Programma wet van 27 december (BS 30 december 2005) bijgewerkt tot 1 januari 2006 , www.optima.be
INHOUDSTAFEL
PROGRAMMA WET VAN 27 DECEMBER (BS 30 DECEMBER 2005).................... 1 Voorafgaandelijk................................................................................................................................................... 2 Belasting van de meerwaarde op collectieve beleggingsfondsen ....................................................................... 2 Belasting op de meerwaarden - inleiding........................................................................................................... 2 Geviseerde fondsen............................................................................................................................................. 3 Berekening.......................................................................................................................................................... 4 Meerwaarden sinds 1 juli 2005....................................................................................................................... 4 Enkel het vastrentende gedeelte ..................................................................................................................... 4 Enkel de intrestcomponent (2006-2007) ........................................................................................................ 4 Intrest – én meerwaarde component (2008 - ) ................................................................................................ 5 Beurstaksen......................................................................................................................................................... 5 Concreet.............................................................................................................................................................. 6 Welke fondsen zijn niet geviseerd? .................................................................................................................... 6 Welke zijn de ontsnappingsroutes?..................................................................................................................... 7 Verzekeringspremies............................................................................................................................................. 8 Algemeen............................................................................................................................................................ 8 Uitzonderingen ................................................................................................................................................... 8 Discretie is gewaarborgd .................................................................................................................................... 9 Buitenlandse verzekeraars .................................................................................................................................. 9 “Fiscale amnestie bis” regeling .......................................................................................................................... 10 Voorafgaandelijk .............................................................................................................................................. 10 Belastbare inkomsten........................................................................................................................................ 10 Belastingtarief................................................................................................................................................... 11 Regularisatie – fiscale impact ........................................................................................................................... 11 Procedure .......................................................................................................................................................... 11 Geen anoniem karakter ..................................................................................................................................... 12 Uitzonderingen ................................................................................................................................................. 13 Een storm in een glas water ? ........................................................................................................................... 13 Pensioensparen .................................................................................................................................................... 15 Praktisch .............................................................................................................................................................. 16 Conclusie .............................................................................................................................................................. 17
Voorafgaandelijk In deze bijlage bij het boek
vindt u de laatste stand van zaken rond de nieuwste spaarfiscaliteit en de nieuwe mogelijkheden voor een fiscale regularisatie. Deze bijlage vormt een up-to-date aanvulling bij het hoofdstuk dat u vindt op pagina 175 en volgende. Op die manier beschikt u niet alleen over een naslagwerk maar tevens over de meest actuele informatie. Omdat het boek u niet alleen wil informeren maar tevens wil begeleiden in uw persoonlijke financiële planning, eindigen we met een positieve noot en geven we u daar waar mogelijk enkele tips om de nieuwe fiscale valkuilen te vermijden.
Belasting van de meerwaarde op collectieve beleggingsfondsen Belasting op de meerwaarden - inleiding Met ingang van 1 januari 2006 is er een roerende voorheffing van 15% verschuldigd op de meerwaarde die men behaalt bij de verkoop van beleggingsfondsen. Het gaat om de meerwaarden die zijn behaald sinds 1 juli 2005. De regering verdedigt deze maatregel door erop te wijzen dat een soortgelijke maatregel nu reeds geldt in Europees verband, dit in toepassing van de Europese spaarrichtlijn. De buitenlander uit een ander Europees land die in België onder gelijkaardige omstandigheden een meerwaarde realiseert zal immers eveneens belasting betalen, en hetzelfde geldt voor de Belg die de geviseerde meerwaarde behaalt in een ander Europees land. Met de nieuwe voorgestelde maatregel zal voortaan dus net hetzelfde gebeuren voor de Belg die in België een meerwaarde behaalt. Voor de regering lijkt dit niet meer dan een faire maatregel, temeer daar een gelijkaardige interne regeling ook nu reeds geldt in diverse andere Europese landen. Een andere rechtvaardiging vindt ze in de redenering dat ze met deze maatregel de mensen wil stimuleren om opnieuw meer te investeren in risicodragend kapitaal en dat dit de economie ten goede komt. Een derde, en misschien wel de enige, rechtvaardiging is de budgettaire noodzaak om bijkomend financiële middelen aan te boren.
Geviseerde fondsen Beleggingsfondsen. Het gaat om de meerwaarden op beleggingsfondsen. Bedoeld zijn hier zowel de beveks als de gemeenschappelijke beleggingsfondsen. Het maakt niet uit of het om beveks naar Belgisch dan wel naar buitenlands recht gaat. Beleggingsfondsen met een Europees paspoort. Het moet gaan om beleggingsfondsen met een Europees paspoort. Conform de Europese richtlijn over beleggingsfondsen, de zogenaamde UCITS-richtlijn, gaat het hier om aandelenfondsen, obligatiefondsen, gemengde fondsen, monetaire fondsen en dakfondsen. Het moet steeds gaan om fondsen met een onbepaalde looptijd die geen kapitaalbescherming genieten. Dit brengt bijvoorbeeld met zich mee dat onze Belgische beveks met kapitaalgarantie geen Europees paspoort hebben. Het Europees paspoort wordt verkregen van zodra de emitterende financiële instelling het beleggingsfonds laat registreren bij de financieel toezichthouder van een lidstaat van de Europese Unie. Vanaf dat ogenblik mag het fonds worden verdeeld in alle andere lidstaten, dit zonder daarvoor telkens een bijkomende erkenning van de toezichthouder te moeten verkrijgen. De wet laat de mogelijkheid open om het toepassingsgebied uit te breiden naar alle fondsen, ook deze zonder een Europees paspoort. Beleggingsfondsen met méér dan 40% vastrentende effecten. De beleggingsfondsen moeten, rechtstreeks of onrechtstreeks, voor méér dan 40% belegd zijn in vastrentende beleggingen zoals obligaties, zichtrekeningen, termijnrekeningen, staatsbons, schatkistcertificaten etc… Algemeen kan men in dit verband stellen dat het om beleggingsproducten gaat die intresten opbrengen. Het percentage van 40% wordt bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsreglement of de statuten van de betrokken instelling is neergelegd en, bij ontstentenis daarvan, op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instelling. Bij gebrek aan informatie over het voormelde percentage van het vermogen, wordt dit percentage geacht meer dan 40% te bedragen! De volgende fondsen zijn geviseerd : FONDSEN DIE VOOR MEER DAN 40% VASTRENTEND BELEGD ZIJN Obligatiefondsen Monetaire fondsen Gemengde fondsen (> 40%)
De vastrentende stukken die zijn uitgegeven vóór 1/3/2001 of waarvan de uitgifteprospectus werd goedgekeurd vóór die datum ontsnappen aan de meerwaarde belasting. Dit is in toepassing van de zogenaamde “grootvaderclausule” die we ook terug vinden in de Europese spaarrichtlijn.
Beleggingsfondsen van het kapitalisatietype. Het moet gaan om fondsen die hun winsten reserveren en niet uitkeren. Dit betekent concreet dat distributiefondsen, die hun winsten wél uitkeren, aan de belasting op de meerwaarde ontsnappen. Dit is ook logisch, gezien er bij een distributiefonds zelfs geen meerwaarde kan ontstaan. Alle winsten worden immers uitgekeerd. Bij de uitkering betaalt de belegger telkens 15% of 25% (*) roerende voorheffing. FONDSEN DIE ZIJN GEVISEERD
(*) voor zover het gaat om buitenlandse beveks die vóór 1/1/94 zijn gelanceerd geweest. Beleggingsfondsen van het kapitalisatietype die een Europees paspoort hebben én die voor méér dan 40% zijn belegd in vastrentende beleggingen die niet kunnen genieten van de grootvaderclausule.
µ
Berekening Meerwaarden sinds 1 juli 2005 Zoals reeds in de inleiding is aangehaald, wordt de meerwaarde belast voor zover zij is ontstaan sinds 1 juli 2005. Wie vóór die datum fondsen heeft gekocht zal worden geacht deze te hebben gekocht op 1 juli 2005 en vanaf dan wordt de belastbare meerwaarde berekend.
Enkel het vastrentende gedeelte De belastbare meerwaarde wordt steeds beperkt tot het vastrentend gedeelte van de fondsen. Wie dus bijvoorbeeld in een gemengd fonds van het 50/50 zit, zal dus slechts maximaal op de helft van de meerwaarde kunnen belast worden.
Enkel de intrestcomponent (2006-2007) •
•
De belastbare meerwaarde wordt voor het jaar 2006 en 2007 in beginsel gevormd door de intrestcomponent van het vastrentend gedeelte binnen het fonds. In één adem wordt er echter wel bij vermeld dat wanneer de beleggingsinstelling niet in staat is om de intrestcomponent te bepalen, de volledige meerwaarde belastbaar is. De wet bepaalt dat het belastbare bedrag dan gelijk is aan het verschil tussen het bij de verrichting ontvangen bedrag en de aanschaffingswaarde. Met ingang van 1 juli 2006 wordt in dat laatste geval bovendien voorzien dat het belastbare bedrag dan gelijk is aan een bedrag dat overeenstemt met de kapitalisatie van de intrest, berekend tegen een door de Koning bepaald percentage per jaar, op de inventariswaarde van de deelnemingen. De belastingplichtinge wordt dan met andere woorden op een forfaitaire manier belast. Dit kan ertoe leiden dat hij belasting zal betalen, zelfs wanneer de inventariswaarde van zijn belegging tengevolge van minderwaarden lager zou liggen dan bij de aankoop.
•
De koersstijging op het vastrentend gedeelte blijft voorlopig buiten schot en omgekeerd kunnen de eventuele minwaarden hierop evenmin fiscaal in aftrek worden genomen.
Intrest – én meerwaarde component (2008 - ) Met ingang van inkomstenjaar 2008 worden in beginsel zowel de intrest – als de meerwaarde component van het vastrentende gedeelte geviseerd. Dit betekent bijvoorbeeld concreet dat wanneer de obligaties een koersstijging hebben gekend, ook deze stijging belastbaar is bij realisatie. Omgekeerd is het wel zo dat dan, conform de Europese spaarrichtlijn, eventuele minwaarden in aftrek mogen worden gebracht van het bedrag dat is gevormd door de gekapitaliseerde rentes. Dit kan er in extremis toe leiden dat er zelfs geen belasting is verschuldigd! Dat ook de koersstijgingen op het vastrentend gedeelte worden geviseerd, mag verwondering wekken. Bij de motivering van de wet heeft de minister van financiën immers veelvuldig verwezen naar de Europese spaarrichtlijn, dit terwijl in deze richtlijn enkel en alleen de rente component belastbaar wordt gesteld. Iemand die met andere woorden zijn fonds zou verkopen in Luxemburg zal daar voor wat betreft het meerwaardegedeelte ontsnappen aan een (Europese) bronheffing terwijl hij er in België zal op betalen! Let wel, ook hier gaat het om een principe dat door middel van een eenvoudig koninklijk besluit opnieuw kan worden gewijzigd. De wet zelf voorziet dienaangaande dat er door middel van een koninklijk besluit alsnog kan worden afgezien van de belasting op de meerwaarde component.
Beurstaksen 1. 2006-2007. Voor het jaar 2006 en 2007 wordt de beurstaks bij uitstap uit een beleggingsfonds verhoogd van 0,5% naar 1,1%. 2. 2008. Vanaf 2008 wordt die in principe opnieuw verlaagd naar 0,5%. Ook hier voorziet de wet evenwel dat op dat ogenblik een koninklijk besluit kan belissen over het behoud van het verhoogde tarief van 1,1%. 3. 1 Januari – 28 februari 2006. Wie tijdens de eerste twee maanden van 2006 overstapt van een kapitalisatiefonds naar een distributiefonds betaalt géén beurstaks bij de uitstap. Dit gebeurt concreet doordat de spaarder een jaar later de betaalde beurstaks kan recupereren wanneer hij aantoont dat hij de distributiefondsen hetzij een jaar lang op een effectenrekening heeft aangehouden hetzij twaalf maanden op zijn naam heeft laten registreren. Distributiefondsen keren elk jaar hun inkomsten uit en hier betalen de beleggers een bevrijdende roerende voorheffing van 15% op. Wie zijn fondsen verkoopt via een buitenlandse tussenpersoon is geen beurstaks verschuldigd!
Concreet Hieronder vindt u een vergelijkend overzicht dat van toepassing is met ingang van 2008. Tot dan wordt ook in België enkel het intrestgedeelte geviseerd en stemmen de regelingen voor wie belegt in België of in Luxemburg grotendeels overeen (*)
Aan- & verkoop van een obligatiefonds (100%)
België
Aankoop Inventariswaarde Verkoop Meerwaarde Belastbare meerwaarde
1/01/1998 1/07/2005 31/12/2008
Waarvan rente gedeelte Waarvan meerwaarde gedeelte % roerende voorheffing (*) EUR roerende voorheffing Beurstaks (0,5 %) Netto
Luxemburg Prijs 2.000,00 € 3.000,00 € 3.500,00 € 1.500,00 €
Datum
500,00 € 15,00 € 485,00 € 15% -75,00 € -7,50 € 3.425,00 €
15,00 € 15,00 € 0,00 € 25%
3,75 € 0,00 € 3.503,75 €
(*) wie zijn fondsen in Luxemburg verkoopt moet er wel nog rekening mee houden dat de voorheffing die daar wordt ingehouden niet bevrijdend werkt. Dit betekent concreet dat de Belgische belastingplichtige die meerwaarde toch nog moet aangeven in zijn Belgische belastingaangifte. Op dat ogenblik kan hij weliswaar de reeds in Luxemburg ingehouden roerende voorheffing recupereren, maar hij moet dan wel bovenop het tarief van de voorheffing ook nog eens gemeentebelastingen betalen. Dit maakt dat het interessanter wordt om de meerwaarde in België te gelde te maken. Bovendien moet er worden rekening mee gehouden dat nà 2010 het tarief van de Europese roerende voorheffing zal stijgen tot 35%!
Welke fondsen zijn niet geviseerd? 1. Fondsen die zijn belegd in stukken uitgegeven vóór 1/3/2001. Een fonds dat hoofdzakelijk belegd is in dergelijke stukken kan grotendeels aan de belasting op de meerwaarden ontsnappen. Op de websites van de banken is te zien welke van hun fondsen hiervoor in aanmerking komen. 2. Fondsen die geen Europees paspoort hebben. Dit betekent dat de facto veel fondsen buiten het toepassingsgebied vallen. De meeste fondsen met kapitaalgarantie bijvoorbeeld ontsnappen daardoor aan de meerwaardebelasting. Maar dit is geen absolute garantie. De wet voorziet zelf dat de regering via een eenvoudig koninklijk besluit het toepassingsgebied kan uitbreiden tot fondsen zonder Europees paspoort. 3. Fondsen die voor minder dan 40% in vastrentende beleggingen zijn belegd. Hierboven is ook reeds aangehaald dat het moet gaan om fondsen die voor minstens 40% zijn belegd in vastrentende beleggingen. A contrario betekent dit meteen ook dat zolang het fonds maximaal voor 39,9 % in vastrentende beleggingen investeert, het fonds buiten het toepassingsgebied van de geviseerde maatregel valt. Heel concreet gaat het hierbij dan om hetzij zuivere aandelenfondsen, hetzij gemengde fondsen die onder de genoemde 40% drempel blijven.
4. Distributiefondsen. Een vierde belangrijke uitzondering zijn de distributiefondsen. Vermits deze hun winsten op geregelde tijdstippen uitkeren is hier van een belastbare meerwaarde géén sprake. De belasting wordt hier voordien reeds geheven, ter gelegenheid van de uitkering van de periodieke inkomsten. 5. Tak 21 en 23 fondsen. Ten vijfde, en dit niet in het minst, zijn evenmin de fondsen geviseerd die kaderen binnen een verzekeringscontract. Dit is uiterst merkwaardig aangezien een beleggingsverzekering evenzeer kan beleggen in vastrentende stukken (in obligatiefondsen). Anderzijds is het wel zo dat deze beleggingen met ingang van volgend jaar getroffen zijn door een extra taks van 1,1% op de vervallen premies (cfr infra). 6. Pensioensparen. Belegt men in fondsen in het kader van het fiscaal stelsel van pensioensparen, dan betaalt men ook geen meerwaardebelasting.
Fondsen die niet geviseerd zijn Fondsen voor zover ze zijn belegd in vastrentende stukken die zijn uitgegeven vóór 1/3/2001 Fondsen die géén Europees paspoort hebben, behoudens andersluidend koninklijk besluit Fondsen die onder de 40% drempel blijven Distributiefondsen, ongeacht hun samenstelling Beleggingsfondsen in een verzekeringscontract Fondsen voor pensioensparen
Welke zijn de ontsnappingsroutes? Wie het absoluut niet ziet zitten om voortaan 15% te moeten afstaan op zijn meerwaarden heeft twee mogelijkheden : 1. Ofwel verkoopt hij nog dit jaar zijn obligatie – of gemengde fondsen. 2. Ofwel opteert hij voor een overstap naar een niet-geviseerd fonds (cfr supra)
Verzekeringspremies Algemeen Met ingang van 1 januari 2006 wordt er een taks van 1,1% geheven op alle vervallen premies bij zowat alle categorieën van verzekeringen : • • • • • • • •
Tak 21 verzekering : verzekering met een gewaarborgd rendement Tak 23 : verzekering waarvan de prestatie afhangt van een onderliggende strategie Overlijdensverzekeringen (waaronder schuldsaldoverzekeringen die worden aangegaan bij een woningkrediet) Verzekeringsbons Lijfrente contracten Individuele verzekering in het kader van het lange termijnsparen Jeugdspaarplannen Etc…
In tegenstelling tot wat het geval is bij de meerwaardebelasting op fondsen, wordt hier niet alleen een belasting geheven op vastrentende beleggingen, maar ook op beleggingen die voor 100% in aandelen kunnen zijn belegd. Dit laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een tak 23 verzekering. De genoemde verzekeringen zijn onderworpen aan deze taks wanneer het risico in België is gelegen. Dit risico wordt in het algemeen geacht in België te zijn gelegen indien de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats in België heeft. Het is de verzekeringnemer die deze taks is verschuldigd.
Uitzonderingen De bijkomende premie is niet verschuldigd op onderstaande categorieën van verzekeringen : • • •
•
• •
Pensioenspaarverzekeringen Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) RIZIV pensioenovereenkomsten (dit zijn VAPZ overeenkomsten die zijn afgesloten door geconventioneerde (tand)artsen, apothekers of kinesisten, en waarbij de premies betaald worden door het RIZIV). Lijfrentes afkomstig van kapitaal uit tweedepijlerpensioenkapitalen (groepsverzekering, IPT verzekering, pensioenfonds, VAPZ – of RIZIV overeenkomst) of uit een individuele levensverzekering die is afgesloten in het kader van het lange termijnsparen. Het moet steeds gaan om lijfrenteovereenkomsten die niet voorzien in een kapitaal bij overlijden of leven. Tak 26 “verzekeringen” (levensverzekering aan toonder van het kapitalisatietype) (*) Bruidsschats- & geboorteverzekeringen (tak 22)
(*) In wezen gaat het hier niet om levensverzekeringen maar wel om kapitalisatieverrichtingen, zonder aanduiding van een verzekerde en zonder een verzekerd risico. Om die reden valt een tak 26 belegging niet onder toepassing van de Landverzekeringswet.
Discretie is gewaarborgd De verzekeraars moeten een jaarlijkse staat opmaken met volgende gegevens : • • • • •
Naam en adres van de maatschappij Contractnummer van de verzekeringsovereenkomsten De voor het desbetreffend jaar vervallen premies De betaalde taks De datum van betaling van de taks
Het is in dit verband nuttig te onderlijnen dat daarmee dus niet de identiteit van de verzekeringnemers moet worden prijsgegeven. Dit is van zeer groot belang voor buitenlandse verzekeraars die op straffe van strafrechtelijke sancties gehouden zijn aan een bankgeheim (cfr infra)
Buitenlandse verzekeraars De buitenlandse verzekeraars zijn eveneens gehouden de verzekeringstaks te heffen. Dit is een gevolg van de Europese richtlijn 77/799/EEG van de raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies. Hierin is bepaald dat voor de heffing van premietaksen in Europa de verblijfplaats van de verzekeringnemer doorslaggevend is. Concreet zal bijvoorbeeld een Luxemburgse verzekeringsmaatschappij evenzeer een jaarlijkse staat moeten opmaken en daarin melding maken van de betaalde premietaks en de contractnummers. Verder moet zij evenwel niet gaan, vermits zij gehouden is door een strafrechtelijk beteugeld bankgeheim (cfr supra) Op te merken valt in dit verband ook dat buitenlandse verzekeraars van buiten de EER (dit zijn de landen van de Europese Unie + Liechtenstein, Noorwegen en IJsland) verplicht zijn om in België een aansprakelijk vertegenwoordiger aan te duiden. In die omstandigheden is het de aansprakelijk vertegenwoordiger die instaat voor de doorstorting van de premietaks.
“Fiscale amnestie bis” regeling Voorafgaandelijk De fiscale verrassing is compleet met de nieuwe regularisatie regeling voor fiscale zondaars. Hiermee kan u datgene wat staat omschreven in het boek < Uw privé vermogen> , onder het hoofdstuk “Actualia 9 ”op pagina 204 en volgende, als min of meer onbestaande beschouwen. Deze nieuwe (*) regeling voorziet dat zowel particulieren als bedrijven die in het verleden hun belastingen niet hebben betaald, dit nu alsnog kunnen doen, zonder daarbij het gevaar te lopen op een belastingverhoging of een strafrechtelijke vervolging. Ze kunnen met andere woorden de belastingen uit het verleden betalen en daarmee is de kous af. Zo komen ze onmiddellijk in het reine en kunnen ze uitpakken met een fiscaal mooie lei. De regering wil niet gezegd hebben dat het hiermee om een tweede amnestie regeling zou gaan vermits men er nu niet vanaf komt met het betalen van een forfaitaire boete. Men moet nu daadwerkelijk de volledig verschuldigde belasting betalen. In de wandelgangen wordt daarom nu niet meer gesproken van een fiscale amnestie, maar wel van een fiscale “inkeerregeling”. (*) Helemaal nieuw kunnen we de voorgestelde maatregel eigenlijk niet noemen. Tot en met 2003 bestond immers ook al de mogelijkheid om op individuele basis tot een akkoord te komen met de fiscale controleur. Deze administratieve praktijk werd evenwel afgeschaft met de inwerkingtreding van de fiscale amnestie regeling en tot op vandaag heerst de grootste onduidelijkheid omtrent de houding die de administratie terzake moet of kan aannemen.
Belastbare inkomsten Anders dan bij de EBA het geval was, komen nu alle categorieën van ontdoken belasting in aanmerking. Ze worden in drie categorieën opgedeeld : 1. De belasting op beroepsinkomsten 2. De BTW 3. De belasting op de overige inkomsten. Dit zijn eigenlijk alle andere inkomsten. Bedoeld zijn hiermee dus niet alleen de eigenlijke diverse inkomsten, maar ook bijvoorbeeld de onroerende en de roerende inkomsten. Ook de successierechten vallen onder deze categorie. Omtrent deze laatste categorie was er enige tijd onzekerheid maar daar heeft Minister Reynders nu uitdrukkelijk komaf mee gemaakt door in een antwoord op een parlementaire vraag van Luc Van Biesen te bevestigen dat ook successierechten kunnen worden geregulariseerd!
Belastingtarief Zoals hiervoor is aangehaald, kan men in de nieuwe regularisatie regeling niet langer volstaan met het betalen van een forfaitaire boete. Men moet nu integendeel de volledig verschuldigde belasting betalen. Deze wordt berekend zoals ze zou verschuldigd zijn geweest in het jaar waarin de inkomsten zijn verkregen of behaald of waarin de belastbare verrichting heeft plaats gevonden. Voor de belasting op de overige inkomsten is bovendien bepaald dat een bijkomende boete is voorzien wanneer de regularisatie gebeurt nà 1 juli 2006 : 1. Regularisaties tussen 1/7/2006 – 31/12/2006 : boete van 5% 2. Regularisaties vanaf 1/1/2007 : boete van 10 %
Regularisatie – fiscale impact 1. Vanzodra de regularisatie is uitgevoerd, kunnen de belastingplichtigen voor wat betreft de geregulariseerde inkomsten niet langer worden belast. Dit geldt zowel voor de belasting zelf als voor de eventuele nalatigheidsintresten, boetes of belastingverhogingen (*). 2. De belastingplichtigen hoeven evenmin te vrezen voor de uitzonderlijke belastingverhoging van 100 percent zoals die voorzien was in de wet van 31 december 2003 op de eenmalige bevrijdende aangifte. 3. Bovendien kan men door de regularisatie vrijgesteld blijven van een eventuele strafrechtelijke vervolging die zou voorzien zijn in de desbetreffende fiscale wetgeving. In dit verband is er verder ook voorzien dat de regularisatie aangifte of de betaling van de verschuldigde regularisatie niet kunnen worden gebruikt als indicie of aanwijzing om verdere fiscale onderzoeks-of controleverrichtingen uit te voeren, om mogelijke inbreuken op de belastingwetgeving te melden of om inlichtingen uit te wisselen. De belastingpichtige kan het regularisatie attest (cfr infra) ook gebruiken als bewijsmiddel voor de hoven en rechtbanken, voor de administratieve rechtscolleges en in het algemeen tegenover elke openbare dienst. (*) Er dient wel bij vermeld te worden dat wanneer beroepsinkomsten ten onrechte als geregulariseerde overige inkomsten aan de heffing zijn onderworpen geweest, dat dan een nieuwe taxatie als beroepsinkomsten alnog mogelijk blijft!
Procedure Aangifte. De belastingplichtige moet een regularisatie aangifte indienen bij het bij de dienst Voorafgaande Beslissingen, de zogenaamde rulingcommissie. (FOD Financiën-Dienst Voorafgaande Belissingen-Contactpunt regularisaties, Wetstraat 62, 1040 BRUSSEL / vanaf 3 april : Maria Theresiastraat 1 te 1000 Brussel / [email protected] )
Het formulier dat voor de aangifte moet worden gebruikt is de zogenaamde regularisatie aangifte die u kan downloaden van de portailsite van Financiën : www.minfin.fgov.be . Het formulier moet onderstaande gegevens bevatten : • • • • • •
De naam en adres van de indiener van de aangifte (of diens gemachtigde) Het rijksregisternummer van de aangever (of het nummer bij de Kruispuntbank Ondernemingen indien de aangever een onderneming is) De oorsprong van de aangegeven sommen (categorie van de inkomsten, jaar van de inkomsten) Het bedrag van de aangegeven sommen Verklaring dat de sommen niet afkomstig zijn uit een witwasoperatie en dat er geen onderzoek hangende is Datum van indiening van de aangifte
In bijlage moeten alle gegevens worden meegestuurd die het mogelijk maken om de verschulidgde belastingen te berekenen. Kennisgeving van ontvankelijkheid. Na ontvangst van de aangifte brengt de administratie binnen de 30 dagen de aangever schriftelijk op de hoogte van de ontvankelijkheid ervan. In dezelfde brief wordt melding gemaakt van het bedrag van de verschuldigde heffing. Betaling. De betaling van de heffing gebeurt binnen de 15 dagen volgend op de brief van de kennisgeving. Regularistieattest. Bij regularisatieattest op.
ontvangst
van
de
betaling
stuurt
de
administratie
een
Geen anoniem karakter Zoals hiervoor is gebleken, kan een fiscale regularisatie niet anoniem gebeuren. Eens de belastingplichtige de regularisatie sommen heeft betaald, ontvangt hij immers een regularisatie attest waarvan er tevens een copij wordt toegestuurd naar zijn plaatselijk taxatie kantoor. Dit attest wordt toegevoegd aan het fiscaal dossier van de betrokken belastingplichtige. Alleen voor wat de derde categorie van overige inkomsten betreft, gebeurt dit niet en kan er dus enigs sprake zijn van discretie. Dienaangaande is overigens bepaald dat de ambtenaren die werkzaam zijn in het op te richten gehouden zijn door een beroepsgeheim en zij niet de verkregen inlichtingen mogen overmaken aan andere diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën. Verder is het zo dat de administratie een lijst bijhoudt van de afgeleverde regularisatie attesten, met vermelding van het nummer van de regularisatie aangifte. Een afschrift van deze lijst wordt dan om de zes maanden overgemaakt aan de Cel voor de financiële informatieverwerking. Dit is een centrale overheidsdienst die is opgericht door de wet van
11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en die bezighoudt met witwasmisdrijven.
Uitzonderingen Net zoals dat het geval was bij de EBA regeling, gelden er ook hier enkele uitzonderingen waarin het niet mogelijk is een regularisatie te krijgen : 1. Witwasmisdrijven. Witwasmisdrijven en de daaraan ten grondslag liggende misdrijven zoals beoogd in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, komen niet voor regularisatie in aanmerking. 2. Specifieke administratieve onderzoeksdaden. Het is niet mogelijk een regularisatie aan te vragen wanneer de fiscale of sociale administratie de belastingplichtige schriftelijk heeft in kennis gesteld van lopende specifieke onderzoeksdaden. 3. Opsporings- of gerechtelijke onderzoeken. Het is niet mogelijk een regularisatie aan te vragen wanneer voor een strafrechtelijk beteugeld misdrijf voorafgaandelijk aan de regularisatie aanvraag reeds een opsporings- of gerechtelijk onderzoek liep. 4. Reeds bestaande regularisatie aangifte. Tenslotte kan volledigheidshalve worden opgemerkt dat een aangifte evenmin uitwerking kan krijgen wanneer er voor dezelfde belastingplichtige al eerder een regularisatie aangifte is ingediend geweest.
Een storm in een glas water ? Alhoewel de regering veel verwacht van deze nieuwe mogelijkheid om zwarte inkomsten fiscaal in orde te stellen, kan worden gevreesd dat dit, zeker in het begin, nog niet zo’n vaart zal lopen. We zetten de verschillende knelpunten voor u schematisch op een rij : 1. Beroepsinkomsten. Eerst en vooral kan men zich de vraag stellen hoeveel mensen hun ontdoken beroepsinkomsten zullen willen regulariseren wanneer men weet dat hierop niet alleen het normale belastingtarief van toepassing is, maar ook de sociale zekerheidsbijdragen. Concreet, wanneer iemand dit zou doen, riskeert hij een belasting te betalen ten bedrage van meer dan 50 % en daar bovenop ook nog eens sociale zekerheidsbijdragen, mét desgevallend nalatigheidsintresten! Aangenomen kan worden dat iemand twee keer zal nadenken vooraleer hij zal bereid worden gevonden deze prijs te betalen, enkel en alleen voor het hebben van “wit” kapitaal. 2. Informatie bij de CIF en lokaal controle kantoor. Alle informatie omtrent de ontdoken belasting op beroepsinkomsten wordt doorgegeven aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking én de lokale taxatie ambtenaar. Uiteraard zal dit heel wat belastingplichtigen afschrikken. 3. Witwasmisdrijf. Er blijft veel onduidelijkheid over het begrip “witwasmisdrijf”. Wat is “zware fiscale fraude”? Het gebrek aan een sluitende definitie hieromtrent en de aangehaalde informatiedoorstroming naar de CFI werken drempelverhogend. 4. Strafrechterlijke inbreuken. Tot slot wordt er enkel strafrechterlijke immuniteit verleend voor inbreuken op de fiscale wetgeving en voor Artikel 505 van het Strafwetboek (vermogensvoordelen die hun oorsprong vinden in fiscale misdrijven). Er wordt echter in de wet met geen woord gerept over bijvoorbeeld strafrechterlijke
inbreuken op de Boekhoudwet. Indien het gaat over ontdoken belasting op beroepsinkomsten lijkt dit nochtans relevant.
Pensioensparen Het goede nieuws komt uit de hoek van het pensioensparen. Daar waar tot op heden het fiscaal in aanmerking te nemen bedrag maximaal 620 EUR op jaarbasis bedroeg, wordt dit met ingang van dit inkomstenjaar verhoogd naar 800 EUR !
Pensioensparen Maximaal bedrag Maximaal belastingvoordeel Gemeentebelasting (8%) Totaal belastingvoordeel
1 partner
2 partners 800,00 € 40% 3% 345,60 €
1.600,00 € 40% 3% 691,20 €
Praktisch Door doelgericht te opteren voor bepaalde beleggingsproducten kan men nog steeds op een fiscaalvriendelijke manier blijven beleggen. Het komt er op aan om de juiste producten te kiezen in de juiste volgorde. 1. Spaarrekening. Eerst en vooral kan iedereen genieten van een bedrag op spaarrekening dat van roerende voorheffing is vrijgesteld. Het gaat momenteel om een vrijgesteld bedrag van 1.550 EUR per persoon, of 3.100 EUR voor beide partners samen. In dat laatste geval mag het spaargeld op de spaarrekening al om enbij de 125.000 EUR bedragen, dit in functie van de toegepaste rente. De tegoeden op spaarrekening komen perfect in aanmerking voor de financiering van de behoeften op korte tot middellange termijn. 2. Lange termijnsparen en pensioensparen. Vervolgens is er het systeem van het lange termijnsparen en het systeem van het pensioensparen. Beide technieken laten toe om op een fiscaalvriendelijke manier een bijkomend appeltje voor de dorst op lange termijn aan te leggen. Het maximum bedrag dat in aanmerking komt voor een levensverzekering in het kader van het lange termijnsparen bedraagt momenteel 1.870 EUR per persoon. Dat van het pensioensparen bedraagt momenteel 800 EUR per persoon (cfr supra). 3. Verzekeringen vierde pijler. In derde instantie kan vervolgens worden geopteerd voor een verzekeringsproduct van de zogenaamde vierde pijler. Het gaat hier om beleggingsverzekeringen waarvan men de premies fiscaal niet in aanmerking laat nemen en waarvan het uitgekeerde kapitaal nadien ook niet belast wordt. 4. Aandelenfonds kapitalisatie type. Wie tenslotte echt geld op overschot heeft of toch alleszins denkt het niet nodig te hebben voor de eerste tien à vijftien jaar, kan ook nog steeds opteren voor een aandelenfonds van het kapitalisatietype. Ook bij deze techniek van sparen zijn er geen belastingen verschuldigd.
Conclusie 1. Fiscaal onzeker klimaat. Menig belegger zal wellicht moedeloos zijn geworden. Vorig jaar nog heeft de regering er alles aan gedaan om de spaarder terug naar België te lokken door middel van de fiscale amnestieregeling. Amper een jaar later kan diezelfde regering het al niet meer laten om delen van dit spaargeld te belasten. 2. Fiscle amnestie is niet éénmalig? Minstens even straf is de goocheltruc van de nieuwe regularisatieregeling. Bij de fiscale amnestie van vorig jaar heeft de regering bij hoog en laag gezworen dat het om een éénmalige maatregel ging. Nu, nog géén jaar later, heeft ze al een herhaling van het bedoelde scenario voor ogen. Men zou voor minder wantrouwig worden. 3. Er zijn nog legale alternatieven. We willen concluderen met de nuchtere vaststelling dat het voor de vermogende burger opnieuw wat moeilijker is geworden. Toch blijven er legale mogelijkheden voor de creatieve belegger. 4. Persoonlijke financiële planning wordt nog belangrijker. Meer nog dan ooit tevoren wordt het voor ieder van ons zaak om zich te bezinnen over zijn persoonlijke financiële planning. Alleen op die manier kan men hopen op het verlangde financieel comfort en kan men zijn oude dag in alle gemoedsrust tegemoet gaan.
Dit hoofdstuk wordt continu aangepast aan de actuele stand van zaken. Raadpleeg de laatste versie op www.optima.be