Ouderinformatiebrief:
Voorkeurshouding & kinderfysiotherapie
Wat is een voorkeurshouding? Als uw kindje tijdens het spontaan bewegen een groot deel van de tijd naar één zijde kijkt of gedraaid ligt, kan dit betekenen dat uw kindje een voorkeurshouding heeft. In deze informatiebrief willen wij u onder andere uitleg geven over wat een voorkeurshouding is, hoe deze ontstaat, wat u er zelf aan kunt doen en wie u kan ondersteunen bij de behandeling. Definitie voorkeurshouding We spreken van een voorkeurshouding als uw kindje: • Tijdens spontaan bewegen driekwart van de observatietijd naar één zijde kijkt of gedraaid ligt. • Onvoldoende volgt met de ogen en het hoofd naar de andere zijde (vanaf 8 weken). Dit houdt in dat uw kindje niet in staat is om met ogen en hoofd actief over 180 graden te volgen. • Een normale passieve beweeglijkheid van de nek laat zien of enige beperking van de passieve beweeglijkheid van de nek laat zien. Als gevolg van een voorkeurshouding, ontstaat gemakkelijk een scheve afplatting van de schedel aan de zijde waarna het hoofdje het meest gedraaid ligt. Dit noemen we een plagiocephalie. Hoe vaak komt een voorkeurshouding voor? Vanaf eind jaren tachtig worden ouders geadviseerd om hun kindje in rugligging te laten slapen om wiegendood te voorkomen. Sindsdien is het aantal kindjes met een voorkeurshouding gestegen. Ongeveer 12 % van de kinderen jonger dan 7 maanden oud heeft een voorkeurshouding. Het ontstaan een voorkeurshouding Een voorkeurshouding en een eventuele scheve afplatting van de schedel ten gevolge van deze voorkeurshouding ontstaan in de eerste 3 à 4 levensmaanden. Factoren die de kans op een voorkeurshouding verhogen zijn: 1. Hanterings- en positioneringsgewoonten bij slapen, voeden, spelen en verzorgen. • In verband met het voorkomen van wiegendood wordt rugligging als slaaphouding geadviseerd. Echter vanaf de periode dat kindjes in ruglig slapen, neemt het aantal kinderen met een voorkeurshouding toe. Indien er geen wisselligging van het hoofd naar links en rechts plaatsvindt in ruglig, kan de voorkeurshouding toenemen. • De stand van het bedje; vaak kijkt uw kindje naar het licht of naar de kant waar een speeltje hangt of staat. Dit kan de voorkeurshouding in de hand werken. • Uitsluitend flesvoeding en voeding steeds op dezelfde arm gegeven; hierdoor kijkt het kindje naar één kant. • Minder dan 3 x per dag uw kindje onder toezicht op de buik laten spelen. • Bij het verzorgen, dragen en vasthouden van uw kind het kind altijd van één zijde benaderen en op een manier vasthouden die de voorkeurshouding in de hand werkt. 2. De motorische ontwikkeling van uw kind oftewel de ontwikkeling van het vermogen om te bewegen. Indien uw kindje zich vlot ontwikkelt qua bewegen zal de kans kleiner zijn dat de voorkeurshouding in de hand gewerkt wordt. Uw kind kan sneller verschillende posities zoals buiklig, zijlig enzovoorts innemen en doorbreekt de voorkeurshouding sneller. Uiteraard zal een kindje dat zich langzamer ontwikkelt ten aanzien van het bewegen, minder snel de voorkeurshouding kunnen doorbreken.
Auteursrechten voorbehouden aan Leentje Lotje
1
3. Verder zien we een voorkeurshouding meer voorkomen bij jongens, eerstgeborenen, kindjes die prematuur geboren zijn (zwangerschapsduur korter dan 37 weken) en kindjes waarbij sprake is van een stuitligging. Soms kan naast de voorkeurshouding een andere aandoening voorkomen. Ook kan de voorkeurshouding het gevolg zijn van een onderliggende aandoening. Voorbeelden hiervan zijn: • Visus- of gehoorproblemen. • Gebroken sleutelbeentje; dit ontstaat tijdens de bevalling. • Heupafwijking. • Letsel van een zenuwbundel in de arm dat optreedt tijdens de bevalling. • Vergroeiing van de schedel; dit noemen we een craniosynostose. • Cephaal haematoom; bloeding onder het beenvlies van het hersenbot opgelopen tijdens de bevalling waardoor het hoofd niet symmetrisch is. • Torticollis; een scheefstand van de nek. • Scoliose; zijdelingse verkromming van de wervelkolom. • Standsafwijkingen van de voetjes. • Neurologische aandoeningen; aandoeningen van het centrale zenuwstelsel. • Ontwikkelingsstoornis. Wie stelt de diagnose? Indien u uw kindje verdenkt van een voorkeurshouding kunt u zich wenden tot de consultatiebureauarts, de huisarts, de kinderarts of de kinderfysiotherapeut. Het onderzoek bestaat uit een vraaggesprek of anamnese en een lichamelijk onderzoek. Tijdens het onderzoek wordt gelet op eventuele bijkomende of onderliggende oorzaken voor de voorkeurshouding. Soms is het noodzakelijk dat uw kindje voor aanvullend onderzoek gezien wordt door de kinderarts, de kinderneuroloog, de kinderorthopeed of de KNO-arts. De diagnose wordt gesteld en afhankelijk van de gevonden oorzaak wordt de behandeling samen met u bepaald en ingezet. In de meeste gevallen wordt er geen onderliggende oorzaak voor de voorkeurshouding gevonden. We spreken dan van een idiopatische voorkeurshouding. Er bestaan meerdere vormen van voorkeurshoudingen zonder onderliggende oorzaak. De posturale torticollis is echter de meest voorkomende vorm. Daarom wordt verder ingegaan op deze vorm van voorkeurshouding. De posturale torticollis Zoals vooraf vermeld is geen duidelijke oorzaak te noemen van de posturale torticollis. De meest logische verklaring hiervoor is het bestaan van een soort van dysbalans in de nekspier waarbij het slapen in rugligging en het geboortetrauma als onderliggende factoren genoemd worden. Vanaf begin jaren negentig is er een forse toename van het aantal kinderen met posturale torticollis als gevolg van het dringend advies zuigelingen op de rug te laten slapen. Dit om het risico op wiegendood te verminderen. Het aantal zuigelingen gestorven ten gevolge van wiegendood is sinds de invoering van de regel om kinderen op de rug te laten slapen drastisch verminderd, het aantal baby’s met een voorkeurshouding is echter toegenomen. In tweederde van de gevallen betreft het een voorkeur van het hoofd naar rechts. De verhouding tussen jongens en meisjes is 3:2. Bij de posturale torticollis ligt het hoofd naar een kant gedraaid en is het hoofd iets achterovergebogen. Ook kan het hoofd iets zijwaarts, oor richting schouder, liggen maar dit is meestal minder duidelijk te zien en is vaak niet constant aanwezig. U ziet de voorkeurshouding niet alleen als uw kindje slaapt maar ook als het wakker is.
Auteursrechten voorbehouden aan Leentje Lotje
2
Mogelijke gevolgen van de posturale voorkeurshouding Als de voorkeurshouding niet of moeilijk doorbroken kan worden, bestaat de kans op het ontstaan van een afgeplat hoofdje en/of asymmetrie van de oren en het gelaat. Een afgeplat hoofdje De schedel is bij de zuigeling in de eerste levensmaanden relatief zacht. Een voorkeurshouding kan ertoe leiden dat het hoofdje aan een kant afplat waardoor de schedel scheef wordt. De afplatting doet zich dan schuin-achter voor. Dit wordt een plagiocephalie genoemd (zie figuur 1 en 2). Indien er een voorkeurshouding bestaat waarbij uw kindje vooral op het achterhoofd ligt, vindt de afplatting middenachter plaats. We spreken dan van een brachycephalie (zie figuur 3). De afplatting heeft verder geen invloed op de gezondheid of de hersengroei van de baby. Het is puur een cosmetisch probleem.
Figuur 1. Afvlakking van het hoofdje linksachter; plagiocephalie
Figuur 2. Aflvlakking van het hoofdje rechtsachter; plagiocephalie
Asymmetrie van de oren en het gelaat Als de voorkeurshouding lang aanhoudt, kan asymmetrie van de oren en in het gelaat ontstaan. Bij een afplatting van de schedel schuin-achter kan het oor aan de zijde van de afplatting iets naar voren staan en iets afstaan. Het voorhoofd en de wang aan die zijde kunnen eveneens naar voren staan. Ook kan de achterkant van de schedel iets omhoog gestuwd zijn, waardoor de schedel hoger van vorm wordt.
Figuur 3. Afplatting van het hoofdje middenachter; Brachycephalie
Auteursrechten voorbehouden aan Leentje Lotje
3
Waaruit bestaat de behandeling van de posturale torticollis? 0-2 maanden: preventie door consultatiebureauarts Indien sprake is van een voorkeurshouding of een dreigende voorkeurshouding wordt in eerste instantie voorlichting en advies gegeven door de consultatiebureauarts. Hierbij worden onder andere hanterings- en houdingsadviezen gegeven. Soms wordt ook een folder meegegeven. Adviezen ter voorkoming van een voorkeurshouding en afplatting van het hoofdje of toename ervan: • Voeden Indien u flesvoeding geeft neem dan uw kindje afwisselend op de rechter- en linkerarm. Ook kunt u de fles geven terwijl uw kindje op uw bovenbenen ligt met het gezicht naar u toe. Bij het geven van borstvoeding wisselt u uiteraard vanzelf van houding. • Slapen Leg uw kindje altijd op de rug te slapen en zorg dat het hoofdje afwisselend naar links en rechts gedraaid ligt. Sommige baby’s richten zich bij voorkeur naar het licht waardoor ze het hoofdje naar het raam draaien. Om te voorkomen dat uw kindje steeds naar dezelfde kant kijkt is het soms nodig om uw kindje andersom in bed te leggen of het bedje te verzetten. Tijdens de slaap kunt u het hoofdje van uw kindje draaien als het hoofd steeds naar een bepaalde kant gedraaid ligt. • Verzorgen Plaats uw kindje recht voor u op de commode. Als hier onvoldoende plaats voor is leg dan uw kindje afwisselend met het hoofdje links en rechts op de commode. Na elke verschoning uw kindje enkele minuten op de buik leggen. Uiteraard altijd onder toezicht. Buiklig stimuleert oprichten van het hoofdje en draaien naar de niet voorkeurszijde. • Dragen Wissel de manier van dragen af. U kunt uw kindje met zijn/haar rug tegen uw borst aan dragen, op de linker- of rechterarm en met zijn/haar buik op uw linker- of rechter onderarm. Maakt u gebruik van een buikdrager steun dan het hoofdje als u voorover buigt en wissel de houding van het hoofdje af. • Spelen Laat uw kindje al in de eerste weken 3 x per dag minstens 5 minuten, onder toezicht, op de buik liggen. Bouw dit op zodat uw kindje op de leeftijd van 3 maanden 3 maal of vaker per dag minimaal 30 minuten op de buik kan spelen. Vanaf ongeveer 2 maanden kan uw kindje de armpjes naar voren richten. Zo kan het hoofdje beter opgetild worden en gaat uw kindje het hoofd naar beide kanten draaien. Een opgerolde handdoek onder de borst van uw kindje maakt het makkelijker om het hoofdje op te richten. Ook kunt u met uw hand licht op de billen drukken om uw kindje te helpen. Laat uw kindje buiklig altijd oefenen op een stugge onderlaag. Foamtegels of een rubberen gymmatje zijn hier geschikt voor. • Box Zorg dat uw kindje geen strakke kleding aan heeft zodat het makkelijk kan bewegen. Plaats of hang het speelgoed zo dat uw kindje afwisselend naar rechts en links kan kijken. Voorkom dat uw kindje zich overstrekt en achterover moet kijken. Als een voorkeurskant aanwezig is plaats dan het speelgoed aan de niet voorkeurszijde zodat uw kindje uitgelokt wordt naar die kant te kijken. Wissel rug-, buik- en zijligging af. • Wipstoeltje Als u uw kindje even in een babystoeltje wil zetten, bijvoorbeeld om te eten, gebruik dan liever een wipstoeltje met een zachte onderlaag dan een vast stoeltje zoals bijvoorbeeld de Maxi-Cosi. Een wipstoeltje met een zachte onderlaag geeft uw kindje meer bewegingsvrijheid.
Auteursrechten voorbehouden aan Leentje Lotje
4
Indien dit binnen enkele weken niet leidt tot vermindering van de voorkeurshouding wordt kinderfysiotherapeutische behandeling ingezet. Als er twijfel bestaat over achterliggende problematiek wordt u verwezen naar de medisch specialist. Dit is meestal de kinderarts. 2-6 maanden: kinderfysiotherapie Kinderfysiotherapeutische behandeling start bij voorkeur als uw kindje 2-2 ½ maand oud is. Ongeveer 10% van de kinderen met een voorkeurshouding wordt verwezen naar de kinderfysiotherapeut. De kinderfysiotherapeut voert een uitgebreid onderzoek uit waarbij goed gelet wordt op eventuele bijkomende of onderliggende oorzaken voor de voorkeurshouding. Ook wordt onderzocht waarom de gegeven adviezen van de consultatiebureauarts niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd. De behandeling door de kinderfysiotherapeut bestaat uit het geven van uitleg over de voorkeurshouding en eventuele afplatting van de schedel. Daarnaast krijgt u opnieuw advies over houdings- en hanterings-adviezen bij het voeden, verzorgen, slapen, dragen, tillen, vervoeren, spelen van uw kindje, specifiek afgestemd op uw kindje. Verder krijgt u instructie van oefeningen ter vermindering van de voorkeurshouding en indien nodig ter bevordering van de motorische ontwikkeling. Als naast de voorkeurshouding ook sprake is van een scheef hoofd kan de kinderfysiotherapeut een meting uitvoeren om de scheefheid van het hoofdje in maat en getal uit te drukken. Deze meetmethode heet ‘Plagiocephalometrie’, afgekort de PCM- methode. Deze meetmethode is niet belastend voor uw kindje. Met behulp van een bandje thermoplast wordt een nauwkeurige afdruk van de omtrek van het babyhoofdje gemaakt. Met deze methode wordt vastgesteld of uitgebreider onderzoek nodig is en of uw kindje in aanmerking komt voor helmtherapie. Ook kan met deze methode de mate van scheefheid in de tijd gecontroleerd worden. Zo zie je ook of de toegepaste behandeling resultaat heeft opgeleverd. Indien u gebruik wil maken van een zijligkussen of andere hulpmiddelen mag dit alleen op advies van de consultatiebureauarts of de kinderfysiotherapeut en onder strikte voorwaarden (altijd onder toezicht en op de juiste manier gebruiken). Dit om wiegendood te voorkomen. 6-12 maanden: helmtherapie Als uw kindje ongeveer 5 maanden oud is en u als ouders vindt het scheve hoofdje storend, waarbij de meting middels de PCM methode voorspelt dat het hoofdje niet helemaal rond zal worden, kun je als ouders beslissen om helmtherapie toe te laten passen. Hierbij gaat het alleen om het cosmetische aspect; medisch gezien is helmtherapie niet noodzakelijk. De effectiviteit van de helmtherapie is wetenschappelijk nog niet bewezen. De behandeling start rond de leeftijd van 6 maanden. Bij de helmtherapie draagt uw kindje 23 uur per etmaal een redressiehelm (figuur 4). Helmtherapie vindt in verschillende ziekenhuizen plaats en wordt meestal uitgevoerd door een craniofaciaal-team. Hiervoor heeft u een verwijzing nodig van de kinderfysiotherapeut, de consultatiebureauarts, de huisarts of de kinderarts.
Figuur 4. Voorbeeld redressiehelm
Auteursrechten voorbehouden aan Leentje Lotje
5
Prognose voorkeurshouding De meeste kinderen met een voorkeurshouding en afgeplatte schedel, waarbij geen sprake is van een onderliggende aandoening, laten een volledig herstel zien. Het goed opvolgen van adviezen door de ouders en het consequent thuis oefenen zijn hier uiteraard zeer bepalend. Soms blijft als gevolg van de voorkeurshouding op de leeftijd van 2-3 jaar een geringe afplatting of asymmetrie zichtbaar. Dit is bij ongeveer 2 tot 3% van de kinderen het geval. Deze nog bestaande afplatting wordt door de meeste ouders niet als een probleem ervaren. Wordt kinderfysiotherapie vergoed? Een voorkeurshouding staat niet vermeld op de lijst van chronische aandoeningen voor de fysiotherapie. Deze lijst is door de overheid opgesteld. Dit houdt in dat fysiotherapeutische behandeling niet langdurig maar kortdurend vergoed wordt uit de basisverzekering voor kinderen tot 18 jaar. Praktisch komt het erop neer dat uw kind in de meeste gevallen 2 x 9 = 18 behandelingen vergoed krijgt per kalenderjaar. Hoeveel behandelingen uw kind exact vergoed krijgt, moet u zelf navragen bij uw zorgverzekeraar.
Auteursrechten voorbehouden aan Leentje Lotje
6