Cameratoezicht In Winkelcentrum de Amsterdamse Poort
Petra Codfried Amsterdam, 01 juni 2006
2
Voorwoord
Voor u ligt mijn rapport waarin verslag wordt gedaan van mijn onderzoek naar het gebruik van Cameratoezicht in het Winkelcentrum de Amsterdamse Poort van het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost. Dit onderzoek is uitgevoerd ter afsluiting van de studie HBO rechten aan de Hogeschool van Amsterdam. De opdracht is afkomstig van Buro Jansen en Janssen. Zij willen weten wat de huidige situatie is omtrent cameratoezicht. Dit rapport is bestemd voor gemeenten en burgers die willen weten welke rechtsregels voor en na de toepassing van gemeentelijk cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde op openbare plaatsen in acht moeten worden genomen. Ik wil graag mijn praktijkbegeleiders, Wil van der Schans en Rick van Amersfoort, en docentbegeleider, Mr. Liande van Damme, bedanken voor het leveren van commentaar bij de totstandkoming van dit rapport. Amsterdam, juni 2006 Petra Codfried
3
Inhoudsopgave Blz. Samenvatting
5
Verklarende Woordenlijst
11
Lijst met afkortingen
12
1. Inleiding
13
2. Cameratoezicht: Het Juridisch Kader
14
2.1 2.2 2.3 2.4
Privacy 2.1.1 Europese rechtsbron 2.1.2 Nederlandse rechtsbronnen Persoonsgegevens 2.2.1 Europese rechtsbronnen 2.2.2 Nederlandse rechtsbronnen Jurisprudentie Nadere regelgeving in Amsterdam
3. Praktijk: “ Cameratoezicht in de Amsterdamse poort” 3.1
3.2 3.3
Privacy 3.1.1 Wettelijke Basis 3.1.2 Proportionaliteit 3.1.3 Subsidiariteit Persoonsgegevens Uitvoering
14 14 15 19 19 21 22 23 24 24 24 25 30 32 33
4. Conclusies en aanbevelingen
36
5. Literatuurlijst
37
6. Bijlagen
38
1. Interview: Andre Meijer, Toezichthouder Stadsdeel Zuidoost 2. Interview: Hans Heester, regionaal Projectcoördinator Toezicht en Handhaving Cameratoezicht Zuidoost 3. Schematisch overzicht taak- en rolverdeling
4
Samenvatting “Privacy” betekent volgens de vrije encyclopedie Wikipedia: de persoonlijke levenssfeer. Recht op privacy wordt ook wel omschreven als het recht om met rust te worden gelaten (“the right to be left alone”). Het betekent dat men dingen kan doen zonder dat de buitenwereld daar inbreuk op maakt of zelfs weet van heeft. Privacy is een ruim begrip, een belangrijk onderdeel wordt gevormd door de bescherming van Persoonsgegevens1. Het recht op privacy is niet absoluut. Inbreuk op dit recht is aan een aantal voorwaarden gebonden: er moet een wettelijke basis zijn (de maatregel – cameratoezicht- moet bij wet zijn voorzien), er moet sprake zijn van een dringende maatschappelijke behoefte, er moet sprake zijn van proportionaliteit (de inbreuk moet in verhouding staan tot het nagestreefde doel) en er moet sprake zijn van subsidiariteit (het doel kan niet op een minder ingrijpende manier worden bereikt)(art. 8 EVRM jo art. 151c Gemeentewet). Sinds februari 2006 is ook de uitvoering van gemeentelijk cameratoezicht aan de wettelijke regels van artikel 151c Gemeentewet gebonden. In het onderstaande wordt gekeken in hoeverre het stadsdeel Amsterdam Zuidoost bij het toepassen van cameratoezicht in Winkelcentrum (Wc) de Amsterdamse Poort rekening heeft gehouden met de voorwaarden waaronder men mag overgaan tot het toepassen van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde in het publieke domein. Vervolgens wordt uiteengezet hoe de bescherming van de persoonsgegevens en de uitvoering van cameratoezicht eruit (horen te) zien. Privacy •
Wettelijke basis
Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft in 20032 onderzoek gedaan naar het gebruik van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde door Nederlandse gemeenten. Hieruit bleek dat 93 gemeenten (20%) gebruikmaakten van camera’s. Gemeentelijk cameratoezicht is een middel dat inbreuk kan maken op de privacy (art. 8 EVRM). Daarom heeft de wetgever besloten om dit onderwerp bij formele wet uitputtend te regelen. Uitsluitend op de wijze omschreven in artikel 151c Gemeentewet, kunnen gemeenten besluiten tot langdurige plaatsing van vaste camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De gemeenteraad moet op grond van artikel 151c lid 1 Gemeentewet de burgemeester bij verordening deze bevoegdheid verlenen, waarbij de gemeenteraad kan bepalen tot welke openbare plaatsen en over welke periode de bevoegdheid tot cameratoezicht zich uitstrekt. De gemeente Amsterdam heeft in april 2003 bij gebrek aan landelijke regelgeving een beleidskader3 opgesteld. Het beleidskader is gebaseerd op de landelijke regelgeving, zoals de wet cameratoezicht (op dat moment nog voor advies bij de Raad van State) en de regels ter bescherming van de privacy van het College Bescherming Persoonsgegevens.
1 2 3
http://nl.wikipedia.org/wiki/Privacy Cameratoezicht in de openbare ruimte, College bescherming Persoonsgegevens, november 2003. Gemeente Amsterdam, Vernieuwd Beleidskader Cameratoezicht, april 2003
5
•
Conclusie en aanbevelingen
De formele wetgever heeft voldaan aan één van de voorwaarden die een inbreuk op de privacy rechtvaardigt namelijk, een wettelijke basis (art. 151c Gemeentewet). Gelet op het doel van de wet, handhaving van de openbare orde, dient de Gemeente Amsterdam een nieuw artikel op te nemen in de Algemene plaatselijke verordening (APV) waarin artikel 151c lid 1 Gemeentewet nader wordt geregeld. Hiervoor heeft de Gemeente Amsterdam tot 1 februari 2007 de tijd. Verder dient opgemerkt te worden dat het besluit van de burgemeester tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats een besluit van algemene strekking is waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor belanghebbenden bezwaar en beroep openstaan. •
Proportionaliteit & Subsidiariteit
Zowel art. 8 EVRM als art. 151c lid 1 Gemeentewet bevat een proportionaliteitseis. Cameratoezicht is slechts geoorloofd indien het aan de proportionaliteitseis voldoet. Een ‘proportionaliteitstoets’ kent een drietal elementen. Cameratoezicht is slechts proportioneel wanneer zij geschikt is om het beoogde doel te dienen. In de tweede plaats mag het middel (cameratoezicht) niet verder gaan dan nodig is. Er mag geen minder bezwaarlijk alternatief bestaan (subsidiariteit). In de derde plaats moet het probleem (een dringende maatschappelijke behoefte) opwegen tegen de zwaarte van het middel (cameratoezicht). Doel en middel dienen in een juiste verhouding te staan: een betrokken individu mag niet onevenredig belast worden. De Britse rechter Lord Diplock geeft de volgende omschrijving van het proportionaliteitsbeginsel: “that prohibits the use of a steam hammer to crack a nut, if a nutcracker would do4” Probleem Æ Middel Æ Doel Æ Resultaat In het onderstaande volgt een uiteenzetting van het probleem dat de aanleiding vormde voor het gebruik van cameratoezicht (middel) in Winkelcentrum de Amsterdamse poort ter voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust en ter verhoging van het gevoel van veiligheid (doel). Ten slotte het resultaat van de inzet van de verschillende middelen. Aan de hand hiervan wordt geconcludeerd of het stadsdeel Amsterdam Zuidoost aan de proportionaliteitstoets heeft voldaan. Probleem In winkelcentrum de Amsterdamse Poort maakt men sinds januari 2004 gebruik van cameratoezicht. Het gebied werd geteisterd door drugsoverlast, drugsgerelateerde criminaliteit, auto-inbraken en (agressief) bedelen. Volgens de winkeliers is de overlast en de criminaliteit in de parkeergarages in 2003 dankzij frequente politieaanwezigheid en het extra schoonmaken behoorlijk afgenomen. Ondanks dat bleven de winkeliers echter vrezen dat het winkelklimaat door de aanwezigheid van zwervers, junks en bedelaars zijn aantrekkelijkheid zou verliezen en dat Winkelcentrum de Amsterdamse Poort de concurrentie met andere winkelcentra met regionale betekenis niet aan zou kunnen. Ook de bewoners die inspraak hadden in het wijkveiligheidsplan maakten zich blijvend zorgen over het woonklimaat. Zowel de winkeliers als de bewoners spraken hun wens uit naar het stadsdeel: het verwijderen van junks en zwervers, geen colportage, geen gebedel en verhinderen dat de parkeergarages als openbaar toilet worden gebruikt5. 4 5
Zoethout 2005, P.23 Gemeente Amsterdam, Veiligheidsplan, Actieprogramma Hotspots Zuidoost juni 2003, p.8.
6
Middel Cameratoezicht werd in januari 2004 op 7 plekken ingevoerd in Winkelcentrum de Amsterdamse Poort, en zou drie jaar, dus tot en met 2006 duren. De kosten bedroegen € 186. 141, - aan investering en € 164.000, - aan exploitatie. Het maakt deel uit van een breed pakket aan maatregelen (zie figuur 1): • • • • • •
toepassing van de support-aanpak toepassen op de drugsverslaafden die ’s nachts in het winkelcentrum op straat aanwezig zijn en stelselmatige verwijdering van nietBijlmerverslaafden; het realiseren van nachtopvang waarnaar de in Amsterdamse Poort rondzwervende Bijlmerjunks worden verwezen; systematische horecacontroles en bestuurlijke handhaving; vaststelling van een beheerplan voor Centrumgebied Amsterdam Zuidoost. In dit beheerplan zal een paragraaf ‘veiligheid’ worden opgenomen. Onderdeel van het beheersplan is ook: de extra schoonmaak van het winkelcentrum; een BOB-aanpak (BOB staat voor: bestrijding onrechtmatige bewoning) voor de woningen van Amsterdamse Poort (afspreken met woningbedrijf Amsterdam en de politie); op termijn; een buurtservicepunt voor zowel bewoners, winkeliers als winkelend publiek.
De samenwerking tussen hulp- en dienstverlening en politie en justitie heeft vorm gekregen in het Support Project. Dit is een aanpak voor de totale groep extreem problematische personen inclusief de verslaafde veelplegers. Hun wordt een individueel traject aangeboden. Dit kan echter alleen slagen als de samenwerking en de afstemming tussen alle partijen behouden blijft en zelfs wordt aangescherpt. Deze aanscherping betekent onder andere wijziging van de (landelijke) weten regeling zodat de uitwisseling van privacygegevens, uitbreiding van het onder medische toezicht verstrekking van heroïne en de uitbreiding van bevoegdheden van toezichthouders mogelijk wordt gemaakt. De gemeente is op dit moment de grenzen van de beleidsopties genaderd6. Bovengenoemde maatregelen worden nader omschreven in het “actieprogramma hotspots zuidoost” en het “actieprogramma verslaafde veelplegers”. Zij maken beiden deel uit van het Veiligheidsplan van de Gemeente Amsterdam.
6
Gemeente Amsterdam Veiligheidsplan - Actieprogramma Aanpak Verslaafde Veelplegers november 2003, p.4.
7
Figuur 1: Actieprogramma verslaafde veelplegers Dit is conform de eis van de gemeente: cameratoezicht is als los ingezet middel niet toerijkend om de problemen aan te kunnen en moet daarom altijd in combinatie met andere maatregelen ingezet worden. Doel Het doel van cameratoezicht bestaat uit het vroegtijdig kunnen opmerken van ongeregeldheden, zodat de politie op meer doelgerichte wijze kan worden ingezet (preventief gebruik). Het doel is tevens: de gevoelens van onveiligheid, de criminaliteit, de geweldsmisdrijven en de overlast door druggebruikers, dealers, zwervers en bedelaars (de doelgroep) terugdringen (repressief gebruik). Met het Support Project dient op individueel niveau, ten behoeve van de groep extreem problematische personen, de volgende doelen te worden gehaald: dagelijks een dak boven het hoofd, regelmatig medische controle, het beschikken over een zinvolle dagbesteding, een inkomen (i.c. uitkering) en in een beschermde omgeving drugs gebruiken (i.c. toegang tot een gebruikersruimte). Het stadsdeel Amsterdam Zuidoost probeert op deze manier de drugsoverlast terug te dringen en een veiliger en leefbaar stadsdeel te waarborgen. Resultaat De veiligheidsindex Amsterdam (2003-2005) laat in 2005 een verbetering van de objectieve en subjectieve veiligheid in Wc de Amsterdamse Poort zien. Dat wil zeggen dat de criminaliteit daalt en de onveiligheidsgevoelens afnemen. De veiligheidscoördinator van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost geeft echter te kennen dat in de index weliswaar sprake is van een duidelijke daling van de criminaliteit in de gebieden waar camera’s hangen, maar dat het de vraag is of dit ook aan de camera’s ligt. De criminaliteit daalt in z’n geheel dus ook op plekken waar geen camera’s hangen.
8
•
Conclusie en aanbevelingen
Een van de door de gemeente gestelde voorwaarden voor cameratoezicht in de openbare ruimte is, dat het middel alleen in combinatie met andere maatregelen mag worden ingezet. Dat maakt het moeilijk om bij een evaluatie een verband aan te tonen tussen eventuele veranderingen (objectieve en subjectieve veiligheid) in de omgeving en de invoering van cameratoezicht. Het is namelijk ook mogelijk dat een van de andere maatregelen effect heeft gehad. De subsidiariteit vereist echter dat eerst de andere maatregelen afzonderlijk worden getoetst. De andere maatregelen zijn minder ingrijpend te noemen omdat ze gericht zijn op de doelgroep (dealers, junks, zwervers en bedelaars). De privacy van de burger wordt hierbij ongeschonden gelaten. Het stadsdeel diende eerst te kijken of sociale projecten zoals het programma van het Support Project niet zonder het toepassen van cameratoezicht succesvol waren voordat men overging tot de privacy schending van de burger. Het dient daarom ook aanbeveling om te investeren in projecten die gericht zijn op de doelgroep. Een meer doelgroepgerichte (dader) aanpak zal wellicht ingrijpen in de privacy van de doelgroep. Om de aanpak te verscherpen is het namelijk nodig om over te gaan tot uitwisseling van privacygegevens, uitbreiding van het onder medische toezicht verstrekking van heroïne en uitbreiding van bevoegdheden van toezichthouders. De privacy van de burger zal echter ongeschonden blijven. Het stadsdeel dient alvorens men overgaat tot verdere uitbreiding en uitvoering van cameratoezicht de cumulatieve effecten van wet en beleid te herzien. Op die manier kan de wenselijkheid en de effectiviteit van het cameratoezichtbeleid gewogen en uiteindelijk vastgesteld worden. •
Persoonsgegevens
De bescherming van de persoonsgegevens wordt geregeld in paragraaf 5 van de Wpolr. De uitoefening van deze rechten (inzage, afscherming, verwijdering –en correctierecht) worden in het privacyreglement geregeld. Alle verzoeken, ter uitoefening van deze rechten door de burger, dienen schriftelijk gericht te worden aan de registerbeheerder, t.a.v. de privacyfunctionaris, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam. Het stadsdeel geeft aan niet op de hoogte te zijn van de organisatie omtrent deze rechten. De regionaal projectcoördinator van de politie is weliswaar op de hoogte van deze rechten maar verwijst de burger door naar het privacyreglement . Het is de vraag of de bewoners op de hoogte zijn van deze mogelijkheid. Zelfs de veiligheidscoördinator van het stadsdeel weet het niet. Het is tevens de vraag of men de moeite wil nemen om de privacyregelgeving te achterhalen. Opvallend is wel dat de klachten die zijn binnengekomen vooral gaan over de vraag waarom er niet nog meer camera’s hangen op andere plekken. De aanleiding is dan meestal veel voorkomende criminaliteit, zoals diefstal, vandalisme en geweldsdelicten7. •
Conclusie en aanbevelingen
Het verdient aanbeveling een laagdrempelig loket in het leven te roepen waar mensen terecht kunnen met vragen en/of klachten. Op deze manier krijgt het stadsdeel beter te horen wat er onder de bevolking leeft en wat er eventueel verbeterd zou kunnen worden.
7
Stadstoezicht, 2003
9
Uitvoering Uit het interview met de veiligheidscoördinator van het stadsdeel is gebleken dat er 32 uur per week onregelmatig wordt meegekeken. De mate waarin de openbare orde wordt verstoord, is bepalend voor de vaststelling van de noodzaak om cameratoezicht toe te passen. Er moet sprake zijn van een gebied waarin zich onveilige situaties of met enige regelmaat wanordelijkheden voordoen. Verder vertelde de veiligheidscoördinator dat er 3 maanden is meegekeken op de Flierbosdreef. Hieruit kwam naar voren dat er niet altijd wat werd gedaan met meldingen van cameraobservanten vanwege capaciteitsproblemen bij de politie. Ook werd er verteld dat het niveau van de meelezers te laag is waardoor de politie moeite heeft met het aannemen van calamiteiten. De inrichting moet voldoen aan de eisen van het ‘Besluit cameratoezicht op openbare plaatsen’. Dit besluit verwijst naar een certificatieregeling. Het toetsingskader wordt gevormd door de beoordelingsrichtlijnen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Er bestaat een richtlijn voor het ontwerp van het camerasysteem en een richtlijn voor de toezichtcentrale8. Personen, bedrijven en instellingen die zijn belast met of anderszins direct zijn betrokken bij de uitvoering van cameratoezicht, moeten in het bezit zijn van één of meer diploma’s en/of certificaten, waarmee ze kunnen aantonen dat zij voldoen aan deze regels9. Dit besluit is sinds de inwerkingtreding van de wet cameratoezicht (01/02/2006) van kracht. •
Conclusie en aanbevelingen
Het cameratoezicht is sinds januari 2004 operationeel en is niet aan de beoordelingsrichtlijnen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) getoetst. Door certificering wordt de kwaliteit, en daarmee de betrouwbaarheid van het cameratoezicht gewaarborgd. Het is daarom raadzaam om deze toets alsnog met terugwerkende kracht uit te voeren. Het stadsdeel heeft hiervoor tot 1 februari 2007 de tijd. Het is van belang erop te wijzen dat dit een verkennend onderzoek is en vooral bedoeld is als voer ter bevordering van de discussie omtrent de invoering van cameratoezicht in het stadsdeel Zuidoost.
8
Beoordelingsrichtlijn Cameratoezicht Openbare Plaatsen – Procescertificaat voor de toezichtcentrale, CCV 2005 Beoordelingsrichtlijn Cameratoezicht Openbare Plaatsen – Procescertificaat voor het ontwerp, het aanleggen en het onderhoud van camerasystemen, CCV 2005 9
10
Verklarende Woordenlijst 1. Privacy: de mogelijkheid om in eigen milieu geheel zichzelf te zijn. 2. Openbare plaats: een openbare plaats is een voor het publiek vrij toegankelijke plaats. Er zijn geen belemmeringen voor de burger om die plaats te betreden. 3. Persoonsgegevens: persoonsgegevens zijn gegevens over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Persoonsgegevens zijn medebepalend voor de wijze waarop de betrokken persoon wordt beoordeeld of behandeld. 4. Camerabeelden: camerabeelden zijn persoonsgegevens als herkenning of identificatie van de betrokken persoon redelijkerwijs mogelijk is. 5. Verwerking van persoonsgegevens: alle handelingen die mogelijk zijn met opgeslagen camerabeelden zijn verwerkingen van persoonsgegevens. 6. Betrokkene: een betrokkene is diegene over wie de gegevens informatie bevatten. Een betrokkene is dus een ieder van wie camerabeelden worden vastgelegd. 7. Lokale driehoeksoverleg: burgemeester, korpschef en de Officier van justitie 8. Winkelcentrum Amsterdamse Poort: wordt verstaan het winkelcentrum dat is omsloten door de wegen: Bijlmerdreef, Flierbosdreef, Hoogoorddreef en Foppingadreef. 9. Objectieve veiligheid: de feitelijke criminaliteit (sociale veiligheid). 10. Subjectieve veiligheid: de veiligheidsbeleving van burgers. 11. Support-trajecten: trajecten voor chronisch problematische verslaafden gericht op het behalen van de volgende doelen: ondrdak, zinvolle dagbesteding, inkomen/uitkering, regelmatig medisch onderzoek en toegang tot beschermd drugsgebruik. Coördinatie ligt bij de GG & GD. 12. Medewerkers Toezicht en Veiligheid: toezichthouders die onder de regie van de politie worden ingezet bij toezicht en veiligheid. 13. Toewijzingscommissie: commissie ter eenduidige toebedeling van schaarse detentieen/of zorgplekken aan verslaafde veelplegers. 14. Stedelijk Caseregister: in dit register zijn de persoonsdossiers van verslaafde veelplegers opgenomen en het aanbod aan interventies. 15. Inrichting Stelselmatige Daders: detentievorm met een maximumduur van 2 jaar, gericht op zeer actieve veelplegers 16. Verslaafde veelplegers: verslaafden die in 5 jaar tijd minimaal drie veroordelingen en straf achter de rug voor voorgeleidenswaardige delicten als winkeldiefstal, diefstal uit / vanaf auto’s, woninginbraken.
11
Lijst met afkortingen EVRM
: Europees verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens
GW
: Grondwet
Wpolr
: Wet politieregisters
Bpolr
: Besluit politieregisters
Wpolg
: Wet politiegegevens
Wbp
: Wet bescherming persoonsgegevens
WvSr
: Wetboek van Strafrecht
Wom
: Wet openbare manifestaties
Jo
: Juncto
Hfst
: Hoofdstuk
CCV
: Centrum voor criminalitietspreventie en veiligheid
OM
: Openbaar Ministerie
St.
: Staatsblad
Wc
: Winkelcentrum
ISD
: Inrichting Stelselmatige Daders
MTV-ers
: Medewerkers Toezicht en Veiligheid
CVS
: Cliënt Volg Systeem
ES&E
: Adviesbureau Eysink Smeets B.V.
12
1. Inleiding Ter bevordering van de veiligheid wordt er door gemeenten steeds meer gebruik gemaakt van cameratoezicht. Cameratoezicht betekent in sommige gevallen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de burgers. Tot nu toe konden gemeenten daarbij de algemeen geldende privacynormen als richtlijn nemen, zoals kenbaarheid, doelbinding, proportionaliteit en subsidiariteit. Met het toenemen van de mogelijkheden voor cameratoezicht ontstond echter een behoefte aan meer duidelijkheid op dit gebied. In het nieuwe artikel 151c Gemeentewet is de wetgever aan deze behoefte tegemoet gekomen door dieper in te gaan op de privacynormen waaraan cameratoezicht op openbare plaatsen moet voldoen10. In het stadsdeel Amsterdam Zuidoost wordt sinds 1997 cameratoezicht toegepast in het kraaiennest gebied. Vanaf januari 2004 is het cameratoezicht ook operationeel in winkelcentrum de Amsterdamse Poort. Na de invoering van artikel 151c Gemeentewet op 1 februari 2006 hebben gemeenten nog een jaar de tijd om bestaande trajecten aan te passen. Het is nu tijd om het cameratoezichtbeleid in al zijn facetten samen te brengen, te wegen om uiteindelijk vast te stellen of en waarom men hiermee door wilt gaan. De probleemstelling luidt: “In hoeverre heeft het stadsdeel Amsterdam Zuidoost bij het toepassen van cameratoezicht in de Amsterdamse Poort rekening gehouden met de omstandigheden waaronder men mag overgaan tot het toepassen van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde in het publieke domein?” “En aan welke eisen moet men na de invoering van cameratoezicht voldoen?” Dit verslag bevat een algemene samenvatting. In de daarop volgende hoofdstukken volgt een uiteenzetting van; De regelingen betreffende privacy en persoonsgegevens die het normenkader vormen waarbinnen cameratoezicht voor handhaving van de openbare orde toegepast dient te worden (hfst. 2). De wettelijke vereisten waaraan het gemeentelijk cameratoezicht in de Amsterdamse Poort voor en na de invoering moet voldoen (hfst. 3). De conclusie van het onderzoek. Hier wordt teruggegrepen naar de probleemstelling en worden de bevindingen geëvalueerd (hfst. 4).
10
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, Handreiking cameratoezicht 2006, p. 9.
13
2. Cameratoezicht: het juridisch kader “Privacy” betekent volgens de vrije encyclopedie Wikipedia: de persoonlijke levenssfeer. Recht op privacy wordt ook wel omschreven als het recht om met rust te worden gelaten (“the right to be left alone”). Het betekent dat men dingen kan doen zonder dat de buitenwereld daar inbreuk op maakt of zelfs weet van heeft. Privacy is een ruim begrip, een belangrijk onderdeel wordt gevormd door de bescherming van Persoonsgegevens11. In dit hoofdstuk wordt de regelgeving beschreven die het normenkader vormt waarbinnen cameratoezicht voor handhaving van de openbare orde toegepast dient te worden. De Europese regelgeving is van belang voor de wijze waarop in Nederland de nationale wetgeving ingericht dient te worden, samen vormen zij het juridische kader ter bescherming van de privacy en de persoonsgegevens.
2.1
Privacy
Bescherming van de privacy wordt gegarandeerd in het Europees Verdrag van de rechten van de mens12 (EVRM) en de Nederlandse Grondwet (GW). 2.1.1
Europese rechtsbron
Het meest algemene artikel waar bij de invoering van cameratoezicht in het publieke domein rekening mee moet worden gehouden en dat in Europa geldt, is art. 8 van het EVRM.
11
http://nl.wikipedia.org/wiki/Privacy Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 4 november 1950, Trb. 1951,154; laatste wijziging: Trb. 1988,95. 12
14
Artikel 8 EVRM: Recht op eerbiediging van privé, familie en gezinsleven -1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en correspondentie. -2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voorzover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de rechten van anderen.
Toelichting: In het eerste lid van artikel 8 EVRM is het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer vastgelegd. Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is niet absoluut. Er kan sprake zijn van situaties waarin de burger inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer moet dulden. Inbreuk op het privé-leven van burgers is gebonden aan de volgende voorwaarden (art. 8 lid 2 EVRM): 1. 2. 3. 4.
Een wettelijke basis Dringende maatschappelijke behoefte Proportionaliteit: de inbreuk moet in verhouding staan tot het nagestreefde doel. Subsidiariteit: het doel kan niet op een minder ingrijpende manier worden bereikt.
2.1.2
Nederlandse rechtsbronnen
In Nederland is het privacy recht voorzien van een grondwettelijke garantie in artikel 10 Grondwet. Het betreft het recht van de burger om in de beslotenheid van zijn privé-sfeer met rust te worden gelaten. Artikel 10 Grondwet: Eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. 2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. 3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.
Toelichting: In het eerste lid van artikel 10 Grondwet, is het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer vastgelegd. Onder de persoonlijke levenssfeer wordt verstaan: het huis, de briefwisseling, de communicatie via telefoon, telegraaf en andere besloten middelen van communicatie, het recht om in besloten situaties niet te worden bespied of afgeluisterd, het recht op zorgvuldige behandeling van persoonlijke gegevens, en het recht op eerbiediging van het innerlijk leven en van de lichamelijke integriteit13.
13
PDF, Grondwet voor het koninkrijk der Nederlanden 2002, p. 38.
15
In artikel 441b Wetboek van Strafrecht (WvSr) is de strafbaarstelling van heimelijk cameratoezicht geregeld. Heimelijk Cameratoezicht houdt in: het maken van beelden van personen met camera’s die zijn aangebracht om personen herkenbaar in beeld te brengen zonder dat de aanwezigheid ervan duidelijk kenbaar is gemaakt. Sinds 1 januari 2004 geregeld zowel voor plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek als voor besloten plaatsen. Artikel 441b Wetboek van Strafvordering: Heimelijk cameratoezicht Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die, gebruik makende van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, van een persoon, aanwezig op een voor het publiek toegankelijke plaats, wederrechtelijk een afbeelding vervaardigt. Toelichting: Heimelijk gebruik van camera’s kan inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer en is daarom verboden in artikel 441b WvSr. De wet is van toepassing op camera’s (‘technische hulpmiddelen’) die zijn aangebracht om afbeeldingen van personen te maken (film, video of foto’s) en waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt. Met ‘aangebracht’ wordt bedoeld dat de camera’s op een of andere wijze zijn geïnstalleerd, bijvoorbeeld bevestigd aan een gevel of plafond of verborgen in een koffer14. De toepassing van cameratoezicht kan in bepaalde gevallen inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer. Tot nu toe konden gemeenten daarbij de algemeen geldende privacynormen (EVRM en Grondwet) als richtlijn nemen, zoals kenbaarheid, doelbinding, proportionaliteit en subsidiariteit15. De Gemeentewet kent sinds 1 februari 200616 specifieke regels voor cameratoezicht door gemeenten. Het gebruik van cameratoezicht voor de handhaving van de openbare orde in het publieke domein is gebaseerd op artikel 151c Gemeentewet en heeft hierdoor een specifieke wettelijke grondslag gekregen. Artikel 151c Gemeentewet: Cameratoezicht -1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties (WOM) en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn. De burgemeester bepaalt de duur van de plaatsing en wijst de openbare plaats of plaatsen aan, met inachtneming van hetgeen daaromtrent in de verordening is bepaald. -2. De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.
14
http://www.justitie.nl/publicaties/brochures_en_factsheets/Nieuwe_wet_heimelijk_cameratoezicht.asp De notitie cameratoezicht, Kamerstukken II 1997/98 25 760, nr. 1. 16 Stb. 2005,392 15
16
-3. De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie. -4. De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die de desbetreffende openbare plaats betreedt. -5. Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn. -6. De met de camera’s gemaakte beelden mogen in het belang van de handhaving van de openbare orde worden vastgelegd en gedurende ten hoogste vier weken worden bewaard. -7. De vastgelegde beelden, bedoeld in het zesde lid, vormen een tijdelijk register in de zin van de Wet politieregisters. Met inachtneming van artikel 13, zevende lid, van de Wet politieregisters kunnen uit dat register gegevens worden verstrekt ten behoeve van de opsporing van een gepleegd strafbaar feit. -8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels gesteld omtrent: a. de vaste camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht; b. de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en c. de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt. Toelichting17: In dit artikel wordt de regie ten aanzien van cameratoezicht in het publieke domein expliciet toegekend aan de overheid. In het onderstaande volgt een toelichting op dit artikel. Ad 1: De Gemeenteraad kan de burgemeester bij verordening de bevoegdheid verlenen tot het plaatsen van camera’s, waarbij de gemeenteraad mag bepalen tot welke openbare plaatsen de bevoegdheid zich uitstrekt en voor welke bepaalde duur de plaatsing van camera’s ten hoogste mag geschieden. Het besluit van de burgemeester tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen bezwaar en beroep openstaan.
17
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, Handreiking cameratoezicht 2006, p.12-16.
17
Voor een juiste afweging zijn de volgende aspecten van belang: • •
•
•
Het doel en de tijdsperiode van cameratoezicht dient vooraf bepaald en omschreven te worden door de burgemeester. In het geval van gemeentelijk toezicht op een openbare plaats gaat het altijd om de handhaving van de openbare orde. Hieruit blijkt dat bijvoorbeeld de bewaking van het gemeentehuis met camera’s niet onder de regeling valt, omdat het doel van het cameratoezicht dan niet de handhaving van de openbare orde is, maar de beveiliging van personen en/ of eigendom. Gemeenten moeten met een veiligheidsanalyse aantonen dat er een evenwichtige verhouding bestaat tussen het doel en het middel (proportionaliteit). De mate waarin de openbare orde wordt verstoord, is bepalend voor de vaststelling van de noodzaak om cameratoezicht toe te passen. Er moet sprake zijn van een gebied waarin zich onveilige situaties of met enige regelmaat wanordelijkheden voordoen. Ook moeten zij nagaan of het beoogde doel namelijk de handhaving van de openbare orde, niet op een minder ingrijpende wijze kan worden bereikt (subsidiariteit).
De noodzakelijkheidseis werkt ook door in de plaatsing, het bereik en het daadwerkelijke gebruik van de camera’s. Cameratoezicht moet zodanig zijn ingericht dat niet meer plaatsen en personen worden waargenomen en vastgelegd dan voor het doel noodzakelijk is. Een andere beperking kan worden gezocht in de periode waarin de camera’s beelden registreren en/of vastleggen en de intensiteit waarmee de beelden worden vastgelegd. Periodiek moet worden beoordeeld of de doelstelling(en), die men met het plaatsen van de camera’s wil behalen, zijn bereikt en of er voor het cameratoezicht nog langer een noodzaak bestaat. Daarom mag een besluit tot plaatsing slechts voor bepaalde duur zijn. Na het verstrijken van deze termijn kan het cameratoezicht, bij gebleken noodzaak, worden verlengd. Het ligt daarom voor de hand om de duur van plaatsing te koppelen aan een evaluatie (art. 151c lid 1 Gemeentewet). Ad 2: De vastgelegde beelden kunnen worden gebruikt ten behoeve van de opsporing en vervolging van een gepleegd strafbare feit. Dit heeft consequenties voor de inzet en capaciteitsverdeling van het Openbaar Ministerie. Daarom is in de wet bepaald dat de burgemeester ná overleg met de Officier van Justitie in het lokale driehoeksoverleg de periode vaststelt waarin de geplaatste camera’s daadwerkelijk mogen functioneren en de beelden live bekeken worden. De Officier van Justitie beslist of de opgenomen beelden daadwerkelijk gebruikt mogen worden ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten (art. 151c lid 2 Gemeentewet). Ad 3: In eerste instantie worden de met cameratoezicht verkregen beelden gebruikt voor de handhaving van de openbare orde. Daarom heeft de politie op grond van de wet de operationele regie bij het toepassen van cameratoezicht. Hieronder valt ook het waarnemen van de beelden en het beslissen over de eventuele vervolgstappen naar aanleiding van de beelden. Andere personen en instanties mogen de beelden alleen bekijken met toestemming van de politie (art. 151c lid 3 Gemeentewet). Ad 4: Op grond van de wet moeten burgers in kennis worden gesteld van de mogelijkheid dat zij op beelden kunnen voorkomen zodra zij het gebied betreden dat valt binnen het bereik van de camera’s. Aan dit kenbaarheidsvereiste moet niet alleen worden voldaan als er beelden worden
18
vastgelegd, maar ook als sprake is van monitoring en er dus geen opnames worden gemaakt. Het niet kenbaar maken van cameratoezicht op voor publiek toegankelijke plaatsen is strafbaar (art. 151c lid 4 Gemeentewet jo art. 441b WvSr). Ad 5: De invulling van het begrip openbare plaats is ontleend aan de Wet openbare manifestaties (Wom). Er wordt in het algemeen met het begrip openbare plaats een plaats bedoeld “waar men komt en gaat”. Er mag geen sprake zijn van beletselen voor dit vrije komen en gaan zoals een meldingsplicht, eisen van voorafgaand verlof of entreegelden. Onder het begrip openbare plaats vallen de wegen en straten die voor iedereen toegankelijk zijn. De gemeenteraad kan ook andere plaatsen die voor iedereen vrij toegankelijk zijn aanwijzen als openbare plaats en zo onder de reikwijdte van de wet brengen. Op deze manier kunnen gemeenten bij de handhaving van de openbare orde snel inspelen op lokale behoeften (art. 151c lid 5 Gemeentewet). Ad 6: De beelden mogen gedurende ten hoogste vier weken worden bewaard. Een uitzondering op deze regel vormen alle beelden die door de politie ingezet worden voor de opsporing en vervolging van daders van een gepleegd strafbaar feit (art. 151c lid 6 Gemeentewet). Ad 8: Op grond van artikel 151c lid 8 Gemeentewet worden nadere regels gesteld om de goede uitvoering van het cameratoezicht te waarborgen. Het ‘Besluit cameratoezicht op openbare plaatsen18’ verwijst naar een certificatieregeling. Het toetsingskader wordt gevormd door de beoordelingsrichtlijnen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Er bestaat een richtlijn voor het ontwerp van het camerasysteem en een richtlijn voor de toezichtcentrale. Door certificering wordt de kwaliteit, en daarmee de betrouwbaarheid van het cameratoezicht gewaarborgd.
2.2 2.2.1
Persoonsgegevens
Europese rechtsbronnen
Bij het gebruik van gemeentelijk cameratoezicht worden er beelden vastgelegd. Camerabeelden zijn persoonsgegevens als herkenning of identificatie van de betrokken persoon redelijkerwijs mogelijk is. Deze vastgelegde beelden vormen dan persoonsgegevens in de zin van het databeschermingsverdrag19 en de Europese Privacyrichtlijn20 dit betekent dat de burger recht heeft op bescherming van zijn persoonsgegevens. Wat deze bescherming precies inhoudt, wordt nader uitgewerkt in de Nederlandse wetgeving (art. 10 GW, de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), de Wet politieregisters (Wpr) en de daarop gebaseerde nadere regelgeving). Een ruime definitie van het begrip persoonsgegevens wordt op internationaal terrein gegeven in zowel artikel 2, onder a, van het Europees Databeschermingsverdrag van Straatsburg uit 1981, als in artikel 2, onder a, van de algemene EG-Privacyrichtlijn van de Europese Unie. Op Europees 18
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid -beoordelingsrichtlijn, p. 20. Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, Straatsburg, 28 januari, Trb. 1988.7; laatste wijziging: Trb.2000,69. 20 Richtlijn 95.46/EG van het Europese Parlement en de Raad van 24 oktober 1995, Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. 1.281/40,23 november 1995. 19
19
niveau heeft dit geleid tot een permanente werkgroep van Europese toezichthouders voor bescherming van persoonsgegevens, ook wel de Working Party 29 (WP 29, want ingesteld op grond van artikel 29, richtlijn 95/46/EG) genoemd. De werkgroep stelt ten behoeve van de uitvoering van de taken opinies21 op waarin actuele onderwerpen worden besproken in het licht van de Richtlijn 95/46/EG. In opinie 4/2004 wordt uitgelegd op welke wijze de richtlijn in het geval van cameratoezicht geïnterpreteerd dient te worden. -1. Het Databeschermingsverdrag spreekt in artikel 2, onder a, over: “‘personal data’ means any information relating to an identified or identifiable individual (‘data subject’)”. Vertaald: “alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare persoon”. -2. De Europese Privacyrichtlijn spreekt in artikel 2, onder a, met betrekking tot persoonsgegevens over: “iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare persoon (betrokkene)”; als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificatienummer of van een of meer specifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn of haar fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit”. Overweging 14 van de Richtlijn: “gezien het belang van de in het kader van de informatie maatschappij aan de gang zijnde ontwikkelingen inzake de technieken voor het opvangen, doorsturen, manipuleren, registreren, bewaren of mededelen van geluid- en beeldgegevens betreffende natuurlijke personen, is deze Richtlijn ook van toepassing op verwerkingen die op deze gegevens betrekking hebben”. Overweging 16 van de Richtlijn: “verwerkingen van geluid- en beeldgegevens, zoals gegevens van videobewaking, vinden niet plaats binnen de werkingssfeer met het oog op de veiligheid van de Staat en de activiteiten die niet onder het Gemeenschapsrecht vallen”. -3. De Opinie stelt dat: “artikel 8 EVRM van toepassing is op verwerkingen door politie en justitie. Cameratoezicht is volgens zowel de Richtlijn als de Opinie mogelijk in het kader van de handhaving van de openbare orde als daar in concrete situaties aanleiding toe is”. De Opinie stelt eveneens dat: “de bevoegde instellingen in de lidstaten videobewaking vanuit een algemeen gezichtspunt moeten beoordelen, met het oog op de bevordering van een algemeen selectieve en systematische benadering van dit vraagstuk. De sterke verspreiding van beeldopnamesystemen op openbare en particuliere plaatsen mag niet leiden tot onverantwoorde beperkingen van de rechten van burgers en de fundamentele vrijheden; burgers zouden anders het slachtoffer kunnen worden van buitensporige gegevens verzamelingprocedures die hen op een aantal openbare of particuliere plaatsen identificeerbaar kunnen maken.”
21 Opinie 4/2004 on the Processing of Personal Data by means of Video-surveillance (WP 89), www.europa.eu.int.int/Internal_market/privacy/workinggroup/wp 2004.
20
2.2.2 Nederlandse rechtsbronnen In artikel 10 van de Nederlandse Grondwet wordt de burgers de bescherming van de persoonsgegevens verzekerd. Artikel 10 Grondwet: Privacy 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. 2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. 3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.
Toelichting: In het tweede en derde lid zijn twee opdrachten aan de wetgever opgenomen. In de eerste plaats dient de wet regels te stellen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. In de tweede plaats moet de wet regels stellen voor het inzagerecht en voor het recht op verbetering van onjuiste persoonsgegevens (correctierecht). De belangrijkste van deze regels zijn, zoals boven vermeld, gegeven in de Gemeentewet, de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet politieregisters en de daarop gebaseerde nadere regelgeving22. Het nieuwe artikel 151c Gemeentewet biedt gemeenten een wettelijk kader voor het langdurig plaatsen van vaste camera's op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde (art. 151c lid 7 Gemeentewet). Artikel 151c Gemeentewet: Cameratoezicht -7. De vastgelegde beelden, bedoeld in het zesde lid, vormen een tijdelijk register in de zin van de Wet politieregisters. Met inachtneming van artikel 13, zevende lid, van de Wet politieregisters kunnen uit dat register gegevens worden verstrekt ten behoeve van de opsporing van een gepleegd strafbaar feit. Toelichting: Ad 7: In de praktijk is het voor gemeenten die reeds cameratoezicht toepassen op openbare plaatsen niet altijd even duidelijk welk privacyregime nu eigenlijk van toepassing is; de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) of de Wet politieregisters (Wpolr). Om misverstanden hierover weg te nemen heeft de wetgever in artikel 151c lid 7 Gemeentewet bepaald dat de verzameling van de vastgelegde beelden een tijdelijk register vormt in de zin van de Wet politieregisters (Wpolr). De beheerder van dit register is de korpsbeheerder van het regionale politiekorps. Persoonsgegevens die door de politie verwerkt worden betreffen vaak bijzondere gegevens. De Wpolr geeft regels voor het beheer van deze gegevens door de politie. Dit betreft de mogelijkheden en de grenzen voor het verwerken van persoonsgegevens in polititieregisters.
22
http://www.grondweteuropa.nl: Artikels gewijs commentaar bij de Nederlandse Grondwet
21
Deze wet geeft regels over de noodzakelijkheid van het verzamelen van beelden, de bewaartermijnen en op welke wijze met de rechten van betrokkenen omgegaan dient te worden. In de Wpolr is gekozen voor een zogenaamd gesloten verstrekkingenregime, welke in het Besluit politieregisters (Bpolr) is uitgewerkt. Dit betekent dat het verzamelen en ontvangen van politiegegevens of het verstrekken hiervan niet zomaar mag gebeuren. Voor politieregisters geldt een reglementsplicht als bedoeld in artikel 9 van de Wpolr. Dit reglement moet informatie bevatten over het doel, de werkwijze, de beheerder en de rechten van betrokkenen. Die rechten zijn het inzien van de beelden en / of bijbehorende gegevens, het afschermen van verder gebruik en het verwijderen van beelden uit bestanden (zie § 3.2)23. 2.3
Jurisprudentie
Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is niet absoluut. Dit wil zeggen dat niet onder alle omstandigheden het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer voor gaat. Er kan sprake zijn van situaties waarin de burger een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer moet dulden. Hoever de bescherming van de persoonlijke levenssfeer reikt, wordt uitgekristalliseerd in jurisprudentie. In de rechtspraak in Europa en Nederland wordt, in navolging van de rechtspraak in de Verenigde Staten, de leer van de “reasonable expectation” gehanteerd. Het begrip ziet op wat een burger wel of niet, onder gegeven omstandigheden redelijkerwijs mag verwachten als het gaat om inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Dat betekent dat een persoon geen volledige privacy kan verwachten, indien hij zich begeeft in het publieke domein of in voor het publiek toegankelijke plaatsen. Maar van een volledig ontbreken van rechten en vrijheden, zoals die veel sterker in de privé sfeer bestaan, mag ook in het publieke domein geen sprake zijn. Welke verwachting redelijk is verschilt van plaat tot plaats. De burger mag in het algemeen op openbare plaatsten minder respect voor zijn persoonlijke levenssfeer verwachten dan in zijn huis of op zijn werkplek. De context is dus bepalend voor de verwachting. Uitspraak, 18 augustus 2005, CBP: In het centrum van Groningen is een proef gehouden met twee camera’s met microfoon waaraan geluiddetectiesoftware was gekoppeld. Doel van het experiment was het testen van de combinatie van beeld en agressie-detectie. De opgevangen geluidssignalen werden automatisch geanalyseerd om agressie op straat te ontdekken aan de hand van geluiden die een indicatie vormen voor geweld. Door gebruik te maken van cameratoezicht met geluidsdetectie is het niet langer noodzakelijk continu beelden van de openbare ruimte vast te leggen. De camera gaat pas lopen als er agressief geluid gedetecteerd wordt. De Wet politieregisters heeft geen bezwaar tegen deze werkwijze24. Het toepassen van cameratoezicht op bovengenoemde manier is dus volgens deze wet toegestaan.
23 24
Handreiking cameratoezicht 2006 (CCV), p.24. www.cbpwep.nl:brief d.d. 18 augustus 2005 van de Voorzitter Cbp aan de korpsbeheerder Groningen, z2005-0481.
22
2.4 Nadere regelgving in Amsterdam De gemeenteraad heeft in artikel 151c Gemeentewet regelgevende bevoegdheid gekregen. Het is daarom denkbaar dat de gemeente zich in de toekomst over de te hanteren criteria zal uitspreken. Op dit moment is de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) nog ongewijzigd. Wel heeft de Gemeente in een beleidskader25 omschreven hoe cameratoezicht gehandhaafd dient te worden. Ook is er een privacyreglement26 waarin allerlei voorschriften staan waaraan de gemeenten en de politie zich moeten houden. De gemeente heeft vanaf 1 februari 2006 nog een jaar de tijd om bestaande trajecten aan te passen27.
25 26 27
Gemeente Amsterdam, Vernieuwd Beleidskader Cameratoezicht, april 2003 Gemeente Amsterdam, Privacyreglement voor het politieregister, december 2001 Kamerstukken I, 2003-2004, 29940, A
23
3. De Praktijk: “ Cameratoezicht in Winkelcentrum de Amsterdamse Poort” 3.1 Privacy Uit het juridisch kader blijkt dat er aan 4 voorwaarden voldaan moet zijn voordat men overgaat tot toepassing van cameratoezicht in het publieke domein: een wettelijke basis § 3.1.1), een dringende maatschappelijke behoefte, een proportionaliteitstoets (§ 3.1.2) en een subsidiariteittoets (§ 3.1.3). In het onderstaande wordt gekeken in hoeverre het stadsdeel Amsterdam Zuidoost bij het toepassen van cameratoezicht in Winkelcentrum de Amsterdamse Poort rekening heeft gehouden met de voorwaarden waaronder men mag overgaan tot het toepassen van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde in het publieke domein. Vervolgens wordt uiteengezet hoe de bescherming van de persoonsgegevens en de uitvoering van gemeentelijk cameratoezicht in de Amsterdamse Poort eruit zien. 3.1.1 Wettelijk basis Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft in 200328 onderzoek gedaan naar het gebruik van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde door Nederlandse gemeenten. Hieruit bleek dat 93 gemeenten (20%) gebruikmaakten van camera’s. Gemeentelijk cameratoezicht is een middel dat inbreuk kan maken op de privacy (art. 8 EVRM). Daarom heeft de wetgever besloten om dit onderwerp bij formele wet uitputtend te regelen. Uitsluitend op de wijze omschreven in artikel 151c Gemeentewet, kunnen gemeenten besluiten tot langdurige plaatsing van vaste camera’s ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De gemeenteraad moet op grond van artikel 151c lid 1 Gemeentewet de burgemeester bij verordening deze bevoegdheid verlenen, waarbij de gemeenteraad kan bepalen tot welke openbare plaatsen en over welke periode de bevoegdheid tot cameratoezicht zich uitstrekt. De gemeente Amsterdam heeft in april 2003 bij gebrek aan landelijke regelgeving een beleidskader29 opgesteld. Het beleidskader is gebaseerd op de landelijke regelgeving, zoals de wet cameratoezicht (op dat moment nog voor advies bij de Raad van State) en de regels ter bescherming van de privacy van het College Bescherming Persoonsgegevens. •
Conclusie en aanbevelingen
De formele wetgever heeft voldaan aan één van de voorwaarden die een inbreuk op de privacy rechtvaardigt namelijk, een wettelijke basis (art. 151c Gemeentewet). Gelet op het doel van de wet, handhaving van de openbare orde, dient de Gemeente Amsterdam een nieuw artikel op te nemen in de Algemene plaatselijke verordening (APV) waarin dit nader wordt geregeld. Hiervoor heeft de Gemeente Amsterdam tot 1 februari 2007 de tijd. Verder dient opgemerkt te worden dat het besluit van de burgemeester tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats een besluit van algemene strekking is waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor belanghebbenden bezwaar en beroep openstaan.
28 29
Cameratoezicht in de openbare ruimte, College bescherming Persoonsgegevens, november 2003. Gemeente Amsterdam, Vernieuwd Beleidskader Cameratoezicht, april 2003
24
3.1.2. Proportionaliteit Een dringende maatschappelijke behoefte is de tweede voorwaarde die het EVRM stelt aan een inbreuk op de privacy. Dit is tevens een eis die door artikel 151c Gemeentewet wordt gesteld: gemeenten mogen cameratoezicht alleen toepassen op openbare plaatsen indien dit noodzakelijk (er een dringend maatschappelijke behoefte bestaat) is voor de handhaving van de openbare orde. In deze derde eis ligt besloten dat het cameratoezicht evenredig moet zijn in relatie tot het doel (proportionaliteitseis). De Britse rechter Lord Diplock geeft de volgende omschrijving van het proportionaliteitsbeginsel: “that prohibits the use of a steam hammer to crack a nut, if a nutcracker would do”30. Probleem Æ Doel Æ Middel In het onderstaande volgt een uiteenzetting van het probleem dat de aanleiding vormt voor het gebruik van cameratoezicht (middel) in winkelcentrum de Amsterdamse poort ter voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust en ter verhoging van het gevoel van veiligheid (doel). Ten slotte het resultaat van de inzet van de middelen. Aan de hand hiervan wordt geconcludeerd of het stadsdeel Amsterdam Zuidoost aan de proportionaliteitstoets heeft voldaan. De beleidstukken Tijdens het congres van de Interdepartementale stimuleringsregeling Technologie & Samenleving en Criminaliteitspreventie in 2002, hield minister Remkes een toespraak over de veiligheid van onze samenleving en onze zorg voor het publieke domein. Hij vertelde dat het kabinet onorthodoxe maatregelen zoals cameratoezicht niet zal schuwen, Nederland moet veiliger worden. Deze roep om veiligheid wordt voortgezet op regionaal niveau. "Amsterdam moet en zal veiliger worden". Met deze woorden maakt het college in het collegeakkoord 2002-2006 duidelijk dat het resultaten wenst en dat de veiligheid van de Amsterdamse bevolking snel moet verbeteren. Het stadsdeel Amsterdam Zuidoost moet ook aan deze wens voldoen. Het stadsdeel maakt daarbij gebruik van gemeentelijk cameratoezicht. Vanaf januari 2004 heeft men cameratoezicht ingesteld in de Amsterdamse Poort. Waarom men voor dit middel gekozen heeft blijkt uit de volgende beleidsstukken: • • • • •
30
Inzoomen op veiligheid (februari 2002) Eindrapport evaluatie cameratoezicht Amsterdam, 26 maart 2003 Veiligheidsindex Amsterdam 2003-2005 ES&E (18 december 2002): Camera’s voor veiligheid op de Arena Boulevard en in de Amsterdamse Poort? Actieprogramma hotspots Zuidoost, 2004
Zoethout 2005, P.23
25
•
Inzoomen op veiligheid (2001)
In 2001 is de nota Inzoomen op veiligheid door de gemeenteraad vastgesteld. Daarin werd afgesproken om met cameratoezicht op drie plekken in de stadsdelen Slotervaart/Overtoomse Veld en Zuidoost (August Allebéplein, Belgiëplein en Kraaiennest) te experimenteren. Uit de nota vloeit het volgende voort: Probleem: “Amsterdammers voelen zich vaak onveilig op plekken waar veel publiek komt zoals de binnenstad, het openbaar vervoer en diverse winkel- en uitgaansgebieden. Op deze plekken wilt men vanwege het capaciteitsprobleem geen continu preventief, menselijk toezicht”. Doel: “Ongeregeldheden vroegtijdig kunnen opmerken, zodat de politie op meer doelgerichte wijze kan worden ingezet (preventief gebruik). En de gevoelens van onveiligheid bij de burger verminderen, criminaliteit, geweldsmisdrijven en overlast door druggebruikers en dealers terugdringen (repressief gebruik). Bij positieve evaluatie wordt ernaar gestreefd in 2006 op alle daartoe in aanmerking komende plekken cameratoezicht mogelijk te maken”. Middel: “Strakker handhaven door politie en toezichthouders met behulp van technische middelen in de vorm van cameratoezicht”. •
Eindrapport evaluatie cameratoezicht Amsterdam, 26 maart 2003
In dit rapport worden de uitkomsten van de nulmeting van medio 2001 en de effectmeting van medio 2002 gepresenteerd. Het rapport richt zich op de ontwikkeling van de objectieve (de feitelijke criminaliteit) en subjectieve (de veiligheidsbeleving van burgers)veiligheid: Probleem: “Overlast en criminaliteit”. Doel: “Uit het onderzoek is gebleken dat cameratoezicht een bijdrage levert aan de objectieve veiligheid, maar dat de onveiligheidsgevoelens er nauwelijks door worden beïnvloed”.
26
Middel: “Cameratoezicht (in combinatie met andere maatregelen)”. In dit rapport wordt gekeken naar een preventieve maatregel. Men probeert dus te achterhalen of iets niet is gebeurd. Vervolgens wordt er een causale verklaring voor deze non gebeurtenissen gegeven. In het stadsdeel Zuidoost wordt dit experiment toegepast in het Kraaiennestgebied. In het Kraaiennestgebied wordt dit extra moeilijk omdat hier al sinds 1997 camera’s hangen in de openbare ruimte en het semi-openbare gebied. De camera’s werden dus niet ingebruik genomen op het moment van de nulmeting. Het is dus niet geheel reëel om te spreken van een nulmeting. Een voorwaarde voor een betrouwbare evaluatie is een tamelijk lange periode tussen nulmeting en effectmeting. Uitkomsten van andere evaluaties laten zien dat cameratoezicht een soort schokeffect kan hebben in het eerste jaar, waarna de situatie weer normaliseert31. Op verzoek van de gemeente Amsterdam zat bij deze evaluatie slecht een jaar tijd tussen de nulmeting en de effectmeting, wat relatief kort is. Ook is de situatie in het Kraaiennestgebied in 2001 opmerkelijk. In 1999 is de ruimtelijke vernieuwing halverwege, de planvorming meegerekend. De gemeente, het stadsdeel en de corporatie presenteren in oktober 2001 het (concept) Finale Plan van Aanpak. De flats Grunder, Koningshoef, Kouwenoord, Klieverink en Kralenbeek, samen goed voor 4500 woningen worden gesloopt. Het gevolg: ontvolking, steeds minder klandizie en failliete middenstanders. Tegen deze achtergrond wordt er in 2001-2002 evaluatie uitgevoerd naar de effectiviteit van cameratoezicht. Dit experiment heeft grote gevolgen gehad. Cameratoezicht was succesvol en kon nu uitgebreid worden. De veiligheidscoördinator van het Stadsdeel Zuidoost geeft aan dat het succes van deze rapportage heeft geleid tot de invoering van cameratoezicht in het winkelcentrum de Amsterdamse Poort. •
Veiligheidsindex Amsterdam 2003-2005
Met de Veiligheidsindex Amsterdam worden de ontwikkelingen rond veiligheid gevolgd: in de hele stad, per stadsdeel en per buurtcombinatie. Daarvoor wordt een indexcijfer toegekend aan alle 78 buurtcombinaties in de stad. Die indexcijfers zijn gebaseerd op gegevens van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland en de meningen van Amsterdammers over de veiligheid in hun buurt. In het onderstaande wordt gekeken naar de situatie in één van de vijf buurtcombinaties32 in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost in 2003-2005, namelijk Bijlmer Centrum (de Amsterdamse Poort):
Zuidoost
31 32
Zie: Intraval,2002 Bijlmer Centrum, Bijlmer Oost, Nellestein, Holendrecht/Reigersbos/AmstelII/Bullewijk, Gein, Driemond
27
Uit deze index blijkt dat winkelcentrum Amsterdamse Poort (Bijlmer-Centrum) in 2004 een piek vertoont op het gebied van drugs, overlast, buurtproblemen, vermijding en onveiligheidsgevoelens. In 2005 dalen de cijfers en treedt er dus een verbetering op. In een interview met de veiligheidscoördinator van het stadsdeel Zuidoost zegt deze dat het moeilijk vast te stellen is of de daling van criminaliteit te wijten is aan camera’s omdat de criminaliteit in zijn geheel daalt dus ook op plekken waar geen camera’s hangen. •
ES&E33 (18 december 2002): Camera’s voor veiligheid op de Arena Boulevard en in de Amsterdamse Poort?
Uit een onderzoek van ES&E (18 december 2002) onder de titel “Camera’s voor veiligheid op de Arena Boulevard en in de Amsterdamse Poort?” komen een aantal dingen naar voren: Probleem: “De aanwezigheid van zwervers, drugsverslaafden en drugsdealers leidt tot een onveilig gevoel bij bezoekers en bij mensen die in het gebied wonen of werken. Bewoners, winkelend publiek en werkenden ergeren zich tevens aan de grote hoeveelheid zwerfvuil die, met name op zondag, de Amsterdamse Poort ontsieren. Gedurende de openingstijden van de winkels heerst er, ondanks rondhangende junkies en bedelaars, een redelijk aangename sfeer. Zonder flanerend publiek en tegen een achtergrond van neergelaten rolluiken is de sfeer ’s avonds een stuk minder. Als niemand ze tegenhoudt, worden de parkeergarages ’s nachts gebruikt door daklozen: autokrakers blijven de parkeergarages zien als werkplek”. Doel: “De drugsoverlast terugdringen en een veiliger en leefbaar stadsdeel waarborgen”. Middel: “Cameratoezicht (in combinatie met andere maatregelen)”.
33
Adviesbureau Eysink Smeets B.V.
•
Actieprogramma hotspots zuidoost, 2004
Het Actieprogramma Hotspots Zuidoost is een actie uit het Veiligheidsplan van de gemeente Amsterdam. De in het veiligheidsplan aangewezen hotspots van Zuidoost liggen in de Bijlmer. De Gemeenteraad heeft in juni 2003 het Veiligheidsplan Amsterdam vastgesteld en daarin gekozen voor acties gericht op gebieden. Tot de gebiedsacties behoort onder ander winkelcentrum de Amsterdamse Poort. Uit het programma vloeit het probleem, de doelstelling en het middel voort: Probleem: “In het gehele stadsdeel bevinden zich naar schatting 900 harddrugsverslaafden (telling 2002). 55% van deze groep is niet aan Zuidoost gebonden. Het winkelklimaat en het woonklimaat worden er ongunstig door beïnvloed. Het Amsterdamse Poortgebied heeft voornamelijk te kampen met drugsoverlast en drugsgerelateerde criminaliteit. Het winkelcentrum heeft de overlast van het gesloopte Fazantenhof minstens ten dele overgenomen en wordt nu geteisterd door junks en dealers. In het rapport “uitgeteld in de Bijlmer”(2002) worden 34 nachtzwervers geteld in de Amsterdamse Poort. De junks zwerven ook over de woondekken en houden zich op in allerlei uithoeken van het winkelgebied. De winkeliers vrezen dat het winkelklimaat door de aanwezigheid van zwervers, junks en bedelaars zijn aantrekkelijkheid zal verliezen en dat de Amsterdamse Poort de concurrentie met andere winkelcentra met regionale betekenis niet aan zal kunnen. De bewoners die inspraak hadden in het wijkveiligheidsplan klaagden over de drugsoverlast en drugsgerelateerde criminaliteit. Zowel de winkeliers als de bewoners spraken hun wens uit naar het stadsdeel: het verwijderen van junks en zwervers, geen colportage, geen gebedel en verhinderen dat de parkeergarages als openbaar toilet worden gebruikt34. Doel: “Het terugdringen van criminaliteit en drugsoverlast. Met het oog op de belangen van de ondernemers is de ambitie: het behalen van het keurmerk veilig ondernemen. Uiterlijk op 31 december 2004 beschikt het winkelcentrum over de eerste ster, behorende bij het certificaat veilig ondernemen. Met het oog op de belangen van de bewoners: het opstellen van een wijkveiligheidsplan”. Middel: “Cameratoezicht werd in januari 2004 op 7 plekken ingevoerd in Winkelcentrum de Amsterdamse Poort, en zou drie jaar, dus tot en met 2006 duren. De kosten bedroegen € 186. 141,- aan investering en € 164.000,- aan exploitatie. Het maakt deel uit van een integraal programma van fysieke maatregelen, repressieve maatregelen, het bieden van opvang en het nemen van preventieve maatregelen”. •
Conclusie & Aanbevelingen
De burger wordt betrokken in de strijd tegen (drugs) overlast doordat hij stelselmatig door camera’s wordt vastgelegd. Het gemeentelijk cameratoezicht kost in totaal € 350. 141,- voor drie jaar. Het is nu de vraag of er, gezien het bovenstaande, een zeker evenwicht, een juiste verhouding bestaat tussen middel en doel. Het is aan het stadsdeel om dit vast te stellen. Het stadsdeel dient de cumulatieve effecten van wet en beleid te herzien. Op die manier kan de wenselijkheid en de effectiviteit van het cameratoezichtbeleid gewogen en uiteindelijk vastgesteld worden.
34
Gemeente Amsterdam, Veiligheidsplan, Actieprogramma Hotspots Zuidoost juni 2003, p.8.
29
3.1.3 Subsidiariteit Camera’s maken inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de burgers. De burger wordt betrokken in de strijd tegen onveiligheid doordat hij stelselmatig door camera’s vastgelegd wordt. De vragen die nu rijzen zijn: 1) Welke andere veiligheidsmaatregelen schieten tekort? 2) Had het doel van de handhaving van de openbare orde niet op een minder ingrijpende wijze bereikt kunnen worden (subsidiariteit)? Ad 1: De veiligheidscoördinator van het stadsdeel geeft te kennen dat men getracht heeft de drugsoverlast en de drugsgerelateerde criminaliteit tegen te gaan door frequente politieaanwezigheid en extra schoon te maken. Volgens de winkeliers is de overlast en de criminaliteit in de parkeergarages in 2003 dankzij de frequente politieaanwezigheid en het extra schoonmaken behoorlijk afgenomen. AD 2: Cameratoezicht wordt in 2004 op 7 plekken ingevoerd in de Amsterdamse Poort. Het maakt deel uit van een breed pakket aan maatregelen: • • • • • • • •
de support-aanpak toepassen op de drugsverslaafden die ’s nachts in het winkelcentrum op straat aanwezig zijn en stelselmatige verwijdering van niet-Bijlmerverslaafden; het realiseren van nachtopvang waarnaar de in Amsterdamse Poort rondzwervende Bijlmerjunks worden verwezen; systematische horecacontroles en bestuurlijke handhaving; vaststelling van een beheerplan voor Centrumgebied Amsterdam Zuidoost (in dit beheerplan zal een paragraaf ‘veiligheid’ worden opgenomen; onderdeel van het beheersplan ook: de schoonmaak van het winkelcentrum; vaststelling uiterlijk 31 december 2003); een BOB-aanpak (BOB staat voor: bestrijding onrechtmatige bewoning) voor de woningen van Amsterdamse Poort (afspreken met woningbedrijf Amsterdam en de politie); op termijn; een buurtservicepunt voor zowel bewoners, winkeliers als winkelend publiek.
Bovengenoemde maatregelen worden nader omschreven in het “actieprogramma hotspots zuidoost” en het “actieprogramma verslaafde veelplegers”. Zij maken beide deel uit van het Veiligheidsplan van de Gemeente Amsterdam (zie figuur 1).
30
Figuur 1: Actieprogramma verslaafde veelplegers Dit is conform de eis van de gemeente: cameratoezicht is als los ingezet middel niet toerijkend om de problemen aan te kunnen en moet daarom altijd in combinatie met andere maatregelen ingezet worden. •
Conclusie & Aanbevelingen
Een van de door de gemeente gestelde voorwaarden voor cameratoezicht in de openbare ruimte is, dat het middel alleen in combinatie met andere maatregelen mag worden ingezet. Dat maakt het moeilijk om bij een evaluatie een verband aan te tonen tussen eventuele veranderingen (objectieve en subjectieve veiligheid) in de omgeving en de invoering van cameratoezicht. Het is namelijk ook mogelijk dat een van de andere maatregelen effect heeft gehad. De subsidiariteit vereist echter dat eerst de andere maatregelen afzonderlijk worden getoetst. De andere maatregelen zijn minder ingrijpend te noemen omdat ze gericht zijn op de doelgroep (dealers, junks, zwervers en bedelaars). De privacy van de burger wordt hierbij ongeschonden gelaten. Het stadsdeel diende alvorens men overging tot de privacy schending van de burger eerst te bekijken of sociale projecten zoals het programma van het Support Project niet zonder het toepassen van cameratoezicht succesvol waren. Het dient daarom ook aanbeveling om te investeren in projecten die gericht zijn op de doelgroep. Een meer doelgroepgerichte (dader) aanpak zal wellicht ingrijpen in de privacy van de doelgroep (om de aanpak te verscherpen is het namelijk nodig om over te gaan tot uitwisseling van privacygegevens, uitbreiding van het onder medische toezicht verstrekking van heroïne en uitbreiding van bevoegdheden van toezichthouders) maar de privacy van de burger zal ongeschonden blijven. Het stadsdeel dient alvorens men overgaat tot verdere uitbreiding en uitvoering van cameratoezicht de cumulatieve effecten van wet en beleid te herzien. Op die manier kan de
31
wenselijkheid en de effectiviteit van het cameratoezichtbeleid gewogen en uiteindelijk vastgesteld worden. 3.2 Persoonsgegevens Het stadsdeel heeft een belangrijke taak in het beschermen van een grondwettelijk recht van de burgers namelijk het recht op bescherming van de persoonsgegevens. Uit art. 151c lid 7 Gemeentewet blijkt dat het privacy regime van de WPOLR van toepassing is. Voor politieregisters geldt een reglementsplicht als bedoeld in artikel 9 Wpolr. De gemeente Amsterdam heeft voorzien in een privacyreglement voor het politieregister ‘Cameratoezicht gemeente Amsterdam’. In het reglement is vastgelegd hoe de politie met het (bewaarde) beeldmateriaal om moet gaan. Betrokkenen hebben recht op inzage in de beelden en de daaraan gekoppelde gegevens en vastgelegde interpretaties. Daarnaast hebben zij recht om te verzoeken om correctie, afscherming en verwijdering. De rechten van belanghebbende worden geregeld in paragraaf 5 van de Wpolr. De uitoefening van deze rechten worden concreet in het privacyreglement geregeld, alle verzoeken dienen schriftelijk gericht te worden aan de registerbeheerder, t.a.v. de privacyfunctionaris, Postbus 2287, 1000 CG Amsterdam: •
Inzagerecht
Voor beelden opgeslagen in politieregisters geldt artikel 21 WPOLR. Dit artikel geeft twee uitzonderingen,te weten de goede uitvoering van de politietaak en de gewichtige belangen van derden. Van de eerste uitzonderingsgrond kan sprake zijn als de politie nog bezig is de beelden te onderzoeken. Er is in beginsel geen reden om de beelden niet te laten inzien, omdat vanwege de kenbaarheid van de beelden, er geen reden is om op grond van de politietaak de beelden vooralsnog geheim te houden. Alleen als er sprake is van een concreet opsporingsonderzoek kan deze weigeringsgrond van toepassing zijn. De tweede uitzonderingsgrond, het gewichtige belang van derden, moet worden afgewogen tegen het belang van de verzoeker die om inzage vraagt35. •
Correctierecht
Het correctierecht kan ingeroepen worden op grond van artikel 36 van de WBP en artikel 22 van de WPOLR. De verantwoordelijke moet op grond van artikel 20 WPOLR binnen vier weken beslissen of een verzoek tot correctie van persoonsgegevens wordt gehonoreerd. Van het weigeren van het verzoek moet de verantwoordelijke de betrokkene binnen vier weken na het indienen van het verzoek, gemotiveerd op de hoogte stellen. De correctie kan zo betrekking hebben op bij de beelden opgeslagen andere gegevens, zoals bijvoorbeeld gegevens in een bijbehorend journaal over de persoon: naam, interpretatie van de beelden of het commentaar op de beelden. Deze gegevens kunnen wel voor correctie in aanmerking komen36. •
Recht op afscherming
Het recht op afscherming van de beelden en eventuele aanvullende gegevens is verwoord in artikel 22, eerste lid van de WPOLR. Een gefilmde persoon kan vragen de beelden niet verder te verwerken of af te schermen als de beelden niet ter zake dienend zijn. Dit afschermingsrecht is
35 36
Cameratoezicht in de openbare ruimte, College Bescherming Persoonsgegevens, blz. 42 Cameratoezicht in de openbare ruimte, College Bescherming Persoonsgegevens, blz. 43
32
van toepassing binnen de reguliere bewaartermijn, maar ook nadat beelden zijn overgeheveld naar opsporingsdossiers37.
•
Recht van verwijdering
Artikel 22 WPOLR geven de betrokkene het recht te verzoeken om verwijdering van diens persoonsgegevens. Voor camerabeelden geldt doorgaans een bewaartermijn van zeven dagen, zie ook paragraaf 3.12. Worden de beelden gebruikt voor opsporings- en vervolgingsdoelen dan worden de beelden overgeheveld naar reguliere politieregisters, zodat de bewaartermijnen van die registers van toepassing zijn38. Het stadsdeel geeft aan niet op de hoogte te zijn van de organisatie omtrent deze rechten. De regionaal projectcoördinator van de politie is weliswaar op de hoogte van deze rechten maar verwijst de burger door naar het privacyreglement . Het is de vraag of de bewoners op de hoogte zijn van deze mogelijkheid (zelfs de veiligheidscoördinator van het stadsdeel weet het niet) en of men de moeite wil nemen om de privacyregelgeving te achterhalen. Opvallend is wel dat de klachten die zijn binnengekomen vooral gaan over de vraag waarom er niet nog meer camera’s hangen op andere plekken. De aanleiding is dan meestal veel voorkomende criminaliteit, zoals diefstal, vandalisme en geweldsdelicten39. •
Conclusie & Aanbevelingen
Het verdient aanbeveling een laagdrempelig loket in het leven te roepen waar mensen terecht kunnen met vragen en/of klachten. Op deze manier krijgt het stadsdeel beter te horen wat er onder de bevolking leeft en wat er eventueel verbeterd zou kunnen worden. 3.3 Uitvoering Bij de toepassing van cameratoezicht in winkelcentrum de Amsterdamse poort dient het Stadsdeel Zuidoost een projectstructuur opzetten waarin de organisatorische, juridische en technische deskundigheid is vertegenwoordigd. In deze fase moeten de operationele eisen van het camerasysteem worden geformuleerd. Hieronder volgt in vogelvlucht welke regels dit zijn en de mate waarin het stadsdeel deze regels bij het toepassen van cameratoezicht in het winkelcentrum Amsterdamse Poort handhaaft. Deze regels zijn van belang voor de correcte inrichting van cameratoezicht op openbare plaatsen met het oog op de handhaving van de openbare orde.
37 38 39
Cameratoezicht in de openbare ruimte, College Bescherming Persoonsgegevens, blz. 42 Cameratoezicht in de openbare ruimte, College Bescherming Persoonsgegevens, blz. 44 Stadstoezicht, 2003
33
Uitgangspunten voor de inrichting en uitvoering 1. Is het winkelcentrum de Amsterdamse poort een openbare plaats? De invulling van het begrip ‘openbare plaats’ uit artikel 151c lid 5 Gemeentewet is ontleend aan de wetsgeschiedenis van de Wet Openbare manifestaties (Wom). Op grond van die wet omvat het begrip openbare plaats in de meest algemene zin van het woord alle plaatsen waar men komt en gaat. Het gaat hierbij om alle straten en wegen die voor iedereen vrij toegankelijk zijn. Antwoord: Ja, het winkelcentrum de Amsterdamse poort valt onder dit begrip. 2. Is het gebruik van cameratoezicht in het winkelcentrum de Amsterdamse Poort kenbaar? In artikel 151c lid 4 Gemeentewet is vastgelegd dat het gebruik van camera’s kenbaar moet zijn op straffe van een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van € 4.500,- (art. 441b WvSr jo art. 151c lid 4 Gemeentewet). Antwoord: Ja, er zijn borden geplaatst waarop wordt aangegeven dat in het winkelcentrum met camera’s wordt gewerkt. 3. Voldoet het Camerasysteem, de toezichtcentrale en de cameraobservant aan de eisen die de wet stelt?
In het Besluit cameratoezicht op openbare plaatsen zijn specifieke regels gesteld over het camerasysteem, de toezichtcentrale en de cameraobservant. Personen, bedrijven en instellingen die zijn belast met of anderszins direct zijn betrokken bij de uitvoering van cameratoezicht, moeten in het bezit zijn van één of meer diploma’s en/of certificaten, waarmee ze kunnen aantonen dat zij voldoen aan deze regels (artikel 151c lid 8 Gemeentewet). Cameraobservanten mogen de beelden bekijken mits deze voldoen aan de eisen die bij algemene maatregel van bestuur hieraan worden gesteld. De eisen voor de toezichtcentrales en de cameraobservant zijn opgenomen in de ‘Beoordelingsrichtlijn voor de toezichtcentrale’.
De burgemeester stelt na overleg met de Officier van justitie in het ‘lokale driehoeksoverleg40’ de periode vast waarin de geplaatste camera’s daadwerkelijk direct zullen worden bekeken. Voor deze vaststelling geld wederom de eis van proportionaliteit: de noodzaak tot live meekijken moet in verhouding zijn met het aantal kritische momenten en de personele capaciteit die dit vergt (art. 151c lid 2 en 3 Gemeentewet).
Antwoord: •
Cameraobservanten : Vanuit VBK is het ietwat moeilijker. Het niveau van de meelezers is laag waardoor de politie moeite heeft met het aannemen van calamiteiten. Bedrijven Æ : Æ niet getoetst aan de beoordeling richtlijn41.
40
Bijlage 3: Schematisch overzicht taak en rolverdeling Beoordelingsrichtlijn Cameratoezicht Openbare Plaatsen – Procescertificaat voor het ontwerp, het aanleggen en het onderhoud van camerasystemen, CCV 2005 41
34
Instellingen Æ de toezichtcentrale •
: Æ niet getoetst aan de beoordeling richtlijn42.
In het nieuwe meeleescentrum wordt er 32 uur per week onregelmatig meegekeken. Er is 3 maanden meegekeken op flierbosdreef. Hieruit kwam naar voren dat er meer gemeld wordt door de cameraobservanten dan opgevolgd door de politie (capaciteitsprobleem). Alle projecten hebben een toestemmingsduur van 1 of 2 jaar. Om toestemming te krijgen voor voortzetting van het project zal een evaluatie moeten worden aangeboden. Pas 1 project in de regio, cctv "binnenstad", heeft dat meegemaakt.
4. Hoe wordt het geheel georganiseerd (de operationele regie)? De politie is de instantie die gebruik maakt van de met cameratoezicht verkregen beelden en heeft daarom op grond van artikel 151c lid 3 Gemeentewet de operationele regie. De • • •
politie43: Is belast met het waarnemen van de beelden Bepaalt wat er met de beelden gebeurt Beslist over de opvolging van de signalen uit de toezichtcentrale
Antwoord: Hoe, wie en wanneer de camera’s worden bekeken wordt bepaald door het stadsdeel in overleg met de politie (de meelezers). Zodra er een calamiteit is wordt de besturing overgenomen door de politie en die heeft dan de regie. Er is een protocol cameratoezicht op openbare plaatsen voor de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Verantwoordelijk voor het product cameratoezicht is de politie. Het uitkijken geschiedt onder verantwoordelijkheid van de politie door derden, veelal stadstoezicht. Korpsbeleid is géén blauw achter de monitor44. 5. Hoe lang worden de beelden bewaard? De beelden mogen gedurende ten hoogste vier weken worden bewaard. Een uitzondering op deze regel vormen alle beelden die door de politie ingezet worden voor de opsporing en vervolging van daders van een gepleegd strafbaar feit (art. 151c lid 6 Gemeentewet). Antwoord:
“ De huidige bewaartermijnen bedragen maximaal 3 of 7 dagen (28 wordt nog nergens toegepast). Het komt het zelden voor dat de beelden nog bestaan indien de burgers er naar vragen . Alles wordt consequent na 3 of 7 dagen verwijderd. Huidige bewaartermijn is inmiddels sinds 01 februari 2006 ten hoogste 4 weken. In het oude privacyreglement (Artikel 8 Privacyreglement) spreekt men van 7 dagen is reeds achterhaald”45.
42 43 44 45
Beoordelingsrichtlijn Cameratoezicht Openbare Plaatsen – Procescertificaat voor de toezichtcentrale, CCV 2005 Bijlage 3: Schematische overzicht taak- en rolverdeling Zie: Interviews; Bijlage I&II Zie, Interview - Bijlage II: Regionaal Projectcoordinator Toezicht en Handhaving Cameratoezicht Zuidoost van de politie
35
4. Cameratoezicht: Conclusies en aanbevelingen In dit rapport is gekeken in hoeverre het stadsdeel Amsterdam Zuidoost bij het toepassen van cameratoezicht in het Winkelcentrum de Amsterdamse Poort rekening heeft gehouden met de voorwaarden waaronder men mag overgaan tot het toepassen van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde in het publieke domein. Daarnaast is gekeken naar de bescherming van de persoonsgegevens en de uitvoering van cameratoezicht. ¾
Er is een wettelijke basis: cameratoezicht is door artikel 151c Gemeentewet bij wet voorzien. Gelet op het doel van de wet, handhaving van de openbare orde, dient de Gemeente Amsterdam een nieuw artikel op te nemen in de Algemene plaatselijke verordening (APV) waarin dit nader wordt geregeld. Hiervoor heeft de Gemeente Amsterdam tot 1 februari 2007 de tijd. Verder dient opgemerkt te worden dat het besluit van de burgemeester tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats een besluit van algemene strekking is waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor belanghebbenden bezwaar en beroep openstaan.
¾
Proportionaliteit en subsidiariteit: Een van de door de gemeente gestelde voorwaarden voor cameratoezicht in de openbare ruimte is, dat het middel alleen in combinatie met andere maatregelen mag worden ingezet. Dat maakt het moeilijk om bij een evaluatie een verband aan te tonen tussen eventuele veranderingen (objectieve en subjectieve veiligheid) in de omgeving en de invoering van cameratoezicht. Het is namelijk ook mogelijk dat een van de andere maatregelen effect heeft gehad. De subsidiariteit vereist echter dat eerst de andere maatregelen afzonderlijk worden getoetst. De andere maatregelen zijn minder ingrijpend te noemen omdat ze gericht zijn op de doelgroep (dealers, junks, zwervers en bedelaars). De privacy van de burger wordt hierbij ongeschonden gelaten. Het stadsdeel diende eerst te kijken of sociale projecten zoals het programma van het Support Project niet zonder het toepassen van cameratoezicht succesvol waren voordat men overging tot de privacy schending van de burger. Het dient daarom ook aanbeveling om te investeren in projecten die gericht zijn op de doelgroep. Een meer doelgroepgerichte (dader) aanpak zal wellicht ingrijpen in de privacy van de doelgroep. Om de aanpak te verscherpen is het namelijk nodig om over te gaan tot uitwisseling van privacygegevens, uitbreiding van het onder medische toezicht verstrekking van heroïne en uitbreiding van bevoegdheden van toezichthouders. De privacy van de burger zal echter ongeschonden blijven. Het stadsdeel dient alvorens men overgaat tot verdere uitbreiding en uitvoering van cameratoezicht de cumulatieve effecten van wet en beleid te herzien. Op die manier kan de wenselijkheid en de effectiviteit van het cameratoezichtbeleid gewogen en uiteindelijk vastgesteld worden.
¾
Persoonsgegevens: het verdient aanbeveling een laagdrempelig loket in het leven te roepen waar mensen terecht kunnen met vragen en/of klachten. Op deze manier krijgt het stadsdeel beter te horen wat er onder de bevolking leeft en wat er eventueel verbeterd zou kunnen worden.
¾
Uitvoering: Het cameratoezicht is sinds januari 2004 operationeel en is niet aan de beoordelingsrichtlijnen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) getoetst. Door certificering wordt de kwaliteit, en daarmee de betrouwbaarheid van het cameratoezicht gewaarborgd. Het is daarom raadzaam om deze toets alsnog met terugwerkende kracht uit te voeren. Het stadsdeel heeft hiervoor tot 1 februari 2007 de tijd.
Het is van belang erop te wijzen dat dit een verkennend onderzoek is en vooral bedoeld is als voer ter bevordering van de discussie omtrent de invoering van cameratoezicht in het stadsdeel Zuidoost.
36
5. Literatuurlijst BOEKEN Hoogland & Dik 2002 W. Hoogland & R. Dik, Rapport over Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2002.
rapporteren,
rapporteren
en
webpubliceren,
Verhoeven, 2004 N. Verhoeven, Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger beroepsonderwijs, Amsterdam: uitgeverij Boom 2004. Smeets, 2004 A.H.C.M. Smeets, Camera's in het publieke domein: privacynormen voor het cameratoezicht op de openbare orde, College Bescherming Persoonsgegevens, Den Haag, november 2004 De Waard, Maring & van der Heijden 2006 J. de Waard, B.J. Maring, H. van der Heijden, Handreiking cameratoezicht: Veiligheid door samenleving, Den-Haag: CCV 2006. Het CCV 2005 Beoordelingsrichtlijn Cameratoezicht Openbare Plaatsen – Procescertificaat voor het ontwewerp, het aanleggen en het onderhoud van camerasystemen, Den Haag: CCV 2005 Het CCV 2005 Beoordelingsrichtlijn Cameratoezicht Openbare Plaatsen – Procescertificaat voor de toezichtcentrale, Den Haag: CCV 2005 Nieuwenhuis, Schueler &Zoethout 2005 Aernout J. nieuwenhuis – Ben J. Schueler – Carla M. Zoethout, Proportionaliteit in het publiekrecht, Deventer: kluwer 2005. BELEIDSSTUKKEN GEMEENTE AMSTERDAM • • • • • • •
Inzoomen op veiligheid (februari 2002) Eindrapport evaluatie cameratoezicht Amsterdam, 26 maart 2003 Veiligheidsindex Amsterdam 2003-2005 ES&E (18 december 2002): Camera’s voor veiligheid op de Arena Boulevard en in de Amsterdamse Poort? Gemeente Amsterdam, Veiligheidsplan - Actieprogramma hotspots zuidoost, juni 2004 Gemeente Amsterdam Veiligheidsplan - Actieprogramma Aanpak Verslaafde Veelplegers, november 2003 Gemeente Amsterdam, Vernieuwd Beleidskader Cameratoezicht, april 2003
INTERNET http://wetten.overheid.nl http://recht.nl/21935 (05/09/2005) http://nl.wikipedia.org/wiki http://grondwetvooreuropa.nl http://www.minbzk.nl/contents/pages/7430/grondwet_NL_6-02.pdf, Grondwet voor het koninkrijk der Nederlanden, Ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijkrelaties, Directe Constitutionele zaken en wetgeving, 2002
37
6. Bijlagen BIJLAGE 1. INTERVIEW: ANDRE MEIJER, TOEZICHTHOUDER ZUIDOOST 1 Heeft de politie de operationele regie? Æ Hoe ziet deze regie eruit?
Hoe, wie en wanneer de camera’s worden bekeken wordt bepaald door het stadsdeel…natuurlijk i.o.m. de politie. Zodra er een calamiteit is wordt de besturing overgenoemen door de politie en die heeft dan de regie. -
Hoe ziet de justitiële opvolging eruit? (over welke opvolgingscapaciteit beschikt men)
-
Beschikt de politie over een procedurehandboek, Is er een registerbeheerder Æ
-
functionarissen die belast zijn met de zeggenschap over het register
De politie mag gebruik maken van de beelden als ondersteuning bij hun pv.de politie/om is degene die bepalen over vervolging
Er is een procedurehandboek (is wettelijk verplicht). Registerbeheerder is degene die uitleest. meelezers en politie 2
Wanneer wordt cameratoezicht ingezet?
Inzet van camera’s doel: gevoel van veiligheid van bewoners/bezoekers verhogen -
Wat was de concrete aanleiding voor de discussie over cameratoezicht (het concrete veiligheidsprobleem)?
In den beginne….de enorme overlast/veiligheidsproblemen op en rondom Kraaiennest. Door de inzet van camera’s overlast sterk gedaald….reden om het ook op andere plekken te initiëren. -
Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van cameratoezicht in geval van overtredingen en misdrijven (denk aan gebiedsverboden etc.)?
Weinig over te zeggen. Er is 3 maanden meegekeken op flierbosdreef. Hieruit kwam naar voren dat er meer gemeld wordt dan opgevolgd (capaciteitsprobleem). Vanuit VBK is het ietwat moeilijker. Het niveau van de meelezers is minder…waardoor de politie moeite heeft met het aannemen van calamiteiten. -
Tijdens de opsporing en vervolging?
De camera’s zijn diverse malen als ondersteuning ingezet tijdens acties van de politie. 3
Op welke grondslag wordt cameratoezicht ingezet?
Er moet sprake zijn van een groot veiligheidsprobleem (althans langdurend) daarnaast moet er mogelijkheden zijn om camera’s te kunnen plaatsen (geld) -
Wat valt af te leiden uit incidentcijfers, de veiligheidsanalyse?
-
Vindt er een periodieke evaluatie plaats?
In de index is een duidelijk daling van criminaliteit in de gebieden waar camera’s hangen…maar of dit te wijten is aan camera’s!!! Criminaliteit daalt in zijn geheel…dus ook op plekken waar geen camera’s hangen. Er wordt gemeten door DS&P in de A’Poort (al 2 metingen) en binnenkort ook in G’poort 4 In welke gebieden is/wordt cameratoezicht ingezet?
WINKELCENTRUM Kraaiennest WINKELCENTRUM Ganzenpoort WINKELCENTRUM Amsterdamse Poort WINKELCENTRUM Venserpolder D/E buurt (weet niet zeker of ze er nog hangen ivm sloop) 5 In welke mate wordt er rekening gehouden met de persoonlijke levenssfeer (privacy)?
Alles privacy gevoelige zaken als het kunnen lezen van de pincode of het in huis kunnen kijken wordt afgedekt met een zwarte balk (op de monitor) Dit wordt gecheckt. Verder is heel veel geregeld via wet- en regelgeving.
38
6 Wat is het doel van het cameratoezicht?
Verhogen van veiligheidsgevoel van bewoners, bezoekers en winkeliers -
Welke maatregelen zijn genomen om dit doel te bereiken ?
-
Is er sprake van een ketenbenadering (past de cameratoezicht binnen een breder pakket aan veiligheidsmaatregelen / veiligheidsbeleid) ?
Alcoholverbod…extra inzet politie…extra schoonmaken
Cameratoezicht is als los ingezet middel niet toerijkend om de problemen aan te kunnen. Dit moet altijd in combi zijn met andere inzetmogelijkheden. Voordeel is wel dat camera’s langdurig ingezet kunnen worden. Van respressief naar preventief. 7 Wie is verantwoordelijk voor het cameratoezicht en wie is belast met de uitwerking en uitvoering van het cameratoezicht?
dagelijks bestuur (voorzitter) en veiligheidscoördinator is belast met uitwerking en uitvoering -
Is er sprake van kwaliteitszorg?
-
Hoe staat het met het draagvlak voor het instellen van cameratoezicht?
Als je bedoelt dat niet zomaar overal camera’s moeten komen…daar moet jij voor zorgen!! Draagvlak is groot…je hebt het gehoord alle winkeliers willen camera’s. bewoners willen het ook, maar in veel mindere mate. Draagvlak is voldoende Rechten van betrokkenen, toezicht en evaluatie 8 Betrokkenen hebben rechten Æ Hoe ziet deze regeling eruit? - Inzagerecht - Correctierecht - Recht op afscherming - Recht van verwijdering
Helaas kan ik je met deze vragen niet van dienst zijn 9 Wordt cameratoezicht periodiek geëvalueerd?
Er is geen periodiek evaluatie (is wel nodig) -
Hoeveel tijd is met cameratoezicht gemoeid?
-
Wat zijn de operationele eisen die men aan het cameratoezicht stelt?
-
Hoe ziet het programma van eisen of technische bestek eruit?
-
Hoe wordt het camerasysteem getest en welke resultaten levert de test op?
In met nieuwe meeleescentrum wordt er 32 uur per week onregelmatig gekeken. Goede en duidelijke beeldkwaliteit ??? ???
39
BIJLAGE 2. INTERVIEW: HANS HEESTER, REGIONAAL PROJECTCOORDINATOR TOEZICHT EN HANDHAVING CAMERATOEZICHT ZUIDOOST 1 De politie heeft de operationele regie Æ Hoe ziet deze regie eruit? Er is verschil tussen de organisatie en de werkelijkheid. De organisatie is inmiddels dusdanig geregeld, dat er specifieke kennis van cctv projecten aanwezig is bij een regionaal projectcoördinator (ben ik), dat de informatie uitgebreid bereikbaar is op de intranetsite cameratoezicht, dat er een compleet protocol is ontwikkeld en dat ten alle tijden mijn ondersteuning gevraagd en gekregen kan worden. De praktijk is dat er bij beide spelers, politie in de vorm van de wijkteamchef en gemeente in de vorm van een deelraadvertegenwoordiger vaak weinig nog kennis is. Als beiden of een van het reeds het traject is ingegaan van cctv, is het vaak moeilijk om afspraken achteraf terug te draaien. Het systeem voldoet toch niet aan de verwachtingen en er moeten (vele) concessies worden gedaan. In mijn beantwoording ga ik uit van de organisatie, dat is per slot van rekening ook wat ik tracht te bereiken. De basis voor de operationele regie wordt gelegd in de eerste overlegfase. De politie moet heel duidelijk maken wat het probleem is, waar en wanneer dat plaatsvindt, wat zij daarvan in welke mate willen zien middels de camera's en wat zij daarvan vastgelegd willen hebben. Tevens gedurende welke tijden er minimaal live moet worden uitgekeken. In de Amsterdamse situatie, meerdere kleine uitkijkcentrales, kennen we daarnaast ook een satellietstation, een monitor en besturingseenheid bij de inspecteur van dienst van het betreffende wijkteam, waarop kan worden meegekeken, indien er aanleiding is ook buiten de uren dat er live wordt gekeken. Aan al deze voorwaarden moet voldaan worden tot op zekere hoogte, alvorens er een convenant kan komen tussen politie(wijkteam) en deelraad en een cctv project kan ontstaan. De politie (wijkteam) heeft een verantwoordelijke aangewezen (veelal projectleider) die deze operationele regie uitzet en controleert. De politie is verantwoordelijk voor de uitkijkcentrale, wie er werken, wie er op bezoek komen, waarnaar gekeken wordt. De politie is verantwoordelijk voor het opgeslagen beeldmateriaal en of en aan wie daarvan een kopie wordt uitgeleverd. De politie is verantwoordelijk voor de reactie op waargenomen incidenten. - Hoe ziet de justitiële opvolging eruit? (over welke opvolgingscapaciteit beschikt men) - Geen idee, Justitie speelt amper een rol in het cameratoezicht gebeuren. - Beschikt de politie over een procedurehandboek, Is er een registerbeheerder Æ functionarissen die belast zijn met de zeggenschap over het register - Er is een privacyreglement cameratoezicht gemeente Amsterdam, er is een protocol cameratoezicht op openbare plaatsen voor de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, het regiokorps heeft een registerbeheerder, privacyfunctionaris. 4
Wanneer wordt cameratoezicht ingezet? - Wat was de concrete aanleiding voor de discussie over cameratoezicht (het concrete veiligheidsprobleem)? Er zijn veel aanleidingen die kunnen leiden tot cameratoezicht, niet allemaal even zuiver op de graad. Dat komt ook dat de normen door de wetgever genoemd, erg interpretabel zijn. Als het goed is, is er sprake van een groot probleem inzake de openbare orde en veiligheid, dat men tot op heden nog niet heeft kunnen oplossen. Een probleem kan heel verschillend worden ervaren op de verschillende plaatsen, wat is groot?
40
-
-
-
-
-
Daarnaast heb ik de indruk dat er gevallen zijn waarbij een cameraproject gebruikt is door de deelraad als politiek panacee, het wondermiddel waarmee velen tevreden zullen zijn (op korte termijn) Hoe vaak wordt er gebruik gemaakt van cameratoezicht igv overtredingen & misdrijven (denk aan gebiedsverboden etc.)? strafbare feiten kunnen de aanleiding zijn van het openbare orde probleem, dat zal zelfs vaak het geval zijn. Het toezicht is dan ook gericht op het proberen te voorkomen van die misdrijven of materiaal te verzamelen die de opsporing en vervolging kunnen ondersteunen. Als er misdrijven worden waargenomen die niet vallen onder de doelstellingen, worden deze beschouwd als zogenaamde bijvangst, ze hebben een lagere prioriteit, maar indien mogelijk zal er gereageerd worden tijdens of achteraf. Tijdens de opsporing en vervolging? Opgenomen beelden worden gebruikt tijdens de verhoorsituatie. Soms om via getuigen een identificatie of herkenning te kunnen laten plaatsvinden, soms worden ze bijgevoegd bij het verbaal om een overzicht te geven van de situatie. In een enkel geval kan cameratoezicht ook ondersteunend zijn bij te houden acties.
3 Op welke grondslag wordt cameratoezicht ingezet? Ik begrijp de vraag niet. Cameratoezicht openbare plaatsen, Wet Politieregisters of Politiegegevens - Wat valt af te leiden uit incidentcijfers, de veiligheidsanalyse? - Kan een onderbouwing van de problematiek zijn, maar moet voorzichtig mee worden omgegaan, m.n. veiligheidsgevoelens zijn zeer subjectief. - Vindt er een periodieke evaluatie plaats? - Wat is periodieke evaluatie. Alle projecten hebben een toestemmingsduur van 1 of 2 jaar. Om toestemming te krijgen voor voortzetting van het project zal een evaluatie moeten worden aangeboden. Pas 1 project in de regio, cctv "binnenstad", heeft dat meegemaakt. 5
Waar wordt cameratoezicht ingezet? project binnenstad, Wallen, Damrak, Nieuwedijk en Nieuwezijdsvoorburgwal project stationseiland, rondom het centraal station project Amsterdamse Poort, winkelcentrum Bijlmermeer project D- en E zone flats Bijlmermeer project Ganzenpoort, het winkelcentrum Kraaiennest in de Bijlmermeer project Indische Buurt, Oost, Makassarplein, Javastraat, Javaplein, winkelstraat en samenkomstplaats project pleinen west, Belgiëplein, August Allebéplein, Abraham Stahlmanplein, Sierplein en Delflandplein, winkelcentra project Diamantbuurt, Smaragdplein, in afronding project Venserpolder, Bijlmermeer, winkelcentrum project Parlevinker, pilot met mobiel cameratoezicht, inmiddels afgelopen project Waterlandplein, in ontwikkeling
5 In welke mate wordt er rekening gehouden met de persoonlijke levenssfeer (privacy)? Geheel conform de richtlijnen die ervoor zijn. Protocollen wie er wel of niet in de uitkijkcentrale mogen komen en onder welke voorwaarden, aan wie beelden mogen worden uitgegeven, blokkering op scherm als er ergens binnengekeken zou kunnen worden, duidelijke indicatie waar cameratoezichtgebieden zijn, herkenbare camera's (politiestriping), privacyreglement. 6 Wat is het doel van het cameratoezicht? Toezicht en trachten vroegtijdig te interveniëren als zich vooromschreven problemen aandienen,
41
ondersteuning bieden bij optreden ter plaatse, ondersteuning bij opsporing, ondersteuning bij calamiteiten en rampen. 6 Welke maatregelen zijn genomen om dit doel te bereiken ? Vele, ieder project is zoveel mogelijk op maat gesneden, maar ook is het streven bepaalde beelden centraal ter beschikking te kunnen krijgen, bijvoorbeeld bij rampen op een commandokamer 7 Is er sprake van een ketenbenadering (past de cameratoezicht binnen een breder pakket aan veiligheidsmaatregelen / veiligheidsbeleid) ? Dat zou het wel moeten doen, maar dat is niet altijd het geval. 7 Wie is verantwoordelijk voor het cameratoezicht en wie is belast met de uitwerking en uitvoering van het cameratoezicht? Verantwoordelijk voor het product cameratoezicht is de politie. Het uitkijken geschiedt onder verantwoordelijkheid van de politie door derden, veelal stadstoezicht. Maar er wordt ook uitgekeken in de toezichtcentrale van de NS in het centraal station, door een bewakingsbedrijf "Securitas" of door Falck beveiligingsbedrijf. Korpsbeleid is géén blauw achter de monitor. Is er sprake van kwaliteitszorg? Als daarmee bedoeld wordt dat er kwalitatief bruikbare beelden zullen zijn, ja, bij een goede voorbereiding. Als daarmee bedoeld wordt dat alles zo goed mogelijk en conform de regels georganiseerd is en uitgevoerd wordt, ook ja, middels het protocol. - Hoe staat het met het draagvlak voor het instellen van cameratoezicht? Diverse tussentijdse metingen hebben een percentage van minstens 75% draagvlak getoond. Rechten van betrokkenen, toezicht en evaluatie -
8 Betrokkenen hebben rechten Æ Hoe ziet deze regeling eruit? - Inzagerecht - Correctierecht - Recht op afscherming - Recht van verwijdering Standaard privacyregeling en privacyreglement. Melden bij centraal persoon, verzoek doen etc. Maar binnen de huidige bewaartermijnen van maximaal 7 dagen (28 wordt nog nergens toegepast) komt het zelden voor dat de beelden nog bestaan. Alles wordt consequent na 3 of 7 dagen verwijderd. 9 Wordt cameratoezicht periodiek geëvalueerd? eerder beantwoord - Hoeveel tijd is met cameratoezicht gemoeid? In de voorbereiding door een beperkt aantal personen redelijk veel als men het goed wil doen. De verantwoordelijke van de politie is er ook redelijk wat tijd mee kwijt, briefing, begeleiding, dagelijks rapport, controle, verzoeken om uitlevering etc. - Wat zijn de operationele eisen die men aan het cameratoezicht stelt? ook al ergens beschreven, maar afhankelijk van de problematiek en wat er moet worden waargenomen c.q. opgenomen. rechtstreekse verbinding uitkijkcentrale met wijkteam, inspecteur van dienst - Hoe ziet het programma van eisen of technische bestek eruit? in het protocol zijn omschreven voorbeelden van een plan van eisen, een cameraplan en een cameratoezichtrooster. In grote lijnen hetzelfde bij alle projecten - Hoe wordt het camerasysteem getest en welke resultaten levert de test op? Geen idee, bij oplevering wordt aan de hand van het plan van eisen gekeken of de
42
desbetreffende camera en de opgenomen beelden daaraan kunnen voldoen. Zoniet kan er niet worden opgeleverd.
43
Bijlage 3: Schematische overzicht taak- en rolverdeling
44