Beslissing nr. 2005-C/C-56 van 20 december 2005 Zaak CONC-C/C-03/050: NV Rossel & Cie – NV De Persgroep – NV Editeco Zaak MEDE-C/C-05/0068: NV Uitgeversbedrijf Tijd – NV Editeco
I. Voorgaanden................................................................................................................. 2 II. Voeging....................................................................................................................... 3 III. De regelmatigheid van de rechtspleging........................................................................ 5 IV. De aangemelde concentratie (MEDE-C/C-05/0068) ...................................................... 6 V. De aanmelding in de zaak MEDE-C/C-05/0068 en het lot van deze in de zaak CONC-C/C03/050 ........................................................................................................................... 11 VI. De aangemelde voorwaarden van de concentratie ........................................................ 12 VII. De lezersmarkt ........................................................................................................ 14
A. Marktafbakening ...................................................................................................14 B. Beoordeling ...........................................................................................................16 VIII. Advertentiemarkten................................................................................................ 18 IX. Themareclame .......................................................................................................... 19
A. Marktafbakening ...................................................................................................19 B. Beoordeling ...........................................................................................................21 X. Financiële en wettelijk verplichte advertenties.............................................................. 26
A. Marktafbakening ...................................................................................................26 B. Beoordeling ...........................................................................................................26 XI. Jobadvertenties ......................................................................................................... 29
A.Marktafbakening ....................................................................................................29 B. Beoordeling ...........................................................................................................29 XII. De markt voor financiële informatie die kant-en-klaar geleverd wordt aan de geschreven pers................................................................................................................................ 33 XII. Besluit .................................................................................................................... 34
2 I. Voorgaanden 1. Op 26 september 2003 werd bij de Raad voor de Mededinging (hierna: de Raad) een concentratie aangemeld, die bestond in het verwerven van gezamenlijke controle over NV Editeco door de NV Rossel & Cie en de NV De Persgroep op 27 augustus 2003 (ingeschreven bij de Raad met nummer CONC-C/C-03/050). Bij beslissing nr. 2003-C/C-90 van 17 november 2003 heeft de Raad vastgesteld dat de concentratie binnen het toepassingsgebied van de wet viel, ernstige twijfels vastgesteld betreffende de toelaatbaarheid ervan, en beslist de procedure voort te zetten. Bij beslissing nr. 2004-C/C-16 van 26 januari 2004 heeft de Raad de concentratie toelaatbaar verklaard, doch aan die beslissing volgende voorwaarden en verbintenissen gekoppeld: « -Pour une durée de cinq ans, la régie publicitaire s’occupant de la publicité commerciale de l’Echo (et les éventuels successeurs de cet organe) ne sera pas intégrée avec la régie publicitaire d’un des organes généralistes du groupe Rossel et de De Persgroep; en particulier la publicité commerciale dans l’Echo ne sera pas commercialisée dans le cadre de la régie Full Page ou des accords NP3 (et des éventuels successeurs de ces mécanismes). -Pour une durée de cinq ans, les publicités commerciale et financière (en ce compris les annonces légales) dans l’Echo ne seront pas l’objet d’un couplage forcé avec la publicité dans un des organes généralistes du groupe Rossel et de De Persgroep, dans le sens qu’il sera possible d’acheter séparément de la publicité dans l’Echo, sans devoir également commander de la publicité dans un tel organe généraliste. -Les parties notifiantes et l’Echo tant par elles-mêmes que par leur régie publicitaire, s’abstiendront de toutes conventions durant une durée de cinq années qui leur accorderai(en)t l’exclusivité d’une campagne publicitaire sur le marché de la presse francophone belge. » [Vrije vertaling : -Voor een duur van vijf jaar zal de reclameregie die zich bezig houdt met de commerciële reclame van L’Echo (en de eventuele opvolgers van dat orgaan) niet samengevoegd worden met de reclameregie van een van de algemene titels van de groep Rossel en van De Persgroep; meer bepaald zal de commerciële reclame in L’Echo niet gecommercialiseerd worden in het raam van de regie Full Page en van de NP3 akkoorden (en van de eventuele opvolgers van die mechanismen). -Voor een duur van vijf jaar zullen de commerciële en financiële advertenties (met inbegrip van de wettelijk verplichte aankondigingen) in L’Echo niet het voorwerp zijn van een verplichte combinatie met advertentieruimte in een van de algemene titels van de groep Rossel en De Persgroep, in die zin dat het mogelijk moet blijven afzonderlijk advertentieruimte te kopen in L’Echo, zonder tevens advertentieruimte te moeten kopen in zo’n algemene titel. -De aanmeldende partijen en L’Echo zullen zich ervan onthouden, zowel zelf als via hun reclameregie, om gedurende een periode van vijf jaar enige overeenkomst te sluiten die hen de exclusiviteit van een publicitaire campagne verleent op de markt van de Belgische Franstalige pers.] 2. Bij arrest van het Hof van beroep te Brussel van 15 september 2005 (2004/MR/2, 3, 4 en 5) werd de beslissing van de Raad van 26 januari 2004 tenietgedaan.
3
3. Bij overeenkomst van 13 oktober 2005 heeft NV Rossel & Cie 10% van de aandelen in NV Editeco overgenomen van NV De Persgroep. Aldus heeft Rossel de uitsluitende controle over Editeco verworven. Op 28 oktober 2005 heeft NV Uitgeversbedrijf Tijd de aandelen van Rossel en van De Persgroep in Editeco overgenomen. De overeenkomst van 28 oktober 2005 is als een concentratie aangemeld bij de Raad op 3 november 2005 (ingeschreven met nummer MEDE-C/C-05/0068). 4. Het verslag van de verslaggever, de heer Toon Musschoot, in de zaak MEDE-C/C-05/0068 werd bij de Raad ingediend op 29 november 2005. NV IPM, enerzijds, en NV VUMmedia, NV VUM en NV Jobat, hebben bij beschikkingen van respectievelijk 1 en 2 december 2005 toestemming bekomen om door de Raad gehoord te worden, als personen die daartoe een voldoende belang rechtvaardigen (in de zin van artikel 32quater, § 2, eerste lid WBEM). De zaak is behandeld ter zitting van de kamer van de Raad van 9 december 2005. De verslaggever, de ondernemingen die aan de concentratie deelnemen, en voormelde rechtspersonen die toestemming hebben bekomen om gehoord te worden, werden gehoord.
II. Voeging 5. Bij brief van 19 oktober 2005 hebben de aanmeldende partijen de Raad laten weten dat zij hun aanmelding in de zaak CONC-C/C-03/050 introkken, en de Raad verzocht om van die intrekking akte te willen nemen. Die aangelegenheid is behandeld ter zitting van de kamer van de Raad van 9 december 2005. De verslaggever, de aanmeldende partijen, en NV IMP en NV VUMmedia, VUM en Jobat werden gehoord. IPM had reeds voor de beslissing van de Raad van 26 januari 2004 toestemming bekomen om te worden gehoord. VUMmedia, VUM en Jobat hebben die toestemming bekomen bij beschikking van 8 december 2005. 6. Bij beslissing nr. 2005-C/C-55 van de Raad van 20 december 2005 wordt de voeging bevolen van de vraag tot intrekking van de aanmelding in de zaak CONC-C/C-03/050 met de behandeling van de aanmelding in de zaak MEDE-C/C-05/0068. Een zaak die aanvankelijk in het Frans behandeld werd, wordt gevoegd met een zaak die in het Nederlands behandeld wordt. Hoewel de wet op het taalgebruik in gerechtszaken, die krachtens artikel 54bis WBEM van toepassing is op de procedures die in de wet op de bescherming van de economische mededinging bepaald worden, niet uitdrukkelijk in die mogelijkheid voorziet, sluit zij haar evenmin uit, en blijkt haar bestaan reeds lang te zijn erkend (zie in die zin, met verwijzingen: G. CLOSSET-MARCHAL, Considérations sur l’emploi des langues devant les juridictions
4 civiles, commerciales et du travail de premier degré, Annales de droit de Louvain, 1989/2, (173) 192-193.) Na voeging moet noodzakelijk in één taal uitspraak worden gedaan, omwille van de regel van de eentaligheid van de rechtspleging. De vraag is dan of in het voorliggende geval de voorkeur moet worden gegeven aan het Frans of aan het Nederlands. 7. Om de taal van de aanmelding van concentraties te bepalen geldt de wet op het taalgebruik in bestuurszaken, zoals blijkt uit punt E, eerste lid, van het formulier CONC-C/C, gevoegd bij het KB van 23 maart 1993 betreffende het aanmelden van concentraties van ondernemingen bedoeld in artikel 12 van de wet tot bescherming van de economische mededinging. Artikel 52, § 1 van die taalwet bepaalt dat de ondernemingen de taal van het gebied van hun exploitatiezetel moeten gebruiken voor akten en bescheiden die voorgeschreven zijn bij de wetten en reglementen. Een onderneming met exploitatiezetel in het Nederlands taalgebied moet de aanmelding in het Nederlands verrichten, en een onderneming met exploitatiezetel in het Franse taalgebied, in het Frans. Ondernemingen met exploitatiezetel in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad hebben de keuze tussen het Nederlands en het Frans. De betrokken akte, de aanmelding dus, moet volgens artikel 12, § 2 WBEM uitgaan van de samen handelende betrokkenen. 8. Aldus blijkt dat de aanmelding in de zaak MEDE-C/C-05/0068 noodzakelijk in het Nederlands diende te geschieden. Uitgeversbedrijf Tijd, met exploitatiezetel te Antwerpen, Posthoflei 3, bus 9, en De Persgroep, met exploitatiezetel te Kobbegem, Brusselsesteenweg 347 moesten de aanmelding in het Nederlands verrichten. Voor Rossel, met exploitatiezetel te Brussel, Koningstraat 120, gold geen verplichting om de ene of de andere taal te gebruiken. Bijgevolg was er voor de samen handelende betrokkenen geen andere keuze dan in het Nederlands aan te melden. Vervolgens werd het verslag in het Nederlands opgesteld. De Raad heeft dan ook geen andere keuze dan de concentratie in het Nederlands te behandelen. De voeging van een andere zaak bij de zaak MEDE-C/C-05/0068 kan die verplichting niet wijzigen. 9. De zaak CONC-C/C-03/050 daarentegen, die in het Frans werd aangemeld, had ook in het Nederlands aangemeld kunnen worden. Eén van de kopers, De Persgroep had haar exploitatiezetel in het Nederlands taalgebied, de andere, Rossel, in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Van de verkopers had er één zijn exploitatiezetel te Luik, in het Franse taalgebied (Mosane), terwijl de overige vier (Brussels Securities, Sofidev, Sofina en Tractebel) hun exploitatiezetel in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad hadden.
5 De aanmeldende partijen hadden dus de keuze om aan te melden in het Nederlands (omwille van de exploitatiezetel van De Persgroep) of in het Frans (omwille van de exploitatiezetel van Mosane). De voortzetting van de behandeling van die aanmelding, na voeging, in het Nederlands staat dan ook niet op gespannen voet met de taalwetgeving. Bovendien zijn de gevolgen van de taalwijziging voor die zaak uiterst beperkt. Alleen de vraag of kan worden ingegaan op het verzoek om intrekking van de aanmelding is aan de orde. Daarvoor hoeft geen kennis te worden genomen van een onderzoek en een verslag in een andere taal dan het Nederlands. Dat de brief van de aanmeldende partijen van 19 oktober 2005, en de schriftelijke opmerkingen van de aanmeldende partijen en van IPM voor de Raad, in het Frans gesteld zijn, en ter zitting van 9 december 2005 in het Frans het woord werd gevoerd, brengt de rechtsgeldigheid van de voortzetting in het Nederlands, na voeging, niet in het gedrang. Deze kamer kan die stukken en uiteenzettingen begrijpen. Overigens wordt de intrekking alleen door IPM betwist, en heeft IPM ook in haar schriftelijke opmerkingen en mondelinge uiteenzetting in de zaak MEDE-C/C-05/0068 de gelegenheid gehad, en te baat genomen, om de mogelijkheid tot intrekking van de eerste aanmelding te betwisten. 10. Het besluit is dat de behandeling na voeging in het Nederlands wordt voortgezet.
III. De regelmatigheid van de rechtspleging 11. In haar tweede schriftelijke opmerkingen in de zaak MEDE-C/C-05/0068 doet IPM een voorbehoud gelden betreffende de regelmatigheid van de procedure voor de Raad. IPM heeft ter zitting van 9 december 2005, zowel in de zaak MEDE-C/C-05/0068, die op die zitting chronologisch eerst werd behandeld, als in de navolgend behandelde zaak CONC-C/C03/050 een verzoekschrift tot wraking van de leden van de kamer ingediend. De Raad zou onregelmatig gehandeld hebben door de mondelinge behandeling voort te zetten nadat het verzoekschrift was ingediend. Het voorbehoud wordt dus alleen gemaakt in de zaak MEDE-C/C-05/0068, maar zou ook kunnen gelden in de zaak CONC-C/C-03/050. IPM verwijst naar artikel 837, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt: “Te rekenen van de dag van de mededeling aan de rechter worden alle vonnissen en verrichtingen geschorst, behalve wanneer de vordering niet uitgaat van een partij of van het openbaar ministerie.” 12. In rechtsplegingen voor de Raad voor de Mededinging inzake concentratiecontrole wordt een onderscheid gemaakt tussen de aanmeldende partijen, enerzijds, en de personen die toestemming hebben bekomen om gehoord te worden omdat zij een voldoende belang kunnen verantwoorden, in de zin van artikel 32quater, § 2, eerste lid WBEM, anderzijds. IPM is in het laatstvermelde geval.
6 Wanneer een derde die toelating heeft bekomen om gehoord te worden een vordering tot wraking instelt, trekt hij alleen de geschiktheid van de kamer om hem te horen in twijfel. IPM had dus kunnen weigeren om ter zitting van 9 december 2005 gehoord te worden door de kamer, bestaande uit de leden die zij wenste te wraken. IPM kon met het verzoek tot wraking de behandeling ter zitting van de concentratie zelf, en mondelinge behandeling ten aanzien van de aanmeldende partijen, niet doen opschorten. Een verplichting tot opschorting van de behandeling ter zitting van 9 december 2005 bestond dus niet. Voorts moet evenwel worden vastgesteld dat IPM zonder voorbehoud gebruik heeft gemaakt van haar recht om gehoord te worden, en wel ter zitting door de kamer zoals zij was samengesteld op de zitting van 9 december 2005. Dit is geheel op eigen initiatief en uit eigen vrije wil van IPM gebeurd. De kamer zelf heeft IPM niet gedwongen van haar hoorrecht gebruik te maken, en zou dat overigens tegen de wil van IPM niet gekund hebben. De rechtspleging is dan ook regelmatig verlopen. 13. Ten slotte moet worden opgemerkt dat de verzoekschriften tot wraking volgens de geldende regels behandeld werden, en geleid hebben tot de beslissing nr. 2005-D/V-53 van een anders samengestelde kamer van de Raad van 13 december 2005, en de beslissing nr. 2005-D/V-54 van een anders samengestelde van de Raad van 16 december 2005. In beide gevallen werd het verzoek tot wraking verworpen.
IV. De aangemelde concentratie (MEDE-C/C-05/0068) 14. De koper is NV Uitgeversbedrijf Tijd, met maatschappelijke zetel te 2600 Antwerpen, Posthoflei 3, bus 9. Uitgeversbedrijf Tijd staat onder de gezamenlijke zeggenschap van NV Rossel & Cie en NV De Persgroep. Uitgeversbedrijf Tijd is een mediaonderneming, die hoofdzakelijk actief is op het vlak van Nederlandstalige financieel-economische informatie, die verspreid wordt via de geschreven pers en via elektronische media. Zij geeft de krant De Tijd uit. Haar dochteronderneming NV De Belegger publiceert nieuwsbrieven over beleggingen, zoals De Belegger, L’Investisseur, Wall Street Invest, Beurssignaal, Signaux Boursiers. Zij heeft een aandeel van 33% in CVBA Vacature, die het gratis rekruteringsblad Vacature uitgeeft. De andere aandeelhouders zijn Concentra en De Persgroep, ook elk voor 33%. Zij verzorgt Nederlandstalige websites met financieel-economische informatie, zoals TijdNet in België en Eurobench in Nederland. Haar dochteronderneming Tijd Beursmedia verspreidt financiële informatie in elektronische vorm.
7
Zij biedt ook on-line nieuwsdiensten aan voor professionele gebruikers, zoals Tijd Nieuwslijn in België en Betten Beursmedia in Nederland. Samen met NV Editeco baat zij de reclameregie Trustmedia uit, die voornamelijk advertentieruimte in de eigen media verkoopt. 15. De verkopers zijn NV Rossel & Cie, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Koningstraat 120, en NV De Persgroep, met maatschappelijke zetel te 1730 Kobbegem, Brusselsesteenweg 347. 16. Rossel is een mediaonderneming, die voornamelijk actief is in de geschreven pers en in de audiovisuele media, in België, in Noord-Frankrijk en in het Groothertogdom Luxemburg. Enkele van deze activiteiten worden hierna vermeld. Via uitgeversgroepen die zij volledig controleert, geeft zij Franstalige kranten uit, waaronder Le Soir en de regionale uitgaven van Sud Presse, en week- en maandbladen. Haar dochteronderneming NV Références geeft het gratis rekruteringsblad Références uit. Zij heeft een aandeel van 49% in NV Mass Transit Media die de gratis krant Metro uitgeeft. De andere aandeelhouder is Concentra. Zij heeft een aandeel van 49,58% in NV Uitgeversbedrijf Tijd, die voornamelijk de zakenkrant De Tijd uitgeeft, en De Persgroep heeft eenzelfde aandeel in die NV. Zij heeft een aandeel van 82,6% in de uitgever van de regionale Noord-Franse krant La Voix du Nord. Zij heeft een aandeel van 31% in de reclameregie Full Page, waarin De Persgroep een aandeel van 33% heeft, en waarin ook Concentra participeert. Zij is aanwezig in de Franstalige televisie - en radiosector, met een aandeel van 19,02% in RTL-TVi en een aandeel van 46% in Bel-RTL. 17. De Persgroep is een mediaonderneming, die voornamelijk actief is in de geschreven pers en in de audiovisuele media, in België en in Nederland. Enkele van deze activiteiten worden hierna vermeld. Haar dochteronderneming NV Aurex is uitgever van de kranten Het Laatste Nieuws en De Nieuwe Gazet. Haar dochteronderneming NV Uitgeverij De Morgen is uitgever van de krant De Morgen. Zoals vermeld heeft zij een aandeel van 49,58% in NV Uitgeversbedrijf Tijd, die voornamelijk de zakenkrant De Tijd uitgeeft, en waarin Rossel eenzelfde aandeel heeft. Zij heeft een aandeel van 33% in CVBA Vacature, die het gratis rekruteringsblad Vacature uitgeeft. De andere aandeelhouders zijn Concentra en Uitgeversbedrijf Tijd, ook elk voor 33%.
8 Zij heeft een aandeel van 33% in de reclameregie Full Page, die in hoofdzaak advertentieruimte in de kranten van de aangesloten ondernemingen verkoopt. Ook Rossel en Concentra zijn aandeelhouders in Full Page. Zij heeft een aandeel van 50% in de NV Vlaamse Mediamaatschappij, die de commerciële televisiezenders VTM, Kanaal 2 en Jim tv, en de commerciële radiozender Q-Music uitbaat. 18. De doelonderneming is NV Editeco, met maatschappelijke zetel te 1070 Brussel, Birminghamstraat 131. Haar hoofdactiviteit is het uitgeven van de zakenkrant L’Echo, en de bijhorende berichtgeving op de website www.lecho.be. Nevenactiviteit is het uitgeven van het tijdschrift Uw Vermogen. Zij verwerft advertenties via de reclameregie Trustmedia, een reeds bestaande gemeenschappelijke onderneming met Uitgeversbedrijf Tijd. Zij levert kant-en-klare informatie aan de geschreven pers (zogenaamde “Publishing on demand” of “POD”), zij het op beperkte wijze. Voorts verkoopt zij als nevenactiviteiten softwaretoepassingen voor de particuliere belegger (Stock Vista) en boeken en Cd-roms (via L’Echoshop) Ten slotte organiseert zij seminaries en ople idingen. 19. De aangemelde verrichting bestaat in de overdracht door Rossel en door De Persgroep van hun aandelen in Editeco aan Uitgeversbedrijf Tijd, bij overeenkomst van 28 oktober 2005. Geïsoleerd bekeken betekent deze verrichting dat de exclusieve controle van Rossel over Editeco, die het gevolg was van de overeenkomst van 13 oktober 2005, vervangen wordt door de controle van Uitgeversbedrijf Tijd over Editeco of de gezamenlijke controle over Editeco, uitgeoefend door De Persgroep en Rossel, door middel van Uitgeversbedrijf Tijd. Zoals de verslaggever terecht doet opmerken mag de verrichting van 28 oktober 2005 vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt echter niet geïsoleerd bekeken worden. In de economische realiteit gaat het om een stap in een reeks verrichtingen, die met een welbepaald doel en eindresultaat tot stand worden gebracht. 20. Doel en resultaat zijn dat De Persgroep en Rossel gezamenlijke controle over Editeco verwerven en behouden. Aanvankelijk hadden De Persgroep en Rossel gezamenlijke zeggenschap over Editeco verworven (27 augustus 2003). Toen die concentratie toelaatbaar werd verklaard bij beslissing van de Raad van 26 januari 2004, was dat project uitgevoerd. Na het arrest van het Hof van beroep te Brussel van 15 september 2005 bestond er voor die concentratie echter geen mededingingsrechtelijke toelating meer.
9 De Persgroep en Rossel hebben dan volgende stappen aangekondigd, en – tot heden – reeds gedeeltelijk uitgevoerd: -ten eerste: overdracht van 10% van de aandelen in Editeco door de Persgroep aan Rossel, zodat Rossel de uitsluitende zeggenschap over Editeco verwerft (13 oktober 2005); -ten tweede: overdracht van de aandelen in Editeco, door De Persgroep en Rossel, aan Uitgeversbedrijf Tijd (28 oktober 2005); en -ten derde, zoals uiteengezet in de (niet-vertrouwelijke versie van de) aanmelding (op blz. 10, onder g): “Hoe ziet de beoogde structuur van eigendom en zeggenschap na de totstandbrenging van de concentratie eruit? Na goedkeuring van de transactie door de Raad voor de Mededinging zal Uitgeversbedrijf Tijd de bedrijfstak van de zakenkrant De Tijd inbrengen in een slapende dochtervennootschap (nl. Tijd Academie of Trustmedia). Deze vennootschap zal haar maatschappelijke naam wijzigen in Uitgeverij De Tijd N.V., net zoals de maatschappelijke naam van Uitgeversbedrijf Tijd veranderd zal worden in Mediafin N.V. In de schoot van Mediafin N.V. zullen de gemeenschappelijke diensten weerhouden worden, zoals ICT, financiën, administratie, marketing edm. Zodoende zal Mediafin na deze herschikking volgende dochterondernemingen overkoepelen: Editeco, Uitgeverij De Tijd, Tijd Beursmedia en Tijd Nederland.” Zowel naar doel als naar resultaat oefenen dus De Persgroep en Rossel gezamenlijke zeggenschap uit over Editeco. Waar het in de verrichting van 27 augustus 2003 onmiddellijke zeggenschap was, is het in de verrichtingen na 15 september 2005 zeggenschap door middel van Uitgeversbedrijf Tijd dat Mediafin genoemd zal zijn. Kentekenend voor de gezamenlijke controle is dat het kapitaal van Uitgeversbedrijf Tijd door De Persgroep en Rossel verhoogd werd om de betaling van de koopprijs mogelijk te maken. 21. Hoewel de aanmelding formeel gezien beperkt is tot de verrichting van 28 oktober 2005 (zie randnummer 19), dient de vraag of het om een aanmeldingsplichtige concentratie gaat, in de zin van de wet tot bescherming van de economische mededinging, beantwoord te worden in het licht van het ruimere kader dat de economische realiteit weergeeft. 22. Artikel 9, §1, b) WBEM bepaalt dat een concentratie in de zin van de wet tot stand komt doordat één of meer ondernemingen, onder meer door de verwerving van deelnemingen, bij overeenkomst of op een andere wijze, rechtstreekse of onrechtstreekse zeggenschap over een andere onderneming verkrijgen. Krachtens artikel 11, §1 WBEM, zoals gewijzigd bij K.B. van 3 juli 2005 (B.S. 19 juli 2005), is de concentratiecontrole slechts van toepassing wanneer de betrokken ondernemingen samen in België, tijdens het vorige boekjaar, een omzet totaliseren van meer dan 100 miljoen EUR, en ten minste twee van de betrokken ondernemingen elk in België een omzet realiseren van minstens 40 miljoen EUR.
10 23. Terecht zoekt de verslaggever verduidelijking van het begrip betrokken onderneming, in de zin van de Belgische wet tot bescherming van de economische mededinging, in de wijze waarop de Europese Commissie dit begrip uitlegt in de Europese concentratiecontrole (zie Mededeling van de Commissie betreffende het begrip “betrokken onderneming” in Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, Pb. 2 maart 1998, C 66/14). Punt 27 van de mededeling betreffende het begrip betrokken onderneming bepaalt dat, wanneer de overneming wordt verricht door een volwaardige GO (gemeenschappelijke onderneming) die over voldoende financiële en andere middelen beschikt om op duurzame wijze een bedrijfswerkzaamheid uit te oefenen, en die reeds op de markt bedrijvig is, de Commissie normaal de GO zelf en de doelonderneming (en niet de moederondernemingen van de GO) als de betrokken ondernemingen beschouwen. In voetnoot (11) wordt verwezen naar de Mededeling van de Commissie inzake het begrip volwaardige gemeenschappelijke onderneming in de zin van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (Pb. 2 maart 1998, C 66/1), die op haar beurt verwijst naar de definitie in de concentratieverordening: een volwaardige gemeenschappelijke onderneming is een gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid vervult. Met de verslaggever mag aangenomen worden dat Uitgeversbedrijf Tijd in dat geval verkeert. Punt 28 van de mededeling betreffende het begrip betrokken onderneming voegt er echter aan toe dat zij elke moederonderneming zelf (en niet de GO) tot de betrokken ondernemingen zal rekenen, naast de doelonderneming, als de GO als een medium voor een overneming door de moederonderneming kan worden beschouwd. Punt 28 vervolgt: “Dit is met name het geval (…) wanneer er aanwijzingen zijn dat de moederondernemingen in feite de werkelijke gang van zaken bij de operatie bepalen. Het feit dat de moederondernemingen zelf een belangrijke rol in dit initiatief tot of de organisatie en financiering van de operatie spelen, kan een factor zijn welke in die richting wijst.” Bij toepassing van deze richtlijnen zijn het De Persgroep en Rossel die (gezamenlijke) zeggenschap verwerven over Editeco (zie ook reeds in randnummer 20). Dit is reeds zo in de overeenkomst van 28 oktober 2005, waarin Uitgeversbedrijf Tijd niet meer is dan het instrument van De Persgroep en Rossel om Editeco te verwerven. En dit zal zo blijven wanneer Uitgeverij De Tijd en Editeco zusterondernemingen, en dochterondernemingen van Mediafin (de nieuwe benaming van Uitgeversbedrijf Tijd) geworden zullen zijn. 24. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat hoe dan ook een concentratie plaats vindt, in de zin van voormeld artikel 9, § 1, b) WBEM. Uitgeversbedrijf Tijd neemt Editeco over, maar het zijn De Persgroep en Rossel die zeggenschap verwerven over Editeco. Zelfs indien er vanuit gegaan wordt dat Rossel na de overeenkomst van 13 oktober reeds zeggenschap over Editeco bezat, is de overeenkomst van 28 oktober 2005 op zichzelf een concentratie in de zin van de wet, aangezien De Persgroep door die overeenkomst, als medemoederonderneming van Uitgeversbedrijf Tijd, gezamenlijke controle over Editeco verwerft. Maar die geïsoleerde benadering beantwoordt dus niet aan de bedoeling van de aanmeldende
11 partijen en aan het resultaat dat zij teweegbrengen (gezamenlijke controle door De Persgroep en Rossel), en wordt in deze beslissing niet toegepast. 25. Ook de omzetdrempels voorgeschreven door artikel 11, § 1 WBEM zijn bereikt. Zijn Uitgeversbedrijf Tijd en Editeco de betrokken ondernemingen, dan is er geen aanmeldingsplicht. Het omzetcijfer van Editeco is immers kleiner dan 40 miljoen EUR. In werkelijkheid zijn De Persgroep, Rossel en Editeco de betrokken ondernemingen. zodat ten minste twee betrokken ondernemingen elk een omzetcijfer in België tijdens het vorige boekjaar van ten minste 40 miljoen EUR bereikt hebben. Aangezien ook het gezamenlijk omzetcijfer van alle betrokken ondernemingen in België in het vorige boekjaar 100 miljoen EUR overtreft, is de concentratie aanmeldingsplichtig. 26. Geheel in overeenstemming met de overwegingen van het verslag en met de bovenstaande overwegingen van deze beslissing betreffende de aanmeldingsplicht, werden bij het onderzoek door de Dienst voor de Mededinging en door de verslaggever de mededingingsrechtelijke gevolgen onderzocht van de overname van Editeco, niet door Uitgeversbedrijf Tijd, maar door De Persgroep en Rossel. De aanmeldende partijen hebben in de aanmelding de nodige gegevens verstrekt om die ruime beoordeling mogelijk te maken. Ook het mededingingsrechtelijk onderzoek in deze beslissing zal rekening houden met dat globale beeld, dat het enige is dat aan de economische werkelijkheid beantwoordt. De aanmeldende partijen hebben zich overigens in hun schriftelijke opmerkingen akkoord verklaard met deze gang van zaken.
V. De aanmelding in de zaak MEDE-C/C-05/0068 en het lot van deze in de zaak CONC-C/C-03/050 27. Bij arrest van 15 september 2005 heeft het Hof van beroep te Brussel de beslissing van de Raad, waarbij het verwerven van gezamenlijke controle over Editeco door De Persgroep en door Rossel toelaatbaar wordt verklaard, tenietgedaan, zonder zelf een beslissing te nemen over de toelaatbaarheid. Ingevolge dat arrest dient de mededingingsautoriteit de concentratie opnieuw te beoordelen. De aanmelding van 26 september 2003 (CONC-C/C-03/050), het onderzoek van de Dienst voor de Mededinging, en de verslagen van de verslaggever, die alle dateren van voor 26 januari 2004, en zelfs gebaseerd zijn op marktgegevens tot 2002, voldoen niet meer om de Raad de mogelijkheid te geven de toelaatbaarheid van de concentratie te beoordelen. Niet alleen kunnen de marktomstandigheden op twee jaar tijd gewijzigd zijn. Bovendien hebben dezelfde ondernemingen die gezamenlijke controle over Editeco verwerven – De Persgroep en Rossel – intussen gezamenlijke zeggenschap verworven over Uitgeversbedrijf Tijd, dat onder meer de krant De Tijd uitgeeft. Bij beslissing van de Raad van 26 september 2005 (nr. 2005-C/C-47) werd die concentratie toelaatbaar verklaard, voorwaardelijk.
12
Actualisering was dus noodzakelijk. 28. De aanmelding van 3 november 2005 (MEDE-C/C-05/0068) biedt de mededingingsautoriteit de gelegenheid de gezamenlijke zeggenschap over Editeco door De Persgroep en door Rossel te onderzoeken en te beoordelen, zoals hierboven is uiteengezet. Er is dus geen reden om deze aanmelding terzijde te schuiven, zoals door IPM wordt gevraagd. Integendeel, het is aan deze nieuwe aanmelding te danken dat onderzoek en beoordeling van de gezamenlijke zeggenschap over Editeco door De Persgroep en door Rossel thans, na het tijdsverloop en de gebeurtenissen sinds 26 januari 2004, verricht kunnen worden.
29. Er kan geen bezwaar gevonden worden in de omstandigheid dat na het arrest van 15 september 2005 niet de aanvankelijke overeenkomst van 27 augustus 2003 heraangemeld werd, maar de overeenkomst van 28 oktober 2005 (en, zoals hierboven is beschreven, ook de voorafgaande overeenkomst van 13 oktober 2005, en het vervolg). Het zogenaamde driestappenplan is eigen aan De Persgroep en Rossel, en hoeft overigens ten aanzien van de mededingingsautoriteit die belast is met de beoordeling van de concentratie, niet verantwoord te worden. Het volstaat vast te stellen dat de aanmelding van 3 november 2005 een volledig mededingingsrechtelijk toezicht van de concentratie mogelijk maakt. De enkele omstandigheid dat de verrichting van 27 augustus 2003 een onmiddellijke zeggenschap van De Persgroep en Rossel voorstelt, terwijl de drie stappen van na 15 september 2005 een middellijke zeggenschap in het leven roept, door middel van Mediafin, is mededingingsrechtelijk niet ter zake dienend. Overigens is het tussenschuiven van Mediafin naar rede verklaarbaar door het intussentijd verwerven door De Persgroep en door Rossel van Uitgeversbedrijf Tijd, en door de wens om de kranten De Tijd en L’Echo beide onder te brengen in Mediafin als overkoepelend orgaan. 30. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat er geen reden is om de aanmelding van 26 september 2003 te handhaven. De beoordeling ervan zou thans niet tot een ander resultaat leiden dan de beoordeling van de verrichtingen die met de aanmelding van 3 november 2005 aan de Raad voorgelegd worden.
VI. De aangemelde voorwaarden van de concentratie 31. In de beslissing van de Raad van 26 september 2005 (nr. 2005-C/C-47) betreffende de overname van Uitgeversbedrijf Tijd door De Persgroep en Rossel werden volgende voorwaarden voorgesteld door de aanmeldende partijen, die als verbintenissen opge legd werden, voor een periode van vijf jaar: -op de Belgische markt voor Nederlandstalige (Belgische) zakenkranten: De aanmeldende partijen (waaronder De Persgroep en Rossel en hun mogelijke rechtsopvolgers te verstaan zijn) zullen op de lezersmarkt geen gezamenlijk aanbod doen van De Tijd, enerzijds, en van een andere krant uitgegeven door De Persgroep en Rossel, anderzijds.
13
-op de Belgische markt voor financiële en wettelijk verplichte advertenties in Nederlandstalige Belgische kranten: De aanmeldende partijen zullen geen verplichte of exclusieve combinaties opleggen van financiële en wettelijk verplichte advertentieruimte in De Tijd, enerzijds, en in één of meerdere van de door De Persgroep en/of Rossel uitgegeven kranten (met inbegrip van L’Echo), anderzijds (waarbij onder een exclusieve combinatie deze verstaan wordt waarbij het de adverteerder wordt verboden om in een concurrerende titel te adverteren). De aanmeldende partijen zullen de andere krantenuitgevers gelijke toegang verlenen tot optionele combinatiekortingen die zij zouden toestaan voor financiële en wettelijk verplichte advertenties tussen De Tijd, enerzijds, en één of meerdere kranten uitgegeven door De Persgroep en Rossel, anderzijds. -op de Belgische markt voor financiële informatie die kant-en-klaar geleverd wordt aan de geschreven pers (“Publishing on demand diensten” voor de geschreven pers): Uitgeversbedrijf Tijd of één van haar dochterbedrijven zullen geen discriminerende voorwaarden toepassen ten aanzien van handelspartners bij het verstrekken van kant-en-klare koerslijsten aan de geschreven pers in België. Uitgeversbedrijf Tijd of één van haar dochterbedrijven zullen het aanbod van kant-en-klare koerslijsten niet zonder objectieve rechtvaardiging verminderen ten aanzien van de situatie op de dag van de beslissing van de Raad. 32. In de aanmelding van 3 november 2005 (MEDE-C/C-05/0068) gaan de aanmeldende partijen vrijwillig de verbintenissen aan die door de Raad werden opgelegd in de beslissing van 26 januari 2004 (CONC-C/C-03/050), en de verbintenissen die overeenstemmen met deze die in de beslissing inzake de overname van Uitgeversbedrijf Tijd werden opgelegd (aangehaald in vorig randnummer). Aldus verbinden zij zich tot het volgende, voor een periode van vijf jaar vanaf de kennisgeving van de beslissing van de Raad: -op de Belgische lezersmarkt voor Franstalige Belgische zakenkranten: De aanmeldende partijen zullen op de lezersmarkten geen gezamenlijk aanbod doen van L’Echo, enerzijds, en van een andere krant uitgegeven door Uitgeversbedrijf Tijd, De Persgroep of Rossel, anderzijds. -op de Belgische markt voor themareclame in Franstalige Belgische kranten: De aanmeldende partijen zullen de reclameregie van de zakenkranten De Tijd en L’Echo – thans Trustmedia ESV – niet integreren met de reclameregie(ën) van de algemene kranten van De Persgroep of Rossel – thans Full Page CVBA. Meer in het bijzonder zal de themareclame in L’Echo niet gecommercialiseerd worden in het kader van Full Page of de NP3 akkoorden (en de eventuele opvolgers van dergelijke mechanismen). De aanmeldende partijen zullen geen verplichte of exclusieve combinaties opleggen van themareclame in L’Echo, enerzijds, en één of meerdere van de door Rossel en/of De Persgroep gecontroleerde kranten (met inbegrip van De Tijd) anderzijds. Onder een exclusieve combinatie wordt deze verstaan die de adverteerder verbiedt om in een concurrerende titel te adverteren.
14
-op de Belgische markt voor financiële en wettelijk verplichte advertenties in Franstalige Belgische kranten: De aanmeldende partijen zullen geen verplichte of exclusieve combinaties opleggen van financiële en wettelijk verplichte advertentieruimte in L’Echo, enerzijds, en één of meerdere van de door De Persgroep en/of Rossel uitgegeven kranten (met inbegr ip van De Tijd), anderzijds. Onder een exclusieve combinatie wordt deze verstaan die de adverteerder verbiedt om in een concurrerende titel te adverteren. De aanmeldende partijen zullen de andere krantenuitgevers gelijke toegang verlenen tot optionele combinatiekortingen die zij zouden toestaan voor financiële en wettelijk verplichte advertenties tussen L’Echo, enerzijds, en één of meerdere kranten uitgegeven door De Persgroep of Rossel, anderzijds. -op de Belgische markt voor financiële informatie die kant-en-klaar geleverd wordt aan de geschreven pers: De aanmeldende partijen of één van hun dochterbedrijven zullen geen discriminerende voorwaarden toepassen ten aanzien van handelspartners bij het verstrekken van kant-en-klare koerslijsten aan de geschreven pers in België. De aanmeldende partijen of één van de dochterbedrijven zullen het aanbod van kant-en-klare koerslijsten niet zonder enige objectieve rechtvaardiging verminderen ten aanzien van de situatie op de dag van de beslissing van de Raad.
VII. De lezersmarkt A. Marktafbakening 33. Met de aanmeldende partijen, met VUMmedia, VUM en Jobat (hierna kortheidshalve VUM genoemd) en met de verslaggever, in overeenstemming met beschikkingen van de Europese Commissie (van 1 februari 1999, zaak IV-M.1041, Recoletos/Unidesa, Pb. 17 maart 1999, C 73/06; en van 20 april 1999, zaak IV-M.1455, Gruner + Jahr/Financial Times/JV, Pb. 31 augustus 1999, C 247/05), en in lijn met de eigen beslissing nr. 2005-C/C-47 van 26 september 2005, is de Raad van oordeel dat er een aparte productmarkt bestaat voor zakenkranten of financieel-economische dagbladen (de termen krant en dagblad worden in deze beslissing als synoniemen gebruikt). Deze beslissing wordt in de eerste plaats verantwoord door het prijsverschil tussen L’Echo en de andere kranten. In de losse verkoop is L’Echo ongeveer een derde duurder dan Le Soir, La Libre Belgique, La Dernière Heure en Vers L’Avenir (1,30 EUR ten aanzien van 1,00 EUR of 0,90 EUR). De omstandigheid dat deze hogere prijs voor een langere periode gehandhaafd kan worden, zonder lezers te verliezen aan andere kranten, toont aan dat deze krant zich in een markt apart bevindt. Volgens de zogenaamde SSNIP (“Small but Significant Non-transitory Increase in Price” – vrij vertaald: kleine doch significante duurzame prijsverhoging) die door de Europese Commissie wordt aanbevolen in haar Mededeling inzake de bepaling van de relevante markt
15 (Pb. 9 december 1997, C 372/5) volstaat een duurzame prijsverhoging met 5 à 10% reeds om van een afzonderlijke relevante markt te kunnen gewagen. 34. Ook andere kenmerken onderscheiden L’Echo als zakenkrant van andere kranten en andere producten uit de geschreven pers. Hierna volgen de gemiddelde verkoopcijfers per dag, respectievelijk in 2004 en in 2005 (op basis van het eerste semester): -L’Echo: 17.955 en 18.051 -Le Soir: 99.468 en 100.996 -Sud Presse : 130.497 en 130.839 -La Libre Belgique : 48.219 en 46.877 -La Dernière Heure :86.167 en 86.004 -Vers L’Avenir : 99.843 en 99.725. Aan Nederlandstalige zijde bedroegen deze in 2004: Het Laatste Nieuws: 290.628; Het Nieuwsblad: 212.803; De Standaard: 79.838; De Morgen: 51.495; De Tijd 38.954. De oplage van zakenkranten is dus beduidend lager dan deze van andere kranten, en voor L’Echo is dat wel zeer opvallend. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat het merendeel van de abonnementen van L’Echo, net trouwens als van deze van De Tijd, door ondernemingen wordt aangegaan en dat zakenkranten relatief meer lezers hebben die nog een andere krant lezen (de zogenaamde dubbellezers). Het inhoudelijk aanbod van zakenkranten verschilt aanzienlijk van dit van andere kranten. Volgens een raming door de Dienst voor de Mededinging bedraagt het aandeel van financieeleconomische informatie in L’Echo meer dan 80%, in La Libre Belgique ongeveer 20%, en in Le Soir tussen 10 en 15%. L’Echo heeft geen sportverslaggeving, geen regionaal nieuws, geen faits divers en geen volledig overzicht van televisie - en radioprogramma’s. 35. De niet-substitueerbaarheid van L’Echo met andere Franstalige kranten berust ook op ervaringsgegevens. Op 3 maart 2000 zijn geen kranten van Rossel verschenen, en op 14 en 15 juni 2001 is Le Soir niet verschenen, zonder, zo blijkt uit het onderzoek, dat de losse verkoop van L’Echo op die dagen merkbaar afweek van de gemiddelde verkoop van dezelfde dag in de weken voor en na de stakingsdag. 36. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat vrijwel alle ondervraagden het er over eens zijn dat Franstalige en Nederlandstalige kranten niet onderling substitueerbaar zijn, en dat dit ook geldt voor zakenkranten. Er worden weinig exemplaren van L’Echo verkocht in het Nederlandstalig landsgedeelte, zoals er weinig exemplaren van De Tijd verkocht worden in het Franstalig landsgedeelte. 37. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de relevante productmarkt alleen deze van de Franstalige (Belgische) zakenkranten kan zijn.
16 38. De relevante geografische markt wordt klassiek omschreven als het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn, en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat er duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen. Er blijkt overeenstemming over te bestaan dat de relevante geografische markt België is, in zoverre het voor de beoordeling van de voorliggende concentratie noodzakelijk is die afbakening te verrichten. B. Beoordeling 39. L’Echo neemt een monopoliepositie in op de Belgische markt voor Franstalige Belgische zakenkranten. Bijgevolg roept de concentratie geen machtspositie in het leven, of versterkt zij geen machtspositie (artikel 10, § 3 WBEM). Overigens zou het monopolie van L’Echo onverminderd zijn blijven bestaan indien anderen dan De Persgroep en Rossel gezamenlijke controle over L’Echo zouden hebben verworven. 40. In zijn beslissing nr. 2005-C/C-47 van 26 september 2005 inzake de overname van NV Uitgeversbedrijf Tijd, en dus van de Nederlandstalige zakenkrant De Tijd, door De Persgroep en Rossel, heeft de Raad de bijzondere toestand geanalyseerd die het gevolg was van de gezamenlijke controle door De Persgroep en Rossel van zowel Uitgeversbedrijf Tijd als van Editeco, beide monopolisten op hun respectievelijke markten (zie randnummer 3.2.2. e.v.). Het besluit van die analyse was dat er geen reden was om de concentratie niet toelaatbaar te verklaren op de enkele grond van de synergie die het samengaan van de twee kranten met een monopoliepositie op hun respectievelijke markten, De Tijd en L’Echo, teweegbrengt (zie randnummer 3.2.3.8.). Die beslissing sluit noodzakelijk in dat er evenmin reden is om de voorliggende concentratie niet toelaatbaar te verklaren. 41. Aansluitend rijst de vraag of de gezamenlijke controle over genoemde monopolies, of reeds het samengaan van het monopolie op de markt voor Franstalige zakenkranten met een aanzienlijk aandeel op de markt of markten voor andere dan zakenkranten, niet kan leiden tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie op andere lezersmarkten dan deze voor Franstalige zakenkranten. Nagegaan moet dus worden of het monopolie van L’Echo geen negatieve hefboomeffecten teweeg kan brengen. 42. Een denkbare potentiële mededingingsbeperkende strategie zou erin kunnen bestaan dat de aanmeldende partijen het monopolieproduct L’Echo bundelen met een andere door hen uitgegeven krant, teneinde via een gezamenlijk aanbod lezers van niet door hen uitgegeven kranten te overtuigen om over te schakelen.
17 Indien een gezamenlijk aanbod van L’Echo met een andere krant van Rossel (bijvoorbeeld Le Soir) succes zou kennen, zouden andere krantentitels onder druk kunnen komen of op termijn zelfs kunnen verdwijnen. 43. Er is geen aanwijzing dat Rossel en De Persgroep inderdaad zo’n gezamenlijk aanbod overwegen. Zij hadden reeds de kans na de goedkeuring van de concentratie bij beslissing van de Raad van 26 januari 2004, doch hebben haar niet te baat genomen. Bovendien bestaat er geen traditie van gezamenlijk aanbod van krantentitels in België, en, voor zover kan worden gezien, evenmin in het buitenland. Uit één en ander kan afgeleid worden dat zo’n praktijk economisch weinig zinvol is. De bepalingen inzake gezamenlijk aanbod van de Wet Handelspraktijken beperken ten andere het voordeel dat consumenten geboden kan worden, en dus het welslagen van zo’n commerciële strategie. Artikel 54 verbiedt het gezamenlijk aanbod, terwijl artikel 55 bepaalt dat toch geoorloofd is tegen een totale prijs aan te bieden, gelijke producten (of diensten), op voorwaarde dat elk product (of elke dienst) afzonderlijk tegen de gewone prijs in dezelfde inrichting verkregen kan worden, en dat de prijsvermindering die eventueel aan de koper verleend wordt voor het geheel van de producten (of diensten) niet meer bedraagt dan één derde van de samengetelde prijzen. 44. Niettemin schept de unieke marktsituatie het risico van het in het leven roepen of versterken van een machtspositie op aangrenzende lezersmarkten. Elke ernstige twijfel betreffende de aanwending van dat hefboomeffect wordt uitgesloten door de verbintenis van de aanmeldende partijen om geen gezamenlijk aanbod te doen van L’Echo, enerzijds, en van een andere krant uitgegeven door Uitgeversbedrijf Tijd, De Persgroep en Rossel, anderzijds. Een duur voor deze verbintenis van vijf jaar is redelijk en voldoende. 45. Volgens VUM zou een andere hefboomconstructie tot versterking van een machtspositie op aangrenzende lezersmarkten kunnen bestaan in gerichte acties waarbij historische of actuele abonneebestanden en andere data met betrekking tot lezers en kopers op een gerichte manier worden aangewend. Volgens VUM moet de aangeboden verbintenis worden uitgebreid tot een verbod van uitwisseling van abonnee- en soortgelijke data. Het mogelijke gevolg van het gebruik van het abonneebestand van L’Echo is echter uiterst gering, zoals blijkt uit de analyse van volgende gegevens, die op het onderzoek gebaseerd zijn en in het verslag vermeld zijn. Het aantal abonnementen op L’Echo bedraagt 12.192. Het aantal dubbellezers, dus lezers die twee kranten lezen, bedraagt in het geval van L’Echo 60%. Als dat percentage zowel geldt voor de losse verkoop als voor de abonnees, dan bedraagt het aantal op L’Echo geabonneerde dubbellezers 7.315. Aangezien ongeveer de helft van de lezers van Franstalige kranten een krant van Rossel leest, mag aangenomen worden dat ongeveer de helft van de dubbellezers, dus 3.658 abonnees, reeds een krant van Rossel als tweede krant leest. Bijgevolg bedraagt het potentieel verlies
18 van concurrenten de andere helft van de dubbellezers, 3.658 abonnees. Het gaat om niet meer dan 1,78% van alle abonnees en 0,78% van alle kopers van algemene Franstalige kranten, of een onaanzienlijk aantal. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat trouwe krantenlezers zich gemakkelijk tot het overstappen naar een andere krant zullen laten verleiden. Het hier besproken potentiële hefboommechanisme kan dan ook geen uitsluiting teweegbrengen. 46. Het besluit betreffende de lezersmarkten is dat geen ernstige twijfels rijzen betreffende de toelaatbaarheid van de concentratie, indien de verbintenis wordt opgenomen die door de aanmeldende partijen wordt aangegaan.
VIII. Advertentiemarkten 47. Dagbladuitgevers zijn niet alleen actief op de markt waar hun dagbladen gekocht worden door lezers (lezers zijn dus de afnemers op deze lezersmarkt), maar ook op markten waar ruimte in hun dagbladen wordt gekocht door adverteerders (adverteerders zijn dus de afnemers op deze advertentiemarkten). Adverteerders hebben verschillende behoeften naar gelang het voorwerp van de advertentie en het doel dat zij ermee beogen. Om de juiste doelgroep te bereiken doen adverteerders meestal een beroep op een mediacentrale. De Persgroep, Rossel en Editeco bieden advertentieruimte aan voor: -advertenties die een reclameboodschap voor een bepaald product of dienst bevatten, en die de lezer willen aanzetten tot kopen (“themareclame”); -advertenties waarin verstrekkers van financiële producten boodschappen richten aan de inschrijvers op die producten (aandeelhouders en dergelijke), welke mededelingen al dan niet bij wet verplicht zijn (“financiële en wettelijk verplichte advertenties”); in tegenstelling tot de themareclame hebben deze advertenties een informatief oogmerk; -advertenties die werkaanbie dingen bevatten (“jobadvertenties”). Vanuit het oogpunt van de adverteerder (vraagzijde) zijn deze advertenties uiteraard niet onderling verwisselbaar. Onder voorbehoud van een meer doorgedreven verfijning moeten dan ook volgende productmarkten onderscheiden worden: -de markt voor themareclame, -de markt voor financiële en wettelijk verplichte advertenties, en -de markt voor jobadvertenties.
19 IX. Themareclame A. Marktafbakening 48. Dagbladen zijn ééntalig. Belgische dagbladen worden in het Frans of in het Nederlands uitgegeven. Een advertentie in een andere taal dan deze van het dagblad is hoogst uitzonderlijk. Voor de adverteerder is de advertentie in het Frans niet substitueerbaar met deze in het Nederlands, en omgekeerd. Naar gelang de taal richt de advertentie zich tot een ander doelpubliek. De adverteerder kan er niet van uitgaan dat een advertentie in het Nederlands, die in een Nederlandstalige krant is opgenomen, het Nederlandstalige lezerspubliek bereikt. Advertenties in buitenlandse Franstalige (of anderstalige) dagbladen, al kennen zij enige verspreiding in België of ten minste in de Franse Gemeenschap, zijn voor de adverteerders zeker geen substituut. Zo’n advertenties zijn in de regel immers in de allereerste plaats bestemd voor de lezers van het land waar het dagblad wordt uitgegeven, en maken doorgaans publiciteit voor producten of diensten die in dat land beschikbaar zijn. 49. Tot heden hebben verslaggever en Raad de advertentiemarkten steeds geanalyseerd uitgaande van marktaandelen in termen van omzet die werd gerealiseerd door de verschillende titels. IPM heeft echter een andere benadering voorgesteld. De aanbodzijde van de advertentiemarkten zou gedefinieerd moeten worden als het “aanbod van lezers dat een titel/groep kan bieden aan de adverteerders”. De lezers aan de aanbodzijde van de advertentiemarkten worden dan anders en ruimer gedefinieerd dan de lezers aan de vraagzijde van de lezersmarkt. Lezers aan de vraagzijde van de lezersmarkt zijn louter consumenten van informatie; lezers aan de aanbodzijde van de advertentiemarkten daarentegen, worden in deze benadering gezien als “homo economicus” die zijn inkomen aan alle mogelijke goederen en diensten zou besteden en die zijn inkomen geheel of gedeeltelijk haalt uit zijn prestaties op de arbeidsmarkt. De aanbodzijde van de advertentiemarkten wordt met andere woorden beschouwd als een bereik van lezers, die tevens consumenten en werkzoekenden zijn. Alleen via de analyse van dit bereik van lezerspubliek (en de concentratie van het bereik bij bepaalde groepen) zou de juiste impact van de overname ingeschat kunnen worden. Als deze invalshoek toegepast wordt op de themareclame, komt men volgens de beschreven methodologie tot een marktdefiniëring op grond van een benadering per doelgroep, dus tot een opdeling tussen themareclame voor een algemeen publiek, enerzijds, en themareclame gericht op een selectief publiek, anderzijds. Het selectief publiek kan gedefinieerd worden in termen van de sociologische categorieën die in de CIM-studies worden onderscheiden, in functie van koopkracht, opleiding en job. Ook in de afbakening van de bevolking in de zogenaamde “kaderledenstudie” van Scripta wordt zo’n concept van selectief publiek gehanteerd. De Raad oordeelt dat die benadering – hoe interessant zij ook moge zijn – getoetst moet worden aan mededingingstechnische normen. In dat opzicht werpt de verslaggever reeds
20 terecht op dat deze voorgestelde zienswijze, die op een benadering per doelgroep berust, enkel uitgaat van het standpunt van de vraagzijde van de markt, dit zijn de mediaplanners. Adverteerders wensen immers de juiste doelgroep te bereiken en doen hiervoor meestal een beroep op een mediacentrale. Deze mediacentrales zoeken over de mediagrenzen heen naar de beste manier om de doelgroep voor een specifieke reclamecampagne te bereiken. Enerzijds is deze zienswijze van de mediaplanners dus mediagrensoverschrijdend. Om die reden is zij, mededingingsrechtelijk gezien, te ruim, omdat de markt voor themareclame niet alle mediavormen omvat (zie bijv. beslissing nr. 2003-C/C-69 van de Raad in de zaak Mass Transit Metro). Anderzijds is dit standpunt van de mediaplanners te eng omdat hun logica per doelgroep er toe zou leiden dat, mededingingsrechtelijk gezien, er voor elke doelgroep (niet alleen kaderleden, maar ook jongeren, vrouwen, 60-plussers, sportliefhebbers, dierenliefhebbers, enz…) een aparte markt zou bestaan, eventueel verder opgesplitst in kleinere geografische zones. Er zouden dan tientallen zoniet honderden of meer markten zijn voor themareclame in kranten. Dit oneindig aantal marktjes leidt vanzelfsprekend tot een versnippering van de markt voor themareclame, met onvermijdelijk verschillende “machtsposities” van bepaalde media voor bepaalde doelgroepen. Dit is in strijd met de vaste rechtspraak van de Europese en van de nationale mededingingsautoriteiten. Zelfs het louter onderscheid tussen selectieve themareclame voor kaderleden en algemene themareclame kan naar geldend mededingingsrecht niet verantwoord worden. Zo is bijvoorbeeld naar aanleiding van het marktonderzoek over de themareclame in Nederlandstalige Belgische kranten gebleken dat selectieve campagnes slechts 7% (volgens Rossel en De Persgroep) of 8% (volgens VUM) van de nationale themareclame uitmaken (Beslissing nr. 2005-C/C-47 van 26 september 2005 inzake De Persgroep, Rossel en Uitgeversbedrijf Tijd, randnummer 5.4.3.). De selectieve themareclame voor kaderleden als een aparte relevante productmarkt beschouwen zou dan ook van een te enge visie blijk geven. De handelswijze van de krantenuitgevers ligt ten andere ten grondslag aan de klassieke mededingingsrechtelijke benadering. Ze bieden inderdaad enkel advertentieruimte aan in de door hen gepubliceerde kranten en doen dit over de grenzen van de doelgroepen heen. Tegen de benaderingswijze van IPM bestaan ten slotte ook praktische bezwaren. Krantenuitgevers – en mededingingsautoriteiten – zouden de doelgroepen niet op een precieze en ondubbelzinnige manier kunnen afbakenen. 50. Besluit. De productmarkt is deze voor themareclame in Franstalige Belgische dagbladen. 51. De Belgische dagbladuitgevers verspreiden het overgrote gedeelte van hun oplage in België. De adverteerders kunnen via de Belgische dagbladen dan ook slechts het in België gevestigde of aanwezige lezerspubliek bereiken. Bijgevolg moet worden aangenomen dat de productmarkt van de themareclame geografisch beperkt is tot het Belgische grondgebied. De verspreiding van Franstalige dagbladen in de Vlaamse Gemeenschap is weliswaar gering, doch, wat betreft de sterkte van de verschillende uitgevers op de relevante advertentiemarkten (die tot de Franstalige dagbladen beperkt zijn), maakt het niet uit of deze markten heel België of alleen het Franstalige gebied van Wallonië en het Brussels Gewest omvatten.
21 De advertentieruimten worden overigens meestal via nationale regies aangeboden. Deze reclameregies bieden combinatiepakketten aan waarin zowel Nederlandstalige als Franstalige titels zitten. De geografische markt voor nationale themareclame in Franstalige kranten is dus het Belgische grondgebied. B. Beoordeling 52. Onderstaande tabel geeft de marktaandelen (in percent) van de dagbladuitgevers op de nationale markt voor themareclame in Franstalige Belgische kranten. 2002 Editeco – L’Echo 7,4 IPM (Libre Belgique + 22,0 Derniére Heure Editions de l’Avenir 10,9 (VUM) – Vers l’Avenir Rossel (Le Soir+Sud 59,7 Presse)+Metro Rossel+Metro+Editeco 67,1 Totaal 100
2003 6,4 23,2
2004 5,8 25,7
12,9
11,0
57,5
57,4
63,9 100
63,2 100
Bron : BVDU behalve voor Metro (eigen schatting van de partijen) Rossel en Editeco zijn beiden aanwezig op de markt voor themareclame in Franstalige dagbladen. Rossel en De Persgroep zijn verticaal geïntegreerd in de reclameregie Full Page, die op de reclamemarkt optreedt als regie voor de kranten van beide groepen, alsook voor de titels van Concentra. Editeco daarentegen verkoopt haar reclameruimte via Trustmedia, dat ook instaat voor de commercialisering van advertentieruimte in De Tijd, dat gezamenlijk wordt uitgegeven door Rossel en De Persgroep. In 2004 had Editeco een marktaandeel van 5,8% en Rossel een marktaandeel van 57,4%. Het aandeel van Rossel werd berekend op basis van cijfers die ook de omzet gerealiseerd door Metro FR omvatten. Metro FR wordt uitgegeven in een 51/49 joint venture met Concentra. Rossel heeft dus geen uitsluitende zeggenschap over het marktaandeel van Metro FR, maar gelet op de controle van Rossel en het feit dat beide titels actief zijn in het Franstalige gebied van België, moet dit aandeel toch worden toegeschreven aan Rossel. 53. Editeco wordt dus overgenomen door de grootste marktspeler die al voor de concentratie meer dan 50% van de markt had, wat de voorsprong van Rossel op de andere marktspelers nog doet toenemen. Een machtsposit ie of de versterking ervan kan evenwel niet afgeleid worden uit de samenvoeging van de marktaandelen voorafgaand aan de concentratie alleen (zie in die zin de Richtsnoeren van de Europese Commissie voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen (Pb. 5 februari 2004, C 31/5, nr. 17 en voetnoot 20), en, bijvoorbeeld: Brussel, 15 september 2005, gevoegde zaken 2004/MR/2-3-4-5, overweging 45, vijfde alinea).
22 Bovendien slorpt Rossel Editeco niet op, maar wordt over Editeco gezamenlijke controle uitgeoefend door Rossel en De Persgroep, en is deze laatste niet actief op deze markt. De overlapping tussen de activiteiten van Editeco en Rossel is zeer beperkt te noemen. 54. Het marktaandeel van Editeco ligt overigens heel dicht bij de 5%, die in algemene regel als de “de minimis” drempel geldt in het Europees mededingingsrecht (zie bijvoorbeeld in de Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet merkbaar beperken in de zin van artikel 81, lid 1 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (de minimis), Pb. 22 december 2001, C 368/13, punt 8). Het “de minimis” argument wordt door de aanmeldende partijen in verband met deze themareclamemarkt ingeroepen. De Raad heeft de Herfindahl-Hirschman concentratieratio – in het kort HHI – toegepast, die voor en na de overname berekend wordt. Volgens de Richtsnoeren van de Europese Commissie voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen (Pb. 5 februari 2004, C 31/05, nummers 19 en 20), stellen zich weinig problemen in geval van een concentratie met een HHI index na concentratie tussen 1000 en 2000 en een stijging van de HHI – de zogenaamde delta van HHI – van minder dan 250, of in geval van een concentratie met een HHI van meer dan 2000 en een delta van minder dan 150, behalve wanneer bijzondere omstandigheden zich voordoen zoals bijvoorbeeld in volgende gevallen: “c) Er bestaan significante wederzijdse participaties tussen de marktdeelnemers; (...) f) een van de fusiepartners heeft reeds vóór de fusie een marktaandeel van 50% of meer”. De HHI werd reeds gehanteerd in de “US Merger Guidelines” van 2 april 1992 waar in de sectie ‘Concentration and Market Shares’ o.m. te lezen staat: “It (the HHI) also gives proportionally greater weight to the market shares of the larger firms, in accord with their relative importance in competitive reactions”. (vrij vertaald: De HHI geeft relatief groter gewicht aan de marktaandelen van grote ondernemingen, in overeenstemming met hun relatief belang in concurrentiële reacties.) Het gebruik van de HHI is algemeen erkend, en op mededingingsrechtelijk vlak relevanter dan het uitsluitend in de mediasector gehanteerde begrip van “netto-lezersbereik (exclusief dubbellezers)”. Voor dit begrip van het “netto-lezersbereik (exclusief dubbellezers)” bestaat er overigens geen algemeen erkende drempel, waarboven de toename mededingingsrechtelijk relevant zou worden. Voor 2004, zijn de HHI-cijfers: HHI vóór concentratie: 4109,89 HHI nà concentratie: 4775,73 Delta van HHI :
665,84
Hoe verrassend hoog de delta ook moge lijken gelet op het geringe marktaandeel van Editeco op deze markt, niet meer dan 5,8% in 2004, wordt de drempelwaarde waarin de richtsnoeren voorzien overschreden.
23 Het blijkt dan ook niet mogelijk om de gevolgen van de concentratie zonder meer af te doen als zijnde “de minimis”, en een verdere concurrentiële analyse dringt zich op. 55. Gelet op het gecumuleerde marktaandeel van Rossel, inclusief Metro, en Editeco na de concentratie – meer dan 60% – moet het risico van uitsluiting uit deze Franstalige advertentiemarkt voor dagbladen die niet door Rossel uitgegeven worden onder ogen genomen worden. Zo melden enkele adverteerders of mediacentrales – de afnemers op deze markt – dat het belangrijk is dat aan de keuzevrijheid niet wordt getornd, door bijvoorbeeld groepscombinaties verplicht of exclusief te maken. Verplichte of exclusieve groepscombinaties zouden betekenen dat een adverteerder die een advertentie met themareclame zou willen plaatsen, zou verplicht worden om deze zowel in L’Echo als in Le Soir (of een andere krant van Rossel) te plaatsen (het zogenaamde verplichte combinatiepakket), al dan niet gepaard gaande met het verbod om dezelfde advertentie te plaatsen in een krant die niet door Rossel (of zelfs De Persgroep) wordt uitgegeven (het zogenaamde exclusieve combinatiepakket). Zo’n exclusieve combinatiepakket zou ook kunnen bestaan in de toezegging van de adverteerder om niet in een concurrerende titel dezelfde advertentie te plaatsen. Tijdens het marktonderzoek wezen sommige afnemers er ook op dat de toekenning van bijkomende voordelige groepskortingen een verhoogde opname van advertenties in de titels van Rossel en in L’Echo teweeg zou kunnen brengen (de zogenaamde optionele combinatiekortingen). VUM en de verslaggever hebben dan weer de vrees uitgesproken dat adverteerders en mediacentrales ertoe aangezet zullen worden meer te adverteren in L’Echo of in een andere Rossel-titel ten gevolge van zogenaamde volumekortingen, die in de reclamewereld bekend staan als “surcoms”. Zij vrezen een versterking van de marktmacht van Rossel inzake themareclame in Franstalige kranten door rekening te houden met het via L’Echo gerealiseerde extra volume bij het berekenen van volumekortingen. De economische theorie plaatst zulke volumekortingen in de context van een prijsdiscriminatiegedrag, meer bepaald de zongenaamde “second degree price discrimination” of prijsdiscriminatie van de tweede graad (M. MOTTA, Competition policy, Theory and practice, Cambridge University Press, 2004, p. 495 en p. 506). 56. Zoals vermeld werd in de door het Hof van Beroep bij arrest van 15 september 2005 teniet gedane beslissing van de Raad van 26 januari 2004 betreffende de aanmelding in de zaak CONC-C/C-03/050 de toelaatbaarheid van de concentratie gekoppeld aan de voorwaarden weergegeven in randnummer 1. In de voorliggende zaak hebben de aanmeldende partijen zelf voorgesteld verbintenissen aan te gaan, die, in geherformuleerde vorm, met die voorwaarden overeenstemmen: - De aanmeldende partijen zullen de reclameregie van de zakenkranten De Tijd en L’Echo – thans Trustmedia ESV – niet integreren met de reclameregie(ën) van de algemene kranten van De Persgroep of Rossel –thans Full Page CVBA. Meer in het bijzonder zal de themareclame in L’Echo niet gecommercialiseerd worden in het kader van Full Page of NP3-akkoorden (en de eventuele opvolgers van dergelijke mechanismen).
24 - De aanmeldende partijen zullen eveneens geen verplichte of exclusieve combinaties opleggen van themareclame in L’Echo, enerzijds, en in één of meerdere van de door Rossel en/of De Persgroep uitgegeven kranten (met inbegrip van De Tijd), anderzijds. Onder een exclusieve combinatie wordt deze verstaan die de adverteerder verbiedt in een concurrerende titel te adverteren. Deze voorwaarden zullen gelden gedurende een periode van vijf jaar vanaf de kennisgeving van de beslissing van de Raad. 57. De Raad is van oordeel dat de voorgestelde verbintenissen noodzakelijk zijn om ernstige twijfels betreffende de toelaatbaarheid van de concentratie weg te nemen. De scheiding tussen de regies betekent dat Rossel en De Persgroep, bij het toekennen van volumekortingen, de volumes over de grenzen van hun verschillende regies heen niet mogen optellen. Met name de scheiding tussen Full Page en Trustmedia en de aparte commercialisering van de themareclame in L’Echo houden in dat Rossel geen rekening mag houden met de omzet die geboekt wordt via L’Echo voor het berekenen van zogenaamde volumekortingen. Het omgekeerde geldt ook, namelijk dat voor de berekening van volumekortingen Trustmedia of de interne regie van Editeco geen rekening mag houden met de omzet die via Full Page of NP3-akkoorden gerealiseerd wordt door titels van Rossel of van De Persgroep. Het verbod op verplichte en exclusieve combinaties is uiteraard nodig. Verboden exclusieve combinaties zijn niet alleen de combinaties waarbij het de adverteerder wordt verboden om in een concurrerende titel te adverteren, d.i. in een krant die niet door Rossel (of zelfs De Persgroep) wordt uitgegeven. Verboden exclusieve combinaties zijn ook die combinaties die aan een adverteerder worden aangeboden indien deze toezegt om niet in een concurrerende titel dezelfde advertentie te plaatsen. 58. De Raad oordeelt dat deze verbintenissen ook voldoende zijn om ernstige twijfels betreffende de toelaatbaarheid van de concentratie weg te nemen. In het bijzonder is de Raad de mening toegedaan dat geen verbintenissen omtrent optionele combinatiekortingen dienen te worden aangegaan. Uitsluiting, tengevolge van optionele kortingen, van kranten die niet tot Rossel of De Persgroep behoren, is immers in het geheel niet aannemelijk, om verschillende redenen. In de eerste plaats hebben de mediacentrales een zeer aanzienlijke inkoop- en dus onderhandelingsmacht, zodat zij ook kortingen kunnen bedingen voor een meervoudige publicatie van een advertentie die ook opgenomen zou worden in een andere titel dan deze die door Rossel of De Persgroep uitgegeven wordt. In de tweede plaats blijkt de themareclamemarkt zeer dynamisch te zijn, zoals wordt aangetoond door de groei van de omzet op deze markt. Volgens het verslag bedraagt die groei in 2003 en in 2004 telkens 8 à 9%. Vooral IPM kan sterke groeicijfers voorleggen, met 14% in 2003 en 20% in 2004, en 9% in het eerste trimester van 2005. De omzet van Editions de l’Avenir op deze markt is met 29% toegenomen in 2003, om met 7,5% af te nemen in 2004, en daarna opnieuw te stijgen in het eerste trimester van 2005, met 9%. Rossel ten slotte heeft een lichte inkrimping in 2003 (1,5%) goedgemaakt met een stijging in 2004 (6%), en heeft uitzicht op een stijging met 7% in 2005.
25 Alleen de omzet van Editeco zelf is afgenomen, met 6% in 2003, 2% in 2004, en 3% in het eerste trimester van 2005. Van uitsluitingseffecten ingevolge eventuele optionele combinatiekortingen voor bundeling van advertenties in titels van Rossel en in L’Echo kan dan ook niets gemerkt worden. 59. De mogelijkheid van optionele kortingen doet IPM en VUM vrezen dat adverteerders alleen voor publicatie van hun advertentie in Le Soir en L’Echo zouden kiezen. Ingevolge het hoge bereik van lezers, en meer bepaald kaderleden, door deze combinatie, zouden de adverteerders er geen behoefte meer aan hebben om ook nog te adverteren in de derde Franstalige kwaliteitskrant die zich tot kaderleden richt, namelijk La Libre Belgique. Een combinatie tussen L’Echo en Le Soir zou na drie inlassingen reeds 67% van de Franstalige kaderleden bereiken. Een aanvulling, eveneens met drie inlassingen, in bijvoorbeeld La Libre Belgique, leidt maar tot een vrij laag extra bereik, terwijl de kost per duizend te bereiken kaderleden fors stijgt. De kost van de bijkomende inlassing in La Libre Belgique zal derhalve hoog worden, in verhouding tot het bijkomend bereik van kaderleden dat door de toevoeging van La Libre Belgique bekomen kan worden. In die redenering zou de concentratie dus het combinatiepakket van Le Soir en L’Echo in de hand werken, ten koste van het pakket Le Soir en La Libre Belgique, van het pakket L’Echo en La Libre Belgique, of zelfs van het pakket Le Soir, La Libre Belgique en L’Echo. Het bezwaar van IPM en VUM tegen optionele kortingen berust evenwel op de hypothese dat de selectieve themareclame voor kaderleden als een aparte relevante productmarkt beschouwd moet worden. Hierboven werd echter reeds geconcludeerd dat zo’n afbakening veel te eng is. Bovendien kan de omzet inzake themareclame in Franstalige kranten die door de NP-3 akkoorden gerealiseerd wordt door deze concentratie niet geraakt worden, omdat Editeco niet deelneemt aan de NP-3 akkoorden, en omdat de aanmeldende partijen er zich toe verbinden L’Echo niet te commercialiseren in het kader van NP-3 akkoorden en van Full Page. Bovendien berust dit bezwaar ook op de veronderstelling dat Franstalige kaderleden alleen deze drie Franstalige kranten, L’Echo, Le Soir, La Libre Belgique, lezen. Uit het onderzoek blijkt evenwel dat niet alle Franstalige kaderleden zich tot één of meer van de drie kranten, L’Echo, Le Soir en La Libre Belgique, beperken. Ongeveer 35% van de gerecenseerde kaderleden zouden immers, naast La Libre Belgique, L’Echo, of Le Soir, nog een andere – tweede – krant lezen. 60. Ten slotte beschrijft IPM in haar laatste schriftelijke opmerkingen nog een scenario waarin een adverteerder er met optionele combinatiekortingen toe aangezet zou worden om alleen voor publicatie van opeenvolgende inlassingen van een (selectieve, bijvoorbeeld op kaderleden gerichte) advertentie in De Tijd, De Morgen, L’Echo en Le Soir te kiezen. Ook dan zou het lezersbereik dermate hoog zijn dat de adverteerder nie t meer zou adverteren in La Libre Belgique of in De Standaard. Dit scenario heeft echter weinig kans op slagen, op grond van dezelfde overwegingen die reeds in het vorige randnummer vermeld zijn. Bovendien heeft de Raad in zijn beslissing nr. 2005-C/C-47 van 26 september 2005 betreffende de overname van Uitgeversbedrijf Tijd door De Persgroep en Rossel reeds beslist
26 dat De Persgroep en Rossel op de markt voor Nederlandstalige themareclame niet de marktmacht hebben om hun concurrenten te bedreigen op een wijze die een daadwerkelijke mededinging verstoort (zie randnummer 5.4.5., derde alinea). 61. Het besluit is dat een verbod op optionele combinatiekortingen, of het openstellen ervan ten voordele van concurrerende titels, niet noodzakelijk is om een significante beperking van de mededinging te voorkomen.
X. Financiële en wettelijk verplichte advertenties A. Marktafbakening 62. De overwegingen die in randnummer 48 geleid hebben tot de afbakening van de markt voor themareclame kunnen hier hernomen worden, met deze aanpassing dat de bekendmakingen ertoe strekken te informeren, doch niet willen aanzetten tot het kopen van goederen of diensten. De productmarkt is deze voor financiële en wettelijk verplichte advertenties in Nederlandstalige Belgische dagbladen. 63. Zoals voor de themareclame en op grond van dezelfde overwegingen is de markt voor financiële en wettelijk verplichte advertenties nationaal. B. Beoordeling 64. Voor 2004 en voor het eerste trimester van 2005 bedragen het marktaandeel van Editeco 90,4%, respectievelijk 94,6%, en het gezamenlijk marktaandeel van Rossel en Editeco 92,2% en 96,3%. 65. Gelet op haar marktaandeel had Editeco reeds voor de concentratie een machtspositie. Door het samengaan van Editeco en Rossel wordt die machtspositie versterkt, al is het in geringe mate. Het marktsegment van wettelijke verplichte bekendmakingen zou aan belang kunnen inboeten. Sinds 1 januari 2005 dienen oproepingen voor algemene vergaderingen van vennootschappen nog slechts eenmaal bekendgemaakt te worden in een nationale krant (voordien tweemaal in een nationale en tweemaal in een regionale krant). Ook de publicatie van jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen staat onder druk van maatregelen van administratieve vereenvoudiging. Zakenkranten zijn en blijven niettemin het geëigend medium voor financiële en wettelijk verplichte advertenties, in de definitie die er in deze beslissing aan gegeven wordt. Uit de beslissing nr. 2005-C/C-47 van de Raad van 26 september 2005 inzake de overname van Uitgeversbedrijf Tijd door De Persgroep en Rossel blijkt dat ook de machtspositie van Uitgeversbedrijf Tijd versterkt wordt, op de markt voor financiële en wettelijk verplichte advertenties in Nederlandstalige Belgische dagbladen.
27
Aldus ontstaat een toestand waarbij de voornaamste kranten die dit soort bekendmakingen opnemen, door De Persgroep en Rossel gecontroleerd worden. Ingevolge de marktmacht van Editeco (L’Echo) en van Uitgeversbedrijf Tijd (De Tijd) op hun respectievelijke markten, bestaat er een gewettigde vrees dat De Persgroep en Rossel uitsluiting van concurrerende kranten op deze advertentiemarkt kunnen teweegbrengen. Met name de opname van een bekendmaking in L’Echo en in De Tijd is een aantrekkelijke complementaire formule, vooral voor ondernemingen die in beide taalgebieden of internationaal actief zijn, of waarvan de zetel in het Brussels Gewest gevestigd is. De Persgroep en Rossel zijn de enigen die zo’n pakket kunnen aanbieden. 66. In de zaak van de overname van Uitgeversbedrijf Tijd zijn De Persgroep en Rossel verbintenissen aangegaan om aan dat bezwaar tegemoet te komen (ze worden boven vermeld, in randnummer 31). In de voorliggende zaak worden volgende overeenstemmende verbintenissen voorgesteld: -De aanmeldende partijen zullen geen verplichte of exclusieve combinaties opleggen van financiële en wettelijk verplichte advertentieruimte in L’Echo, enerzijds, en één of meerdere van de door De Persgroep en/of Rossel uitgegeven kranten (met inbegrip van De Tijd), anderzijds. Onder exclusieve combinatie wordt deze verstaan die de adverteerder verbiedt om in een concurrerende titel te adverteren. -De aanmeldende partijen zullen de andere krantenuitgevers gelijke toegang verlenen tot optionele combinatiekortingen die zij zouden toestaan voor financiële en wettelijk verplichte advertenties tussen L’Echo, enerzijds, en één of meerdere kranten uitgegeven door De Persgroep of Rossel, anderzijds. De verbintenissen worden aangegaan voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de Raad. 67. Met deze verbintenissen worden ernstige twijfels betreffende de toelaatbaarheid uitgesloten. Het nut en de noodzaak van het verbod van verplichte en exclusieve combinaties ligt in dat opzicht voor de hand. De door VUM en de verslaggever gestelde vraag, of het verbod van exclusieve combinaties ook geldt wanneer de adverteerder instemt niet bij een andere uitgever te adverteren, moet vanzelfsprekend bevestigend beantwoord worden. 68. Het openstellen van optionele combinatiekortingen voor concurrerende titels is te verkiezen boven het verbieden ervan tussen titels die tot De Persgroep of Rossel behoren. Door middel van het toestaan van kortingen voor het gelijktijdig opnemen van advertenties in ten minste twee kranten wordt de adverteerder tot zo’n meervoudige opname aangezet. Zo’n optionele combinatiepakketten bieden schaalvoordelen en verminderde transactiekosten, die rechtstreeks aan de afnemer, hier de adverteerder, worden doorgegeven als prijsvermindering.
28
Zij kunnen mededingingsbevorderend zijn, aangezien het concurrenten vrij staat de advertentieruimte die zij aanbieden te bundelen met deze aangeboden in één van de kranten van De Persgroep en Rossel, door zelf een korting toe te staan (zie over de geringe anticoncurrentiële effecten van “mixed bundling” (optionele combinatiepaketten) in vergelijking met “pure bundling” (verplichte combinatiepakketten): A. LINDSAY, The EC Merger Regulation. Substantive issues, Sweet & Maxwell, London, 2003, 398). Niettemin heeft de Europese Commissie reeds beslist dat optionele combinatiepakketten uitsluitingseffecten kunnen teweegbrengen (zie hierover L. IDOT, Les ventes liées après les affaires Microsoft et GE/Honeywell, Concurrences, n° 2-2005, 31-40, nr. 29). Deze mogelijke gevolgen van optionele combinatiekortingen tegenover elkaar afwegend, is de Raad van oordeel dat zij hier niet zonder meer verboden hoeven te worden. Wel is het noodzakelijk andere dagbladuitgevers gelijke toegang te verlenen tot een combinatiepakket met een advertentie in een krant die door De Persgroep of Rossel uitgegeven wordt, voornamelijk gelet op de unieke positie van L’Echo en De Tijd op hun respectievelijke markten. Op die manier komen de met de combinatiepakketten tussen L’Echo en De Tijd gepaard gaande prijsverminderingen ten goede aan alle dagbladuitgevers, en worden de gevreesde uitsluitingseffecten voorkomen. Zonder die gelijke toegang zou een andere dagbladuitgever, die de publicatie van de advertentie in zijn eigen dagblad zou willen bundelen met deze in L’Echo of in De Tijd, een onwerkbaar hoge korting moeten toestaan om de adverteerder weg te lokken van De Tijd, respectievelijk van L’Echo, ervan uitgaande dat De Tijd en L’Echo inzake deze advertenties gekenmerkt worden door een specifieke complementariteit. 69. Volgens VUM moet de voorgestelde verbintenis inzake optionele combinatiekortingen als volgt aangevuld worden: “Deze gelijke toegang brengt met zich mede dat de partijen dezelfde mogelijkheden en voorwaarden (inclusief de opdeling van de korting tussen de betrokken titels) inzake combinatiekortingen moeten toekennen aan de andere krantenuitgevers als zij toepassen voor de combinaties tussen L’Echo, enerzijds, en hun andere kranten, anderzijds. Dit impliceert dat aan de adverteerder ook combinatiekorting wordt toegekend wanneer hij L’Echo wenst te combineren met een titel die niet gecontroleerd wordt door De Persgroep of Rossel.” De aangegane verbintenis moet echter reeds op die wijze worden begrepen, zonder dat de wijziging van de bewoordingen ervan noodzakelijk is. De notie van gelijke behandeling kan niet anders dan die betekenis hebben. 70. De duur van de aangegane verbintenissen hoeft vijf jaar niet te overschrijden. 71. Besluit. Inzake financiële en wettelijk verplichte advertenties worden ernstige twijfels, dat de concentratie een machtspositie in het leven zou roepen of versterken die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op significante wijze wordt belemmerd, uitgesloten door het aangaan van de door de aanmeldende partijen voorgestelde verbintenissen.
29 XI. Jobadvertenties A.Marktafbakening 72. Net zoals voor de lezersmarkt en de andere advertentiemarkten, moet de markt voor jobadvertenties worden opgesplitst naargelang de taal. De jobadvertentie in het Nederlands is voor de adverteerder niet verwisselbaar met deze in het Frans, omdat hij niet zeker is dat zij de bedoelde bestemmelingen bereikt. Jobadvertenties in de buitenlandse geschreven pers, al worden zij in het Frans opgesteld, zijn evenmin een substituut voor de jobadvertentie die bedoeld is voor het lezerspubliek van een Belgisch blad, omdat de job in (Franstalig) België uitgeoefend moet worden, of omdat de werkgever een persoon zoekt die in Franstalig België woont. 73. Inzake jobadvertenties is het aanbod in Franstalig België niet beperkt tot klassieke dagbladen die de aanbodzijde van de lezersmarkten vormen. Reeds in de beslissing nr. 2005C/C-47 van 26 september 2005 inzake de overname van Uitgeversbedrijf Tijd heeft de Raad hierop gewezen. De markt moet worden omschreven als deze voor jobadvertenties in de Franstalige Belgische geschreven pers. Deze definitie is ruimer dan de enkele dagbladen of kranten, en omvat tevens een gratis rekruteringsblad, Références, dat door een dochteronderneming van Rossel uitgegeven wordt. 74. Editeco is niet meer zelf actief op deze markt. Sinds begin 2004 voegt zij Références elke woensdag bij L’Echo (het zogenaamde “encarteren”, hierna veelal “invoegen” genoemd), als jobbijlage. Vanaf 2004 ontvangt zij daarvoor van Rossel een vergoeding. 75. De jobadvertentiemarkt is nationaal op grond van dezelfde overwegingen als voor de andere advertentiemarkten, zij het dat hier niet alleen dagbladen, maar de geschreven pers in het algemeen aan de orde is. B. Beoordeling 76. De omzet en het marktaandeel van Editeco op de jobadvertentiemarkt moeten geïnterpreteerd worden rekening houdend met het feit dat Editeco geen eigen inkomsten meer verwerft uit het plaatsen van jobadvertenties en alleen wordt vergoed voor het invoeren van Références één keer per week. Tabel: Marktaandelen op de jobadvertentiemarkt (in %)
Editeco – L’Echo IPM La Libre Belgique La Dernière Heure
2002 0,4 2,2 1,8 0,4
2003 0,4 2,8 1,8 1,0
2004 1,0 3,2 2,1 1,1
30 Editions de l’Avenir 6,5 (VUM) – Vers L’Avenir Rossel 91,0 Le Soir 79,8 Sud Presse 11,1 Totaal Rossel + 91,4 Editeco Totaal 100,0 Bron : beroepsvereniging BVDU
7,1
7,3
89,7 77,6 12,1 90,1
88,5 77,9 10,6 89,5
100,0
100,0
Editeco wordt dus overgenomen door de grootste marktspeler die ongeveer 90% van de markt heeft, zodat de afstand tot de andere marktspelers nog toeneemt. Het marktaandeel van Editeco is evenwel zo klein, dat de aanmeldende partijen doen gelden dat de machtspositie niet voldoende versterkt wordt om mededingingsrechtelijk problematisch te zijn (het zogenaamde “de minimis” argument). 77. De Raad heeft de Herfindahl-Hirschman concentratieratio – in het kort HHI – toegepast, die voor en na de overname berekend wordt. Volgens de Richtsnoeren van de Europese Commissie voor de beoordeling van horizontale fusies op grond van de Verordening van de Raad inzake de controle op concentraties van ondernemingen (Pb. 5 februari 2004, C 31/5, nummers 19 en 20) stellen er zich doorgaans weinig problemen in geval van een concentratie met een HHI na concentratie tussen 1000 en 2000 en een stijging van de HHI – de zogenaamde delta – van minder dan 250, en in geval van een concentratie met een HHI van meer dan 2000 en een delta van minder dan 150, behalve wanneer bijzondere omstandigheden zich voordoen, zoals bijvoorbeeld in volgend geval: “f) een van de fusiepartners heeft reeds vóór de fusie een marktaandeel van 50% of meer”. De HHI werd reeds gehanteerd in de “US Merger Guidelines” van 2 april 1992 waar in de sectie ‘Concentration and Market Shares’ o.m. te lezen staat: “It (the HHI) also gives proportionally greater weight to the market shares of the larger firms, in accord with their relative importance in competitive reactions”. (vrij vertaald: De HHI geeft relatief groter gewicht aan de markaandelen van grote ondernemingen, in overeenstemming met hun relatief belang in concurrentiële reacties.) Het gebruik van de HHI is algemeen erkend en op mededingingsrechtelijk vlak relevanter dan het uitsluitend in de mediasector gehanteerde begrip van het “netto-lezersbereik (exclusief dubbellezers)”. Voor dit begrip van het “netto-lezersbereik (exclusief dubbellezers)” bestaat er overigens geen algemeen erkende drempel, waarboven de toename mededingingsrechtelijk relevant zou worden. 78. De cijfers hieronder geven een evaluatie van het de minimis argument, aan de hand van de HHI, in de hypothese dat de vergoeding die Références in 2004 aan Editeco betaalt voor het invoegen van References in L’Echo geheel wordt beschouwd als omzet van Editeco op de jobadvertentiemarkt.
HHI concentratie
2002 voor 8328,25
2003 8104,5
2004 7.896,78
31 HHI na concentratie
8401,05
8176,26
8.073,78
Delta HHI
72,80
71,76
177,00
De drempelwaarde van de Europese richtsnoeren over de horizontale concentratie omtrent het niveau van de HHI, d.i. 2000 na de concentratie, wordt uiteraard ruim overschreden. Omtrent de delta van HHI wordt de drempelwaarde die de Europese richtsnoeren aangeven (een delta gelijk aan 150) enkel in 2004 overschreden (delta gelijk aan 177). Deze overschrijding van de drempelwaarde – hoe verrassend het ook moge lijken gelet op het geringe marktaandeel van Editeco op deze markt, namelijk 1,0 % in 2004 – doet zich voor omdat de grootste marktspeler nog iets groter wordt, wat het verschil tussen de marktaandelen doet toenemen. Op te merken is eveneens dat de HHI in 2004 licht gedaald is ten opzichte van de jaren 2002 en 2003, steeds als de vergoeding die Rossel aan Editeco voor het invoegen van References in 2004 heeft betaald, geheel als omzet van Editeco op de jobadvertentiemarkt wordt aangerekend. 79. Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat het samengaan van Rossel en Editeco op deze markt alleen als problematisch ervaren zou kunnen worden omdat het marktaandeel van Rossel aanvankelijk reeds hoog was (het aangehaalde randnummer 20 f) van de richtsnoeren) 80. Uit het onderzoek blijkt echter dat de vergoeding niet beschouwd mag worden als omzet van Editeco op de jobadvertentiemarkt, aangezien die vergoeding niet meer geacht mag worden te doen dan de technische kost voor het invoegen te dekken. 81. Dat Editeco geen eigen activiteit meer heeft op deze markt sinds begin 2004 betekent evenwel niet dat deze concentratie geen effect meer kan hebben op de jobadvertentiemarkt. De terugtrekking van L’Echo uit deze markt zou immers het gevolg kunnen zijn van de overname van Editeco door De Persgroep en Rossel in 2003, en het is precies deze concentratie die door de Raad beoordeeld moet worden. Zoals hierboven vermeld, worden de drempelwaarden van de delta niet bereikt in de jaren 2002 en 2003 en is de HHI in 2004, dus nà de terugtrekking van L’Echo uit deze markt, licht gedaald ten opzichte van 2002 en 2003. Deze waarnemingen betreffende de HHI zijn relevant voor de beoordeling van een eerste mogelijk mededingingsbezwaar, luidens hetwelk door de terugtrekking van Editeco uit de jobadvertentiemarkt adverteerders de mogelijkheid wordt ontzegd enkel en alléén in L’Echo te adverteren en maximaal te profiteren van de hoge selectiviteit van de titel. Uit de HHI blijkt immers dat het wegvallen van L’Echo als marktspeler uiterst geringe gevolgen heeft gehad. 82. Dat de drempelwaarden niet bereikt worden is ook relevant voor de beoordeling van een ander mogelijk mededingingsbezwaar, volgens hetwelk het voor concurrenten-uitgevers op deze markt, bijvoorbeeld voor Editions de l’Avenir, onmogelijk wordt een gezamenlijk aanbod met Editeco uit te werken dat concurrentieel is.
32 Het wegvallen van dit gezamenlijk aanbod is immers, op basis van de HHI cijfers, van geringe en niet-significante invloed op de mededinging. De verslaggever is tot hetzelfde besluit gekomen waar hij stelt dat het verlies van de mogelijkheid, door de concentratie, voor Editions de L’Avenir om met Editeco in de toekomst een gezamenlijk aanbod uit te werken op het vlak van jobadvertenties, slechts een minieme concurrentiële factor is die door de concentratie weggenomen wordt. Hij voegt er nog aan toe dat uit het verleden is gebleken dat Editeco eerder geneigd is samen te werken met Rossel, en daarenboven op het vlak van jobadvertenties nooit meer dan een zeer geringe activiteit heeft ontplooid. 83. Volgens een ander horizontaal mededingingsbezwaar zou het invoegen van Références in L’Echo één keer per week erop neerkomen dat de jobadverteerder een verplichte combinatie tussen Le Soir en L’Echo opgelegd wordt, daar hem de mogelijkheid ontnomen wordt zich te beperken tot een krant van Rossel, en verplicht wordt L’Echo er bij te nemen. De jobadverteerder zou voor deze verplichte combinatie een hoger tarief betalen dan voor een advertentie in Le Soir, omdat de vergoeding die Rossel aan Editeco voor het invoegen van Références in L’Echo betaalt, doorberekend zou worden in de tarieven van NV Références. Deze doorberekening zou doorgevoerd worden, welke de aard van de vergoeding – omzet van Editeco of dekking van de kosten voor het invoegen - ook moge zijn. Gelet op de hierboven vermelde waarnemingen over de HHI, moet die vergoeding echter hoe dan ook uiterst gering zijn. Dit leidt tot de conclusie dat, zelfs als die vergoeding door NV Références doorberekend zou worden in de tarieven voor jobadvertenties in Références, zodat de adverteerder niet alléén verplicht wordt L’Echo erbij te nemen maar bovendien daarvoor een vergoeding moet betalen, het louter invoegen van Références in L’Echo één keer per week toch niet beschouwd mag worden als een verplichte combinatie tussen Le Soir en L’Echo die tot een versterking van een machtspositie van Rossel op de jobadvertentiemarkt leidt. 84. Er werd ook geopperd dat deze concentratie een uitsluitingseffect zou kunnen hebben ten nadele van de kranten en personeelskaternen van de VUM, in geval Rossel combinatiekortingen zou toepassen voor personeelsadvertenties in Références, enerzijds, en personeelsadvertenties in Nederlandstalige kranten of personeelskaternen die tot De Persgroep behoren (namelijk Vacature), anderzijds. Daarom vraagt VUM dat Rossel geen discriminerende voorwaarden zou toepassen bij toekenning van combinatiekortingen voor personeelsadvertenties in Références, enerzijds, en personeelsadvertenties in Nederlandstalige kranten of personeelskaternen, anderzijds. De verslaggever toont evenwel aan dat deze concentratie niets verandert op de markt voor jobadvertenties in de Nederlandstalige Belgische pers: “Het gevolg van de concentratie is ook niet dat De Persgroep zeggenschap bekomt over Références S.A.. Die laatste blijft immers volledig in handen van Rossel. De Persgroep verkrijgt enkel de gemeenschappelijke controle over de marginale activiteiten van Editeco op gebied van personeelsadvertenties. Rossel heeft als eigenaar van Références weliswaar indirect (namelijk via Uitgeversbedrijf Tijd) een minderheidsaandeel in Vacature, maar dit is niet het gevolg van deze concentratie. De transactie heeft bijgevolg geen significant effect op de markt voor jobadvertenties in Nederlandstalige kranten of in de Nederlandstalige geschreven pers.”
33 Bovendien heeft de Raad in beslissing nr. 2005-C/C-47 van 26 september 2005 reeds overwogen dat De Persgroep en Rossel op de Nederlandstalige markt niet de marktmacht hebben om met combinatiepakketten van jobadvertenties tussen Rossel en Vacature uitsluiting te bewerkstelligen (in randnummer 7.4.3.). Het is derhalve niet noodzakelijk combinatiepakketten te verbieden van personeelsadvertenties in Références, enerzijds, en in één of meerdere van de door Rossel of De Persgroep gecontroleerde kranten of rekruteringsbijlagen, anderzijds. Het is dan ook niet noodzakelijk de aanmeldende partijen de verplichting op te leggen gelijke toegang te verlenen tot optionele combinatiekortingen die zij zouden toestaan voor personeelsadvertenties tussen Références enerzijds, en één of meerdere kranten of rekruteringsbijlagen gecontroleerd door De Persgroep of Rossel, anderzijds. 85. Besluit. Wat betreft de jobadvertentiemarkt in de Franstalige Belgische geschreven pers zijn er geen ernstige twijfels dat door de concentratie een machtspositie in het leven geroepen of versterkt zou worden, die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de nationale markt of een wezenlijk deel ervan op significante wijze wordt belemmerd.
XII. De markt voor financiële informatie die kant-en-klaar geleverd wordt aan de geschreven pers 86. Deze markt die ook de markt voor “publishing on demand” diensten voor de geschreven pers wordt genoemd, werd geïdentificeerd in de beslissing nr. 2005-C/C-47 van de Raad van 26 september 2005 betreffende de overname van Uitgeversbedrijf Tijd door De Persgroep en Rossel. Volgens de verslaggever en de Raad in zijn voormelde beslissing is zij nationaal, waarover ook thans eensgezindheid bestaat. 87. In voormelde beslissing van de Raad werd vastgesteld dat Tijd Beursmedia, een dochteronderneming van Uitgeversbedrijf Tijd, en Editeco tezamen een aanzienlijk aandeel van minstens 65% op deze markt innamen, hetgeen in het verslag in de voorliggende zaak bevestigd wordt. De Raad heeft de concentratie toelaatbaar verklaard mits naleving van volgende verbintenissen, die gelden voor een duur van vijf jaar te rekenen van de kennisgeving van de beslissing: “Uitgeversbedrijf Tijd of één van haar dochterbedrijven zullen geen discriminerende voorwaarden toepassen ten aanzien van handelspartners bij het verstrekken van kant-en-klare koerslijsten aan de geschreven pers in België. Uitgeversbedrijf Tijd of één van haar dochterbedrijven zullen het aanbod van kant-en-klare koerslijsten niet zonder objectieve rechtvaardiging verminderen ten aanzien van de situatie op de dag van de beslissing van de Raad.” 88. Thans gaan de aanmeldende partijen gelijkluidende verbintenissen aan, voor eenzelfde duur:
34 “De aanmeldende partijen of één van hun dochterbedrijven zullen geen discriminerende voorwaarden toepassen ten aanzien van handelspartners bij het verstrekken van kant-en-klare koerslijsten aan de geschreven pers in België. De aanmeldende partijen of één van hun dochterbedrijven zullen het aanbod van kant-enklare koerslijsten niet zonder objectieve rechtvaardiging verminderen ten aanzien van de situatie op de dag van de beslissing van de Raad.” 89. Aangezien Uitgeversbedrijf Tijd één van de aanmeldende partijen in de voorliggende zaak is, en Editeco ingevolge de aangemelde overeenkomst van 28 oktober 2005 een dochter van Uitgeversbedrijf Tijd is geworden, gelden de verbintenissen die thans worden voorgesteld reeds uit de enkele kracht van de beslissing van 26 september 2005. Dit zal ook zo blijven wanneer, na uitvoering van de derde stap van de verrichtingen na het arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 15 september 2005, de naam van Uitgeversbedrijf Tijd gewijzigd zal zijn in Mediafin. Toch worden zij terecht opnieuw voorgesteld, al was het maar voor de volledigheid en de duidelijkheid. 90. Waar de concentratie toelaatbaar werd verklaard in de beslissing van 26 september 2005, moet dit voor deze markt ook thans het geval zijn. Met de aangegane (en dus reeds opgelegde) verbintenissen kan er, gelet op de beslissing van 26 september 2005, geen ernstige twijfel over bestaan dat geen machtspositie in het leven wordt geroepen of versterkt die de mededinging op significante wijze belemmert. 91. De verslaggever stelt voor te voorzien in een jaarlijkse rapportageverplichting betreffende de intra- en extragroep geleverde diensten, ten einde de correcte uitvoering van de verbintenissen te kunnen controleren, en zo te verzekeren. Er is echter geen reden om aan te nemen dat de verbintenissen niet correct nageleefd zullen worden. De rapportage lijkt op dit ogenblik niet meer dan een administratieve last. Zo er al afschrikkingseffect zou vanuit gaan, hoeft dit niet eens. Bovendien kan niets aan de beslissing van 26 september 2005 toegevoegd worden.
XII. Besluit 92. Het besluit uit hetgeen voorafgaat luidt dat de concentratie geen ernstige twijfels betreffende haar toelaatbaarheid doet rijzen, indien de verbintenissen nageleefd worden die als voorwaarden van de concentratie voorgesteld worden door de aanmeldende partijen. In dat geval roept de concentratie immers geen machtspositie in het leven, of versterkt zij geen machtspositie, die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de nationale markt of een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd (artikel 10, § 3 WBEM).
35 Om deze redenen, De Raad voor de Mededinging, 1. Zegt dat de concentratie aangemeld in de zaak MEDE-C/C-05/0068 binnen het toepassingsgebied van de wet op de bescherming van de economische mededinging valt, 2. Verklaart de concentratie toelaatbaar, met de voorwaarden die vervat zijn in volgende verbintenissen van de aanmeldende partijen, die gelden gedurende een termijn van vijf jaar te rekenen van de kennisgeving van deze beslissing: -op de Belgische lezersmarkt voor Franstalige Belgische zakenkranten: De aanmeldende partijen zullen op de lezersmarkten geen gezamenlijk aanbod doen van L’Echo, enerzijds, en van een andere krant uitgegeven door Uitgeversbedrijf Tijd, De Persgroep of Rossel, anderzijds. -op de Belgische markt voor themareclame in Franstalige Belgische kranten: De aanmeldende partijen zullen de reclameregie van de zakenkranten De Tijd en L’Echo – thans Trustmedia ESV – niet integreren met de reclameregie(ën) van de algemene kranten van De Persgroep of Rossel – thans Full Page CVBA. Meer in het bijzonder zal de themareclame in L’Echo niet gecommercialiseerd worden in het kader van Full Page of de NP3 akkoorden (en de eventuele opvolgers van dergelijke mechanismen). De aanmeldende partijen zullen geen verplichte of exclusieve combinaties opleggen van themareclame in L’Echo, enerzijds, en één of meerdere van de door Rossel en/of De Persgroep gecontroleerde kranten (met inbegrip van De Tijd) anderzijds. Onder een exclusieve combinatie wordt deze verstaan die de adverteerder verbiedt om in een concurrerende titel te adverteren. -op de Belgische markt voor financiële en wettelijk verplichte advertenties in Franstalige Belgische kranten: De aanmeldende partijen zullen geen verplichte of exclusieve combinaties opleggen van financiële en wettelijk verplichte advertentieruimte in L’Echo, enerzijds, en één of meerdere van de door De Persgroep en/of Rossel uitgegeven kranten (met inbegrip van De Tijd), anderzijds. Onder een exclusieve combinatie wordt deze verstaan die de adverteerder verbiedt om in een concurrerende titel te adverteren. De aanmeldende partijen zullen de andere krantenuitgevers gelijke toegang verlenen tot optionele combinatiekortingen die zij zouden toestaan voor financiële en wettelijk verplichte advertenties tussen L’Echo, enerzijds, en één of meerdere kranten uitgegeven door De Persgroep of Rossel, anderzijds. -op de Belgische markt voor financiële informatie die kant-en-klaar geleverd wordt aan de geschreven pers: De aanmeldende partijen of één van hun dochterbedrijven zullen geen discriminerende voorwaarden toepassen ten aanzien van handelspartners bij het verstrekken van kant-en-klare koerslijsten aan de geschreven pers in België.
36 De aanmeldende partijen of één van de dochterbedrijven zullen het aanbod van kant-en-klare koerslijsten niet zonder enige objectieve rechtvaardiging verminderen ten aanzien van de situatie op de dag van de beslissing van de Raad. 3. Verleent op grond van het bovenstaande akte van de intrekking van de aanmelding in de zaak CONC-C/C-03/050.
Aldus beslist op 20 december 2005 door een kamer van de Raad voor de Mededinging, samengesteld uit Stefaan Raes, voorzitter van de Raad voor de Mededinging en voorzitter van de kamer, en Christian Huveneers, Paul Blondeel en Wouter Devroe, leden van de Raad voor de Mededinging.