Liturgie voor de
Gedachtenis der namen
op zondag 1 november 2015 om 9.30 uur
in de Nicolaïkerk te Appingedam
Voorgangers: pw. mw. J. Doekes pw. mw. J. Baron ds. R. Lafeber Organist: Vincent Hensen Koster: Harrie Wessels Beamteam: Jan Palsma Lector: Marja Dijkstra M.m.v.: Cantorij o.l.v. Vincent Hensen
Vóór de dienst is er gelegenheid voor gemeenteleden om kaars aan te steken voor in de kerk Voor de dienst zingen: Lied van de maand lied 845 cantorij : 1 ; allen : 1, 2, 3 1.
2.
3.
Tijd van vloek en tijd van zegen tijd van droogte tijd van regen dag van oogsten tijd van nood tijd van stenen tijd van brood. tijd van liefde nacht van waken uur der waarheid dag der dagen toekomst die gekomen is woord dat vol van stilte is.
Tijd van troosten tijd van tranen tijd van mooi zijn tijd van schamen tijd van jagen nu of nooit tijd van hopen dat nog ooit. Tijd van zwijgen zin vergeten nergens blijven niemand weten tijd van kruipen angst en spijt zee van tijd en eenzaamheid.
Wie aan dit bestaan verloren nieuw begin heeft afgezworen wie het houdt bij wat hij heeft sterven zal hij ongeleefd. Tijd van leven om met velen brood en ademtocht te delen – wie niet geeft om zelfbehoud, leven vindt hij honderdvoud.
Welkom
Zingen: Psalm 91-A : 1, 3 1.
Wie in de schaduw Gods mag wonen hoeft niet te vrezen voor de dood. Zoek je bij Hem een onderkomen – dan wordt zijn vrede jou tot brood. God legt zijn vleugels van genade beschermend om je heen als vriend en Hij bevrijdt je van het kwade, opdat je eens geluk zult zien.
3 Geen duister zal je overvallen, er is een licht dat eeuwig brandt. Duizenden doden kunnen vallen, jij blijft geschreven in Gods hand. God is een schild voor zijn getrouwen die leven van geloof alleen, Hij zal een nieuwe hemel bouwen van liefde om hun tranen heen.
Stil gebed - bemoediging – groet Liturgisch bloemstuk
Cantorij zingt: Lied 894 1.
2.
3.
4.
Wanneer ik zoek naar woorden / en niets dan stilte vind, dan weet ik: Heer, Gij hoorde / één stem – uw eigen kind. Uw adem wekt mijn leven, / uw liefde kleurt mijn bloed; mijn stilte is vergeven, / mijn zwijgen keurt Gij goed. Wanneer ik zoek naar zinnen / en bid om een gebed, niet weet hoe te beginnen, / niet spreek, in stil verzet, dan roep ik mij te binnen / uw stem, o Christus – Gij, Gij zult eens overwinnen / de tegenstem in mij.
Wanneer ik zoek te zeggen / al wat er in mij leeft maar zich niet uit laat leggen / en zich niet open geeft, dan ben ik al gevonden / voordat ik U niet vind; dan bidt met duizend monden/ de Geest, vol vuur en wind.
Wanneer ik zoek naar woorden / is mij uw woord genoeg; dat woord, dat wij eens hoorden, / dat woord, dat mij al droeg, dat zal mij blijven dragen - / mij maakt geen stilte bang; slechts dit wilt Gij mij vragen: / dat ik naar U verlang.
Kyrië-gebed
Zingen: Lied 848 : 1, 2 (cantorij), 3 (allen), 4 (c), 5 (a) 1.
Al wat een mens te kennen zoekt aan waarheid en aan zin: het ligt verhuld in uw geheim dat eind is en begin.
2.
3.
4.
5.
Geen mensenoog heeft dat gezien, geen oor heeft het gehoord; het wordt ternauwernood vermoed en aarzelend verwoord.
De mens die naar uw wijsheid zoekt, van harte, met verstand – doet Gij uw wereld ondergaan als maaksel van uw hand. Als wij uw sporen bijster zijn, Heer, geef ons denken moed; leer ons te luist’ren naar de Geest die doven horen doet.
Eer aan de Vader, Zoon en Geest, aan de drie-ene macht: geheim dat aan de oorsprong staat en in het eind ons wacht.
Gebed om opening van het Woord
De kinderen gaan naar de kindernevendienst Zingen “licht van Pasen” (2x)
Schriftlezing: Marcus 12 : 18 - 27
Zingen: Lied 727 : 1, 2, 3 1.
2.
3.
Voor alle heil’gen in de heerlijkheid die U beleden in hun aardse strijd, zij uw naam lof, o Jezus, te allen tijd! Halleluja, halleluja!
Gij waart hun rots, hun burg en al hun macht; Gij, Heer, hun loods en licht in storm en nacht; Gij hebt uw pelgrims veilig thuis gebracht. Halleluja, halleluja! Maak al uw strijders in dit aards gevecht moedig als hen wier pleit reeds werd beslecht tot aan de tijd die Gij hebt toegezegd. Halleluja, halleluja!
Overdenking
Zingen: Lied 798 : 1, 2 (cantorij), 3 (allen) 4 (c), 5 (allen) 1.
2.
Heer geef mij vleugels dat ik reis tot door de sluier heen, en zie in ’t stralend paradijs uw heil’gen om U heen.
Die leden in hun aardse tijd aan twijfel, zond’ en vrees, die mensen met verdriet en strijd, als wij zijn, zijn geweest.
3.
4.
5.
Ik vraag hen hoe het hiertoe kwam; een zegepraal zo groot. Wij danken, zeggen zij, het lam, wij leven uit zijn dood. Wij zijn zijn voetstap nagegaan, zijn liefde leidd’ ons voort. Wij kwamen in de hemel aan bij God, ons levend woord.
Hem die als gids ons voorging prijst ons lied, Hij leidt ons nog. De wolk van de getuigen wijst dezelfde weg omhoog.
De kinderen komen terug
Inleiding ‘gedachtenis der namen’ De cantorij zingt: Lied 924 1.
Verdoofd en schamper van gemis herkomst en doel verloren dit leven dat geen leven is nog dood nog ongeboren. Doe open Gij die woont in licht dat niet ter dood gedoemd zijn wij die naar U genoemd zijn.
2.
3.
Uw naam ons eertijds aangezegd volhardt in onze oren opdat wij doen het volste recht en zijn uit U geboren – ‘de minste mens een naaste zijn’: dat woord heeft zin gegeven ons angstbeladen leven.
Die gaan de wegen van uw woord geen lot is hen beschoren dan Gij, Gij plant hun adem voort uw land zal hen behoren. Woestijnen gaan in dauw gedrenkt geluk zal wedervaren aan wie verworpen waren.
De eerste acht namen worden gelezen en daarbij wordt de kaars bij de steen aangestoken De cantorij zingt: Lied 199 : 1 (allen: refrein)
‘Koester de namen die wij hier gedenken dat zij geborgen zijn in uw genade dat zij gekend zijn bij U en bij ons. Refrein (allen): Laat de zon van uw aangezicht over ons opgaan; zegen ons allen met het licht van uw ogen!
De tweede reeks van zeven namen wordt gelezen en daarbij de kaars aangestoken
De cantorij zingt: Lied 199 : 1 (allen: refrein)
‘Koester de namen die wij hier gedenken dat zij geborgen zijn in uw genade dat zij gekend zijn bij U en bij ons. Refrein (allen): Laat de zon van uw aangezicht over ons opgaan; zegen ons allen met het licht van uw ogen!
De derde reeks van zes namen wordt gelezen en daarbij de kaars aangestoken +++++
“Voor hem of haar die wij niet bij naam genoemd hebben, maar uit ons eigen midden, familie-vrienden- kennissenkring ons is ontvallen”. +++++
“Voor allen die, op de vlucht voor oorlog en geweld, op die vlucht zijn omgekomen”. De cantorij zingt: Lied 199 : 1 en 2 (allen: refrein) 1.
‘Koester de namen die wij hier gedenken dat zij geborgen zijn in uw genade dat zij gekend zijn bij U en bij ons. Refrein (allen): Laat de zon van uw aangezicht over ons opgaan; zegen ons allen met het licht van uw ogen!
2.
‘Zie met ontferming naar onze aarde houd in uw hoede wie haar bewonen houd ons omsloten, thuis in uw zegen. Refrein (allen): Laat de zon van uw aangezicht over ons opgaan; zegen ons allen met het licht van uw ogen!
Gebeden: afgesloten met het nieuwe ‘onze Vader’
Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan U behoort het koningschap, de macht en de majesteit in eeuwigheid. Amen.
Lezing Amnesty-brief
Inzameling van de gaven: 1e voor de Zending 2e voor de Kerk
Zingen slotlied: Lied 725 : 1, 2, 4 1.
2.
4
Gij boden rond Gods troon, die van zijn aangezicht de weerglans verder draagt op vleugels van het licht, draagt met uw stem ons mensenlied opdat het zingt alleen voor Hem! O heiligen vanouds die ons zijn voorgegaan en alle strijd voorbij nu rond uw koning staan, uw grote koor in ’t zoete licht van zijn gezicht zingt ons nu voort. Ook ik zing voluit mee de glorie van de naam; met hart en ziel ben ik zijn liefde toegedaan! Dat tot het eind mijn leven lang vol van gezang om Hem mag zijn!
Zegen Na de dienst is er gelegenheid elkaar te ontmoeten bij een kop koffie/thee. U kunt zowel de kaars als de steen meenemen naar huis.