijna een kookpunt in mijn hoofd, maar ik probeerde zo netjes mogelijk te blijven. ‘Ik waardeer je aandacht enorm, Ellie, maar ik moet nu echt verder, want ik heb mijn levenspartner Frank beloofd dat ik met hem ga shoppen voor nieuwe schoenen.’ Een beduusd gezicht volgde. Ze ging recht staan en knoopte haar blouse tot bovenaan dicht. ‘Mocht u nog iets nodig hebben, ik ben er tot vijf.’ Zwaar blozend verliet ze het hokje, ze keek niet meer om. Eindelijk kon ik weer in alle rust verder lezen. Ik liet het theezakje in het warme water zakken en de geur van zoethout kwam me meteen tegemoet. Dat moest ik Ellie wel nageven, het rook heerlijk rustgevend. Een passage in het dagboek die mijn interesse wekte, was gedateerd op 30 mei 1994. Meer dan twee jaar na haar eerste toevoeging. Sinds ik Kenny afgelopen maand een goocheldoos voor zijn verjaardag cadeau heb gedaan, vraagt hij mij de hele tijd om hem meer trucs te leren. Het is knap voor een jongen van zes om al zoveel kennis en behendigheid te hebben op het gebied van illusies. Hij is constant aan het verkondigen dat hij de nieuwste sensatie wordt. Daarbij moet ik toegeven dat zelfs ik sommige trucs niet kan verklaren. De simpele kaarttrucjes zijn al niet meer voldoende. Hij doet al veel verdwijnkunstjes met muntstukken en slurpt alles op wat hij op tv ziet en in boekjes leest. Afgelopen week heeft hij een documentaire gezien over heksen en magie. Het was al laat op de avond en ik was in slaap gevallen. Ik dacht dat Kenny ook in slaap was gevallen, want hij lag zo rustig tegen me aan. Het was zo’n late avond documentaire die niet voor jonge kinderen bestemd is. Ik werd pas aan het eind van het programma wakker en zag vreselijke enge
beelden. Dingen als mist, bloed en pentagrammen. Het leek wel een horrorfilm. Kenny zat rechtop naast mij. Mijn eerste gedachte was dat hij verstijfd van angst zou zijn, toen zag ik aan zijn ogen dat hij gefascineerd zat te kijken. Ik heb Michael en Michelle er niets over verteld toen ze die avond thuiskwamen. Sindsdien is Kenny me aan het vragen om hem meer over echte magie te leren. Ik voel me radeloos en het liefste wil ik hem van die gedachte afbrengen. Ik weet alleen nog niet hoe. De volgende passage dateerde een week later: Vandaag heb ik Kenny meegenomen naar het winkeltje van mevrouw Bosker. Haar winkel genaamd “Het Paranormale” is gevestigd in een klein steegje in het winkelcentrum van Steengroeve. De dag ervoor ben ik er alleen naar toe gegaan om er een kijkje te nemen. Ze verkoopt vooral sfeerkaarsen, wierook, tarotkaarten en meer van dat soort prullaria. Mevrouw Bosker is een zeer lief dametje van in de vijftig en ze heeft de winkel dertig jaar geleden overgenomen van haar tante, die overleden was aan kanker nadat ze jarenlang door India had getrokken. Vanbuiten ziet de winkel eruit als een kruidenierszaak uit de 19 de eeuw. Boven de ramen hangt een groot houten plakkaat met de naam van de winkel uitgefreesd. De deur kraakte en een belletje rinkelde. Er was niemand aanwezig in de winkel. De aankleding is knus, met veel donkere tinten paars en bruin. Op een stelling lag een doodshoofd met een kaars in de midden. Ik schrok er in eerste instantie van, maar tevens was ik ook onder de indruk van de kunstzinnige uiting. Ik had verwacht dat er meer materiaal aanwezig zou zijn zoals spinnen, oogballen en onbekende kruiden. Het bleek dat mijn bevooroordeelde visie ontkracht werd. Achter de balie begon de deur te kraken. Mevrouw Bosker kwam vanuit een keukenruimte de winkel in. Ze sprak zacht, lief, melancholisch zelfs. Ze leek op een soort tante, één die je meeneemt naar een pretpark en op ijsjes trakteert. Het was niet de zigeuner, wrat-
op-neus type, die ik eigenlijk had verwacht. Ik vroeg haar naar de magie, het paranormale. Hoeveel is er eigenlijk echt? Ze legde me uit dat het varieerde van persoon tot persoon. Verder gaf ze toe dat het de meeste mensen te doen is vanwege de mystieke sfeer die eromheen hangt. De klanten die de winkel bezoeken zijn normale mensen, die zo af en toe hun geest willen verrijken. Daar waar sommige mensen zich bezig houden met het ontwikkelen van hun lichaam, zijn anderen bezig met het ontwikkelen van hun geest. Ik vertelde haar over Kenny en dat ik me zorgen maakte dat hij eventueel geobsedeerd zou worden door de ideeën van magie en het spiritualisme. Mevrouw Bosker stelde me gerust. Ze adviseerde me om met hem terug te komen, zodat ze hem kon laten zien dat het eigenlijk minder interessante materie blijkt te zijn, dan hij denkt. Hij zou geen vuurballen kunnen schieten of iemand kunnen laten verdwijnen. Op het moment dat ik samen met Kenny de winkel binnen ging, stond mevrouw Bosker achter de balie. Ze lachte vriendelijk naar Kenny en mij. Ze deed alsof ze mij voor de eerste keer zag en begroette Kenny. Kenny rende meteen naar het rek met de boeken en begon te kijken naar de titels. Het duurde niet lang eer hij licht teleurgesteld terugkwam. Het bleek dat er niets bij zat over echte magie, het ging allemaal alleen maar over lichaam en geest. Mevrouw Bosker vertelde hem dat het verrijken van lichaam en geest het begin is om het paranormale te begrijpen. Kenny was de interesse inmiddels al verloren. Mevrouw Bosker liet het er echter niet bij zitten. Ze wilde Kenny toch tegenmoet komen. Ze vroeg ons om een moment geduld. Terwijl ze de deur naar de keuken opende, ving ik een glimp op van een man die aan het keukenblok door een krant aan het bladeren was. Het was een lange, magere man met lang, zwart haar dat hier en daar grijs begon te worden. Hij kwam me bekend voor, maar ik kon hem niet plaatsen. Net voordat de deur zich sloot, keek hij op met een ijzige blik. Al zag ik hem maar een paar seconden, de rillingen liepen over mijn rug. Het duurde niet lang voordat mevrouw Bosker
terugkwam. Ik verwachte de man weer te zien, maar hij stond niet meer aan het keukenblok. Mevrouw Bosker overhandigde Kenny een boek “Magie voor kids”. Een kindvriendelijk boek dat met veel korte stukjes en illustraties kinderen moest leren over de achtergronden van het paranormale. Er stonden vooral veel trucjes in die te maken hadden met mediteren en concentratie. Ik zag er geen kwaad in en vroeg mevrouw Bosker naar de prijs. Ze wuifde met haar hand, het was haar cadeau aan Kenny. Kenny glunderde. We bedankten haar en ze zei dat we altijd welkom waren in haar winkel. De rest van de dag heb ik met Kenny een aantal bladzijdes gelezen. Het ging vooral over de oorsprong van heksen en dat veel mensen een verkeerd beeld van ze hebben. Na elk hoofdstuk volgde er een opdracht. Bij de eerste opdracht hadden we een half uur stilgezeten. Hierna hadden we het wel gezien en gingen we tv kijken. Voordat ik begon met het schrijven van deze passage wilde ik gaan slapen, echter ik krijg maar niet het beeld van die enge man uit mijn hoofd. Zijn ogen waren zo licht en emotieloos. Het leken wel de ogen van een vampier. Ik weet het… ik zal wel weer aan het overdrijven zijn. Ik ga nu echt slapen. Onderaan had Caroline een schedel geschetst met een brandende kaars erin. Het leek vlug getekend alsof ze een beeld uit haar hoofd wilde zetten. Het vreemde aan de hele schets was dat ze de ogen van de vreemde man in de schedel had verwerkt. Zelfs op papier keken ze je indringend aan. Ik kreeg eveneens dat gevoel van bekendheid over me heen. Een beeld dat ik nog niet helemaal kon plaatsen, maar er was iets op komst, een grote storm die er zat aan te komen, één die een grote catastrofe met zich mee zou brengen.
§
De geschreven passages begonnen steeds minder te worden. Er werd minder over Kenny gesproken en aan de datum te zien had ze bijna twee jaar niets meer in het dagboek geschreven. Lange verhalen maakten plaats voor gedichten van sombere aard en er begonnen zich meer schetsen te ontwikkelen. Het waren vooral statische karakters die je met een lege blik vanaf het papier aanstaarden. Het was ongeveer dezelfde tijd dat Mark en ik op school begonnen te merken dat er iets met Caroline aan de hand was. Een kort versje bezorgde me kippenvel. Het was geschreven in een compleet ander handschrift dan op de vroegere bladzijdes. Met ogen zo rood in het donker, Het staart vanuit de diepe mist, ontneemt alle kracht, verwijdert de pracht, met ogen zo rood, Het draagt de kleding van de Dood. De potlood die ze had gebruikt om dat te schrijven had ze naar mijn mening helemaal gebruikt om een zwart vlak te tekenen. Op het eerste gezicht leek het nergens op, maar op de voorgaande bladzijde zag ik twee opgedroogde vlekken. Ik hield de pagina in het licht en zag een rode kleur doorschijnen. Ik vroeg me af of de kleur wel van een potlood afkomstig was, toen ik een rode vingerafdruk zag bij het omslaan van de pagina. Ik legde de pagina’s op elkaar en hield ze nogmaals in het licht. De twee rode plekken kwamen terecht in de zwarte schets. Op die manier gaf de vlek een gestalte weer met twee rode ogen. Caroline’s eigen duivel. Door de vingerafdruk onderaan de pagina moest ik concluderen dat ze haar eigen bloed had gebruikt om de ogen te maken. Na deze pagina volgden alleen nog maar schetsen van soortgelijke aard. Vreemde tekens die leken op pentagrammen, maar niet van het soort dat ik ooit gezien had. Soms stonden er een paar woorden bij, maar die leken betekenisloos. Woorden als: Roche, kwa, wever, tot. Losse woorden die in geen enkele context thuishoorden. Het leek op het schrift van iemand die vergeten was hoe ze iets moest schrijven. De laatste pagina’s waren leeg gebleven. Ik klapte het dagboek dicht. Op de achterkant was er een foto op de
kaft geplakt van een twaalfjarige Caroline die vrolijk naar de camera lachte. Een beeld van een kind dat niet wist welke gruwelijkheden haar te wachten stonden. Ik bleef enkele minuten naar de foto kijken en dacht er opnieuw aan waarom de ouders een dagboek met deze inhoud hadden toevertrouwd aan Mark. Ik dacht terug aan die avond dat ik Mark thuis had afgezet. Hij had gesproken van “ een man in de schaduw”, een grijnzend figuur dat hij zag bij bepaalde mensen. Ik opende het dagboek opnieuw en bekeek de schetsen nogmaals. Zou dit hetzelfde beeld zijn dat Mark had gezien? Aangezien hij na het lezen van dit dagboek was doorgedraaid en zijn polsen had doorgesneden, lag die conclusie voor de hand. Alleen, wat was deze zwarte schim? Waar kwam het vandaag? Had deze Kenny hier iets mee te maken? Was het van paranormale aard? Het lezen van dit dagboek had meer vragen gecreëerd dan antwoorden.
§ Ik had inmiddels drie uur doorgebracht in dat kleine, dompige hok. Het leek me verstandig om het dagboek weer terug te leggen in het kluisje. Ellie zat nog steeds achter haar bureau het boek van Dan Brown te lezen. Ze had inmiddels de radio aangezet. Er was een middagprogramma bezig en de DJ die het normaal presenteerde, bleek ziek te zijn, hij werd vervangen door Rick Ready, die op zijn overdreven bekakte manier een aantal artiesten in de studio interviewde. ‘Wat een irritante gast is het toch’, zei ik terwijl ik Ellie benaderde. Ze keek op en zag me staan. ‘Wie is een irritante gast?’ Ik gebaarde naar de radio. ‘Rick Ready. Hij heet gewoon Rick Janssen en ziet eruit als een student van dertig.’ Ellie trok een pruillip. ‘Nou, ik vind hem helemaal het einde, hij is zo diepzinnig.’ Het is een opgeblazen kwal die een stijlicoon is geworden. Ik ging er verder niet
op in en gaf aan dat ik klaar was en het kistje weer in het kluisje wilde opbergen. Ze knikte, maar ze lachte niet naar me. Er werd zelfs geen moeite meer gedaan om met me te flirten. Gelukkig. Ik rook de zoethout thee die op haar bureau stond. ‘Bedankt nogmaals voor de thee, hij was heerlijk.’ Ook hier bleef haar reactie onveranderd. In stilte volgde ik haar naar het kluisje. Ze opende het voor me en ik gaf haar het kistje aan. Na het afsluiten, overhandigde ze me de sleutel. Ze keek naar beneden en mompelde iets van “ nog een fijne dag verder”. Zou ik haar vertellen dat ik gewoon hetero ben en een stijve had gekregen van haar dikke prammen? Nee, natuurlijk niet.
Hoofdstuk 6: Martha Boske r (1955) § Aan de buitenkant oogde Martha Bosker als een lieve vrouw. Van de binnenkant was ze een gehaaide heks. Elke kans die ze kreeg om iemand te manipuleren, zou ze met beide handen aangrijpen. Om beter inzicht te krijgen in het karakter van Martha moeten we vele jaren terug in de tijd gaan. Steengroeve stond vooral bekend als een mijndorpje dat aan het eind van het jaar 1945 na de oorlog bezig was met een wederopbouw. Martha had een jaar eerder haar ouders verloren. Ze was toen vier jaar oud. Haar ouders waren slachtoffer geworden van een vuurgevecht tussen Duitse en Franse soldaten. Martha was op dat moment bij haar tante Lea. Diezelfde tante kreeg hierna de voogdij over de kleine Martha. Lea was eigenaresse van een kleine, occulte winkel, waar ze vooral kaarsen, kruiden en boeken verkocht. Op afspraak voorspelde ze de toekomst aan de hand van Tarotkaarten. Een paar jaar later zou het fenomeen onder de naam “ Wicca” grotere bekendheid werven. Martha hield er vrijwel een normale jeugd op na. Lea leerde haar een
aantal kneepjes van wat zij, positieve hekserij, noemde. ‘Wat ik doe,’ sprak ze rustig, ‘wat de meesten van ons doen, is ons openstellen voor de positieve energie die om ons heen leeft.’ Martha luisterde altijd gefascineerd naar haar. Lea was tien jaar jonger dan haar overleden zus en twintig jaar ouder dan Martha. Martha vond haar een goddelijke verschijning, of beter gezegd, een engel des Gods. Lang golvend haar, lichtblauwe ogen, een gave huid en meestal in het wit gekleed. Eens per maand kwamen andere, soortgelijke vrouwen bij Lea thuis bij elkaar om een seance te houden. In het begin vond Martha het allemaal een beetje vreemd, maar naarmate ze ouder werd, nam zij er ook deel aan. Ze merkte inderdaad een verlichting van stress en ze voelde zich ontspannen tijdens de sessies. Ergens had ze gehoopt om tijdens de sessies te kunnen spreken met haar moeder, maar ze hadden bijna nooit een geest te pakken die terugpraatte. Meestal flikkerde de kaars in het midden van de cirkel of er kwam een koel briesje voorbij. ‘Die prikkeling die je voelt is je moeder’, had Lea haar verteld. Op haar vijftiende verjaardag vroeg Martha aan Lea of er meer was dan wat ze deden. Lea had de vraag eerst niet begrepen, of niet willen begrijpen. ‘Ik bedoel, je doet de Tarot en de seances. Is dat alles wat wij kunnen? Hoe zit het met bijvoorbeeld levitatie, buiten je eigen lichaam treden, poorten openen naar andere dimensies, dat soort dingen.’ ‘Heb je weer in die boeken in de kelder liggen rondsnuffelen?’ sprak Lea streng. ‘Ik heb je gewaarschuwd dat je daar niets te zoeken hebt.’ ‘Maar...’ ‘Geen gemaar, ik had die boeken allang weg moeten doen.’ ‘Het kan toch geen kwaad om het eens een keer uit te proberen?’ Lea’s gezicht veranderde in een somber gelaat. Ze nam Martha mee naar de keuken en gebaarde haar om te gaan zitten. ‘Ik weet dat het aantrekkelijk is om die spreuken uit te proberen, want ik heb ze zelf geprobeerd.’ Martha’s ogen werden groter, de nette Lea die alles volgens de regels doet, heeft geavanceerde magie toegepast?
Ik was ongeveer zo oud als jij nu bent. Het was ergens in de zomer van 1935. Een bloedhete zomer. Je moeder en ik waren de hele dag in de weer geweest met de taken die onze moeder, jouw oma, ons had opgelegd. Zoals je wellicht weet, zijn we opgegroeid op die oude boerderij die ze nu aan het renoveren zijn, aan de rand van de stad. We moesten de koeien melken, de was ophangen, avondeten voorbereiden en ik weet zeker dat ik nog een aantal klusjes vergeet, maar daar gaat het nu niet om. Onze vader was de hele dag op het land bezig geweest en verwachtte dat hij om zes uur kon aanschuiven aan een lekkere maaltijd. De dag liep ten einde en je moeder en ik gingen naar bed. Alleen konden wij door de aanhoudende hitte niet in slaap komen. Verrassend genoeg was het je moeder die als eerste met het boek aan kwam zetten. We hadden het al die tijd in een geheim vakje in de kast verstopt. Het was een boek geschreven onder het collectief van meerdere schrijvers en heette met een zeer droge naam “Algemene gids van de Magie”. We hadden het boek een maand eerder op een boekenmarkt gekocht en sindsdien lazen we zo nu en dan een aantal pagina’s. Het boek zelf bevat misschien wel meer dan duizend pagina’s. Veelal informatie over magie en paranormale gebeurtenissen. Kort kwamen er passages in voor waar je zelf aan kon deelnemen, maar grotendeels kwam dat uit op mediteren of een kaarsje aansteken, geen spannende materie tot aan die hete zomeravond. Je moeder las de pagina twee keer, om er zeker van te zijn dat ze het goed gelezen had. “Kijk, dit lijkt me wel wat”, sprak ze zachtjes en lichtelijk opgewonden. De pagina die ze openhield, betrof een uitleg over Simultaan Dromen. Het boek gaf aan dat twee of meerdere personen, die fysiek en geestelijk met elkaar verbonden zijn, elkaars dromen kunnen delen en beïnvloeden. Een illustratie liet twee personen zien die op hun rug lagen te slapen. Ze hielden elkaars handen vast. Boven de twee personen zag je ze dezelfde droom ervaren. We waren beide geïntrigeerd en konden niet wachten om het uit te proberen. We
pakten onze matrassen en legden deze op de vloer naast elkaar. Je moeder keek me lachend aan, “zolang ik niet in jou droomwereld kom die alleen maar over jongens gaat, vind ik alles prima”. Ik lachte terug, zei dat ik dat niet kon beloven. We gingen allebei plat op de rug liggen en hielden elkaars hand vast. We sloten onze ogen en probeerden aan niets te denken, maar na vijf minuten begon je moeder al te lachen. Hierdoor schoot ik ook in de lach. Toen we allebei weer stil waren, gingen we voor de echt. Ik werd naar mijn gevoel een half uur later weer wakker, zonder dat ik een droom had gehad, laat staan dat ik er eentje gedeeld had met mijn eigen zus. Ik keek naast me en ze lag behoorlijk te snurken. Ze had mijn hand ook niet meer vast. De proef was mislukt, maar gelukkig was één van ons twee wel in slaap gekomen. Ik schudde zachtjes aan haar schouder, “Luka, ik ga even wat water pakken, ik heb een droge keel”. De enige reactie die ik van haar kreeg, was meer gesnurk. Aangezien wij op de zolder sliepen, moest ik twee etages naar beneden om bij de keuken te komen. Op de eerste etage sliepen onze ouders. Terwijl ik de trap af naar beneden ging, hoorde ik een luid gekreun vanuit de slaapkamer van mijn vader en moeder. Normaal zou je beter moeten weten en niet de kamer van je ouders binnenwandelen, maar het gekreun leek alleen van mijn moeder af te komen en het klonk niet als een prettig gekreun, als je begrijpt wat ik bedoel. De deur stond op een kier en ik opende deze heel voorzichtig, hopend dat ik niet werd opgemerkt. Het was vooral zeer donker op de kamer. Het geluid dat van mijn moeder kwam, werd steeds harder en ik zag als het ware de deken op en neer gaan. Ik naderde het bed en zag mijn vader aan zijn kant liggen, hij sliep. Wat ik daarna zag, is bijna onbeschrijflijk. Iets lag op mijn moeder. Iets bedreef de liefde met haar. Ik gaf een kleine kik en het bed stopte met bewegen. Vanonder de deken vandaan kwam een gestalte naar voren die mij aankeek met twee vurige ogen. Omdat het zo donker was, zag ik verder niet hoe dit monster eruitzag. Pas op het moment dat het begon te lachen, zag ik een brede grijns tevoorschijn komen. Ik zette een aantal stappen terug en op het moment dat ik de
slaapkamer uit wilde rennen, botste ik tegen je moeder aan. Ik smeekte om haar hulp, maar ze stond levenloos voor zich uit te staren. Ze zag er bleek uit, alsof er geen energie meer in haar zat. Het monster bleef op de achtergrond bulderen van het lachen. Ik pakte je moeder vast en begon keihard haar naam te schreeuwen. “Luka! Luka! Word wakker! Word wakker, Luka!” Hierna voelde ik twee armen aan mijn schouders schudden. Ik opende mijn ogen en zag dat het Luka was. “Ik ben wakker! Nu jij nog!” Ik keek om me heen en zag dat ik weer op de matras in mijn kamer lag. “Dat was geen leuke droom” zei ze met afschuw. Het had dus toch gewerkt, maar niet op de manier waarop we gehoopt hadden. “Een droom? Meer een helse nachtmerrie. Die ogen, die lach.” Hierna besloten we nooit meer een droom te delen. Je moeder verafschuwde vanaf dat moment alles wat met magie en spiritualisme te maken had. Ik besloot er mee verder te gaan, maar alleen in positieve krachten. Want dat beest, mocht het een demon of iets anders zijn geweest, ik wilde het niet meer tegenkomen. ‘En dat is de voornaamste reden dat ik niet wil dat je met die donkere krachten aan de slag gaat.’ ‘Omdat je bang bent dat ik dat “ beest” zou tegenkomen?’ ‘Dat en nog genoeg andere redenen dat het niet wijs is om met zwarte magie aan de haal te gaan.’ Martha beloofde plechtig om zich zoveel mogelijk van deze zaken te distantiëren. Echter bleef er een soort verlangen bestaan. Ze vond het interessant om te horen dat haar eigen moeder zich in het verleden bloot had gesteld aan de magie. Iets wat ze nooit achter haar had gezocht. Lea zorgde ervoor dat na het gesprek alle “ schadelijke” boeken uit de kelder verdwenen naar de grote afvalcontainer aan het einde van de steeg. Zonder dat Lea het kwam te weten, had Martha toch nog een boek weten te redden uit de container en verstopte dit in de kast van haar kamer. Niet geheel toevallig ging het om het
beruchte boek uit Lea’s verhaal. Een maand ging voorbij zonder dat hun discussie nogmaals ter sprake kwam. Alles leek op rolletjes te lopen. De zomervakantie was begonnen en de winkel werd drukker bezocht dan normaal. Vooral dagjesmensen en vakantiegangers die door het centrum van Steengroeve wandelen en toevallig op dit pittoreske winkeltje stuitten. Martha ergerde zich geel en groen aan dit volk. Vaak bekakte ouderen in korte broeken, dikke zonnebrillen en fladderende armvellen. ‘Oh kijk, Hendrik, dit is een mooie ster die we boven de haard kunnen hangen’, had één van de bezoekers gezegd, zonder zich te realiseren dat het een pentagram was. Zij zagen het als prullaria. “Laat je niet gek maken”, zei Lea dan altijd. “Van deze periode moeten we het hebben.” Dat mocht dan wel wezen maar het veranderde niet de mening van Martha. Iemand die geen schilder is, koopt toch ook niet voor de lol verf? Maar goed, ze beet zich er doorheen. In de avonden ging ze zachtjes naar haar klerenkast om uit een geheim vakje het verboden boek te pakken. Ze las elke avond een paar bladzijden, net zoals Lea en haar moeder dat jaren eerder ook hadden gedaan. Ze had de passage over het Simultaan Dromen als eerste gelezen. Ze vond het fascinerend. Ergens was dat natuurlijk wel te verwachten. Iets wat je wordt afgeraden is altijd spannender. Ze moest alleen nog iemand vinden die het met haar wilde uitproberen. § De zomervakantie eindigde en alles werd weer als normaal. Klandizie beperkte zich tot het vaste volk en de toevallige voorbijganger. Al was de zomervakantie haar persoonlijk tegengevallen, Martha had op lichamelijk gebied een aantal veranderingen ondergaan. Haar blonde haar had ze uit de staart gehaald en het viel als helder goud op haar schouders. Zelfs Lea vond het haar prachtig staan. Qua stijl haar leken
ze op dat gebied zelfs zussen. Maar ze was vooral een stuk gegroeid, had een vollere boezem gekregen en haar gezicht was een stuk stralender. Daarnaast ontdekte ze ook make-up en andere kleding. Lea had haar eens goed bekeken. ‘Ik denk dat ik nog wel wat leuke kledingstukken voor je heb, iets wat mij helaas niet meer past.’ Na het sluiten van de winkel gingen ze naar Lea’s slaapkamer. Lea graaide diep in haar klerenkast en haalde een korset tevoorschijn en een rode jurk met zwart stiksel. ‘Hij is prachtig.’ Martha kon haar ogen er niet van af houden. ‘Ik heb deze jaren geleden aangehad in de winkel en de meeste mannen die binnenkwamen waren meteen de kluts kwijt.’ Lea giechelde als een schoolmeisje, terugdenkend aan die tijd. ‘Nou is het de beurt aan jou om hun hoofden op hol te brengen.’ Ze vroeg Martha om zich uit te kleden en gaf haar de kleding. Ze leek op een prinses die door haar moeder werd klaargemaakt voor haar trouwdag, maar dit was gewoon een doordeweekse dag en gelukkig voor Lea ging Martha nog niet trouwen en dat zou uiteindelijk ook niet gebeuren. ‘Je ziet er oogverblindend uit’, sprak Lea met tranen in haar ogen. Ze bekeek Martha van alle kanten en zag hoe haar nichtje glunderde. Op dit punt was ze voor Lea niet alleen maar haar nichtje. Ze voelde zich voor het eerst moeder van deze mooie meid, een gevoel dat ze nooit gedacht had te zullen krijgen. Want voor alle liefde die ze haar gaf, wilde ze niet dat zij de rol van moeder moest spelen. Zelf kon ze geen kinderen krijgen, dus daar had ze geen illusies meer over. Ze wilde tante blijven, een goede, liefhebbende tante en als het moest ook een strenge voogd, maar desalniettemin een tante. Moedergevoelens creëren zou de deur naar zwaktes openzetten. Pijnlijke gedachtes konden dan makkelijker haar ziel bereiken, kleine dingetjes die grote gaten achter zouden laten. Maar het was al te laat. Ze werd betoverd door Martha, haar kleine Martha. Lea was van mening dat er nog iets miste en pakte haar make-up doos. Door de witte en zwarte make-up veranderde Martha in een
prachtige porseleinen pop. Ze aanschouwden beiden het resultaat in de spiegel en waren het unaniem eens, ze zag er adembenemend uit. Lea pakte haar Polaroid Land Camera en legde het moment vast. Hierna omhelsde ze Martha en maakte ze nog een foto met hun beide lachend. Ze waren gelukkig samen. Een geluk dat voor Lea helaas niet voor lange duur zou zijn. § Lea had de winkel voor een dag aan Martha overgelaten. Ze had een uitstapje georganiseerd met haar vriendinnen en zou pas de dag erna terugkomen. Het was inmiddels oktober en de winkel werd maar sporadisch bezocht. ‘Ik ben morgenvroeg rond elf uur weer terug,’ had Lea gezegd, ‘het belangrijkste is dat je na sluitingstijd goed afsluit en de kassalade mee naar binnen neemt.’ Martha had eens met haar ogen gerold. Ze wist immers precies wat ze moest doen, de afgelopen jaren waren niet anders geweest. Ze had de rode jurk aangetrokken en voldoende make-up op om voor een volwassen vrouw door te gaan. ‘Wees voorzichtig, en als er iets gebeurd bel dan eerst de politie, ga geen gekke dingen doen.’ ‘Het komt wel goed,’ Martha stelde haar tante gerust, ‘niemand is zo gek om onze winkel te beroven.’ Misschien had ze ook wel gelijk, wie wil er nou het beetje geld van een paranormaal winkeltje, terwijl er honderd meter verderop voldoende juweliers en warenhuizen waren gevestigd. Lea omhelsde Martha. Hierna verliet ze haar zaak en liep richting het busstation, waar ze had afgesproken met haar vriendinnen. Martha vond het spannend, de hele winkel was nu haar verantwoordelijkheid. Ze ging als volwaardig zakenvrouw achter de balie staan, wachtend om haar eerste klant van de dag professioneel te woord te staan.
De ochtend verstreek zonder het bezoek van een enkele klant. Martha voelde een lichte teleurstelling. Het leek wel of Lea een spreuk had uitgesproken, een spreuk die de winkel onzichtbaar gemaakt had voor het publieke oog. Haar maag begon te knorren, een overweldigend gevoel van honger. Ik kan wel even naar de keuken gaan om een boterham te maken. Mocht er iemand binnenkomen dan hoor ik toch het belletje rinkelen. Ze was misschien drie minuten in de keuken geweest. Martha kwam terug in de winkel, kauwend op een boterham met kaas. In het hoekje bij de boeken zat een persoon gehurkt te kijken naar de titels. Eindelijk een klant. Martha ging dichterbij staan, de persoon hoorde haar blijkbaar niet aankomen. ‘Kan ik u ergens mee van dienst zijn?’ De persoon, een jonge man, ging recht staan. Martha keek op van zijn lengte, hij was minstens twee meter lang. Zijn lange haar zat in een staart vastgemaakt. Hij keek Martha aan met doordringende grijze ogen. Prachtige ogen, dacht Martha. Hij sprak haar aan met een zwaar Duits accent. ‘Nein, dank u, Fräulein, ik ben gewoon aan het kijken.’ Ze bleef hem aanstaren zonder een woord te spreken. De jongen lachte. ‘U hebt een schöne winkel hier zo. Bent u de eigenaresse?’ Martha begon te stotteren. ‘Nou, ehm nee, ik uh,’ ze nam diep adem, ‘ik en mijn zakenpartner runnen deze winkel gezamenlijk.’ De jongeman knikte. ‘Schön’, zei hij opnieuw. ‘Ik ben Martha Bosker.’ Ze stak haar hand naar hem uit. ‘Kohl, Luther Kohl. Aangenaam.’ Ze schudden elkaars hand en Martha voelde een rilling, geen onprettige rilling, eentje die tintelde tot in haar tenen. § Na kennis gemaakt te hebben kwam er langzaam een conversatie op
gang en Martha werd nieuwsgierig naar deze persoon die ze nog nooit in de winkel of in de stad had gezien. ‘Aan je naam en accent te horen ben je niet van hier.’ Hij lachte opnieuw. ‘Dat klopt, ik kom van Berlijn. Drie maanden terug ben ik hier komen wonen voor de arbeit in de mijnen. Ik heb een zimmer, of hoe zegt je dat in Nederlands, uhm, kamer hier in de stad.’ ‘Dat zal dan een flinke reis geweest zijn.’ ‘Het viel wel mee, ik hou van reizen.’ ‘Je lijkt me nog zo jong.’ ‘Ik ben afgelopen zomer achttien geworden en mijn vater had gezegd, oder du gehst studieren oder arbeiten. Ik heb gekozen voor werk, school is niets voor mij, ik leer mezelf bij wat ik leuk vind.’ Martha was meteen onder de indruk van de Duitse avonturier. ‘En jij, fräulein Bosker, hoe komt zo een mooie verschijning aan een knusse winkel zoals deze?’ Zijn ogen doordrongen haar denkvermogen en ook al wilde ze zich nog niet helemaal blootgeven aan deze vreemde jongen, ze kon het niet opbrengen om te liegen, dus sprak ze de waarheid. Ze vertelde het verhaal van haar ouders, over hoe Lea nu voor haar zorgde. Dat ze pas vijftien was en hunkerde naar meer kennis dan wat er zich in deze winkel voordeed. Ze had het gevoel dat ze een gedeeltelijke hypnose onderging, dat de doordringende blik van Luther haar naar alle geheimen vroeg. Dit kon natuurlijk speculatie zijn. Het konden net zo goed de hormonen zijn die opspeelden. Het gesprek eindigde met een vraag van Luther: ‘Zullen we vanavond ergens iets gaan drinken?’ Martha die inmiddels compleet weg was van deze jongen wilde keihard “ Ja!” schreeuwen, maar op hetzelfde moment realiseerde ze zich ook dat ze Lea daarmee tegen zich in het harnas zou jagen. ‘Het is een lief aanbod maar ik heb mijn tante beloofd hier te blijven totdat zij terugkomt. Luther reageerde begrijpend. Nog voordat Luther gedag kon zeggen, kwam Martha met een idee. ‘Wat zeg je ervan om anders hier bij mij een hapje te komen eten? Ik maak de lekkerste ribjes.’ Hij bedacht zich geen moment en knikte
instemmend. ‘Ik sluit de winkel om zes, als je rond die tijd hier bent, dan zou dat ideaal zijn.’ ‘Die gastvrijheid heb ik nog niet eerder meegemaakt, het is een eer om vanavond met een mooie dame aan tafel te zitten.’ Martha begon te blozen, ze had immers nog weinig complimentjes van jongens gehad. Lea had haar van school weggehouden en haar grotendeels zelf les gegeven. Hierdoor had ze een gelukkig maar ook een geïsoleerd leven. ‘Tevens zal ik mijn beste kleren uitkiezen voor vanavond.’ Martha bekeek zijn fluwelen ribbroek en zwarte hemd. Ze gaf aan dat het niet nodig was om zich helemaal op te dossen, hij zag er al goed uit. ‘Geen gemaar,’ had Luther gezegd, ‘voor een etentje gaat het beste pak aan.’ Ze ging er verder niet op in, ze was al in de wolken over het feit dat hij “ ja” had gezegd. Luther bedankte haar voor de uitnodiging en in zijn meest accentloze poging zei hij: ‘Tot vanavond.’ Martha keek hem na terwijl hij de winkel uitliep. Ze liet haar armen en hoofd rusten op de toonbank en keek dromerig voor zich uit. Het was voor het eerst in haar leven dat ze vlinders in haar buik voelde. Het was anders dan die keren dat ze naar de bioscoop ging en zwijmelde bij de romantische films uit de jaren dertig en veertig. Ze had vorige zomer minstens drie keer Gone With the Wind gezien in het Duplex T heater en had een zwak gekregen voor Rhett Butler. ‘Het is maar een film,’ had Lea gezegd, ‘die man zal nu ook wel de zestig bereikt hebben.’ Typisch iets voor tante Lea om haar dagdromen te vernietigen. Gelukkig was Lea er die dag niet om haar gevoel voor Luther weg te nemen. Deze keer kon ze volledig haar eigen invulling geven over hoe ze zich voelde en wat ze met dat gevoel ging doen.
§ De rest van de dag ging op dezelfde voet verder. Een aantal mensen
bekeek de winkel door het raam, maar niemand kwam naar binnen. Dit gebeurde heel vaak. Mensen die ergens wel geprikkeld werden door de vreemde objecten in de vitrine, maar ze keken dan ook weer vlug weg. Nee, want hoe apart en interessant het misschien kon zijn, uiteindelijk was alles wat er anders en vreemd uitzag, de duivel. Martha was gedoopt, maar Lea zag niets in de katholieke religie waar ze dan ook afstand van had gedaan. Eigenlijk volgde Lea helemaal geen religie, niet dat ze niet in God geloofde, ze geloofde alleen niet in al die praat die in de bijbel stond. Ze had altijd haar eigen mening over religie. “ Een paar honderd jaar geleden verbrandden ze nog vrouwen die als heksen werden bestempeld, omdat ze onnatuurlijke krachten zouden hebben. Maar als één of andere Bijbelse figuur de zee in twee kan splijten, dan is het opeens een wonder. Dat is voor mij geen religie, dat is pure fictie.” Na de dood van haar ouders had Martha alleen nog maar dit soort uitspraken gehoord en had ze zich aangesloten bij de meningen en denkwijzen van Lea. Ze zette alles wat ze wist over het katholieke geloof aan de kant en liet zich leiden door de woorden van Lea, haar nieuwe leermeester. Daarom was het vaak ook moeilijk om klanten te krijgen, negentig procent van Steengroeve was immers katholiek. De vaste klanten waren vooral gelijkstemden en bezoekers van buiten de stad. Gelukkig waren het pand en alle spullen van Lea, ze kon het zich permitteren. Ze deed het dan ook niet voor het geld. Het belletje van de deur rinkelde voor de tweede keer die dag en Martha keek half slapend van de toonbank op. Daar stond Luther, strak in pak en zijn lange haren los. Martha, die er niet op voorbereid was, keek op de klok boven de toonbank, die tien over zes aangaf. Ze had helemaal niet meer op de tijd gelet en staarde Luther doelloos aan. ‘Is alles goed met je?’ Het duurde een paar seconden voordat de vraag bij haar aankwam. Hierna schudde ze kort met haar hoofd, alsof ze een kolonie mieren in haar haren had zitten. ‘Sorry, ik zat te dagdromen. Ik had niet gedacht dat het al zo laat
was.’ Luther kwam dichterbij en ze zag het bosje bloemen dat hij in zijn hand had. Hij stak ze naar voren: ‘Voor jou.’ Martha nam ze aan en bedankte hem. ‘Wacht even, dan sluit ik even de deur.’ Luther knikte en ging op het krukje, dat achter de toonbank stond, zitten. Martha keek bij het sluiten van de deur nog even naar buiten, er was geen mens te bekennen. Ze gebruikte haar sleutelbos om de drie sloten om te draaien. Na de derde klik pakte ze de klink vast en voelde of de deur daadwerkelijk goed dicht zat. ‘Kan ik nog ontsnappen?’ vroeg Luther terwijl ze terugkwam. ‘Ja hoor, we hebben ook nog een achterdeur.’ Ze keken elkaar aan en begonnen te lachen. Gelukkig had ze een jongen ontmoet met dezelfde soort humor. Martha deed het licht van de winkel uit en gebaarde Luther om haar te volgen naar de keuken. Hij stond op van het krukje en liep achter haar aan. De keuken was immens en Luther liet merken onder de indruk te zijn. In het midden stond een grote eettafel met acht stoelen. Links bevond zich een ruim aanrecht en een grote koelkast. Aan de rechterkant had je eerst nog wat keukenkastjes en aan het eind bevond zich de deur naar de huiskamer. ‘Volgens mij hebben jullie vaak eters op visite’, sprak Luther vol verwondering. ‘Dat valt eigenlijk wel mee. Meestal ben ik alleen met mijn tante, maar eens in de zoveel tijd hebben we full house als de vriendinnen van Lea op bezoek komen.’ ‘Je tante is niet getrouwd?’ ‘Nee, ze is erg op zichzelf en vertrouwt weinig mannen.’ ‘Is ze lesbisch?’ ‘Ik zou het niet weten.’ ‘Dat is niet erg, tegenwoordig komen steeds meer mensen er voor uit. En jij, Martha? Ben jij lesbisch?’ Martha voelde zich overrompeld door deze vraag, ze had nooit gedacht dat Luther zoiets ging vragen.
‘Nee, natuurlijk niet.’ Luther liet een kalmerend lachje zien. Waarmee hij wilde zeggen, ik ben maar aan het dollen met je. Een onzekere lach verscheen op Martha’s gelaat. Misschien toch niet helemaal dezelfde soort humor. ‘Ik denk dat ik maar eens aan het eten ga beginnen.’ ‘Dat lijkt mij een goed plan. Kan ik ook iets doen?’ Martha gebaarde naar de ton met aardappelen. ‘Oké, toll, ik schil graag aardappelen.’ Martha gaf hem een pan en Luther vulde deze tot aan de rand. Dat moest voldoende zijn voor twee personen. Martha opende op haar beurt de koelkast en haalde de ribjes en een verse bloemkool tevoorschijn. Ze ging naast Luther staan, die zijn jasje had uitgetrokken en begonnen was met het schillen van de aardappelen. Ze praatten tussendoor over allerlei zaken. Welk eten ze lekker vonden, hoeveel huisdieren ze gehad hebben, totdat Martha een persoonlijkere vraag stelde. ‘Wat voor een soort mensen zijn je ouders?’ Luther schrok en sneed zich per ongeluk in zijn duim, die hevig begon te bloeden. ‘Scheisse’, zei hij in zichzelf. Martha greep naar een theedoek die op het aanrecht lag en gaf deze aan Luther. Hij wikkelde hem om zijn vinger en hield druk erop. ‘Het spijt me als ik iets verkeerd gevraagd heb’, zei Martha voorzichtig. ‘Nee, je hebt niets verkeerds gevraagd. Maar ik heb niet echt leuke dingen te vertellen wat betreft mijn ouders.’ ‘Sorry, je hoeft er niet over te vertellen.’ Luther stem werd directer. ‘Alsjeblieft Martha, verontschuldig je toch niet zo vaak, dat is nergens voor nodig.’ Martha wilde automatisch weer sorry zeggen, al wist ze zich op het laatste moment in te houden. ‘Ik zal je over mijn ouders vertellen, maar eerst wil ik de aardappelen schillen.’ Martha knikte en opende de linker keukenla, haalde een pleisterrol tevoorschijn en knipte er een stuk van af. Ze pakte de theedoek aan van Luther en bekeek het sneetje, het was inmiddels gestopt met bloeden. ‘Het valt mee,’ en ze deed de pleister om zijn
vinger. ‘Dank je.’ Hij kuste haar op de wang en het voelde voor Martha zó natuurlijk aan dat ze er geen vreemd gevoel van kreeg, ze glimlachte alleen maar. Het eten stond inmiddels op het fornuis zachtjes te koken. Ze gingen allebei aan de eettafel zitten en Luther begon te vertellen. § In 1937, mijn geboortejaar, had mijn vader een kruidenierswinkeltje in West-Berlijn. Zijn instelling was en is nog altijd; “hard werken en niet zeuren”. Hij is een grote man met een klein hart. Hij kan een bullebak zijn, maar een moment later is hij poeslief. Mijn moeder was ondertussen acht maanden zwanger van mij. Een lieve vrouw, zo heb ik me laten vertellen. Ik kan me haar alleen herinneren van de foto’s die ik heb. Het was een mooie zomer dat jaar en de zaken gingen goed. Met een winkeltje langs een drukbezochte weg verkocht je al gauw veel koude drankjes en ijsjes. Maar zoals de geschiedenis ons vertelt, waren er turbulente tijden op komst. Uit het niets waren daar opeens een aantal SS-officieren. Ze konden hun bijeenkomsten in elk goor café of herberg houden, maar ze kozen de zaak van mijn ouders. Volgens mijn vader had één van de hoofdofficieren een glimp van mijn moeder opgevangen. De smeerlap had haar van top tot teen bekeken terwijl hij een flesje limonade naar binnen werkte. Voor mijn vader waren het inkomsten. Ze dronken en aten constant bij zijn winkel. Wat hij niet zag of niet wilde zien, was dat mijn moeder er geen prettig gevoel bij had. Al gauw werd duidelijk waarom. Zijn naam was Oberführer Steiner, hij en een groep van vier ondergeschikten kregen er al gauw genoeg van dat mijn vader alleen maar drank en spijs aanbood. ‘Ik heb niet meer’, had mijn vader ze verteld. Steiner had eens kostelijk gelachen, hij gebaarde naar de deur die naar de huiskamer
leidde. ‘Achter die deur zit eventueel het vertier dat wij hardwerkende mannen kunnen gebruiken.’ Mijn vader had hard met zijn hoofd geschud. Hij zou immers niet toelaten dat zijn vrouw ten prooi zou vallen aan een stel wilde zwijnen. Steiner dacht daar anders over. Hij gaf het bevel aan zijn collega’s om de deuren van de winkel te sluiten en de gordijnen dicht te maken. Mijn vader graaide naar een koevoet die hij onder de toonbank had liggen, maar hij werd vanachter vastgepakt en tegen de grond geslingerd. Drie man waren er voor nodig om hem te overmeesteren. Met een vuistslag werd hij knock-out geslagen. Steiner gaf het bevel om hem vast te binden met het dikke touw dat achter in de winkelschappen lag. Daarna namen ze de entree in de huiskamer, waar niemand aanwezig was. Ze zette hun tocht voort en gingen naar de slaapkamer. Mijn moeder was een uur eerder naar bed gegaan om een middagdutje te doen. Ze had niets gehoord van het lawaai dat zich afspeelde op de begane grond. Wat voor haar een uurtje rust moest zijn, werd een levenslange hel. Steiner en consorten stormden de slaapkamer binnen en hielden direct de armen en benen van mijn moeder vast. Ze had geschreeuwd. Eén van de mannen trok een sok uit en stopte deze in haar mond. De rest was bezig met haar vast te binden aan het bed, hiervoor gebruikten ze stukken van het laken. Mijn moeder had hard tegengestribbeld. Net als mijn vader kreeg ze een klap tegen haar hoofd. ‘Hoe meer je er tegen vecht, des te langer blijven we hier. Ik en mijn mannen kunnen minsten drie keer per persoon, dus het is aan jou om te bepalen hoe lang we door gaan. Een achtergebleven SS’er kwam naar boven, met mijn vader over zijn schouder getild. Hij zette hem op een stoel tegenover het bed. Hij was inmiddels weer bij bewustzijn. ‘Het is belangrijk dat je dit ziet.’ Steiner grinnikte als de Cheshire Cat uit de Alice in Wonderland boeken. Mijn moeder keek hem zwaar snuivend aan met rooddoorlopen ogen. Ze huilde aan één stuk door. ‘Ze is verdomme acht maanden zwanger.’ Mijn vader probeerde sympathie op te wekken bij de mannen, maar het had geen zin.
Steiner was de eerste die mijn moeder verkrachtte. Hierna volgden de anderen. Het had lang geduurd voordat ze klaar waren en nadat de laatste persoon zijn zaakje had gelost, ging Steiner nog een keer. Mijn moeder was inmiddels een paar keer flauwgevallen, er kwam zelfs bloed uit haar vagina. Na zijn tweede portie trok Steiner zijn broek op en veegde zijn zwetende varkenskop af met het kleed van mijn moeder. ‘Zo, laat dit een les zijn voor jullie beiden.’ Welke les dat zou zijn geweest, is mijn vader nooit duidelijk geworden. Steiner en zijn mannen lieten mijn ouders vastgebonden achter. Beiden hadden ze geprobeerd om los te komen. Ze keken elkaar constant aan met tranen in hun ogen. Mijn vader had alleen maar kalmerende woorden uitgesproken. Na anderhalf uur kreeg mijn moeder haar rechterhand losgerukt en met alle kracht die ze nog in zich had maakte ze ook haar andere hand en benen los. Ze greep naar haar buik, ze had last van pijnlijke steken en kon bijna niet bewegen. Ze was bang dat ze mij te vroeg zou krijgen of nog erger, dat ik dood zou zijn. Ze viel van het bed af en kroop richting mijn vader. Het touw werkte nauwelijks mee, maar miraculeus kwam het toch los. Zodra het touw los kwam, nam mijn vader haar in de armen en deed een onmogelijke poging om haar gerust te stellen. Hierna schakelden ze de politie in, maar er was geen spoor meer van Steiner te bekennen. Volgens mijn vader was de politie in handen van de SS en konden ze van hun geen gerechtigheid verwachten. Na een bezoek aan de dokter bleek dat met mij gelukkig alles in orde was. Mentaal raakte mijn moeder in het slob. Haar werd aangeboden om te praten met een psychiater, maar dat had ze afgewezen. Ze wilde alleen zijn. Er was een zoon op komst; hem op de wereld zetten was alles wat ze wilde. Tijdens die paar weken tot aan mijn geboorte, spraken mijn ouders nauwelijks met elkaar. Mijn vader was constant bezig met de winkel en mijn moeder lag depressief in bed. De keren dat mijn vader iets zei, kreeg hij de wind van voren. Hij liet haar met rust en hield de winkel steeds langer open, om maar bezig te zijn.
Een kleine week voordat mijn moeder was uitgeteld hoorde mijn vader gerommel op de eerste verdieping. Hij was met een klant bezig en besteedde niet veel aandacht aan het lawaai. De klant had zelfs nog gevraagd wat dat geluid was. ‘Mijn vrouw zal de slaapkamer wel weer opnieuw aan het inrichten zijn.’ De klant had eens raar gekeken en nam zijn producten aan. Nadat deze klant de deur uit ging, hoorde mijn vader een doffe klap, iets wat hem niet lekker in de oren klonk. Hij sloot de winkel en ging op onderzoek uit. Terwijl hij de trap op naar boven liep, zag hij vanuit de badkamer een spoor van bloeddruppels dat leidde naar een gesloten slaapkamerdeur. Hij klopte voorzichtig op de deur en zei de naam van mijn moeder. Er kwam geen antwoord van de andere kant van de deur en mijn vader had er geen goed gevoel bij. Nog voordat hij de deur openmaakte, hoorde hij het gehuil van een baby. Hij schrok ervan, maar werd er ook emotioneel van om zijn zoon voor het eerst te horen. Hij deed de deur open en wat hij zag, maakte hem zo ziek dat hij moest overgeven. Hij staarde naar het meest bizarre beeld dat hij ooit had gezien. Zijn vrouw, de moeder van zijn zoon, had een strop van het dekbed gemaakt en over de houten balk - die zich boven het bed bevond - gegooid. Ze hing daar levenloos, maar onderaan bungelde ik met mijn navelstreng nog intact. Net voordat mijn moeder stierf, had ze geboorte gegeven aan mij. Mijn vader dacht niet lang na en pakte meteen een schaar die op de badkamer lag. Hij nam mij in zijn armen en knipte de navelstreng door. Hierna wikkelde hij me in een schone handdoek en legde me veilig op bed neer. Hij haalde mijn moeder naar beneden. Hij had nog geprobeerd om mond op mond beademing te geven, maar haar nek was gebroken, het had geen zin meer. Na deze zware klap had mijn vader zijn handen vol aan mij. Door mij constant in de winkel erbij te hebben en zich kapot te werken, duwde hij veel leed weg. Ik weet dat hij nog steeds op sommige dagen schreeuwend wakker wordt, maar hij is een te grote binnenvetter om met mij over zijn angsten te praten.
‘Dus dat is zo ongeveer de turbulente geschiedenis van mijn ouders.’ Martha had alleen maar geluisterd. Ze moest huilen van het verhaal. Luther pakte haar hand vast. ‘Martha’, zei hij zachtjes. Er kwam een kleine glimlach op haar gezicht, ze kneep ook in zijn hand. ‘Martha, de aardappelen koken over.’ Ze was nog steeds verloren in Luthers verhaal zodat ze niet hoorde wat hij tegen haar zij. Hij liet haar hand los en liep naar het fornuis om de aardappelen op klein vuur te zetten. Op dat moment realiseerde Martha zich pas wat Luther had gezegd. ‘Het eten! Natuurlijk, het zal nu wel gaar zijn.’ Inmiddels had Luther de inhoud van alle drie de pannen op het fornuis geïnspecteerd. ‘Blijf rustig zitten, schone jonkvrouw, ik heb alles onder controle.’ ‘Ow,’ sprak Martha verrast, ‘wat het heer.’ Luther goot de aardappels af, hierna nam hij twee borden en verdeelde de aardappelen, groenten en het vlees. De jus deed hij apart in een kommetje, hij wist immers niet of Martha jus over haar aardappelen wilde. Als een ware ober in een sjiek restaurant zette hij het bord met het stomende eten voor Martha neer. ‘Dat ziet er zeer smakelijk uit.’ ‘Bon appetit, madame.’ Hij probeerde een Frans accent te creëren maar het bleef toch meer naar het Duits neigen. ‘Merci.’ Luther zette de jus in het midden en nam ook plaats aan de tafel. ‘Mmm, jus.’ Martha pakte het kommetje en deed rijkelijk de jus over haar vlees en aardappelen. Ze zag hoe Luther haar bekeek terwijl ze dat deed. ‘Heerlijk’, en ze gaf de jus aan Luther, die op dezelfde manier begon te gieten. T ijdens het eten was het - buiten de geluiden van kauwen en de voorbijkomende mmm - nagenoeg stil. Martha had Luther nog verder willen uitvragen over zijn jeugd. Maar ze zag hoe hij genoot van het eten. Het leek haar verstandig om dat moment niet te verpesten.
§
Allebei hadden ze hun bord leeg en keken elkaar voldaan aan. ‘Zo heerlijk heb ik het lang niet meer gehad.’ Luther wreef over zijn buik. Martha knikte instemmend. ‘Je hebt nog wat saus aan je mond hangen.’ Luther wees naar haar gezicht. Ze pakte een servetje en veegde het weg. ‘Als ik vlees eet, dan eet ik dat meestal met mijn hele gezicht.’ Luther leek het allemaal goed op te nemen, hij bleek een echte heer te zijn. Zonder waarschuwing sprong Martha op van haar stoel. Luther schrok warempel van haar spontane reactie. ‘Ik heb gisteren nog met Lea chocolade pudding gekookt. Ze liep naar de koelkast en haalde de pudding tevoorschijn. Ze zette hem voor Luthers neus neer en haalde het cellofaan er van af. Luther keek begerig naar de chocolade pudding. Er kwam een heerlijke zoete geur van af. Martha had twee kommetjes erbij gepakt en schepte met een grote lepel de pudding erin. ‘Ik vind het heerlijk als er nog een velletje opzit.’ Martha liet merken dat ze trots was op haar creatie. ‘Nou, ik trek het velletje er meestal van af, maar ik vind het niet erg als het nog erop zit, het is niet slim om met het kunstwerk van iemand anders te knoeien.’ ‘Dat is je ook geraden.’ Ze gniffelden als twee charmante hamsters.
§ Het was Martha die het als eerste suggereerde. Ze had verwacht dat Luther boos zou worden, maar hij vatte het zeer goed op. Hij had er namelijk op gehoopt. ‘Kom maar mee naar de huiskamer.’ Martha hield de deur open en Luther keek zijn ogen uit. In deze ruimte stonden mogelijk nog meer spullen dan in de winkel. De gordijnen van de huiskamer waren gesloten. Eigenlijk waren ze altijd dicht. Lea hield niet zo van toeschouwers. In het midden van de kamer stond een ronde tafel.
‘Antiek,’ zei Martha, ‘begin negentiende eeuw’. Luther ging voorzichtig met zijn handpalm over het tafelblad en merkte de diepe groeven op. ‘Zijn deze ook antiek?’ Martha schudde haar hoofd. ‘Soms kan een seance heftig worden. Er zijn geesten die zo kwaad worden dat ze zichtbare krassen achterlaten.’ ‘Dus er is een mogelijkheid dat ze “ er doorheen” kunnen komen?’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Zoals ik het zeg, dat er een mogelijkheid bestaat dat een geest als het ware kan overstappen naar de levende wereld.’ ‘Nee, dat is helaas niet mogelijk. Geesten bezitten een bepaalde spirituele kracht. Door die kracht op te roepen kunnen ze wel op hun hoogtepunt iets achterlaten, zoals deze krassen of zelfs plasma. Overstappen naar onze wereld is geen mogelijkheid.’ Luther knikte begrijpend. Martha voelde met haar hand aan de richel van de tafel. Ze maakte een la open. Hierin lagen een aantal kaarsen en een boek voor begeleiding om de seance te starten. Ze zette drie kaarsen in de vorm een driehoek op de tafel en stak ze aan met een lucifer. ‘Volg mijn instructies en wijk daar niet van af.’ Ze gingen beiden in kleermakerszit aan de tafel zitten en Martha pakte de hand van Luther vast. ‘Sluit je ogen.’ Bladerend door het boek vroeg Martha zich af of Luther in de gaten had dat dit haar eerste keer was dat ze zelf een seance uitvoerde. Ongeveer wist ze wel welke pagina’s Lea gebruikte. Op goed geluk begon ze met oproepen. ‘O, meesters van het geestenrijk, leiders van het hiernamaals. Geef ons toegang tot uw wereld, laat ons zoeken naar onze dierbaren. Leid de weg, o meesters.’ De lucht rondom Martha en Luther werd killer. ‘Ik vraag u om T heodora Kohl naar voren te brengen. Moeder van Luther, vrouw van Heinrich. Laat ons met haar spreken, wij zijn uw dienaars.’ Iets wat klonk als een zucht volgde. ‘Nee…’ Ze hadden het allebei gehoord. ‘Zij die in zonde gestorven is, blijft geborgen.’ Een flits schoot door de huiskamer en sloeg de
kaarsen omver. Martha en Luther openden verschrikt hun ogen. Ze konden net op tijd de kaarsen uitkloppen. ‘Dat ging niet als gepland, het spijt me.’ ‘Het maakt niet uit, het was het proberen waard.’ Er verscheen een uitdrukking van berusting op Martha’s gezicht. Een uitdrukking die binnen enkele seconden veranderde in een andere, die van hey! Ik heb een idee. Ze had er niet bij nagedacht of Luther wellicht genoeg zou hebben van haar ideeën. Maar de jongeman gaf aan dat hij voor alles openstond. ‘Laten we naar mijn slaapkamer gaan.’ Hij wist niet precies wat het nieuwe idee van Martha was, maar het klonk goed. Het trappenhuis hing vol met oude foto’s. Op één van de foto’s stonden Luka en Lea. Haar moeder was op die foto vijftien en Lea vijf. Ze droegen allebei een wit kleedje. Volgens de verhalen van Lea noemde opa en oma hen altijd, “ de Engeltjes”. Twee mooie en lieve meiden. Niet wetend uit welk kwaad zij gebroed waren. § ‘Het is geen grote kamer, maar hij doet zijn dienst.’ Luther keek rond en zag niet meer dan een bed, een stoel en een klerenkast. Er lag geen rotzooi door de kamer verspreid en alles zag er schoon en steriel uit. ‘Ik hou niet van chaos op mijn kamer. In de winkel en huiskamer hebben we al genoeg objecten staan. Dit is mijn plekje om tot rust te komen.’ In Luthers gedachte vormde zich al een ander scenario. Hij zag zichzelf dichterbij Martha komen, haar haar strelen, langzaam zijn lippen op die van haar. Ze zou hem mee naar het bed trekken waar ze zich van elkaars kleren ontdoen en een sensuele nacht tegemoet gaan, een nacht die pas eindigde bij het doorbreken van het zonlicht. Helaas voor Luther bleef dit maar een gedachte, want Martha had heel iets anders in petto. Ze opende een geheime plank in haar klerenkast. Luther stond er
inmiddels minder geïnteresseerd bij. Zijn hormonen waren gezakt, hij werd er niet vrolijker van. Martha haalde een boek tevoorschijn. Toch niet alweer een boek, dacht Luther. ‘In dit boek wordt omschreven hoe Simultaan Dromen werkt. Mijn moeder en tante hebben dit vroeger als kind geprobeerd en het resultaat moet intens zijn. Is dat niet geweldig? Elkaars droom delen en doen wat we willen?’ Luther bedankte voor de moeite en gaf aan dat het een leuke avond was geweest, al ging ze nu wat te ver met haar proefjes. ‘Proefjes? Noem je ons werk proefjes? Wie ben je eigenlijk? Ik dacht dat je serieus geïnteresseerd was in het hiernamaals, het paranormale.’ Luther keek naar beneden en schudde zijn hoofd. ‘Al dit spirituele gedoe interesseert me niet zoveel. Ik ben geïnteresseerd in jou. Ik stel het op prijs dat je geprobeerd hebt mij in contact te brengen met mijn moeder, maar ik hoef niet nog meer van dat soort dingen te doen, zo gelovig ben ik ook weer niet. Een moment geleden dacht ik echt dat je me voor een andere reden mee naar boven had gebracht.’ Martha keek met tranen in haar ogen voor zich uit. Ze kon niet geloven dat deze jongeman hetzelfde was als al die andere kerels waar Lea haar zo vaak voor had gewaarschuwd. Mannen willen maar één ding, “ jaja”, had Martha in ongeloof gezegd. Ze had werkelijk gedacht iemand gevonden te hebben die anders over het leven nadacht. Iemand met dezelfde instelling als zij. Het voelde aan als een messteek in haar rug, het deed pijn, verschrikkelijk veel pijn. ‘Het spijt me als ik je gekwetst heb, dat was niet mijn bedoeling. Het blijkt dat we allebei toch een andere kijk hadden op het verloop van deze avond.’ Martha zei niets en stond met het boek in haar handen, nog steeds te huilen. ‘Martha, ik...’ ‘Ga! Alsjeblieft. Laat me met rust!’ ‘Maar…’ ‘GA!’ Haar stem klonk niet meer als die van haar, meer een zwaardere variant die vanuit de diepste krochten kwam opzetten. Luther wist dat
het geen nut had om nog langer te blijven staan. ‘Oké, dan ga ik maar. Bedankt voor het eten.’ Hij draaide zich om en opende langzaam de slaapkamerdeur. Net voordat hij de trap naar beneden wilde nemen, hoorde hij opnieuw Martha schreeuwen, alleen kwam deze schreeuw dichterbij en werd hij vergezeld van weerklinkende voetstappen. Terwijl Luther zich omdraaide om te kijken wat er nou weer aan de hand was, werd hij door een flinke klap tegen zijn hoofd geraakt. Het boek waarmee hij geslagen werd, veroorzaakte een doffe klank. Volkomen verrast door deze klap viel Luther achterover de trap af naar beneden. Binnen een paar seconden lag hij onderaan de trap.
§ Gelukkig had hij geen fracturen opgelopen. Alles was nog intact. Hij merkte wel dat hij vastzat en moeilijk kon bewegen. Langzaam gingen zijn ogen open. Hij voelde zich nog wat gedesoriënteerd. ‘Wat in hemelsnaam…’ Hij zat vastgebonden op een stoel met een dik zeemanstouw. Rondkijkend concludeerde Luther dat hij zich weer in de slaapkamer van Martha bevond. Heeft ze me die hele trap weer opgesleept? Luther begon wild heen en weer te bewegen. Het had geen nut, het touw zat te strak. Martha kwam slenterend de kamer binnengelopen. ‘Goed, je bent wakker.’ Ze had een hysterische blik in haar ogen, net een beest met hondsdolheid, alleen schuimbekte ze niet, nog niet tenminste. ‘Mein Gott, Martha. Waar ben je mee bezig? Maak me onmiddellijk los, dit is belachelijk.’ Martha keek hem aan en begon hartelijk te lachen. ‘Waarom wil je nu al gaan? De avond is nog jong. Ik heb nog nooit zolang een vriendje op mijn kamer gehad.’ Luther proefde bloed in zijn mond en spuugde het voor Martha’s
voeten. ‘Ik ben je vriend niet, verdomme, jij gestoorde heks.’ ‘T uttut, shhh’, ze ging met haar vinger naar zijn mond en gebaarde hem stil te zijn. Luther hapte naar de vinger, maar ze kon hem nog net op tijd terugtrekken. Met de vlakke hand sloeg ze hem in zijn gezicht. ‘Stoute jongen, je mag niet bijten naar mensen, dat is niet netjes.’ Hij gaf geen kik. ‘Zieke hoer die je bent.’ Nu was het de beurt aan de buitenkant van haar hand en met de ring die ze droeg liet ze een flinke kras achter op zijn gezicht. Hij bleef zich verbijten tegen de pijn, al zou het zijn dood worden, dan zou hij nog steeds niet toegeven aan de pijn. ‘Het is niet mijn intentie om je pijn te doen, maar als je me blijft tegenspreken, dan heb ik geen keuze.’ Luther spuugde opnieuw wat bloed uit en lachte. ‘Wat is er zo grappig?’ Hij gaf geen antwoord en dat irriteerde haar. ‘Jullie denken allemaal zo slim te zijn, hè. Niets zijn jullie waard. Ik heb je de kans gegeven om met mij iets unieks te ervaren. Een moment te delen. Wellicht konden we geschiedenis schrijven, het onmogelijke presteren. Maar nee, jij wilt alleen maar dit en dit.’ Ze greep naar haar borsten en vagina om haar punt duidelijk te maken. ‘Wat walg ik toch van de kortzichtigheid van mannen. Alles lijkt maar om één ding te draaien. Maar, lieve Luther, ik laat me niet overtroeven, hier is mijn wil wet. We gaan vanavond heerlijk dromen of je dat nu wil of niet.’ ‘Je kunt doen wat je wil, ik zal tegen de slaap vechten. Nogmaals, je mag naar de hel lopen met je rare proefjes.’ Martha’s groene ogen werden vurig. ‘Het zijn geen proefjes! Dit is het echte werk, de weg naar spirituele rijkdommen, de ultieme vrijheid.’ ‘Ik weet niet of je het weet, maar dromen zijn niet te bepalen, ze komen en gaan, je hebt er geen controle over. Stel dat we samen in een droom terecht komen, wat is er te bereiken? Zodra we wakker
worden is alles wat je gedroomd hebt niet meer echt.’ Martha had genoeg gehoord. ‘Het word tijd dat je gaat slapen, lieve prins,’ ze kreeg een binnenpretje van haar eigen woorden. ‘Je mag het proberen.’ Voorzichtig haalde ze een spuit tevoorschijn die gevuld was met een groen goedje. Ze tikte tegen de naald en keek Luther aan. ‘Mijn eigen recept, gegarandeerd succes.’ Luther begon tegendraads met zijn hoofd te schudden. ‘Houd dat ding bij me weg!’ ‘Blijf nou stil zitten, anders breek de naald in je nek, dat zou niet fijn zijn.’ De naald kwam steeds dichterbij en Luther wist dat er geen ontsnappen aan was. Hij voelde de prik in zijn nek. Zodra de vloeistof naar binnen ging, viel Luther in slaap. ‘Slaap zacht, lieve prins,’ fluisterde Martha en ze gaf hem een kus op zijn wang. Hierna legde ze de spuit aan de kant en ging ze voor de slapende Luther staan. Ze deed haar jurk uit en voordat ze haar ondergoed uitdeed, zei ze stilletjes, ‘dit is waarvoor je gekomen bent, jammer dat je het niet mag meemaken.’ Terwijl ze volledig naakt voor hem stond, stak ze haar linkerbeen naar voren en trapte Luther met stoel en al naar achter. Hij kwam met zijn rug op de grond terecht. Martha begon de touwen los te maken en legde Luther plat op de vloer. Ze schoof de stoel aan de kant en ontdeed ook Luther van al zijn kleren. Ze pakte het boek erbij en wist precies wat ze moest doen. Een belangrijk detail dat Lea uit haar verhaal had gelaten, was dat er van tevoren een spreuk uitgesproken moest worden. Deze spreuk stond onderstreept: “ Oh geest van de nacht, geef me de kracht. Laat u tot ons komen, laat ons samen dromen.” Na het uitspreken van deze woorden ging Martha naast Luther liggen. Ze pakte zijn hand vast en sloot haar ogen. Niet lang daarna zou haar droom uitkomen. §
De krekels sjirpten en je kon de dauw op het gras voelen. In de verte de voetstappen van een hert, maar het kon ook een paard zijn, het moest in ieder geval iets met vier poten zijn geweest. Luthers oogleden plakten. Hoe lang had hij geslapen en wat deed hij in een open veld? Hij voelde aan zijn lichaam. Er waren geen touwen meer die hem gevangen hielden. Hij was vrij! Gelukkig. Zijn kleren waren echter vervangen door iets anders, het waren een aantal oude, bruine vodden. Hij leek wel op een boerenknecht uit de gouden eeuw. Zou dit de droom zijn? Hij begon om zich heen te kijken en zag alleen maar een grasvlakte die oneindig leek. Er kwam een knorrend geluid van de grond vandaan en terwijl hij neerkeek zag hij Martha liggen. Ze sliep nog en ze droeg dezelfde jurk die ze die avond aanhad. Meteen kwam er een gevoel van haat bij Luther naar boven en hij wilde op haar instampen. Hij werd echter tegengehouden door een onzichtbare barrière, die net voor het lichaam van Martha ontstond. Het deed geen pijn, maar iets hield zijn geplande trap tegen. Wat is dit in hemelsnaam? Hij zette een stap achteruit en probeerde het nog een keer en opnieuw raakte hij de barrière. Martha begon ook wakker te worden en zag hoe Luther moeite deed om haar te raken. Ze lachte en duwde haar handpalm naar voren. Dit resulteerde erin dat Luther ongeveer een meter naar achteren werd geduwd. Hij kwam op zijn kont terecht en stond meteen weer op. Martha ging recht staan. Luther rende als een waanzinnige op haar af en hij knalde tegen een onzichtbare muur. Wat hij ook probeerde, hij kon haar niet aanraken. ‘Wat is dit voor een truc?’ schreeuwde hij verontrust. ‘Geen truc,’ verzekerde Martha hem, ‘ik leid deze droom, jij bent maar een knecht. Kijk nog maar eens goed naar je kleren.’ Luther begreep dat hij ook in deze droom de gevangene was. Martha had nog steeds de macht over hem. ‘Oké, je punt is duidelijk, Martha, we hebben een droom gedeeld, ben je nu tevreden?’ ‘Nog niet helemaal, laten we ervan genieten.’ Luther zuchtte, hij wilde naar huis. Uit het niets steeg Martha op en begon te vliegen.
‘Kijk, net als Peter Pan.’ ‘Prachtig, je kunt vliegen, echt geweldig. Heb je me daarvoor vastgebonden en mishandeld?’ Ze gaf geen antwoord en luisterde niet naar hem. ‘Ik zie daar licht’, zei ze opeens. ‘Licht, wat voor een licht?’ ‘Volgens mij is het een huisje. We bevinden ons blijkbaar op een berg, het huisje ligt in een dal. Misschien vijf à tien kilometer verder op. Kom, we gaan ernaartoe.’ ‘Ik kan niet vliegen, het lukt me niet.’ Martha daalde naast Luther neer en wilde hem vastpakken, maar de barrière bleef bestaan, ze kon hem niet meenemen. ‘Wat is er gebeurd met alles is mogelijk in dromen?’ ‘Luther, dit is ook mijn eerste keer in een gedeelde droom, denk je dat ik alles weet? Er zit niets anders op dan te lopen.’ Luther wilde tegenspreken, maar al gauw werd duidelijk waarom hij in slavenkleding rondliep. Hij kon niets anders dan gehoorzamen aan Martha’s sterke wil. ‘Waar wacht je nog op? Voorwaarts mars!’ Luther had geen zin om te lopen en bleef staan. Voor Martha een ideaal moment om haar krachten verder uit te diepen. Ze stak haar wijsvinger uit en richtte deze op Luther. ‘Ga je me met je vinger neerknallen?’ ‘Nee’, was haar antwoord en ze schoot een kleine bliksemschicht uit haar vinger. Luther voelde een stroomschok door zijn lichaam gaan. ‘Verdomme, dat doet pijn!’ ‘Dat is ook de bedoeling en dat was nog maar een ingehouden lading. Lopen!’ Ze bewoog weer met haar vinger, maar deze keer volgde er geen stroomschok, het was voldoende om Luther angst aan te jagen. Hij begon met tegenzin te lopen. De lucht in de droom was donker, het kon nacht zijn, maar er waren geen sterren, er waren zelfs geen maan, zon of wolken te bekennen.
Het leek er meer op alsof iemand een grote, zwart doek had laten vallen en Martha en Luther de enige twee acteurs op het podium waren. Hoewel ze nog steeds krekels hoorden, ze konden ze niet zien. Luther probeerde constant manieren te vinden om de droom te beïnvloeden, het liefste wilde hij wakker worden. Dat spul, dacht hij, dat vieze, groene spul. Wat Martha daar ook had ingedaan, het hield hem goed onder zeil. Zij was de regisseur, degene die de dienst uitmaakte. Ze hadden geen echte conversatie onderweg. De tocht verliep in vrijwel complete stilte. Af en toe had Martha hem gecommandeerd om door te lopen. Elke vorm van tegenspraak of vertraging werd afgestraft met een schok. Het werd moeilijk om te bepalen wat nu de echte nachtmerrie was; een droom waar je niet uit kunt komen of je realiseren dat als je wakker wordt de nachtmerrie nog niet voorbij is. ‘Wacht’, riep Martha opeens. Ze hadden de rand van het gebergte bereikt. Ze liep Luther voorbij en keek naar beneden. De weg stopte. Er was geen dalende weg naar beneden te ontdekken. ‘Wat nu, springen we naar beneden?’ ‘Denk je dat je dat zult overleven, Luther? Jij hebt geen krachten weet je nog. Misschien val je wel te pletter en word je nooit meer wakker.’ Ze had een punt en hij wilde het niet proberen. ‘Maar jij hebt wel krachten, Martha. Probeer eens de grond omhoog te trekken, laat eens zien hoe sterk je echt bent.’ Ze bedacht zich een paar seconden en accepteerde de uitdaging. ‘Aan de kant, dan laat ik je eens ware kracht zien.’ Martha ging aan de rand staan en hief haar armen omhoog. Er gebeurde niets. ‘Grond omhoog! Herrijs vanuit de diepte van de aarde, geef ons een pad naar het licht.’ Ze stond daar als een amateurgoochelaar die je niet eens op een kinderfeestje wilt. Ze maakte verschillende bewegingen en riep woorden die niet eens bestonden. Al haar inspanning resulteerde in een lachende Luther. Hij stond achter haar en applaudisseerde. ‘Wow, echt prachtig, wat een prestatie.’ Martha merkte duidelijk
cynisme in zijn stem op. Voor Martha was het haar eerste tegenslag. Ze had er volledig in geloofd dat ze haar droom compleet aan haar wens kon aanpassen. ‘En nu? Teruglopen? Wakker worden?’ ‘Hou je mond!’ Martha’s schreeuw bleek zo furieus te zijn dat ze Luther weer omver blies. Op dat moment realiseerde ze zich dat ze de omgeving niet kon aanpassen, maar Luther wél. ‘Oké, ik heb er nu echt genoeg van. Ik wil wakker worden! Wat heeft deze onzin hier voor zin? Vertel me dat eens. We dwalen wat rond op een berg in een droom. Een droom, Martha, wat verwacht je hier in hemelsnaam te vinden? Wat?’ Martha keek hem aan alsof of ze hem wilde opvreten. ‘Wat nu weer, waarom die blik?’ Zonder een woord te zeggen, hief ze haar beide armen omhoog en richtte haar handpalmen op Luther, die in één oogopslag aan de grond genageld werd. Zijn mond bewoog en maakte duidelijk kwade grimassen. Zijn stem liet het afweten, alles wat hij Martha toeschreeuwde, had geen volume. Hij voelde een pijn, het gevoel dat er een slang door zijn lichaam raasde. Martha’s greep werd steeds sterker en ze bewoog Luther als een lappenpop. Luther kermde van pijn en zijn middel bewoog richting Martha. Zijn hoofd richtte zich naar boven en zijn voeten bleven verstijfd op de grond staan. Martha bleef kracht zetten en stak haar linkerhand verder naar voren. Ze maakte een gebalde vuist. Luther voelde zijn vel steeds strakker worden en uiteindelijk begon zijn buik te scheuren. Zijn borstkas werd opengerukt. Hij wilde kijken wat er aan de hand was, maar zijn hoofd bleef naar de lucht staren. Met haar gebalde vuist maakte Martha een trekkende beweging. De dikke darm van Luther schoot uit zijn opengerukte lichaam, gevolgd door de dunne darm. Het onlogische van dat alles bleek dat de uitgestrekte darmen niet stopten. Er kwam minstens twintig meter darm uit het lichaam van Luther. In tegenstelling tot Luther zelf, kon Martha wel de darmen aanraken. Ze haalde Luther uit zijn verstijfde staat. Hij keek naar beneden en zag wat Martha hem had aangedaan. Hij schreeuwde het uit van de pijn.
Ze maakte een snijdend gebaar met haar hand en sneed de lange sliert darmen af. ‘Dit zou lang genoeg moeten zijn om beneden te komen.’ ‘Moet ik zo rond blijven lopen? Met een openstaande borstkas?’ ‘Stel je niet aan, het is maar een droom.’ Daar moest Luther het dan maar mee doen. Natuurlijk, mocht dit allemaal echt zijn, dan had hij allang dood in het veld gelegen. Het gevoel van pijn was niet meer aanwezig. Het leek er op dat het idee in de droom een signaal had doorgeven aan de hersenen, dat het niet echt was. Hij moest al deze waanzin maar accepteren, een vrije keus had hij niet. Het enige wat hij hoopte was dat het middeltje van Martha snel zou uitwerken. Helaas wist Martha een goede “ cocktail” te maken. Het kon nog een eeuwigheid duren. De lange sliert darmen werd naar beneden gegooid. Luther maakte met tegenzin het uiteinde vast aan een boom die er eenzaam bij stond. Stond die boom er twee minuten geleden ook? Het maakte niet uit. Ze hadden hun weg naar beneden gevonden. Martha ging als eerste. Het voelde niet aan als dalen, meer het gevoel dat je achteruit aan het lopen was op de vlakke grond. Voordat ze het wisten, stonden ze al beneden. Dit kan nooit zo snel gaan. ‘Luther, alles kan snel gaan.’ Hij schrok van Martha’s reactie. Kan ze nu ook al mijn gedachten lezen? ‘Ja.’ ‘Bedankt dat je het nog even wilt bevestigen.’ ‘Graag gedaan.’ ‘Als ik had gesprongen had ik het ook overleefd, gezien mijn lichamelijke status op dit moment.’ Martha knikte. ‘Dat denk ik ook.’ Luther werd pissig. ‘Als je dat denkt, waarom heb je dan mijn darmen uit mijn lichaam gerukt?’ ‘Gewoon, omdat het kon.’ Ze lachte hatelijk en haar gezicht leek niet meer op dat van zichzelf. Haar ogen keken verwilderd en haar tanden zagen er puntiger uit. Beetje bij beetje onderging Martha een transformatie. Niet zo snel als Lon Chaney jr. dat had gedaan in T he Wolfman, nee, dit was meer subtieler.
§ Het dal had dezelfde matte weide als boven op de berg, met als enig verschil dat een paar honderd meter verderop een helder licht scheen. Martha wachtte niet lang en begon te lopen, Luther kon niet anders dan volgen. Hij keek nog eens naar zijn borstkas. Wat? Hij voelde nog eens goed. De borstkas was weer dicht en hij kon geen littekens ontdekken. ‘Graag gedaan’, zei Martha zonder om te kijken. Luther vertikte het om iets terug te zeggen, het zou niet hebben uitgemaakt. Luther vroeg zich af waarom deze droom niet meer bizarre dingen naar voren bracht. Hij had gezien wat Martha kon doen, dus wachtte hij op een kleurrijke explosie, een wereld zoals in T he Wizard of Oz, maar een geel pad bleef uit. Het licht kwam vanuit een blokhut, die eenzaam in de kale weide stond. Er waren zelfs geen bomen aanwezig, het kwam allemaal erg kil over. ‘We zijn er.’ Martha’s stem klonk opgewonden. Een soort opwinding die zei: “ Eindelijk, ik ben thuis”. Luther wist niet wat hij ervan moest maken. Dit huisje stond de hele droom op dezelfde plaats. Martha had het niet uit de droom verwijderd noch aangepast. Wellicht was dit een onderdeel in de droom dat ze niet kon veranderen, mogelijk was het de kern, het kloppend hart dat alles draaiende hield. Ze voelden een warmte terwijl ze de deur naderden. Het knisperende geluid van brandend hout werd goed hoorbaar. De houten deur zat vol met diepe krassen, iets of iemand had zich er op uitgeleefd. Martha voelde of deur op slot zat, wat niet het geval bleek te zijn. ‘Zouden we niet eerst aankloppen’, was Luthers reactie. ‘Stil, slaaf, jij hebt niets te zeggen.’ Luther hief zijn handen omhoog en maakte een gebaar van “ doe maar wat je wil, gek wijf”. Ze opende de deur en liep naar binnen, Luther volgde. Aan de buitenkant had deze blokhut er niet echt fantastisch
uitgezien. Vanbinnen zag het er een stuk beter uit. Mooi ingericht met warm ogend meubilair, hardhouten vloer, klassieke schilderijen en natuurlijk die brandende openhaard. De openhaard verlichtte het hele huisje. ‘Heb jij dit bedacht, Martha? Het ziet er prachtig uit.’ Martha zei niets, ze wist dat zij dit niet zelf aan het dromen was. Al sinds het begin van deze droom werd ze naar deze plaats geleid. Ze wilde graag weten wat deze plek van haar verwachte. Er kwam een geluid vanuit de keuken. Er was iemand aanwezig. Er klonk een geluid dat leek op het sluiten van een oven. Hierna verspreidde zich een zachte honinggeur die de smaaksensoren van Martha en Luther binnendrong. Heerlijk rook het. Ze gingen kijken wat het kon zijn en terwijl ze de keuken naderden, voelde Luther een tinteling door zijn lichaam trekken. De geur was hem bekend, zeer bekend zelfs. Het rook als het recept van zijn moeder. Na de dood van T heodora maakte zijn vader altijd haar favoriete maaltijd, beenham ingesmeerd met een honingmosterd mengsel, een gerecht dat Luther minstens één keer per twee weken thuis te eten kreeg. Een gestalte was bezig de ham te snijden. Het was een vrouw en ze neuriede een vrolijk deuntje. Hetzelfde deuntje dat Luthers vader vroeger altijd zong voor het slapen gaan. Het is zover. De gedachte van Luther had zich er al op voorbereid. In zijn dromen kwam hij meestal zijn moeder tegen, soms in de vorm van een engel, andere keren als demon. Deze keer leek ze verrassend menselijk. Hij keek Martha aan en zij maakte een gebaar om haar te benaderen. Voorzichtig liep Luther naar de gestalte. ‘Mutter?’ Er kwam geen reactie en ze bleef bezig met snijden. Ze leek op een projectie, een hologram zoals in die science fiction boeken. Hij kon haar aanraken, zelfs dan keek ze nog niet op. Hij ging naast haar staan en zag dat ze geen ham aan het snijden was. Vanonder haar schort liep een navelstreng naar het aanrecht met daaraan een ongeboren foetus. Hij keek geschokt naar het tafereel. Haar hoofd draaide zijn richting op en het wezen leek niet eens op zijn moeder. Het gezicht vertoonde rottend vlees waarachter de botten van het
skelet bijna zichtbaar waren. Haar mond ging open en er volgde een hoog gekrijs, daarna vatte ze vlam en het beeld verdween. Het aanrecht was leeg en er bleef geen as achter. Luther deinsde terug, wat is dit voor een trucage? Hij ademde hevig van de schrik. ‘Gaat het een beetje, Luther?’ Het was een vraag die Luther totaal niet had verwacht. Nu toonde ze opeens compassie? Wat voor een zieke grap haalde ze uit? Luther gaf geen reactie. Martha gromde op een onmenselijke toon. Er begon een gevoel te ontstaan dat ze Luther ter plekke wilde verscheuren. Een gevoel dat volgens haar niet haar eigen was, meer iets wat door een onbekende kracht werd aangewakkerd. In de keuken was verder niets te ontdekken. Martha probeerde een paar keukenkastjes open te maken, maar ze bleven allemaal gesloten, alsof iemand ze met secondelijm had dichtgeplakt. ‘Vreemd’, mompelde ze. Er was niets interessants te ontdekken. Opnieuw kregen ze het gevoel dat er iets aan de hand was in het huisje. Ze gingen terug naar de woonkamer. Het vuur knisperde nog steeds op volle toeren en het interieur had geen veranderingen ondergaan. Geen schimmen van het verleden te ontdekken. ‘Wat doen we eigenlijk hier, Martha? Grappig dat ik een verbastering van mijn moeder heb mogen aanschouwen, de schrik zit er goed in. Heb je nu je zin?’ Ze zweeg. Zonder iets te zeggen zakte ze door haar knieën. Ze produceerde een lijdende klaagzang. Luther ging ervanuit dat het weer één van haar gestoorde acties was, al bleef ze erg lang in die positie zitten. ‘Martha, gaat het?’ vroeg hij voorzichtig. Ze keek omhoog vanuit haar gehurkte positie een staarde Luther aan met knalrode ogen. Ogen die gloeiden als het vuur van de hel. ‘Verdomme, het brand!’ ‘Wil je een glaasje water?’ ‘Wat is dat nou weer voor een domme vraag? Ik ga kapot van binnen!’ Er kwam een zware, bulderende schreeuw naar buiten. Haar jurk begon te scheuren en gleed van haar lichaam af. Vanuit haar rug ontwikkelde zich twee grote openingen. Haar vlees werd
opengetrokken en er schoten twee zwarte vleugels naar buiten. Ze leken op de vleugels van een engel, maar dan wel een hele kwade engel. De gestalte die een minuut daarvoor nog Martha was, ging recht staan. De ogen gloeiden nog steeds en het hele lichaam was bedekt met dikke, zwarte aderen die onder de huid pulseerden. Het wezen keek Luther indringend aan. ‘MMMartha?’ Luther stotterde met enige moeite haar naam. De duivelse gestalte schudde langzaam zijn hoofd. ‘Niet Martha,’ zei het met een zware stem. ‘Ik zie dat mijn ware vorm jou angstig maakt, sterveling. Ik zal het wat draaglijker voor je maken.’ Er ontstond een zwarte rook die het wezen bedekte. Luther moest er van hoesten. Na een paar seconden loste de rook op en er stond een man gekleed in een net zwart pak. Hij zag er normaal uit. Zijn ogen waren niet meer rood, maar rustgevend bruin. Zijn zwarte haar zat in een scheiding en er groeide een kleine stoppelbaard. ‘Ik merk dat mijn introductie iets te overweldigend was voor je.’ Hij kwam welbespraakt over en zijn stem had een zachte, rustgevende tongval. ‘Wie ben jij? Waar is Martha? Wat heb je met haar gedaan?’ De man bleef kalm. ‘Altijd weer die vragen. Er zijn zoveel dingen die jullie stervelingen kunnen ontdekken en het enige wat jullie doen is vragen: Waarom? Ik kan het wel begrijpen, je wordt immers niet zo vaak tegen je wil in door een gefrustreerd meisje meegenomen in een droom waar je totaal geen invloed op kunt uitoefenen. Arme jongen, je kunt nog niet eens op eigen kracht wakker worden, ik kan alles met je doen en jij kunt er niet aan ontsnappen.’ De man sprak zijn woorden op een serieuze toon. Luther kreeg het gevoel dat dit wel eens zijn einde zou kunnen betekenen. De Dood had hem gevonden en had hem op ziekelijke wijze nog eenmaal zijn moeder laten zien en nu, nu was het zijn beurt. ‘Je bent hier om mij mee te nemen. Jij bent de Dood die mij komt ophalen, me van mijn ziel wilt ontdoen. Nou dan, ga je gang, pak wat je nodig hebt, ik heb toch niets speciaals om voor te leven.’ De man
begon hartelijk te lachen. ‘Wat is er zo grappig?’ ‘Jij. Jij bent zo grappig. Jullie mensen zijn zo kortzichtig. Elke keer als er een gedaante verschijnt dan is het “ De Duivel” of “ De Dood”. Er worden in jullie wereld iets teveel fabeltjes verteld. Dat Bijbelboek van jullie, het waarschuwt de mens voor zoveel onheil. Het is onheil bedacht door de mens. Al sinds het bestaan van het mensenras zijn jullie elkaar onderling angst aan het aanjagen met die domme verhaaltjes. Nee, beste Luther, ik ben niet de Dood of de Duivel. Ik ben zelfs niet eens iets wat bestaat in jullie rijkelijke fantasieboeken. Om het je makkelijker te maken, mag je me Victor noemen, dat is mijn daadwerkelijke naam.’ ‘Victor…’ Luther sprak zijn naam zachtjes uit. ‘Heb je ook een achternaam, Victor?’ ‘Natuurlijk. Mijn volledige naam is Victor P. Roche.’ ‘En de P. staat voor?’ ‘Die staat voor de afdeling waar ik geboren ben. Ik ben geboren op afdeling P.’ Luther krabde zijn hoofd. ‘Je snapt het niet, Luther en dat kan ik ook goed begrijpen. Het is ook niet makkelijk om opeens voor een product van de DroomMaatschappij te staan.’ ‘Wat…’ ‘Wat dat is, zal je volgende vraag zijn. Aangezien je nog wel even in slaap blijft zal ik je een verhaaltje vertellen.’ Victor gebaarde Luther om plaats te nemen. ‘Kan ik je iets te drinken aanbieden? Koffie, thee, Coca Cola, iets sterkers?’ Terwijl hij de dranknamen opnoemde, bewoog hij met zijn hand. De drankjes verschenen om beurten op de tafel. Een goochelaar, dacht Luther. ‘Zal ik de smaak proeven die ik wil proeven?’ ‘Maar natuurlijk, beste Luther, ik ken al je wensen. Ik weet wat je lekker vind, ik weet alles. Hoe vond je trouwens mijn interpretatie van je moeder? Geweldig niet, met dat vuur en jij als een ongeboren
foetus die aan stukken werd gesneden.’ Victor lachte kostelijk, een artiest, onder de indruk van zijn eigen werk. Luther kon er niet om lachen en liet dit ook vol ongenoegen merken. ‘Ik zie het al, je bent toe aan iets sterkers.’ Er verscheen een fles Jack Daniels op de tafel, met twee glazen ernaast. ‘Kom, laten we een fles delen.’ Luther regeerde niet en liet Victor de glazen vullen. ‘Ik dacht dat je me ging vertellen wat de Droom-Maatschappij inhoudt?’ ‘Alles op zijn tijd, mijn jongen,’ Victor vulde de glazen tot de helft, ‘ik kom daar zo op terug, laten we eerst toosten.’ Victor gaf hem zijn glas aan en tikte met het zijne ertegen. Luther bekeek de vloeistof. Het leek tenminste de goede kleur te hebben en het rook ook naar whisky. Hij nipte voorzichtig aan het glas en nu proefde hij het ook. De Goochelaar had gelijk, dit smaakte fantastisch. ‘Zei ik het niet? Heb vertrouwen in mij, Luther, ik ben geen slechterik.’ ‘Wat ben je dan wel?’ Victor ’s ogen begonnen weer een klein beetje rood te gloeien. ‘Je bent een ongeduldig mannetje, je bent niet veel anders dan de rest van de mensheid.’ ‘Je praat over de mensheid, wat weet jij van de mensheid?’ ‘Alles.’ Victor zette zijn glas op de tafel. ‘Goed,’ zuchtte hij, ‘omdat je zo aandringt.’ Hij ging staan en liep langzaam naar de openhaard. Met een handgebaar dimde hij het vuur. ‘Het gaat allemaal om de sfeer.’ § ‘Er is een wereld buiten jullie bewustzijn. Een wereld die belast is met de belangrijke taak om de dromen van de mensheid in goede banen te leiden.’ ‘Somewhere over the rainbow…’ mompelde Luther. ‘Nee, we zijn bij lange na niet het imperium dat in jullie Wizard of Oz
fictie wordt beschreven. Wij zijn producten van de Droomwever, onze vader, zoiets als jullie God. De Droomwever is het alles overziende geheel van de Droom-Maatschappij. Wij, ik en mijn soortgenoten, zijn de dienders van die Maatschappij.’ Luther keek hem met een verwarde blik aan. ‘En jullie taak is onze dromen te leiden? Ik dacht dat mensen dat zelf deden met hun eigen onderbewustzijn?’ ‘Dat is waar, maar jullie onderbewustzijn is alleen maar een gevoel. Je kunt je angstig of gelukkig voelen, maar het blijft bij een rilling in je lichaam. De daadwerkelijke beelden die jij ziet in je droom, dat is ons werk. Wij zijn de kunstenaars die van jullie gevoelens een portret maken en dit terug reflecteren zodat een persoon een beter inzicht krijgt in zijn of haar onderliggende gevoelens.’ ‘Stel dat dit wat je hier verkondigt klopt, waarom heb ik jou dan nooit in mijn dromen gezien?’ Victor zag dat Luther zijn glas leeg had en vulde het weer. ‘Zoals ik al aangaf, zijn wij producten. We zijn geen mensen, engelen of demonen. Wij zijn Schimmen die ontwikkeld zijn met als enige taak mensen een beter inzicht te geven in zichzelf. We hebben een hoge intelligentie meegekregen die het visueel portret van menselijke gevoelens moet schetsen. We kunnen tot in het diepste van iemands ziel kijken en eruit halen wat essentieel is, de sterkste gevoelens visualiseren wij dan voor je, wat je ermee doet is je eigen keuze. We zijn constant aanwezig, soms zichtbaar, maar meestal niet. Wellicht heb je ooit wel eens een zwarte Schim gezien in je dromen, grote kans dat het iemand van ons was.’ Luther probeerde het allemaal een beetje te bevatten. ‘Dus als ik het goed begrijp zijn jullie verantwoordelijk voor de levenskeuze die een persoon moet maken, gebaseerd op diens gevoelens.’ Victor knikte. ‘Dan leg me dit uit, waarom heb ik dan meer nachtmerries in plaats van prettige dromen? Waarom droom ik constant over mijn dode moeder?’
‘Dan neem ik aan dat je gevoelens betreffende je moeder het sterkst heersen in jouw gedachten. Wij zijn allemaal verschillend. Sommige van ons vinden eerder de positieve aspecten in het hoofd van zijn mens, anderen zijn meer negatief ingesteld en doen er nog een schepje bovenop, dat zijn de wat meer sadistische Schimmen. We zijn niet allemaal hetzelfde, gelukkig ook maar.’ ‘Je hebt het constant over wij, hoeveel van jullie zijn er?’ ‘Zoveel als er nodig zijn, iedere Schim waakt over één persoon. In onze eigen wereld hebben we geen contact met elkaar. We komen pas tot leven als jullie gaan slapen. Ik zelf ben de Schim van Martha, al was ik eerst de Schim van haar oma.’ Luther kon het allemaal moeilijk volgen, maar iets in hem was gefascineerd dat zoiets bestond. Een wereld vol Schimmen die onze dromen creëerden. ‘Gaan jullie dan niet dood?’ Victor gebaarde om zich heen. ‘Wij zijn allermachtig, beste Luther, onsterfelijk. Een Schim word geboren of ontwikkeld - het is maar hoe je het omschrijft - binnen de bloedlijn van een familie. Als een persoon sterft, dan worden wij als het ware geparkeerd. We moeten dan wachten tot er nieuw leven in die bloedlijn komt en dan zullen wij die nieuwe persoon begeleiden. En dat brengt ons tot mijn probleem.’ Hij keek naar beneden. ‘Edna Bosker, Martha’s oma, heeft leven gegeven aan twee vrouwen. Martha’s moeder en haar tante Lea. Omdat ik nog steeds gebonden was aan Edna werden Luka en Lea toegewezen aan twee verse Schimmen. Na de dood van Edna had ik vijf jaar lang niemand die ik kon begeleiden, pas na vijf werd Martha geboren en toen kon ik weer verder met mijn bestaan. Maar nu komt het vervelende. Ik weet dat Lea geen kinderen kan krijgen. Echter de grootste schok voor mij is nog wel dat ik ook weet dat Martha eveneens onvruchtbaar is. Ze zal nooit kinderen kunnen baren. Snap je nu ongeveer waar ik naar toe wil?’ Luther knikte. ‘Martha is de laatste van haar bloedlijn en als er geen nakomelingen
zijn dan zal jij voorgoed verdwijnen. Heb ik dat goed?’ Victor begon te klappen. ‘Bravo Luther, je slaat de spijker volledig op zijn kop. Het punt is, ik heb nog niet echt zin om weg te gaan, ik geniet teveel van wat ik doe. Daarom heb ik jou nodig.’ Luther keek hem verbaasd aan: ‘Je hebt mij nodig?’ Victor gebaarde hem om op te staan. Luther zette zijn glas neer en ging recht staan. Victor liep naar hem toe en legde zijn handen op zijn schouders. ‘Luister, ik weet dat dit een raar verzoek is, maar ik kan je belonen met spirituele rijkdommen, je zou dingen kunnen doen die je eerder voor onmogelijk hield.’ Luther keek bedachtzaam voor zich uit. ‘Allemaal leuk en aardig, maar ik kan er niet voor zorgen dat Martha vruchtbaar wordt, ik ben geen wonderdokter.’ Victor schudde zijn hoofd. ‘Nee, nee Luther, daar heb ik je ook niet voor hierheen gebracht. Een gedeelte van mij is aanwezig in Martha, daar heb ik in het verleden voor gezorgd.’ ‘Jij en oma Edna?’ vroeg Luther verbaasd. ‘Je hebt de liefde bedreven met haar terwijl ze sliep.’ Victor knikte instemmend. ‘Ik heb ervoor gezorgd dat een deel van mij in die familielijn terecht is gekomen, wat mij meer kracht geeft over Martha dan dat ze zelf in de gaten heeft. Al is Martha’s wil te sterk om van hieruit te beïnvloeden. Maar jij, beste Luther, jij bent op dit moment volledig beïnvloedbaar. Jij wordt mijn rechterhand in de mensenwereld want wat ik nodig heb, daar kun jij voor zorgen.’ Victor ging met zijn handen richting Luthers hoofd. Luther wilde terugdeinzen, maar tot zijn verbazing was hij helemaal verstijfd. Victor legde zijn handen op de slapen van Luther. ‘Wees niet bang, dat wat ik je nu ga meegeven is kennis, heel veel kennis.’ Het voelde als een onweersbui die door Luthers hoofd raasde. Hij zag zoveel dat hij dacht dat zijn hersenen het elk moment konden begeven. Victor wist precies wat hij deed, hij gaf hem net genoeg om
hem intact te houden. Het plan dat Victor bedacht had, werd volledig overgedragen aan Luther. Het bleek een ijzingwekkend plan te zijn. De oude Luther zou nooit zoiets vreselijks kunnen doen. De nieuwe Luther had geen keuze. Hij kwam onder een hypnose terecht waar hij niet meer uit zou komen. § Luther schrok wakker en zag Martha naast hem liggen. Hij ging rechtop staan en bekeek zichzelf in de spiegel. Zijn haren hadden een grijze waas gekregen en zijn ogen keken met een ijzige leegte voor zich uit. Hij voelde aan zijn hoofd en merkte de steken op. Het leek op een soort migraine, al liet deze migraine beelden zien van een grijnzende Victor die als een zwarte Schim door zijn hoofd raasde. ‘Er moet een taak volbracht worden’, mompelde hij. Achter hem begon Martha wakker te worden. ‘Wat… Wat is er gebeurd?’ Luther draaide zich om en keek haar aan. In een schrikreactie kroop Martha op handen en benen achteruit. ‘Het spijt me, Luther. Ik had het niet moeten doen. Alsjeblieft, doe me geen pijn.’ Luther liep op haar toe en stak zijn hand uit. ‘Sta op, Martha, er is werk aan de winkel.’ Verbouwereerd keek Martha hem aan. Ze kon niets aflezen van zijn blik. Voorzichtig pakte ze zijn hand vast en liet zich omhoog trekken. ‘Luther, is alles in orde?’ Hij knikte. ‘Waarom ben je niet boos op me?’ ‘Ik heb de nieuwe wereld gezien, Martha, en hij is prachtig.’ ‘Hoor ik ook thuis in die nieuwe wereld? vroeg ze voorzichtig. ‘Jij zult één van de oprichters zijn. Al is er voor één iemand geen plaats.’ Hij draaide zich om en richtte zich tot een foto van Lea die aan de muur hing. ‘Een nieuwe wereld betekent offers maken, zij zal de eerste zijn.’ Hoofdstuk 7: Witte broe ke n e n e xotische vrouwe n
§ ‘Elize?’ riep ik van onder aan de trap. ‘Elize ben je boven?’ Er kwam geen reactie. Ik liep naar de keukendeur, keek naar buiten en zag mijn vervallen tuin. Daar was ze ook niet. Terwijl ik terugliep naar de huiskamer zag ik pas het handgeschreven briefje liggen: Ik was het wachten moe. Verveelde me. Ben naar de stad. Tot straks -xxxLeuk… mocht ik de rest van de middag alleen doorbrengen. Typisch dat ik haar mobielnummer nog niet had, ik ben zo verdomd langzaam met die dingen. Het was vier uur en ik wilde even gaan rusten, maar na tien minuten op de bank liggen had ik daar ook al geen meer zin in. Ik was te rusteloos om te gaan slapen, de inhoud van Caroline’s dagboek bleef door mijn hoofd spoken. De duistere beelden, de vreemde schrijfstijl, de jongen die Kenny heette. Het hele gebeuren was zo vreemd als de pest. Ik moest iets doen, maar wat kon ik doen? Mijn gedachten sloegen op hol en rationeel denken werd vervangen door waanbeelden over duivels en monsters. Mark zou degene zijn die me kon helpen, maar na mijn laatste bezoek stond ik op de zwarte lijst van het ziekenhuis. Er moest een andere manier zijn. Op dat moment keek ik op en mijn oog viel op mijn eetkamerstoelen. Over één van de stoelen hing een witte broek, de broek van broeder Mike. Ik liep ernaartoe en pakte de broek van de stoel af. De broek bleek schoon te zijn en rook lekker fris. Blijkbaar had Elize hem die ochtend gewassen en over de stoel gehangen. Dit bracht me op een idee. Voor mij zou het moeilijk zijn om dichtbij Mark te komen, maar voor een broeder des te makkelijker. Nu wist ik dat ik het nummer en adres van Mike had gekregen, maar waar ik het had neergelegd was een ander verhaal. Ik zocht tussen het oud papier van die week. Buiten onbetaalde
rekeningen vond ik niet wat ik zocht. Ik voelde in mijn broekzakken, keek in mijn beurs, geen geluk. Ik kreeg opeens een ingeving; het briefje had in mijn broekzak gezeten, ik wist het bijna zeker. Ik rende vervolgens de trap op naar boven, richting mijn slaapkamer. Aangezien ik hier mijn broek voor het laatst uit en aan had getrokken, moest dit de goede plek zijn. Elize had ook op de slaapkamer huisgehouden. Bed netjes opgemaakt, gestoft, alle rotzooi naast het bed weg. Oh nee, ze heeft het briefje natuurlijk met al die andere rotzooi weggegooid. Gelukkig ontdekte ik dat het papiertje met de gegevens van Mike netjes onder mijn alarmklok geschoven was. Met een mooi handschrift had Mike zijn mobielnummer en adres opgeschreven. Het leek me verstandig hem eerst te bellen om er zeker van te zijn dat hij daadwerkelijk thuis zou zijn. Het zou een grote gok zijn, aangezien ziekenhuispersoneel veelal meer uren maakt dan mensen in andere beroepen. Misschien was het wel iets voor mij? Het acteursleven is ook niet wat het moet zijn. Je romantiseert je eigen passie meestal tot op het bot. Uiteindelijk blijkt wat je doet voor niemand wat uit te maken. Soms denk ik er wel eens aan om de royalty’s op te geven en een normale baan te nemen. Al verwateren die gedachtes vrij snel als ik krijg te horen voor welke banen ik geschikt zou zijn. Nergens ervaring in en nooit echt iets met mijn opleiding gedaan. Mocht je gaan werken, Benjamin, dan zal dat ergens in een vochtig magazijn zijn waar je de rest van je leven orders mag picken. Nee… dan maar het gemakkelijke geld en leven als een God in Frankrijk, tenminste als Frankrijk een dompige, kleurloze stad zou zijn. § De telefoon ging vijf keer over voordat ik iemand aan de lijn kreeg. Een slechte, krakende lijn zorgde ervoor dat ik niet goed kon verstaan wat de persoon aan de andere kant zei. In een hakkelende zin
verstond ik dat de persoon vroeg; ‘Is daar iemand?’ ‘Mike?’ vroeg ik voorzichtig. Het geluid was bijna niet om aan te horen maar ik kon hem verstaan. ‘Ja. Wie is dit?’ ‘Benjamin Croque.’ ‘Wie?’ klonk er kortaf door de telefoon. Ik herhaalde mijn naam nogmaals. ‘We hebben elkaar maandagnacht ontmoet en…’ ‘Oh ja, natuurlijk,’ onderbrak hij me, ‘de meneer met de vieze broek.’ Zijn stem klonk al een stuk opgewekter. Grappig dat hij juist dat detail moest vermelden. ‘Sorry dat ik even niet wist wie je was. Ik ben vandaag ook uit een nachtdienst gekomen en lag nog te slapen.’ ‘Dan moet ik me verontschuldigen.’ ‘Doe niet zo gek, joh, ik moest toch opstaan. Wat kan ik voor je doen, Benjamin?’ ‘Nou, ik wilde vragen of je zo dadelijk thuis bent. Je broek is inmiddels gewassen en die wil ik je graag teruggeven.’ ‘Wow, dat had echt niet zo snel gehoeven hoor, maar ja, ik ben thuis tot tien uur en dan moet ik werken. Ik neem aan dat je ook nog mijn adres hebt, aangezien je mijn mobielnummer belt.’ ‘Ja, Paardenstraat 5, net buiten het centrum, toch?’ ‘Klopt. Op de hoek ligt eetcafé Kelly’s, daar moet je naar links en aan het eind van de straat aan de rechterkant is mi casa.’ ‘Zullen we zeggen over een half uurtje?’ De lijn was inmiddels gestopt met kraken. ‘Is goed, man. Je kunt het beste op het raam kloppen. De deurbel doet het wel, maar ik heb een puppy in huis, die begint te janken als dat ding afgaat.’ ‘Geen probleem. Tot zo.’ ‘Tot zo, Benjamin.’ Er volgde een harde klik die pijn deed aan mijn gehoor. Ik betaal verdomme grof geld aan die klote telefoonmaatschappij en nog steeds krijg ik een volkomen slecht
netwerk. C’est la vie. Ik bedacht me ineens dat Elize geen sleutel van mijn huis had. Zou ze weten dat onder de kabouter - met het gelijmde gezicht - een extra sleutel ligt? Ik gokte het erop, mogelijk had ik het haar verteld en was ik het domweg vergeten, wie weet. Bij de buren aanbellen zou weinig uitmaken, de ene kant maakt nooit open en de andere kant is nooit thuis. Ik denk dat het spotten van mijn buren lastiger is dan het winnen van een loterij. Maar goed, ik sloot de deur achter me, had de broek van Mike in een mooie tas van de plaatselijke supermarkt gestopt en stapte in de auto. § De Paardenstraat stond bekend als de minst jofele straat in Steengroeve. De meeste negatieve pers kwam daar vandaan. Drugsdealers, ex-gedetineerden, immigranten, alle soorten minderheden kregen daar een woning. Daarom vond ik het vreemd dat Mike juist in de Paardenstraat woonde. Al is het niet goed om er volledig negatief tegenaan te kijken. Soms ben ik te bevooroordeeld om wat voor een reden dan ook. Nog een eigenschap die ik eens moet afleren. Ik naderde het stoplicht bij het kruispunt waar eetcafé Kelly’s ligt. Nog niet zo lang geleden had daar een schietincident plaatsgevonden, al is er nooit iets officieels in het nieuws geweest. Nu leek het er rustig, er zaten wat mensen uit het raam te staren en er was zelfs een mevrouw die mij aankeek. Niet op de manier van “ Hey! Die gast ken ik!” maar meer van “ Wat doe ik in godsnaam op deze wereld?” In haar ogen kon ik geen enkele emotie bespeuren en ik voelde de kou van haar blik, zo erg zelfs dat de auto achter mij begon te toeteren, het licht stond inmiddels op groen. Verontschuldigend zwaaide ik in de spiegel, de blik van de man in de auto achter mij werd er niet vrolijker van. Ik nam de weg naar links en merkte meteen dat ik in de Paardenstraat was gearriveerd. Rechts lag een louche autogarage waar je goedkoop auto’s kon kopen. Al zorgden ze er wel voor dat je binnen een maand terug moest komen om dure - meestal
niet op voorraad - onderdelen te kopen. Garantie kreeg je natuurlijk niet, omdat je minder dan duizend euro had uitgegeven voor de auto. Angelo Luchino heette de garage, naar de eigenaar, een smerige - naar zweet stinkende - Italiaan die je voor iedere cent probeerde af te zetten. Ik kon het weten, want ik reed namelijk in één van zijn kunstwerken. De garage had huisnummer 390, ik moest verdomme ook nog de hele straat doorrijden om bij Mike te komen. Op zich is de reputatie die de buurt had lichtelijk overdreven. De huizen waren inderdaad in wat mindere staat, al kon ik niet zeggen dat je meteen een andere wereld instapte. Er stonden geen heroïnehoertjes op de straathoeken. Dealers waren nergens te bekennen en er werden geen schoten gelost. Het enige wat me opviel, was een oude straathond. Ik wist niet welk ras het was, daar ben ik niet echt in thuis. Het arme beest miste een achterpootje en strompelde als een oud vrouwtje over de stoep. Ongewassen en waarschijnlijk vol vlooien, het dier leed meer dan dat het leefde. De gedachte om over het dier heen te rijden, kwam bij me op; een verkapte manier om de barmhartige Samaritaan uit te hangen. Aan de andere kant kwam een groepje schoolkinderen de straat inlopen. De gedachte verliet mijn hoofd weer, het zou massahysterie creëren. De kinderen leken op elkaar. Het was een groepje van vier, twee jongens en twee meisjes. Aan het vettig haar en kraaloogjes te zien, leken ze op een groep uitgepoepte kampratten wiens moeder aan de lopende band kinderen verwekte. Onze toekomst. T huis worden ze waarschijnlijk door een ketting-rokende moeder als grof vuil behandeld, inmiddels zal ze ze ook nog eens zwanger zijn van de vijfde. Veel mensen zijn al blij met één kind, dit volk fokt echter als konijnen. Ik heb ooit eens een Amerikaanse film gezien over hoe domme mensen maar kinderen blijven krijgen en er steeds minder slimme mensen worden geboren. Uiteindelijk zien we een toekomstbeeld van vijfhonderd jaar later en de hele wereld is achterlijk. Nog niet eens een vreemd toekomstbeeld als je het mij vraagt. Techniek maakt alles mogelijk voor ons. Straks hoeven we maar op knopjes te drukken en krijgen we alles
voorgedaan. Ik merkte dat ik opging in mijn eigen gedachten, wat resulteerde dat ik de Paardenstraat alweer was uitgereden. Ik nam de rotonde aan het eind van de weg en reed terug de Paardenstraat weer in. Nummer vijf lag nu aan de linkerkant. Een leuk twee-onder-een-kap huisje met een goed onderhouden tuin. Ik parkeerde de auto in een vak waar geen tuinstoel stond. Blijkbaar wilde een aantal mensen in de straat hun parkeerplaats veilig stellen door op enkele vakken witte tuinstoelen te zetten. Het zou er wel mee te maken hebben dat de straat kort bij het centrum lag en hier geen parkeergeld betaald hoefde te worden. Ergens wel logisch dat de bewoners hun plekje beschermden. Het gordijn bij huize Mike was dicht. Ik kon niet zien of er iemand binnen was. Voorzichtig klopte ik op het raam. Niet lang daarna zag ik een schaduw achter het glazenmotief van de deur verschijnen. Het slot werd opengedraaid en de deur ging langzaam open. ‘Ah, Benjamin, goed je te zien.’ Mike stond in zijn ochtendjas in de deuropening. Hij droeg twee roze slippers die hem drie maten te klein waren en zijn haar rook naar citroen. Ik keek naar zijn slippers. ‘Haha, ik zie dat je mijn mooie, roze fluffies bewondert. Voordat je de verkeerde ideeën krijgt, ze zijn van mijn vriendin, ik kon die van mij zo gauw niet vinden.’ Hij lachte als de laatste internetrage en vroeg me naar binnen, een gastvrij gebaar dat ik niet kon afslaan. De gang zag er zeer spiritueel uit. Enkele foto’s van Jezus in verschillende tijden van zijn leven, afgemaakt met een keur aan sterrenglitters op de muur. Het leek op het werk van een vierjarig meisje dat de creatieve keus had gekregen. Ik gaf aan dat ik het een bijzondere decoratie vond. ‘Je hoeft niet te liegen hoor, Benjamin, dit heeft mijn nichtje van vier gedaan.’ Verdomme, mijn gedachten lopen synchroon met de echte wereld. ‘En de Jezusportreten?’ ‘Mijn vriendin. Ze is Spaanse en in haar cultuur is de christelijke insteek zeer actief.’ ‘Hoe denk je er zelf over?’
‘Ik denk nergens over. Ik ben een lichaam en geest van het hier en nu. Profeten van toen doen mij vrij weinig, maar ik respecteer de mensen die er heil in vinden. We zijn al te veel bevooroordeeld, broeder.’ Broeder sprak hij uit met een duidelijke ironie in zijn stem. ‘Zoals je weet help ik bijna dagelijks mensen in nood. Dat is mijn missie.’ Een mooi streven. Voordat hij de deur naar de huiskamer opende, waarschuwde hij me. ‘Aan de telefoon heb ik je verteld over mijn puppy. Het is een golden retriever pup van zes weken oud, schattig tot en met, maar een ongeleid projectiel. Hij rent op alles en iedereen af en bij nieuwe mensen is hij altijd iets meer opgewonden.’ ‘Ik ben wel wat gewend, hoor. Ik hou van dieren.’ Terugdenkend aan de straathond van vijf minuten eerder voelde ik me een enorme huichelaar. ‘Luister. Doordat hij opgewonden raakt kan hij meestal zijn blaas niet onder controle houden. Dus ik wil je vragen hem alsjeblieft niet op te tillen of teveel te aaien.’ Dat leek me inderdaad niet zo prettig, dan kon ik meteen de broek die ik terug kwam brengen, weer aantrekken. ‘Heeft hij dan geen broekje of zoiets?’ ‘Natuurlijk heeft hij dat aan, al lekt het wel eens erdoorheen.’ Diep van binnen wilde ik dat het onderwerp snel ten einde zou komen. Gelukkig hield Mike er verder over op en liet mij binnen. Door het raam van de eetkamer kon ik de achtertuin zien en ook de puppy die vrolijk door het gras dartelde. De deur van de keuken was dicht. Eerst een hele preek en dat beest is niet eens binnen. § De woonkamer was klein, maar had genoeg ruimte voor een grote lounge bank (bedekt met dekens) en twee verijdelde tuinstoelen. ‘Alsjeblieft, neem plaats. Sorry van de tuinstoelen, we zijn al een half jaar van plan om een nieuw interieur te kopen. We hebben
ondertussen alleen een nieuw salontafeltje gekocht.’ Ik gaf Mike aan dat ik er niet mee zat. ‘Het probleem is,’ ging hij verder, ‘ik ben constant aan het werk. Het is gestoord, daar ben ik me van bewust, maar het doet me goed om mensen in nood te helpen. Mijn vriendin, Sophie, spreekt nauwelijks Nederlands. Ik heb haar afgelopen zomer ontmoet op het strand bij Bilbao. Het was liefde op het eerste gezicht en ze heeft haar baan als serveerster opgezegd om bij mij te zijn. Hier heeft ze een baan aangenomen in een callcenter waar ze een Spaans sprekende medewerkster zochten. Inmiddels is ze anderhalve maand bezig met een cursus Nederlands. Alles voor de liefde. Vind je niet, man?’ Hij zei dat met de volste overtuiging. Een man die zijn hart volgde, een regelrechte Don Juan, levensgenieter, de verdomde perfecte schoonzoon die alles aankon. Op dat moment was ik zo jaloers op zijn manier van leven. Niet dat ik een soortgelijk leven zou willen, maar omdat hij alles kon bereiken wat hij wilde zonder er veel moeite voor te hoeven doen. ‘Wil je iets drinken, koffie, thee, iets fris?’ Met een afwezige blik knikte ik ja, zonder aan te geven wat ik daadwerkelijk wilde drinken. ‘Ik maak je wel een lekkere kop koffie, het ziet er naar uit dat je die wel kan gebruiken.’ ‘Ja, oké, is goed.’ zei ik nog steeds afwezig. Terwijl Mike naar de keuken liep om de koffie te zetten, vroeg hij me hoe het met Elize ging. ‘De hoofdwond ziet er goed uit. Ik bedoel, hij heelt snel. Ik heb er zelfs geen moeite mee om hem schoon te maken en een nieuw verband omheen te doen.’ ‘Dat is prachtig, man, je bent een waar talent, misschien kan ik je nog wel een baan bezorgen in het ziekenhuis.’ Ik zei niets terug, ik liet alleen een afkeurend geknor horen, Mike lachte vanuit de keuken. Hij vroeg of ik suiker en melk in de koffie dronk, een vraag die ik de laatste tijd vaker had gehoord. ‘Ik drink hem vandaag zoals mijn humeur, bitter.’ Ik merkte aan
mezelf dat die uitspraak een cliché begon te worden. Overal vertelde ik mensen hetzelfde. Hoewel zij het nooit uit mijn mond hadden gehoord, had ik het zelf al meer dan duizend keer gezegd. Ik haat mezelf voor die kleine imperfecties. Mike kwam de woonkamer in met twee flinke mokken in zijn handen en zette er één voor mijn neus neer. ‘Dank je.’ ‘Laat het je smaken, kerel.’ Hij begon me te irriteren met zijn broeder, man en kerel aan het eind van elke zin. Mike liet zich op de bank vallen en door de ochtendjas heen zag ik een boxershort met een hartjesmotief. Schattig… Ik dankte Dios Mío dat de boxershort alles was wat ik zag uitsteken. Mike slurpte aan zijn koffie en zette de mok op het salontafeltje. ‘Luister, Benjamin,’ begon hij op een serieuze toon, ‘ik heb zo het idee dat je met een reden naar mij toe bent gekomen, er is iets dat je mij wilt vragen, is het niet?’ Hoe kon hij dat in hemelsnaam weten? Hij ging verder. ‘Als ik eerlijk ben, ik had er zelf ook al aan gedacht, ik twijfelde in het ziekenhuis nog wel even, maar nu je hier bent, bevestigt dat mijn gevoel.’ Ik voelde mijn wenkbrauwen omhoog gaan en er liep een tinteling over mijn rug. Wat impliceert hij? ‘Sorry, maar ik begrijp niet helemaal wat je bedoelt.’ Hij keek me aan alsof ik hem een beetje beledigd had. ‘Benjamin, ik dacht dat je ook een vrije geest was. Je gaf me tenminste het gevoel dat je graag eens een keer iets wilde ondernemen.’ ‘Ondernemen? Ik snap je niet helemaal. Wil je een dagje naar de dierentuin?’ Mike bleef me vragend aankijken zonder een reactie te geven en toen viel het kwartje pas. ‘Oh, nee. Sorry als ik de verkeerde “ tekens” heb afgegeven, maar ik ben hetero en dat wil ik ook zo houden. Het spijt me als ik je gevoelens heb gekwetst.’ Mike begon te lachen. ‘Maak je geen zorgen, Benjamin, het is in orde. Ik was misschien wat te voorbarig. Het is misschien wat vreemd voor je, maar Sophie en ik
vinden het interessant om ons liefdesleven spannender te maken door het uitnodigen van andere mannen en vrouwen, het gaat ons puur om het genot, ik had gedacht dat jij een geschikte deelnemer zou zijn. Maar vergeet dat ik iets gezegd heb, laten we het over iets anders hebben.’ Fijn, dacht ik bij mezelf, ik ben zojuist gevraagd geworden om deel te nemen aan een seksspelletje. Elk ander onderwerp dat ik zou aanhalen zou het idee van Broeder Mike die sodomie pleegt niet uit mijn gedachten doen verdwijnen. Toch probeerde ik het. ‘De echte reden dat ik hier ben, is van een compleet andere aard.’ Mike ging recht zitten, deed zijn benen over elkaar, het hartjesmotief werd steeds meer zichtbaar. Hij legde zijn kin in zijn hand en keek me aan als een psychiater die zijn sessie met je begon. ‘Het gaat om mijn vriend Mark Leban, de persoon die je maandagnacht naar het ziekenhuis hebt gebracht.’ Mike knikte en liet me verder vertellen. ‘Ik ben van mening dat Marks’ zelfmoordpoging gestimuleerd is door een serie van gebeurtenissen, waar ik helaas niet te diep op in kan gaan. Wat ik wel kan zeggen, is dat ik een aantal antwoorden heb gevonden over het waarom, maar het hele plaatje heb ik nog niet helemaal rond. Aangezien zijn moeder constant bij hem is en de arts mijn gezicht heeft gezien, is het voor mij lastig om bij hem te komen.’ ‘Dus je wilt dat ik naar hem toe ga?’ vulde Mike aan. ‘Ja, alleen kan ik je niet vertellen wat ik weet, het zou teveel van je vragen en wellicht meer problemen veroorzaken.’ Mike knikte begrijpend. ‘Wat als ik nou er voor kon zorgen dat Mark voor even van zijn kamer af kan. Zodat ik hem naar een plek kan brengen waar jij wel met hem zou kunnen praten? Op die manier heb je wellicht tien à twintig minuten de tijd om hem de vragen te stellen.’ Na het aanzoek van Mike om deel te nemen aan een trio of zelfs een orgie, stond ik versteld van zijn behulpzaamheid. ‘Het is geweldig als je dat voor mij zou willen doen, als er iets is dat ik
voor jou kan doen, noem het maar.’ Shit… Terwijl ik het zei, kreeg ik het al benauwd. Gelukkig kwam er geen seksueel getint antwoord. ‘Het zit in mijn bloed om mensen te helpen, Benjamin, en ik merk aan jou dat je met iets belangrijks bezig bent. Laat mij je helpen, ik hoef er niets voor terug.’ Ik kon mijn dankbaarheid niet in woorden uitdrukken, maar hij zag aan mijn gezicht dat ik het waardeerde. De rest van de tijd bespraken we hoe we het plan het beste konden vormgeven. De komende nachtdienst van Mike eindigde om tien uur in de ochtend. Hierna zou hij met een rolstoel naar de kamer van Mark gaan en hem meenemen voor een korte “ wandeling”. Ik zou dan onopvallend in het parkje bij het ziekenhuis op een bank zitten. Zo zou ik een paar minuten met Mark kunnen praten, hopelijk erachter komen wat hij precies had gezien en wat hem tot zijn zelfmoordpoging had gedreven. Daarna zou Mike hem weer terugbrengen naar zijn kamer en dan had ik alle informatie om mijn “ missie” te voltooien. Ik voelde me net een geheim agent; ongeregistreerde ontmoetingen, geheime informatie, een strakke montage. Aan Mike merkte ik eveneens dat hij het spannend vond en me maar al te graag wilde helpen. Wel kon ik bergrijpen dat hij zich buitengesloten voelde in het daadwerkelijke verhaal, maar dit was niet het goede moment om hem alles uit te leggen. We dronken onze koffie op en we spraken niet meer over het plan. In plaats daarvan discussieerden we over hedendaagse films en dat er nog maar weinig moderne klassiekers werden gemaakt. Na het leegdrinken van mijn mok, bedankte ik Mike voor zijn vertrouwen en behulpzaamheid. Hij gaf me een vaste handdruk, zijn gezicht vertoonde toewijding. Deze man zou een bijna totaal vreemde helpen en voor wat? Een spokenjacht? Gewaagd. Maar het leek de enige manier te zijn. Terwijl ik zijn hand losliet, ging de deur van de gang open. Ik keek op en daar stond Sophie Da Luna Lopez. Mijn mond viel open, een opzwepend orkest speelde een zomers deuntje in mijn hoofd en ik kreeg gevoelens van spijt. Spijt dat ik niet op het aanbod van Mike was ingegaan. Het lichaam dat in de deuropening
stond, was een goddelijke verschijning, Cleopatra in haar ruwe midtwintiger jaren. Ze droeg geen kleren, haar afgetrainde lichaam was licht gebruind en glansde vanwege een aangebrachte crème die een zachte citroengeur verspreidde. Gladde benen, bikinilijn bijgewerkt, boven haar schaamstreek was één klein streepje blijven staan. Haar borsten waren twee prachtige karameltoetjes met fijne chocoladetoefjes om het af te maken. Lang zwart haar - dat ze net had gewassen - hing tot haar middel. Ze keek me aan met kastanjebruine ogen, haar roze lippen half open, parelwitte tanden. Het perfecte plaatje, duizenden verwijten gingen door mijn hoofd. Neem het aanbod aan! Al kon ik de moed niet opbrengen. ‘Sophie, schatje. Ik dacht dat je nog wel even onder de zonnebank bleef liggen?’ Mike’s stem klonk niet echt verrast, alsof hij gepland had dat ze hier in deze pose naar binnen zou komen. Met een gebrekkige Nederlandse tongval zei ze: ‘Nee’. Ze liep naar mij toe en ze wist dat ik met te grote ogen naar haar keek; ze genoot ervan. ‘Bello’, zei ze terwijl ze mij keurde. ‘Sorry schatje, Benjamin heeft aangegeven niets voor ons voorstel te voelen, hij is nog betrekkelijk ouderwets.’ De woorden van Mike klonken niet hatelijk, hij respecteerde mijn keuze waar ik nu spijt van had. Sophie liep naar me toe en bekeek me met droevige puppyogen. Ze omhelsde me, ik bleef verstijfd staan, volledig opgewonden. ‘Ah Baby,’ sprak ze in gebrekkig Engels en keek me aan, ‘tú y mi? You and me, alone?’ Ze maakte een handgebaar naar Mike alsof ze wilde zeggen; “ laat hem maar zitten, wij tweeën zullen de tijd van ons leven hebben.” Mike deed een stap terug en wachtte rustig af wat mijn antwoord zou zijn. Het leek hem totaal niets uit te maken. Ik leek wel beland in één of andere vrije hippiecommune. Natuurlijk, als het zachte ei dat ik ben, wees ik ook dat aanbod af. ‘Sorry, maar ik heb een vriendin, soort van, op dit moment.’ ‘You, me and her?’ ging ze verder. Ja! Doe het! schreeuwde een stem in mijn hoofd. Ik deed het niet. Mike kon zien dat het niets ging worden en pakte Sophie bij haar heerlijk zachte hand.
‘Lieverd, hij wil echt niet, respecteer zijn keuze.’ Duidelijk teleurgesteld liet ze me los en maakte een gebaar naar haar lichaam, waarmee ze wilde zeggen “ dit zal je allemaal moeten missen”. Ik weet het en het zal nog wel even pijn doen. Ondanks de wat ongemakkelijke kennismaking bedankte ik Sophie Da Luna Lopez voor haar “ gastvrijheid”. Ze lachte vriendelijk en knipoogde. Volgens mij zou dat aanbod blijven gelden. Mike schudde opnieuw mijn hand: ‘Tot morgenvroeg’, zei hij zachtjes. Ik knikte en werd door hem uitgelaten. In de auto pakte ik het stuur met twee handen vast en slaakte een diepe zucht. Wat heb ik zojuist meegemaakt? Hoofdstuk 8: Luthe r Kohl (1955) § Zijn persoonlijkheid veranderde na de ontmoeting met Victor P. Roche. Victor had Luther kennis gegeven, kennis van een andere, vreemde wereld. De meeste personen zouden dat niet eens overleven, maar Luther was sterk. Zo sterk zelfs dat hij dacht dat de ideologie van Victor zijn eigen was. Hij geloofde zo heilig in het plan van Victor, dat hij er meteen werk van begon te maken. Het was alsof zijn hersenen oneindig veel blauwdrukken herbergden. De eerste taak bleek duidelijk, tante Lea uit de weg ruimen. Martha had niet eens geprotesteerd. Ze wist nu dat ze de drager was van een sterk wezen en ze voelde dat haar donkere kant de overhand kreeg. Dezelfde donkere kant die Luther eerder die bewuste avond had ontmoet. Lea zou pas de volgende dag terugkeren, dan moest het gebeuren. Martha en Luther zagen elkaar niet meer als vreemden of vijanden, ze waren zielsverwanten geworden. Die avond bedreven ze de liefde en werden ze één geheel, een kloppend orgaan, gedreven door de mystieke kracht van Victor P. Roche.
§ De ochtend na hun spirituele wedergeboorte lagen ze dicht tegen elkaar aan. Lea was inmiddels terug in de stad en stond voor een gesloten winkeldeur. Aangezien het elf uur was, had Martha al een uur geleden de winkel moeten openen. ‘Ik had het kunnen weten,’ mompelde ze terwijl ze de deur van de winkel met haar eigen sleutel opende. Ze maakte meteen het licht van de vitrines aan en gooide het bordje met de tekst “ Open” om naar buiten. De deur naar de keuken stond open en ze zag de borden en pannen op het aanrecht staan. Lea krabde aan haar hoofd en liep door naar de huiskamer, waar ze de kaarsen op de tafel zag staan. Wat is hier in hemelsnaam gebeurd? Licht geïrriteerd liep Lea naar het trappenhuis en riep vanaf onder aan de trap naar Martha. Er kwam geen reactie. Ze riep nog eens. Nadat ze opnieuw geen gehoor kreeg, liep ze stampend naar boven. Ze opende de deur naar Martha’s kamer en zag dat Martha naakt voor het raam stond, met de rug naar Lea toe. ‘Hoorde je me niet roepen? Het is al elf uur. Waarom sta je niet beneden in de winkel?’ Martha gaf geen reactie en bleef naar buiten staren. Lea keek naar links, zag dat het bed van Martha nog niet was opgemaakt. ‘Is er iets aan de hand wat ik niet weet? Voel je je niet lekker? Martha, zeg toch iets, je maakt me bang!’ Voorzichtig benaderde ze haar nichtje en op het moment dat ze haar hand op Martha’s schouder wilde leggen, voelde ze iets van een draad om haar keel. Ze werd met een ruk naar achteren getrokken en kwam met haar kont hard op de houtenvloer neer. In een reactie greep Lea naar de draad, maar deze werd zo hard om haar keel getrokken dat ze hem met geen enkele mogelijkheid los kon krijgen. Ze probeerde te schreeuwen, maar haar strot zat helemaal dicht. Terwijl ze rood aan liep, kwamen er nog wat woorden uit die klonken als ‘Martha, help.’ Martha draaide zich niet
om. Lea probeerde alles wat in haar macht lag om los te komen. Ze sloeg met haar armen en schopte met haar benen. Met haar handen greep ze die van de persoon die haar aan het wurgen was. Ze voelde twee sterke mannenhanden. Voor een moment keek ze omhoog en staarde direct in de ijzige blik van Luther, wiens gezicht geen spoor van medelijden vertoonde. Lea liep paars aan en stierf met een blik van angst op haar gezicht. Haar lichaam gaf een paar naschokken, daarna stopte ze helemaal met bewegen. Luther liet de draad los en legde Lea plat op de grond. ‘Het is over. Ze is tot rust.’ Martha draaide zich om en toonde geen emotie. ‘Goed,’ was haar reactie, ‘open de zoldertrap, dan brengen we haar naar boven.’ Luther, ook nog steeds in adamskostuum, knikte en liep naar de gang, waar aan het plafond het koordje hing om de trap naar de zolder te openen. Hierna pakte hij Lea op en legde haar over zijn schouder. Hij liep de zoldertrap op en legde haar vooraan neer. Martha kwam achter hem aan en een eenmaal boven sleepten ze Lea naar de rechterhoek van de zolder. Hier stond een volledig intacte doodskist. Voordelen van het runnen van een Occulte winkel; je krijgt wel eens rare items die opgeborgen moeten worden. Martha opende de kastanjebruine kist en Luther tilde Lea erin. ‘Zal ze niet gaan stinken?’ Martha schudde haar hoofd. ‘Ze zal over een tijdje beginnen te rotten, en ja, dat zal even gaan stinken, maar er zijn hier genoeg kruiden en spullen die de geur kunnen verdoezelen, na een paar weken zal je er niets meer van merken.’ ‘En de mensen die haar zullen missen?’ ging Luther verder. ‘Daar heb ik over na gedacht. Lea heeft ervoor gekozen om een spirituele tocht te maken en is naar India vertrokken. Ze zal haar vriendinnen een brief sturen, waarin ze uitlegt dat ze tijd nodig heeft om zichzelf opnieuw te ontdekken en de winkel zolang aan haar lieve nichtje Martha overlaat. Deze vriendinnen zullen dit geloven, omdat het Lea’s vrije en impulsieve karakter omschrijft.’ ‘De vaste klanten, wat vertel je hun?’
‘Hetzelfde verhaal, maar aangezien er toch bijna geen vaste klanten zijn, alleen veel dagjesmensen, die zullen denken dat ik de eigenaar ben.’ Luther vond het een goed plan. “ Het Paranormale” zou de basis worden van alle bedrijvigheden en met de kracht die Victor aan hen toevertrouwde, zou niemand erachter komen wat hun plannen en intenties waren. Na het “ opbergen” van Lea keerden Luther en Martha terug naar haar slaapkamer. Ze kleedden zich aan en de taken werden verdeeld. Martha had de leiding over Het Paranormale en Luthers taak was een andere baan zoeken.
§ Luther was naar Nederland gekomen om te werken in de mijnen, daar was immers veel geld te verdienen. Zijn carrière bleek echter van korte duur te zijn, want nu Victor P. Roche de dienst in zijn hoofd uitmaakte, had hij geen andere keuze dan ander werk te vinden. Op dat moment was het vooral nog een grote chaos in zijn hoofd. Victor had hem zoveel informatie gegeven, dat het allemaal niet meteen op zijn plaats viel. Eén ding werd wel duidelijk, om het doel te verwezenlijken, zou hij een baan moeten nemen als schilder. De voorman van de mijn kon het vertrek van Luther niet begrijpen. Met zijn flinke postuur ging hij achter het veel te kleine bureau zitten. ‘Je bent pas hier, jongen, en ik moet je zeggen dat ik niet verwacht had dat je zo snel weer afscheid zou nemen. Eerlijk is eerlijk, je doet goed je werk en ik heb je graag hier.’ De oude Luther had bij deze woorden zeer zeker een goed gevoel gekregen. De nieuwe Luther bleef echter doelloos voor zich uit staren. ‘Het is niet anders, baas, ik ben erachter gekomen dat dit niet mijn werk is.’ De voorman wreef over zijn kale kop en krulde zijn snor. ‘Het zij zo, beste jongen. Ik wens je het allerbeste.’ Hij stak zijn hand uit en werd verrast door een koude handdruk. ‘Zo, mijn jongen, ik heb nog nooit zo’n koude hand gevoeld. Voel je
je wel goed?’ De voorman keek hem bezorgd aan. ‘Ik heb me nog nooit beter gevoeld’, reageerde Luther met een monotone stem.
§ Na zijn ontslag ging Luther op zoek naar een baan bij een schildersbedrijf. Zonder enige echte ervaring in het vak was het voor velen een te groot risico om een onervaren jongen aan te nemen. Na drie afwijzingen kwam hij uit bij Janssen en zn. Een beginnend bedrijf aan de rand van het centrum. Op een winderige dinsdagochtend kwam Luther aan bij het pand. Er stonden twee bussen geparkeerd, beiden met de naam en logo van het bedrijf erop. Het logo was een verfkwast die met zwarte verf zowaar de letters van de bedrijfsnaam afmaakte. Het zag er amateuristisch uit, maar dat maakte Luther niets uit. Hij stak de straat over en keek door het raam van het pand. Er stond een bureau in het midden van de ruimte, omringt door een paar planten. Hij liep naar de deur en voelde of deze open was. Hij draaide de deurknop een kwart en de deur opende naar binnen toe. De ruimte leek verlaten, al lag er wel wat papierwerk en andere rommel over het bureau verspreid. De muren waren kaal en er hingen draden uit het plafond. Voor een schildersbedrijf was het geen goede eerste impressie. Luther liep om het bureau heen en bekeek vluchtig het papierwerk. Het bleken vooral facturen te zijn die nog naar klanten gestuurd moesten worden. Eén had zelfs al betaald moeten zijn. Erg snel met geld incasseren zijn ze blijkbaar niet. Luther had het gevoel dat hij zijn tijd verdeed en besloot verder te gaan. Net voordat hij de klink wilde vastpakken, hoorde hij een andere deur openen. Hij draaide zich om en de persoon die vanuit de andere ruimte naar binnenkwam, schrok van zijn aanwezigheid. Een kopje viel op de grond en er verspreidde zich koffie over de vloerbedekking. De jongedame, die een bril droeg met dikke brillenglazen, ging meteen door de knieën om
de scherven op te rapen. Luther schoot onmiddellijk te hulp. Terwijl ze samen gehurkt de scherven van de vloer raapten, excuseerde de jonge vrouw zich. ‘Ik was zo in gedachten, ik had je niet gezien.’ ‘Het is niet erg,’ pareerde Luther ad rem, ‘ik zou ook schrikken van mezelf.’ Ze giechelde. Luther had zijn woorden met verrassend veel charme uitgesproken, wellicht een mechanisme van Victor om op de juiste momenten, de juiste emoties in de strijd te gooien. Hij pakte de prullenbak die naast het bureau stond en ze gooiden de scherven erin. Luther ging recht staan en stak zijn hand uit om de jongedame omhoog te helpen. ‘Dank je,’ zei ze vriendelijk. Door de brillenglazen zag Luther haar eerlijke, donkerbruine ogen. Ze was knap deze dame, knapper dan Martha. Ze droeg een beige rok, zwarte blouse, netkousen en hoge hakken. Haar donkerblond haar droeg ze in een strakke staart. ‘Liesbeth’, ze stak haar hand uit. ‘Luther, aangenaam.’ ‘En wat kan ik voor je doen, Luther?’ Haar toon werd iets directer. ‘Bent u de secretaresse?’ Ze keek hem een paar seconden aan en begon hartelijk te lachen. ‘Natuurlijk, alle vrouwen zijn secretaresses, het is 1955 dus veel andere functies kunnen wij niet uitoefenen.’ ‘Mijn excuses, ik wilde u niet beledigen.’ ‘Het is niet erg hoor, Luther, en het is Liesbeth, niet u.’ Luther bleef stil. Deze vrouw had haar op haar tanden. ‘Eigenlijk ben ik ook secretaresse als je het ruim bekijkt. Daarnaast ben ik medeoprichter, gehuwd, moeder en meer dan eens, schilder.’ ‘Dat zijn een hoop verplichtingen.’ ‘Dat zijn het zeker, mijn man wilde per se een bedrijf opstarten. Alleen heb ik een man die na zijn werk het café induikt en mij al het andere werk laat doen.’ ‘Een zware taak’, reageerde Luther. ‘Als je dat maar weet.’
‘En je zoon?’ ‘Wat is er met mijn zoon?’ ‘Er staat toch Janssen en Zn. op de bus?’ Liesbeth begon hartelijk te lachen. Ze zette haar bril af en ze keek Luther met twee waterige ogen aan. ‘Onze zoon is pas twee maanden oud.’ Luther keek verbaasd. ‘Ed, mijn man, leek het leuk om hem alvast een aandeel te geven in het bedrijf. Het is op dit moment Ed en ik die al het werk binnen dit bedrijf doen.’ Luther zag nu pas dat Liesbeth jonger was dan hij in eerste instantie had gedacht. Ze was niet ouder dan vijfentwintig. ‘De reden dat ik eigenlijk hier ben,’ Luther nam het gesprek over, ‘is dat ik baan zoek als schilder.’ Liesbeth was niet verrast door de vraag van Luther. ‘Ik had zoiets al gedacht. Ben je gerechtigd om in Nederland te mogen werken?’ Luther keek op. ‘Vanwege je accent neem ik aan dat je Duits bent?’ Luther knikte. ‘Ik heb al een tijdje in de mijnen gewerkt en ben in het bezit van een werkvergunning.’ ‘Dat is mooi.’ Ze bekeek hem van top tot teen en keurde zijn lichaamslengte. ‘Je lijkt me ongeveer twee meter, een mooie lengte voor een schilder.’ ‘Twee meter en twee centimeter.’ bevestigde Luther. ‘Zie je, ik ben goed in lengtes. Wat is je ervaring in het schildersvak?’ ‘Geen,’ zei Luther strak, ‘maar ik wil het vak graag leren.’ Liesbeth zette haar bril terug op haar neus en keek bedenkelijk naar beneden. ‘Ik zal dit eerst met Ed moeten bespreken. Hij heeft al een aantal leerlingen gehad, maar dat was niet zo een succes. Mijn man ziet zichzelf als een vakman, een kunstenaar en dat is hij ook. Alleen, hij heeft een stug karakter. Het komt erop neer, als hij je niet mag dan zul je dat meteen merken en dat maakt het samenwerken een stuk lastiger.’ ‘Ik ben een goede werknemer en zal mijn orders opvolgen.’ ‘Daar ben ik ook niet bang voor, maar drie andere leerlingen moesten
stoppen, omdat ze niet met hem konden samenwerken.’ De deur waardoor Liesbeth een kwartier geleden naar buiten was gekomen, ging opnieuw open. Een man van rond de dertig met kortgeknipt haar en stoppeltjesbaard kwam de ruimte binnen, hij droeg een schilders-overal. Zijn gezichtsuitdrukking was alles behalve vrolijk, het leek erop dat hij net uit zijn roes was ontwaakt. ‘Ben je weer spookverhalen aan het vertellen, Liesbeth?’ sprak hij op een botte toon. Liesbeth slaakte een flinke zucht. ‘Het is toch zo, niemand houd het lang met jou uit.’ ‘Jij houdt het toch al vijf jaar met mij uit.’ Hij kwam dichterbij. ‘Misschien moet ik ook maar eens vertrekken.’ Ed begon te bulderen van het lachen. ‘Waar wil je dan heen gaan, naar het klooster en non worden?’ ‘Nog niet eens zo een slecht idee. Wat denk jij, Luther, zie jij me al als een non rondhuppelen?’ Hij wist niet precies wat hij moest zeggen. ‘Ik weet het niet.’ Ed bekeek hem eens goed. Hij was misschien vijf centimeter kleiner dan Luther. ‘Hmm, hij is sterk gebouwd, wellicht kan hij me wel verrassen.’ Ed kneep hem in de wangen. ‘Het lijkt me een goede jongen.’ Luther voelde zich gekleineerd, iets waar hij een vreselijke hekel aan had. Dit zou het ook niet worden, dacht hij. ‘Bedankt voor alles, maar ik denk toch dat ik verder ga kijken.’ Hij draaide zich om en opeen hoorde hij achter zich Liesbeth en Ed in lachen uitbarsten. ‘Luther, wacht’, hoorde hij Ed zeggen en hij draaide met tegenzin weer om. Hij zag dat Ed zijn arm om Liesbeth heen had gelegd, ze lachten kostelijk. ‘Ik wil je graag mijn excuses aanbieden.’ Luther snapte het niet helemaal. Ed’s blik werd een stuk vrolijker. ‘Eerlijk gezegd hebben wij nog nooit een leerling gehad, we zijn net drie maanden bezig met ons
bedrijf. Op het moment dat jij binnenkwam, stonden Liesbeth en ik samen achter die deur. We wilden eerst weten wie je was en wat je wilde. Alleen Liesbeth is een beetje te ver gegaan. Ze heeft een vreemd gevoel voor humor.’ Liesbeth keek omhoog. ‘Ik, een vreemd gevoel voor humor, daar moet jij wat van zeggen.’ Luther stond er perplex bij. ‘Ik zou je graag als leerling willen aannemen, tenminste als je zelf nog wilt.’ Hij stak zijn hand naar Luther uit, die even twijfelde, maar daarna toch de hand van Ed schudde. ‘Dank u, maar alstublieft geen grappen meer, ik dacht echt dat u serieus was.’ Ed keek hem aan met twee pretoogjes: ‘Ik zal mijn best doen.’
§ Na de rare ontmoeting met grappenmakers Liesbeth en Ed Janssen trad Luther de volgende dag in dienst bij Janssen en Zn. Ed bleek een alleraardigste man te zijn. Meteen werd ook duidelijk dat hij geen stug karakter had en geen dronkenlap was. Liesbeth had de dag ervoor een goede show neergezet om Luther op het verkeerde been te zetten. Nog steeds zat het voorval hem dwars en in elke andere situatie had hij zich niet meer omgekeerd, maar hij had dit werk nodig. Victor P. Roche’s ingeprente visie bleef hem als een migraine achtervolgen. Flitsen in zijn hoofd die hem een duidelijk beeld lieten zien, over wat hij moest doen, wat Victor van hem verwachtte. T ijdens de rit naar de eerste klant viel het Ed op dat Luther erg vaak over zijn slapen wreef. ‘Slechte nacht gehad, Luther?’ vroeg Ed hem met duidelijk medeleven in zijn stem. Luther keek op en gaf aan dat hij een beetje hoofdpijn had, niets ernstigs. ‘Er ligt een potje aspirines in het handschoenkastje, mocht je er last van blijven houden.’ Luther zwaaide met zijn hand. ‘Het gaat wel.’ De bezorgdheid van Ed kwam als een verrassing. Het was een aardige man die gemoedelijkheid uitstraalde. Luther bekeek de
overal die hij die morgen van Liesbeth had gekregen. ‘Hij is je wat te klein’, had ze gezegd en gelijk had ze. Vooral onderaan de benen was hij wat te kort. Ze had beloofd dat ze een paar nieuwe zou bestellen, zodra het geld van de eerste klussen binnenkwam. Het zou dus nog even kunnen duren. § Ze arriveerden bij de eerste klant van de dag. Een groot landhuis aan de rand van Steengroeve. Aan de grootte van het huis konden Ed en Luther aflezen dat dit ook waarschijnlijk de enige klant zou zijn die dag, misschien ook wel de volgende dag. Aan het huis grensden nog een aantal stallen en een weide gevuld met mais. Toch leken de eigenaren alles behalve boeren. Het stuk land was in het bezit van Tom en Jenny Rovers, een echtpaar dat rijk was geworden in de fruitteelt. Vijf jaar eerder hadden ze blijkbaar genoeg verdiend en waren ze naar Steengroeve verhuisd om hun winst te investeren in een leegstaande boerderij. Maar, zoals alle goede zakenlieden, hadden ze hier ook een bedrijf opgestart. Ze verdienden nu hun geld met het fokken van geiten en oogsten van mais. Ze waren zelfs zo fanatiek bezig met geld verdienen dat het huis nooit een echte opkapbeurt had gehad. Janssen en Zn. was het eerste schildersbedrijf dat mocht aantreden. Jenny Rovers opende de voordeur en bekeek de twee mannen. Ze was hun lengte niet gewend, Tom was zelfs iets kleiner dan zijzelf en zij was maar 1 meter 68. Ze zag er sjiek uit, een vrouw die zich het elitaire leven eigen had gemaakt, compleet met mantelpakje, hakkenschoenen, parelketting, haren opgestoken, de hele mikmak. Ook in haar manier van spreken, draaide ze er niet omheen. ‘Goedendag heren, komt u binnen. Drinkt u allebei thee?’ De bekakte tongval viel meteen op. Luther en Ed knikten. Terwijl ze naar binnenliepen, keken de mannen hun ogen uit. Er was zoveel ruimte.
‘Mooi, hè,’ ging Jenny verder, ‘we hebben eigenlijk nog een werkster nodig, maar we redden het nog steeds met ons drietjes.’ In de hal was de trap naar de bovenverdieping, Luther wilde al naar boven lopen. ‘Jongeman, de keuken is deze kant uit.’ Volledig in gedachten keek hij naar de foto’s die langs de trap aan de muur hingen. Een trouwfoto van Tom en Jenny met daarnaast een babyfoto van hun dochter en daaronder hing ze nog eens, maar dan als tiener. ‘Mooie meid is mijn Katherine, vinden jullie niet? Ze is alweer dertien, de tijd gaat snel.’ Luther bleef naar de foto staren. Het meisje had een onschuldige blik en een schattige lach. Prachtig! Een stem, die niet de zijne was sprak in zijn hoofd. Hij schrok er van en deinsde naar achteren. Met zijn rug raakte hij de trapleuning, Ed schoot hem te hulp. ‘Luther. Gaat het?’ ‘Ja, sorry, ik kreeg volgens mij weer een migraine aanval, het gaat wel weer.’ Ed verontschuldigende zich tegenover Jenny. ‘Het is zijn eerste dag.’ Jenny reageerde vol begrip. ‘Kom, laten we eerst een kopje thee drinken, daar knapt hij heus wel van op.’ Ed hield de arm van Luther vast terwijl ze naar de keuken liepen. ‘Het gaat wel weer ’, zei Luther en Ed liet hem voorzichtig los. ‘Als je je niet lekker voelt, moet je me dat zeggen,’ fluisterde Ed in zijn oor, ‘ga alsjeblieft geen rare fratsen uithalen.’ ‘Ik zeg toch dat het weer gaat,’ reageerde Luther fel. Ed hief zijn handen op en maakte een terughoudend gebaar. De keuken was immens en helemaal betegeld, zo te zien hoefde ze deze ruimte niet te schilderen. Er stond een grote keukentafel met twaalf stoelen, Ed en Luther gingen aan het uiteinde zitten, terwijl Jenny water opzette voor de thee. Luther plaatste zijn ellenbogen op de tafel en wreef opnieuw over zijn slapen. Ed durfde niets meer te zeggen. Hij had niet van Luther verwacht dat hij zo kortaf kon zijn. Er kwam al meteen een gedachte bij Ed op; of hij er wel goed had gedaan om deze jongen als leerling aan te nemen. Want wat wist hij eigenlijk van hem? Buiten het feit dat hij jong en Duitser was, vrij
weinig. Hij had zichzelf voorgenomen, dat als Luther na een week qua karakter niet zou veranderden, hij niet verder met hem zou gaan. De fluitketel maakte een hard geluid. Luther zat nog steeds met zijn handen in het haar. Jenny schonk de thee in en zette beide heren een kopje voor. Bij Luther legde ze er een pilletje naast. ‘Ik heb zo nu en dan last van flinke hoofdpijn. Ik hoop dat je er baat bij hebt.’ Luther keek weer omhoog. Hij zag het eerlijke gezicht van mevrouw Rovers en wist dat zij het goed met hem voor had. Hij bedankte haar en nam het pilletje in met een iets te snelle slok van de thee. ‘Kijk uit dat je niet je mond verbrandt!’ Luther moest hoesten, maar gebaarde dat alles in orde was. ‘Ik ben wel wat gewend.’ Jenny keek nog steeds bezorgd, maar ze liet Luther verder met rust, ze pakte haar eigen kopje van het aanrecht en ging tussen de heren in zitten. Er werd besproken welke ruimtes geschilderd moesten worden. Graag wilde ze eerst de bovenverdieping gedaan hebben. Tom en Jenny wilde nog wachten met het renoveren van de begane grond, wellicht dat ze dit later in het jaar gingen doen. De badkamer was net als de keuken betegeld, dus dan bleven er nog vijf ruimtes over; de slaapkamer van Tom en Jenny, de kamer van Katherine, de logeerkamer, de hobbykamer van Tom (vol met spullen en leesvoer over de tweede wereldoorlog) en een berging. Verder was er ook nog een zolder, maar die werd puur gebruikt als opslag. De kleur voor de klus was grotendeels wit. Al had Katherine de wens, om vanwege het contrast, de balk, die door haar hele kamer liep, roze te schilderen. Ze had namelijk een aantal sjablonen gemaakt die ze daarna zelf op de roze kleur wilde aanbrengen. Ed stond op en Luther volgde. Hij gaf aan dat hij al beduidend minder hoofdpijn had. Gelukkig, dacht Ed. Ze liepen terug naar de bus om de benodigde verf en spullen te pakken. ‘Heb jij een voorkeur, Luther, waar je wilt beginnen?’ De kinderkamer! Schreeuwde de stem in Luthers hoofd. ‘Vind je het goed als ik de kamer van het meisje doe?’ Ed keek hem bedenkelijk aan, maar vond het prima.
‘Dan begin ik met de kamer van de ouders. Als je klaar bent met het witten, laat ik je zien hoe je die roze verf het beste kan aanbrengen. Ik zal daarnaast wat vaker bij je komen kijken om te zien of het lukt, al heb ik daar wel vertrouwen in.’ Luther voelde een tinteling door zijn hele lichaam. Hij had in het verleden niet vaak het vertrouwen van iemand gekregen. Het deed hem goed dat hij op zijn eerste dag het werk grotendeels alleen mocht doen. Ed duwde verfpotten en een paar lakens in Luthers handen. ‘We zullen nog een keer moeten lopen, ik denk dat we wel een paar potten leeg krijgen vandaag.’ Ed wilde kijken hoe sterk Luther was. Het verraste hem dat ondanks het tengere postuur, een verborgen kracht in Luther verstopt zat. Luther liet nergens blijken dat het te zwaar voor hem was. Ze liepen terug naar het huis waar Jenny de deur voor hen openhield. ‘Nou, dat is flink wat materiaal. Ik ben blij dat we deze week het meeste al aan de kant hebben gezet. Jullie zullen zonder veel moeite het werk kunnen uitvoeren.’ ‘Dat waarderen we enorm, mevrouw Rovers, dank u wel.’ Eds charmes kwamen altijd goed naar voren. In zijn korte bestaan als eigen baas had hij de klanten altijd mee. Zijn enige nadeel was dat hij niet al te streng was met de betalingen. Dat komt wel goed of betaal me maar wanneer u het geld heeft waren uitspraken die hij iets te vaak deed, iets wat natuurlijk ergernis wekte bij zijn lieve vrouw. Gelukkig had hij nu een klant die een aanbetaling had gedaan. Jenny vond het niet meer dan logisch, Ed was zo snel beschikbaar, ze wilde die service belonen. De heren liepen de trap op naar boven, met Jenny achter hun aan. Ed vroeg naar de grote slaapkamer, Jenny wees naar links, aan het einde van de gang. De kamer van Katherine was meteen aan de rechterkant. Ed en Luther gingen ieder naar hun aangewezen kamer. De kamer van Katherine was bijzonder groot. Zaken zoals kast en bed waren al aan de kant geschoven, zodat Luther goed zijn werk kon uitvoeren. Hij begon met het neerleggen van de doeken en nam een
rol afplaktape uit zijn broekzak. ‘Als je iets nodig hebt, hoor ik het wel.’ Luther schrok, hij had niet in de gaten dat Jenny achter hem stond. ‘Sorry, ik wilde je niet laten schrikken.’ ‘Het is al goed, ik ben het...’ ‘Gewend.’ Jenny maakte zijn zin af. ‘Luister, rond de middag maak ik een lekkere lunch, je zult het wel ruiken, ik zie je dan wel beneden.’ Ze zei het niet als een verplichting, maar ze zou het wel op prijs stellen. ‘Ja natuurlijk,’ zei Luther vriendelijk. ‘Prima. Hoe is het trouwens met je hoofdpijn, is het een beetje gezakt?’ ‘Ik voel me weer een stuk beter, dank u.’ ‘Dat is fijn om te horen, dan laat ik je nu verder met rust.’ Jenny draaide zich om en Luther hoorde haar even later naar beneden lopen. Hij begon met het afplakken van de randen. Hierna opende hij de pot met verf en startte met roeren. Eerst altijd roeren, had Ed hem verteld. T ijdens zijn roersessie kwam Ed binnen wandelen en bekeek de afgeplakte randen. Hij knikte goedkeurend. ‘Netjes, het ziet er professioneel uit en je bent de verf aan het roeren, prima. Het lijkt alsof ik jou bijna niets hoef te leren.’ Eds eerdere gevoel over Luther bleek inmiddels grotendeels verdwenen. ‘Dan laat ik je verder je gang gaan. Ik hoor het wel als je me nodig hebt.’ Ik heb niemand nodig, laat me toch met rust. Ed ging terug naar zijn kant en Luther was eindelijk, hopelijk, alleen. In plaats van eerst met een verfroller te beginnen, pakte hij een kwast in zijn handen. De flitsen in zijn hoofd begonnen weer sterker te worden. Hij zag tekens die hem niet bekend voorkwamen, maar het werd al snel duidelijk dat Victor hem deze beelden had ingeprent. Ze werden inmiddels steeds sterker en pulseerden in zijn hoofd. Tegelijk met zijn hartslag zag hij een kloppend beeld van een rond teken met vreemde figuren in het midden. Het leek op een vreemde taal, maar geen taal uit deze wereld. Haast gehypnotiseerd, pakte hij de kwast stevig vast
en dompelde deze in de pot met verf. Zijn gevoel in zijn arm en hand verdween, alsof iemand anders zijn bewegingen overnam. Hij begon het visioen dat zo duidelijk in zijn hoofd werd geprint op de muur te schilderen. Het leek op een soort Zegel van een onbekend land. Het moest van Victor P. Roches wereld zijn, het kon niet anders. Het Zegel was rond en bevatte vier verschillende tekens, in elke hoek één. Na het aanbrengen van het laatste teken gebeurde er iets bizars. Het geschilderde Zegel lichtte op en trok als een brandende sigaret de muur in. Na dit verschijnsel werd het Zegel weer wit en stopten de flitsen in Luthers hoofd. Hij voelde weer zijn eigen arm en schrok een beetje van het Zegel op de muur. Voordat iemand het zou kunnen zien, pakte hij de grote verfroller en begon hij er met flinke snelheid overheen te schilderen. Gelukkig was er na twee minuten niets meer van het Zegel te zien. § Na drie uur intensief werken had Luther de kamer van Sophie grotendeels af. Hij stond ervan te kijken. Het was moeilijk in te schatten of deze kwaliteit van hem afkomstig was of dat het ook een deel van Victors gedachten afkomstig was. Luther begon steeds meer te twijfelen over hoeveel van zijn gedachten en kwaliteiten nog puur van hem waren. In de verte hoorde hij de woorden “ lunch is klaar”. Luther legde de verfroller neer en liep rustig de kamer uit. In de gang trof hij Ed die - net als hijzelf - onder de verfspetters zat. ‘Zo, jij hebt volgens mij niet stil gezeten.’ Ed bleek oprecht trots te zijn op Luther. ‘Wil je het zien?’ vroeg Luther. Ed gaf aan dat hij na de lunch zijn werk zou bekijken, eerst moest er gegeten worden. Luther knikte en ze liepen gezamenlijk naar beneden. Opnieuw keek Luther naar de foto’s die aan de muur bij de trap hingen. Hij zag de lieve, onschuldige lach van Katherine. Vanuit de hoeken van de foto verspreidde zich
een zwarte waas, die langzaam de foto bedekte. Luther begreep niet wat hij zag. Hij knipperde met zijn ogen, de zwarte waas weer verdwenen. Wat heb ik eigenlijk ontketend? In de keuken had Jenny zich behoorlijk uitgesloofd. Bijna de helft van de keukentafel was bedekt met lekkernijen. Wit brood, vijf soorten zwart brood, verschillende smaken jam, kaas, hagelslag, noem maar op. Ed merkte op dat het er fantastisch uitzag, maar dat ze zich niet zo had hoeven uitsloven. ‘Het is een eer om mensen te voorzien van eten en een goede maaltijd hoort nou eenmaal bij hard werken.’ Daar was Ed het wel mee eens. Beide heren namen plaats aan de tafel en Jenny schonk koffie voor ze in. Luther deed zijn best om zijn vreemde gedachtes niet te laten merken aan Jenny of Ed. Hij at als een werkpaard. Na zijn achtste snee brood merkte Jenny op dat hij een goede eter was. ‘Uw brood is zo heerlijk zacht. Het feit dat het zelf gebakken is met eigen ingemaakte jam verdient respect.’ Jenny begon te blozen bij het horen van zulke mooie woorden. Luther zelf was ook verbaasd dat hij het op die manier verwoordde. Zijn vocabulaire begon te veranderen. Hij merkte dat hij welbespraakt werd. Woorden en zinnen die hij normaal anders naar buiten zou brengen, werden nu aangedikt alsof ze uit een toneelstuk van Shakespeare kwamen. Na de lunch sprak Ed met Luther af dat hij de hobbykamer en de berging zou doen. Luther kreeg de logeerkamer toegewezen. Luther vond het een prima idee. De logeerkamer was ongeveer net zo groot als de kamer van Katherine. Hij verwachtte, terwijl hij de verf pakte, dat hij opnieuw een flits zou zien, maar dat gebeurde niet. Deze kamer kon hij zonder intervallen van vreemde tekens schilderen. Het gaf een apart gevoel, hij voelde zich goed, al miste hij aan de andere kant een bepaalde kick die hij eerder die ochtend had ervaren. Contradicties overheersten zijn gedachtenpatroon, wilde hij nu goed of kwaad doen? Het begon zich te ontwikkelen als een onoverzichtelijke chaos. Hij schilderde de kamer met een snelheid en perfectie die hij niet had verwacht. Had hij dit nou zelf geschilderd of was er weer hulp van hogere hand geweest om
dit te verwezenlijken? Luther had nog nooit eerder zijn verstand verloren, dit was allemaal vrij nieuw voor hem. Veel tijd om het te bevatten had hij niet, want na het afronden van de logeerkamer stond Ed weer achter hem. Ed was klaar met zijn twee ruimtes, maar bij hem bleek het de ervaring te zijn die de overhand had. Ze waren klaar met de vijf kamers op de bovenverdieping en Jenny toonde haar tevredenheid. Ze gaf Ed een envelop. ‘Er zit iets extra’s in, jullie hebben perfect werk geleverd.’ Ed bloosde en vond dat hij het niet kon aannemen. ‘Onzin, ik ben de baas in dit huis en ik accepteer geen nee als antwoord.’ Ze duwde de envelop terug in Ed’s hand. ‘Dank u wel. Als u een afspraak wilt maken voor de benedenverdieping, dan horen wij dat graag van u.’ ‘Dat zal zeker gebeuren, maar eerst moet ik met Tom bekijken waar we met enkele spullen naar toe moeten. Ik denk dat we je over een maand bellen.’ Ed knikte vriendelijk en schudde Jenny de hand. Luther bedankte haar op zijn beurt ook. Jenny bleef in de deuropening staan terwijl Ed en Luther het grindpad afliepen. Ze zwaaide hen na totdat ze uit haar zicht verdwenen waren. ‘Wat een aardig mens’, zei Ed. Luther knikte instemmend. ‘Liesbeth wordt gek als ze dit geld ziet, kunnen we tenminste weer even vooruit, tenminste totdat de andere klanten hun rekeningen voldoen.’ Voordat ze het busje ingingen, hield Luther hem tegen. ‘Waarom laat je je zo op je kop zitten door die wanbetalers?’ Ed had die vraag niet verwacht. Hij kon op dat moment geen antwoord geven. ‘De meeste facturen die ik heb gezien waren minstens twee weken over tijd. Ik weet dat je aardig wilt zijn voor de mensen, maar ze lopen over je heen. Het wordt tijd dat je actie gaat ondernemen en je financieel plan verandert.’ Ed bleef verbaasd voor zich uit staren. Hij had niet verwacht dat Luther zo’n pit in zich had. ‘Dadelijk als we terugkomen op kantoor gaan we kijken welke klanten er nu kunnen betalen en dan gaan we er werk van maken.’
‘Oké…’ kwam er langzaam uit Ed’s mond. Luthers blik werkte hypnotiserend alsof zijn helderde grijze ogen ronddraaiden als zilveren muntjes van een hypnotiseur die iemand uit het publiek liet geloven dat hij een kip was. Zwijgend stapten ze in het busje. Pas tijdens het rijden kwam Ed erachter dat Luther achter het stuur zat. Hoe heeft hij dat voor elkaar gekregen? § Die avond kwam Luther thuis bij Martha. Het was al ver na sluitingstijd, maar ze zat nog steeds achter de balie. Luther opende de deur, draaide het bordje naar “ gesloten” en liep naar Martha, ze staarde voor zich uit met een leegte in haar ogen. Ze droeg wederom de jurk die ze van haar tante had gekregen. Het eens zo mooie rode haar hing er ongewassen en dor bij. Het maakte haar gezicht nog bleker dan het al was. Luther benaderde haar en liet zijn arm om haar nek glijden. ‘Kom’, fluisterde hij. Nog steeds dromerig liet Martha zich door Luther begeleiden. Terwijl ze de keuken inliepen, wilde Martha richting de koelkast gaan, ze dacht dat ze eten moest gaan maken. ‘Eten kan wachten,’ zei Luther, ‘ik moet eerst met hém praten.’ Iets dat klonk als een zacht “ oké.” kwam uit haar mond. Ze liet zich verder leiden naar de bovenverdieping. Daar ging ze zonder tegenstribbelen op de grond liggen. Luther ging naast haar liggen en pakte haar hand vast. Ze sloten allebei hun ogen en Luther sprak de spreuk uit. Sneller dan verwacht stonden ze in de blokhut van Victor P. Roche. Deze keer geen grande entree van Victor. Hij zat in een grote, grijze fauteuil voor de open haard. In zijn linkerhand een glas whisky. Hoewel Martha ook aanwezig was in de droom, bleef ze stil op één plek staan. Ze leek meer op een projectie die voor de show in de ruimte stond. ‘Ah, Luther,’ begon Victor theatraal: ‘Welkom terug in mijn nederig stulpje.’ Luther gaf geen antwoord.
‘Ik voel iets van vijandigheid in je, waarom toch?’ Luther bleef stil en liep naar de fauteuil. Op het moment dat hij ervoor ging staan was Victor verdwenen. ‘Boe’, hoorde hij achter zich en Luther viel van schrik in de fauteuil. Een bulderende lach van Victor volgde. ‘Jullie mensen zijn zo schrikachtig. Ze zijn bang om nachtmerries te hebben, maar toch laten ze het zich altijd bevallen.’ Victors uiterlijk was geen steek veranderd, dezelfde zwarte coupe en kleren. ‘Je bent hier met een reden, is het niet, mijn lieve jongen? Je hebt vragen voor me. Antwoorden zoek je.’ Luther wilde opstaan, maar met een sterke kinetische kracht duwde Victor hem terug in de stoel. ‘Wil je nu al gaan, je bent er net, hier neem iets te drinken.’ Hij knipte met zijn vingers en Luther kreeg een glas whisky in zijn hand. ‘Wat…’ kwam er uit Luthers mond en Victor ging verder met zijn vraag. ‘Wat betekent het allemaal. Dat is toch de vraag die je wilde gaan stellen?’ Natuurlijk is dat de vraag, dat wist je de hele tijd al. ‘Uiteraard wist ik dat, beste Luther, aangezien ik nu een deel van jou ben, weet ik wat er in dat brein van jou afspeelt. Je zult nooit meer alleen zijn, tenminste totdat ik verlost ben. “ Wanneer zal dat zijn?” is je volgende vraag. Dat hangt van jou af. Je hebt vandaag goed werk verricht. Een perfecte Zegel op de muur van een niets vermoedend jong meisje. Wat is de Zegel? Je wilt het weten. Het beetje verstand dat je nog bezit, wil het bevatten. Niets is zo erg als niet weten waar je mee bezig bent, waar je het allemaal voor doet. Laat ik zeggen dat je het voor een nieuwe wereld doet, beste Luther, mijn wereld. Zoals je weet, zal Martha ooit sterven. Ik zal dan met haar verdwijnen. Sterven kan ik niet, ik verdwijn gewoon, een rookwolk die nooit meer zal terugkomen. Ik besta te lang om dit te laten gebeuren. Ik wil graag voor eeuwig blijven bestaan.’ Zijn donkere ogen begonnen te glinsteren. Door over het geheel te praten, leek Victor steeds gepassioneerder te raken. ‘Om dat te realiseren, heb ik iemand nodig die voor mij door het vuur gaat. En wie is een betere kandidaat dan
jij?’ Luther bleef stil. Hij leek moeite te hebben met ademen, alsof Victor op zijn borst drukte. ‘De Zegel,’ ging Victor verder, ‘is een soort portaal. Als deze portaal zich bevindt bij de juiste persoon dan kunnen er mooie dingen gebeuren.’ Luther keek hem onbegrijpend aan. ‘Kinderen... maar vooral tieners zijn de perfecte doelgroep.’ ‘Als je wilt dat ik kinderen pijn ga doen, dan vermoord me hier en nu, want daar wil ik geen deel van uitmaken.’ Victor lachte om Luthers felle reactie. ‘Kortzichtige Luther. Ten eerste wil ik niemand pijn doen en ten tweede, zolang ik besta, zal ook jij niet de kans krijgen om dood te gaan, daar zal ik persoonlijk voor zorgen.’ Luther liet zijn hoofd zakken, door wat hij eerder die dag had meegemaakt, wist hij dat Victor de waarheid sprak. ‘Goed, nou laat ik mijn plan voor eens en altijd duidelijk maken.’ § ‘Zoals je weet heb ik je verteld over mijn wereld, de droomwereld. Wij leven onder het alziende oog van de Droomwever, ongeveer hetzelfde als jullie “ God”. Wij worden puur ontwikkeld als droommechanismes. Bij de geboorte van een mens worden wij naar het deel van de hersenen gestuurd dat de dromen moet regelen. Dat is onze taak. Als een mens niet slaapt, dan “ bevriezen” wij als het ware. We worden naar een donkere plaats gestuurd ergens ver weg waar wij wachten op het moment dat de persoon weer gaat slapen. Van de Droomwever hebben wij meegekregen dat we ons bezig moeten houden met de belangrijkste gedachtes, die zich afspelen in het onderbewustzijn van de mens. Die gedachtes moeten wij “ weven” tot een geheel. Wij laten als het ware de positieve en negatieve kanten van iemands gedachten los en confronteren hem of haar hiermee. Het doel hiervan is dat de persoon in kwestie in het “ echte” leven deze punten kan overwinnen of omhelzen. Wij als Schimmen mogen in geen enkele situatie kennis
geven van ons bestaan. Tevens mogen wij ook niet voor eigen profijt de dromen van mensen beïnvloeden. Want als dat gebeurt, zal de Droomwever je terugtrekken, vernietigen en een nieuwe Schim sturen naar die persoon. Dit proces heet “ Ontschimmen” en dat gebeurt vaker dan je zou verwachten. Mensen die een tijdje niet dromen zijn tijdelijk ontdaan van hun Schim.’ Luther viel hem in de rede. ‘Allemaal leuk en aardig, maar hoe kan het dat jij wel met al deze onzin wegkomt? Want als ik je goed begrijp, had die Droomwever van jou je dan al lang geleden moeten Ontschimmen.’ ‘Correct!’ riep Victor vrolijk. ‘Daar heb je helemaal gelijk in en de waarheid is, dat was ook de bedoeling.’ Luther keek hem peinzend aan. ‘Het deed zich voor op een nacht dat ik besloot om niet langer meer langs de zijlijn te willen staan. Het was Martha’s oma die mijn hart stal. Na haar zoveel jaren te hebben begeleid, werd ze een volwassen vrouw en ik hield van haar. Op een avond besloot ik haar voor mezelf te nemen.’ ‘Je hebt haar verkracht.’ ‘Zo wil ik het niet noemen, we bedreven de liefde.’ ‘Ik weet niet of zij dat ook zo heeft ervaren.’ ‘Het maakt verder ook niet uit. Maar op een nacht, een prachtige nacht, moesten haar twee dochters zo nodig met ongekende krachten spelen. Dezelfde truc die jij en Martha nu ook uithalen. Ze wilden een droom delen. Onschuldig kinderspel zou je denken. Wat ze niet hadden voorzien was dat ze niet alleen hún dromen hadden samengesmolten, maar ook die van hun moeder. In die droom kwamen ze voor een kort moment oog in oog met mij te staan. Boven hen zag ik twee van mijn collega Schimmen zweven, ze toonden beiden een blik van verraad en realiseerden zich dat ik niet volgens de wetten van de Droomwever werkte. Ze zouden ervoor zorgen dat ik mijn laatste droom had afgeleverd. Ik besloot om niet op te geven zonder een gevecht. Ze gingen de uitdaging aan, maar verloren het uiteindelijk van me. Toen gebeurde er iets wat ik niet had verwacht. Ik had de kracht om de Schimmen van Lea en Luka te absorberen en ze een deel van mezelf
te maken. Ik voelde meteen dat ik sterker werd. Op dat moment ontwaakte iedereen in het huis uit hun droom en ik werd naar mijn donkere hoek gestuurd. Ik was er zeker van dat ik niet meer zou ontwaken, want de Droomwever zou mij na dit voorval terughalen en vernietigen.’ ‘Maar je bleef leven.’ ‘Inderdaad. De volgende nacht merkte ik dat ik nog steeds onderdeel was van Martha’s oma. Ik realiseerde me dat ik de dans had ontsprongen. Ik bleef tot aan haar dood en geen Droomwever die mij terughaalde of vernietigde. T ijdens mijn “ bevriezing” tussen de dood van Martha’s oma en Martha, voelde ik in mijn onderbewustzijn dat er geprobeerd werd om mij terug te trekken. Door de kracht die ik had geabsorbeerd van de andere Schimmen lukte dat niet. Wat mij wel is bijgebleven, waren beelden van een aantal tekens, verwerkt in een soort Zegel die oplichtte om mij te absorberen. Ik werd de Schim van Martha en ik wist dat ik gezegend was. Maar toen ik erachter kwam dat zij onvruchtbaar bleek te zijn, veranderde dat de zaak. In paniek ging ik op zoek naar manieren om mijn bestaan na haar dood zeker te stellen. Ik heb zelfs pogingen gedaan om haar via haar dromen vruchtbaar te maken, het werkte allemaal niet. Ik dacht terug aan de Zegel die ik had gezien. Een mechanisme van de Droomwever, maar zou het ook andersom werken? Wat zou er dan kunnen gebeuren? Ik was al sterker dankzij de kracht van de twee andere Schimmen. Wat zou die kracht kunnen ontketenen als ik meer Schimmen zou absorberen? Het wonder geschiede toen jij mijn wereld binnenstapte, beste Luther. Jij hebt alle twijfels bij me weggenomen toen ik jouw Schim tot mij nam.’ Luther schrok toen hij dat hoorde. ‘Wees maar niet bang, ik zal goed op je oude Droommakker letten, hij is nu onderdeel van een krachtiger geheel.’ Luther werd kwaad en wilde opstaan om Victor naar de keel grijpen, maar een onzichtbare kracht hield hem tegen, hij bleef verstijfd zitten. ‘Sorry, mijn jongen, je hebt helaas niet veel meer te zeggen in je eigen dromen. Eerlijk gezegd heb je ook niet veel meer te zeggen
daarbuiten, in je eigen wereld.’ ‘De Zegel,’ mompelde Luther stilletjes. ‘Precies,’ riep Victor theatraal, ‘de Zegel, de kracht die in jouw wereld mij kan voorzien van nieuwe, verse Schimmen.’ ‘Daarom heb je me naar dat schilderwerk geleid. Maar waarom een meisje van dertien? Haar ontdoen van haar dromen en nachtmerries, het zal een lege holte in haar achterlaten.’ Victors ogen werden groter en begonnen met hetzelfde vuur te branden dat ook in de haard zichtbaar was. ‘Het is ervaring, Luther. Ik heb mijn huiswerk gedaan tijdens de afgelopen generaties. Een Schim is het sterkst bij kinderen tussen de tien en achttien jaar. In die jaren moeten wij het hardste werken, omdat in die periode van een mensenleven de meeste zorgen en twijfels naar boven komen, het heet ook wel puberen, je heb er misschien wel van gehoord.’ Hij lachte sarcastisch, Luther besteedde er geen aandacht aan. ‘Het wil niet zeggen dat ik buiten die leeftijdscategorie niets heb aan de Schim, maar ik merkte al bij die van jou dat hij minder krachtig is, al zat er wel nog heel veel wrok in met betrekking tot je moeder.’ Luther keek bedroefd naar de grond. Hoewel de dromen over zijn moeder heftig waren, hij zou ze nooit willen inruilen voor iets anders. ‘Waarom nou zo sip,’ ging Victor verder op kleinerende toon, ‘ik heb je een gunst bewezen, nu hoef je tenminste niet meer geconfronteerd te worden met je moeder of al die andere onzekerheden die je gek maken.’ ‘Hoe erg de gedachten ook zijn, het zijn nog steeds mijn gedachten en ik wil er zelf voor kunnen kiezen of ik ze wel of niet meeneem.’ Victor merkte dat Luther het oprecht meende, er klonk zelfs haat in zijn stem. ‘Laten we het goed maken. Ik geef je jouw mogelijkheid terug om te dromen, zodat je je herinneringen aan je lieve moeder kunt koesteren…’ ‘In ruil voor wat?’ ‘In ruil voor jouw medewerking. Jij gaat verder met je werk bij Janssen
en zn. Bij elk gezin met een puberende tiener laat je een Zegel achter. Ik zal dan de rest doen.’ ‘Wat gebeurt er met het kind als je hem of haar Schim uiteindelijk hebt weggetrokken?’ Luther liet zijn bezorgdheid duidelijk doorschemeren. Hij mocht dan wel ongeveer een pact met een demon (of wat Victor ook mocht zijn) gesloten hebben, het leven van een kind wegnemen zat niet in zijn favoriete takenpakket.’ ‘Ik beloof je, de kinderen zullen het overleven. Ze zullen misschien een tijdje een leegte voelen, maar dat zal overgaan. Dat is het fijne van het hele plan, niemand raakt gewond.’ ‘Alleen jij wordt sterker,’ ging Luther verder, ‘maar wanneer is het genoeg? Wanneer komt het punt dat ik weet dat ik moet stoppen?’ ‘Zodra ik voldoende kracht heb opgebouwd om mijn eigen imperium te starten, dan zal je het zeer zeker merken en als dat gebeurt, beloof ik je dat je je eigen mogelijkheden om te dromen terugkrijgt.’ Luther was niet blij met deze oplossing, al wist hij dat hij niet veel keuze had. Hoewel hij zijn eigen denkpatroon nog kon onderscheiden, wist hij dat uiteindelijk de kracht van Victor het van hem zou overnemen, wat eerder die dag duidelijk was geworden. Er volgde geen afsluitend woord van Victor. Zonder enige waarschuwing werd Luther wakker naast een slapende Martha. Ze lag er vredig bij, het omhulsel waarin Victor zich schuil hield. Hij vroeg zich af hoeveel van Martha nog écht Martha was. Bij deze gedachte kwam er alweer een hoofdpijn opzetten, lichtflitsen die als stroomstoten door zijn hoofd raasden. Geen twijfels, Luther, er is werk aan de winkel. De stem in zijn hoofd werkte hypnotiserend. Zolang hij gehoorzaamde, zou de pijn in zijn hoofd beperkt blijven. Hij was de perfecte slaaf geworden. Een poppenkastpop aan wiens touwtjes getrokken werd door een hogere, onbekende macht.
§
En gehoorzamen deed hij, inmiddels al meer dan vijftig jaar. Maar Victor had beloofd dat het bijna tijd was, een belofte die hij al meerdere malen had gedaan. Om één of andere reden was de kleine Mickey de sleutel en anders dan bij al die andere kinderen moest er bij hem een factor van zijn hersenen geactiveerd worden. Victor had de geboorte van dit kind gevoeld, er was een Schim meegekomen die anders was. De kracht van deze Schim werd het sterkst als bij de gastheer, Mickey in dit geval, een sterke angst zou worden gecreëerd. Pas als het kind zoveel angst had opgebouwd en als de nachtmerries zo heftig waren, dan pas kon Victor hem absorberen. Met die ene Schim zou er een einde moeten komen aan Luthers lijden. Het enige probleem was, dat na meer dan een maand van degenereren en angst aanjagen, Mickey nog steeds niet droomde. Victor zou het dus op een andere manier moeten doen. Om dat te verwezenlijken hadden ze het dagboek van Caroline nodig. Zij was de enige die een glimp van de wereld van de Droomwever had opgevangen tijdens Victor ’s “ Ontschim-proces”. Deze beelden had zij vastgelegd in haar dagboek en waren de sleutel tot succes. Hoofdstuk 9: Exodus § De nachtdienst van broeder Mike bleek langer te duren dan gepland. Natuurlijk, als je een ziekenhuisbroeder bent, moet je rekening houden met variabele tijden, maar het was al na tien uur en hij zat nog steeds in de ambulance naast een oude man die een kwartier geleden een hartaanval had gekregen. Mike keek op zijn digitale horloge. Die knipperde 10:14. Shit. Hij keek nog eens en de datum 13-10-11 stond er naast. Dubbele shit, ongeluksdatum. De oude man werd zo nu en dan wakker en keek Mike droevig aan. ‘Het is gedaan met me’, kwam er krakend uit zijn mond. ‘Dat moet u niet zeggen, u gaat nog zoveel jaren plezier beleven.’ Mike probeerde
een lach op zijn gezicht te toveren, maar merkte dat dit maar met moeite ging. Hij pakte zijn mobieltje en stuurde snel een sms naar Benjamin. Spoedgeval, ben later, sorry. Zijn collega T heo, die aan de andere kant van de oude man zat, vroeg of Mike zijn vriendin aan het sms’en was. Mike knikte maar ja. De oude man bleef raaskallen. Mike had hem al meerdere malen voorzichtig duidelijk proberen te maken dat het beter was om niet te praten, het mocht niet baten. ‘Ik heb geen familie, geen vrienden, niemand. Laat me alsjeblief in rust sterven, ik heb het verdiend.’ De moed laten zakken kwam niet bij Mike of zijn collega op. Het maakte niet uit wie ze in hun ambulance hadden, ze zouden voor hem of haar zorgen. Tenminste totdat ze aan de artsen werden overgeleverd. T heo had een spuitje met morfine in zijn handen en Mike knikte. ‘Het komt allemaal wel goed’, fluisterde hij de man toe, terwijl T heo de morfine in het infuus spoot. De man viel in een diepe slaap. Ze waren bijna bij het ziekenhuis. T heo was pas begonnen met zijn dienst en wist dat Mike het erop had zitten. ‘Als je wil dan neem ik hem alleen mee naar binnen, dan kun jij naar huis gaan.’ Het was een aardig aanbod van hem, één die hij normaal meteen zou aannemen, maar hij had nog een belofte waar te maken. ‘Dank je, maar ik heb beloofd om nog bij een patiënt langs te gaan.’ T heo wreef door zijn harige baard en gaf aan dat hij het prima vond, het was maar een idee. Bij het ziekenhuis stonden twee collega’s klaar om de oude man mee uit de ambulance te halen. Met z’n vieren gingen ze naar binnen. ‘Redden jullie het zo?’ vroeg Mike aan T heo. ‘Ja, jij bent klaar, ga maar doen wat je moet doen.’ Mike bedankte hem en zag de rest van de groep verdwijnen door de klapdeuren. Diezelfde klapdeuren zou hij ook doorheen moeten om bij Mark Leban te komen. Aan de balie zat zijn favoriete collega Irene Keuls. Ze zag hem aankomen. ‘Hey schat, hoef je nog niet naar huis?’ Irene kende alle werkroosters uit haar hoofd. Een waar talent.
‘Ja, ik ben klaar ’, daarna deed Mike net alsof hij iets was vergeten te zeggen tegen zijn collega’s. ‘Sorry lieverd, ik moet nog even die kant uit.’ ‘Geen probleem, Mike, ik zie je later.’ Mike zei haar gedag en liep voorzichtig door de klapdeuren, hopend dat zijn collega’s de oude man naar een andere afdeling moesten brengen. Er was genoeg bedrijvigheid op de gang. Hij begroette enkele collega’s in het voorbijgaan. Hij was een paar meter van Marks’ kamer verwijderd toen de deur openging en er een jonge dokter naar buiten kwam. De arts kwam Mike niet bekend voor, hij leek een beetje misplaatst in dit ziekenhuis. Hij had zwart haar en droeg van die grote oorbellen die de hele oorlel uitrekken. Tevens zag hij een tattoo uit zijn nek groeien. Mike vertrouwde het niet helemaal, maar de arts liep de andere kant op en verdween in de menigte. De man had de deur niet helemaal dichtgetrokken. Mike duwde er voorzichtig tegenaan en liep de kamer binnen. Het was er donker. Vreemd, normaal moet het licht aan zijn. Hij voelde aan de muur en vond de lichtknop. Het licht knipperde aan en Mike kreeg de schrik van zijn leven.
§ Mike had de deur meteen dichtgegooid. Wat hij zag maakte hem misselijk. In de hoek van de kamer lag Helma Leban in de bezoekersstoel met een kogel door haar hoofd. Ze had waarschijnlijk de nacht bij haar zoon doorgebracht en aan haar positie te zien was ze in haar slaap verrast. Bloedspetters en stukjes hersenen dropen langs de muur omlaag. Mike draaide zich om en liep voorzichtig naar het gordijn dat om het bed van Mark was getrokken. Hij bereidde zich voor op het ergste. Hij trok het gordijn open en daar lag het levenloze lichaam van Mark Leban. Een kogel door het hart en door zijn hoofd. Mike sloot de gordijnen weer, deed het licht uit en
voorzichtig verliet hij de kamer. Hij sloot de deur en hoopte dat het even duurde eer er iemand naar binnen zou gaan. Hij liep naar het einde van de gang en sloeg links af, daar waar hij de nep-arts voor het laatst had gezien. Hij had het moeten weten. Artsen mogen geen sieraden tijdens het werk dragen. Mike begon sneller door de gang te lopen en uiteindelijk kwam hij in de grote hal van het ziekenhuis terecht, de ingang voor de bezoekers. Hij keek naar de mensen in het restaurant, al dacht hij bij zichzelf dat een moordenaar niet gezellig een kop koffie zou gaan drinken na het liquideren van twee mensen. Alsof hij nog niet genoeg aan zijn hoofd had, begon ook nog zijn mobieltje te trillen. Het was het nummer van Benjamin. Shit. Hij pakte op en Benjamin begon meteen te vragen waar hij bleef. ‘Het is een volledige catastrofe, Benjamin, iemand heeft Mark en zijn moeder vermoord.’ Een onverstaanbare schreeuw kwam er uit de telefoon. ‘Een persoon verkleedt als arts. Alternatief type, oorbellen, Tribal tattoo in z’n nek.’ T ijdens het doorgeven van de omschrijving zag hij de persoon de roltrap naar beneden nemen, richting de parkeergarage. ‘Ik zie hem!’ schreeuwde Mike uit en drukte het mobieltje af. Meteen daarna begon het weer te trillen, maar Mike pakte niet meer op. In plaats daarvan rende hij met een waanzinnige snelheid naar de roltrap. Hij zag de alternatieveling beneden afstappen. Mike wurmde zich langs de mensen die op de roltrap stonden en deze reageerden geïrriteerd. De jonge gast keek achterom en zag hoe Mike zich door de menigte naar beneden haastte. Voor hem was het reden genoeg om het op een lopen te zetten. Hij rende langs de kiosken en sprong in de draaideur die naar de parkeergarage leidde. Een oud omaatje dat met haar rollator in de draaideur stond, schrok zich het leplazarus, zo erg zelfs dat ze haar inhalator erbij moest nemen. De jonge punker knipoogde naar haar en keek opnieuw richting de roltrap. Hij zag dat zijn achtervolger inmiddels beneden was en als een wilde stier naar de draaideur sprintte. Hij duwde de oude vrouw aan de kant en rende richting de vele auto’s. Een schoonmaker was in de tussentijd
begonnen met het schoonmaken van de vloer bij de kiosken en had zijn waarschuwingsbord uitgestald. Mike die een flinke snelheid had opgebouwd, zag de waarschuwing te laat en gleed uit. Met zijn linkerbeen omhoog viel hij achterover op zijn rug en gleed de rest van het stuk naar de draaideur, die helaas voor hem, net met de deur in het midden stond. Beide benen schoven ieder langs één kant van de deur. Oh God, ging er door het hoofd van Mike terwijl zijn testikels werden verbrijzeld door het harde staal van de draaideur.
§ ‘Wat!? Hoe kon dat godverdomme gebeuren?’ schreeuwde ik door de telefoon terwijl Mike me een omschrijving van de dader gaf. ‘Wacht eens even, dat gezicht dat je me omschrijft komt me verdomd bekend… hallo? Mike?’ Hij had opgehangen. Ik drukte op de herhaaltoets maar hij pakte niet op. Er raasden zoveel gedachten door mijn hoofd en negentig procent daarvan waren niet koosjer. Waarom wilde iemand Mark vermoorden? Zijn moeder kon ik nog wel begrijpen, die wilde ik zelfs nog wel de nek omdraaien, maar Mark? Hij zou iets geweten moeten hebben, een geheim met zich meedragen. Ik dacht na over de beschrijving die Mike me van de moordenaar had doorgegeven. Ik begon diep te graven in mijn geheugen en moest denken aan de persoon die ik de dag ervoor bij de bank had zien pinnen. Het leek erop dat hij me in de gaten hield, maar ik wist het niet zeker. Het was een soort punker en hij droeg twee grote oorbellen. Ik wist niet zeker of hij een tattoo had, want hij droeg een zwart/witte sjaal. Ik ging nog dieper graven en meende dat ik me wel een tattoo kon herinneren bij die gast met de capuchon op, na de jaardienst van Caroline. De tattoo was nauwelijks zichtbaar, maar ik had hem wel opgemerkt. Het gezicht had ik zondag niet goed gezien. Het kon geen toeval zijn; het was dezelfde persoon. Iemand die nauw verbonden was met Caroline, die Mark vermoord had, had ook
interesse in mij gekregen. Mijn gevoel vertelde me dat het iets te maken had met het dagboek van Caroline. Het hoe en wat zou heel snel duidelijk worden. Ik was inmiddels het park uitgewandeld. Ik probeerde Mike nogmaals aan de lijn te krijgen, maar er werd opgenomen met een vrouwenstem. Het was zuster Keuls vanuit het ziekenhuis. Ze wilde me eerst geen informatie geven, maar na het horen van mijn naam, wist ze weer wie ik was. ‘Ah, meneer Rocky. Mike is zojuist met spoed opgenomen, er is nog onduidelijk wat er gebeurd is, hij is nog niet bij bewustzijn. Het enige wat ik weet is dat hij als een gek door het ziekenhuis aan het rennen was, alsof hij achtervolgd werd.’ Het was juist andersom, maar ik hield mijn mond over de ware toedracht, daar zouden ze snel genoeg achter komen. Ik bedankte haar en drukte de telefoon af. Ik pakte mijn pakje sigaretten en kwam tot de ontdekking dat het leeg was. Aangezien het park vlak bij het centrum lag besloot ik om er een wandeling van te maken. § Na een uurtje lopen en het roken van vijf sigaretten uit een nieuw pakje, kwam ik aan bij mijn voordeur. Ik hoopte dat Elize inmiddels wakker was en koffie had gezet. Ze was de dag ervoor pas om half negen thuisgekomen, ze was bij een vriendin langsgegaan die ze jaren geleden bij een bijeenkomst had ontmoet. Niet dat ik onrustig word als ik niet weet waar mijn vriendin is, maar toch, je lijkt waakzamer te zijn. Terwijl ik de sleutel in het slot stak, merkte ik op dat de deur openstond. Hij was nergens geforceerd, de sleutel stak er aan de binnenkant nog op. Elize had hem wellicht niet goed dichtgemaakt. Ik had nog een sigaret tussen mijn lippen, duwde de deur open en schrok. Alle jassen die in de gang op de kapstok hingen, waren op de grond gegooid. Het was geen goed teken. Voorzichtig luisterde ik aan de deur naar de woonkamer of ik iets kon horen, maar er kwam geen geluid van de andere kant. Na het openen van de deur trof ik ongeveer het
scenario aan, dat ik gedacht had aan te treffen. Alles lag overhoop. Mijn meubelen uit elkaar gereten, laden uit de kasten gehaald, papieren door de hele kamer verspreid. Waarom ben ik ook niet meteen naar huis gegaan? Zonder al te veel hoop liep ik naar de bovenverdieping. ‘Elize, ben je boven?’ Natuurlijk kwam er geen reactie. Snap het nou, Benjamin, ze is er niet. Ook alle slaapkamers en zelfs de badkamer waren overhoop gehaald. De badkamerspiegel had zelfs een barst in het midden. Aan het eind van de barst zag ik een klein beetje bloed zitten. Of het was het bloed van Elize of dat van de inbreker die hem kapot had geslagen. De afwezigheid van Elize werd me duidelijk. In het ergste geval had ik haar hier gevonden, dood of bijna dood, maar het leek erop dat de belager ervoor gekozen had om haar mee te nemen. Grote kans dat de persoon die hier huis had gehouden dezelfde was die een uur eerder Mark had vermoord. Het gaat natuurlijk allemaal om dat verdomde dagboek. Hij had zeker verwacht dat ik het had meegenomen naar huis of gehoopt tenminste de sleutel van het kluisje te vinden. Op dat moment realiseerde ik me dat onze jonge vriend mij zocht. Toen hem duidelijk werd dat alleen Elize in huis aanwezig was, ging het niet volgens plan. Ik zocht naar aanwijzingen. Misschien had de dader een briefje achtergelaten met instructies over hoe ik Elize terug kon krijgen. Maar helaas. Ik had elke kamer doorgespit, geen enkel spoor. De sleutel van het klusje had ik nog steeds in mijn broekzak, ik pakte het vast en wilde deze keihard tegen de muur gooien, maar ik hield me in. Wat het ook was wat deze gast met het dagboek wilde, het had voor hem blijkbaar dusdanig veel waarde dat hij er een dubbele moord voor pleegde en iemand voor kidnapte. Ik besloot om niet langer in de ravage rond te hangen. Het werd tijd dat er een eind kwam aan deze gekte. Ik stapte in mijn auto en reed met een belachelijke snelheid richting het bankgebouw.
§
Opnieuw vulde ik de papieren in. Opnieuw werd ik naar de benedenverdieping begeleid. Opnieuw stond ik oog in oog met de jongedame genaamd Ellie. Ze had vandaag een nog sletteriger outfit aan dan de dag ervoor. Ze zag me aankomen en herkende me meteen, ze keek niet al te vrolijk. Zonder met al te veel uitleg te komen, vroeg ik haar of ze me naar mijn kluisje kon brengen. Ze keek op haar horloge die tussen alle moedervlekken zat verstopt. ‘Sorry meneer,’ sprak ze overdreven zakelijk, ‘het is één uur, wij zullen u pas na de lunchpauze verder kunnen helpen, dus komt u om twee uur maar terug.’ Ik moest het haar nageven, ze kreeg een tien voor heerlijk tegendraads werken, iets waar ik zelf ook een handje van heb. Maar ik wilde Elize graag levend terugzien. ‘Luister goed, huppeltrutje, vanmorgen is mijn beste vriend vermoord, een andere vriend ligt op de intensive care en mijn vriendin is gekidnapt door Johnny Rotten. Ik weet dat ik je de vorige keer verkeerd behandeld heb en dat ik je flirtend gedrag heb genegeerd, maar als ik nu niet bij mijn kluisje kan komen dan ben ik bang dat ik mijn vriendin nooit meer terug zal zien.’ Ze keek me aan als een vers gepofte aardappel en herhaalde opnieuw het feit dat ze lunchpauze had. Agressie borrelde op als het maagzuur van een fastfoodklant. ‘Wat kan ik doen om het goed te maken? Wat wil je in ruil zodat je me nú gaat helpen?’ ‘Een moment,’ zei ze en pakte pen en papier. Ze schreef een nummer op en overhandigde het aan mij. ‘Dit is mijn telefoonnummer. Als je je vriendin terug hebt, wil ik dat je me belt, we zullen dan een leuke tijd met ons drietjes ervan maken.’ Wat is het in godsnaam met vrouwen en hun triootjes, is er iets in het nieuws geweest wat ik gemist heb? ‘Oké, deal, wil je me dan nu helpen?’ ‘Nog één ding.’ ‘Wat?’ ‘Ik wil nu een tongzoen van je en dan gaan we naar je kluisje.’
Gestoord. Zonder tegenstribbelen ging ik dichter naar haar mond en gaf haar de tongzoen die ze wilde. Ik keek om me heen of er iemand was die kon zien wat we aan het doen waren, maar buiten de persoon die dit waarschijnlijk kon zien op de bewakingscamera, was er niemand aanwezig, natuurlijk waren zij al lang met lunchpauze. Ze gebruikte te veel speeksel en ik proefde die verdomde zoethoutsmaak weer. Na een halve minuut vond ze het voldoende en veegde haar mond af. Ze had een blik in haar ogen die mij op alle manieren keurde. Gelukkig hield ze zich aan haar woord, ze kwam achter haar bureau vandaan en ging met me naar het kluisje. Om haar niet te veel krediet te geven hield ik voor de rest van de tijd mijn mond. ‘Wilt u het meenemen naar een aparte ruimte?’ ‘Nee, ik heb maar één item nodig.’ Ik deed het slipje van Lisa Edelsteijn aan de kant en tilde de oude playboys op om bij het dagboek te komen. Aan Ellie’s gezicht zag ik dat ze al dat seks spul wel zag zitten. Angst overheerste de gedachte aan wat er allemaal in haar hoofd zou omgaan. ‘Wil je ze hebben? vroeg ik op directe toon. ‘Nee hoor, ik heb genoeg speeltjes in huis.’ Ze knipoogde, ik walgde, maar liet het niet merken. Ik pakte het dagboek uit het kluisje en gebaarde haar dat ik klaar was. Ze sloot het weer af en gaf mij de sleutel. ‘Dank je,’ zei ik geforceerd. ‘Geen dank, de ene hand wast de ander en als ik over een week niets van je hoor ga ik met je verhaal naar de politie.’ Gehaaide bitch. Ik lachte als een boer met kiespijn en liep terug naar de lift. Ellie kwam niet achter me aan, in plaats daarvan graaide ze in haar tas en pakte er een stokbrood met filet american uit, waarvan de geur bleef hangen totdat ik in de lift stapte. Ik keek nog een keer naar haar, ze zwaaide me uit terwijl ze een overdreven hap van het stokbroodje nam.
§
Met het dagboek onder mijn arm liep ik voorzichtig de bank uit. Als het echt om het dagboek te doen was, moest ik verdomd goed uitkijken. Op die momenten ben je bang voor alle mensen die in je buurt komen. Er liepen genoeg mensen rond, dus de kans om in deze menigte bedreigd te worden, leek nihil, al bonkte mijn hart in m’n keel. Pas op het moment dat ik de auto instapte en de achterbank had gecontroleerd, voelde ik me een enigszins opgelucht. Nu had ik het dagboek, maar ik wist nog steeds niet hoe ik daarmee Elize terug kon krijgen. Ik besloot terug naar huis te gaan. Onderweg bleef ik in de spiegel kijken of ik soms achtervolgd werd. De paranoia begon er goed in te slaan. Ik stopte voor mijn huis en keek rond. Nergens in de straat stond een auto geparkeerd. Ik stapte uit de auto en opende de voordeur. Ik slaakte een zucht van opluchting. Ik was veilig thuisgekomen. In de puinhoop van mijn woonkamer zocht ik naar het telefoonboek. Het is het tijdperk van de digitalisering, echter telefoonnummers moet ik om één of andere reden toch altijd in het telefoonboek opzoeken. Ik bladerde naar de V van Versteegh, wellicht dat de ouders van Caroline mij iets meer konden vertellen, zij moesten toch immers ook het dagboek gelezen hebben. Wat ik op zich nog steeds vreemd vond, want het had daar zolang zonder moeite in een kluis gelegen. Ik had geluk, het thuisnummer van de familie Versteegh stond erin. Ik pakte mijn mobiel en begon het nummer in te toetsen. Helaas haalde ik het niet om de laatste twee cijfers in te toetsen. Ik voelde dat ik van achter benaderd werd, maar nog voordat ik me kon omdraaien, werd ik met een hard object bewusteloos geslagen.
§ De ruimte waarin ik me bevond, voelde koud en vochtig aan. Er was weinig licht en ik kon niet veel zien. Mijn ogen moesten wennen aan
de donkere setting. Terwijl ik me oriënteerde op mijn omgeving voelde ik pas de sterke druk om mijn armen en benen. Iemand had goed opgelet tijdens zijn scoutingstraining. Een dik touw zorgde ervoor dat ik geen kant op kon. De houten stoel waar ze me aan hadden vastgebonden, deed pijn aan mijn zitvlak, het was niet echt een viersterrenhotel waar ze me naartoe hadden gebracht. In de verte - al bleek het achteraf dichterbij dan ik had gedacht - hoorde ik een licht gesnotter. ‘Elize? Ben jij dat?’ vroeg ik voorzichtig. Het bleef even stil en toen zei ze mijn naam. ‘Benjamin? Ben jij dat?’ ‘Luister naar me. Het komt allemaal goed. Heb je wellicht op de weg hiernaartoe gezien waar we zijn?’ ‘Het spijt me. Ik stond ontbijt te maken toen iemand me overmeesterde. Hij trok een zak over mijn hoofd en bond me vast. Het enige wat ik gemerkt heb, was dat ik in een kofferbak van een kleine auto werd geduwd. Pas toen hij me hier naar deze dompige kelder bracht en me aan deze ketting vastmaakte, trok hij die muffe zak van mijn hoofd. Aangezien er weinig licht is, heb ik zijn gezicht niet gezien. Ik voel hier wel een matras en er staat een emmer die niet zo fris ruikt. Volgens mij heeft hier al eerder iemand vastgezeten. Wat is er aan de hand, Benjamin, waarom zijn we hier? Heb je schulden? Wil iemand wraak op je nemen?’ ‘Ik denk niet dat het om mij te doen is. Ik ben erachter gekomen dat het te maken heeft met het dagboek van Caroline, tenminste iets wat daar in staat. Iemand vindt het blijkbaar belangrijk genoeg om er voor te moorden. Mark en zijn moeder hebben de tol moeten betalen, ze zijn vanmorgen dood aangetroffen in het ziekenhuis, geëxecuteerd.’ ‘Dat is vreselijk! Weten ze al wie erachter zit?’ ‘Waarschijnlijk dezelfde persoon of personen die ons nu vasthouden. Aangezien ze nu het dagboek hebben, weet ik niet wat ze verder nog met ons van plan zijn.’ Elize werd er stil van. We wisten allebei, gezien de situatie, dat het voor ons niet goed zou uitpakken.
Tevergeefs probeerde ik wat beweging te krijgen in mijn armen, maar hoe meer ik bewoog, des te strakker het touw ging zitten. Wat leek op een eeuwige stilte tussen mij en Elize werd onderbroken door het kraken van een deur. Ik keek omhoog en zag een streepje licht doorschijnen. Net genoeg om te zien dat de deur zich bovenaan een trap bevond. Er vond een discussie plaats tussen twee personen. Ik kon niet horen wat er gezegd werd. De discussie eindigde en de deur werd met een harde knal dichtgegooid. Een persoon liep langzaam de krakende trap af naar beneden. Het leek net alsof elke trede van de trap kreunde, alsof ze wilden zeggen: “ We hebben te veel leed gezien in deze ruimte, laat ons alsjeblieft sterven.” De persoon die de trap afkwam, klikte een zaklamp aan. Eerst scheen hij op Elize. Op dat moment zag ik haar voor het eerst, vastgebonden en wijkend voor het scherpe licht. Ze zag er echter niet bang uit, haar kennende wilde ze de belager dat genot niet geven. Het verband zat nog steeds om haar hoofd. Hij bleef even voor haar staan en gooide haar daarna een chocolade reep toe. Daarna scheen hij niet meer op haar, ik was aan de beurt. Ik kreeg geen chocolade reep. Ik zag een wazige gedaante, maar ik wist dat het onze Punkervriend was, de sadist, de moordenaar. ‘Je hebt dat verdomde dagboek, wat wil je nog van ons?’ Hij bleef stil, maakte alleen een shh-geluid. ‘Waarom vermoord je ons niet, dan zijn we er tenminste van af.’ ‘We hebben jullie nog nodig,’ fluisterde hij stilletjes. ‘Voor wat, verdomme?!’ Ik schreeuwde zo hard dat je het blijkbaar op de bovenverdieping kon horen. De deur ging open en een andere persoon klikte het volledige licht van de kelder aan. ‘Is alles in orde, Kenny?’ Aan de stem van deze persoon te horen, leek het om een oudere persoon te gaan. Kenny stond met een stomverbaasd gezicht naar mij te kijken en hield nog steeds de zaklamp - die zijn effect inmiddels had verloren - omhoog. Ik zag hem nu helemaal. Met zijn grote zwarte oorbellen, zwarte broek, zwarte schoenen, zwarte trui met capuchon, zwart geverfd haar en zwarte eyeliner.
‘Je wordt bedankt, Luther, je hebt zojuist het volledige effect om mysterieus te blijven verkloot!’ Hij klonk als een zeurend kind dat in een snoepwinkel stond. ‘Waar heb je het in godsnaam over, doe gewoon je taak en breng onze gasten naar boven, ze zullen gauw genoeg weten wat hun te wachten staat.’ ‘Maar…’ wilde Kenny verdergaan. Hij werd fel onderbroken door Luther. ‘Je doet wat ik je zeg, je hebt al genoeg problemen veroorzaakt.’ Hij had een autoritaire toon in zijn stem en Kenny stopte met tegenspreken. De deur ging dicht en Kenny smeet geïrriteerd zijn zaklamp kapot tegen de muur. Deze spatte in een aantal stukken uit elkaar. Gelukkig raakte niemand gewond door de rondvliegende stukken. Met een opgefokte blik liep hij naar de achterkant van mijn stoel en begon het touw los te maken. Elize zat in haar hoek en bleef naar mij en Kenny kijken. Ik probeerde haar te kalmeren, maar we waren bij een punt aanbeland waar dat weinig tot geen effect zou hebben. Terwijl Kenny bezig was, fluisterde ik stilletje zijn naam. ‘Jij bent het jongetje waar Caroline over sprak in haar dagboek, zij was jouw oppas.’ Ik kreeg een klap tegen mijn slaap met wat leek op de kolf van een pistool. ‘Als je haar naam nog één keer noemt dan zal er iets anders door je hoofd gaan.’ Ik had een gevoelige snaar geraakt en kon het niet laten om erop door te gaan. ‘Je hield van haar.’ Hij stopte met het losmaken van mijn armen. Ik hoorde hem het pistool spannen en tegen mijn hoofd duwen. ‘Ik heb je gewaarschuwd, klootzak.’ ‘Nee!’ schreeuwde Elize keihard. Kenny schrok en richtte het pistool op haar. ‘Hou je bek,’ schreeuwde Kenny op zijn beurt tegen haar. Elize bleef hem strak aanstaren en vertrok geen spier. ‘Schiet dan, grote jongen!’ Haar provocerende opmerking maakte hem nog furieuzer. Hij liep naar haar toe met zijn pistool recht voor zich uit gestoken en drukte
het tegen Elizes’ slaap. ‘Heb je nou nog wat te zeggen, trut?’ ging hij opgefokt verder. ‘Doe het dan,’ zei ze zonder enige emotie. De deur van de kelder ging opnieuw open en deze keer kwam de andere persoon naar beneden. Kenny’s hand begon te trillen en liet langzaam het pistool zakken. Luther Kohl had een soort looppas dat goed bij het monster van Frankenstein zou passen, hij pakte Kenny zonder enige moeite bij de keel en tilde hem op. Eén blik van Luther was voldoende om Kenny te veranderen in een jankend stuk verdriet. Luther kneep zijn keel dicht en Kenny kon nog maar met moeite spreken. ‘Het spijt me, het zal niet meer gebeuren.’ Zonder enige aandacht aan mij of Elize te besteden bleef Luther hem aanstaren. ‘Je hebt gelijk,’ sprak Luther rustig, ‘dit was de laatste keer.’ Hij duwde de keel van de jongen nog strakker dicht. ‘Maar…ik wil Caroline terugzien,’ smeekte hij, ‘je hebt het me beloofd!’ Er kwam een kleine grijns op Luthers gezicht. ‘Waarom heb je me dat niet eerder gezegd?’ Door de hele kelder heen was het vreselijke geluid van krakend bot te horen. Luther had met één beweging Kenny’s nek gebroken. Hij gooide het levenloze lichaam van de jongen tegen de muur en pakte rustig het pistool op. Deze keer richtte hij zich tot Elize en mij. ‘Mijn excuses voor mijn jonge vriend, het bleek dat hij een verkeerd beeld had van mijn werk. Iemand die gestorven is, kun je alleen maar in het hiernamaals terugzien, hij had blijkbaar de verkeerde instelling.’ Ik had geen idee waar Luther het over had, maar iets vertelde me dat het niet lang zou duren eer we daar achter zouden komen. § Luther richtte zijn koude blik op mij. ‘Ik ga je nu losmaken, het pistool blijft in mijn broekzak, ik ga geen gekke dingen doen als je belooft dat jij ze ook niet zal doen.’ Zijn blik
werkte haast hypnotiserend. Ik gehoorzaamde hem. Het was een man die wist waar hij mee bezig was, om daar tussen te komen zou geen slimme zet geweest zijn. Hij maakte het restant van de touwen los, het bleek dat ze al een stuk losser zaten dan ik had gedacht. Mijn handen en voeten tintelden en ik voelde het bloed terugstromen. ‘Kun je staan?’ vroeg Luther met een verrassend kalme stem. ‘Ja, het gaat.’ ‘Goed’, hij strekte zijn hand naar me uit en overhandigde me een sleutel. ‘Hier, kun je je vriendin losmaken.’ Ik knikte en liep naar Elize, Luther bleef op een afstand staan. Terwijl ik de sleutel in het slot van de ketting stak, vroeg Elize mij waarom ik geen actie ondernam tegen Luther. ‘Er is geen andere mogelijkheid,’ fluisterde ik, ‘op dit moment moeten we gehoorzamen, maar ik beloof je, we komen hier levend vandaan.’ Haar ogen vertelden me dat ik die belofte zeer zeker moest nakomen. Het slot liet los en Elize was bevrijd. Luther stond achter ons en gebaarde naar de trap. ‘Het is tijd om naar boven te gaan.’ Ik pakte Elizes hand vast en we liepen rustig de trap op, met Luther direct achter ons aan. De gang waar we op uit kwamen was donker en kaal. Er hingen geen schilderen of foto’s en het behang begon hier en daar scheuren te vertonen. Vanuit de gang konden we naar de keuken, huiskamer en nog een trap omhoog, naar de slaapkamervertrekken. ‘Omhoog’, zei Luther statisch. Oké, dus we moesten nog een trap oplopen. De trap paste bij het rest van het huis; kaal en vervallen. Hij kraakte aan alle kanten en ik hield mijn hart vast. Alle slaapkamerdeuren waren gesloten. Links en rechts bevonden zich aan iedere kant twee deuren. Er was echter één verschil. Onder de tweede deur van links scheen een fel blauw licht. ‘Daar naar binnen,’ beval Luther ons. We hadden geen keuze. Koud angstzweet brak me uit en Elize hield mijn hand zo hard vast dat ik bang was dat ze hem ging breken. T rillend pakte ik de klink van de slaapkamerdeur vast. De klink voelde zeer koud aan, maar net niet
koud genoeg om bevroren te zijn. Zonder lang te wachten, opende ik de deur en wat we toen zagen kon ik mentaal niet bevatten.
§ In de ruimte bevond zich een tweepersoons bed. Aan de rechterzijde lag Mickey, de vermiste jongen die al langer dan een maand spoorloos was. Naast hem lag een oudere vrouw. Haar had ik samen met Luther en Kenny gezien tijdens de herdenking van Caroline. Ze leken allebei in een soort trance te zijn. In het midden van hun lag het dagboek van Caroline. Het was geopend en vertoonde één van de tekeningen die Caroline had gemaakt. Het leek op een soort embleem met vreemde symbolen. Het blauwe licht werd veroorzaakt door twee stralen die uit het embleem naar buiten kwamen. Eén van de stralen vloeide respectievelijk naar de mond van Mickey en de andere naar de mond van de oude vrouw. Elize hield zich stijf tegen me aangedrukt en trilde over haar hele lichaam. ‘Is dit een ritueel?’ vroeg ik zonder te aarzelen. ‘Zijn jullie satanisten?’ Luther keek me beledigd aan, alsof ik zijn missie compleet verkeerd had geïnterpreteerd. Natuurlijk zijn het geen satanisten, wat ik hier zie is gewoon een nieuwe manier om astma te genezen… ‘Jullie moeten me geloven als ik zeg dat ik nooit gewild heb dat er mensen sterven tijdens ons proces, maar soms heb je helaas geen keuze.’ Hij klonk oprecht. ‘Bij Caroline waren er onvoorziene complicaties opgetreden, iets waar Victor zeker van heeft geleerd.’ Complicaties, Victor? Waar heeft hij het over? ‘Er is een select aantal mensen die na het in contact komen met Victor een bepaald beeld meekrijgen, een visioen. De meeste mensen kunnen gewoon verder leven, maar dan alleen zonder de dromen. Gelukkig zijn al die jaren niet voor niets geweest en straks kan
iedereen in Steengroeve weer hun dromen beleven. We zullen samen de nieuwe wereld scheppen.’ Hij vertelde het verhaal alsof het de normaalste zaak van de wereld was, een man die wist waar hij het over had. Allemaal leuk en aardig, op mij en Elize kwam het over als een onsamenhangend geheel. Ik negeerde het hele nieuwe-wereld-verhaal en vroeg hem waarom het nodig was geweest om Mark (en tot op zekere hoogte, zijn moeder) te vermoorden. Hij hield zijn hand voor zijn hoofd en keek naar beneden. ‘Kenny toch… Ik had hem gevraagd om op een discrete manier het dagboek van jou afhandig te maken. Helaas had hij er een handje van om alles met een dosis drama uit te voeren. Jouw vriend had de gave om verder te kijken, hij kon in onze wereld het werk van Victor zien.’ Nu werd het verhaal van de zwarte schimmen me een stuk duidelijker. ‘Hij was geen bedreiging voor ons, maar Kenny zag dat anders. Het spijt me van je vriend, het was nooit mijn intentie geweest om hem pijn te doen.’ Er klonk een zweem van medeleven door in de stem van Luther, maar daar had ik bar weinig aan. ‘Ik snap nog vrij weinig van dit alles’, zei Elize stilletjes tegen me, Luther hoorde het haar ook zeggen. ‘Het zal nu niet lang meer duren, volgens mij begint het al.’ § De stralen stopten met bewegen en het blauwe licht verdween. ‘Ja! De schim van de jongen is getransporteerd naar het lichaam van Martha. Wat er nu gaat gebeuren is mij ook onbekend.’ Nou, gelukkig zijn er dan nu drie mensen die voor een complete verrassing staan. ‘Als ik maar op tijd thuis ben voor het voetballen’, grapte ik op het meest verkeerde moment. Niemand reageerde. Elize en Luther keken naar Martha, haar buik begon te groeien. Mickey lag aan de andere kant rustig te slapen. De buik van Martha groeide in rap tempo en begon er uit te zien als de buik van een hoogzwangere vrouw. Haar ogen gingen open en ze keek naar het plafond. Luther zag haar blik
en liep naar haar toe. ‘Schat, hoe voel je je?’ Zonder een reactie te geven, kwam ze overeind en ging naast het bed staan. ‘Martha, is hij aanwezig?’ Als een zombie slofte ze onze richting uit. Uit voorzorg zetten Elize en ik een paar stappen achteruit. Luther bleef aan Martha’s zijde lopen, het leek net een oud stel dat slecht ter been was. Martha kwam in het midden van de kamer tot stilstand. Haar ogen bleven doelloos staren, toen ze uit het niets met haar armen naar haar buik greep en voorover boog. Een hard en pijnlijk geluid kwam uit haar mond. Het klonk als het janken van een lijdend beest. Luther legde zorgzaam zijn hand op haar rug en kalmeerde haar. Op dat moment hadden Elize en ik allang kunnen wegrennen, ver weg van al die vreemde praktijken, maar we waren verstijfd van angst en wellicht waren we ook ziekelijk gefascineerd om te weten te komen wat er allemaal gebeurde. Martha begon te kokhalzen en ik zag hoe een zwarte substantie langs haar lippen naar buiten begon te lopen. Na een paar keer kokhalzen, spuugde ze een hele hoop van het zwarte spul op de grond. Gelijktijdig zag ik ook haar buik weer kleiner worden. Het tafereel hield een halve minuut aan, daarna zakte ze in elkaar. Luther zakte samen met haar naar de grond om haar zo goed mogelijk op te vangen. Hij voelde in haar nek en aan haar pols, ze was nog in leven. Hij liet haar rustig op de grond zakken en legde haar hoofd neer. Luther kwam met zijn twee meter weer omhoog en keek naar wat leek op een liter zwarte olie. Elize en ik bleven stil. Met open mond staarden we naar de vlek op de grond. Wat moesten we in hemelsnaam zeggen? Een nieuwe campagne van Shell? Zo bleven we een paar minuten staan. Luther keek ons teleurgesteld aan. Naar alle waarschijnlijk was dit niet het gewenste resultaat. ‘Het was te mooi om waar te zijn, al die jaren. Voor wat? Een poel zwarte drab? Het spijt me. Ga alsjeblieft. Neem de jongen mee en verdwijn. Ik ruim deze rotzooi hier op en zal samen met Martha verdwijnen.’ Hij zag er verslagen uit. Iemand die in zijn missie - hoe gestoord het ook mocht zijn - geloofde. Hij zakte door zijn knieën en
deed een poging om Martha wakker te maken. ‘Ik pak de jongen wel.’ Elize liep naar Mickey en tilde hem voorzichtig op. Hij droeg een blauwe kinderpyjama. Ik zei dat het misschien beter was om ook de deken mee te nemen, het was niet al te warm buiten. Elize knikte instemmend. Terwijl zij met Mickey bezig was en Luther zich op zijn beurt om Martha bekommerde, zag ik iets vreemds gebeuren. § De zwarte olie begon te borrelen. Luchtbellen kwamen omhoog en spatten uitelkaar. Wat gaan we nou krijgen? ‘Uhm, wat moet dat voorstellen?’ Elize legde Mickey terug op het bed en Luther ging weer rechtstaan. ‘Dit ziet er niet gezond uit.’ ‘Juist wel,’ zei Luther met een sprankje hoop in zijn stem. De substantie op de vloer ging harder borrelen en begon vorm te krijgen. Er steeg een gedaante uit omhoog die door de olie werd gevormd. Ik zag een menselijk figuur tevoorschijn komen. Het eerste wat ik zag waren de ogen. Ik kreeg de schrik van mijn leven. De ogen hadden een rode gloed. Met de zwarte kleur van de olie leek het precies op de tekening in Caroline’s dagboek. De zwarte substantie ging over in het lichaam van een normaal uitziende man. Hij had zwart haar en droeg nette, zwarte kleding. De rode gloed in zijn ogen verdween en maakte plaats voor donkerbruine ogen. ‘Victor!’ schreeuwde Luther uit. ‘Luther,’ begon Victor met een kalme stem, ‘je toewijding heeft z’n vruchten afgeworpen.’ ‘Het waren soms zware tijden, maar de toekomst ziet er zeer goed uit nu je hier bent.’ Hij schudde Victors hand. Ergens had ik verwacht dat hij hem ook nog zou gaan kussen, maar dat gebeurde niet. ‘Oké, ik zie dat jullie nog flink wat in te halen hebben, wij zullen jullie met rust laten.’ Ik hoopte dat mijn vluchtige reactie genoeg was om
Elize en Mickey met me mee te krijgen, maar helaas. Victor was niet van gisteren, of ja, eigenlijk had ik nog steeds geen idee waar hij vandaan kwam. Ik wilde het ook niet weten. Ik wilde gewoon zo ver mogelijk van die plek verwijderd zijn. ‘Niet zo snel.’ Victors kalme stem veranderde in een harde, dreigende toon. Hij richtte zich tot Elize en mij. ‘Ik neem aan dat Luther over mij heeft verteld.’ Elize knikte alleen maar. Ik moest natuurlijk weer een opmerking maken. ‘Je bent van een andere wereld, om één of andere reden steel je bij kinderen hun mogelijkheid om te kunnen dromen en je wilt graag eens in onze wereld op visite komen. Ben je soms je eigen wereld moe? Want ik kan je nu al zeggen, als je een jaar hier bent, zal je smekend terug willen naar dat gat waar je vandaan komt.’ Het bleef even stil in de slaapkamer en toen brak Victor uit in een hartelijke lach. ‘Beste vriend, het is niet mijn bedoeling om in jullie wereld te leven. Het is de bedoeling dat jullie in mijn wereld komen te leven.’ Hij zag aan onze gezichtsuitdrukkingen dat we compleet overrompeld waren. ‘Luther heeft meer dan vijftig jaar netjes zijn taak uitgevoerd, iets dat nu beloond moet worden. Ik heb nu genoeg kracht om een God te zijn en een God heeft zijn eigen volk nodig. Het volk van Steengroeve lijkt me daar heel erg geschikt voor. De kinderen van toen en nu krijgen hun dromen terug en zullen samen met mij onsterfelijk worden. Vanuit die positie zal mijn wereld alleen maar groeien en parallel staan aan deze. Jullie zullen de eerste getuigen zijn van de nieuwe wereld.’ Victor stopte met zijn verhaal en keek ons aan als een verwilderde hond, het was alsof hij iets verkeerds rook, iets wat niet op zijn plaats leek te zijn. Hij benaderde me en legde zijn hand op mijn hoofd. Ik kon niets doen en liet hem zijn gang gaan. Victor sloot zijn ogen. Hij keek in mijn geheugen, ik voelde hem zoeken naar iets, maar hij vond het niet. Hij opende zijn ogen en keek me geschokt aan. ‘Jij bestaat niet! Je bent niet echt!’ ‘Nou, ik sta toch hier, levend en wel.’
‘Het is een risico dat ik moet nemen.’ Victor ging in het midden van de kamer staan. ‘Wat bedoelt hij, Benjamin?’ vroeg Elize aarzelend. ‘Ik heb geen idee, lieverd, echt niet.’ Ze omhelsde me op een manier alsof ze afscheid van me nam. ‘Let goed op jezelf,’ fluisterde ze in mijn oor. ‘Waar heb je het over?’ Ze gaf me geen antwoord op die vraag. Victor begon onverstaanbare woorden uit te spreken en ik zag Luther met stralende ogen naar hem kijken. ‘Het gaat gebeuren! Het gaat werkelijk gebeuren!’ Rondom Victor begon zich helder wit licht te ontwikkelen en voor een moment zag ik zijn ware vorm. Het was geen demon en ook geen engel, zijn verschijning was iets volkomen unieks. Het licht werd sterker en begon pijn te doen aan mijn ogen. Ik voelde Elizes warme lichaam niet meer tegen dat van mij, ze was verdwenen. Het witte licht leek mij volledig te consumeren, mijn ademhaling stopte. Ik voelde mijn hartslag niet meer, al mijn levensenergie werd weggerukt. Ik was er zeker van dat ik op dat moment zou sterven… Epiloog In de verte hoorde ik stemmen naderen. Langzaam begon ik wakker te worden. Ik proefde zand in mijn mond en lag op een harde en koude grond. Is dit de hel? Ik ging rechtop zitten en zag alleen maar een zandvlakte. T ijdens mijn jeugd had ik ooit eens een boek gelezen over iets wat Midden Wereld heette, dat bestond ook helemaal uit zand en woestijn. Nee… Ik ben ergens anders, het voelt aards aan. ‘Wat doe ik hier?’ mompelde ik in mezelf. Ik hoorde ergens auto’s en vrachtwagens rijden, maar ik zag ze nergens. Voetstappen kwamen mijn richting op, ik werd argwanend. Elize sijpelde mijn gedachten binnen. Onrustig begon ik om me heen te kijken. ‘Elize!’ riep ik uit, maar ik kreeg geen gehoor. Waar kon ze zijn?
Waar was Steengroeve? De voetstappen stopten. Een dubbele schaduw blokkeerde het zonlicht. Mijn ogen waren nog steeds gevoelig en ik keek voorzichtig naar de twee gedaantes. Ze droegen allebei blauwe kleding. Het kon wel politie zijn… het was de politie. Een man en een vrouw in uniform. De vrouw vond ik zelfs meteen aantrekkelijk met haar slanke lichaam en blonde haar. Dat terwijl ik helemaal nog niet goed bij mijn zinnen was. ‘Kan meneer vertellen wat hij hier doet?’ De mannelijke politieagent sprak op autoritaire toon. ‘Mag een mens niet eens meer rustig in het zand liggen?’ Die opmerking werd niet gewaardeerd en de donker getinte politieman trad meteen hardhandig op. Hij greep me bij de schouder en tilde me op. ‘We hebben het niet zo met grappenmakers,’ ging hij verder. ‘Dat is dan jammer, want ik ben bloedserieus.’ Dat was voor de agent de druppel. Hij pakte mijn armen vast en sloeg me in de boeien. Zijn vrouwelijke collega nam het voor me op. ‘Geoffrey. Is dit nou nodig? Hij ziet er niet bedreigend uit.’ ‘Hou toch op, Annette. Het tegenspreken van een politieagent is reden genoeg om hem mee naar het bureau te nemen.’ Annette keek afkeurend naar haar collega en rolde met haar ogen naar mij. Ze was het er niet mee eens, maar het werd duidelijk dat Geoffrey het alfamannetje was. Ik werd “ vriendelijk” verzocht om te beginnen met lopen, richting de politiewagen, die een eind verderop op de verharde weg geparkeerd stond. T ijdens de wandeling probeerde ik wat meer informatie te krijgen. ‘Zeg, als jullie klaar zijn, kunnen jullie me dan terugbrengen naar Steengroeve, want ik zou graag naar huis willen.’ De twee agenten keken elkaar aan terwijl ze hun schouders ophaalden. Verder zeiden ze niets. ‘Is er iets mis?’ Annette richtte zich tot mij. ‘Meneer, wij zijn nu in de Steengroeve.’ ‘Wat?’ vroeg ik verbaasd. ‘Nee nee, dit is een kale zandvlakte, Steengroeve is de stad waar ik woon, breng me daar naartoe.’ ‘Volgens mij is hij niet helemaal honderd procent.’ Geoffrey had zijn
mening al gevormd. Gelukkig had Annette wat meer medeleven. ‘We zijn hier in Maastricht, meneer. Ik kan me geen stad of dorp voor de geest halen dat Steengroeve heet. Dat waar we ons nu bevinden is de Steengroeve van Maastricht.’ Ik werd overheerst door een gevoel van machteloosheid. ‘Verdomme, Victor! Je hebt ze allemaal meegenomen!’ ‘Wie is Victor?’ Annette probeerde me oprecht te begrijpen. ‘Hij is het monster dat Steengroeve en al haar inwoners heeft gestolen.’ Geoffrey deed niet veel moeite om zijn lach in te houden. ‘Waarom ben jij er dan nog als álles en iedereen “ gestolen” is?’ ‘Hij kon me blijkbaar niet gebruiken, hij heeft me achtergelaten.’ Geoffrey schudde zijn hoofd. ‘Ik heb genoeg gehoord. Je gaat mee naar het bureau om een verklaring af te leggen.’ Annette wilde nog wat zeggen, maar hield zich in. Ik werd achter in de wagen gezet en we reden weg van de kale vlakte. Op het politiebureau werden mijn vingerafdrukken genomen en ze zochten in al hun systemen naar een Benjamin Croque. Ze konden me niet vinden. Ze lachten en zeiden dat mijn naam ze deed denken aan een tosti en noemden me de rest van de tijd “ Monsieur Croque”. Alleen Annette luisterde aandachtig naar mijn verhaal, maar het maakte niets uit. Er bestond geen Mark Leban (ook geen ski resort in Zwitserland met deze naam), Luther Kohl of een Elize. Ze hadden zelfs de autoriteiten in Australië gecontacteerd, maar er was geen Nederlands gezin te vinden dat Croque heette. Ze wisten niet wat ze aan me hadden. Volgens hen was het iets psychologisch. Ik was blijkbaar een persoon met geheugenverlies, die waanideeën had over een stad die niet bestond. Conclusie: opname in een psychiatrische inrichting. ‘Hier bij Mondriaan hebben we al duizenden mensen kunnen helpen en
ik ben er van overtuigd dat we een oplossing voor jouw probleem vinden, Benjamin.’ De psychiater genaamd Herman Blok wreef gemoedelijk door zijn donkere baard. Hij had het politierapport in zijn handen en las het met grote interesse. Hij zette zijn bril recht en ging verder. ‘Ik lees hier dat je beweert van een stad te komen die niet bestaat, interessant. Ook zie ik dat je ze hebt verteld dat je een acteur bent en je tien jaar gelden een tv programma hebt gemaakt voor de landelijke televisie. Benno de Clown?’ Ik knikte zonder iets te zeggen. ‘We zijn op zoek gegaan en we hebben het programma gevonden. Ze hebben het zelfs op dvd uitgebracht.’ Mijn ogen werden groter. Eindelijk een teken dat ik niet gek ben. Herman opende zijn la en haalde een dvd hoesje tevoorschijn en liet het me zien. ‘Deze heb ik gisteren in de stad gekocht. Alles wat je zei klopt, op één detail na, het karakter heet T immo de Clown en wordt gespeeld door T im Immers, een bekend acteur.’ ‘Dat klopt niet, ik heb die rol gespeeld, dat weet ik honderd procent zeker!’ Herman gooide het hoesje op mijn schoot en ik bekeek het aarzelend. De make-up, de locatie en de kinderen om hem heen, het was allemaal hetzelfde, alleen met een andere persoon in de hoofdrol. ‘Onmogelijk!’ riep ik gefrustreerd uit. ‘Jullie hebben hem ingehuurd om mij gek te krijgen. Dat is het! Dit is het werk van Victor. Hij heeft jullie ook te pakken!’ ‘Benjamin, alsjeblieft, we willen je helpen, maar je moet wel kalm blijven.’ Ik luisterde niet meer naar zijn leugens en stond op van mijn stoel. Diezelfde stoel wierp ik een paar seconden later door de ruimte. Herman deinsde achteruit en drukte op een rode alarmknop die aan de muur bevestigd was. In een mum van tijd stonden twee kleerkasten van broeders in de kamer. ‘Neem hem mee!’ schreeuwde Herman. Tegenstribbelen had weinig effect, de één legde mijn armen achter mijn rug en de andere pakte mijn benen vast. Ik werd naar een isoleercel gebracht en voor mijn “ eigen bestwil” vastgebonden aan het bed. Als een hondsdolle hond trok en schreeuwde ik de boel bij elkaar. Van de grootste broeder kreeg
ik iets ingespoten dat mij vrijwel meteen in slaap bracht. Ik had gehoopt dat ik zou dromen. Mijn weg terug zou vinden naar Steengroeve, rust vinden in de armen van Elize. Maar helaas. Ik werd met een suf gevoel wakker. Het idee over plaats en tijd was compleet verdwenen. De deur werd opengemaakt. Het was Herman weer. Ik kreeg de drang om hem voor van alles en nog wat uit te maken, maar ik was er niet toe in staat. ‘Benjamin. Ik zie dat je wat rustiger bent geworden. Als dat zo blijft dan mag je naar de recreatiezaal. We gaan toch geen problemen maken?’ Ik voelde kwijl uit mijn mond lopen en probeerde zo goed mogelijk ja te knikken. ‘Goed zo. Dat is al een stap in de goede richting.’ Hij reed een rolstoel naar binnen en zette deze naast mijn bed neer. Daarna maakte hij de riemen om mijn polsen en benen los. Zonder veel moeite tilde hij me op en zette me in de rolstoel. Voor een psychiater had hij flink wat kracht. Ik was zo verdoofd dat mijn hoofd scheef hing. Er kwam beweging in de rolstoel en ik zag de lange gang van de inrichting. De witte muren hadden ze opgefleurd met abstracte kunstwerken en een paar passerende medewerkers knikten naar de goede dokter. ‘Je moet het een kans geven, Benjamin. We gaan er alles aan doen om je beter te maken. Al gaat dat niet van vandaag op morgen. Je zult nog wel een tijdje bij ons blijven. Gezellig toch?’ Met veel moeite tilde ik mijn linkerarm op en maakte een duimgebaar. Herman gaf me een schouderklopje. We reden het recreatiegedeelte binnen. Het leek op de ruimte uit One Flew over the Cuckoo’s Nest, maar zonder de aanwezigheid van een grote indiaan. Aan een tafeltje zaten twee mannen te schaken. Een vrouwelijke patiënt liep, met pluche konijn in haar armen, ijsberend door de ruimte. Er was ook een T V aanwezig. Er werd een kookprogramma uitgezonden. Herman zette me naast een man die op een klapstoeltje naar de T V zat te kijken. ‘Goed, Benjamin. Ik laat je nu alleen. Laat maar aan de broeders weten als je iets anders wilt
doen of terug naar je kamer wilt.’ ‘Oké,’ kwam er met moeite uit mijn mond. ‘Oh, voordat ik het vergeet. Dit is Robert.’ Hij stelde me voor aan de man die naar de T V zat te staren. Zijn haren leken al een tijd niet meer gewassen en hij had een dikke stoppelbaard. Robert knikte alleen maar, hij hield zijn ogen op de T V gericht. ‘Robert is al enkele jaren bij ons, maar hij is niet zo’n prater. Eigenlijk heeft hij nooit meer een woord gesproken sinds de dood van zijn dochtertje. Ik weet zeker dat jullie goede vrienden zullen worden.’ Herman gaf een sein aan één van de broeders en liep weg. In het kookprogramma was een vrouw van middelbare leeftijd bezig met het vullen van een kalkoen. Het kon me niet echt interesseren. Er kwam wat meer gevoel in mijn lichaam en ik keek de zaal rond. Iedereen was druk bezig met onzinnige dingen en ik wist dat ik hier niet thuis hoorde. Pas enkele momenten later keek ik in de richting van Robert en zag dat hij zijn blik niet meer op de T V richtte, maar op mij. Hij staarde me intens aan. In zijn ogen zag ik een doodsangst en er liepen zweetdruppeltjes over zijn hoofd. ‘Is er iets aan de hand?’ Aarzelend deed hij zijn mond open, maar er kwam geen geluid uit. ‘Moet je naar het toilet? Heb je honger? Moet ik iemand roepen?’ Ik hoorde hoe hij zijn keel schraapte en hij kwam dichterbij. Ik voelde zijn warme adem in mijn gezicht hijgen. Hij fluisterde iets in mijn oor, maar ik kon het niet verstaan. Ook ik kwam dichterbij. ‘Sorry, wat zei je?’ ‘De Schaduwman heeft Elize.’ Nu was ik degene die hem geschrokken aankeek. ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Ze bekijken ons vanaf het raam. Het raam dat zich bevindt aan de andere kant. Ze is nu van hem. We krijgen haar nooit meer terug.’ Hij zweeg even en zei dan: ‘Dank je, Benjamin.’ ‘Waarvoor?’ ‘Dat je mijn Elize hebt geprobeerd te redden.’
Ik zat verbijsterend naar Robert te luisteren. Hij kon bevestigen dat ik niet gek was. Ik schreeuwde om dokter Blok. Die kwam meteen terugrennen. ‘Benjamin, rustig, je maakt iedereen van streek.’ ‘Robert vertel hem wat je me zojuist hebt gezegd, vertel hem van Elize en het raam dat je ziet.’ Robert hing er weer als een zombie bij. Er kwam wat gevoel terug in mijn armen, ik greep hem bij zijn kraag en schudde hem wild heen en weer. ‘Verdomme, zeg dan iets, vuile klootzak!’ Dr. Blok pakte me vast en zette een spuit in mijn nek. Langzaam zakte ik als een pudding in elkaar. ‘Hij is gevaarlijker dan we dachten. Breng hem ter observatie naar de isoleercel.’ Op dit moment zit ik nog steeds in de isoleercel. Ik heb een schriftje en een potlood gekregen, zodat ik mijn verhaal kan doen. Ze zeggen dat het al een stuk beter met me gaat. Gelukkig. Ik zie nu Elize weer regelmatig. Ze komt dan naast me zitten en vertelt me over de wondere wereld die Victor geschapen heeft. Verder zie ik ook pratende konijntjes en rondvliegende elfjes. Ik ben er nu echt stukken beter aan toe…
Nawoord Hierbij wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun steun tijdens het schrijfproces, in het bijzonder grote dank aan Beppie voor haar begeleiding tijdens het correctieproces. En natuurlijk Edith, Jennifer en Vera voor het zorgdragen van de prachtige cover. Een jaar ben ik in mijn vrije tijd bezig geweest met het realiseren van dit verhaal. Een jaar is best lang en hoewel het veel energie van me heeft gevergd, ben ik zeer tevreden over het resultaat.
De liefde voor het schrijven is bij mij al vroeg begonnen. T ijdens mijn tijd op de basisschool verkondigde ik al dat ik ooit een boek zou gaan schrijven. Dit is dus nu gelukt. Al is het inmiddels twintig jaar later, de ervaring van de afgelopen jaren heeft me geholpen een spannend verhaal te schrijven. Caroline’s Dagboek was één van de vele ideeën die ik al eerder op papier had uitgewerkt. Het is lastig als je genoeg ideeën voor tien boeken hebt, ergens moet je een lijn trekken. Het is ook meteen een advies voor mensen die graag willen schrijven, maar niet weten waar ze moeten beginnen. Zorg dat je eerst alle ideeën en gedachtekronkels op papier zet. Zodra deze uit je systeem zijn, kun je gaan ordenen. Begin met het verhaal waar je het beste gevoel bij hebt en laat dat gevoel je gids zijn tijdens het schrijfproces. Het is voor mij niet altijd makkelijk geweest, maar door te blijven schrijven, leer je jezelf en je kracht kennen. Ik hoop dat je genoten hebt van dit boek. Want uiteindelijk ben jij het als lezer die er plezier aan moet beleven. Daarvoor wil ik iedere lezer van dit boek dan ook graag bedanken. Tot de volgende leeservaring, Richard.