34 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
4
Campaigning organisaties in verandering: Van ledenmanagement naar programmamanagement
plaatsbepaling Marijke Steenbergen, directeur CIVIQ
Het artikel van Lucas Meijs begint met een waarschuwing aan managers van vrijwilligersorganisaties in Nederland die op zoek zijn naar nieuwe en meer doeltreffende managementbenaderingen. Alhoewel de techniek van ‘programmamanagement’ inderdaad in sommige gevallen een goed alternatief kan zijn voor het meer traditionele ‘ledenmanagement’, is dit zeker niet voor alle vrijwilligersorganisaties het geval. Meijs wijst op het belang van situationele factoren en het type vrijwilligersorganisatie. Vervolgens komt hij tot zijn onderzoeksvraag: Welke elementen van programmamanagement kunnen campaigning organisaties opnemen in hun ledenmanagement? Meijs maakt duidelijk dat er ook binnen de categorie campaigning organisaties grote verschillen zijn. Er zijn campaigning organisaties die getypeerd kunnen worden als actiegroepen en/of lobbyorganisaties. Zij kunnen zich richten op een breder algemeen belang of een ‘beperkt’ eigenbelang. Campaigning organisaties hebben echter gemeen dat zij te maken hebben met twee primaire processen: interne meningsvorming en doorzetten (realiseren dat het standpunt ook tot verandering bij anderen of de samenleving leidt). Tussen beide primaire processen kan spanning bestaan. Zo vereist eenduidige meningsvorming beperking van het aantal participanten, terwijl voor het uitdragen en doorzetten van de standpunten juist wel veel participanten gewenst zijn. Interessant is ook dat ledenmanagement goed past bij het eerste primaire proces, terwijl programmamanagement bij uitstek geschikt lijkt om ‘gewone burgers’ aan te sporen om zich in te zetten voor het doorzetten/realiseren van de standpunten van de campaigning organisatie. Kortom, een mix van deze beide managementbenaderingen biedt voordelen aan campaigning organisaties. Natuurlijk is dit niet zonder slag of stoot gerealiseerd. Het vraagt creativiteit en veel kennis van de eigen organisatie. Het artikel van Meijs wordt afgesloten met de constatering dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar het management van campaiging organisaties. Een constatering die ik na lezing van dit artikel alleen maar kan beamen.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 35
Campaigning organisaties in verandering
Van ledenmanagement naar programmamanagement Veel Nederlandse organisaties die werken met vrijwilligers ervaren dat zij fundamenteel anders
4
moeten gaan managen. Aan de hand van drie verschillende soorten non-profitorganisaties en de rol van vrijwilligerswerk daarin, kan gekeken worden in hoeverre een verschuiving naar een modernere manier van managen mogelijk is. Vooral bij campaigning organisaties, waar nauwelijks acceptatie is voor management, blijkt deze transitie een moeilijk bewandelbaar, maar interessant traject.
Lucas C.P.M. Meijs Inleiding
de twee benaderingen vergeleken worden en de ver-
Ook in het vrijwilligerswerk blijkt er geen eenduidige
schillende extreme invullingen per managementbena-
manier van management en organiseren te zijn. Hoe
dering (zie verder Meijs en Hoogstad, 2001).
vrijwilligers gemanaged moeten worden is situationeel bepaald en er is dus geen ‘best way of organizing
Meijs en Hoogstad (2000; 2001) geven aan dat de twee
volunteers’. Verscheidene auteurs besteden aandacht
verschillende managementbenaderingen gebaseerd
aan het hoe en waarom van het management van vrij-
zijn op een ruwe vergelijking tussen de Verenigde
willigers (Cf. Handy, 1988; Brudney, 1990; Meijs,
Staten
1997; Smith, 2000; Walsem, 2001; Ellis, 1996). Meijs
Nederland (ledenmanagement dominant). Tegelijker-
(1997) geeft aan dat steeds meer vraagtekens gezet
tijd constateren met name Meijs en Hoogstad (2000) in
kunnen worden bij het dominante procesmodel uit de
de kantlijn van hun betoog dat de Amerikaanse bena-
Amerikaanse praktijkliteratuur. Ook Ellis, een van de
dering wel beter aansluit bij veel ontwikkelingen in de
bekendste representanten van dit Amerikaanse
Nederlandse samenleving, het bedrijfsleven en het
model, spreekt in workshops over de ‘disenchant-
vrijwilligerswerk. Het is daarom dat veel Nederlandse
ment’ met de metafoor van de werkplaats en werkom-
organisaties die werken met vrijwilligers ervaren dat
geving. Kortom, er komt steeds meer aandacht voor de
zij (fundamenteel) anders moeten gaan ‘managen’.
relatie tussen de context van het vrijwilligerswerk en
Voor organisaties die met vrijwilligers werken heeft
de manier waarop vrijwilligers gemanaged moeten
dit mogelijkerwijs als consequentie dat ze meer willen
worden.
werken met technieken van programmanagement.
(programmamanagement
dominant)
en
Een verschuiving van ledenmanagement naar proDit paper gaat op twee manieren in waarop vrijwilli-
grammamanagement is dan ook precies waar de voor-
gers gemanaged kunnen worden. Het bouwt voort op
beelden rondom modern vrijwilligerswerk (flexibilise-
werk van Meijs en Hoogstad (2000; 2001) en Karr en
ring, projecten, korte klussen, werknemersvrijwilli-
Meijs (in press) over twee verschillende management-
gerswerk etcetera) op neer komen. Echter, daar ont-
benaderingen die zij neerzetten als verklaring waarom
staat vanuit het perspectief van situationeel manage-
allerlei Amerikaanse ideeën en projecten niet direct
ment een gevaar. Niet voor alle typen organisaties die
over te nemen zijn in Nederland. In deze onderzoeken
met vrijwilligers werken is programmamanagement
wordt een onderscheid gemaakt tussen ledenmanage-
beter dan ledenmanagement. Meijs en Hoogstad
ment en programmamanagement van vrijwilligers.
maken een tentatieve koppeling met de typologie van Handy (1988) en die van Meijs en Westerlaken (1994)
Tabel 1 geeft een samenvatting van de criteria waarop
(zie tabel 2).
36 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Campaigning organisaties in verandering
Tabel 1: Vergelijking tussen ledenmanagement en programmamanagement Vergelijkingscriteria
Ledenmanagement
Programmamanagement
Structuur Flexibiliseren Integratie Integratierichting in landelijke organisatie Management Bestuur
Van vrijwilliger naar taak / opdracht Geïntegreerde benadering Horizontaal (d.w.z. per afdeling) Groep van ‘managers’ Dichtbij
Van taak naar vrijwilliger Losstaande programma’s Verticaal Eén manager Op afstand
Cultuur Organisatiecultuur
Sterk
Zwak
Vrijwilligers / medewerkers Betrokkenheid Betrokkenheid bij meerdere organisaties Homogeniteit Relatie Motivatie 1 Motivatie 2
Hoog Misschien Groot Men kent elkaar wel tot zeer goed Sociaalgericht Interne status bevestigen
Laag Meestal Klein Men kent elkaar niet Doelgericht Externe status verhogend
Proces Entreekosten Overstapkosten Verwachtingen Erkenning Bestede / geïnvesteerde uren
Hoge sociale kosten Hoog Impliciet o.b.v aantal jaren lid Hoog
Lage sociale kosten Laag Expliciet o.b.v prestatie Laag
Omgeving Noodzaak tot aanpassen aan omgeving Aanpassingsvermogen
Klein Klein
Groot Groot
Handy (1988) beschrijft drie verschillende typen van
fieke vaardigheden dient te bezitten (bijvoorbeeld
non-profitorganisaties op basis van hun doelstelling en
bezoekwerk). Service delivery organisaties worden
missie. Hij onderscheidt ‘service delivery’, ‘campaig-
gekenmerkt door een hoge mate van professionaliteit,
ning’ en ‘mutual support/mutual benefit’ organisaties.
en klantgerichtheid. Het blijkt dat deze professionali-
Meijs (1997) werkt deze driedeling uit naar landelijk
teit, gedefinieerd als je werk goed doen, zowel aan de
opererende vrijwilligersorganisaties.
kant van beroepskrachten en vrijwilligers aanwezig is.
Service delivery organisaties zijn gericht op het bedie-
De campaigning organisatie heeft niet één echte klant
nen van een echte klant of cliënt buiten de organisatie.
of cliënt, maar een hele wereld om te overtuigen. Voor
In het algemeen streven de vrijwilligers en medewer-
deze organisatie geldt dat iedere ‘gelovige’ er een is.
kers van deze organisaties ernaar om de klanten goed
Als je gelooft in de goede zaak dan word je geaccep-
te bedienen. Dit betekent dat er acceptatie is voor
teerd als vrijwilliger. Iedere bijdrage is welkom en
management, selectie, werving en dergelijke (coördi-
mag eigenlijk niet worden betwist. Dit leidt er toe dat
nerende) taken/werkzaamheden. Het is alleen moge-
er nauwelijks acceptatie is voor het management, de
lijk als vrijwilliger toe te treden tot een service deli-
organisatie is geen issue in een campaigning organisa-
very organisatie wanneer men over de vereiste kwali-
tie. De meeste vrijwilligers, maar ook beroepskrach-
ficaties beschikt. Dat kan soms betekenen dat de vrij-
ten, vinden dat dat maar door iemand anders gedaan
williger heel uitgebreide cursussen moet volgen (zoals
moet worden. Binnen campaigning organisaties woe-
bijvoorbeeld Aids-buddies of telefonische hulpdien-
den soms vrij heftige discussies over de effectiviteit
sten), maar het komt ook voor dat dit niet noodzake-
van instrumenten en de juiste, normatief verantwoor-
lijk is en men geen cursussen hoeft te volgen of speci-
de, doelstelling/ideologie.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 37
Tabel 2: Drie indelingen gecombineerd (Meijs en Hoogstad, 2000)
Mutual support Service delivery Campaigning
Vrijwilligers-ondersteunde organisatie Programmamanagement Programmamanagement Programmamanagement met ledenmanagement-component rondom de besluitvorming
Vrijwilligers-georganiseerde organisatie Ledenmanagement Programmamanagement Ledenmanagement of programmamanagement met sterke ledenmanagementcomponent rondom de besluitvorming
De mutual support organisatie bestaat omdat een
sommige situaties wel en soms niet bij campaigning
bepaalde groep mensen zich verenigt op iets dat hen
organisaties en niet bij mutual support organisaties.
(ver)bindt, bijvoorbeeld een bepaalde ziekte, het ver-
Ten slotte stellen zij dat de relevantie van het onder-
zamelen van theekoppen, een gedeelde belangstelling
scheid kan liggen in het creëren van een ‘internal fit’
of een sport. Mutual support organisaties richten zich
bij organisaties die met vrijwilligers werken. Internal
op onderlinge steun en hulpverlening tussen de leden
fit wil zeggen dat de opbouw van de organisatie, zowel
van de organisatie of het behalen van gezamenlijk
qua structuur en cultuur als qua processen, een logi-
voordeel. Onderlinge solidariteit en gezelligheid zijn
sche samenhang vertoont.
de belangrijkste items. Bij mutual support organisaties
Het feit dat medewerkersvrijwilligerswerk in Neder-
is er vooral sprake van een cultuur van ‘dingen samen
land tot nog toe niet goed van de grond is gekomen,
doen’; men heeft gezamenlijk een bepaalde hobby,
kan bijvoorbeeld op grond van deze benadering wor-
ziekte of iets anders en men wil ook gezamenlijk de
den verklaard; deze benadering van vrijwilligerswerk
organisatie inrichten. De grote frustratie bij mutual
past gewoonweg niet bij de rest van de organisatie.
support organisaties ontstaat dan ook wanneer ande-
Dat is precies de waarschuwing die ten grondslag ligt
ren niets doen behalve sporten, postzegels verzamelen
aan dit paper. Is het mogelijk om binnen het ledenma-
of ziek zijn. Het sterke punt van mutual support orga-
nagement, componenten van programmamanagement
nisaties is dat wanneer de ‘hobby-energie’ los komt
in te brengen zonder dat daarmee de balans verstoord
voor een activiteit of de organisatie, alles zo ongeveer
wordt?
mogelijk is. Onderzoeksvraag en methodologie Meijs en Westerlaken (1994) maken onderscheid naar
Dit artikel gaat specifiek in op de mogelijkheden en
de relatie tussen beroepskrachten en vrijwilligers:
onmogelijkheden voor campaigning organisaties om
- De vrijwilligers-bestuurde organisatie1 is een organi-
onderdelen van programmamanagement te introduce-
satie waarbij de doelen worden gesteld door de vrij-
ren in het ledenmanagement of misschien wel beter
willigers die het bestuur vormen, maar waarbij de
geformuleerd om de harde kanten van ledenmanage-
beleidsvoorbereiding en uitvoering in handen is
ment eraf te halen.
van beroepskrachten; - Bij de vrijwilligers-ondersteunde organisatie worden
De vraagstelling van dit paper is: Welke elementen van
de doelen en het beleid vooral geformuleerd door
programmamanagement kunnen campaigning organisa-
beroepskrachten die ook het primaire proces uit-
ties opnemen in hun ledenmanagement?
voeren. Vrijwilligers verrichten slechts een beperkt deel van de uitvoerende taken;
Het paper is gebaseerd op lopend onderzoek naar de
- In vrijwilligers-georganiseerde organisaties worden
relatie tussen context en vrijwilligersmanagement, de
door vrijwilligers de doelen van de organisatie
verschillen tussen leden- en programmamanagement,
gesteld en gerealiseerd. Zij worden daarbij eventu-
advieswerk in enkele organisaties, de discussies tij-
eel ondersteund door beroepskrachten.
dens workshops en presentaties over de verschillen tussen deze twee benaderingen en enkele interviews
Volgens Meijs en Hoogstad (2000) past programmama-
met managers van campaigning vrijwilligersorganisa-
nagement goed bij service delivery organisaties, in
ties voor de expliciete vraagstelling van dit onderzoek.
1
Dit type organisatie zal in het artikel verder buiten beschouwing worden gelaten.
38 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Ledenmanagement en programma-
Campaigning organisaties in verandering
deze organisaties zijn, in deelnemers en bestaan.
management in campaigning organisaties In dit onderdeel wordt specifiek ingegaan op de twee
Duidelijk is dat campaigning organisaties sterk van
managementbenaderingen in de context van campaig-
elkaar kunnen verschillen. Zo zijn er campaigning
ning organisaties. In de eerste paragraaf wordt inge-
organisaties die getypeerd kunnen worden als actie-
gaan op het organisatie- en managementkarakter van
groepen en/of pressiegroepen (Cf. Huberts en Noort,
campaigning organisaties. Daarbij wordt specifiek
1989; Noort, 1988; Noort et al., 1987) of in een neutra-
ingegaan op de positie van vrijwilligers. In de tweede
lere term lobby-organisaties. In deze categorie vallen
paragraaf wordt gekeken naar de veranderingen in
onder andere organisaties met alleen beroepskrachten
vrijwilligersmanagement in campaigning organisaties.
die proberen de overheid of andere stakeholders te beïnvloeden, waaronder ook commerciële lobby-orga-
Campaigning organisaties nader bekeken
nisaties en de maatschappelijk middenveld organisa-
Zoals eerder beschreven geeft Handy (1988) aan dat
ties uit het poldermodel.
een campaigning organisatie niet een echte klant
Andere organisaties zijn juist alleen lokaal actief met
heeft, maar juist een hele wereld om te overtuigen.
betrokken burgers (vrijwilligers) in het kader van een
Dat overtuigen kan betrekking hebben op concrete en
‘beperkt’ eigenbelang, zoals het tegengaan van de ves-
abstracte doelen, ergens voor of tegen zijn, progressief
tiging van een Hospice of de aanleg van de
of conservatief zijn en soms zelfs in de ogen van ande-
Betuweroute. Een lokale kleine organisatie kan zich
ren crimineel, zoals bijvoorbeeld bij de ETA, RARA of
echter ook richten op een breder algemeen belang, bij-
IRA. De laatste voorbeelden maken duidelijk dat
voorbeeld als het gaat om huurders- of bewonersver-
campaigning organisaties vaak een spannende combi-
enigingen of de verschillende door de lokale overheid
natie hebben van zowel private als publieke compo-
geïnstalleerde leefbaarheidsgroepen. Zeker bij deze
nenten van non-profitorganisaties. In het perspectief
organisaties speelt het issue van de aanwezigheid en
van anderen, meestal de tegenstanders van de
positie van een achterban en de legitimiteit van de uit-
betreffende campaigning organisatie, zijn sommige
spraken van de organisatie. Spreekt de buurtvereni-
organisaties teveel gericht op een ‘particulier belang’
ging wel namens de hele buurt?
of een ‘NIMBY (not in my backyard)’.
Een tussenliggende categorie zijn de landelijk opererende organisaties met lokale afdelingen zoals bijvoor-
Voor de meeste campaigning organisatie geldt dat
beeld Amnesty International, Milieudefensie, de
iedere ‘gelovige’ er één is. Geloof je in de goede zaak,
Dierenbescherming, gehandicaptenraden/platforms
dan ben je welkom als lid en vrijwilliger. Iedere bijdra-
en dergelijke.
ge is welkom en mag eigenlijk niet worden betwist. Er
Een bijna totaal andere groep van campaigning organi-
zijn veel minder duidelijke selectiecriteria dan bij de
saties richt zich exclusief op het werven van fondsen
twee andere typen organisaties, mutual support en
zonder daarbij duidelijke politieke statements in te
service delivery. Hoewel iedere gelovige telt, zijn cam-
nemen. Voorbeelden hiervan zijn de meeste collecte-
paigning organisaties vaak keihard in het informeel
busfondsen.
selecteren van vrijwilligers. Verkeerde schoenen, niet vegetarisch zijn of juist wel, allerlei kleine dingen
Voor het management van campaigning organisaties is
kunnen voor de incrowd duidelijk maken dat de
de consequentie van het open karakter van de bewe-
potentiële vrijwilliger toch geen echte gelovige is.
gingen vaak dat er nauwelijks acceptatie is voor
Campaigning organisaties zijn niet altijd echte organi-
management. Continuïteit in de organisatie ‘an sich’ is
saties in termen van structuren. Vaak zijn het meer
geen issue. Management en organisatie, dat moeten
bewegingen waaraan mensen en andere groepen deel-
anderen doen. Vanzelfsprekend is er wel veel belang-
nemen. Van Noort (1988) beschrijft de ontwikkeling
stelling voor het organiseren van de (eenmalige)
van drie sociale bewegingen en wordt daarbij gecon-
acties, maar dat is bijzonder instrumenteel. De conse-
fronteerd met het ontbreken van formele organisaties,
quentie hiervan is dat in veel campaigning organisa-
structuren, notulen en dergelijke bij de kraakbewe-
ties de besturen helemaal niet besturen. Tijdens
ging. Het is volstrekt onduidelijk waar de grenzen van
bestuursvergaderingen wordt uitgebreid gesproken
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 39
over de standpunten van de organisatie en hoe die
meebeslissen met de stakeholder. Dit kan gevolgen
naar buiten kunnen worden gebracht en veel minder
hebben voor het voortbestaan van de organisatie. Een
over organisatieonderwerpen die te maken hebben
voorbeeld hiervan is Greenpeace. Greenpeace is voor
met de continuïteit van het organiseren zelf. Maar het
veel bedrijven een belangrijke gesprekspartner waar
praten over de eigen standpunten en het voeren van
rekening mee wordt gehouden. De consequentie is dat
acties is in deze organisaties het primaire proces! De
eisen van Greenpeace vaak worden vervuld zonder
vraag is dus, wie bestuurt de organisatie als de
dat daarvoor een publieke actie nodig is. Vanuit het
bestuurders aan het ‘voetballen’ zijn? Campaigning
oogpunt van effectiviteit voor het milieu is dat gewel-
organisaties functioneren vaak volgens de regels van
dig. Echter, de fondsenwervende kracht van Green-
de ‘politieke metafoor’ van Morgan (1986). Als het
peace neemt hierdoor af. Caroll en Harris (1999)
bestuur discussieert over organisatie en management
beschrijven het functioneren van vrijwilligers bij
issues, dan is dat vaak in een interne politieke context.
Greenpeace in het Verenigd Koninkrijk. Zij stellen dat
Onderwerpen zoals de verenigingsdemocratie en de
Greenpeace zowel elementen van een sociale bewe-
invloed van leden op het beleid, of juist het voorko-
ging als van een ‘pressure group’ in zich verenigt.
2
men van invloed van leden op het beleid zijn hierbij belangrijke vraagstukken.
Management: twee primaire processen
Een gevolg van deze politieke manier van organiseren
Campaigning organisaties hebben te maken met een
en besturen is dat de organisaties kunnen splitsen op
fundamenteel dilemma. Enerzijds willen ze zoveel
zware discussies. Er zijn twee potentiële heftige dis-
mogelijk medestanders (al dan niet officieel) voor hun
cussies. De eerste discussie richt zich op de inhoud
ideeën hebben. Anderzijds willen ze de wereld zo pre-
van de standpunten en het volgens deze standpunten
cies mogelijk indelen in ‘vrienden en vijanden’ om
leven. Bij de Nederlandse Dierenbescherming speelde
hun gedachtegoed zo zuiver mogelijk te houden. Dat
enkele jaren geleden bijvoorbeeld een discussie over
kan als consequentie hebben dat het groepje vrienden
de mogelijkheid voor slagers om lid te worden. En
het karakter krijgt van ‘gezworen’ en ‘samenzweer-
mag het eten van vlees wel als je bestuurslid bent van
ders’. Of, zoals onder anderen beschreven door Meijs
een dergelijke organisatie? De andere discussie gaat
(1997) in politieke partijen waar een incentive is om
over de effectiviteit of toelaatbaarheid van instrumen-
de actieve betrokkenheid van (nieuwe) leden tegen te
ten. Is het opblazen van McDonald’s effectief en toe-
gaan omdat goede nieuwe leden misschien ook aan-
laatbaar?
spraak willen maken op de schaarse beschikbare poli-
Overigens geldt wel dat bijna iedere organisatie cam-
tieke posities. Deze neiging tot buitensluiten sluit goed
paigning elementen in zich heeft omdat ten eerste aan
aan bij de verschuiving van de Nederlandse politieke
stakeholders de legitimiteit moet worden bewezen en
partijen van massabeweging naar kaderpartij (Koole,
ten tweede de ‘politieke’ omgeving van organisaties
1992; 1993). Bij een kaderpartij is er sprake van een
beïnvloed moet worden. Het lijkt er wel op dat door
kleine groep die de organisatie vooral inzet als onder-
de dominantie van overheidsfinanciering in de
steuner voor de verkiezingen. Op dat moment worden
Nederlandse non-profitsector de noodzaak voor cam-
er medestanders geworven.
paigning naar het algemene publiek toe kleiner is voor
Deze dubbelslachtigheid van campaigning organisa-
service delivery organisaties, dan in landen zoals de
ties is een echt managementdilemma. Het vertaalt
Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. Als een
zich vaak in een discussie over de legitimiteit van de
organisatie veel private donors moet werven, dan zal
organisatie. Spreekt de organisatie wel namens de
de organisatie ook duidelijk moeten maken wat zij wil
mensen die zij claimt te vertegenwoordigen? Intern
veranderen of behouden in de samenleving.
wordt deze discussie aangewakkerd door buitengesloten leden en stakeholders. Extern wordt deze discussie
Bij campaigning organisaties speelt vaak een keuze
aangewakkerd door de ‘tegenstanders’ van de organi-
over de instrumenten in termen van afzetten tegen de
satie. Als de legitimiteit gebaseerd is op een duidelijke
stakeholder (met allerlei vormen van actievoeren) of
achterban (emancipatie organisaties) of de grote getal-
2
In een landelijke ouderenbond definieert een meerderheid van de besturen haar hoofdtaak als het behartigen van de belangen van de leden. Dit is het primaire proces van de organisatie.
40 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Campaigning organisaties in verandering
len van de achterban (bijvoorbeeld de milieubewe-
panten. Maar, dit moeten dan vaak wel participanten
ging), dan maakt dit het managementdilemma groter.
zijn die bijdragen door hun aanwezigheid of nauw
Voor het management en het bestuur gaat het om het
beschreven bijdrage. Zodra er echt namens de organi-
balanceren van eigen belang (zelf kunnen beslissen en
satie gesproken en onderhandeld moet worden, neemt
het organiseren eenvoudig houden) en de legitimiteit
een kleine groep het over. Waar veel autonome groe-
van de organisatie (veel potentiële criticasters erbij
pen en leden bestaan, ontstaat dan ook een reusachtig
betrekken).
‘organizational control’ probleem.
Een andere consequentie van het managementdilem-
Vanuit het perspectief van (leden)management van
ma lijkt te zijn dat campaigning organisaties, mis-
vrijwilligers kennen campaigning organisaties daarom
schien nog wel meer dan andere organisaties, draaien
de volgende ‘grote’ problemen:
op kernvrijwilligers. Kernvrijwilligers (Pearce, 1993;
- Om toe te kunnen treden tot beide primaire proces-
Meijs, 1997) zijn die vrijwilligers die prioriteit geven
sen, moeten mensen vaak door een informele ballo-
aan de organisatie, in plaats van alleen maar tijd. Juist
tage heen, waarbij uitgebreid wordt gekeken of de
in campaigning organisaties geldt dat het werk nooit
potentiële nieuwe vrijwilliger ‘het hart op de juiste
stopt en dat het bijna een integraal onderdeel van je
plaats’ heeft of 'streng genoeg is in de leer'. Deze bal-
leven wordt. Caroll en Harris (1999: 16) constateren
lotage gaat vaak via allerlei informele en subjectieve
dat het dominante ‘workplace model’ in de praktijk
criteria zoals kleding, achtergrond en dergelijke3;
van organisaties in het Verenigd Koninkrijk simpelweg
- Om deel te mogen nemen aan de meningsvorming,
niet toepasbaar is in campaigning organisaties. Het
wordt de ballotage strenger. Soms moeten mensen
belangrijkste is dat de vrijwilligers vooral op zoek zijn
een bepaalde tijd lid zijn, bijvoorbeeld om te mogen
naar zelf-expressie, sociale solidariteit en in sommige
stemmen over de samenstelling van een lijst bij
gevallen status. Zij verwijzen naar Mason (1996) die
een politieke partij. In andere situaties moet
terecht aangeeft dat veel organisaties moeten zorgen
iemand hiervoor van een bepaalde denominatie of
voor een goed management van ‘the expressive
van een bepaalde sekse zijn;
dimension’. De aanbeveling is om uit te gaan van het
- Om namens de organisatie te mogen spreken, moe-
bestaande enthousiasme en commitment bij de vrij-
ten mensen soms langer lid zijn, zoals bij politieke
willigers.
partijen waar mensen vaak langer dan een jaar lid moeten zijn om namens de organisatie in politieke
Als gevolg van de aanwezigheid van het management-
organen te mogen zitten;
dilemma hebben campaigning organisaties twee pri-
- Om deel te kunnen nemen aan de relevante podia
maire processen: meningsvorming en doorzetten
voor meningsvorming, moet eerst veel gezag ver-
(realiseren dat het standpunt ook tot verandering bij
worven worden door langdurig ‘folderen’ of door
anderen of de samenleving leidt). Inhoudelijk zijn hier
externe erkenning in termen van kennis of kennis-
twee discussies aan gekoppeld. Bij meningsvorming
sen;
gaat het om de vraag 'wat de leer is'. Bij doorzetten
- Om deel te mogen nemen aan massale acties om
gaat het om de vraag of een bepaalde actie of activiteit
het standpunt van de organisatie uit te dragen of
effectief en geoorloofd is (Cf. Ruller, 1989). Tussen de
door te zetten, zijn mensen snel welkom maar deze
twee primaire processen kan een interessante span-
worden vervolgens weggehouden van de menings-
ning bestaan. Voor een eenduidige en duidelijke
vorming en moeten zich daar niet te snel en teveel
meningsvorming is een beperking van het aantal parti-
mee willen bemoeien.
cipanten noodzakelijk. Daarom kiezen organisaties graag voor een stichting in plaats van een vereniging.
Campaigning organisaties hebben dus voor de menings-
Voor het uitdragen en doorzetten van de standpunten
vorming krachten die gaan in de richting van ledenma-
streven deze organisaties juist naar heel veel partici-
nagement; meningsvorming is het werk van een
3
Enkele jaren terug speelde de discussie over het kunnen dragen van hoofddoekjes in openbare functies bij onder andere de rechtspraak. De discussie werd ook bij de blad Opzij gevoerd, waar de hoofdredactrice aangaf dat het dragen van hoofddoekjes bij Opzij niet toegestaan was omdat deze symbool staan voor vrouwenonderdrukking. Als Opzij gezien wordt als een campaigning organisatie, dan is dit een toegestane subjectieve beoordeling of iemand wel het hart op de juiste plek heeft. Als Opzij gezien wordt als een service delivery organisatie is het waarschijnlijk een vorm van verkapte discriminatie.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 41
beperkte elite die strenge selectiecriteria hanteert.
Ledenmanagement biedt aan de zijde van meningsvor-
Voor het proces van doorzetten zijn er juist krachten
ming voordelen. Gezien het grote afbreukrisico voor
die werken in de richting van programmamanagement
campaigning organisaties ten aanzien van de discus-
waarbij ‘gewone burgers’ worden aangespoord om
sies omtrent de leer en de geoorloofde middelen, is
activistisch in door de organisatie voorgeschreven en
het belangrijk om die discussies diep te voeren met
voorbedachte vormen deel te nemen. Dit is inderdaad
mensen die je vertrouwt. Ledenmanagement geeft
de campaigning organisatie met de massale acties
daarvoor voldoende mogelijkheden. Wel moeten orga-
waarop het theoretische perspectief van de sociale
nisaties ervoor waken om binnen de groep medebe-
beweging, gebaseerd op ‘resource mobilization’, beter
slissers mensen uit te sluiten. Als dat gebeurd, wordt
geschikt is (Cf. Huberts en Noort, 1989; Noort, 1988,
het risico op oligarchievorming wel erg groot. Ook kan
Noort et al., 1987; Milofsky, 1987).
de organisatie dan verstrikt raken in het eigen gelijk. Het CDA worstelt duidelijk met het conflict tussen
Discussie
druk om met een beperkte groep de belangrijke din-
Kijkend vanuit de literatuur is programmamanage-
gen te doen en de enorme (tijds)investering die hier-
ment een bruikbare en passende managementbenade-
door van mensen wordt gevraagd. Allerlei interne ver-
ring voor campaigning organisaties die bij het doorzet-
anderingstrajecten zijn dan ook gericht op het flexibe-
ten gebruik kunnen en willen maken van de onder-
ler maken van de bijdrage van mensen aan het CDA.
steuning van veel mensen. Campaigning organisaties
Dat blijkt een bijzonder moeizaam proces te zijn. In
die staan in een traditie van resource mobilization
voorbeeld 2 zijn enkele oplossingen gegeven.
doen er dan ook verstandig aan om hun activistische betekent dit dat de gewenste bijdrage zo gestructu-
Voorbeeld 2: Nieuwe vormen van vrijwilligersmanagement bij het CDA
reerd mogelijk moet worden aangeleverd, maar dat de
Het CDA is een duidelijk voorbeeld van een organisatie
potentiële vrijwilliger tegelijkertijd daarbij zoveel
die worstelt met de spanning en overgang naar een
mogelijk vrijheid heeft om tijd en plaats invulling te
meer moderne organisatie, naar een moderne politie-
geven. Daarbij moet er gezorgd worden voor een ver-
ke partij. Het vraagstuk is hoe de ledenbinding van het
laging van de transactiekosten voor de vrijwilligers/
oude organiseren in stand kan worden gehouden, ter-
deelnemers. Virtuele vormen van vrijwilligerswerk
wijl toch de organisatie open gemaakt wordt voor
zijn daarbij zeker bruikbaar, zoals voorbeeld 1 van
investeringen van leden en sympathisanten die minder
Amnesty International laat zien.
tijd en emotie kosten. Concreet betekent dit dat vooral
component verder te ‘programmatiseren’. Concreet
de sociale kosten om toe te treden omlaag moeten.
Voorbeeld 1: Nieuwe vormen van vrijwilligersmanagement bij Amnesty International
Daarnaast is vooral voor het doorzetten van de eigen
Bij Amnesty International bestaat de verschuiving van
meer mensen en meer (implementatie) macht.
mening een veel bredere beweging noodzakelijk, met
leden- naar programmamanagement uit het beperken van de tijdsinvestering die mensen moeten doen en het loskop-
Binnen het CDA zijn verschillende rapporten versche-
pelen van het schrijfwerk van de afdelingenstructuur.
nen in het kader van partijvernieuwing. Ook zijn er veel
Geslaagde voorbeelden zijn de twee nieuwe landelijke
nieuwe experimenten geweest om plaats te geven aan
‘schrijfgroepen’ op basis van nieuwe technologie (de sms-
andere groepen zoals vrouwennetwerken (als alterna-
groep met ongeveer 7.000 deelnemers, de e-mail-groep
tief voor het vrouwenberaad), dertigersnetwerken (als
met ongeveer 10.000 deelnemers). Opvallend is dat in het
alternatief voor jonge drukke mensen) en andere losse
e-mail-bestand veel meer ‘gewone’ Amnesty-vrijwilligers
verbanden. Op de keper beschouwd, zijn echter de ver-
staan dan in het sms-bestand. Sms’ers worden ook op
schillen tussen lokale afdelingen en deze netwerken
andere plaatsen geworven zoals op festivals, via spotjes op
niet zo groot. Beide vergen een redelijke tijdsinspan-
tv en via reclame op onder andere Hoog Catherijne. Nieuwe
ning van een vaste groep mensen en zijn slechts
technologie is hier gebruikt om het vrijwilligerswerk
beperkt toegankelijk voor anderen. Eigenlijk zijn alle
extreem te flexibiliseren, los te koppelen van geografische
initiatieven die gericht zijn op het opzetten van alterna-
gebieden en van persoonlijk contact tussen de vrijwilligers!
tieve ‘afdelingen’ niet geslaagd.
42 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Campaigning organisaties in verandering
Tabel 3: Sterke en zwakke punten managementbenaderingen Ledenmanagement Sterk Meningsvorming Eenduidigheid en continuïteit in beleid
Programmamanagement Sterk Zwak Hoog (schijn)demoRisico van zwalkend cratisch gehalte beleid of schijndoordat veel mensen democratie mogen meepraten en -stemmen
Transitie
Doorzetten
Demonstreren met veel mensen
Veel kleine voorgestructureerde bijdragen die naar tijd en plaats in te vullen zijn
Zwak Laag democratisch gehalte Radicalisering van de organisatie en daarmee mogelijke kloof met samenleving/ mogelijke achterban Harde ‘illegale’ acties Radicalisering van de met enkele getrouwen organisatie en daarUitdragen van stand- mee vervreemding punten op kritieke van een mogelijke plaatsen/momenten achterban
Lage niveaus van inhoudelijke betrokkenheid Kwetsbaarheid van organisatie voor verkeerde deelnemers
Flexibele vormen van meningspeiling (marktonderzoek, e-voting, praatgroepen, nokia-groepen)
Twee trajecten
daarbij behorende profielen voor de bestuursleden. Na
Een van de geslaagde trajecten is de introductie van
enkele jaren is de omslag bereikt, waarbij lokale afde-
het donateurschap. In het kader van partijvernieuwing
lingen bij hun afvaardiging naar het bestuur rekening
is regelmatig gesproken over het mogelijk maken van
houden met de taken die hun ‘afgevaardigde’ moet gaan
een landelijk donateurschap, een financiële ondersteu-
uitvoeren. Overigens is in dit bestuur in de vergaderorde
ning voor het CDA zonder de rechten van het lidmaat-
een duidelijke scheiding gemaakt tussen besturen en
schap. De grote weerstand hiertegen kwam van lokale
praten over de politiek (het primaire proces).
afdelingen die bang waren dat hun leden zouden kie-
Bij deze verschillende voorbeelden wordt ledenma-
zen voor een goedkoper donateurschap. Na de intro-
nagement op twee basale manieren ‘opengebroken’
ductie van het donateurschap blijkt het kannibalisme
door programmacomponenten. Allereerst, door naast
heel laag te zijn.
de horizontale structuur (de afdelingen) verticale
De donateurs kunnen gezien worden als de optie om
structuren te zetten. Verticale structuren die door
deel te nemen aan het CDA zonder de hoge impliciete
‘Chinese muren’ afgescheiden worden van de oude
of expliciete verwachtingen die bij het lidmaatschap
structuren en de verouderde manieren van werken.
horen. Overigens bestaan deze verwachtingen zowel bij
Voorbeelden hiervan zijn de donateurs bij het CDA en
de organisatie als bij de (potentiële) leden. In het
het sms-bestand bij Amnesty International. Ten twee-
onderzoek voor Management van Vrijwilligersorgani-
de, door het veranderen van de manier van werken
saties (Meijs, 1997) was één van de klachten van leden-
van de lokale groepen. Voorbeelden daarvan zijn roos-
wervers, dat mensen geen lid willen worden omdat ‘als
ters voor rijden en bardiensten bij sportverenigingen,
ze lid werden ook actief mee wilden doen en daarvoor
maar ook de introductie van taak- en functieomschrij-
geen tijd beschikbaar hadden’.
vingen bij het CDA. Dit veranderen kan ook geïnitieerd worden door vanuit het landelijk niveau een-
Een ander traject betreft een organisatorische ver-
malige activiteiten te ontwikkelen waaraan afdelin-
nieuwing in één van de provinciale afdelingen . Een van
gen kunnen deelnemen.
de kernproblemen van de provinciale afdelingen van het
Tabel 3 geeft een samenvatting van potentiële sterke
CDA wordt veroorzaakt door het systeem van vertegen-
en zwakke punten van de twee managementbenade-
woordiging (Cf. Meijs, 1997). Dit systeem leidt er onder
ringen in de genoemde primaire processen.
4
andere toe dat de vrijwilligers van de provinciale afdeling vaak geen idee hebben wat van hen verwacht
De komende tijd zullen veel campaigning organisaties
wordt. In deze provinciale afdeling is stelselmatig
een transitie moeten maken van ledenmanagement
gewerkt aan het opstellen van functieomschrijvingen en
naar programmamanagement omdat het huidige
4
Waarschijnlijk zijn er meer provinciale maar vooral lokale afdelingen waar de manier van werken is veranderd, maar het zicht daarop ontbreekt vanuit het landelijke niveau.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 43
ledenmanagement te zware investeringen vraagt van
- Het realiseren en ‘kant en klaar aanbieden’ van
vrijwilligers. De alom aanwezige trend tot flexibilise-
extreem kleine bijdragen aan de doorzetkant, bij-
ring van het vrijwilligerswerk zal ook in campaigning
voorbeeld door het organiseren van demonstraties,
organisaties vorm moeten krijgen. Op dit moment lijken er de volgende opties voor de transitie te zijn: - Vergroten van de scheiding tussen de mensen die deelnemen aan de meningsvorming en aan het door-
intekenlijsten en dergelijke; - Eigen ‘verticale’ groepen maken die met nieuwe methoden bijdragen aan de doorzet van de standpunten.
zetten, zodat niet teveel mensen geweigerd worden om een bijdrage te leveren aan het doorzetten;
Het is duidelijk dat er veel meer onderzoek moet wor-
- Het maken van kleine tijdelijke groepen rondom
den gedaan naar het management van campaigning
deelthema’s die zowel meningsvorming als doorzet-
organisaties in het algemeen en het werken met vrij-
ten voor hun rekening nemen, om ervoor te zorgen
willigers in het bijzonder.
dat mensen ook zonder lange voorgeschiedenis in de organisatie of erkende externe ervaring een volledige bijdrage kunnen leveren; Referenties Brudney, J. (1990) Fostering volunteer programs in the public sector, Planning, initiating, and managing voluntary activities, San Francisco/Oxford: Jossey-Bass. Caroll, M. en Harris, M. (1999) ‘Voluntary action in a campaigning context: An exploratory study of Greenpeace’, Voluntary action Vol.2, Nr.1: pp.9-18. Ellis, S. (1996) From the Top Down: The Executive Role in Volunteer Program Success, Philadelphia: Energize. Handy, C. (1988) Understanding voluntary organizations, how to make them function effectively from the author of understanding organizations, London: Penguin Books. Huberts, L. en Noort, N. van (red.) (1989) Sociale bewegingen in de jaren negentig, Stand van zaken en vooruitblik, Leiden: SWWO Press. Karr, L. en Meijs, L. (in press) ‘On my honor, you can count on me: Management Strategies and Organizational Commitment Among Volunteers’. Koole, R. (1992) De opkomst van de moderne kaderpartij - Veranderende partijorganisatie in Nederland 1960-1990, Utrecht: Aula/Het Spectrum. Koole, R. (1993) ‘Het CDA als moderne kaderpartij’, in: CDA-Jaarboek 1993-1994, ‘s-Gravenhage: SDU: pp.52-64. Mason, D. (1996) Leading and managing the expressive dimension, San Fransisco: Jossey-Bass. Meijs, L. en Westerlaken, C. (1994) ‘Vrijwilligersorganisa-ties en HRM, Talenten: beleid of misleid?’, Personeelbeleid 6: pp.37-43. Meijs, L. (1997) Management van vrijwilligersorganisaties, proefschrift Erasmus Universiteit Rotterdam, Utrecht: NOV. Meijs, L. en Hoogstad, E. (2000) ‘Een ander paradigma? Het verschil tussen ledenmanagement en programmamanagement van vrijwilligers’, in: Meijs, L. en Hoogstad, E. (red.) Vrijwilligerswerk in Nederland en Vlaanderen – proceedings derde onderzoeksdag, Rotterdam: Erasmus Universiteit. Meijs, L. en Hoogstad, E. (2001) ‘New ways of managing volunteers: combining membership management and program management’, Voluntary action Vol.3, Nr.3: pp.41-61. Milofsky, C. (red.) (1987) Community organizations: Studies in resource mobilization and exchange, New York: Oxford University Press. Morgan, G. (1986) Images of organization, Beverly Hills: Sage. Noort, W. van, Huberts, L. en Rademaker, L. (1987) Protest en pressie, een systematische analyse van collectieve actie, Assen/Maastricht: Van Gorcum. Noort, W. van (1988) Bewogen bewegingen, een vergelijking van de anti-kernenergie-, kraak- en milieubeweging, Amsterdam: S-UA. Pearce, J. (1993) Volunteers, the organizational behavior of unpaid workers, London/New York: Routledge. Ruller, H. van (1989) ‘Het CDA als organisatie’, Christen Democratische Verkenningen, maandblad van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA 5: pp.207-14. Smith, D. (2000) Grassroots Associations, Thousands Oaks: Sage. Walsem, R. van (2001) Parameters van lokale vrijwilligersorganisaties, afstudeerscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculteit Bedrijfskunde.