CARMEN WEERTS
Leentje Super teentje
1
Avontuur in de dierentuin ‘Oma, kom nou! De rij is nu maar kort.’ Hijgend sta ik in de rij voor de kassa van de dierentuin. Vandaag is de eerste dag van mijn vakantie in Spanje. Gisteravond laat ben ik met mijn vader en moeder aangekomen in Spanje. We logeren bij opa en oma. Als ik hier op vakantie ben, ga ik meestal elke dag met mijn oma op pad. Vanochtend mocht ik het eerste uitje bepalen en ik heb voor de dierentuin gekozen. Minimaal één keer per jaar gaan we naar deze dierentuin. Ik kijk achter me, maar nog steeds zie ik oma nergens. De vrouw voor mij vertelt van alles aan haar kinderen. Ik probeer te begrijpen wat ze zegt, maar het gaat te snel. Ze spreekt Spaans dus is het me een raadsel waar ze het over heeft. De vrouw heeft drie kinderen en zij lijken niet in de rij te willen wachten. Ze rennen wild rond en maken ruzie met elkaar. Ik geloof dat hun moeder hier niet erg blij mee is. Terwijl ze moppert op haar kinderen, glimlacht ze naar mij. Ze zou vast willen dat háár kinderen zo netjes in de rij bleven staan. Ik glimlach vriendelijk terug. Ik zou wel willen dat oma bij mij in de rij kwam staan. Vanochtend kwam oma Spanje mij wakker maken. ‘Schiet op Lena, snel ontbijten en dan gaan we op pad. Een dagje dierentuin leek je toch wel wat?’, zei ze opgewekt. Ze trok de gordijnen met een ruk open en ik kneep snel mijn ogen dicht. Te veel licht. Oma had geen ontbijt voor me klaargemaakt. Dat moest ik zelf doen. Dat ontbijt moest vandaag snel, want ik kreeg net genoeg tijd om een glas melk te 2
drinken en een boterham te smeren. Opeten lukte niet meer, want oma stond opgewonden bij de deur. Die boterham moest ik onderweg maar opeten. Weer kijk ik ongeduldig rond. De rij is inmiddels veel langer geworden. Er staan veel vaders en moeders met ongeduldige kinderen te wachten om een kaartje te kopen en naar binnen te gaan. Voor me wordt de rij steeds korter dus ben ik bijna aan de beurt. Maar er is een probleem. Oma heeft namelijk het geld en ik zie haar nog steeds niet. Zonder haar kan ik dus geen kaartjes kopen. Nu is de Spaanse mevrouw voor me aan de beurt en zij koopt vier kaartjes. Een voor haarzelf en drie voor haar kinderen. Ze schuift door en nu sta ik voor het loket. Ik kijk nog een laatste keer om, maar oma is nergens te bespeuren. Alles is voor niets geweest. De kassajuffrouw kijkt me ongeduldig aan. Ze vraagt iets aan mij, maar ook dat versta ik niet. Dus schud ik maar mijn hoofd en loop weg van de kassa. Zonder kaartjes. Dan draai ik me om en loop terug in de richting waar we vandaan kwamen. Zou oma zich bedacht hebben? Wil ze nu opeens naar het zwembad? Ze weet toch dat ik daar helemaal niet van houd! Al snel heb ik haar weer gevonden. Daar, aan het eind van de straat, staat ze druk naar me te gebaren. ‘Kom nou, waar bleef je nou? We moeten opschieten, kom gauw!’, zegt oma. Ik begrijp niet zo goed wat ze bedoelt. Ik stond toch al in de rij? Snel loop ik door en als ik dan bij haar ben, neemt ze mij bij de hand. ‘Leentje, je weet heel goed, dat oma Spanje dat allemaal anders doet. Wij gaan niet in de rij staan, maar ik zorg voor een avontuurtje erbij. Ik 3
heb een gat gevonden in de heg. Daar kruipen we doorheen en dan gaan we op weg.’ Mijn oma doet inderdaad alles anders. De meeste oma’s zijn oud en langzaam. Die van mij is ook oud, maar echt niet langzaam. Ze is nog hartstikke fit. Andere oma’s houden meestal ook niet meer van avontuur, maar oma Spanje des te meer. Ze lijkt wel een beetje op een oma, want haar haar is hartstikke grijs. Haar grijze krulletjes bindt ze meestal samen in een knotje boven op haar hoofd. Ook draagt ze een bril, soms op haar neus en soms op haar hoofd. Deftige kleren draagt ze niet, maar meestal een tuinbroek of iets dat makkelijk zit. Ze is dus een vrolijke verschijning. Oma heeft nóg iets bijzonders, want ze spreekt altijd in rijmpjes. Dat vind ik wel leuk, maar ik heb geen idee waarom ze dat doet. Het lijkt zo moeilijk, maar zij schudt al die rijmpjes zo uit haar mouw. Zo lang als ik leef, doet ze dat al. Ik ben gek op de avonturen met oma, maar door de heg van de dierentuin kruipen is verboden. Dat weet ik natuurlijk heel goed en ik ben dan ook wel een beetje huiverig. Maar oma is de baas en daarom doe ik wat zij zegt. Dus lopen we de hoek om en oma wijst het gat. Ze kruipt er als eerste doorheen. Op haar knieën kruipt ze zo snel als het gaat en het gaat behoorlijk snel. Het is een gek gezicht. Ik volg haar voorbeeld zo snel mogelijk, zodat niemand ons ziet. En hup, geloof het of niet, we staan zomaar midden in de dierentuin. ‘Welke dieren wil je het eerst zien? De leeuwen, de giraffen of nee de tijgers; dat zijn er wel tien!’ Ik kies voor de apen, die vind ik fantastisch. Ze maken me 4
altijd aan het lachen met hun gekke grollen, maar ze lijken toch ook zo op mensen. Eigenlijk zijn het gewoon heel gekke, ontzettend behaarde mensen die op vier handen lopen. Oma weet de weg. Ze weet altijd overal de weg, daarom loopt ze voorop. In de dierentuin zijn paden gemaakt die je moet volgen om bij de verschillende kooien en hokken te komen. Maar oma let niet op de paden en loopt dwars door de struikjes en plantjes. Sommige mensen kijken haar verbaasd aan, maar ze zeggen niks. Er is absoluut een voordeel, want dit is natuurlijk veel sneller en zo kunnen we meer van de dierentuin zien. Dan blijft oma stilstaan. Ze wijst naar een bord. We zijn bij de apenkooi beland. Zoals altijd zitten de apen achter glas. Ik kijk om me heen en zie een heleboel mensen voor de ramen staan. De kleine kinderen wijzen naar de apen en de volwassenen lachen om de reacties van hun eigen kinderen. Oma weet wel hoe ze de aandacht van de apen moet trekken, want ze begint druk te dansen en te springen voor de ramen. Al snel verschijnen er wel tien apen precies voor ons. Ze kijken naar mijn oma en dansen met haar mee. ‘Kom op Lena, dansen met de apen. En sta me nou niet zo gek aan te gapen. Een beetje plezier mag best, saai zijn laten we over aan de rest.’ Ze wijst naar de andere mensen en die kijken haar een beetje boos aan. Gelukkig kunnen ze haar niet verstaan; wij spreken tenslotte Nederlands en we zijn in Spanje. De kans is dus groot dat ze ons niet verstaan. Ik weet niet goed of ik nou mee moet doen of niet. De apen lijken het prachtig te vinden, de 5
mensen om me heen niet zo. Plotseling komt de grootste aap recht op ons af. Hij maakt een geïrriteerde indruk, want hij slaat hard tegen het glas. Als ik weer om me heen kijk, zijn er nog meer mensen bij komen staan. Dan hoor ik gemopper en zie een man in het uniform van de dierentuin zich door de mensenmassa heen wurmen. Hij draagt een groen uniform en een zwarte bril met dikke glazen. Door die dikke glazen kijkt hij boos en streng naar oma. Al snel begrijp ik dat hij oma vraagt te stoppen met die gekke dans, omdat ze de apen onrustig maakt. Om zijn woorden kracht bij te zetten, stampt hij hard met zijn rechtervoet op de grond. Ik schrik er een beetje van, maar moet er dan stilletjes om giechelen. Het is een gek gezicht. ‘Kun je dat nou begrijpen? Als ik dans, mag ik niet bij de apen blijven. Als zij vrolijk zijn, vindt deze beste man dat niet zo fijn.’ Nu kijkt de man nog bozer. Zijn gezicht wordt steeds roder en zijn hoofd lijkt te gaan ontploffen. Hij vraagt onze entreekaartjes. Nu, dat is een probleem, want die hebben we namelijk niet. Oma verzint het ene smoesje na het andere, maar het maakt niets meer uit. Voor we het weten, pakt de man ons allebei bij een arm en loopt met ons naar de uitgang. Onderweg foetert hij op ons en kijkt om de beurt naar oma en naar mij. Ik voel me opgelaten, want nu trekken we natuurlijk weer de aandacht van andere bezoekers. De meeste mensen gaan aan het eind van de dag zelf naar de uitgang. Maar wij worden naar buiten gestuurd. Daar staan we dan, op de stoep voor de dierentuin. We lijken wel een stel misdadigers, de handboeien ontbreken nog net. 6
‘Zie je nou wel, oma! Als we gewoon een kaartje hadden gekocht, was er niets aan de hand geweest.’ Oma kijkt me aan en begint te lachen. ‘Ja, maar dan hadden we misschien niet met de apen gedanst en niet met die bewaker gesjanst. Dan hadden we dit avontuur niet beleefd en was het toch weer een saaie boel geweest.’ Daar kan ik haar geen ongelijk in geven. Dat sjansen met de bewaker heeft ze misschien toch niet zo goed begrepen. Die man leek echt niet zo blij met haar. Ik besluit het er maar bij te laten. Ze zal me wel een wijsneus vinden. We besluiten nog even lekker naar het strand te gaan. Dat is het fijne van de vakanties in Spanje; er zijn alleen maar leuke dingen te doen. Bovendien schijnt de zon meestal en is het lekker warm. Bij het strand aangekomen, trek ik snel mijn kleren en schoenen uit. Vanochtend had ik al mijn lievelingsbikini aangetrokken. Hij is groen met rode aardbeien. Het ziet er vrolijk uit en ik ben gek op vrolijke kleren en kleuren. Snel schiet ik in mijn waterschoenen. Die draag ik altijd, maar oma kijkt me weer zo gek aan. ‘Waarom draag je waterschoenen op het strand en in de zee? Een beetje zand tussen je tenen valt toch wel mee?’, vraagt ze. ‘Dan bezeer ik me niet aan stenen die onder het zand verstopt liggen’, geef ik als antwoord. Dat is eigenlijk niet echt de reden, maar zolang oma het gelooft, vind ik het prima. Vorig jaar gebeurde het. Het was winter en ik heb altijd ijskoude voeten. Maar toen werden mijn voeten plotseling van de één op de andere dag gloeiend heet. Toen ik mijn voeten eens goed bestudeerde, viel me iets heel merkwaardigs op. Daar, aan allebei 7
mijn voeten, groeide er naast het kleine teentje nóg een teen! Ik geloofde mijn ogen niet. Ook mijn vader en moeder konden het niet geloven. En écht, elke dag groeiden die tenen een klein beetje groter. Na een week of twee stopte dat groeien gelukkig, maar ze zijn ook niet meer weggegaan. Ze zijn wel gewoon compleet, met een nageltje erop, maar toch heb ik nu aan beide kanten zes tenen. Ook de dokter wist niet wat hij ermee aan moest en medicijnen bleken er ook niet voor te zijn. Een foutje van de natuur, noemde hij het. Daar was ik mooi klaar mee. Sindsdien draag ik altijd dichte schoenen, sportschoenen, waterschoenen en als ik ergens ga logeren, ook sokken in bed. De enigen die van mijn geheim weten, zijn mijn ouders. En bij hen is mijn geheim absoluut veilig. Oma rent het water in. ‘Het water is lekker koel. Echt Lena, een heerlijk gevoel’, roept ze. Ik spring ook op en ren achter haar aan. Wat een feest dit, met deze warmte lekker in het water spelen. De golven vind ik het leukst, ze kunnen je zomaar plotseling om doen vallen. Ze zijn zo sterk en zo zacht tegelijk. Oma is een goede zwemster. Elke week gaat ze met haar vriendinnen baantjes trekken in het plaatselijke zwembad. Daar vertelt ze vaak over als we met elkaar bellen. Ook nu speelt oma in het water als een jong hondje. Na een uur of wat lopen we terug naar onze handdoek om even op te drogen. We moeten zo terug naar huis, want daar wachten pap, mam en opa met het avondeten. ‘Wat vond je van het uitstapje met mij? Mij maakt het in ieder geval heel blij!’ Oma kijkt me stralend aan. 8
‘Ik vond het een topdag, oma. Wat doe je eigenlijk als ik er niet ben?’, vraag ik haar. Dat heb ik haar eigenlijk nog nooit eerder gevraagd. ‘Dan beleef ik kleine avontuurtjes. Of ik speel bingo met de dames uit het dorp tot in de late uurtjes. Soms maak ik een wandeling met opa door het park. Maar zie je hem al door een gat kruipen, die stijve hark?’ Ze begint te schateren want ze ziet het blijkbaar al helemaal voor zich. Opa op zijn knieën die door dat gat de dierentuin probeert in te kruipen. Dat zou zo langzaam zijn gegaan, dat ze niet eens de apen gehaald hadden. Ze zouden meteen zijn betrapt door de bewaking. We wachten bij de rotonde aan de boulevard. Daar hebben we afgesproken dat pap en mam ons komen halen. In de verte zien we ze aankomen. Dan rijdt pap de rotonde op, maar hij rijdt hem eerst drie keer rond voordat hij de auto voor onze neus stil laat staan. Dat doet pap altijd. Hij denkt dat hij sommige dingen drie keer moet doen. Als hij het niet doet, brengt het ongeluk. Oma maakt de deur open en zegt: ‘Zeg, waarom moet jij de rotonde drie keer rondgaan? Je had ons toch zeker de eerste keer ook al zien staan?’ Oma vraagt naar de bekende weg. Daarom draait pap met zijn ogen, maar geeft geen antwoord op haar vraag. ‘Hebben jullie een leuke dag gehad, dames?’, vraagt mam. Ze kijkt naar achteren, tussen de twee stoelen door. Ik knik en lach breeduit. Dat is wel een duidelijk antwoord voor mam. ‘We moeten snel naar opa toe’, zegt pap. ‘Hij heeft heerlijk gekookt.’ Tijdens het ritje naar huis praten pap, mam en oma honderduit. Over wat pap en 9
mam hebben gedaan en over wat wij mee hebben gemaakt. Oma laat het extra avontuur in de dierentuin gemakshalve weg. Zij weet wel dat pap en mam op zijn minst zullen fronsen bij dit spannende maar rare verhaal.
10