EDRIjfsHUlpVERlEnIng
Calamiteiten te lijf met een goede BHV Bedrijfshulpverleners zijn werknemers die bij een calamiteit de gevolgen ervan zoveel mogelijk binnen de perken houden. Zij bestrijden brand, passen ehBO toe en zorgen voor ontruiming totdat de professionele hulpdiensten arriveren. Bepaald geen overbodige luxe dus. het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat de Arbowet elke werkgever verplicht een goed georganiseerde bedrijfshulpverlening (Bhv) te hebben. uw Bhv op orde brengen en houden doet u echter niet op een achternamiddag.
Calamiteiten te lijf met een goede BHV
jA ARgAng 2013
▶
nUMMER 6
▶
nOVEMB ER 2013 #
Themadossier Arbo Rendement is een periodiek verschijnend themadossier voor arboprofessionals, preventie medewerkers en ondernemingsraden Hoofdredacteur jasmijn Bovendeert Eindredactie ravestein & Zwart Medewerkers Anouk Bosman, justus Bottenheft, Cindy Burton, Maya dornseiffer, Bastiaan geleijnse, nanouk van gennip, Tycho van der Klip, ellen Kraft, Minka Mertens, john reid, guus van rijswijck, Marianne schiltmans-verhoeven, Muriël simons, esther van Tienen, jeanMarc van Tol, justin verbeek Algemeen hoofdredacteur robert hiemstra Uitgever Marnix hoogerwerf Basisontwerp pino design, Arnhem Druk Ten Brink, Meppel Abonnementen dossier Arbo rendement verschijnt 6× per jaar. de prijs voor een abonnement op dossier Arbo rendement bedraagt voor abonnees op Arbo rendement € 179 per jaar exclusief het premium-account à € 50 per jaar. losse nummers: € 49. Alle prijzen zijn inclusief verzendkosten en exclusief BTW.
(proef)abonnementen kunnen ieder moment ingaan, maar slechts worden beëindigd indien uiterlijk twee maanden voor het einde van de abonnementsperiode is opgezegd. Zonder of bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een periode van een jaar verlengd. Abonnementen zijn zakelijk en derhalve is de consumentenwetgeving niet van toepassing. rendement behoudt zich het recht voor om prijzen en inhoud van de algemene voorwaarden te wijzigen. u kunt onze volledige algemene voorwaarden en ons privacybeleid ook nalezen op www.rendement.nl/av. issn 1875-4627 © 2013 rendement uitgeverij Bv postbus 27020, 3003 lA rotterdam tel:. (010) 243 39 33 fax: (010) 243 90 28 e-mail:
[email protected] website: www.rendement.nl niets uit deze uitgave mag, noch geheel, noch gedeeltelijk, worden overgenomen en/of vermenigvuldigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en de uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
Bedrijfshulpverlening
Calamiteiten te lijf met een goede BHV
Het Premium-account: ijzersterk en supervoordelig. Bent u langer dan een half jaar als abonnee verbonden aan Rendement, dan heeft u toegang tot het Premium-account. Dat is een online platform dat het werken een stuk makkelijker maakt. Het Premium-account kent de volgende modules: MKB Vaktools
MKB Voordeelshop
Contracten, checklists en meer
Bespaar direct op uw zakelijke inkoop
MKB Adviesdesk
MKB Banenbank
Experts beantwoorden uw praktijkvragen
Plaats uw vacatures direct in uw doelgroep
Activeer uw account op www.rendement.nl/activeer
Voorwoord Iedere werkgever is wettelijk verplicht om zo goed mogelijk te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van zijn medewerkers én eventuele bezoekers. Deze zorgplicht brengt onder meer met zich mee dat u de bedrijfshulpverlening (BHV) in uw organisatie goed op poten moet zetten. Hierbij moet u rekening houden met een aantal wettelijke bepalingen uit de Arbowet. De wet schrijft echter niet precies voor wat u moet doen. Er staat alleen in binnen welk kader u maatregelen moet nemen om te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de medewerkers. Maar u moet niet alleen uw bedrijfshulpverlening op orde hebben omdat het wettelijk verplicht is. Snelle en adequate BHV zorgt ervoor dat calamiteiten zoveel mogelijk binnen de perken blijven. Zo kunt u voorkomen dat er slachtoffers vallen, dat er veel materiële schade ontstaat of dat uw organisatie productieverlies lijdt doordat uw medewerkers een aantal dagen niet aan het werk kunnen. Bovendien komt het het imago van uw werkgever ten goede als uw medewerkers merken dat u hun veiligheid en gezondheid hoog in het vaandel heeft staan. Bedrijfshulpverlening is nauw verbonden met de RI&E. U moet namelijk eerst de risico’s binnen uw organisatie inventariseren en evalueren, voordat u maatregelen kunt nemen om de risico’s zo veel mogelijk te beperken. De risico’s die u in uw plan van aanpak bij de RI&E niet kunt wegnemen of verkleinen, staan ook wel bekend als restrisico’s. Juist met deze risico’s moet de BHV in uw organisatie rekening houden. Een ander punt van aandacht is het aantal BHV’ers dat uw organisatie moet hebben. Vroeger stond in de Arbowet exact hoeveel BHV’ers er moesten zijn als een organisatie een be-
5
paalde omvang had. Deze bepalingen zijn echter afgeschaft. U moet nu zelf – met behulp van uw RI&E – bepalen hoeveel BHV’ers uw organisatie nodig heeft. Er is dus volop werk aan de winkel! Dit dossier helpt u een eind op weg. Jasmijn Bovendeert Hoofdredacteur Arbo Rendement
Aanvulling op themadossier Zoals u inmiddels heeft gemerkt, verschijnen de themadossiers van rendement uitgeverij sinds dit jaar in een handzaam pocketformaat. daarnaast zijn de vertrouwde bijlagen bij de dossiers voortaan online toegankelijk. u heeft als trouwe abonnee namelijk toegang tot rendements premium-account! MKB Vaktools eén van de onderdelen van dit premium-account is een grote database aan vaktools, die rendement graag met u deelt. de toegang tot de vaktools is tot stand gekomen door een samenwerkingsverband tussen rendement en MKB vaktools. Onbeperkt downloaden Op www.rendement.nl/arbodossier vindt u een overzicht van vaktools die een mooie aanvulling vormen op de onderwerpen die in dit themadossier aan de orde komen. hierbij kunt u denken aan modelcontracten en -brieven, rekentools, stappenplannen, naslagwerken en checklists. deze zeer praktisch toepasbare hulpmiddelen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden. Als premium-abonnee kunt u onbeperkt vaktools downloaden!
6
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Eisen en taken 9 verplichtingen 10 Kennis en kunde 13 nen als leidraad 14 inspectie sZW 14
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Opzet van de BHV 15 verantwoordelijkheid 15 het Bhv-beleid 18 hoeveel Bhv’ers 18 hiërarchie versus ‘platte’ structuur 21
3 3.1 3.2 3.3
De taakverdeling 27 verantwoordelijkheid bij het management 27 het beheer van de Bhv 29 Bedrijfshulpverleners 30
4 4.1 4.2 4.3
Het bedrijfsnoodplan 33 Kaderplan 33 het Bhv-plan als draaiboek 36 Ontruimingsplan 38
5 5.1 5.2 5.3
Opleiden van BHV’ers 43 verantwoordelijkheid 43 Opleidingsplan aan de hand van de ri&e 44 Opleidingsprofiel Bhv 45
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Een oefening houden 49 een jaarlijkse oefening 49 externe hulp inschakelen 50 risico en Bhv-plan 50 Complexer en omvangrijker 54 evalueren van de gang van zaken 56
7
7 7.1 7.2 7.3
EHBO verlenen op de werkvloer 57 vier deelgebieden bij eerste hulp 57 de volgorde van handelen 59 ehBO-doos binnen handbereik 65
8 8.1 8.2 8.3
Brandalarm! 67 preventie en brandveiligheid 67 Brandbestrijding 70 Materialen 73
9 Alarm slaan 75 9.1 pand ontruimen 75 9.2 interne en externe communicatie 79 10 10.1 10.2 10.3
Toezicht, sancties en aansprakelijkheid 83 Organisatorisch maatwerk 84 sancties en boetes 85 Aansprakelijkheid voor de veiligheid 87
11 BHV en de rol van de OR 89 11.1 voordeel 89 11.2 punten van aandacht 90
8
1 Eisen en taken Hoe goed u ook uw best doet, u heeft niet alles in de hand. Zelfs als de arbeidsomstandigheden in uw organisatie pico bello op orde zijn, kan er toch altijd brand uitbreken, een gaslek ontstaan of een giftige stof vrijkomen. Ook kleine ongelukjes kunnen altijd gebeuren, bijvoorbeeld een ongelukkige valpartij of een medewerker die hete koffie over zich heen krijgt. In zulke gevallen komt de bedrijfshulpverlening (BHV) in actie. Snelle en adequate BHV kan productieverlies, erger leed en grotere schade voorkomen. Het is dus ook niet voor niets dat elke werkgever verplicht is te zorgen voor goede bedrijfshulpverlening. Dat betekent echter niet dat de wet u precies voorschrijft hoe u dat allemaal moet regelen. Er staat alleen in dat de bedrijfshulpverleners moeten beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring, opleiding en uitrusting, en dat ze zo in aantal en zo georganiseerd zijn, dat ze hun taken naar behoren kunnen vervullen (artikel 15 van de Arbowet). Er is dus ruimte voor maatwerk, ruimte om ervoor te zorgen dat de bedrijfshulpverlening precies is afgestemd op wat de omstandigheden in uw organisatie vereisen.
de ri&e dient als uitgangspunt voor de bedrijfshulpverlening in uw organisatie. Op basis van risico’s die in de ri&e staan, moet u vaststellen wat uw Bhv’ers moeten kunnen en hoeveel Bhv’ers in uw organisatie aanwezig moeten zijn.
9
verplicht
naar behoren
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
BHV wordt basishulpverlening Bedrijfshulpverlening wordt binnenkort omgedoopt tot basishulpverlening, omdat het fenomeen ook buiten bedrijven gaat gelden. er komt een nieuwe regeling die de veiligheid moet vergroten op alle plekken waar mensen samenkomen, dus niet alleen op de werkplek. het plan is om verplicht te stellen dat overal waar mensen samenkomen, interne noodhulp geregeld is. denk aan sportclubs, vrijwilligersorganisaties, scouting, kerken en kleine evenementen. deze wetswijziging moet nog door het parlement. het is onduidelijk wanneer dit gaat gebeuren. voor werkgevers verandert er dus verder niets.
1.1 Verplichtingen De Arbowet stelt niet zo gek veel specifieke eisen aan de BHV. Wel geeft de wet aan waar de verantwoordelijkheden van werkgever en werknemer liggen. Zo moet de werkgever zorgen voor de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers, binnen de grenzen van redelijkheid.
werkwijze
Collectief boven individu Als u er redelijkerwijs voor kunt zorgen dat het risico op de werkvloer vermindert door bijvoorbeeld de werkwijze aan te passen, dan heeft dat altijd de voorkeur boven het aanbieden van beschermingsmiddelen. Is een bepaald risico niet te vermijden, dan neemt u maatregelen om de gezondheid van werknemers zoveel mogelijk veilig te stellen. Het collectief gaat hierbij altijd boven individuele aandachtspunten.
u biedt pas in de laatste plaats persoonlijke beschermingsmiddelen (pBM) aan om een risico het hoofd te bieden, zoals veiligheidshandschoenen of een helm.
10
EIsEn En TAKEn
1.1.1 Deskundig In artikel 15 van de Arbowet staat dat de werkgever zich moet laten bijstaan door deskundige BHV’er(s). Dit betekent dat u ervoor moet zorgen dat BHV’ers voldoende zijn opge- voldoende leid om hun taken te vervullen. Meestal komt het erop neer opgeleid dat u moet zorgen voor training en opleiding en herhalingscursussen om hun kennis op peil te houden.
Bij grote organisaties krijgen verschillende bedrijfshulpverleners wel eens ieder een eigen taak toebedeeld. Zolang iedere taak maar iemands verantwoordelijkheid is, mag dit ook.
1.1.2 Ontruimen bij gevaar Bij ernstig en direct gevaar moeten werknemers in staat zijn om zichzelf in veiligheid te brengen. Hiervoor moet u een ontruimingsplan opstellen en dit vervolgens ook intern ontruimingscommuniceren. De verantwoordelijke BHV’er moet in eer- plan ste instantie hulp kunnen bieden bij calamiteiten, of die nu van medische, leidinggevende of organisatorische aard zijn. Externe hulpdiensten Groeit de situatie hem boven het hoofd, dan is de werkgever echter verantwoordelijk voor het inschakelen van externe hulpdiensten, zoals de brandweer of een ambulance. Meestal zal hij dit overigens door de BHV’er laten doen.
BHV-plan vrijwilligers het is voor vrijwilligersorganisaties niet verplicht om een Bhv-plan op te zetten. deze vrijstelling vervalt echter zo gauw er ook maar één werknemer in dienst komt. de vrijwillige brandweer en politie zijn uiteraard wel verplicht om bedrijfshulpverlening in te richten.
11
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
1.1.3 Hoeveelheid BHV’ers In de vroegere wetgeving stond dat er minimaal één BHV’er per vijftig werknemers moest zijn. De Arbowet geeft nu echter een globale richtlijn in de geest van: ‘De BHV moet aansluiten bij de risico’s van het bedrijf’. Hoe ruim u de BHV ri&e moet opzetten, moet blijken uit de RI&E van uw organisatie.
niet alleen is het verplicht om genoeg Bhv’ers aan te wijzen, ook moet u ervoor zorgen dat er altijd voldoende aanwezig zijn. hierbij kijkt u naar werknemers die ziek zijn, met vakantie zijn of die in ploegendiensten werken. het vergt dus oplettendheid en wat logisch denken van u.
Gevaarlijke stoffen Het spreekt voor zich dat een groter aantal werknemers ook meer BHV’ers vereist en dat werken met bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen ook om extra aandacht vraagt. De arboprofessional die besluit dat één BHV’er voldoende is in een organisatie met tweehonderd werknemers, zal dus niet snel een schouderklopje krijgen van de Inspectie SZW.
Competenties bedrijfshulpverlener ▪ een Bhv’er moet binnen enkele minuten na een calamiteit snel en effectief kunnen optreden. ▪ een Bhv’er moet zo nodig professionele hulpdiensten kunnen inschakelen en tot het moment dat deze aanwezig zijn zelf zo veel mogelijk letsel en schade kunnen beperken. ▪ er moet voldoende capaciteit aanwezig zijn om het risico te dekken dat voor de organisatie uit de ri&e naar voren is gekomen. ▪ de aangewezen Bhv’ers moeten op kritieke momenten ook intern aanwezig zijn.
12
EIsEn En TAKEn
1.2 Kennis en kunde De BHV’er die u aanwijst, moet de verantwoordelijkheid kunnen dragen bij calamiteiten. Als de veiligheid en gezondheid van werknemers en anderen in het gedrang komen, moet hij de kennis en kunde hebben om de schade te beperken. Hierbij heeft hij een voorpostfunctie en vormt hij de schakel tussen werknemers onderling tijdens een ontruiming, communiceert hij met externe hulpdiensten als dat nodig is en doet zelf zo veel mogelijk in medische en organisatorische zin om (meer) schade of letsel te voorkomen. Om bij calamiteiten het hoofd koel te houden, moet een BHV’er kennis van zaken hebben en getraind zijn in bepaalde vaardigheden. Zo moet hij: ▪ eerste hulp verlenen bij ongevallen; ▪ brand bestrijden; ▪ in noodsituaties iedereen alarmeren en evacueren. Ook moet hij kunnen inschatten in welke situaties externe hulp nodig is en dan contact zoeken en houden met professionele hulpdiensten (zie verder hoofdstuk 5).
geen preventietaak in de eerdere arbowetgeving had de Bhv’er een zwaarder takenpakket dan nu. hij moest in noodsituaties waar nodig hulpverlenende instanties alarmeren en vervolgens met hen samenwerken. nu is deze eis teruggedrongen naar het ‘onderhouden van contact met externe hulpdiensten’. Ook is het zo dat de Bhv’er geen preventietaak meer heeft. Onder de eerdere wetgeving moest de Bhv’er ook meewerken aan het voorkomen van ongevallen, nu is de werkgever hiervoor verantwoordelijk. Wel kan de werkgever weer iemand aanwijzen die deze taak voor hem vervult. vaak komt het dan toch weer neer op de Bhv’er, wat op zich een logische werkwijze is.
13
voorpostfunctie
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
1.3 nEn als leidraad
nen 4000
nen 8112
Behalve op uw eigen RI&E kunt u voor de organisatie van uw BHV ook terugvallen op NEN-norm 4000: 2008. Deze norm is bedoeld als instrument om organisaties voor te bereiden op incidenten en calamiteiten. In deze norm staan criteria aan de hand waarvan het BHV-plan wordt opgesteld. Dit plan vormt dan weer de basis voor de opzet, het onderhoud en de continue verbetering van de prestaties van de BHV-organisatie. De norm geeft bovendien een handige formule voor het bepalen van de benodigde hoeveelheid BHV’ers. Nieuwe versie Er is overigens alweer een nieuwe versie van deze norm in ontwikkeling, dus houd de website van het NEN in de gaten (nen.nl). Verder staat een nieuwe NEN 8112 in de planning, een combinatie van NEN 4000 en de NEN 8112 (Leidraad voor ontruimingsplannen) die al bestaat.
1.4 Inspectie sZW
boetes of sancties
De Inspectie SZW controleert of uw bedrijfshulpverlening aan de eisen voldoet. Bij een slecht georganiseerde BHV is dit dus de instantie die bij u op de stoep staat. De Inspectie kan uw organisatie ook boetes of sancties opleggen als uw BHV-organisatie te wensen overlaat. Meer hierover leest u in hoofdstuk 10.
14
2 Opzet van de BHV Het heeft nogal wat voeten in de aarde om een hele BHV-organisatie op te zetten. Een duidelijke, goed geformuleerde RI&E kan daarbij goed van pas komen. U kunt de RI&E namelijk als basisdocument beschouwen voor de opzet en vormgeving van de bedrijfshulpverlening binnen uw organisatie. Uit de RI&E kunt u namelijk halen welke zogeheten restrisico’s uw medewerkers nog lopen. Van de Arbowet moet u een BHV-organisatie opzetten. De wetgever – de overheid – wil werknemers namelijk zo veel mogelijk beschermen tegen gevaarlijke arbeidsomstandigheden. Daarom is de werkgever – en bent u als arboprofessional – verplicht om er alles aan te doen om iedere situatie die gevaar op kan leveren binnen uw organisatie te elimineren.
2.1 Verantwoordelijkheid Deze verantwoordelijkheid rust niet alleen op uw schouders, ook de werknemer is verantwoordelijk. Zo moet hij bijvoorbeeld de beschermingsmiddelen die zijn werkgever tegen gevaren ter beschikking heeft gesteld ook echt gebruiken.
beschermingsmiddelen
2.1.1 Inventarisatie van de risico’s Verder zegt de Arbowet onder meer dat u een RI&E moet maken, waaruit blijkt wat de risico’s in uw organisatie zijn. Vervolgens is het de bedoeling dat u die risico’s gaat aanpak- aanpakken ken. Risico’s verschillen uiteraard per organisatie. Er zijn bedrijven die hogere risico’s hebben, omdat er bijvoorbeeld veel met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt of omdat er brandge-
15
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
bezoekers
kantooromgeving
rsi/KAns
vaarlijke werkzaamheden worden verricht. Maar denk ook eens aan een organisatie waar veel bezoekers aanwezig zijn, die niet precies weten waar de nooduitgangen zijn. Risicoverschillen Natuurlijk zijn niet in elke organisatie de risico’s zo groot. In kantooromgevingen lopen de werknemers over het algemeen een lager risico dan in de industrie of de bouw, om maar eens wat sectoren te noemen. Daar staat tegenover dat kantoorwerk wel sneller een risico geeft op klachten aan de nek, schouders en armen, zoals RSI/KANS.
Toetsen van de RI&E nadat u een ri&e en een plan van aanpak heeft opgesteld, moet u deze in sommige gevallen nog laten toetsen door een gecertificeerde arbodienst of deskundige. deze kijkt of u wel alle risico’s heeft opgenomen en of de ri&e de situatie in uw organisatie wel goed weergeeft. Zo weet u ook zeker dat de ri&e een goed uitgangspunt is voor de opzet van de Bhv. Als uw organisatie meer dan 25 werknemers heeft, moet u de ri&e laten toetsen door een gecertificeerde arbodeskundige. Werken er maximaal 25 werknemers in uw organisatie én heeft u voor uw ri&e gebruikgemaakt van een branche-erkend ri&e-instrument (branche-ri&e), dan is toetsing niet nodig.
2.1.2 Maatregelen in pvA Welke risico’s voor uw organisatie ook gelden, u moet in het plan van aanpak (PvA) dat bij de RI&E hoort, duidelijk beschrijven welke maatregelen u gaat nemen en heeft genomen om die risico’s aan te pakken. Natuurlijk kunt u niet van de ene op de andere dag alle risico’s uit de weg ruimen. Daarom is het PvA vaak een plan dat enige tijd in beslag zal lange termijn nemen, het is een langetermijnplanning. Net als de RI&E
16
OpZET VAn DE BHV
moet ook het plan van aanpak altijd actueel blijven, dus verwerk regelmatig recente maatregelen in het plan. Restrisico’s Als u alle risico’s heeft aangepakt, is de kans dat er een ongeval gebeurt – als het goed is – zo klein mogelijk geworden, maar helemaal uitsluiten kunt u dat natuurlijk niet. Er zullen in uw organisatie altijd situaties kunnen blijven ontstaan waardoor uw medewerkers gevaar lopen. Dit zijn de zogeheten restrisico’s. Vanwege die restrisico’s moeten er in uw organisatie één of meerdere personen aanwezig zijn die zodanig moeten zijn opgeleid dat zij in geval van nood passende maatregelen kunnen nemen. Deze maatregelen worden met elkaar ‘bedrijfshulpverlening’ genoemd en uw medewerkers die – als zich een noodsituatie aandient – deze maatregelen zullen gaan uitvoeren, zijn de bedrijfshulpverleners van uw organisatie.
actueel
voldoende opgeleid
2.1.3 nEn-norm Voor de opzet van de bedrijfshulpverlening in uw organisatie neemt u de (rest)risico’s uit de RI&E en de maatgevende ri&e factoren als basis. Maatgevende factoren De maatgevende factoren staan weliswaar niet meer genoemd in de huidige Arbowet, maar u vindt ze wel terug in NEN 4000, de Nederlandse norm voor bedrijfshulpverlening. Onder maatgevende factoren worden bijvoorbeeld verstaan: ▪ het soort organisatie of instelling; ▪ de plaats waar uw organisatie is gevestigd; ▪ het aantal aanwezige medewerkers; ▪ het aantal personen binnen uw organisatie dat zichzelf niet in veiligheid kan brengen als er zich een noodsituatie voordoet. Denk bij het laatste punt bijvoorbeeld aan gehandicapten of kleine kinderen. Verder is de opkomsttijd van de hulpverleningsdiensten van belang. Zolang de professionele hulp-
17
nen 4000
opkomsttijd
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
spoedeisende hulp
aanwezig
verleners er nog niet zijn, zullen uw bedrijfshulpverleners eventuele spoedeisende hulp moeten verlenen. Alle aangestelde BHV’ers maken deel uit van uw BHV-organisatie Meerdere personen competent In verband met de continuïteit van uw BHV-organisatie is het in ieder geval van belang dat meerdere personen in uw organisatie competent genoeg zijn en ook aanwezig zijn om de bedrijfshulpverlening uit te voeren. Want om de BHV’ers zelf zo min mogelijk in gevaar te brengen, is het belangrijk dat zij altijd minstens in groepjes van twee personen werken. Daarnaast moet u natuurlijk rekening houden met zaken als vrije dagen, ziekteverzuim, personeelsverloop en onregelmatige werktijden van uw BHV’ers. Als u eenmaal heeft bepaald hoeveel hulpverleners uw organisatie nodig heeft, kunt u gaan bekijken wie u als bedrijfshulpverlener wilt gaan aanstellen.
2.2 Het BHV-beleid Voor de opzet van een BHV-organisatie is het onder meer van belang dat u een actuele RI&E heeft opgesteld en moeten de maatgevende factoren in kaart zijn gebracht. Naar aanleiding van de RI&E en de maatgevende factoren stelt u als eerste het BHV-beleid vast met een bedrijfsnoodplan.
in het bedrijfsnoodplan wordt aan de hand van procedures en werkinstructies beschreven hoe de Bhv-organisatie zal optreden in het geval van een calamiteit of incident. Ook beschrijft u hierin de opzet van de Bhv-organisatie.
2.3 Hoeveel BHV’ers? Vroeger was het gemakkelijk: de Arbowetgeving vertelde u wel hoeveel bedrijfshulpverleners u minimaal nodig had in uw organisatie. Maar die tijd is voorbij. U moet ervoor zor-
18
OpZET VAn DE BHV
gen dat de BHV in uw organisatie zo goed mogelijk past bij uw situatie. U zult zich dus ook moeten afvragen hoeveel van die bedrijfshulpverleners u moet aanstellen als u een BHV-organisatie gaat opzetten. Specifieke situatie binnen uw organisatie U moet daarvoor kijken naar de (rest)risico’s en de maatgevende factoren die specifiek voor uw organisatie gelden. U moet zo veel hulpverleners aanstellen als nodig is om iedere taak die daarbij uitgevoerd moet worden ook goed – dat wil zeggen adequaat en competent – uit te voeren. Dat lijkt nogal een vage stelling, want hiermee wordt niet concreet voorgeschreven hoeveel BHV’ers dit dan zijn. In het oude Arbobesluit bestond de regel dat er één bedrijfshulpverlener op de vijftig medewerkers en bezoekers aanwezig moest zijn. Tegenwoordig moet de bedrijfshulpverlening gebaseerd zijn op de uitkomst van uw eigen RI&E en uw eigen maatgevende factoren. Een algemene regel is dan geen optie meer.
Inhoud van het BHV-beleidsplan in het Bhv-beleid legt u vast welke doelstellingen u wilt behalen met de Bhv-organisatie. daarbij kijkt u natuurlijk goed naar wat de Arbowet voorschrijft. Ook is het belangrijk om het Bhv-beleid goed af te stemmen op de (rest) risico’s en de maatgevende factoren die op uw organisatie van toepassing zijn. natuurlijk moet uw Bhv-organisatie wel steeds blijven voldoen aan de van tevoren vastgelegde doelstellingen. Blijkt dat u deze niet haalt, dan moet u maatregelen nemen die ervoor zorgen dat dit in de toekomst wel het geval is. Als laatste zult u het Bhv-beleid – inclusief het bedrijfsnoodplan en de Bhv-organisatie – regelmatig moeten beoordelen om vast te kunnen stellen of dit beleid nog steeds aan de eisen voldoet. Als dit niet het geval is, zult u uw beleid onder de loep moeten nemen en aanpassen.
19
zoveel als nodig
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
2.3.1 Maatwerk U moet dus eigenlijk van tevoren goed bedenken hoe de hulp geregeld moet zijn als er zich een noodtoestand aandient. U moet zich dan onder meer het volgende afvragen: ▪ Waar komt de melding binnen? ▪ Wie mogen besluiten dat er een ontruiming gaat plaatsvinden? ▪ Waar bevinden zich de bedrijfshulpverleners? ▪ Welke weg moeten de mensen die zich in uw bedrijfspand bevinden afleggen om zich in veiligheid te kunnen brengen? ▪ Welke deuren moeten ze door en is dat op een eenvoudige manier mogelijk? ▪ Wat is de handigste plek om hulpverleningsmaterialen te plaatsen? ▪ Hoe kunnen de bedrijfshulpverleners zo snel mogelijk beginnen met de hulpverlening? ▪ Welke competenties van de bedrijfshulpverlener zijn in deze specifieke organisatie noodzakelijk?
specifiek
Afgestemd op de organisatie Het zijn vragen waarop het antwoord per organisatie kan verschillen en waarbij de maatregelen specifiek op de organisatie moeten zijn afgestemd. Er is dus sprake van maatwerk. Daarom zijn er ook geen algemene regels voor het aantal bedrijfshulpverleners dat uw organisatie nodig heeft.
het aantal bedrijfshulpverleners dat uw organisatie nodig heeft, is afhankelijk van de (rest)risico’s en de maatgevende factoren van uw organisatie, maar kan worden beinvloed door het soort kennis en de vaardigheden die de bedrijfshulpverlener tijdens zijn opleiding heeft geleerd.
2.3.2 De geschiktste BHV’er Een geschikte bedrijfshulpverlener is ten eerste iemand die geestelijk en lichamelijk in staat is de hulp te verlenen die
20
OpZET VAn DE BHV
nodig is. Dat betekent dat iemand zich de kennis en vaardigheden eigen moet kunnen maken en ook in staat moet zijn anderen te helpen in noodsituaties. Zo moet hij bijvoorbeeld een persoon kunnen verslepen als deze bewusteloos is en zich op een gevaarlijke plaats bevindt. Bovendien moet hij in noodsituaties stressbestendig zijn en niet in paniek raken.
noodsituaties
BHV-cursussen uw Bhv’ers hoeven alle benodigde vaardigheden niet al bij voorbaat te beheersen, ze kunnen alles leren op Bhv-cursussen. Op de basisopleidingen Bhv leren uw medewerkers de basishandelingen. er zijn ook uitgebreidere cursussen waar uw bedrijfshulpverleners meer leren, waardoor u uiteindelijk minder Bhv’ers nodig heeft. het competentieniveau van de bedrijfshulpverlener kan zich dus op basisniveau en op hoger niveau bevinden.
Veel aanwezig op de werkplek Een bedrijfshulpverlener moet ook echt aanwezig zijn in de organisatie. Het heeft dus niet zo veel zin om een vertegenwoordiger die altijd op pad is of een vrachtwagenchauffeur op te leiden tot bedrijfshulpverlener, want deze is vrijwel nooit in uw organisatie aanwezig.
2.4 Hiërarchie versus ‘platte’ structuur Voor de opzet van uw BHV-organisatie heeft u meerdere mogelijkheden. U kunt ervoor kiezen om de BHV-organisatie hiërarchisch in te delen met bijvoorbeeld een hoofd BHV, ploegleider BHV en natuurlijk de bedrijfshulpverleners zelf. Een andere mogelijkheid is om alle BHV’ers evenveel verantwoordelijkheid te geven en ook evenveel kennis en deskundigheid. U heeft dan alleen allround BHV’ers in uw organisatie rondlopen. Beide situaties hebben hun voordelen en nadelen.
21
allround Bhv’ers
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
2.4.1 Hiërarchische structuur Een BHV-organisatie die is opgezet volgens de hiërarchische ploegen methode werkt met een aantal ploegen van bedrijfshulpverleners, die soms ook weer allemaal worden aangestuurd door een leidinggevende (een ploegleider BHV). Daarboven staat iemand die de hele hulpverlening coördineert (de coördinator BHV) en daarboven staat weer iemand die de algehele leiding heeft (het hoofd BHV). De bedrijfshulpverleners komen dan in uw organisatie alBhv-leiding- leen in actie op het moment dat zij van hun BHV-leidinggegevende vende de opdracht krijgen om een bepaalde handeling uit te voeren. Ze mogen zelf nauwelijks beslissingen nemen over de bedrijfshulpverlening. Deze methode wordt veel in grotere bedrijven toegepast.
BHV volgens de hiërarchische methode
22
OpZET VAn DE BHV
Nadelen De hiërarchische methode kent een aantal nadelen. Ten eerste zijn er vele schakels in de hulpverleningsketen binnen de organisatie waardoor er soms onnodig lange communicatielijnen zijn. Ten tweede kunnen de bedrijfshulpverleners zelf alleen iets doen als zij daartoe een opdracht krijgen van hun leidinggevende BHV’er. Ten slotte is de totaal benodigde kennis om adequaat hulp te kunnen verlenen versnipperd aanwezig in de organisatie of in sommige gevallen zelfs helemaal niet aanwezig.
schakels
versnipperd
problemen bij de communicatie Omdat er binnen een hiërarchische opzet van een Bhvorganisatie lange communicatielijnen zijn, kan er in een noodsituatie een communicatiestoornis ontstaan, met alle gevolgen van dien. Als er zich binnen uw organisatie een calamiteit of incident voordoet, is het mogelijk dat een gedeelte van uw Bhv-organisatie daardoor wordt uitgeschakeld. deze personen kunnen zich immers op de plek bevinden waar zich nu helaas net de calamiteit heeft afgespeeld. het gevolg is bijvoorbeeld dat de bedrijfshulpverleners geen opdracht meer kunnen ontvangen van hun leidinggevende om in actie te komen. en als de boodschap hen wel bereikt, zijn deze bedrijfshulpverleners alleen opgeleid om simpele Bhv-taken uit te voeren.
2.4.2 Allround BHV’ers Er is er een alternatieve methode voor de opzet van een BHV-organisatie, waarmee de nadelen van de hiërarchische methode tot het verleden behoren. In deze methode laat u alle bedrijfshulpverleners zodanig opleiden dat zij alle BHVtaken kunnen verrichten. Elk BHV’er heeft dan evenveel evenveel verantwoordelijkheid en kennis.
23
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
Bhv-opleiding
nedCert
Kennis en vaardigheden Omdat u een goed veiligheidsbeleid voor uw medewerkers natuurlijk belangrijk vindt, maar ook op de kosten moet letten, moet een goede opleiding zo min mogelijk tijd en geld kosten. Daarom moet een BHV-opleiding in korte tijd een goed gekwalificeerde hulpverlener opleveren. Dit is mogelijk als u uw BHV-organisatie inricht met bedrijfshulpverleners die een allround opleiding hebben gevolgd. Daarmee doen ze in korte tijd veel kennis en vaardigheden op. Deze methode heet in de praktijk ook wel de NedCert-methode, omdat dit de certificeringsinstelling is die de bedrijfshulpverleners die volgens deze methode te werk gaan, een officieel certificaat geeft.
Met de nedCert-methode kunt u de inspectie sZW onomstotelijk laten zien dat uw Bhv’ers over voldoende kennis en vaardigheden beschikken om hun taken naar behoren uit te voeren.
sehsO sehCi
Hoger niveau De NedCert-methode gaat uit van hulpverleners die allemaal op hetzelfde hogere niveau zijn geschoold. Er zijn twee allround opleidingen op hoger niveau: ▪ spoedeisende hulpverlening bij slachtoffers (SEHSO); ▪ spoedeisende hulpverlening bij calamiteiten en incidenten (SEHCI); De allround opleiding voor SEHSO en SEHCI is alleen bij de betere opleidingsinstituten verkrijgbaar.
Met de beide nedCert-certificaten voor spoedeisende hulpverlening kan uw medewerker een Bhv-organisatie opzetten volgens de dynamische methode van nedCert, waarbij u meteen aansluit op de nen-norm voor bedrijfshulpverlening –nen 4000.
24
OpZET VAn DE BHV
BHV-organisatie volgens vaste structuur Bij de nedCert-methode voor het opzetten van een Bhvorganisatie wordt gewerkt volgens een vaste structuur. die is als volgt: ▪ inventariseer het probleem. ▪ Bepaal de doelstellingen. ▪ Maak een plan van aanpak (pvA) met maatregelen om de doelstellingen te behalen. ▪ voer het pvA uit. ▪ Controleer en evalueer het resultaat van de actie en stel vast of de doelstellingen zijn bereikt. ▪ neem preventieve en/of corrigerende maatregelen als de doelstellingen niet geheel zijn bereikt en implementeer die na een beoordeling in het pvA. ▪ Koppel terug en begin weer opnieuw bij de eerste stap (de inventarisatie van het probleem). ▪ Als het probleem is gewijzigd, worden de doelstellingen gewijzigd en wordt de actie aangepast.
Zelfstandig werken Als u uw BHV-organisatie heeft ingericht met deze allround SEHSO-BHV’ers, dan kan de BHV’er binnen ieder onderdeel van uw organisatie in noodsituaties zelfstandig werken. Communicatiestoornissen zoals die in de hiërarchische BHV-methode voorkomen, behoren daarmee tot het verleden. Dat is bij een calamiteit, waarbij elke seconde telt, natuurlijk pure winst. Overal aanwezig Omdat deze hulpverleners allround geschoold zijn, zijn zij bovendien allemaal in staat de hulp te verlenen die in uw organisatie nodig is. Hierdoor heeft u in ieder onderdeel van uw organisatie goede bedrijfshulpverlening beschikbaar en zijn de kennis en vaardigheden op BHV-gebied niet versnipperd aanwezig.
25
communicatiestoornissen
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
Dynamische verbetermethode de verbetermethode van nedCert is van toepassing bij: ▪ de veiligheidsprocedures bij normale werkzaamheden; ▪ het verrichten van preventieve werkzaamheden; ▪ het uitvoeren van spoedeisende hulp; ▪ het leidinggeven aan een inzet; ▪ de werkzaamheden van het CrisisManagementTeam; ▪ het opstellen en onderhouden van het bedrijfshulpverleningsplan; ▪ de opzet en het onderhoud van de Bhv-organisatie.
basisopleiding Bhv
grotere risico’s
Kleinere organisaties Vooral kleinere organisaties waar de risico’s beperkt zijn, kunnen vaak volstaan met BHV’ers die een basisopleiding BHV hebben gevolgd, eventueel met een hoofd BHV. Deze laatste medewerker heeft als taak de BHV te regelen en coördineren. Dan kunnen uw BHV-medewerkers alle wettelijke taken uitvoeren. Deze taken zijn de minimale taken die een BHV’er moet kunnen uitvoeren. Certificaat aanbevolen voor grote organisatie Omdat de werkgever van een kleine organisatie – waar bijvoorbeeld slechts één of twee medewerkers aanwezig zijn en af en toe een klant langskomt – meestal wel genoeg heeft aan de basisopleiding BHV’er, worden de certificaten SEHSO en SEHCI vooral aanbevolen voor bedrijfshulpverleners van de wat grotere bedrijven. Zijn er binnen uw organisatie meer of grotere risico’s, dan zullen de BHV’ers ook meer moeten weten en kunnen.
26
3 De taakverdeling Om de BHV succesvol te laten verlopen, is een goede en weldoordachte opzet onontbeerlijk. Als arboprofessional vervult u hierin uiteraard ook een grote rol. Het is daarbij noodzakelijk om een duidelijke onderlinge taakverdeling op poten te zetten. Een helder schema van taken en verantwoordelijkheden kan daarbij uitkomst bieden. Om dit succesvol te organiseren, kunt u maar beter investeren in korte lijntjes en goede afspraken. De werkgever is verantwoordelijk voor de BHV-organisatie. In een kleine organisatie kan de werkgever of directeur zelf alle BHV-taken uitvoeren. Maar hoe groter de organisatie is, hoe belangrijker een goede verdeling van verantwoordelijkheden en taken is.
3.1 Verantwoordelijkheid bij het management Om een groot draagvlak te creëren, is het verstandig om de verantwoordelijkheid voor de BHV zo hoog mogelijk in de organisatie te leggen; het liefst op managementniveau. In de meeste gevallen zal de verantwoordelijke manager het dagelijkse beheer van de BHV-organisatie willen uitbesteden. Misschien aan u of aan één van uw arbocollega’s.
hoeveel medewerkers er uiteindelijk bij de Bhv-organisatie betrokken zijn, hangt van veel factoren af. eén ding is zeker: de werkgever blijft altijd eindverantwoordelijk.
27
draagvlak
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
3.1.1 Het belang van duidelijkheid De directie moet vaststellen wie welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft als het gaat om de bedrijfshulpverlening. Grote kans dat u hierbij betrokken wordt. Streef naar korte lijnen. In geval van calamiteiten moet u communiceren immers snel kunnen communiceren en handelen. Belangrijk is dat alle functionarissen een duidelijke opdracht hebben en dat u alle medewerkers hierover goed informeert. Het moet volkomen helder zijn wie wat wanneer moet doen als het ergens in uw organisatie misgaat. 3.1.2 Inrichting van de BHV-organisatie De directie is dus verantwoordelijk voor de inrichting van de BHV-organisatie. Daarnaast moet zij zorgen voor: ▪ de uitvoering van de RI&E (zie hiervoor ook hoofdstuk 2); ▪ een werkende BHV-organisatie, passend bij de organisatierisico’s en complexiteit van de organisatie (zie hiervoor eveneens hoofdstuk 2); ▪ brandwerende voorzieningen, nooduitgangen, vluchtroutes en blusmiddelen (conform bepalingen in het Bouwbesluit of geldende bouwverordening of vergunningen); ▪ veiligheidsvoorzieningen in de organisatie (bijvoorbeeld beveiliging van machines); ▪ hulpmiddelen (bijvoorbeeld EHBO-spullen) en uitrusting; ▪ tijd en geld voor de uitvoering van taken, opleiding en oefening; ▪ beheer en functioneren van de BHV; ▪ verzekeringen die risico’s van BHV’ers dekken.
betrokkenheid
Het belang van inspirerende leiding Zonder gemotiveerde en betrokken medewerkers is het niet mogelijk een effectieve BHV-organisatie te voeren. Hiervoor is niet alleen een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling belangrijk. Ook de betrokkenheid van de directie en de leidinggevenden is essentieel. Medewerkers voelen zich gesteund als er voldoende tijd en middelen beschikbaar worden gesteld.
28
DE TA AK VERDElIng
door aandacht (interesse, periodieke evaluaties) en een actieve houding, bijvoorbeeld tijdens oefeningen, laat de leiding zien dat zij Bhv belangrijk vindt. Alleen dan worden alle doelstellingen van de directie behaald.
3.2 Het beheer van de BHV Veel organisaties kiezen voor het beheer van de BHV-organisatie voor een hoofd of coördinator BHV. In een organisatie met een complexe hulpverleningssituatie kan dit een fulltimefunctie zijn, maar in veel gevallen is de functie parttime. Bij voorkeur is het een manager, leidinggevende of stafmedewerker die gemotiveerd en deskundig is en die het belang van de taak inziet. Maar ook arboprofessionals nemen vaak coördinerende BHV-taken op zich.
gemotiveerd
3.2.1 Takenpakket BHV-coördinator Het hoofd of de coördinator BHV is belast met de dagelijkse leiding van de BHV-organisatie en opereert meestal op be- beleidsniveau leidsniveau. Zijn taken zijn: ▪ organisatie van de BHV; ▪ administratiebeheer van de BHV-organisatie; ▪ interne voorlichting over de BHV-organisatie; ▪ (coördinatie) opleiden, oefenen en motiveren van BHV’ers. 3.2.2 Coördinerende rol bij incidenten Vaak heeft het hoofd BHV ook tijdens incidenten bevelvoerende operationele taken. In dat geval is het belangrijk dat er altijd een vervanger aanwezig is in geval van afwezigheid. Tijdens een ongeval, incident of calamiteit neemt het hoofd BHV de operationele leiding. Op dat moment heeft hij de operationele bevoegdheid om alle noodzakelijke beslissingen te nemen. leiding Zodra de professionele hulpverlening arriveert, neemt deze de operationele leiding over. Het hoofd BHV begeleidt de hulpdienst naar de plaats van het ongeval of het gevarenge-
29
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
bied en geeft relevante informatie. Bijvoorbeeld over slachtoffers, de plaats van de brand of specifieke risico’s zoals (de locatie van) gevaarlijke stoffen.
3.3 Bedrijfshulpverleners
aantal
beheer
De primaire taak van bedrijfshulpverleners is in een gevaarlijke situatie letsel en schade bij collega’s en gasten, klanten of cliënten zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. BHV’ers zijn medewerkers met bedrijfshulpverlening als extra taak. Het benodigde aantal per organisatie is niet wettelijk bepaald, maar moet aansluiten bij de grootte en aard van de organisatie. Monitoring Een andere taak is het monitoren van voorzieningen en maatregelen, bekijken of ze werken en deze regelmatig (laten) testen. Voorbeelden zijn het beheer, onderhoud en testen van ontruimingsinstallaties, communicatiemiddelen, brandveiligheids-, bestrijdings- en detectiesystemen en de BHV-uitrusting.
3.3.1 Takenpakket BHV Volgens de wettelijke minimumeisen uit de Arbowet hebben BHV’ers een aantal kerntaken: ▪ in een gevaarlijke situatie letsel en schade bij collega’s en aanwezigen zoveel mogelijk voorkomen en beperken; ▪ het verlenen van eerste hulp bij ongevallen en het beperken van de gevolgen van ongevallen; ▪ het beperken en bestrijden van brand; ▪ in noodsituaties medewerkers en andere aanwezigen alarmeren en evacueren. 3.3.2 Een calamiteit! Een BHV’er moet zo snel mogelijk, binnen drie à vier minuten, vanaf zijn werkplek op de plaats van het ongeval, het incident of de calamiteit kunnen zijn. In de eerste minuten na een incident worden vaak de belangrijkste stappen geno-
30
DE TA AK VERDElIng
men. Het kan nodig zijn om de BHV’ers op dat moment in te delen in een aantal ploegen.
Taakuitbreiding van de BHV’er Afhankelijk van de organisatie moet u het takenpakket van uw Bhv’ers uitbreiden met specifieke taken. Bijvoorbeeld als uw bedrijfspand in de nabije omgeving ligt van andere bedrijven. de Bhv’ers van de diverse bedrijven moeten dan contact met elkaar opnemen als een calamiteit de grenzen van het terrein van de eigen organisatie overschrijdt. Als er sprake is van gevaarlijke stoffen of bijzondere gevaren, moet u meer specialistische deskundigheid en inzet van Bhv’ers vragen. daarnaast kunnen de Bhv-taken worden uitgebreid met ondersteunende taken. denk aan het beheer en onderhoud van veiligheidsinstallaties of het periodiek testen van systemen. Of administratieve ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van dossierbeheer van Bhv’ers. Overigens is het verstandig om de belasting van de reguliere Bhv’ers niet te hoog te maken en de taken te spreiden.
Externe hulpverlening Als de BHV’er de brand of het ongeval niet (meer) aan kan, moet de werkgever ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk hulp van externe hulpverleningsdiensten wordt ingeroepen. Als externe hulpdiensten zijn gealarmeerd, moet de BHV’er in de tussentijd, vanaf het begin van de calamiteit tot aan de komst van de externe hulp, zelf maatregelen nemen. Hij moet bijvoorbeeld collega’s, andere aanwezigen, zichzelf en zonodig andere zaken veilig stellen.
3.3.3 Het benutten van andere disciplines Vroeger hoorde het alarmeren van en samenwerken met de externe hulpdiensten bij het takenpakket van de BHV’er. Nu is de werkgever hier verantwoordelijk voor. De werkgever
31
tussentijd
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
kan nu zelf kiezen welke medewerker deze voorpostfunctie krijgt. In de praktijk wordt nog steeds een bepaalde BHV’er voor deze taak aangewezen.
Verschillende functies binnen BHV ▪ hoofd Bhv ▪ coördinator Bhv ▪ ploegleiders (hebben leiding over een Bhv-ploeg) ▪ bevelvoerend ploegleider ▪ ehBO‘er ▪ bewaker ▪ ontruimer ▪ brandwacht ▪ bediener communicatie- en ontruimingsinstallatie ▪ bevelvoerder ▪ instructeur ▪ coördinator scholing een Bhv-organisatie heeft naast menskracht ook deskundigheid nodig. hiervoor kunt u deskundigen aannemen of eigen medewerkers opleiden. u kunt er ook voor kiezen externe deskundigen in te schakelen, zoals de arbodienst.
communiceren
professionele hulp
Alle medewerkers informeren Uitvoering van de BHV vereist de nodige organisatorische maatregelen en voorzieningen, maar staat of valt met de mate en kwaliteit van communiceren. Het is essentieel dat iedereen op het juiste moment weet wie wat moet doen. Nazorg Na een ernstig incident kan het zijn dat uw BHV’ers (professionele) opvang nodig hebben. Afhankelijk van de situatie kan een gesprek met een collega of leidinggevende voldoende zijn. In ernstiger gevallen is het zinvol om professionele hulp in te roepen. Deze eerste opvang is van groot belang.
32
4 Het bedrijfsnoodplan Hoewel een bedrijfsnoodplan niet wettelijk verplicht is, hebben heel wat organisaties er wel één in huis. En terecht, want als u bedrijfshulpverlening serieus neemt, kunt u niet zonder. probeer het bedrijfsnoodplan wel zo eenvoudig mogelijk te houden. Te veel overbodige tierelantijnen of zijpaden maken het bedrijfsnoodplan omslachtig en ingewikkeld. Met een bedrijfsnoodplan heeft u een basis in huis om de gevolgen van ongewenste gebeurtenissen, incidenten of calamiteiten zo klein mogelijk te houden. In het plan staat: ▪ hoe u in een noodsituatie de slachtoffers zo snel en zo effectief mogelijk kunt helpen; ▪ hoe u nadelige, schadelijke en hinderlijke gevolgen voor personen, dieren en goederen kunt beperken; ▪ hoe u het normale werkproces zo snel mogelijk herstelt.
4.1 Kaderplan U kunt het bedrijfsnoodplan zien als een totaal kaderplan van een BHV-organisatie, waarbij u zich beperkt tot hoofdlijnen. U beschrijft alleen de essentiële zaken. Details worden vastgelegd in bijlagen of deelplannen zoals het BHV-plan of het ontruimingsplan.
Bhvorganisatie
4.1.1 Waar moet u beginnen? U kunt beginnen met schrijven als duidelijk is hoe uw BHV-organisatie eruitziet. De RI&E is hiervoor de basis (zie ri&e hoofdstuk 2). Als u de (brand)veiligheidsrisico’s en daaruit volgende knelpunten in kaart heeft gebracht, adviseert u uw
33
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
nen-norm
directie of management over strategische en operationele keuzes en activiteiten. De NEN-norm voor bedrijfshulpverlening (NEN 4000) kan u bij deze stappen helpen.
Klein en simpel houden Als er weinig knelpunten uit de inventarisatie komen, heeft uw organisatie de preventieve voorzieningen waarschijnlijk al goed georganiseerd. in dit geval kunt u de Bhv-organisatie misschien klein en simpel houden. naarmate er meer knelpunten zijn en de organisatieomvang groter is, zullen er meer mensen, maatregelen en activiteiten deel uitmaken van de Bhv-organisatie. Als alle keuzes zijn gemaakt, is het van belang die schriftelijk vast te leggen. u kunt dan beginnen met schrijven.
4.1.2 Checklist bij voorbereiding Bij de voorbereiding op het inrichten van de bedrijfshulporganisatie is het van belang dat u de volgende zaken checkt: gebruiks- ▪ Bent u verplicht om een gebruiksvergunning te hebben? vergunning ▪ Gelden er voor uw organisatie of sector afspraken uit een arbocatalogus? ▪ Zijn er brandbeveiligingsconcepten bruikbaar voor uw organisatie? ▪ Voldoet u aan de eisen van het Bouwbesluit?
kans op brand
Eisen aan een gebruiksvergunning In gebouwen waar veel mensen bijeenkomen, geldt een gebruiksvergunning. Aan deze vergunning zijn een aantal eisen gekoppeld om de kans op brand en ongevallen te verkleinen, bijvoorbeeld over het maximum aantal personen dat in het gebouw mag zijn. De vergunning bevat ook voorschriften voor het beperken van de kans op brand, de gevolgen van brand en voor het vluchten uit een gebouw bij brand. Deze voorschriften worden vertaald naar bouwkundige tekeningen en als voorwaarden in de vergunning opgenomen. De
34
HET BEDRIjfsnOODpl An
regels hiervoor zijn opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. Een gebruiksvergunning vraagt u aan bij uw gemeente. Bouwbesluit Het Bouwbesluit 2012 bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Het Bouwbesluit 2012 kent 12 gebruiksfuncties (zoals de woon- en kantoorfunctie) met elk eigen bouwtechnische voorschriften. Ook voorschriften voor brandveiligheid staan in het Bouwbesluit 2012. Het besluit geldt voor het bouwen en in stand houden van alle bouwwerken. In een aantal gevallen maakt het Bouwbesluit onderscheid in voorschriften voor nieuwbouw en voor bestaande bouw. Voor alle nieuw te bouwen bouwwerken gelden de nieuwbouweisen, maar ook bij verbouwingen moet in principe voldaan worden aan de nieuwbouweisen.
gebruiksfuncties
nieuwbouweisen
Bedrijfsnoodplan uitbesteden sommige organisaties schakelen een externe partij in voor het opstellen en schrijven van het bedrijfsnoodplan. houd er wel rekening mee dat zo’n plan altijd maatwerk is en dat de input vanuit de organisatie moet komen. u moet dus actief meedenken en kunt hierbij zeker niet achterover leunen. Als u zelf niet de deskundigheid heeft om het proces goed te begeleiden of als u het lastig vindt om een gestructureerd plan op te stellen, is uitbesteden wel een goede keuze.
Arbocatalogus Tegenwoordig stelt de overheid alleen nog doelvoorschriften vast voor veilig en gezond werken, bijvoorbeeld over werken op hoogte of het geluidsniveau. Werkgevers en medewerkers kunnen samen afspraken maken over de manier waarop zij binnen hun organisatie of branche invulling geven aan die
35
doelvoorschriften
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
arbocatalogus
doelvoorschriften. Deze afspraken leggen zij vast in een arbocatalogus. Zo’n catalogus geldt dan voor een hele branche of sector. Er kunnen ook oplossingen in staan voor de organisatie van de BHV in uw branche of veiligheidskwesties waarmee uw BHV-organisatie rekening moet houden. Check dus goed of uw arbocatalogus op het onderwerp BHV of noodplan ingaat.
4.1.3 Inhoud van een bedrijfsnoodplan Een eerste vereiste voor een goed bedrijfsnoodplan is een concrete opzet met een duidelijke structuur. Belangrijk is dat alle betrokkenen zich in het plan herkennen. In grote lijnen beschrijft het bedrijfsnoodplan: ▪ doel en kaders van het plan; ▪ de voorkomende risico’s en gevolgen; ▪ de BHV-organisatie (het BHV-plan); ▪ middelen, kosten en baten; ▪ alarmeringsvoorzieningen; ▪ taken van de diverse organisatieonderdelen; ▪ deelplannen en procedures. Voorbeelden van deelplannen zijn: ▪ aanvalsplan (per gebouw); ▪ ontruimingsplan (per gebouw) /evacuatieplan; ▪ organisatie van de hulpverlening; ▪ alarmeringsregeling (intern en extern); ▪ plan voor opvangen van de dagelijkse organisatierisico’s; ▪ beveiligingsplan voor bijzondere omstandigheden.
4.2 Het BHV-plan als draaiboek
bedrijfsnoodplan
Eén van de onderdelen van het bedrijfsnoodplan is een BHV-plan. Deze twee termen worden vaak door elkaar gehaald, maar het zijn wel verschillende documenten. In een BHV-plan staan de operationele maatregelen bij incidenten en de taken van de betrokken medewerkers hierbij. Eigenlijk is het BHV-plan een soort draaiboek. Het bedrijfsnoodplan is meer een overkoepelend plan. Kleine organisaties met weinig risicofactoren kunnen volstaan met een BHV-plan.
36
HET BEDRIjfsnOODpl An
Informatie bij calamiteiten In een BHV-plan staat de informatie die betrokken medewerkers nodig hebben in geval van incidenten of calamiteiten, zoals gegevens over de betrokken personen en hun taken. Denk hierbij aan: wie zijn de BHV’ers, wie neemt welke maatregelen, wie is verantwoordelijk voor het waarschuwen van de professionele hulpdiensten, wie geeft eventueel het sein tot ontruiming en wie stuurt en begeleidt de ontruiming? Daarnaast bevat het plan praktische informatie, zoals: ▪ het alarmnummer (112 of een intern nummer); ▪ procedures bij brand, ongeval en ontruiming; ▪ telefoonnummers en dienstroosters van BHV’ers; ▪ plattegronden van de organisatie met blusmiddelen, verzamelplaatsen en nooduitgangen; ▪ de procedure voor opvang van externe hulpverleners; ▪ informatie voor de brandweer over aanwezige leidingen, schakelaars, opslag en gevaarlijke stoffen. Het BHV-plan moet altijd up-to-date gehouden worden en gemakkelijk te vinden zijn voor iedereen die een rol speelt bij de BHV. De receptie, of een ander centraal punt in de organisatie, is meestal een goede plek.
punt waarop een plan in werking treedt een plan treedt in officiële termen in werking bij een ramp, een noodsituatie of bij een ongewenste gebeurtenis. in de eerste twee gevallen is er sprake van een ernstige verstoring van de algemene veiligheid, waarbij het leven of de gezondheid van personen wordt bedreigd. hier is een gecoördineerde inzet van professionele hulpverlening vereist. Als er sprake is van een ongewenste gebeurtenis is de veiligheid op het organisatieterrein tijdelijk verstoord of dreigt die verstoord te raken. de eigen bedrijfshulpverleningsorganisatie kan de noodzakelijke hulp verlenen en, afhankelijk van de situatie, treedt er één plan of treden er meerdere plannen in werking.
37
hulpdiensten
up-to-date
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
4.3 Opzet van het aanvalsplan
hulpverlening
brandweer
In het aanvalsplan staan alle noodzakelijke informatie en specifieke gegevens van een gebouw die bij brandbestrijding of hulpverlening van belang kunnen zijn. Het plan is bestemd voor de externe hulpverleners, bijvoorbeeld de brandweer en dus niet voor de eigen bedrijfshulpverlening. De bij de BHV betrokken functionarissen moeten wel kennis hebben van het aanvalsplan. Doel van het plan is om de hulpverleners bekend te maken met de situatie, zodat de hulpverlening snel en goed kan verlopen. Een organisatie zet het aanvalsplan op door één of meer situatietekeningen te schetsen. Dat gebeurt aan de hand van symbolen. De organisatie moet daarvoor overleggen met de gemeentebrandweer. Het aanvalsplan bevat de volgende onderwerpen: ▪ ligging van het gebouw/object ten opzichte van de omgeving; ▪ plattegrond en indeling van het gebouw; ▪ enige bouwkundige en constructieve gegevens; ▪ aanwezige brandpreventieve voorzieningen; ▪ plaats van de technische ruimten; ▪ aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en opslagruimten; ▪ extra gevaren (zoals hoogspanning, radioactiviteit, micro-organismen); ▪ hoofdingang en neveningangen; ▪ aansluitpunten van droge stijgleidingen bij hoogbouw; ▪ waterwinplaatsen/brandkranen voor brandweervoertuigen; ▪ mogelijke aanrijroute en verharde opstelplaatsen.
4.4 Ontruimingsplan
direct
Grootste zorg in het geval van brand of andere calamiteiten is het in veiligheid brengen van mens en dier. Direct na de (brand)melding kan met de ontruiming worden begonnen als dat nodig is. Hiervoor moet de organisatie een ontruimingsplan opstellen. Het werken met een ontruimingsplan voorkomt paniek en bevordert een veilige en ordelijke ont-
38
HET BEDRIjfsnOODpl An
ruiming. Dit laatste is van vitaal belang, met name bij gebouwen waar grote groepen mensen aanwezig zijn. Grote kantoorgebouwen, ziekenhuizen en scholen zijn hier voorbeelden van.
Om de ontruiming goed te laten verlopen is het noodzakelijk om met een ontruimingsplan te werken, ook als u geen bedrijfsnoodplan heeft. de plaatselijke brandweer kan een ontruimingsplan eisen als u een gebruiksvergunning bij de gemeente aanvraagt.
4.4.1 Maatwerk Voor een ontruimingsplan bestaat geen standaard. Ieder plan is afgestemd op de specifieke situatie van de organisatie. Wel is er een NEN-norm die kan dienen als leidraad voor ontruimingsplannen voor gebouwen, namelijk NEN nen 8112 8112:2010. Het volgen van deze leidraad is ook van belang voor het krijgen van een gebruiksvergunning van de lokale overheid. Punten in het ontruimingsplan De volgende punten horen in ieder geval thuis in het ontruimingsplan: ▪ plaats en beschikbaarheid van vluchtwegen; ▪ vluchtwegbewijzering (pictogrammen); ▪ alarmeringsprocedures; ▪ coördinatie, taken en bevoegdheden; ▪ voorzieningen; ▪ verzamelplaatsen. Punten van aandacht
▪ Maak het ontruimingsplan met tekeningen bij voorkeur op A4-formaat.
▪ Geef vluchtwegen door middel van pijlen aan in de kleur groen.
▪ Geef blusmiddelen in de kleur rood aan.
39
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
▪ Gebruik pictogrammen op de tekening voor blusmiddelen, bijzondere ruimten en handbrandmelders.
▪ Vermeld bijzonderheden die bij een bepaalde tekening horen, zoals aanwezige personen, uitgangen en verzamelplaatsen. ▪ Geef duidelijk in het plan aan wie de brandweer waarschuwt en op welke manier de brandweer gewaarschuwd moet worden. ▪ Maak bij een situatiewijziging een nieuw plan. Indeling ontruimingsplan Op het voorblad, de eerste pagina, vermeldt u de volgende algemene gegevens: ▪ naam en adres van organisatie of instelling; ▪ naam, adres en telefoonnummers van hoofd BHV en directie; ▪ namen en telefoonnummers van leidinggevenden; ▪ aantal aanwezigen, zowel overdag als ‘s nachts; ▪ plaats waar het ontruimingsplan is opgeborgen; ▪ ontruimingssignalering, bijvoorbeeld personenzoekinstallatie; ▪ namen en telefoonnummers van degenen die bij interne alarmering overdag en eventueel ‘s nachts gewaarschuwd moeten worden. Tekening van de bouwlaag Voor een goed ontruimingsplan moet er voor iedere bouwlaag een tekening zijn met daarop: ▪ vluchtrichtingen; ▪ vluchtwegen; ▪ blusmiddelen; ▪ plaats bediening ontruimingssignaal; ▪ handbrandmelders; ▪ brandweerliften; ▪ hoofdingang; ▪ verzamelplaats; ▪ brandwerende afscheidingen; ▪ wat verder van toepassing is.
40
HET BEDRIjfsnOODpl An
Waar u verder rekening mee moet houden het opstellen van een ontruimingsplan is een enorme klus. vergeet ook de volgende punten niet mee te nemen: ▪ de compartimentering van het gebouw; ▪ onbelemmerde vluchtwegen en nooduitgangen; ▪ liften buiten de organisatie; ▪ binnentrappen en brandtrappen; ▪ situering van brandgevaarlijke (opslag)ruimten; ▪ mobiliteit van de bewoners; ▪ verzamelplaats/opvangruimte aangeven, zodat na ontruiming appèl mogelijk is. voorwaarden voor toepassing van het plan: ▪ brandmeld- en/of brandbeveiligingssysteem in het gebouw; ▪ duidelijk hoorbaar ontruimingssignaal op alle plaatsen in het gebouw; ▪ noodverlichtingsinstallatie; ▪ goed intern oproep- en communicatiesysteem; ▪ centraalpostfunctie voor de coördinatie; ▪ geoefende Bhv-organisatie in de organisatie; ▪ regelmatig oefenen met het personeel.
4.4.2 Vluchtwegen in het gebouw Voor een goede ontruiming moeten alle medewerkers van de organisatie op de hoogte zijn van de vluchtwegen in het gebouw. Welke richting moeten zij volgen om veilig buiten richting het gebouw te komen? Geef daarom de vluchtrichtingen in de gangen duidelijk aan en plaats vluchtschema’s bij voorkeur in de buurt van blusmiddelen en handbrandmelders.
hang in elke ruimte, het liefst naast de toegangsdeur, een overzichtelijke plattegrond met de richting van de kortste vluchtroute.
41
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
4.4.3 Verzamelplaats(en) In een ontruimingsplan moet altijd een veilige verzamelplaats voor alle medewerkers en bezoekers worden aangegeven. Kies altijd minimaal twee verzamelplaatsen; zowel binnen en één binnen als één buiten het gebouw. Buiten het gebouw buiten kan dat een plein zijn of een ander gebouw binnen de onmiddellijke omgeving van het te ontruimen pand. De verzabeschutting melplaats moet voldoende ruimte en beschutting geven aan het personeel en andere personen die in het pand aanwezig waren.
Wilt u weten aan welke eisen de vluchtwegen in uw bedrijfspand moeten voldoen? Kijk dan eens op rendement. nl/arbotools.
42
5 Opleiden van BHV’ers Wilt u uw BHV-organisatie goed onderhouden, dan moet u zich ook bezighouden met het kennis- en opleidingsniveau van de BHV’ers. Zo is het uw taak om nieuwe BHV’ers de weg te wijzen en hen op hun taken en verantwoordelijkheden te wijzen. Om aan alle verwachtingen en verplichtingen te doen, is gerichte opleiding onontbeerlijk. De arbowetgeving gaf vroeger nog aan dat de werkgever verantwoordelijk was voor de opleiding van medewerkers die als BHV’er gingen functioneren. In de huidige Arbowet zijn de details – zoals eisen aan ervaring, deskundigheid, oefening en opleiding – echter grotendeels vervallen. Wel leest u in artikel 15 van de Arbowet dat de verantwoordelijke (de werkgever dus) ervoor moet zorgen dat BHV’ers ‘beschikken over een zodanige opleiding dat zij hun taken naar behoren kunnen vervullen’.
Arbowet
Waar de grens tussen voldoende en onvoldoende opleiding van uw Bhv’ers precies ligt, is aan u en uw werkgever om zelf uit te vogelen.
5.1. Verantwoordelijkheid De wetgever vindt dat de werkgever als verantwoordelijke zelf het belang van het opleidingsniveau van BHV’ers moet inzien. Daarom geeft de wet u de ruimte om de BHV naar uw eigen smaak in te vullen, met de RI&E als uitgangspunt.
43
opleidingsniveau Bhv’ers
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
Niettemin moet u wel altijd aan de eis voldoen dat de opleiding van BHV’ers voldoende moet zijn om hun taken te kunnen vervullen. Er is dus misschien sprake van veel vrijheid in de Arbowet, maar ook van veel verantwoordelijkheden.
niet alleen moet u zorgdragen voor de opleiding van de Bhv’ers, u moet nu ook bepalen wat ze nodig hebben aan onderricht en wanneer het tijd is voor opfrissing. dit vraagt dus meer kennis en praktisch inzicht.
5.2 Opleidingsplan aan de hand van de RI&E
welke eisen
Het opzetten van een opleidingsplan voor uw BHV’ers doet u aan de hand van de RI&E. Het is de bedoeling dat uit de RI&E blijkt aan welke eisen de BHV in uw organisatie moet voldoen. Zijn er bijzondere risico’s die vragen om speciale opleidingseisen? Of zijn de risico’s zo klein dat een korte instructie voldoende is?
neem nooit genoegen met een mager antwoord op de opleidingsvraag. een volwaardige ehBO-cursus komt altijd meer van pas bij bedrijfsongevallen dan alleen een cursus ‘levensreddende eerste handeling’.
ehBO
Opleidings- en kennisniveau van BHV’ers Uit de RI&E moet dus de opleidingsvraag voor uw BHV’ers rollen. Van belang bij het bepalen van de passende opleiding is het huidige ervarings- en kennisniveau van werknemers. Duidelijk is bijvoorbeeld dat iedere BHV’er in staat moet zijn om EHBO te verlenen, maar iemand die al een EHBOdiploma heeft, hoeft geen complete cursus meer te volgen. Wel kan het zo zijn dat herhaling noodzakelijk is. De werknemer zonder ervaring of diploma’s op zak kunt u het beste een volwaardige EHBO-cursus laten doorlopen. Een ‘basis-
44
OplEIDEn VAn BHV’ERs
opleiding bedrijfshulpverlener’ is voor veel organisaties een goede optie.
Arbodiensten, opleidingsinstituten van regionale brandweerkorpsen, bedrijfschappen en een aantal particuliere opleidingsinstituten verzorgen zulke Bhv-opleidingen.
5.3 Opleidingsprofiel BHV Bij het vaststellen van de opleidingsvraag van gekozen BHV’ers kunt u uitgaan van het ‘opleidingsprofiel BHV’. De overheid heeft dit laten opstellen om werkgevers te helpen bij de keuze voor de juiste BHV-opleiding(en). In het opleidingsprofiel worden combinaties van letters en cijfers gebruikt om de gedragsniveaus van BHV’ers aan te geven: ▪ i = inzicht ▶ kunnen noemen van consequenties en/of kunnen formuleren in eigen woorden; ▪ t = toepassen ▶ kunnen gebruiken van standaardbegrippen, -principes, -regels, -methoden en -technieken; ▪ m1 ▶ kunnen verrichten van motorische vaardigheden; ▪ m2 ▶ bedreven zijn in bepaalde motorische vaardigheden. (Bron: brandweerexamenreglementen) Hieronder vindt u het gehele opleidingsprofiel BHV. Taakgebied: eerste hulp Bedrijfshulpverleners: ▪ herkennen een gevaarlijke situatie en nemen de juiste maatregelen om de veiligheid van henzelf en van het slachtoffer zoveel mogelijk te waarborgen (t); ▪ weten hoe ze het slachtoffer in noodsituaties moeten verplaatsen (m2); ▪ kunnen nagaan wat er met het slachtoffer is gebeurd (t); ▪ kunnen het slachtoffer geruststellen (t); ▪ weten op welke manier ze voor deskundige hulp kunnen zorgen (t);
45
overheid
gedragsniveaus
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
▪ hebben de juiste vaardigheden om eerste hulp te verlenen bij: ▪ bewustzijnsstoornissen (t + m2); ▪ ademhalingsstoornissen (t + m2); ▪ bloedsomloopstoornissen (t + m2); ▪ uitwendige bloedingen (t + m2); ▪ shock (t); ▪ uitwendige wonden (t); ▪ brandwonden (t); ▪ botbreuken (t); ▪ oogletsel (t); ▪ weten waar hun taakgebied begint en eindigt als het gaat om ‘eerste hulp’ (t). Taakgebied: beperking en bestrijding van een beginnende brand Bedrijfshulpverleners: ▪ kunnen een beginnende brand beperken en bestrijden (t + m1); ▪ kunnen veiligheidsvoorzieningen gebruiken (t + m1); ▪ (her)kennen de belangrijkste functies van de brandpreventieve maatregelen en voorzieningen (t); ▪ kunnen de branddriehoek toepassen (t); ▪ weten hoe een brand zich kan ontwikkelen (t); ▪ weten waar hun taakgebied begint en eindigt als het gaat om de ‘beperking en bestrijding van een beginnende brand’ (t). Taakgebied: ontruiming Bedrijfshulpverleners: ▪ kunnen een ontruiming begeleiden (t); ▪ weten hoe ze veiligheidsmiddelen kunnen inzetten (t); ▪ kennen het ontruimingsplan en het doel ervan (t); ▪ kennen de vluchtroute en het gebruik ervan (t); ▪ kennen de toepassingsmogelijkheden van vluchtmiddelen (t); ▪ weten waar hun taakgebied begint en als het gaat om het taakgebied ‘ontruiming’ (t).
46
OplEIDEn VAn BHV’ERs
Taakgebied: communicatie Bedrijfshulpverleners: ▪ weten hoe ze een ongeval of brand kunnen melden (t); ▪ kunnen bedrijfsintern communiceren (t); ▪ kunnen hulpverleningsdiensten van relevante informatie voorzien (t); ▪ weten wat relevante informatie is voor andere diensten (i); ▪ kunnen communicatiemiddelen hanteren (t); ▪ weten waar hun taakgebied eindigt en begint als het gaat om het taakgebied ‘communicatie’ (t).
5.3.1 Minimale vereisten Het bovenstaande opleidingsprofiel voor BHV’ers geeft een lijst met vereiste kennis en vaardigheden voor de BHV’er. Het gaat dan om de minimale vereisten voor het kleinste takenpakket dat een BHV’er kan hebben. De doorsnee BHV’er moet dus: ▪ eerste hulp kunnen bieden; ▪ een beginnende brand kunnen beperken en bestrijden; ▪ het pand kunnen ontruimen en evacueren; ▪ contact kunnen leggen en houden met externe hulpdiensten. Is uw organisatie groter of staan uw medewerkers bloot aan bijzondere risico’s? Dan moet de BHV’er ook meer in huis hebben. Zijn er in uw organisatie bijvoorbeeld chemische chemische stoffen aanwezig, dan moeten uw BHV’ers kennis hebben stoffen van die (verschillende) stoffen en hoe ze moeten handelen als hun collega’s onverhoopt met die stoffen in aanraking komen.
per taakgebied geeft het opleidingsprofiel meer specifieke vaardigheden die de Bhv’er moet beheersen. Zo krijgt u als arboprofessional wat meer praktische en concrete richtlijnen, waardoor u de opleidingsbehoefte gemakkelijker kunt vaststellen.
47
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
5.3.2 Tijdindicatie opleidingsprofiel Is er in uw situatie sprake van een organisatie met ‘doorsnee risico’s’? Dan komt uw BHV’er voldoende beslagen ten ijs als hij een basisopleiding BHV heeft gevolgd. Het opleidings16 cursusuren profiel geeft hiervoor een tijdsindicatie van 16 cursusuren, verspreid over twee of drie lesdagen. Minder mag, mits het ervaringsniveau van de BHV’er en de interne risico’s het toelaten. Dit moet blijken na het doorlopen van de RI&E.
48
6 Een oefening houden Zodra het BHV-plan op papier staat en de BHV’ers weten waar zij aan toe zijn, is het tijd om het ontruimingsplan in de praktijk te toetsen. Een jaarlijkse ontruimingsoefening is zeker aan te bevelen. U zult daarbij uw gehele BHV-organisatie moeten plannen, organiseren, uitvoeren en achteraf evalueren. Alleen op die manier kunt u er zeker van zijn dat alles gestroomlijnd verloopt als er echt een calamiteit plaatsvindt. Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt, bent u volgens de Arbowet verplicht ervoor te zorgen dat ‘BHV’ers beschikken over een zodanige opleiding dat zij hun taken naar behoren kunnen vervullen’. Dit houdt in dat u als arboprofessional zorgt voor een adequate opleiding, voldoende herhalingscursussen én geregeld geplande oefeningen. Doet u dit niet, dan zijn uw BHV’ers mogelijk niet voldoende op hun taak voorbereid en blijft u indirect dus in gebreke. In dit hoofdstuk komt de aanpak als het gaat om het plannen en uitvoeren van BHVoefeningen (ontruimingsoefeningen) aan bod.
gepland
6.1 Een jaarlijkse oefening In de bepalingen van het vroegere Arbobesluit stond een artikel dat een jaarlijkse ontruimingsoefening verplicht stelde. Nu zult u een dergelijke eis niet zo letterlijk meer terugvinden in de arbowet- en regelgeving, maar een slecht idee is het niet. Het is zelfs een goede vuistregel om in een organisatie met gemiddelde risico’s jaarlijks een dergelijke oefening te organiseren. Naast de herhalingscursussen kan ook een dergelijke training immers het geheugen flink op-
49
vuistregel
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
frissen. Niet voor niets geeft NEN 4000 aan dat oefeningen een belangrijk onderdeel van de BHV-organisatie zijn. Ook in deze NEN-standaard vindt u overigens de norm van eenmaal per jaar oefenen.
6.2 Externe hulp inschakelen
commerciële partners
Voor het schrijven van ontruimingsplannen, het keuren van blusmiddelen en het volgen van BHV-opleidingen kunt u terecht bij commerciële partners. Het is geen schande en soms zelfs aan te raden om ook externe hulp in te schakelen bij het organiseren van BHV-oefeningen. Een arbodienst of andere deskundige partij, zoals het opleidingsinstituut waar uw BHV’ers hun training hebben gehad, kan uitkomst bieden bij het maken van logische scenario’s en de begeleiding van het hele proces.
vooral bij de meer gespecialiseerde oefeningen bij organisaties met hogere risico’s kunnen externe deskundigen van grote waarde zijn.
6.3 Risico en BHV-plan
Bhvoefeningen
Het is niet de bedoeling dat u zomaar een oefening de organisatie ingooit. U moet vooraf bepalen wanneer welke oefeningen plaats gaan vinden en een plan maakt voor de BHV-oefeningen. Dit is wederom gebaseerd op de risico’s die uit de RI&E voortvloeien. Het spreekt voor zich dat meer risico’s vragen om een complexere BHV-organisatie. Dus ook om oefeningen die aan de complexiteit zijn aangepast en mogelijk vaker moeten plaatsvinden.
6.3.1 Moeilijkheidsgraad van de oefening Meestal is in de BHV-organisatie een hoofd BHV aangewezen. Deze heeft – als het goed is – de juiste training gehad om de verantwoordelijkheid voor de organisatie en de bege-
50
EEn OEfEnIng HOUDEn
leiding van de oefeningen op zich te nemen. Vaak komt al in de opleiding naar voren welke risico’s het BHV-plan moet dekken en welke oefeningen geregeld plaats moeten gaan vinden. Het is aan te bevelen om de moeilijkheidsgraad van de ontruimingsoefeningen stapsgewijs op te bouwen. U kunt bijvoorbeeld elke drie maanden één stap verder gaan. Zo krijgen medewerkers de kans om langzaam meer inzicht te verwerven in de knelpunten en eventuele oplossingen.
Als achteraf telkens een evaluatie plaatsvindt en de aandachtspunten voor de volgende oefening opgelost zijn, ligt er na zo’n anderhalf jaar een compleet getest en goed bevonden ontruimingsplan.
6.3.2 Verschillende stappen bij ontruimingsoefening Ook bij het voorbereiden en uitvoeren van oefeningen is het aan te raden een aantal stappen te doorlopen: 1 Bepaal hoe vaak een ontruimingsoefening plaatsvindt en welke moeilijkheidsgraad deze moeten hebben. 2 Introduceer het ontruimingsplan aan alle medewerkers, iedereen moet er immers mee bekend zijn. 3 Kondig de op handen zijnde oefening aan (tenzij het een onverwachte oefening moet zijn, natuurlijk). Hierbij brengt u de personen die een rol spelen in het ontruimingsplan op de hoogte van hun taken en instructies. 4 Breng uw medewerkers op de hoogte van de dag of week waarop de ontruimingsoefening zal plaatsvinden (als dat wenselijk is). 5 Ga over tot de uitvoering van de ontruimingsoefening en houd bij hoe de oefening verloopt, hoe lang alles duurt, en waar het proces eventueel nog stroef loopt. 6 Evalueer de oefening aan de hand van gemaakte notities en ervaringsverslagen. Bespreek de punten waar verbetering mogelijk is. 7 Voer de besproken verbeterpunten door voor volgende ontruimingsoefeningen.
51
moeilijkheidsgraad
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
Aandacht voor afwijkende risico’s het spreekt voor zich dat als u te maken heeft met bijzondere risico’s, u de (ontruimings)oefeningen hierop moet aanpassen. Als er binnen uw organisatie bijvoorbeeld sprake is van bovenmatig brandgevaar, moet hier in het ontruimingsplan en dus in de ontruimingsoefening aandacht voor zijn. hieronder vindt u een aantal factoren die van invloed zijn op de oefening en de verdere ontwikkeling van het ontruimingsplan: ▪ een groot aantal medewerkers in de organisatie werkt verdeeld over verschillende verdiepingen of locaties. ▪ Bezoekers of klanten komen met grote regelmaat en in grote aantallen over de vloer. ▪ er is sprake van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen die onderdeel uitmaken van organisatieprocessen. ▪ het pand is moeilijk bereikbaar voor hulpverleners. ▪ in de directe omgeving van uw organisatie zijn situaties te vinden die een verhoogd risico opleveren (bijvoorbeeld vervoer of opslag van gevaarlijke stoffen). ▪ Onder uw medewerkers of bezoekers bevinden zich meerdere niet-zelfredzame personen (gehandicapten, kleine kinderen).
6.3.3 Voorbeeldoefening Om u een concreter beeld te geven van wat er allemaal bij een ontruimingsoefening komt kijken, is hieronder een voorbeeldoefening uitgewerkt.
hoofd Bhv
Draaiboek Allereerst moet er een draaiboek komen voor de oefening. Dit schrijft het hoofd BHV meestal samen met zijn eventuele plaatsvervanger. In het draaiboek is terug te vinden of er wel of niet sprake is van slachtoffers, wat de aard en locatie van de calamiteit is en wat de aanvangs- en eindtijd van de oefening is. Verder moeten een aantal zaken in het
52
EEn OEfEnIng HOUDEn
draaiboek zijn opgenomen om de ontruimingsoefening tot een succes te maken (zie voor een draaiboek ook rendement. nl/arbotools). Denk bij het opstellen aan de volgende zaken: ▪ afspraken over het startsein voor de ontruimingsoefening. Een sirene kan hier heel goed dienst doen; ▪ BHV’ers zijn goed herkenbaar omdat ze bijvoorbeeld opvallende hesjes dragen; ▪ afspraken over het feit dat elke BHV’er zijn eigen afdeling of verdieping via de afgesproken vluchtroute ontruimt (volgens ontruimingsplan); ▪ dat de vluchtroute via een rookvrije route verloopt. Deze route loopt alleen via trappen of hellingbanen naar een veilig eindpunt en niet via een lift; ▪ dat BHV’ers alle medewerkers langs de muurzijde naar beneden begeleiden, als de vluchtroute via een trap loopt. Zo is er ruimte voor eventuele hulpverleners die naar boven willen. Liften zijn nog steeds uit den boze; ▪ dat de BHV’ers ervoor zorgen dat iedereen het pand verlaat, alle ramen en deuren dicht zijn maar niet op slot, alle toiletten en bezemkasten gecontroleerd zijn en bekend is welke collega’s afwezig zijn die dag; ▪ dat alle ontruimde medewerkers zich verzamelen op de verzamelplaats die in het ontruimingsplan is afgesproken. Iedere BHV’er die zijn taken heeft vervuld, komt ook naar die verzamelplaats en meldt eventuele bijzonderheden; ▪ dat het hoofd BHV als aanspreekpunt fungeert, als de hulpdiensten arriveren; ▪ dat de externe hulpdiensten te horen krijgen of er eventuele slachtoffers zijn en of er nog mensen in het gebouw aanwezig zijn; ▪ dat externe hulpdiensten op basis van verkregen informatie de leiding overnemen; ▪ dat iedereen het pand pas weer mag betreden als de hulpdiensten het gebouw weer vrijgeven; ▪ dat bij het afspreken van een verzamelplaats rekening is gehouden met factoren als capaciteit, locatie, bereikbaarheid en slecht weer.
53
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
De meerwaarde van een ontruimingsoefening ▪ eventuele gebreken in de Bhv-organisatie komen naar voren. ▪ Bhv’ers raken sneller vertrouwd met hun Bhv-taken. ▪ hulpmiddelen, communicatiemiddelen en blusmateriaal krijgen automatisch een controle. ▪ Bhv’ers merken hoe de aanwezige personen op een incident reageren.
kennis en kunde
verbeterpunten
6.3.4 Andere BHV-oefeningen De ontruimingsoefening is uiteraard niet de enige oefening. Wel is het zo dat de ontruimingsoefening de meest omvangrijke is, omdat de hele organisatie ermee gemoeid is. Andere oefeningen concentreren zich toch grotendeels op de BHV-organisatie. Met deze varianten test u de kennis en kunde van uw BHV’ers. Bovendien geeft u hun de kans het geleerde nog eens naar boven te halen, zodat het beter blijft hangen. Daarbij kunnen ook bij deze oefeningen knelpunten naar voren komen die u kunt omzetten naar verbeterpunten. Meestal gaat het bij de BHV-oefeningen om vaardigheden die tijdens een training of cursus zijn opgedaan. Deze oefeningen kunt u dus ook laten begeleiden door dezelfde externe deskundigen. De volgende taakgebieden kunnen uw BHV’ers het beste regelmatig blijven oefenen: ▪ alarmopvolging; ▪ gebruik van kleine blusmiddelen; ▪ openen van deuren; ▪ redding van en eerste hulp aan slachtoffer(s); ▪ opvangen van externe hulpverleners; ▪ begeleiden van externe hulpverleners.
6.4 Complexer en omvangrijker Het spreekt voor zich dat naarmate de risico’s in een organisatie groeien, de ontruimingsoefeningen ook steeds com-
54
EEn OEfEnIng HOUDEn
plexer en omvangrijker worden. Kleine bedrijven hebben wellicht genoeg aan een kleinschalige jaarlijkse oefening, terwijl grotere organisaties vaker aan de bak moeten. Hieronder wat voorbeelden oplopend in moeilijkheidsgraad: ▪ algemene oefening na interne introductie van het ontruimingsplan; ▪ communicatieoefening met de leden van de interne BHV-organisatie; ▪ communicatieoefening met de BHV-organisatie en externe hulpverleners; ▪ communicatieoefening met medewerkers en de BHVorganisatie; ▪ communicatieoefening met medewerkers en externe hulpverleners; ▪ vooraf aangekondigde ontruimingsoefening met medewerkers, BHV-organisatie en externe hulpverleners; ▪ niet-aangekondigde oefening met extra handicaps, bijvoorbeeld het vrijkomen van gevaarlijke stoffen en rookontwikkeling.
oplopend in moeilijkheid
6.4.1 Inhoud communicatieoefening Hierboven werd het al eens genoemd: de communicatieoefening. Maar wat is dat precies? Het is kort gezegd een ontruimingsoefening op papier waarbij de onderlinge com- op papier municatie centraal staat. Het is de bedoeling dat de hele BHV-organisatie deelneemt en hier ongeveer een halve dag voor uittrekt. Deze oefening is uitermate geschikt als voorbereiding op een ontruimingsoefening.
de communicatieoefening geeft u de kans om het nieuwe ontruimingsplan aan een eerste test te onderwerpen voordat de ’echte‘ test komt.
6.4.2 langzaam opbouwen Het werkt heel goed om de complexiteit van oefeningen op te bouwen. U begint bijvoorbeeld met een ontruiming op
55
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
verrassingsoefening
papier voordat u een grootschalige ontruimingsoefening doorloopt. Daardoor verloopt de ontruimingsoefening al veel soepeler dan als u die eerste stap op papier overslaat. Vervolgens kunt u eventueel een ontruiming organiseren waarvan alle BHV’ers en medewerkers op de hoogte zijn, voordat u overgaat tot het plannen van een verrassingsoefening waar alleen de werkgever van afweet.
6.5 Evalueren van de gang van zaken
knelpunten
Zoals elk organisatieproces rondt u ook dit proces af met het evalueren van de gang van zaken. Alle betrokkenen moeten hierbij aanwezig zijn. Soms zijn er waarnemers aangesteld die het ontruimingsproces ongestoord kunnen volgen en verslag uitbrengen. Knelpunten in de vluchtroute, communicatiemiddelen of aanwezige hulpmiddelen kunnen boven tafel komen. Problemen tijdens de oefening leveren waardevolle informatie op voor de verbetering van het ontruimingsplan. Deze evaluatie legt u schriftelijk vast.
Checklist criteria BHV-oefeningen er zijn een aantal criteria waaraan het totale proces van Bhv-oefeningen moet voldoen. stelt u zich de vraag of er: ▪ een jaarprogramma voor de Bhv-oefeningen is samengesteld; ▪ het Bhv-oefenplan centraal is goedgekeurd of onder toezicht staat; ▪ de resultaten van de oefeningen in het arbojaarverslag of via een andere weg zijn gecommuniceerd; ▪ Bhv’ers van verschillende hulpverleningsgroepen samen oefenen.
56
7 EHBO verlenen op de werkvloer Eén van de belangrijkste taken als BHV’er is het verlenen van eerste hulp bij ongelukken onder uw medewerkers of bezoekers van uw organisatie. Dit houdt kort gezegd in: alle handelingen die de BHV’er moet verrichten tot er deskundige, professionele hulp ter plaatse is. Het type ongeval en de aard van het letsel van het slachtoffer bepalen wat de BHV’er aan EHBOtaken moet verrichten. Als er op de werkvloer een ongeval plaatsvindt, moet een BHV’er aan heel wat zaken denken. Dat er eerste hulp moet worden verleend, had u vast zelf al bedacht, maar hier komt veel meer bij kijken dan alleen het behandelen van slachtoffers. De BHV’er moet ook de veiligheid van de overige medewerkers zeker stellen. Verder moet hij zorgen dat er zo snel mogelijk deskundige ondersteuning komt. U begrijpt dat de BHV’er deze acties in de juiste volgorde moet verrichten.
Wie verzuimt eerst alarm te slaan, kan immers onbedoeld in een situatie terechtkomen waarin hij onnodig lang moet reanimeren. Met alle gevolgen van dien!
7.1 Vier deelgebieden bij eerste hulp Eerste hulp valt uiteen in vier deelgebieden die in crisissituaties stuk voor stuk van groot belang zijn. Een BHV’er moet de volgende zaken regelen:
57
veiligheid
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
▪ garanderen van de eigen veiligheid en die van anderen; ▪ adequate alarmering van deskundigen; ▪ voorkomen en beperken van (blijvend) ernstig letsel; ▪ verrichten van levensreddende eerste handelingen. 7.1.1 slachtoffer in veiligheid brengen De prioriteit is altijd zorgen dat de BHV’er zelf, eventuele andere aanwezigen en – als dat mogelijk is – ook het slachtoffer in veiligheid zijn. Wie zich direct op de hulpverlening aan gewonde collega’s stort, kan zelf het volgende slachtoffer worden of er onbedoeld voor zorgen dat er nog meer gewonden vallen. Ook alarmering van deskundige hulpdiensten vertraagd kan zo ernstig worden vertraagd. In alle gevallen ontstaat een situatie waarin hulpverlening veel moeilijker of zelfs onmogelijk wordt. Het is daarom cruciaal dat een bedrijfshulpverlener ongevalsituaties kan inschatten. 7.1.2 Deskundigen raadplegen Als dat nodig is of lijkt, moeten deskundige hulpverleners worden ingeschakeld. De BHV’er moet kunnen vaststellen welke hulpdienst moet worden gealarmeerd en wat die mee moet nemen. Heeft een slachtoffer direct hulp nodig, dan collega moet de BHV’er als dat mogelijk is een collega alarm laten slaan. Deze collega moet vervolgens wel weer terugkomen, zodat de BHV’er weet of de hulpdiensten onderweg zijn. Degene die alarm slaat, moet bij de melding aangeven: ▪ waar de plaats van het ongeval is; ▪ hoeveel slachtoffers er zijn; ▪ wat de aard van het letsel is; ▪ of er deskundige hulp ter plaatse is. 7.1.3 Een scherp beeld De bedrijfshulpverlener moet een goed beeld zien te krijgen van de conditie van het slachtoffer. Als de collega in kwestie aanspreekbaar aanspreekbaar is, kan hij de BHV’er vertellen wat er is gebeurd. In andere gevallen zullen omstanders die informatie vaak kunnen geven. De BHV’er moet zo snel mogelijk de vitale functies van het slachtoffer controleren en veiligstellen:
58
EHBO VERlEnEn Op DE WERK VlOER
▪ bewustzijn; ▪ ademhaling; ▪ circulatie of bloedsomloop. de Bhv’er moet vaststellen welke hulpdiensten gealarmeerd moeten worden en wat zij moeten meenemen. daarvoor moet hij een goed beeld krijgen van de conditie van het slachtoffer.
7.1.4 Verdere schade beperken Na het veiligstellen van de vitale functies moet de bedrijfshulpverlener zo veel mogelijk andere ernstige klachten verhelpen en verdere schade beperken. U kunt hierbij denken aan: ▪ stoppen van uitwendig bloedverlies; ▪ shockbehandeling; ▪ behandelen van uitwendig letsel; ▪ zorgdragen voor de juiste temperatuur van het slachtoffer.
Voorpost voor deskundige diensten Bhv’ers vervullen een voorpostfunctie voor de deskundige hulpdiensten. het voornaamste doel is het voorkomen van verder gevaar en verdere gezondheidsschade voor het slachtoffer en eventuele omstanders. een Bhv’er overbrugt zo de cruciale periode die verstrijkt tussen het ongeval en het arriveren van professionele hulpverleners, die het daarna van hem overnemen.
7.2 De volgorde van handelen In de praktijk kunnen zich veel verschillende soorten ongevallen voordoen, die bovendien sterk uiteenlopend letsel opleveren. Het is van groot belang dat een BHV’er weet wat hij
59
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
acties
moet doen bij welk letsel. Hieronder vindt u een overzicht van veel voorkomende soorten letsel, met de acties die een BHV’er kan ondernemen om het slachtoffer zo veel mogelijk te helpen.
een Bhv’er moet bij ieder type letsel nauwkeurig weten wat hem te doen staat, zodat hij de zaak niet verergert. dit komt natuurlijk aan bod in de Bhv-opleiding.
7.2.1 Diverse soorten botbreuken Er zijn diverse soorten botbreuken, die elk hun eigen eisen stellen aan de eerstehulpverlening. De meest voorkomende dichte bot- is de dichte botbreuk. Dit letsel is vaak lastig te constateren. breuk Slachtoffers van een botbreuk hebben veel (bot)pijn, kunnen het getroffen lichaamsdeel niet bewegen en vertonen op de getroffen plaats een zwelling.
beenbreuk
Stabiliseren Bij botbreuken moet de BHV’er zorgen voor stabilisering van het getroffen lichaamsdeel. Dit kan door het aanleggen van een zogeheten brede das (bij breuken aan schouderblad, bovenarm of sleutelbeen) of een mitella (bij breuken aan onderarm, pols of hand). Beide vormen van ondersteuning worden gevouwen van een driekante doek. Bij beenbreuken kunt u het getroffen lichaamsdeel stabiliseren met tassen, dekens of kleding. Laat het spalken over aan de gespecialiseerde hulpdiensten. Slachtoffers met een gebroken rib ademen vaak gemakkelijker in een halfzittende houding. Let op voldoende ondersteuning en roep direct de hulp van een arts in. Open breuken Voor open breuken geldt in principe hetzelfde als voor gesloten breuken. Wel is hier nog meer voorzichtigheid geboden. Stelp eventuele ernstige bloedingen en dek de wond af. Ook hier is snel deskundige hulp vereist.
60
EHBO VERlEnEn Op DE WERK VlOER
Breuken in de nek- of halswervels Bestaat er een kans op breuken in de nek- of halswervels, dan mag het slachtoffer zijn hoofd en hals absoluut niet bewegen en is direct deskundige hulp nodig. Doet u verder zelf vooral niets; u zult alleen verder letsel veroorzaken en mogelijk zelfs blijvende verlamming.
niet bewegen
7.2.2 Verzorgen van brandwonden Bij brandwonden geldt het motto: ‘eerst koelen met water, de rest komt later’. Er zijn drie soorten brandwonden: ▪ chemische brandwonden; ▪ wonden veroorzaakt door open vuur; ▪ wonden veroorzaakt door elektriciteit. Chemische brandwonden Verwijder bij chemische brandwonden de brandende stof zo snel mogelijk. Spoel de verbrande plek minimaal dertig minuten met lauw, zacht stromend water. Doe dit niet met (erg) koud water, want dit kan onderkoeling tot gevolg hebben. Bedek vervolgens de wond met een steriel verband, schone doek of laken. Waarschuw bij blaarvorming of andere aantasting van de huid direct een arts. Smeer vooral niets op de huid en geef het slachtoffer niets te eten of te drinken vóór hij door een arts is onderzocht. Brandwonden door vuur Bij ‘gewone’ brandwonden handelt u in principe hetzelfde. Als een persoon in brand staat, is het uiteraard van groot belang om het vuur zo snel mogelijk te doven. Gebruik daarvoor bij voorkeur een blusdeken of rol het slachtoffer over de grond. Probeer een brandend slachtoffer dat rent tegen te houden; rennen wakkert het vuur alleen maar aan. Brandwonden door elektriciteit Door elektriciteit veroorzaakte brandwonden gaan vaak gepaard met hartproblemen, zeker als het letsel is veroorzaakt door een hoog voltage. Het kan nodig zijn om eerst te reanimeren en u pas daarna op de brandwonden te richten.
61
spoelen
blusdeken
hartproblemen
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
7.2.3 Eerste hulp bij ernstige bloedingen Bij ernstige bloedingen moet de eerste hulp zijn gericht op het stelpen ervan. Dit geldt zeker voor slagaderlijke bloedingen, die te herkennen zijn aan bloed dat in stoten naar buiten komt. Houd het bloedende lichaamsdeel omhoog, dit zal remmend werken. Stopt het bloeden niet, druk dan met uw handen de bloedtoevoerende slagader dicht.
Afbinden is niet verstandig bij slagaderlijke bloedingen. dit zal ook de doorbloeding elders verstoren en kan ernstige schade opleveren.
afgerukt lichaamsdeel
Wond afdekken Bij ernstige bloedingen aan hals, oksel, bovenarm of bovenbeen moet u het slachtoffer helpen terwijl hij ligt. Als een bloeding wordt veroorzaakt door een afgerukt lichaamsdeel, moet u de wond afdekken en het afgerukte lichaamsdeel droog en zo schoon mogelijk verpakken, liefst in een zak met ijs. Zorg voor zo snel mogelijk transport naar een ziekenhuis.
7.2.4 shocktoestand Soms gaat letsel gepaard met een shocktoestand. Dit wordt bloedcirculatie veroorzaakt door een probleem in de bloedcirculatie: er stroomt te weinig bloed rond. Het slachtoffer is koud, slap, krachteloos, onrustig en dorstig. Erg veel kunt u daartegen niet doen. Probeer het slachtoffer gerust te stellen en te beschermen tegen afkoeling. Zorg dat de ademhalingswegen vrij zijn en stelp eventuele bloedingen. Alarmeer onmiddellijk een arts. Geef het slachtoffer vooral niets te drinken of te eten, want dan gaat er bloed naar de maag en dat kan ernstige gevolgen hebben. 7.2.5 Vergiftiging Er zijn veel soorten giftige stoffen, die allemaal een specifieke behandeling vereisen. Aan de werkelijke behandeling zal
62
EHBO VERlEnEn Op DE WERK VlOER
een BHV’er niet toekomen, wel is het zaak de schade zo veel mogelijk te beperken. Als in uw organisatie veel met giftige stoffen wordt gewerkt, is het zaak om ervoor te zorgen dat de aanwezige BHV’ers op de hoogte zijn van de uiteenlopende behandelwijzen. Buiten bewustzijn Is een vergiftigingsslachtoffer buiten bewustzijn, controleer dan de vitale functies en alarmeer onmiddellijk professionele hulp. Beweeg het slachtoffer vooral niet, de giftige stof zal anders verder intrekken. Bij bewustzijn Wat u moet doen bij een vergiftigingsslachtoffer dat wél bij bewustzijn is, hangt af van de manier van vergiftiging en de giftige stof zelf. Trek bij vergiftiging via de huid handschoenen aan en verwijder eventuele doordrenkte kleding. Spoel de huid daarna minstens dertig minuten met lauwwarm water, maar zorg ervoor dat de giftige stof zich hierbij niet verder over de huid verspreidt. Alarmeer direct professionele hulp.
vitale functies
huid
Vergiftiging van de luchtwegen Bij vergiftiging via de luchtwegen moet u de vitale functies van slachtoffers beoordelen en deze in veiligheid brengen. denk hierbij wel aan uw eigen veiligheid! schakel direct professionele hulp in, ook al zijn er nog geen vergiftigingsverschijnselen.
Vergiftiging van de spijsvertering Bij vergiftiging via het spijsverteringskanaal is de hulp afhankelijk van de giftige stof. Betreft het een bijtende stof, laat het slachtoffer dan één of twee glazen water drinken. Hij mag vooral niet braken! Bij een vergiftiging met petroleumproducten moet u het slachtoffer juist niet laten drin-
63
water drinken
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
ken. Ook hier mag u hem niet laten braken. Bij alle andere stoffen moet u het slachtoffer juist wél laten braken, maar weer niet laten drinken. In alle gevallen moet u onmiddellijk professionele hulp inschakelen.
7.2.6 Reanimatie Als een slachtoffer nergens op reageert en niet meer zelfstandig ademt, kan er sprake zijn van een circulatiestilstand en is reanimatie noodzakelijk. Dit betekent letterlijk ‘weer tot leven brengen’, maar bij BHV gaat het om het voorkomen uitstellen van van verdere schade en het (zo lang mogelijk) uitstellen van overlijden het overlijden. Dit laatste mag overigens alleen een arts vaststellen, een BHV’er is hiertoe niet bevoegd. Controleren Controleer eerst of er wel echt sprake is van een circulatiestilstand. Schud het slachtoffer voorzichtig aan zijn schouders en vraag (op luide toon) of het wel goed gaat. Reageert hij niet, alarmeer dan een hulpdienst en start de reanimatie. Stop pas als professionele hulpverleners het kunnen overnemen of als het slachtoffer zelfstandig ademt.
ademhaling
Vrijmaken van de luchtwegen Maak allereerst de luchtweg van het slachtoffer vrij door hem op de rug te leggen en met één hand op zijn voorhoofd het hoofd zachtjes achterover te drukken. Plaats vervolgens twee vingertoppen van de andere hand onder de kin en druk deze zachtjes naar boven. Kijk of de borstkas beweegt en luister en voel of u een ademhaling kunt constateren. Toedienen van borstcompressies Ademt het slachtoffer nog altijd niet, dan is het tijd om over te gaan op borstcompressies. Kniel naast het slachtoffer ter hoogte van de bovenarm. Plaats de muis van één hand midden op zijn borstkas, plaats de muis van de andere hand daar bovenop en haak uw vingers in elkaar. Oefen geen directe druk uit op ribben, bovenbuik of de onderste punt van het borstbeen. Positioneer uw bovenlichaam loodrecht boven
64
EHBO VERlEnEn Op DE WERK VlOER
uw handen en duw met gestrekte armen het borstbeen vier à vijf centimeter in. Laat het borstbeen helemaal terug omhoog komen zonder los te laten. Het indrukken en weer laten opkomen moet ongeveer even lang duren.
houd een frequentie aan van ongeveer twee compressies per seconde. doe dit dertig keer en ga dan over op mondop-mondbeademing.
Mond-op-mondbeademing Knijp de neus van het slachtoffer dicht en open zijn mond. Houd daarbij de kin naar boven! Neem een volle teug lucht en plaats uw lippen om die van het slachtoffer. Blaas een seconde in zijn mond en kijk of de borstkas omhoog komt. Haal uw mond van die van het slachtoffer en herhaal de beademing zodra de borstkas weer is teruggezakt. Ga daarna weer over op borstcompressies.
bortskas omhoog
7.3 EHBO-doos binnen handbereik Iedere werkunit moet zijn voorzien van een EHBO-doos (of verbandtrommel) waarvan de inhoud is toegesneden op de situatie op de werkplek. Een EHBO-doos voor een kantoor verschilt aanzienlijk van die voor een werkplaats. Zorg ervoor dat een EHBO-doos is goedgekeurd door het Oranje Kruis. U kunt dit herkennen aan het logo van het Oranje Kruis en het goedkeuringsnummer. Een handig overzicht van alle eisen waaraan een verbandtrommel aan moet voldoen, kunt u vinden via rendement.nl/arbotools. Binnen halve minuut De EHBO-doos moet altijd binnen handbereik zijn zodat hij binnen een halve minuut beschikbaar is. De doos moet duidelijk zichtbaar op ooghoogte in een wandklem aan de muur zijn bevestigd en zeker eens per half jaar worden gecontroleerd. Verbandmiddelen en ontsmettingsmiddel hebben
65
Oranje Kruis
gecontroleerd
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
namelijk ook een uiterste houdbaarheidsdatum. Ook moet de inhoud na elk gebruik worden aangevuld. Maak één persoon verantwoordelijk voor beide taken.
Een afzonderlijke pleisterdoos een ehBO-doos is bedoeld voor ernstige ongevallen. in de praktijk gaan medewerkers er nogal eens in grasduinen op zoek naar pleisters voor kleine verwondingen. het resultaat is een rommelig pakket waarin u bij echte noodgevallen amper nog iets kunt vinden. deze situatie is eenvoudig te voorkomen door afzonderlijke pleisterdozen aan te schaffen en de ehBO-dozen te reserveren voor echte noodgevallen. doen dus, zo’n pleisterdoos.
66
8 Brandalarm! Eén van de kerntaken van de BHV-organisatie is het voorkomen en bestrijden van brand. Deze taak heeft als doel om menselijk leed en materiële schade aan het gebouw en de inboedel zoveel mogelijk te beperken. De BHV’er moet zich inzetten om de kans op brand zo klein mogelijk te houden. En als er onverhoopt toch brand uitbreekt, dan is de BHV’er als eerste ter plaatse om die beginnende brand te blussen. Als arboprofessional zorgt u ervoor dat de brandveiligheid en blusvoorzieningen in uw organisatie in orde zijn. Ook ziet u erop toe dat voorschriften voor brandpreventie en -bestrijding goed worden nageleefd. Dit betekent natuurlijk niet dat u alle taken op deze terreinen per definitie zelf moet uitvoeren. Ook de BHV’ers hebben belangrijke taken, juist op het gebied van brandveiligheid. In veel bedrijven en instellingen ligt de controlerende taak namelijk bij de coördinator bedrijfshulpverlening. Bovendien moeten de BHV’ers direct inspringen als er daadwerkelijk brand uitbreekt. Het is dus zaak dat de BHV-organisatie helemaal in orde is.
brandveiligheid
8.1 preventie en brandveiligheid Hoe brandveilig een gebouw is, hangt in hoge mate af van de gebruikte bouwmaterialen en de constructie van deuren en vluchtwegen. De landelijke Inspectie voor het Brandweerwezen stelt op grond van wettelijke voorschriften eisen vast waaraan gebouwen met betrekking tot brandveiligheid moeten voldoen. De plaatselijke brandweerautoriteiten controleren of een gebouw daaraan daadwerkelijk voldoet.
67
inspectie voor het Brandweerwezen
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
8.1.1 Brandveiligheidseisen De brandveiligheidseisen voor nieuwbouw of verbouwingen vindt u in de gemeentelijke bouwverordening. Voor brandveiligheidseisen voor het gebruik van een gebouw kunt u de gemeentelijke gemeentelijke brandveiligheidsverordening raadplegen. Een verordeningen goede start van uw brandpreventiebeleid is natuurlijk stipte naleving van deze verordeningen. Dit is ook van belang als er onverhoopt toch brand ontstaat: verzekeraars kunnen weigeren de ontstane schade te vergoeden als uw organisatie de gemeentelijke voorschriften heeft genegeerd.
Ziet u verbetermogelijkheden, die verder gaan dan de gemeentelijke verordeningen voor brandveiligheid, laat die dan niet liggen! het gaat immers om de veiligheid van werknemers. sommige verzekeraars stellen bovendien strengere eisen dan de gemeentelijke verordeningen.
8.1.2 Brandwerend materiaal Hoe meer beton en steen er in een pand is gebruikt, hoe nieuwbouw veiliger het is. Nieuwbouwpanden zijn daardoor vaak goed beveiligd tegen brandgevaar. In wat oudere gebouwen is echter vaak veel hout verwerkt, vooral in vloeren, plafonds, deuren en de dakconstructie. In dergelijke gevallen kunt u met de juiste maatregelen de veiligheid toch flink vergroten.
verf
Brandwerende platen Op vloeren kunt u brandwerende platen laten monteren en ook plafonds kunt u laten voorzien van zulke platen of van steengaas. Hiermee kan in beide gevallen een waarde van 120 minuten brandwerendheid worden bereikt. Ook deuren en dakconstructies kunt u van brandwerende platen voorzien of laten beschilderen met een brandwerende verf.
8.1.3 sluiten van ramen en deuren Ramen en deuren die niet of niet goed sluiten, kunnen een groot gevaar opleveren voor de brandveiligheid van een
68
BR AnDAl ARM!
gebouw. Dit kan namelijk zorgen voor een snelle verspreiding van vuur, rook en brandgassen. Zorg daarom dat ze zo brandwerend mogelijk worden gemaakt en goed afsluitbaar zijn (liefst zelfsluitend in geval van brandalarm). U kunt ramen laten voorzien van brandwerend veiligheidsglas en deuren van brandwerende beplating.
Ook het hang- en sluitwerk moet brandwerend zijn, bijvoorbeeld door het gebruik van bij verhitting opschuimend materiaal. dit verkleint ook het risico op de verspreiding van brandgassen en rook.
8.1.4 goede ontluchting van ventilatiekanalen Vuur, brandgassen en rook kunnen zich razendsnel verspreiden door liftschachten en lucht- en ventilatiekanalen. Liftkooien moeten daarom uit onbrandbaar materiaal bestaan en goed worden ontlucht. Ventilatiekanalen kunt u laten voorzien van kleppen die bij brand de luchtstroming volledig stoppen. Ook kunt u de wanden met brandwerend materiaal laten bekleden. 8.1.5 goede en veilige vluchtwegen Als er toch brand uitbreekt, kunnen veilige en goed toegankelijke vluchtwegen levens redden. Het is van groot belang dat het vuur de vluchtwegen niet snel kan bereiken, en dat werknemers ze juist wél direct kunnen bereiken. Anders ontstaat het risico dat mensen het brandende gebouw niet meer kunnen verlaten. Let daarom op de volgende zaken: ▪ Zorg ervoor dat de vloeren, plafonds en wanden van vluchtwegen zijn voorzien van brandwerende materialen. ▪ Vluchtdeuren moeten altijd opendraaien in de vluchtrichting en zonder losse sleutels of andere hulpmiddelen te openen zijn. ▪ Ramen die als vluchtweg dienen, moeten eenvoudig kunnen worden ingeslagen; gebruik hier dus geen veiligheidsglas.
69
zelfsluitend
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
▪ Vluchtwegen moeten een (nood)verlichting hebben die onafhankelijk werkt van de overige verlichting van het gebouw en een eigen stroomvoorziening heeft.
snel toegankelijjk
Toegangsroute brandweer De vluchtroute dient meestal ook als toegangsroute voor de brandweer. Deze route mag dus zeker geen brandbare materialen bevatten en moet snel toegankelijk zijn. Als een gebouw uit meer dan één verdieping bestaat, is het raadzaam en vaak zelfs verplicht om een brandtrap te plaatsen.
8.2 Brandbestrijding
repressief
brandmelding
Hoe goed uw preventieve maatregelen ook zijn, het is nooit uitgesloten dat er toch brand uitbreekt. Bij brand heeft de bedrijfshulpverlening een zogenoemde repressieve taak. Hieronder vallen alle activiteiten die te maken hebben met: ▪ alarmeren van de brandweer; ▪ blussen van een (beginnende) brand; ▪ voorkomen en beperken van persoonlijk letsel; ▪ voorkomen en beperken van materiële schade. Prioriteiten Iedere BHV’er moet op de hoogte zijn van de alarmeringsinstructies binnen de organisatie. Ook moet hij weten op welke wijze hij een brandmelding moet doorgeven aan de brandweer en hoe hij brandweerlieden moet opvangen en begeleiden naar de brand. Het is bovendien belangrijk dat de BHV’ers weten in welke volgorde ze deze taken moeten uitvoeren. Alarmeren komt eerst: als de brandweer is gealarmeerd, kunnen de BHV’ers beginnen met het in veiligheid brengen van personen en het bestrijden van de brand.
de Bhv heeft in geval van brand de taak deze te bestrijden, waarbij iedere Bhv’er op de hoogte moet zijn van de alarmeringsinstructies binnen de organisatie.
70
BR AnDAl ARM!
8.2.1 Brandfactoren Verbranding is de verbinding van de ene stof met een andere waarbij warmte wordt afgegeven. Meestal zal daarbij ook vuur voorkomen. Een brand kan alleen ontstaan en voortbestaan bij de aanwezigheid van drie factoren: ▪ zuurstof; ▪ brandstof; ▪ het bereiken van de ontbrandingstemperatuur. Verschillende stadia van verbranding Zodra één van deze factoren wordt weggenomen, is verdere verbranding onmogelijk. Blussen komt daarom in feite neer op het wegnemen van één van de verbrandingsfactoren. Ook zijn deze factoren direct van invloed op het stadium waarin een brand zich bevindt: ▪ een brand die zich (nog) niet volledig ontwikkelt, bevindt zich in het smeulstadium. Meestal is een tekort aan zuurstof de reden dat een brand niet verder komt dan smeulen; ▪ een brand in het vlammenstadium kent juist alle factoren: brandstof, zuurstof en ontbrandingstemperatuur; ▪ als de vlammen gedoofd zijn, volgt het gloeistadium. Dit stadium kan worden bereikt door één of meerdere van de brandfactoren weg te nemen.
smeulstadium
vlammenstadium gloeistadium
8.2.2 Blussen Wie een brand wil blussen, moet ervoor zorgen dat hij één of meer van de voorwaarden wegneemt die nodig zijn voor het ontstaan ervan. Het is uiteraard van belang dat de BHV’er snel ziet welke optie het snelste is. Hij kan: ▪ de zuurstoftoevoer afsluiten, bijvoorbeeld door de brand zuurstof af te dekken met een blusdeken, een laagje zand of poeder, of door deuren of ramen te sluiten; brandstof ▪ de brandstof wegnemen, bijvoorbeeld door de gaskraan te sluiten; ▪ de omgevingstemperatuur verlagen tot onder de ontbran- temperatuur dingstemperatuur, bijvoorbeeld door het spuiten van water.
71
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
Veiligheid voor alles het is essentieel dat een Bhv’er zijn eigen veiligheid en die van andere aanwezigen als eerste prioriteit heeft. hoofddoel van de hulpverlening is altijd het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van persoonlijk letsel. het voorkomen van materiële schade komt pas op de tweede plaats! Zorg daarom dat alle Bhv’ers goed op de hoogte zijn van de gevaren die zich rond brandbestrijding kunnen voordoen, zoals explosie- en instortingsgevaar, vergiftiging en elektrische spanning. Ook moeten zij de etikettering op blusmiddelen kennen: het gebruik van verkeerde middelen kan extra gevaar opleveren, zowel voor hulpverleners als voor eventuele omstanders.
8.2.3 Verschillende brandklassen Hoe de BHV’er moet blussen, is afhankelijk van het stadium van de brand en van de brandklasse. De brandklassen zijn feitelijk een indeling op basis van de brandstof. Iedere klasse kent zijn eigen blusmateriaal. Brandklasse A Branden in vaste stoffen zoals hout, papier, textiel, rieten daken en kunststoffen worden onder klasse A geschaard. Het aangewezen blusmiddel is doorgaans water, schuim, sproeischuim of bluspoeder. Alleen bij vettige stoffen (zoals balen katoen, hooi en rieten daken) kunt u beter geen water gebruiken. Schuim en sproeischuim zijn wel geschikt. Brandklasse B Tot brandklasse B behoren branden in vloeistoffen zoals benzine, olie, verf en alcohol. Dit soort branden kunt u niet blussen met water. Dat kan zelfs extra gevaar opleveren, omdat veel vloeistoffen op water drijven en de brand zich door uw inspanningen dus juist kan verspreiden. Sproeischuim of bluspoeder is hier het aangewezen blusmiddel.
72
BR AnDAl ARM!
Niet geclassificeerd Branden in of nabij elektrische apparatuur die onder spanning staat, zoals transformatoren, generatoren en schakelborden, vormen officieel geen aparte brandklasse. In de praktijk gelden voor dergelijke elektrische branden echter wel speciale bestrijdingsmethoden. In verband met het risico van elektrische schokken is ook bij dit soort branden het gebruik van water gevaarlijk.
het beste kunt u bluspoeder of koolzuurgas gebruiken. van deze beide middelen levert koolzuurgas verreweg de minste restschade op.
8.3 Materialen Een bedrijfshulpverleningsorganisatie moet beschikken over voldoende materiaal om brand te kunnen bestrijden tot het moment dat de brandweer ter plaatse is. De volgende zaken kunnen daarom in uw organisatie nuttig zijn: ▪ blusmateriaal (denk aan zaken zoals handblussers met vulling van koolzuurgas, poeder of schuim, slanghaspels en blusdekens in verschillende maten); ▪ beschermende kleding (bijvoorbeeld helmen, overalls, schoenen, chemicaliënoveralls, ademhalingsapparatuur en gaspakken); ▪ gereedschap om verdere schade te voorkomen (zoals afzetband, veger en blik, rollen pvc-folie, absorptiemateriaal, emmers, dweilen en watertrekkers en eventueel nooddouches); ▪ overige praktische materialen en hulpmiddelen (denk bijvoorbeeld aan materiaalwagens, piepers, portofoons en megafoons). Uiteraard hangen de benodigdheden af van het type werk en het soort organisatie. Beschermende kleding zal in de meeste kantoren niet nodig zijn. Blusmaterialen zijn juist in alle panden belangrijk om te hebben.
73
elektrische spanning
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
u moet deze materialen niet alleen op voorraad hebben, uw Bhv’ers moeten ook weten hoe ze die moeten gebruiken. Bovendien moeten de materialen goed onderhouden worden en soms zelfs getest of periodiek vervangen. Maak hierover afspraken met uw leverancier.
centrale punten
Handblussers Een cruciale vereiste is de aanwezigheid van voldoende handblussers. Denk eraan dat de brandblussers in de directe omgeving van de brand al worden gebruikt door personeel dat op die plaats werkzaam is. Er moeten daarom op centrale punten extra handblussers zijn, die uitsluitend door BHV’ers mogen worden gebruikt.
Wetgeving over draagbare blustoestellen draagbare blustoestellen moeten voldoen aan strenge wettelijke eisen. deze eisen zijn opgenomen in het ‘Besluit draagbare Blustoestellen 1997’, dat is gebaseerd op de Brandweerwet. een belangrijk voorschrift is dat ieder blustoestel een duidelijk etiket moet hebben dat de volgende zaken vermeldt: ▪ type en soort blustoestel; ▪ de brandklasse waarvoor het toestel geschikt is; ▪ soort en hoeveelheid vulling en drijfgas; ▪ de brandklassen waarvoor het toestel absoluut niet geschikt is; ▪ aanwijzingen voor het gebruik, ook in pictogrammen; ▪ het jaar van aanmaak; ▪ naam en adres van de producent of van de leverancier; ▪ aanwijzingen voor hergebruik; ▪ het rijkskeurmerk, waarin het goedkeuringsnummer en de maand en het jaar van goedkeuring zijn opgenomen.
74
9 Alarm slaan Een calamiteit als brand komt nooit gelegen. natuurlijk doet u er alles aan om het zover niet te laten komen. Ondanks vele inspanningen en preventiemaatregelen, breekt er nog iedere tien minuten in nederland brand uit. Mocht het zover komen, dan kunt u maar beter op een ontruiming voorbereid zijn. Denk daarbij aan een ontruimingsplan, maar ook bij het alarmeren komt een en ander kijken. Wie waarschuwt wie, welke instructies gelden er, wat zijn de verzamelplaatsen? Als dit duidelijk is, kunt u een hoop verwarring voorkomen! Tijdige signalering en alarmering zijn van levensbelang om persoonlijk letsel of materiële schade te voorkomen of te beperken. Een eerste vereiste is dat iedereen in uw organisatie weet op welke manier hij calamiteiten moet melden. Daarvoor kunt u een richtlijn opstellen, bijvoorbeeld door bordjes met een ontruimingsinstructie op voldoende plaatsen aan te brengen.
richtlijn
9.1 pand ontruimen Een ontruiming moet ordelijk en efficiënt verlopen. Dat valt niet altijd mee, omdat ontruimingen juist plaatsvinden tijdens calamiteiten die nogal eens paniek veroorzaken. U kunt er wel aan bijdragen dat een ontruiming zo optimaal mogelijk verloopt. Zorg voor een effectief ontruimingsplan (zie ook hoofdstuk 4) en houd regelmatig oefeningen, zodat uw medewerkers weten wat er van hen wordt verwacht als er onverhoopt een echte ontruiming plaatsvindt.
75
paniek
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
9.1.1 frequentie bij ontruimingsoefeningen Volgens de Arbowet moeten alle betrokkenen in een organisatie of instelling bijdragen aan de gezondheid en veiligheid van henzelf en van anderen. Dat geldt zeker ook bij een calamiteit die leidt tot een ontruiming. Om die verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken, moeten medewerkers weten wat ze moeten doen in zo’n geval. Het is daarom verstandig ieder jaar om ieder jaar een ontruimingsoefening te houden. Deze frequentie is van belang, omdat een personeelsbestand in een periode van een jaar aardig kan veranderen.
uitvoerbaarheid
Oefenen van het ontruimingsplan Door een ontruiming te oefenen, krijgt u de zekerheid dat iedereen die daarin een taak heeft deze altijd kan uitvoeren. Een ontruimingsplan mag geen ‘levenloos’ document zijn dat in de kast ligt, u moet het telkens weer testen op uitvoerbaarheid, haalbaarheid en doeltreffendheid om in geval van een calamiteit de kans op slachtoffers en onnodige verdere schade te verkleinen.
de oefeningen zelf zijn voor de verschillende deelnemers een toets of ze hun taken, zoals die zijn vastgelegd in het plan, nog goed kunnen uitvoeren.
9.1.2 Vluchtroutes en -wegen Het is van groot belang dat uw medewerkers op de hoogte zijn van de vluchtwegen in een gebouw. Vluchtwegen moeten daarom goed aangegeven zijn, net als de richting waarin alle aanwezigen moeten lopen bij een ontruiming(soefening). vlucht- Vluchtschema’s moeten duidelijk zichtbaar worden geschema’s plaatst in de buurt van blusmiddelen en brandmelders. Ook moet in elke ruimte bij de toegangsdeur een overzichtelijke plattegrond hangen, waarop duidelijk de kortste vluchtweg is aangegeven. Natuurlijk mogen vluchtwegen niet geblokkeerd worden door bijvoorbeeld kasten, plantenbakken of deuren die niet open kunnen. Het verdient, in verband met
76
Al ARM sl A An
een vlotte ontruiming, aanbeveling dat vluchtwegen elkaar niet kruisen. Let daar goed op!
Wanneer is ontruiming noodzakelijk?
9.1.3 plek om te verzamelen Na een ontruiming moeten alle aanwezigen zich melden op een verzamelplaats, zodat de BHV’ers kunnen controleren of er niemand in het gebouw is achtergebleven. Deze verzamelplaats moet dus groot genoeg zijn om alle aanwezigen te kunnen bergen. Uiteraard moet de verzamelplaats ook op een veilige plek zijn. In principe kan een eerste verzamel- veilige plek plaats nog binnen het gebouw zijn, maar bij een algehele ontruiming moet er ook een plaats buiten het gebouw zijn. Op de verzamelplaats moet u nagaan of iedereen die in het gebouw was, daar aanwezig is. Dit geldt ook voor eventuele
77
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
andere verzamelplaatsen. Als blijkt dat er mensen ontbreken op de verzamelplaatsen, moet u dat onmiddellijk doorgeven aan de hulpverlening. Mogelijk zijn deze personen achtergebleven in het gebouw. Richt zonodig ook een eerstehulppost in op de verzamelplaats.
Checklist in geval van ontruiming Ontruiming kan noodzakelijk zijn bij verschillende vormen van gevaar (zie afbeelding op pagina 77). de volgende checklist kan van pas komen: ▪ Bepaal of het gebouw (gedeeltelijk) ontruimd moet worden. ▪ geef het ontruimingssignaal. ▪ Check of iedereen die aanwezig is in de ruimte waarin u zich bevindt de aangewezen plaats daadwerkelijk verlaat. ▪ help hulpbehoevende personen of wijs mensen aan die hen moeten helpen. ▪ neem de aanwezigen mee naar de verzamelplaats. ▪ Controleer of iedereen de verzamelplaats heeft bereikt. ▪ Bij meerdere verzamelplaatsen: informeer bij de hulpverleners op die verzamelplaatsen of iedereen de verzamelplaats heeft bereikt. ▪ Beslis of: ▪ de ruimte weer vrijgegeven kan worden; ▪ het personeel op de verzamelplaats moet blijven; ▪ het personeel naar een centrale verzamelplaats moet; ▪ het personeel naar huis gestuurd moet worden.
9.1.4 BHV-taken bij noodsituaties Zoals al eerder ter sprake kwam, omschrijft de Arbowet de taak van de bedrijfshulpverlening als volgt: het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle medewerkers en andere personen in de organisatie of de instelling. Bij nood-
78
Al ARM sl A An
situaties gaat het dan bijvoorbeeld om brand, explosie of instortingsgevaar. De bedrijfshulpverlener neemt echter niet het besluit tot een eventuele ontruiming. Deze verantwoordelijkheid ligt bij de werkgever. Hij kan deze verantwoordelijkheid wel delegeren aan bijvoorbeeld het hoofd bedrijfshulpverlening.
de taak van de bedrijfshulpverleners is vooral het in goede banen leiden van een ontruiming en nagaan of er niemand op de plek van de calamiteit is achtergebleven.
9.2 Interne en externe communicatie Bij calamiteiten is er sprake van zowel interne als externe communicatie. Intern moeten de betrokken personeelsleden gealarmeerd worden en de bedrijfshulpverleners worden opgeroepen, extern moeten de deskundige hulpdiensten op een doeltreffende manier op de hoogte worden gesteld. Interne alarmering van het personeel vindt doorgaans plaats via een centraal gegeven signaal, bijvoorbeeld via een intercom of een sirene. De BHV’ers ontvangen hun alarmsignaal vaak via semafoons (piepers) of portofoons. Extern De externe communicatie kan automatisch plaatsvinden (bijvoorbeeld door een naar de brandweercentrale doorgeschakelde brandmelder), via telefoon (het landelijk alarmnummer 112) of via portofoon. De verantwoordelijkheid voor de communicatie met hulpverleningsdiensten ligt bij de werkgever. Vaak zal de werkgever ook deze verantwoordelijkheid echter weer delegeren aan het hoofd BHV. Goede samenwerking Duidelijke uitwisseling van gegevens, verzoeken, opdrachten enzovoort is van belang voor een goede samenwerking en een efficiënte werking van de bedrijfshulpverlening en de
79
alarmsignaal
verantwoordelijkheid
uitwisseling
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
hulpdiensten. Met de bestaande technologie is het mogelijk om op vrijwel iedere plaats een verbinding te maken tussen betrokken hulpverleners.
let u er op dat de gebruikte taal kort en bondig is en niet voor meerdere interpretaties vatbaar. denk bijvoorbeeld aan het (inter)nationaal spelalfabet.
9.2.1 Hulpdiensten op de juiste manier inschakelen Hoewel het waarschuwen van de hulpdiensten geen wettelijke taak is van de BHV’er, zal hij er in de praktijk meestal wel verantwoordelijk voor zijn. alarmnummer Het alarmnummer voor alle melddiensten is 112. U noemt daar uw naam en de naam en de locatie van uw organisatie. Dan moet u aangeven welke hulpdienst u nodig heeft: politie, brandweer of ambulance. U wordt met die hulpdienst doorverbonden, waarna u kunt vertellen wat er aan de hand is en waar precies. ▪ Bij brand, een gaslek of als u redding voor iemand nodig heeft, verzoekt u om de brandweer. ▪ Als er gewonden zijn, vraagt u naar de ambulancedienst. Geef zoveel mogelijk informatie over het aantal slachtoffers en de aard van de verwondingen. ▪ U vraagt naar de politie als er sprake is van een gevaarlijke situatie zonder één van bovenstaande factoren. 9.2.2 Verschillende communicatiemiddelen Hulpverleningsorganisaties maken meestal gebruik van telefoon een combinatie van radio- en telefoonverkeer. Telefoonverkeer kan nog worden onderscheiden in communicatie via een vaste lijn en via een mobiele lijn of satelliet. Vaste en mobiele telefoons De (vaste) telefoon is bij zowel interne als externe (112) alarmmeldingen nog altijd het meest gebruikte communicatiemiddel. Nadeel is wel dat u bij een calamiteit soms moet
80
Al ARM sl A An
zoeken naar de dichtstbijzijnde telefoon en dat vaste lijnen bij calamiteiten zoals brand beschadigd kunnen raken. Mobiele telefoons hebben deze nadelen niet en worden daarom ook steeds vaker gebruikt.
de door u gealarmeerde hulpdienst zorgt ervoor dat andere noodzakelijke hulpdiensten ook worden opgeroepen. na het oproepen gaat u uiteraard door met het verlenen van de noodzakelijke hulp of de ontruiming.
Portofoons en mobilofoons Portofoons en mobilofoons zijn draagbare radiozenders en -ontvangers, waarmee hulpverleners onderling kunnen communiceren. Portofoons hebben een zeer beperkt bereik, dat afhankelijk is van omgevingsfactoren zoals bebouwing en gesteldheid van het terrein. Meestal is het bereik niet meer dan anderhalve kilometer. Mobilofoons hebben een groter bereik. Nadeel van deze middelen is dat er geen gelijktijdige communicatie over en weer kan plaatsvinden: de apparaten kunnen niet tegelijk zenden en ontvangen. Dit betekent dat een persoon met een portofoon of mobilofoon pas kan reageren als de ander is uitgesproken. Meestal sluit de spreker zijn boodschap daarom af met ‘over’, dat is voor de ontvanger het teken dat de boodschap ten einde is en dat hij nu kan spreken. Semafoons (pieper) en alarmontvangers Via deze apparaten kan alleen een signaal ontvangen worden, ze kunnen niet gebruikt worden om een boodschap terug te sturen. Ze zijn daarom vooral geschikt om hulpverleners op te roepen bij een calamiteit, waarna zij zich bij de centrale kunnen melden. Omroepinstallaties Een omroepinstallatie kan in één keer alle betrokkenen informeren over een calamiteit en de te nemen maatregelen.
81
beperkt bereik
reageren
niet sturen
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
Omroepinstallaties kunnen worden uitgebreid met alarmsignalen voor brand of ontruiming. De communicatie vindt echter plaats in één richting: de betrokkenen kunnen niet via zo’n installatie reageren op een bericht. Camera’s en andere bewakingsapparatuur Met dit soort apparatuur (denk bijvoorbeeld ook aan rook- en brandmelders) kunt u vanuit een centraal punt de veiligheid van een groot gebied in de gaten houden. Communiceren met betrokkenen is echter onmogelijk.
loos alarm
Brandmeldinstallaties Dit soort installaties geeft een brandmelding automatisch door aan de brandweer. Bij sommige installaties is het mogelijk om een dag- en een nachtstand in te stellen. In de dagstand kan dan een vertraging van de automatische melding worden ingesteld, wat de bedrijfshulpverlening de mogelijkheid geeft om te onderzoeken of het daadwerkelijk om een calamiteit gaat of loos alarm is. In de nachtstand geeft de installatie de melding altijd direct door. Sirene Dit apparaat, ook wel ‘slow whoop’-installatie genoemd, geeft een langzaam en doordringend geluid (whoop-whoop) af bij een calamiteit. Het is vergelijkbaar met de sirene die iedere eerste maandag van de maand om 12:00 uur is te horen in alle gemeenten. De slow whoop kunt u goed combineren met oranje zwaailichten. Gebruik dit signaal alleen bij een algehele ontruiming van een gebouw.
82
10 Toezicht, sancties en aansprakelijkheid De Inspectie sZW controleert of uw organisatie de bedrijfshulpverlening goed op orde heeft. Artikel 3 van de Arbowet verplicht een werkgever om doeltreffende maatregelen te nemen waar het gaat om eerste hulp bij ongevallen, brandbestrijding en de evacuatie van medewerkers en andere aanwezigen. Op grond van dit wetsartikel gaat de Inspectie na of u zich aan deze regel houdt. Zo niet, dan dwingen de inspecteurs naleving zonodig af met soms aanzienlijke boetes. De Inspectie SZW controleert of uw organisatie een effectieve bedrijfshulpverleningsorganisatie heeft. Uw BHV moet te allen tijde in staat zijn om de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen te treffen als er een calamiteit plaatsvindt.
de inspectie controleert ook de deskundigheid van uw bedrijfshulpverleners. Zij moeten voldoende opgeleid zijn en regelmatig oefenen om hun vaardigheden op peil te houden.
Uitvoering van BHV Inspectie SZW controleert bijvoorbeeld op de plannen voor brandbestrijding, de kennis van EHBO en de aanwezigheid van voldoende vluchtwegen. Bij de uitvoering van BHV is de werkgever immers verplicht zich te laten bijstaan door één of meer medewerkers, die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverlener.
83
bijstaan
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
10.1 Organisatorisch maatwerk
gebruiksvergunning
De Inspectie SZW hanteert als uitgangspunt dat bedrijven op het gebied van bedrijfshulpverlening organisatorisch maatwerk moeten leveren, gebaseerd op een actuele RI&E. Daarnaast moet de inrichting van de BHV voldoen aan de bepalingen in de gebruiksvergunning. Wat onderzoekt de Inspectie SZW zoal? ▪ Staat er een RI&E op papier en is deze intern bekend? ▪ Is de RI&E getoetst door een gecertificeerde arbodienstverlener (voor zover dat verplicht is; zie hoofdstuk 2)? ▪ Is de BHV gebaseerd op een actuele RI&E? ▪ Hebben de werkgever en de medewerkers overlegd over de BHV in verhouding tot de RI&E? ▪ Is de BHV-organisatie up-to-date? ▪ Hebben de BHV’ers voldoende kennis en vaardigheden en worden die door oefeningen op peil gehouden? ▪ Is een eventuele samenwerking met andere bedrijven schriftelijk vastgelegd en uitgewerkt, zodat de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden duidelijk zijn? ▪ Is er in de BHV-organisatie rekening gehouden met bijzondere omstandigheden, zoals ploegendiensten? Controle op hoofdlijnen Naast bovengenoemde hoofdlijnen controleert de Inspectie SZW nog veel meer. Zo kijkt de Inspectie of de volgende punten zijn vastgelegd: ▪ namen en taken van de verschillende BHV’ers; ▪ registratie van opleiding, training en oefening van de BHV’ers; ▪ beschikbaarheid en plaats van de (fysieke) uitrusting van de BHV’ers; ▪ een ontruimingsplan, met daarbij de taken van de BHV’ers; ▪ verzamelplaats en registratie van aanwezigen bij een ontruiming; ▪ communicatieplan, zowel intern (personeel en BHV) als extern (hulpdiensten);
84
TOEZICHT, sAnCTIEs En A AnspR AKElIjKHEID
▪ plattegronden, met daarop vluchtroutes, en de locatie van de verband- en blusmiddelen. Ook controleert de inspectiedienst of er voldoende BHV’ers zijn. Nu er geen aantallen BHV’ers meer in de wet staan, gaat Inspectie SZW uit van de RI&E.
Mogelijke sancties als de BHV niet op orde is.
10.2 sancties en boetes In 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving ingegaan. Dit betekent dat de Inspectiedienst organisaties strenger controleert en vooral hogere boetes en straffen oplegt bij herhaalde overtreding. Constateert de Inspectie SZW dat uw organisatie na een boete opnieuw de fout in gaat (recidive), dan wordt de boete verdub-
85
strengere controles
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
beld. Bij de derde overtreding (herhaalde recidive) bedraagt de boete zelfs het drievoudige
Vragen voor als de Inspectie sZW aanbelt Om bedrijven een handje te helpen, heeft de inspectie sZW informatie beschikbaar om werkgevers voor te bereiden op een bezoek van de inspectiedienst. deze voorlichting informeert werkgevers over het verloop van een controle door de inspectie en de belangrijkste arbeidsrisico’s in hun beroepsgroep. de informatie is op de website van de inspectie sZW beschikbaar (inspectieszw.nl).
preventief
waarschuwen
Stillegging Volgens de nieuwe wet kan de Inspectie SZW bij een herhaalde overtreding waarschuwen dat een derde soortgelijke overtreding kan leiden tot stillegging van werkzaamheden. Dit heet dan preventieve stillegging. Als uw organisatie tijdig in actie komt, hoeft het niet tot een stillegging te komen. Bij ernstige overtredingen kan de inspectiedienst al na een eerste overtreding waarschuwen voor een stillegging. Bij een tweede overtreding kan direct een stillegging volgen. Het is mogelijk dat de Inspectie SZW hier ook toe besluit als u uw BHV niet op orde heeft, bijvoorbeeld als uw organisatie geen goed noodplan heeft.
stillegging voor en sinds 2013 de inspectie sZW kon vóór 2013 ook al het werk stilleggen als er direct gevaar was voor werknemers. nu is stillegging ook mogelijk bij recidive (herhaling) van ernstige overtredingen. verder kan de stillegging niet tussentijds worden opgeheven als het bedrijf meteen maatregelen neemt. een stillegging duurt maximaal drie maanden.
86
TOEZICHT, sAnCTIEs En A AnspR AKElIjKHEID
Last onder dwangsom Als een organisatie een overtreding niet op tijd opheft of een bevel niet uitvoert, kan de Inspectie SZW een ‘last onder dwangsom’ opleggen. Dit kan nu in meer gevallen dan vóór 2013. De hoogte van de dwangsom hangt samen met wat het de werkgever kost om de overtreding ongedaan te maken. Herhaaldelijk Bij overtreding van de BHV-regels krijgt de werkgever waarschijnlijk een boete. De boetes die de Inspectie SZW uitdeelt, zijn niet mals! Er schuilt dan nóg een addertje onder het gras: als u zich volgens de Inspectiedienst niet aan de BHV-regels houdt, kan uw verzekeringsmaatschappij ook nog weigeren schadevergoedingen uit te keren.
Boetenormbedragen bij BHV Als u uw Bhv niet op orde heeft, overtreedt u artikel 15 van de Arbowet. voor de overtreding van lid 1 (dat er Bhv’ers moeten zijn) en lid 3 (dat zij voldoende opgeleid moeten zijn) gelden de volgende boetenormbedragen: eerste overtreding: € 3.000 (boetenormbedrag) tweede overtreding: € 6.000 tweede herhaling of ernstige overtreding: € 9.000 als de overtreding leidt tot een ongeval met blijvend letsel of ziekenhuisopname: € 12.000 als de overtreding leidt tot een ongeval met tot de dood tot gevolg: € 15.000
10.3 Aansprakelijk voor de veiligheid De Arbeidsomstandighedenwet is heel duidelijk: de werkgever is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn personeel en die van andere personen op zijn terrein. De bedrijfshulp-
87
hoogte
boete
verzekering
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
delegeren
ontoereikend
verzekeraar
verlening functioneert volledig onder verantwoordelijkheid van de werkgever. Aan hem zijn immers de BHV-taken opgedragen. Het delegeren van die taken aan een BHV-organisatie betekent niet dat de verantwoordelijkheid ook wordt gedelegeerd. In de praktijk betekent dit dat de werkgever óók aansprakelijk is voor individuele fouten van een BHV’er! Adequaat inrichten Ook vanwege deze aansprakelijkheid is het van groot belang dat de BHV-organisatie adequaat wordt ingericht. Als er door ontoereikende hulpverlening blijvend letsel ontstaat, kan de werkgever daar immers (ook financieel!) op worden aangesproken. Dat probleem wordt nog nijpender als uw organisatie herhaaldelijk door de Inspectie SZW is terechtgewezen. Verzekeraars kunnen dan immers weigeren de schade te vergoeden, waarmee deze voor rekening komt van de werkgever. Er is dan zelfs sprake van een hoofdelijke aansprakelijkheid.
sommige overtredingen van de Arbowet zijn misdrijven, bijvoorbeeld het in gevaar brengen van de gezondheid van personen binnen uw organisatie. de inspecteur kan in zo’n geval een proces-verbaal opstellen.
88
11 BHV en de rol van de OR Als u aan de slag gaat met de organisatie van bedrijfshulpverlening, kunt u niet om de ondernemingsraad (OR) heen. De OR of personeelsvertegenwoordiging (pVT) heeft namelijk instemmingsrecht bij elke regeling die verband houdt met arbo. Wacht niet te lang totdat u de OR betrekt bij uw plannen. Hoe eerder u met de raad om tafel gaat, des te groter de kans dat de OR instemt met uw BHV-plan. De ondernemingsraad heeft veel te zeggen op arbogebied. De OR of de PVT heeft instemmingsrecht bij elke wijziging, intrekking of vaststelling van elk voorgenomen besluit op het gebied van arbeidsomstandigheden of ziekteverzuim. De BHV-organisatie valt hier ook onder.
instemmingsrecht
stel de Or niet voor een voldongen feit. geef de raad ook echt de kans om mee te denken over de Bhv-organisatie. dan is de kans op instemming ook een stuk groter.
11.1 Voordeel Hoewel het extra werk is om de OR bij uw plannen te betrekken, kunt u het instemmingsrecht van de OR ook in uw voordeel inzetten. De OR heeft immers ook de nodige kennis over arbo, zeker als uw organisatie een VGWM-commissie (Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu) heeft. De OR-leden die zitting hebben in deze commissie, hebben zich gespecialiseerd in arbo. Maak daarvan gebruik! De OR
89
vgWMcommissie
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
of VGWM-commissie kan bijvoorbeeld meedenken over interne risico’s en de bescherming van de BHV’ers.
bekendheid
Draagvlak Bovendien kan de raad een belangrijke rol spelen bij het creeren van intern draagvlak voor het nieuwe BHV-plan in uw organisatie en het geven van bekendheid aan bijvoorbeeld het ontruimingsplan.
11.2 punten van aandacht
speerpunten
Om in te kunnen schatten waar u als arboprofessional mee te maken krijgt, moet u weten waar de aandachtspunten voor de OR (of VGWM-commissie) liggen. Op het gebied van de BHV werkt de raad over het algemeen met een aantal speerpunten. Aan deze punten zult u dus in ieder geval aandacht moeten geven om instemming van de OR te krijgen.
11.2.1 grootte en kwaliteit BHV-organisatie Eén van de punten waar de OR of VGWM-commissie op zal letten, is de grootte en kwaliteit van de BHV-organisatie in zijn geheel. Sluiten de genomen maatregelen aan op de riri&e sico’s die uit de RI&E zijn voortgevloeid? Zijn er altijd voldoende BHV’ers aanwezig? Hoe ziet hun opleiding eruit? Eigenlijk kijkt de OR dus naar het complete beleid op BHVgebied. Misschien kunnen ze hier en daar zelfs wat suggesties doen die het proces verder op weg helpen. 11.2.2 Risico BHV’ers De OR zet zich altijd in voor de veiligheid en gezondheid van alle medewerkers, en dus ook van de BHV’ers. De raad beoordeelt of BHV’ers niet te veel risico moeten lopen om naar behoren hun taken naar behoren te kunnen vervullen. De rol van BHV’ers is het beperken van schade en letsel bij calamiteiten, maar het is niet de bedoeling dat ze daarvoor zelf hun leven in de waagschaal leggen. Belangrijk daarbij is het opleidingsniveau van de bedrijfshulpverleners binnen de organisatie.
90
BHV En DE ROl VAn DE OR
Rol van de OR bij BHV-kwesties
Juiste beschermingsmiddelen Daarbij kijkt de OR of VGWM-commissie naar de aanwezigheid van de juiste beschermingsmiddelen voor BHV’ers. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat een BHV’er zonder adembescherming een met rook gevulde ruimte binnen moet. De ondernemingsraad zal daarom kritisch bekijken welke beschermingsmiddelen de bedrijfshulpverlening tot zijn beschikking heeft.
11.2.3 Verzekering Hoewel u in uw BHV-plan maatregelen neemt om de gezondheid en veiligheid van de BHV’ers te beschermen, kan het in een noodsituatie toch mis gaan. Een goede verzekering is daarom van belang. De OR zal ook controleren of
91
kritisch
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
BHV’ers goed zijn verzekerd tegen ongevallen tijdens oefeningen of bij calamiteiten.
11.2.4 BHV-vergoeding BHV’ers moeten altijd klaarstaan om iedereen bij calamiteiten zo veel mogelijk te beschermen en begeleiden. Het zou natuurlijk ongepast zijn als ze tijdens oefeningen en echte calamiteiten geen vergoeding zouden krijgen voor de getoonde inzet. Een BHV-vergoeding is daarom vrij gegebruikelijk bruikelijk. De OR zal daar in ieder geval wel om vragen en ook strijden voor een zo hoog mogelijke vergoeding voor de BHV’ers.
92
Register Aansprakelijk 87, 88 Aantal Bhv’ers 12, 14, 18, 19, 20, 30 Aanvalsplan 36, 38 Actueel 17 Ademhaling 59, 62, 64 Alarm 57 Alarmeren 13, 30, 36, 70 Alarmnummer 80 Alarmopvolging 54 Alarmsignaal 79, 82 Allround Bhv’ers 23 Ambulance 80 Arbobesluit 19 Arbocatalogus 34, 35, 36 Arbodienst 50, 84 Arbowet 9, 10, 11, 12, 15, 17, 30, 43, 49, 44, 76, 83, 78, 87, 19, 88 Basishulpverlening 10 Basisopleiding bedrijfshulpverlener 21, 24, 26, 44, 48 Bedrijfsnoodplan 18, 33, 35, 36, 19 Begeleiden 70 Beschermende kleding 73 Beschermingsmiddelen 15, 91 Besluit draagbare Blustoestellen 74 Betrokkenheid 28 Beveiligingsplan 36 Bezoekers 16
Bhv-beleidsplan 19 Bhv-cursussen 21, 24, 26, 44, 48 Bhv-oefeningen 50 Bhv-opleiding 21, 24, 26, 44, 48 Bhv-organisatie 14, 27, 28, 18, 19, 33, 50, 36, 84, 50, 42, 19, 25, 34, 32 Bhv-plan 14, 33, 36, 50, 51, 91 Bhv-vergoeding 92 Bijzondere gevaren 31 Bloedsomloop 59 Blusdeken 61 Blusmateriaal 73, 74, 76, 85 Blusmiddelen 73, 74, 76, 85 Bluspoeder 72, 73 Blustoestel 73, 74, 76, 85 Boete 83, 87 Boetenormbedragen 87 Borstcompressies 64, 65 Botbreuken 60 Bouwbesluit 34, 35 Branche-ri&e 16 Brand 13, 30, 47, 79, 67 Brandalarm 69 Brandbestrijding 30, 38, 47, 70, 83 Brandbeveiligingsconcepten 34 Brandfactor 71 Brandgevaar 52 Brandklasse 72, 74
93
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
Brandmelders 76 Brandmelding 70 Brandmeldinstallatie 82 Brandpreventie 67 Brandveiligheid 35, 67 Brandveiligheidseisen 68 Brandweer 67, 70, 80 Brandweerwet 74 Brandwerende voorzieningen 28, 68 Brandwonden 61 Brandwonden door elektriciteit 61 Brandwonden door vuur 61
ehBO 13, 30, 32, 44, 47, 54, 57, 83 ehBO-doos 65 ernstige bloedingen 62 evacueren 13, 30, 56 explosie 79 externe communicatie 79 externe deskundigen 50, 54 externe hulpdiensten 11, 12, 13, 17, 29, 31, 37, 38, 47, 53, 54, 58 externe hulpverleners 11, 12, 13, 17, 29, 31, 37, 38, 47, 53, 54, 58
Calamiteiten 28 Centraal punt 37 Chemische brandwond 61 Circulatie 59 Commerciële partners 50 Communicatieoefening 55 Communicatieplan 84 Communicatiestoornis 23, 25 Communiceren 32 Competenties bedrijfshulpverlener 12 Contact 47 Coördinator Bhv 22, 29, 32
gebruiksfuncties 35 gebruiksvergunning 34, 35, 84 gecertificeerde arbodienstverlener 84 gemeentebrandweer 38 gemeentelijke bouwverordening 35 geplande oefeningen 49 gevaarlijke stoffen 31 gloeistadium 71 goede samenwerking 79
deskundigheid 9 dichte botbreuk 60 doelvoorschriften 35 draagvlak 27, 90 draaiboek 36, 52 eerste hulp bij ongevallen 13, 30, 32, 44, 47, 54, 57, 83
94
handblusser 74 hartproblemen 61 herhalingscursussen 49 hiërarchische Bhv-methode 21, 22, 25 hoeveel Bhv’ers 12, 14, 18, 19, 20, 30 hoofd bedrijfshulpverlening 22, 26, 29, 32, 50, 52, 53, 79
REgIsTER
hoofd Bhv 22, 26, 29, 32, 50, 52, 53, 79 hulpdiensten 11, 12, 13, 17, 29, 31, 37, 38, 47, 53, 54, 58 hulpverleningsdienst 11, 12, 17, 29, 31, 37, 38, 47, 53, 54, 58 inspectie sZW 12, 24, 83, 84, 85, 86, 87, 88 inspectie voor het Brandweerwezen 67 instemmingsrecht 89 instortingsgevaar 79 Kaderplan 33 Kantooromgeving 16 Kleine blusmiddelen 54 Koolzuurgas 73 langetermijnplanning 16 last onder dwangsom 87 letsel en schade 30 loos alarm 82 luchtwegen 64 Maatwerk 20 Melding 20 Misdrijven 88 Mobilofoons 81 Mond-op-mondbeademing 65 Monitoring 30 nazorg 32 nedCert 24, 25, 26 nedCert-methode 24, 25, 26
nen 4000 14, 17, 24, 34, 50 nen 8112 14, 39 nieuwbouweisen 35 noodplan 86 noodsituaties 21, 78 noodverlichting 70 Omgevingstemperatuur 71 Omroepinstallaties 81 Onderhoud en testen 30 Ondersteunende taken 31 Ontluchting 69 Ontruiming 20, 37, 47, 81 Ontruimingsoefening 49, 51, 54 Ontruimingsplan 11, 26, 33, 39, 40, 41, 46, 49, 51, 75, 84 Ontruimingssignaal 78 Open breuken 60 Operationele leiding 29 Opkomsttijd 17 Opleiding 9, 20, 4348, 49, 84 Opleidingsniveau 43 Opleidingsplan 44 Opleidingsprofiel Bhv 45 Oranje Kruis 65 Overlijden 64 paniek 75 personeelsvertegenwoordiging 89 persoonlijke beschermingsmiddelen 10 plan van aanpak 16 plattegrond 41 pleisterdoos 66
95
BEDRIjfsHUlpVERlEnIng
ploegen 22 ploegleider Bhv 22, 32 portofoons 81 proces-verbaal 88 professionele hulpdiensten 11, 12, 13, 17, 29, 31, 37, 38, 47, 53, 54, 58 professionele hulpverlening 2 11, 12, 13, 17, 29, 31, 37, 38, 47, 53, 54, 58 reanimatie 64 recidive 85, 86 restrisico’s 17, 19, 20 richting 41, 75 ri&e 12, 15, 17, 18, 28, 33, 19, 32, 44, 43, 84, 50, 85, 9, 90, 16 rsi/KAns 16 samenwerking met andere bedrijven 84 sehCi 24 sehsO 24, 26 semafoons 81 shocktoestand 62 sirene 82 smeulstadium 71 spalken 60 spoedeisende hulp 18 sproeischuim 72 stabiliseren 60 stillegging 86 sZW-wetgeving 85 Taakgebied: beperking en bestrijding beginnende brand 46
96
Taakgebied: communicatie 47 Taakgebied: eerste hulp 45 Taakgebied: ontruiming 46 Takenpakket Bhv-coördinator 29 uitrusting 9 uitvoerbaarheid 76 veiligheid 57, 58, 77 ventilatiekanalen 69 verantwoordelijkheid 43 vergiftiging 62, 63 verrassingsoefening 56 verzamelplaats 42, 53, 77, 78, 84 verzekeraars 88 verzekering 87, 91 vgWM-commissie 89, 90 vlammenstadium 71 vluchtdeur 69 vluchtroute 41, 46, 53, 58, 69, 76, 83 vluchtwegen 41, 46, 53, 58, 69, 76, 83 voorpostfunctie 13, 59 vrijwilligers 11 Water 61, 63, 72 Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid 85 Zuurstoftoevoer 71