CLIËNTENPARTICIPATIE Gemeente Duiven
WMO-platform Duiven p/a Stichting Gehandicaptenraad Duiven Rubensstraat 48 6921 LW Duiven Tel. 0316 - 26 26 01 e-Fax 084 - 754 92 35 Mail
[email protected] Duiven, juni 2006 HE/WMOP.050906-A04
WMO
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
I.
INLEIDING
De Wet maatschappelijke ondersteuning 1 (Wmo) is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) een participatiewet. "Meedoen" is het motto en de maatschappelijke participatie komt onder andere tot uitdrukking in het in de Wmo vastgelegde compensatiebeginsel. Daarnaast is aan burger- en cliëntenparticipatie een tweetal wetsartikelen gewijd. Hierin wordt het volgende gesteld: Artikel 11 1. Het college van burgemeester en wethouders betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening. 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen vroegtijdig in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning te doen. 3. Het college van burgemeester en wethouders verschaft informatie die nodig is ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid. 4. Onverminderd het eerste lid vergewist het college van burgemeester en wethouders zich bij de voorbereiding van het beleid tevens van de belangen en behoeften van ingezetenen die hun belangen en behoeften niet goed kenbaar kunnen maken. Artikel 12 1. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen, vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerp-plan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. 2. Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe het de belangen en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, heeft gewogen.
Ten overvloede wellicht nog even de tekst van artikel 150 Gemeentewet: Artikel 150 Gemeentewet 1. De raad stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. 2. In deze verordening worden ten minste geregeld a. de wijze waarop van de beleidsvoornemens waarop inspraak zal worden verleend, openbaar wordt kennis gegeven; b. de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in staat worden gesteld hun mening omtrent de onder a. bedoelde beleidsvoornemens kenbaar te maken; c. de rapportering over de onder b. bedoelde inspraak en over de uitkomsten daarvan; d. de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijk en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening.
In het wetsvoorstel dat nu bij de Eerste Kamer ligt wordt niet of nauwelijks onderscheid gemaakt tussen burgerparticipatie enerzijds en cliëntenparticipatie anderzijds. Wél wordt meer en meer duidelijk dat gemeenten een inspanningsverplichting hebben om enerzijds vorm en inhoud te geven aan het fenomeen "burgerparticipatie" en anderzijds 2 vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning (lees: cliënten) advies te vragen over voorstellen op het gebied van de Wmo. Burger- en cliëntenparticipatie kennen een zekere overlap: cliënten zijn in alle gevallen burgers terwijl burgers niet altijd gerekend kunnen worden tot de groep cliënten in het kader van de Wmo. Het is daarom van groot belang om een duidelijk onderscheid aan te brengen. Een werkdefinitie van "cliënten" kan zijn:
-1-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
Cliënten in het kader van de Wmo zijn gebruikers van formele en/of informele zorg, inclusief mensen die in het kader van de mantelzorg 3 onderdeel uitmaken van het cliëntsysteem. Formele zorg is zorg die op basis van een indicatie is toegewezen en bestaat uit betaalde zorg, geleverd door een professionele organisatie. Met informele zorg wordt her alle zorg bedoeld, met uitzondering van mantelzorg, die op vrijwillige basis geleverd wordt door organisaties die zich hebben toegelegd op het verlenen van hulp en ondersteuning - in welke vorm dan ook - zonder dat daar een financiële tegenprestatie tegenover staat.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft SGBO Onderzoeks- en Adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een "handleiding" rondom burgerparticipatie laten opstellen 4. Dit document dat te vinden is in de "gereedschapskist voor gemeenten - www.invoeringwmo.nl - gaat in op het concreet vorm en inhoud geven aan de burgerparticipatie. Dit als uitvloeisel van het concept van de horizontalisering, beschreven in het rapport Bevrijdende kaders 5 van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO). Dit houdt concreet in dat de Wmo twee eisen stelt aan gemeenten: participatie en verantwoording. Dit betekent dat gemeenten de burger betrekt bij het opstellen van beleid en bij de uitvoering daarvan. Voor de beleidsvoorbereiding en planvorming door het College van B&W is dit zelfs bij wet verplicht. Ook legt de gemeente verantwoording af aan zijn burgers door de bereikte resultaten inzichtelijk te maken. In het SGBO-document wordt de term burgerparticipatie in de meest brede zin gehanteerd: er wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen burgerparticipatie enerzijds en cliëntenparticipatie anderzijds. Formele inspraak en publiek debat lopen, zo lijkt het, vloeiend in elkaar over. Cliëntenparticipatie wordt in deze handreiking dan ook meer gezien als een bijzondere en specifieke vorm van burgerparticipatie, die met name tot uitdrukking komt in bepaalde fasen van het (interactieve) beleidsproces van de gemeente. Ander auteurs maken een expliciet onderscheid tussen burger- en cliëntenparticipatie. In het recente rapport 6 van het Verwey-Jonker Instituut/NIZW wordt nadrukkelijk de focus gelegd op cliëntenparticipatie en wordt vrijwel geen aandacht besteed aan de, meer algemene, burgerparticipatie. Ook in een aantal documenten van Zorgbelang Gelderland 7, de provinciale koepel van patiënten- en cliëntenorganisaties, wordt vooral ingegaan op vormen van lokale cliëntenparticipatie en wordt slechts zijdelings ook het fenomeen "burgerparticipatie" aan de orde gesteld. Deze notitie zal zich richten op de lokale burger- en cliëntenparticipatie in de gemeente Duiven in het kader van de Wmo, waarbij de nadruk ligt op de cliëntenparticipatie. Zij is bedoeld als visiedocument met betrekking tot de wijze waarop op termijn - te denken valt aan medio 2008 - de participatie van cliënten vorm en inhoud kan krijgen. Uiteraard wordt tevens aandacht besteed aan de relatie met de cliëntenparticipatie in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB), aangezien er een zekere overlap is tussen beide wetten, die worden uitgevoerd op gemeentelijk niveau.
-2-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
II.
HUIDIGE SITUATIE
Op dit moment (mei 2005) is sprake van een drietal formele adviesorganen van College van B&W en/of gemeenteraad: de Seniorenraad gemeente Duiven: adviesorgaan, ingesteld bij verordening door het College van B&W, inzake beleid dat betrekking heeft op aangelegenheden die de belangen van senioren (55+-ers) in de gemeente Duiven direct of indirect raken; de Cliëntenraad Duiven • Groessen • Loo: eveneens ingesteld bij verordening door het College van B&W als formeel adviesorgaan ex art. 47 WWB jo 150 Gemeentewet inzake het beleid met betrekking tot de minima in de gemeente Duiven; de Stichting Gehandicaptenraad Duiven: een onafhankelijke stichting die traditiegetrouw dient als adviesorgaan ex art. 1, sub a Wvg jo 150 Gemeentewet inzake aangelegenheden die betrekking hebben op de Wvg en overige beleidsterreinen op het gebied van mensen met een functiebeperking en/of chronische ziekte. Medio juni 2005 hebben deze adviesraden besloten om, vooruitlopend op de invoering van de Wmo, een WMO-platform op te richten: een vrijwillig samenwerkingsverband tussen genoemde adviesraden dat - gevraagd en ongevraagd - het College van B&W en de gemeenteraad van de gemeente Duiven adviseert over aangelegenheden die betrekking hebben op de Wmo. In grote lijnen kan gesteld worden dat qua taken en werkzaamheden schematisch de volgende situatie is ontstaan: Seniorenraad
Cliëntenraad
Gehandicaptenraad
Figuur 1: Overlap en onderscheid adviesraden.
-3-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
Naast een zekere overlap is (en blijft) ook nog sprake van specifiek eigen taken en activiteiten van de drie adviesraden. Het zou te ver voeren om hier uitgebreid in te gaan op deze materie: ter illustratie kan echter goed aangehaakt worden bij de formele taak van de Cliëntenraad Duiven • Groessen • Loo in het kader van de WWB, terwijl zij óók een rol heeft in de advisering rondom de Wmo. In een aanzienlijk aantal gevallen zal sprake zijn van cliënten WWB die tevens behoren tot de doelgroep van cliënten (of gezien de hierboven gegeven definitie: mantelzorgers) in het kader van de Wmo. Vooralsnog wordt door het College van B&W en door de gemeenteraad van de gemeente Duiven het hierboven genoemde WMO-platform gezien als gesprekspartner en adviesorgaan in het kader van de implementatie van de Wmo. Een status quo die zeker niet een oneindige houdbaarheidsduur heeft. Op termijn zal de cliëntenparticipatie in het kader van de Wmo een herijking moeten ondergaan, waarbij de volgende vragen centraal zullen komen te staan: a. b. c.
bestaat het adviesorgaan met betrekking tot de Wmo daadwerkelijk uit gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning; in hoeverre hebben bestaande adviesorganen nog bestaansrecht wanneer de burger- en cliëntenparticipatie in het kader van de Wmo adequaat zijn ontwikkeld en geïmplementeerd; hoe verhoudt zich de cliëntenparticipatie Wmo tot de burgerparticipatie die tevens uitvloeisel is van de invoering van de Wmo op gemeentelijk niveau?
Vooralsnog lijkt een pragmatische benadering, zeker gezien de enorme hoeveelheid werk die gepaard gaat met de implementatie van de Wmo, geboden. De bovengenoemde vragen kunnen er toe leiden dat op langere termijn de cliëntenparticipatie in het kader van de Wmo - al dan niet ingrijpend - gewijzigd dient te worden. Op korte termijn lijkt het echter zaak om te roeien met de riemen die men heeft en het WMO-platform vooralsnog te beschouwen als representatieve afvaardiging van cliënten, inclusief mantelzorgers, van de Wmo. Dit heeft overigens wél als consequentie dat het WMO-platform in de huidige samenstelling zich terdege bewust dient te zijn van haar (fictieve) achterban: uit de negen prestatievelden van de Wmo is af te leiden welke doelgroepen vertegenwoordigd dienen te zijn in het kader van de cliëntenparticipatie Wmo.
-4-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
III.
CLIËNTENPARTICIPATIE WMO IN DE TOEKOMST
Alvorens in te gaan op een schets van de (mogelijke) toekomstige vorm van cliëntenparticipatie Wmo in de gemeente Duiven wordt eerst kort ingegaan op het fenomeen "burgerparticipatie". Dit is van groot belang, aangezien te zijner tijd ook dwarsverbanden zullen gaan optreden tussen deze twee vormen van participatie, die overigens in het aangepast voorstel van wet niet éénduidig van elkaar worden onderscheiden. Burgerparticipatie en interactieve beleidsontwikkeling Participatie (Lat.: particeps) betekent in het algemeen: "deelnemen aan" of "ergens in mee doen". Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Wmo wordt aangemerkt als een participatiewet: als uitvloeisel van de wet moet iedere burger de gelegenheid hebben om te participeren binnen onze samenleving. Door een motie van de Tweede Kamer is uiteindelijk dit beginsel onder andere tot uitdrukking gebracht in het compensatiebeginsel, neergelegd in artikel 4 Wmo: Artikel 4 1. Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4° , 5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. 2. Bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
Nu heeft de burgerparticipatie en interactieve beleidsontwikkeling weinig te maken met dit compensatiebeginsel. Feitelijk is het complex van burger- en cliëntenparticipatie neergelegd in twee wetsartikelen, artikel 11 en 12 Wmo (zie pagina 1). Interactieve beleidsontwikkeling is al enkele decennia bekend in de wereld van beleidsontwikkeling binnen de overheid. In de Wmo wordt voor het eerst een vorm van interactieve beleidsontwikkeling bij wet verplicht gesteld. Het College van B&W moet burgers en organisaties betrekken bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast moeten burgers en organisaties vroegtijdig in de gelegenheid gesteld worden zelf voorstellen te doen voor het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning. Hoe deze vorm van interactieve beleidsontwikkeling vorm en inhoud krijgt wordt aan de gemeente over gelaten. Feitelijk kan artikel 11 van de Wmo gezien worden als hét artikel dat betrekking heeft op de burgerparticipatie. De concept modelverordening Wmo van de VNG 8 laat zich in het geheel niet uit over burger- en/of cliëntenparticipatie. Een en ander zal - naar het zich laat aanzien - in een afzonderlijke verordening geregeld moeten worden. In de diverse discussies over burgerparticipatie wordt over het algemeen de link gelegd naar "prestatieveld 1" (zie pag. 6) van de Wmo. Daarmee is burgerparticipatie nauw verbonden met het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten, ook wel de civil society genoemd. In de diverse discussies met ambtenaren en de verantwoordelijk wethouder in de gemeente Duiven krijgt burgerparticipatie met name vorm in dorps- en wijkraden: op dit moment wordt veel geïnvesteerd in het opbouwen deze vorm van burgerparticipatie. Daarbij lijkt de prioriteit gegeven te worden aan het optimaliseren van de leefbaarheid in de diverse wijken en kerkdorpen binnen de gemeente Duiven.
-5-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
Burgerparticipatie kan - en hopelijk: zal - de betrokkenheid van burgers bij het reilen en zeilen binnen hun eigen sociale omgeving versterken. De praktijk wijst echter uit dat de dorps- en wijkraden zich met name bezig houden met de fysieke leefomgeving: invulling van de openbare ruimte, diverse vormen van overlast en praktische problemen lijken vrijwel geheel de agenda van deze raden te bepalen. Het stimuleren van aandacht voor de sociale cohesie en de civil society in de meest brede zin zal zich nog moeten ontwikkelen. Cliëntenparticipatie Wmo: een inleiding In de Wmo wordt maatschappelijke ondersteuning onderscheiden in een negental prestatievelden, welke in artikel 1, sub g, 1° t/m 9° Wmo worden uitgewerkt. Voor de volledigheid zijn ook deze hieronder weergegeven. Artikel 1 g. maatschappelijke ondersteuning: 1°. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; 2°. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden; 3°. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4°. het ondersteunen van mantelzorgers daar onder begrepen steun bij het vinden van adequate oplossingen indien zij hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen, alsmede het ondersteunen van vrijwilligers; 5°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6°. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer; 7°. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd; 8°. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9°. het bevorderen van verslavingsbeleid;
Deze prestatievelden geven tevens inzicht in de diverse groepen cliënten cq vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Soms is sprake van een zekere mate van overlap tussen de diverse groepen, maar in hoofdlijnen kan gesproken worden van de volgende zeven (7) groepen: a. b. c. d. e. f. g.
jeugdigen die problemen hebben met opgroeien; ouders met opvoedingsproblemen; mantelzorgers; mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem; slachtoffers van huiselijk geweld; cliënten van de openbare geestelijke gezondheidszorg (GGZ); mensen met een verslavingsprobleem.
Bepaalde vormen van maatschappelijke ondersteuning worden, uit oogpunt van doelmatigheid en efficiency, regionaal of zelfs provinciaal geboden. Dat neemt overigens niet weg dat gemeenten wel degelijk invloed hebben op het beleid dat op deze terreinen wordt ontwikkeld en geïmplementeerd. Daarbij gaat het met name om beleid op het gebied van (bestrijding van) huiselijk geweld en vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid. Toch lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat cliëntenparticipatie zich uitstrekt tot alle bovengenoemde groepen van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.
-6-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
Een bijzondere doelgroep is de doelgroep van mensen die én behoren tot de vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning (a. t/m g.) én cliënt zijn in het perspectief van de WWB. Hoewel in de Wmo niet uitdrukkelijk deze "samenloop" is genoemd moet rekening gehouden worden met het feit dat mensen met een uitkering in het kader van de WWB al snel tevens gerekend kunnen worden tot de groep van mensen met een psychosociaal probleem (zie d.), nog afgezien van andere vormen van samenloop. Naast deze zeven groepen kan verdedigd worden dat de "gewone burger" feitelijk ook vrager is op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Soms in de rol van vrijwilliger die in het kader van prestatieveld 4 (zie pag. 6) ondersteuning behoeft, soms eenvoudigweg als burger die behoefte heeft aan een bepaalde vorm van sociale cohesie in zijn woon- en leefomgeving, waardoor voor hem/haar de leefbaarheid in de woonwijk verbeterd wordt (prestatieveld 1, zie pag. 6). Het is echter niet gebruikelijk om deze burger het predicaat "cliënt" mee te geven. Dat neemt niet weg dat juist hier een belangrijke relatie aanwezig is tussen burger- en cliëntenparticipatie. Die relatie wordt nog versterkt door het feit dat de vrager op het gebied van maatschappelijke ondersteuning meer en meer aangewezen zal zijn op vormen van informele zorg, die niet alleen door familie en vrienden of vrijwilligersorganisaties geleverd kan worden maar deels ook binnen de woon- en leefomgeving zal moeten worden opgevangen. Adviesorgaan Wmo: contouren van cliëntenparticipatie Na een wat uitvoerige inleiding komen we uit bij de invulling van de cliëntenparticipatie binnen de Wmo. Het gaat daarbij nadrukkelijk om een "vergezicht": het huidige WMOplatform kan zich in de komende tijd in die richting gaan ontwikkelen. Daarbij kan gedacht worden aan een periode van 1 á 2 jaar. Medio 2008 zou in de gemeente Duiven de cliëntenparticipatie voldoende gestalte moeten hebben gekregen. Zowel qua structuur als qua procedures en werkwijze zal een adviesorgaan ingebed moeten zijn in het gemeentelijke beleidsproces. In een vergezicht rondom de cliëntenparticipatie in het kader van de Wmo staat artikel 12, lid 1 Wmo centraal. Hierin wordt het volgende bepaald. Artikel 12 1. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen, vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerp-plan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.
Formeel advies dient dus gegeven te worden door gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers. Daaruit kan het volgende geabstraheerd worden: a. er is een orgaan waarin diverse personen zitting hebben en dat formeel advies dient uit te brengen over beleid met betrekking tot aangelegenheden inzake de Wmo; b. deze personen hebben zitting in dit orgaan als vertegenwoordiger: dit impliceert een vergaande delegatie en een zelfstandige bevoegdheid ("zonder last of ruggespraak"), maar tegelijkertijd een verplichting tot raadpleging van en verantwoording aan de desbetreffende achterban; c. deze vertegenwoordigers komen voort uit representatieve organisaties van de kant van vragers. Een en ander impliceert dat op termijn de samenstelling en wellicht ook de formele positie van het WMO-platform dient te veranderen. Overigens wordt over het laatste noch in de wettekst, noch in de Memorie van Toelichting 9 iets gezegd. Artikel 12 wordt als volgt uitgelegd (accentuering HE):
-7-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
De regering acht het van groot belang dat vragers van maatschappelijke ondersteuning betrokken worden bij het vormgeven van het beleid ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning. Zij wil dit mede bevorderen door de verplichting advies te vragen aan vertegenwoordigers van vragers. Deze verplichting richt zich op de «vragers» van maatschappelijke ondersteuning en niet op organisaties van aanbieders. De relatie van de laatsten tot de gemeente is vaak ook op andere wijze vormgegeven (bijvoorbeeld via contracten of subsidierelaties). Het woord «vragers» in dit artikel dient ruim te worden opgevat. Het gaat niet alleen om mensen die een individuele voorziening vragen, maar evenzeer om potentiële vragers. Te denken valt daarbij aan organisaties van ouderen, gehandicapten, dak- en thuislozen, jongeren, mantelzorgers et cetera. Het «potentiële» van de vragers kan anderzijds niet zo ver gaan dat iedere organisatie, vanuit de gedachte dat immers iedereen wel eens een beroep op de gemeentelijke voorzieningen zou moeten kunnen doen, als «organisatie van vragers» kan worden aangemerkt. De gemeente kan gemotiveerd zelf uitmaken wanneer zij een organisatie als representatief beschouwt.
Paradoxaal genoeg wordt in de Memorie van Toelichting niet gesproken over "vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers" maar over "representatieve vertegenwoordigers van vragers". Aangenomen mag worden dat het zelfde bedoeld wordt: de personen die zitting hebben in een adviesorgaan moeten ieder voor zich een bepaalde groep vragers vertegenwoordigen en gezamenlijk dienen zij alle groepen van vragers te vertegenwoordigen. Met het feit dat het adviesorgaan een tabula rasa is, wordt tevens de ruimte geboden aan (organisaties van) vragers om hierin eigen keuzes te maken. Belangrijke voorwaarde is echter dat sprake is van representativiteit: een adviesorgaan Wmo moet - in welke vorm dan ook - waarborgen dat alle doelgroepen en hun belangen voldoende tot hun recht komen. Daarnaast moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke onafhankelijkheid ten opzichte van de gemeentelijke organisatie, zodat men in staat is om gevraagd en ongevraagd zowel het College van B&W als de gemeenteraad objectief en onbevooroordeeld van advies te dienen. Kaders en randvoorwaarden In het document "Lokale cliëntenparticipatie - Prestatiecriteria vanuit cliëntenperspectief voor beleid in gemeenten 10" wordt geschetst aan welke eisen lokale cliëntenparticipatie dient te voldoen. Hiermee wordt een indicatie gegeven van de kaders en randvoorwaarden voor een eventueel adviesorgaan Wmo. Deze criteria zijn opgenomen in bijlage I. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen de huidige en toekomstige situatie zal hieronder voor dit adviesorgaan de term "WMO-Raad" gebruikt worden. Om volwaardig als adviesorgaan te kunnen fungeren zal deze WMO-Raad haar taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden moeten ontlenen aan een gemeentelijke verordening cliëntenparticipatie Wmo. In deze verordening zal tevens vastgesteld moeten worden op welke wijze de cliëntenparticipatie in het kader van de Wmo wordt gefaciliteerd. Daarbij moet gedacht worden aan: onkosten- en vacatievergoeding t.b.v. leden van de WMO-Raad; scholingsbudget t.b.v. deskundigheidsbevordering leden; vergaderlocatie en secretariële ondersteuning; overige onkosten en vergoedingen. Daarnaast is het van belang dat alle relevante groepen van cliënten waarvan in de Wmo sprake is, al dan niet via georganiseerde verbanden, vertegenwoordigd zijn in een orgaan dat voor de gemeente Duiven fungeert als adviesorgaan in het kader van de Wmo, de WMO-Raad. En dat deze WMO-Raad in de gemeentelijke beleidscyclus een dusdanige positie krijgt dat zij wezenlijk invloed kan uitoefenen op het gevoerde en te voeren beleid in het kader van de Wmo (zie hierover o.a. de "spelregels" in bijlage I). Ook dit zal moeten worden vastgelegd in de hierboven al gememoreerde verordening.
-8-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
In het kader van de Wvg en WWB zijn inmiddels uitgebreide ervaringen opgedaan met betrekking tot cliëntenparticipatie. Enerzijds door de Stichting Gehandicaptenraad Duiven als het gaat om de Wvg, anderzijds door de Cliëntenraad Duiven • Groessen • Loo met betrekking tot de WWB. Deze adviesorganen kennen een fundamenteel ander "bestaansrecht": eerstgenoemde is een stichting met volledige rechtspersoonlijkheid, die - hoewel gesubsidieerd door de gemeente Duiven - volledig onafhankelijk is, terwijl de ander haar bestaansrecht (vooralsnog) ontleent aan een gemeentelijke verordening 11. Een onafhankelijk adviesorgaan, dat gevraag en ongevraagd zowel het College van B&W als de gemeenteraad van de gemeente Duiven kan adviseren heeft, mede gezien de ervaringen, de voorkeur.
-9-
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
IV.
DE WMO-RAAD IN DE GEMEENTE DUIVEN
Nu de verkenningen zijn afgerond is het tijd om concreet te worden. In de zin dat er een voorstel ontwikkeld wordt om de cliëntenparticipatie in de gemeente Duiven vorm en inhoud te geven. Hieronder wordt aangegeven in welke richting gedacht kan worden: door de oprichting van een WMO-Raad kan in brede zin de cliëntenparticipatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning ingevuld worden. Concretisering: een eerste aanzet De Stichting Gehandicaptenraad Duiven heeft als doel het behartigen van de belangen van mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke handicap, chronisch zieken en tevens cliënten in de GGZ-sector. Daarmee is reeds een belangrijk deel van de beoogde cliënten Wmo bestreken. Ontbrekende groepen zijn nog: jeugdigen met problemen met opgroeien en ouders met problemen met opvoeden (prestatieveld 2); mantelzorgers en vrijwilligers (prestatieveld 4); slachtoffers van huiselijk geweld (prestatieveld 7); cliënten binnen de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ, prestatieveld 8); cliënten in de verslavingszorg (prestatieveld 9). In de praktijk blijkt dat er een zeer grote overlap bestaat tussen de cliënten die bedoeld worden in prestatieveld 8 (OGGZ) en prestatieveld 9 (verslavingszorg). Vanuit het "zuivere" cliëntenperspectief zou derhalve de Stichting Gehandicaptenraad Duiven, mits zij zorgt voor vertegenwoordigers van bovengenoemde groepen cliënten, kunnen optreden als instituut dat de cliëntenparticipatie in het kader van de Wmo vorm en inhoud geeft. Dit is echter een ééndimensionale visie op cliëntenparticipatie, die enige nuancering behoeft. Cliëntenparticipatie vanuit de Wmo kan ook bezien worden vanuit én het "zuivere" cliëntenperspectief maar tevens vanuit een samenlevingsperspectief. Dan ontstaat een multidimensionale visie op cliëntenparticipatie, die meer recht doet aan de werkelijkheid. Vanuit samenlevingsperspectief zouden dan bij de cliëntenparticipatie Wmo óók betrokken moeten worden: cliënten die niet alleen gebruik maken van voorzieningen in het kader van de Wmo maar tevens cliënt zijn van voorzieningen die door de gemeente geboden worden in het kader van de WWB; (potentiële) cliënten van de Wmo, waarbij vooral gekeken wordt naar de demografische realiteit en ontwikkelingen, waarbij dus óók een zekere afspiegeling van de samenleving gerealiseerd wordt door vertegenwoordiging van: o jongeren, volwassenen en senioren (55+-ers); o groepen autochtonen en allochtonen. Uiteraard valt deze multidimensionale visie op cliëntenparticipatie ad infinitum uit te breiden. Hetgeen uiteraard nooit de bedoeling mag en kan zijn: indien hierin een té vergaande differentiatie wordt toegepast wordt een WMO-Raad theoretisch oneindig groot. Terwijl vanuit "economisch" oogpunt een hanteerbare samenstelling gewenst en zelfs noodzakelijk is: daad- en slagkracht vereisen een beperkte omvang van de WMO-Raad, met maximaal 10 tot 12 leden, waarbij zo nodig nog één of meerdere permanente en/of incidentele commissies of "kamers" gevormd kunnen worden. De cruciale vraag is derhalve: hoe ver willen en kunnen we gaan in het representatieve karakter van de cliëntenparticipatie Wmo?
- 10 -
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
Concretisering: het voorstel Voor een deel zal er binnen de gemeente Duiven sprake zijn van een vergaande integratie van beleid op het gebied van wonen, zorg, welzijn en inkomen. De Wmo en WWB zullen daartoe - op onderdelen - op elkaar afgestemd worden en zelfs op sommige punten naadloos in elkaar overgaan. Het beleid met betrekking tot ouderen in de gemeente Duiven zal, zo is in ieder geval de verwachting, voor een groot deel samenvallen met het beleid dat binnen de Wmo wordt ontwikkeld. De Wvg zal zelfs volledig opgaan in de Wmo. Voorgesteld wordt om naast - of: binnen, afhankelijk van de juridische "mitsen en maren" die nog niet onderzocht zijn - de Stichting Gehandicaptenraad Duiven een formele WMO-Raad in te stellen, waarbij deze een zelfstandige en onafhankelijke status krijgt ten opzichte van de gemeente Duiven. Deze WMO-Raad kent daarbij dan een aantal vaste vertegenwoordigers uit representatieve organisaties, te weten: het bestuur van de Stichting Gehandicaptenraad Duiven (2 vertegenwoordigers), waarbij de voorzitter van deze stichting qualitate quo tevens voorzitter is van de WMO-Raad; de Cliëntenraad Duiven • Groessen • Loo (2 vertegenwoordigers), die te zijner tijd tevens een onafhankelijke stichting is, conform de "Verordening Cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand" d.d. 13 december 2004; de Seniorenraad Duiven (2 vertegenwoordigers) die fungeert als een "seniorenkamer", waarbij deze kamer de facto integraal een personele unie vormt met de Seniorenraad Duiven en is samengesteld conform het "Reglement Seniorenraad Duiven 2004" van februari 2004 de diverse "kamers" die zijn ingesteld door de WMO-Raad, te weten: o een "jeugd- en jongerenkamer" (1 vertegenwoordiger), waarbij deze kamer wordt voorgezeten door de jongerenwerker die binnen de gemeente Duiven opereert vanuit de Stichting Mikado, op "afroep"-basis wordt ingesteld en wordt samengesteld uit jongeren die over een specifiek en actueel onderwerp willen en kunnen meedenken, e.e.a. ter beoordeling van de voorzitter van deze kamer in overleg met de voorzitter van de WMO-Raad; o een "ouders-kamer" (1 vertegenwoordiger), waarbij deze kamer wordt voorgezeten door de voorzitter van de Oudervereniging Candea College en is samengesteld uit leden van ouderverenigingen en/of vertegenwoordigingen van Medezeggenschapsraden van basisscholen en school voor middelbaar onderwijs in de gemeente Duiven (elk 1 zetel in deze kamer) en een afvaardiging vanuit peuterspeelzalen (1 zetel) en ouders die het consultatiebureau bezoeken (1 zetel); o een "mantelzorgers- en vrijwilligerskamer" (1 vertegenwoordiger), waarin representatieve organisaties van mantelzorgers en vrijwilligers in de gemeente Duiven deze kamer naar eigen inzicht kunnen invullen en de voorzitter/vertegenwoordiger in de WMO-Raad zelf kunnen benoemen; o een "allochtonenkamer" (1 vertegenwoordiger), waarbij representatieve organisaties van allochtonen in de gemeente Duiven deze kamer naar eigen inzicht kunnen invullen en de voorzitter/vertegenwoordiger in de WMO-Raad zelf kunnen benoemen; o een "wijk- en buurtradenkamer" (1 vertegenwoordiger), een overkoepelend platform van wijk- en buurtraden in de gemeente Duiven waarbij elk wijk- of buurtplatform 1 zetel in deze kamer bezet (vgl. prestatieveld 1 Wmo: wijk- en buurtgericht werken). De diverse kamers hebben bij voorkeur een omvang van niet meer dan ca. 10 tot 12 leden en brengen over specifieke onderwerpen advies uit aan de WMO-Raad. In veel gevallen zullen deze kamers slechts incidenteel bijeen hoeven te komen, hoewel het aan de voorzitter van de betreffend kamer is om dit te bepalen. Dit doet recht aan de mogelijk-
- 11 -
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
heid tot het geven van gevraagd maar ook ongevraagd advies. De adviezen lopen altijd via de WMO-Raad, die één maal per maand - en zo nodig vaker - bijeen komt. Daarnaast kan de WMO-Raad, naar eigen inzicht, indien gewenst een tijdelijke kamer inrichten indien de aard of inhoud van een bepaald advies daartoe noodzaakt. Geconstateerd kan worden dat in deze opzet de drie adviesraden zoals deze nu bestaan als zelfstandige raden ook blijven bestaan, maar binnen de Wmo een specifieke rol en taak te vervullen krijgen. Schematisch ziet de WMO-Raad er dan als volgt uit: WMO-Raad 11 - 12 leden
Stichting Gehandicaptenraad Duiven
Jongerenkamer (1)
CG1-kamer (2, waaronder voorzitter)
Ouderskamer (1)
Cliëntenraad • Duiven • Groessen • Loo
Mantelzorgers- en vrijwilligerskamer (1)
WWB-kamer (2) Allochtonenkamer (1)
Seniorenraad Duiven
Wijk- en buurtkamer (1)
Seniorenkamer (2)
Incidentele kamer (1) Figuur 1 - WMO-Raad, structuur
1
) CG: Chronisch zieken en gehandicapten (LG, VG en GGZ)
In bijlage II (afzonderlijk document, moet nog ontwikkeld worden door de gemeente Duiven i.s.m. het WMO-Platform) is een voorstel opgenomen voor een mogelijke gemeentelijke verordening, die de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de WMORaad bepaalt. Taken van de WMO-Raad Formele taak van de WMO-Raad is het invulling geven aan art. 12, lid 1 Wmo, waarin staat: Artikel 12 1. Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen, vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerp-plan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning.
Feitelijk heeft de WMO-Raad t.z.t. als taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van de gemeenteraad en het College van B&W van de gemeente Duiven inzake alle aangelegenheden die de Wmo betreffen. Hoewel daarmee de taak van de WMO-Raad sterk beleidsmatig van aard zal zijn wordt door de diverse "kamers" ook de ervaringsdeskundigheid van de WMO-Raad gewaarborgd. Wanneer een onderwerp bij uitstek betrekking heeft op het terrein van één of meerdere "kamers" zullen deze de WMO-Raad moeten voeden met relevante informatie en deskundigheid. Gaat het om het gevraagd en ongevraagd adviseren dan wordt daarmee feitelijk bedoeld het adviseren over beleidsvoornemens, te nemen uitvoeringsbesluiten en evaluaties van het gevoerde beleid door gemeenteraad en/of College van B&W. Wil de cliëntenparticipa-
- 12 -
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
tie Wmo in de gemeente Duiven écht van de grond komen en gestalte krijgen dan zullen derhalve alle zaken die direct of indirect gerelateerd zijn aan de Wmo - en daarmee aan onderwerpen als wonen, zorg, welzijn en inkomen - ter advisering voorgelegd moeten worden aan de WMO-Raad. Daarnaast kan de WMO-Raad, al dan niet op initiatief van één of meerdere "kamers", zelf met voorstellen aan het College van B&W en/of de gemeenteraad komen. In de te ontwikkelen verordening zal dan ook vastgelegd moeten worden dat het College van B&W en de gemeenteraad van de gemeente Duiven slechts gemotiveerd kan afwijken van adviezen die de WMO-Raad geeft. Budget WMO-Raad Het budget voor de WMO-Raad moet los gezien worden van de subsidies die jaarlijks verstrekt worden aan o.a. de Stichting Gehandicaptenraad Duiven, de Cliëntenraad Duiven • Groessen • Loo, de Seniorenraad Duiven en de wijk- en buurtplatforms. Van belang is echter wel dat de drie adviesraden en de hierboven genoemde "kamers" een eigen, gezamenlijk, fysiek secretariaat krijgen: een kantoor met bijbehorende ICT-faciliteiten waarvan het secretariaat maar ook de eventuele "spreekuren" gebruik kunnen maken. Daarnaast dient er een vergaderlocatie beschikbaar te zijn voor de momenten waarop de diverse adviesraden vergaderen. Deze ruimten (met faciliteiten) kunnen gesitueerd worden in het gemeentehuis van Duiven of elders. Naast kantoor, ICT en vergaderlocaties zijn er ook nog overige kosten voor de facilitering van de WMO-Raad.
- 13 -
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
AFKORTINGEN CG College van B&W GGZ NIZW OGGZ RMO VNG Wmo Wvg WWB
Chronisch zieken en gehandicapten College van Burgemeester en Wethouders Geestelijke Gezondheidszorg Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling Vereniging van Nederlandse Gemeenten Wet maatschappelijke ondersteuning Wet voorzieningen gehandicapten Wet Werk en Bijstand
- 14 -
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
BIJLAGE I - PRESTATIECRITERIA Prestatiecriteria faciliteiten: X Het adviesorgaan beschikt over een redelijk budget voor o.a.: • kantoor- en vergaderruimte; • cliëntenraadpleging; • deskundigheidsbevordering en/of coaching; • activiteiten rondom bijvoorbeeld beeldvorming en toegankelijkheid; • maatschappelijke initiatieven. Prestatiecriteria deskundigheid X De leden van het adviesorgaan zijn geworven aan de hand van een profielschets. Zij zorgen voor een goede onderlinge taakverdeling. X Het adviesorgaan heeft een onafhankelijk voorzitter. X Het adviesorgaan heeft periodiek (bijv. via spreekuren) en incidenteel contact (bijv. via raadplegingen) met de mensen wiens belangen hij behartigt. X Het adviesorgaan en de gemeente leveren een extra inspanning om mensen uit kwetsbare groepen te betrekken bij hun activiteiten. X De gemeente betrekt het adviesorgaan (op voor haar relevante onderwerpen) bij onderzoek van de gemeente over de wensen en ervaringen van de burgers. X Er wordt samengewerkt met andere organisaties (zoals cliëntenraden van instellingen). X Er zijn initiatieven/activiteiten die invulling geven aan de taken rondom de toegankelijkheid van openbare ruimten en gebouwen en de beeldvorming rondom kwetsbare groepen. Prestatiecriteria spelregels X De gemeente en het adviesorgaan hebben de verwachtingen die zij hebben ten opzichte van elkaar nadrukkelijk uitgesproken. X Er zijn schriftelijke afspraken over: • de ambtelijke contactpersoon; • de momenten binnen de beleidscycli (Wmo, lokaal gezondheidsbeleid) waarop het adviesorgaan haar inbreng heeft; • de frequentie van het overleg; • wie afgevaardigd zijn in het overleg; • de organisatie van de advisering: hoe en wanneer stukken worden aangeleverd, de voorbereidingstijd en de doorlooptijd; • de manier waarop met adviezen, opgevolgd of afgewezen, wordt omgegaan. Is een advies afgewezen dan is dit met redenen omkleed; • jaarlijkse evaluatie; • het budget. X Er is tweemaal per jaar een overleg geweest met de wethouder waarin de samenwerking tussen het adviesorgaan en de gemeente wordt besproken. Prestatiecriteria informatie X Er zijn afspraken tussen gemeente en adviesorgaan over de informatievoorziening ten behoeve van de ontwikkeling en toetsing van relevante beleidsplannen. X Het adviesorgaan heeft informatie over de vergaderingen van de gemeenteraad en de diverse commissies. X Het adviesorgaan is geïnformeerd over relevante ontwikkelingen binnen de gemeente. X Indien de gemeente onderzoek initieert of uitvoert onder mensen met een functiebeperking of ouderen is het adviesorgaan om advies gevraagd bij de opzet en uitvoering van het onderzoek. X Indien het adviesorgaan om advies is gevraagd, geschiedt dat op een dusdanig tijdstip dat hij voldoende tijd heeft om zelf relevante informatie te vergaren. X Het adviesorgaan is geïnformeerd over de wijze waarop gegeven adviezen al dan niet in beleid worden verwerkt. Prestatiecriteria evaluatie X Er is een jaarlijkse evaluatie van het eigen functioneren door het adviesorgaan zelf. Uit die evaluatie komen aanbevelingen voor verbetering. X Er is een jaarlijkse evaluatie van de samenwerking tussen adviesorgaan en gemeente. Uit die evaluatie komen aanbevelingen voor verbetering. X Adviesorgaan en gemeente bepalen samen op welke onderwerpen er meer informatie van burgers nodig is en hoe deze informatie zal worden verkregen.
- 15 -
Cliëntenparticipatie Wmo gemeente Duiven
EINDNOTEN 1
Gewijzigd voorstel van wet, EK 2005-2006, 30 131, A (KST94714). Zie hierover o.a. art. 12, lid 1 Wmo. 3 Mantelzorg wordt over het algemeen omschreven als: "de zorg die mensen vrijwillig, onbetaald en informeel – dat wil zeggen niet in het kader van beroepsuitoefening of organisatie – aan elkaar geven" (uit: A.H. de Boer, J.C. Hessing-Wagner, M. Mootz en I.S. Schoemakers-Salkinoja. Informele zorg; een verkenning van huidige en toekomstige ontwikkelingen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 1994.). 4 SGBO, Burgerparticpatie in de WMO - Handreiking voor gemeenten. Den Haag, mei 2005. 5 Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Bevrijdende Kaders. Advies nr. 24. Den Haag, februari 2003. 6 Verwey-Jonker Instituut/NIZW, Adviseren over maatschappelijke ondersteuning - Cliëntenparticipatie bij gemeenten. Utrecht, april 2006. 7 Zie o.a.: Zorgbelang Gelderland, Vormen van participatie en belangenbehartiging in gemeenten. Arnhem, september 2005. 8 VNG, Modelverordening maatschappelijke ondersteuning. Concept v.2.0A / VNG / 2 mei 2006. 9 TK 2004-2005, 30 131, 3 (KST86794). 10 Zorgbelang Gelderland, Lokale cliëntenparticipatie - Prestatiecriteria vanuit cliëntenperspectief voor beleid in gemeenten. Arnhem, september 2005. 11 Verwezen wordt naar resp. de "Verordening van de Cliëntenraad van de afdeling Maatschappelijke Zorg en Arbeid van de gemeente Duiven" van 18 december 2000 en de "Verordening Cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand" van 13 december 2004. 2
- 16 -