Onderzoek
O ND ERZO EK
Capaciteit van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg Beperkt inzicht in omvang en samenstelling Marielle Jambroes, Marie-Louise Essink-Bot, Thomas Plochg en Karien Stronks
Doel Inzicht verwerven in de omvang en samenstelling van beroepsgroepen in de Nederlandse publieke gezondheidszorg
Opzet Methode
Resultaten
Conclusie
om gericht te kunnen sturen op de ontwikkeling van deze beroepsgroepen en daarmee op de kwaliteit en doelmatigheid van publieke gezondheidszorg. Documentanalyse. Analyse van de schattingen in 7 rapporten die tussen 2003 en 2010 verschenen, op de beschrijving van het werkveld, beroepen en functies, definities en totale aantallen. Door gegevens van 7 rapporten te combineren, schatten wij de totale omvang van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg op 12.000 fte. Dit is een onnauwkeurige schatting omdat de afbakening van het werkveld, de geselecteerde beroepen en functies en de methode van dataverzameling in de inventarisaties niet overeenkwamen. De afbakening van het werkveld liep per inventarisatie uiteen van ‘alle GGD’en’ tot een brede selectie van instellingen en organisaties. Het aantal functies dat geïncludeerd werd, varieerde van 1 tot meer dan 15. Alleen voor sociaal-geneeskundigen kon gebruik worden gemaakt van een voor hen verplicht beroepsregister. Ondanks 7 rapporten in 7 jaar hebben we beperkt inzicht in de omvang en samenstelling van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg. Of de huidige capaciteit nu en in de toekomst voldoende is in relatie tot de gewenste kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg, is daardoor niet te beoordelen.
Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Sociale Geneeskunde, Amsterdam. Drs. M. Jambroes, arts, master of public health; dr. M.-L. Essink-Bot, arts Maatschappij en Gezondheid, epidemioloog; dr. Th. Plochg, socioloog; prof.dr. K. Stronks, epidemioloog. Contactpersoon: drs. M. Jambroes (m.jambroes@ amc.nl ).
De gezondheid van de Nederlandse bevolking wordt voor een belangrijk deel bepaald door preventieve zorg zoals die in de publieke gezondheidszorg wordt geleverd. Voorbeelden daarvan zijn infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg, gemeentelijk gezondheidsbeleid en programma’s voor vroege opsporing van kanker. Tegen de achtergrond van het belang van deze sector voor de gezondheidszorg is het opmerkelijk dat belangrijke beleidsinformatie over deze sector ontbreekt: we weten namelijk niet hoeveel mensen er in Nederland in de publieke gezondheidszorg werken, en ook niet wat hun competenties zijn. We weten wel dat er in 2011 in het BIG-register 38.677 medisch specialisten geregistreerd stonden, onder wie 2122 bedrijfsartsen, 1050 verzekeringsartsen en 934 artsen Maatschappij & Gezondheid (ter vergelijking: er zijn 11.870 huisartsen geregistreerd). Wie er daarnaast nog meer in deze sector werkzaam zijn, bijvoorbeeld basisartsen, gezondheidsbevorderaars en epidemiologen, is onbekend. Dat is opmerkelijk omdat menskracht 1 van de 5 relevante onderdelen is die bepalend zijn voor de kwaliteit van de publieke gezondheidszorg.1 Inzicht in de omvang en samenstelling van deze groepen beroepsbeoefenaren is noodzakelijk voor gerichte sturing op de ontwikkeNED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4529
1
O ND ERZO EK
ling van deze beroepsgroepen en daarmee op de kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg. Voor artsen bestaat een dergelijke sturing al heel lang. Het Capaciteitsorgaan raamt de te verwachten behoefte aan artsen en adviseert op basis daarvan over het aantal opleidingsplaatsen. Voor andere beroepen in de publieke gezondheidszorg bestaat een dergelijk systematische sturing echter niet. Publieke gezondheidszorg, ook wel ‘public health’ genoemd, is in de Wet Publieke Gezondheid (Wet PG) omschreven als ‘de gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten’.2 De publieke gezondheidszorg onderscheidt zich van de curatieve zorg door het collectieve aanbod, en door de focus op preventie. De behoefte om meer inzicht te krijgen in wie met welke competenties in het veld van de publieke gezondheidszorg werken en wat de toekomstige behoefte aan beroepsbeoefenaren is, werd de afgelopen 10 jaar steeds dringender gevoeld. Dit heeft geleid tot 7 inventarisaties, elk op onderdelen van de publieke gezondheidszorg, zoals een specifieke beroepsgroep (bijvoorbeeld gezondheidsbevorderaars) of een specifieke organisatie (bijvoorbeeld GGD’en). Bieden deze inventarisaties, wanneer ze met elkaar worden gecombineerd, voldoende inzicht in de capaciteit van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg? Dat is de vraag die we in dit artikel beantwoorden.
Methoden Omdat er geen centrale registratie van alle functies in de publieke gezondheidszorg is, zochten we naar inventarisaties die de afgelopen 10 jaar door anderen zijn gemaakt. Wij gebruikten zoekmachines op internet en vroegen bij leden van de Nederlandse Public Health Federatie naar bestaande gegevens. Wij selecteerden inventarisaties die specifiek gaan over publieke gezondheidszorg, ‘public health’ of de expertisegebieden die genoemd staan in de Wet PG, namelijk sociale geneeskunde, epidemiologie, sociale verpleegkunde, gezondheidsbevordering en gedragswetenschappen. Van inventarisaties die periodiek herhaald worden, gebruikten we de meest recente data. Van elk van de beschikbare inventarisaties gingen we na hoe het werkveld van de publieke gezondheidszorg beschreven was, welke definities of beschrijvingen van functies en beroepen gehanteerd waren, en welke aantallen daarvan gemeten waren. Tot slot maakten wij een schatting van de totale omvang van de beroepsgroep in fulltime equivalenten (fte’s). Daarvoor voegden wij de gegevens uit verschil2
lende documenten samen, geordend per functie of beroep, en analyseerden we de nauwkeurigheid en vergelijkbaarheid van de data. Om voor dit onderzoek en eventuele vervolgstudies voldoende aansluiting te hebben bij het veld van de publieke gezondheidszorg, stelde de Nederlandse Public Health Federatie een klankbordgroep samen, waarin vertegenwoordigers uit het brede veld van publieke gezondheidszorg zitting hebben. De klankbordgroep heeft voorafgaand aan dit onderzoek het plan van aanpak beoordeeld en goedgekeurd, droeg bij aan de inventarisatie van beschikbare documenten en voorzag de resultaten van commentaar.
Resultaten De 7 inventarisaties die tussen 2003 en 2010 verschenen, waren afkomstig van verschillende organisaties.3-9 Kenmerken van deze documenten staan beschreven in tabel 1, evenals de methoden waarop de data voor elk document verkregen zijn. De inventarisaties verschilden in de selectie van functies of beroepen, variërend van 1 beroepsgroep tot meer dan 15 functies en beroepen. Bij 4 van de 7 inventarisaties betrof het meerdere beroepen of functies. In totaal werden meer dan 40 verschillende functies en beroepen genoemd. Afbakening van het werkveld
Tabel 2 geeft een overzicht van de beschrijvingen van het werkveld van de publieke gezondheidszorg, zoals die zijn gebruikt in de inventarisaties. Van de 7 documenten refereerden er 4 daarbij aan de omschrijving van publieke gezondheidszorg in de Wet PG. Bij 2 documenten werd het veld niet beschreven en was gekozen voor een specifieke beroepsgroep (sociaalgeneeskundigen) of een specifieke organisatie (GGD’en). Het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) koos voor een selectie van organisaties en daarbinnen voor mensen die zich bezighielden met een omschreven takenpakket dat gericht is op gezondheidsbevordering. Gebruik van definities
Het Capaciteitsorgaan hanteerde inschrijving in het register van de Sociaal-Geneeskundigen Registratie Commissie als sociaal-geneeskundige of als profielarts KNMG als criterium voor inclusie in de inventarisatie. Het NIGZ gebruikte een combinatie van het takenpakket, de omvang van de functie en de organisatie waarin iemand werkte. In 5 van de 7 inventarisaties werden de geïnventariseerde beroepen en functies vooraf niet gedefinieerd.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4529
titel inventarisatie
uitvoerende organisatie
jaartal omschrijving
rapport ‘Kennis-infrastructuur public health’
Raadscommissie voor 2003 Gezondheidsonderzoek
eindrapport ‘Beroepskrach- Nederlandse Public Health 2007 tenplanning public health’ Federatie
‘Trendonderzoek gezondheidsbevorderingen preventie’
2008 Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie
‘Benchmark GGD’
GGD Nederland
2008
‘Kennisinfrastructuur van de openbare gezondheidszorg’
ZonMw
2010
‘Capaciteitsplan 2010, deelrapport sociaal geneeskundigen’
Capaciteitsorgaan
2010
College voor de Beroepen ‘Functies, beroepen en en Opleidingen in de opleidingen in de Gezondheidszorg publieke gezondheidszorg’
2010
beroepen of functies
onderzoekers inventarisatie van de kennis-infrastructuur ten behoeve van ‘public health’ in Nederland ontwikkeling van een model voor beroepskrachtenplanning voor de gehele ‘public health’-sector trendonderzoek naar ontwikkelingen in het werkveld van gezondheidsbevordering en preventie (GB/P) overzicht van medewerkers bij GGD’en ten behoeve van de GGD-benchmark
gezondheidsbevorderaars, sociaal verpleegkundigen, inspecteurs kinderopvang, epidemiologen gezondheidsbevorderaars
databron vragenlijsten naar universitaire en buitenuniversitaire onderzoekscentra en GGD’en vragenlijsten, ingevuld door beroepsverenigingen of taakgroepen enquête per e-mail naar gezondheids bevorderaars werkzaam bij de geselecteerde instellingen enquêtes naar afdelingen Personeel en organisatie van alle GGD’en
verpleegkundigen, administratief personeel/dokters-assistenten/planningsfunctionarissen, artsen, ambulancechauffeurs, beleidsmedewerkers, GB/P’ers, logopedisten, epidemiologen, maatschappelijk werkers, centralisten Centrale Post Ambulance, medisch milieukundigen 1e en 2e lijn, medischtechnisch medewerkers, voorlichters/ documentalisten, voorlichters/communicatiemedewerkers, psychologen, kwaliteitsfunctionarissen, tandheelkundig preventief medewerkers, ergotherapeuten, overige functies data afkomstig uit sociaal verpleegkundigen, artsen, overzicht van de actuele bestaande inventarisamaatschappelijk werkers/psychiatrisch kennis-infrastructuur ties en schattingen van verpleegkundigen en sociaal-verpleegbinnen de openbare professionals kundigen, GB/P’ers / preventiewerkers, gezondheidszorg (OGZ) GB/P’ers / gezondheidswetenschappers, om disseminatie en epidemiologen, medewerkers van implementatie van geneeskundige hulp bij ongevallen en beschikbare OGZ-kennis rampen, van jeugd gezondheidszorg, te bevorderen medische milieukundigen profielartsen KNMG, sociaal-genees registratie sociaalinstroomadvies voor kundigen geneeskundigen en erkende medische profielartsen KNMG vervolgopleidingen in de sociale geneeskunde data afkomstig van monitoringsoverzicht van profielartsen KNMG, sociaal-geneeskunbestaande inventarisadigen, verpleegkundigen, masters of de huidige functies, ties, beroepsvereniginpublic health, epidemiologen, GB/P’ers opleidingen en beroegen en websites pen ten behoeve van visievorming over de toekomst van beroepen en opleidingen in de publieke gezondheidszorg
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4529
3
O ND ERZO EK
TABEL 1 Kenmerken van 7 inventarisaties van de omvang en samenstelling van beroepsgroepen in de Nederlandse publieke gezondheidszorg in de periode 2003-2009. Weergegeven is een overzicht van gebruikte documenten, omschrijvingen van het werkveld, geïnventariseerde beroepen of functies, en van databronnen
O ND ERZO EK
Totale aantallen
Tabel 3 geeft een overzicht van de gecombineerde data uit de inventarisaties waarbij de beroepen en functies per inventarisatie en de gerapporteerde aantallen zijn weergegeven. De inventarisaties resulteerden niet voor alle functies en beroepen in getalsmatige schattingen van aantallen. Opgeteld leverde elke inventarisatie een ander geschat totaal aantal beroepskrachten op, uiteenlopend van 731 door de Raadscommissie voor Gezondheidsonderzoek (RGO) tot 9807 door het College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG). Een combinatie van alle schattingen leverde een totaal aantal beroepskrachten in de publieke gezondheidszorg op van ongeveer 12.000 fte. Dit getal is berekend volgens de volgende stappen: (a) een optelling van onderzoekers (uit de inventarisatie van het RGO), sociaal-geneeskundigen en profielartsen KNMG (uit de inventarisatie van het Capaciteitsorgaan) en gezondheidsbevorderaars (uit de inventarisatie van het NIGZ); (b) in de GGD-benchmark zijn alle medewerkers bij GGD’en in kaart gebracht, onder wie artsen en gezondheidsbevorderaars. Na aftrek van deze 2 categorieën van het totaal aantal GGD-medewerkers werd de schatting van het aantal GGD-medewerkers bij het resultaat van stap 1 opgeteld; (c) het CBOG maakte gebruik van aantallen uit de hierboven genoemde inventarisaties, maar gaf daarnaast ook aantallen ‘masters of public health’. Deze werden bij het resultaat van stap 2
opgeteld. De getallen van de ZonMw-studie zijn buiten de som gebleven omdat deze inventarisatie exclusief gebruik maakte van gegevens uit de andere documenten. De documenten van het Capaciteitsorgaan en het CBOG rapporteerden absolute aantallen in plaats van fte’s. De absolute aantallen zijn voor de totale schatting gebruikt.
Beschouwing Door samenvoeging van de gegevens uit 7 documenten die tussen 2003 en 2010 verschenen, konden wij de totale omvang van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg grofweg schatten op 12.000 fte. Dit is een onnauwkeurige schatting, omdat de afbakening van het werkveld, de geselecteerde beroepen en functies, de omschrijving ervan en de methode van dataverzameling in de inventarisaties niet overeenkwamen. Deze punten lichten we hieronder toe. Afbakening van het werkveld
De variatie tussen de inventarisaties laat zien dat het werkveld van de publieke gezondheidszorg lastig af te bakenen is. Van de 7 inventarisaties namen er 4 de Wet PG als vertrekpunt voor de afbakening. Maar de omschrijving van publieke gezondheidszorg in deze wet laat zich niet concreet vertalen in specifieke beroepen of
TABEL 2 Overzicht van de criteria of van beschrijvingen van het vakgebied Publieke Gezondheidszorg in de verschillende rapporten die verschenen in de periode 2003-2009 om de omvang en samenstelling van beroepsgroepen in de Nederlandse publieke gezondheidszorg vast te stellen organisatie
beschrijving van publieke gezondheidszorg of afbakening van de inventarisatie
RGO
definitie van het werkveld van de publieke gezondheidszorg op basis van de Amerikaanse definitie van Acheson, vertaald naar Nederlandse termen: collectieve maatregelen ter bevordering van volksgezondheid zoals riolering, gezondheidsvoorlichting, preventieve gezondheidszorg, sociale voorzieningen en beleid, mits gericht op verbeteren van volkgezondheid. Ofwel: Public health is gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en ziektepreventie. het veld wordt beschreven met de term ‘public health’ en wordt vertaald naar organisaties, functies en beroepen. Hierbij vormen de Wet Publieke Gezondheidszorg (WPG) en de taken die daarin genoemd staan een belangrijke leidraad. het werkveld wordt niet beschreven. De inventarisatie omvat iedereen die zich binnen de geselecteerde organisaties > 50% van de aanstelling bezighoudt met gezondheidsbevordering of preventie. Dat betekent: ontwikkeling en uitvoering van campagnes, deskundigheidsbevordering of onderzoek op het gebied van gezondheidsbevordering. Medewerkers met secretariële, administratieve of logistieke ondersteuningstaken zijn niet meegeteld. het werkveld wordt niet beschreven. De inventarisatie omvat alle medewerkers van de GGD in Nederland. het werkveld wordt beschreven aan de hand van de term ‘openbare gezondheidszorg’ en bevat taken, taakvelden en functies die gekoppeld zijn aan de WPG. het werkveld wordt niet beschreven. De inventarisatie omvat alle geregistreerde sociaal-geneeskundigen en profielartsen KNMG. het werkveld wordt omschreven aan de hand domeinen. Het rapport beperkt zich tot het formele domein, de WPG: de gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van ziekten.
NPHF NIGZ
GGD NL ZonMw CO CBOG
RGO = Raadscommissie voor Gezondheidsonderzoek; NPHF = Nederlandse Public Health Federatie; NIGZ = Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie; CO = Capaciteitsorgaan; CBOG = College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg
4
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4529
beroepsgroep of taakvelden
uitvoerende organisatie van de inventarisatie RGO; fte
artsen artsen profielarts Jeugdgezondheidszorg profielarts Infectieziektebestrijding profielarts Forensische geneeskunde profielarts Tuberculosebestrijding profielarts Medische milieukunde profielarts Indicatie en advies profielarts Beleid en advies arts Maatschappij en gezondheid* bedrijfsarts* verzekeringsarts* verpleegkundigen sociaal verpleegkundigen onderzoekers onderzoeker Sociale Geneeskunde, universitair onderzoeker, overig universitair onderzoeker, niet universitair onderzoeker GGD taakvelden infectieziektebestrijding jeugdgezondheidszorg technische hygiënezorg forensische geneeskunde medische milieukunde openbare geestelijke gezondheidszorg epidemiologie gezondheidsbevordering advisering gezondheidsbeleid geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen overig medisch milieukundig functionaris (1e en 2e lijn) doktersassistenten gezondheidsbevorderaars epidemiologen master of public health beleidsmedewerkers medisch technisch medewerkers logopedisten ambulancechauffeur voorlichter documentalist / communicatiemedewerker tandheelkundig preventief medewerker totaal
NPHF; fte
NIGZ; fte
GGD NL; fte
ZonMw; fte
CO; n
CBOG; n
431 13 91 2 0 40 35 914 1 968 933
403 13 85 2 1 47 43 965 2 167 1 072
670
1 990
1 500
2 400
152 120 405 54 750 3 500 340-380 100-150 100 750 120 800 100 300
899 86
731
2 975
1 119
1 119
66 960 255 120 220 116 187 32 88 8 6 600
1 433 1 100 76
6 860-6 950
4 427
9 807
RGO = Raadscommissie voor Gezondheidsonderzoek; NPHF = Nederlandse Public Health Federatie; NIGZ = Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie; CO = Capaciteitsorgaan; CBOG = College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg *Aantal werkzame sociaal-geneeskundigen Beroepen en functies die in de rapporten genoemd zijn, maar waarvan geen aantallen genoemd worden: huisarts, klinisch geneticus, psychiater, nurse practioner, psychiatrisch verpleegkundigen, milieugezondheidskundigen, milieukundigen, maatschappelijk werkers, welzijnswerkers, laboranten, preventiewerkers, gezondheidswetenschappers, centralist centrale post ambulance, psycholoog, kwaliteitsfunctionaris, ergotherapeut, logistiek medewerker, gezondheidswerker, diëtist, adviseur.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4529
5
O ND ERZO EK
TABEL 3 Overzicht van de omvang en samenstelling van de beroepsgroep werkzaam in de publieke gezondheidszorg, op basis van de rapporten uit de periode 2003-2009
O ND ERZO EK
functies, noch in organisaties. De klassieke taakvelden van publieke gezondheidszorg, zoals jeugdgezondheidszorg, infectieziektenbestrijding en gezondheidsbevordering, en de daarbij behorende functies en organisaties, vormen een ander mogelijk vertrekpunt voor het in kaart brengen van de beroepsgroepen. Sommige inventarisaties gingen hier vanuit. Ook dit leidde tot onvoldoende inzicht, omdat de laatste jaren duidelijk wordt dat een deel van de taken van de publieke gezondheidszorg binnen de curatieve sector is georganiseerd. Voorbeelden zijn programmatische preventie in de huisartsenpraktijk (preventieconsult) en de verloskunde (gezondheidsvoorlichting aan en screening van zwangere vrouwen). De functies en organisaties uit deze werkvelden zijn niet consequent meegenomen in de inventarisaties die uitgingen van de klassieke taakvelden. Veel van de verschillen tussen de inventarisaties zijn terug te voeren op verschillen in afbakening van het werkveld. Het RGO-rapport was bijvoorbeeld gericht op onderzoekers en heeft wel onderzoekers op het brede terrein van ‘public’ en ‘occupational health’ geïncludeerd, terwijl andere, zoals het NIGZ-rapport, de bedrijfsgezondheidszorg als sector waar gezondheidsbevorderaars werken, zonder toelichting buiten beschouwing lieten. Beleidsfuncties binnen de landelijke overheid, zoals het ministerie of de Inspectie voor de Gezondheidszorg, of zorgverzekeraars werden niet in de inventarisaties meegenomen, tenzij deze medewerkers geregistreerd stonden als sociaal-geneeskundigen, een kwalificatie die voor deze functies vaak geen voorwaarde is. Selectie van beroepen en functies
De inventarisaties verschilden in de selectie van beroepen en functies. In totaal werden meer dan 40 verschillende functies en beroepen genoemd. Slechts voor enkele beroepen waren de definities vooraf vastgelegd. Daarmee is onduidelijk of dezelfde functienamen uit verschillende inventarisaties wel hetzelfde betekenen en of verschillende functienamen niet dezelfde taken uitvoeren. Of de functieomschrijving ‘epidemioloog’ in de inventarisatie van de GGD qua werkzaamheden vergelijkbaar is met de omschrijving ‘epidemioloog’ in het rapport van het CBOG is bijvoorbeeld niet duidelijk. Ook worden functienamen en opleidingstitels naast elkaar gebruikt, zoals ‘beleidsmedewerker’ en ‘master of public health’. Zonder criteria of definities is niet op te maken of deze categorieën onderscheidend zijn of overlap vertonen. Methode van dataverzameling
Het ontbreken van goede registraties van beroepen en functies binnen de publieke gezondheidszorg is een andere complicatie bij het in kaart brengen van de beroepsgroepen. Alleen voor artsen, en daarbinnen 6
sociaal-geneeskundigen en profielartsen KNMG, bestaan verplichte beroepsregisters. Beperkingen
Een beperking van onze aanpak is de selectie van documenten die expliciet betrekking hadden op publieke gezondheidszorg of specifiek gingen over expertisegebieden die genoemd worden in de Wet PG. Het kan zijn dat hiermee beschikbare gegevens over medewerkers in bijvoorbeeld de bedrijfsgezondheidszorg, denk aan bedrijfsverpleegkundigen of arbeids- en organisatiepsychologen, buiten beschouwing zijn gelaten. Als deze gegevens niet opgenomen zijn in de door ons gebruikte documenten en wel beschikbaar zijn, is het gevolg hiervan dat het door ons geschatte aantal van 12.000 fte mogelijk een onderschatting is van het werkelijke aantal mensen dat in de publieke gezondheidszorg werkzaam is. Voorwaarden voor goede schatting
Ons onderzoek laat zien dat de 7 bestaande inventarisaties en de combinatie van deze gegevens onvoldoende inzicht in de capaciteit van alle beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg bieden. Voor het verkrijgen van een betere schatting is het allereerst noodzakelijk om het werkveld duidelijk te omschrijven. Enkele Angelsaksische landen hebben het werkterrein afgebakend door het benoemen van inhoudelijke kerntaken voor publieke gezondheidszorg.10-15 Kerntaken zijn taken die onbetwistbaar behoren tot publieke gezondheidszorg en die essentieel zijn voor het bereiken van de doelstellingen van publieke gezondheidszorg. Kerntaken worden in het Engels ‘essential public health services’ of ‘core functions’ genoemd en zijn afgeleid van de missie en visie op publieke gezondheidszorg. Het benoemen van de kerntaken is in de verschillende landen tot stand gekomen op basis van consensus onder een grote groep van beroepsbeoefenaren. Kerntaken kunnen vertaald worden in kerncompetenties, die voor verschillende doeleinden worden gebruikt, zoals het meten van de kwaliteit van ‘local health services’ en het ontwikkelen van ‘publichealth’-onderwijsprogramma’s. Amerikaanse en Engelse studies naar de ‘public health workforce’ laten zien dat deze indeling óók gebruikt kan worden als uitgangspunt bij het inventariseren van beroepsbeoefenaren.10,16 Aanbeveling
In Nederland zijn nog geen kerntaken van publieke gezondheidszorg benoemd. Wij verwachten dat het benoemen van kerntaken van de publieke gezondheidszorg op basis van consensus onder een brede groep van beroepsbeoefenaren uit het werkveld ook in Nederland een goed uitgangspunt is voor het in kaart brengen van
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4529
▼ Leerpunten ▼
de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg. Hiermee wordt het werkterrein gedefinieerd op basis van vakinhoudelijke aspecten, los van specifieke beroepen of functies, en onafhankelijk van de instelling of organisatie waar ze worden uitgevoerd.
Conclusie Ondanks 7 rapporten in 10 jaar hebben we een beperkt inzicht in de omvang en samenstelling van de beroepsgroepen die werkzaam zijn in de publieke gezondheidszorg. Of de huidige capaciteit, in relatie tot de gewenste kwaliteit en doelmatigheid van de publieke gezondheidszorg, nu en in de toekomst voldoende is, is daardoor niet te beoordelen. Wij adviseren daarom om als eerste stap om dat inzicht wél te verwerven, tot een eenduidige omschrijving van de kerntaken van publieke gezondheidszorg in relatie tot de doelstellingen ervan te komen.
O ND ERZO EK
• Om de kwaliteit en doelmatigheid van publieke gezondheidszorg te kunnen sturen, is inzicht nodig in de omvang en samenstelling van de beroepsgroepen die daarin werkzaam zijn. • In de periode 2003-2009 verschenen 7 rapporten met gegevens over beroepsgroepen werkzaam in de publieke gezondheidszorg. • De totale omvang van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg kan op basis van bestaande data onnauwkeurig geschat worden op 12.000 fte. • Ondanks 7 rapporten is ons inzicht in de omvang en kwaliteit van beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg onvoldoende voor beleidsmatige sturing. • Beter inzicht vereist formulering van de kerntaken van publieke gezondheidszorg.
Aanvaard op 14 maart 2012 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A4529
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: dr. Th. Plochg is parttime medewerker van de Nederlandse Public Health Federatie.
> Meer op www.ntvg.nl/onderzoek ●
Literatuur 1
Handler A, Issel M, Turnock B. A conceptual framework to measure
9
publieke gezondheidszorg: een kwalitatief overzicht van de stand van
2001;91:1235-9.
zaken en een blik op de toekomst. Utrecht: College voor de Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg; 2010.
2
Wet publieke gezondheid, mei 2009.
3
Advies Kennisinfrastructuur Public Health: Kennisverwerving en kennis
10 Corso LC, et al. Using the essential services as a foundation for performance measurement and assessment of local public health systems.
toepassing. Publicatienr 2003/39. Den Haag: Raad voor
J Public Health Manag Pract. 2000;6:1-18 .
gezondheidsonderzoek; 2003. 4
Eindrapport beroepskrachtenplanning public health. Een pleidooi voor systematische en integrale beroepskrachtenplanning in de public health. Fransen G, Molleman G, Hekkink C, Keijsers J. Trendonderzoek Gezondheidsbevordering en Preventie. Woerden: Nationaal Instituut
practice. Annu Rev Public Health. 1997;18:261-82. Washington, DC: U.S. Public Health Services; 1994. 13 Shifting the balance of power within the NHS: securing delivery. London: dh_digitalassets/@dh/@en/documents/digitalasset/dh_4076522.pdf
Benchmark GGD’en 2008. Utrecht: GGDNL; 2008.
7
Vaandrager L, Driessen Mareeuw van den F, Naaldenberg J, Klerks L, Molleman G, Regt de W et al. De kennisinfrastructuur van de Openbare Gezondheidszorg: vorm en functioneren. Den Haag: ZonMw; 2010. Capaciteitsplan 2010: Deelrapport 4: Sociaal Geneeskundigen. Utrecht: Capaciteitsorgaan; 2010.
Turnock BJ, Handler AS. From measuring to improving public health
Department of Health; 2001. www.dh.gov.uk/prod_consum_dh/groups/
voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie; 2008. 6
8
11
12 Public Health Functions Steering Committee. Public health in America.
Utrecht: Nederlandse Public Health Federatie; 2007. 5
Butterman O, Waal van der M. Functies, beroepen en opleidingen in de
performance of the public health system. Am J Public Health.
14 Public health renewal in British Columbia: an overview of core functions in public health. British Columbia: Population health and wellness, Ministry of health services;2005. 15 Public health practice in Australia today. Melbourne: the Australian Health Ministers' Advisory Council; 2000. 16 Tilson H, Gebbie KM. The public health workforce. Annu Rev Public Health. 2004;25:341-56.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4529
7