Bureauonderzoek Schrijnerwei en Weegbree te Valkenswaard gemeente Valkenswaard
Opdrachtgever Milon bv Huygensweg 24 5482 TG SCHIJNDEL
Status:
Projectnummer Synthegra Rapport S100335
Autorisatie drs. E.A. Schorn (senior prospector)
DEFINITIEF
Projectleider drs. D. Hagens
Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl Bankrelatie Friesland Bank, nr. 295191155, BTW nr. NL819631288B01, HR 01115557
Datum 17-01-2011
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
Colofon Opdrachtgever:
Milon te Schijndel
Project:
Schrijnerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer:
S100335
Titel:
Bureauonderzoek, Schrijnerwei en Weegbree te Valkenswaard
Datum:
17-01 -2011
Projectleider:
drs. D. Hagens
Auteurs:
drs. R. Nillesen (historicus), drs. D. Hagens (historicus), drs. J.H.F. Leuvering (fysisch geograaf, prospector)
Tekenaar:
dhr. J. Heersink (GIS/CAD-specialist)
Autorisatie:
drs. E.A. Schorn (senior prospector)
Druk:
Synthegra bv, Doetinchem
ISSN:
1874-9771
Synthegra bv Kerkhofstraat 21, NL-5554 HG Valkenswaard Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl Bankrelatie Friesland Bank, nr. 295191155, BTW nr. NL819631288B01, HR 01115557
© Synthegra bv, 2011
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
2 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
INHOUD Administratieve gegevens
4
1
Inleiding
5
1.1
Onderzoekskader
5
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen
5
1.3
Ligging en huidige situatie plangebied
6
2
Bureauonderzoek
7
2.1
Inleiding
7
2.2
Landschapsgenese
7
2.3
Archeologische waarden in en rondom het plangebied
12
2.4
Historische ontwikkeling
14
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting
17
3
Conclusies en aanbevelingen
19
3.1
Inleiding
19
3.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen
19
3.3
Aanbevelingen
20
4
Samenvatting
21
4.1
Inleiding
21
4.2
Specifieke archeologische verwachting
21
4.3
Aanbeveling
21
Literatuur en kaarten
23
Bijlagen: Bijlage 1: Overzicht van relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en Archis waarnemingen
Afbeelding voorblad: De Dommel en omgeving op de kaart uit circa 1901 (Bron: Uitgeverij Nieuwland 2005, Noord-Brabant, blad 707).
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
3 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
Administratieve gegevens Toponiem
: Schrijnerwei en Weegbree
Plaats
: Valkenswaard
Gemeente
: Valkenswaard
Provincie
: Noord-Brabant
Projectnummer
: S100335
Bevoegde overheid
: gemeente Valkenswaard
Opdrachtgever
: Milon bv
Uitvoerende instantie
: Synthegra bv
Onderzoeksmelding (ARCHIS)
: 44.366
Datum onderzoeksmelding
: 09-12-2010
Onderzoeksnummer (ARCHIS)
: 34.416
Kaartblad
: 51D en 57B
Periode
: laat-paleolithicum – vroege middeleeuwen
Oppervlakte
: circa 2,5 ha
Perceelnummer(s)
: A149, A2874, A2878, A2880, A2976 en G1974
Grond eigenaar / beheerder
: onbekend
Grondgebruik
: weiland, opgaande bomen, water
Geologie
: beekafzettingen (Laagpakket van Singraven van de Formatie van Boxtel) en dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel)
Geomorfologie
: beekdalbodem, glooiing van beekdalzijde en dekzandrug (oostelijke deel van het plangebied)
Bodem
: lage enkeerdgronden
Depot
: Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Noord-Brabant te ’s-Hertogenbosch
De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende 4 coördinaten: noordwest
X: 158304
Y: 375118
noordoost
X: 158710
Y: 375118
zuidoost
X: 158710
Y: 374896
zuidwest
X: 158304
Y: 374896
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
4 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader Synthegra heeft in opdracht van Milon een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een terrein tussen de Schrijnerwei en de Weegbree in Valkenswaard (afbeelding 1.1). De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de geplande aanleg van twee bergbezinkbakken met aansluitende riolering aan weerzijden van de rivier de Dommel. De maximaal bij de aanleg te verstoren diepte zal circa 2,5 – 3,0 m beneden maaiveld bedragen. Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden zal de bodem tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden. Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden in het gebied verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2.1 De bevoegde overheid, de gemeente Valkenswaard, de heeft resultaten van het onderzoek getoetst en zal een selectiebesluit nemen.
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. De volgende onderzoeksvragen zullen, indien mogelijk, worden beantwoord:
• • • •
Wat is de opbouw van de ondergrond en het verwachte bodemtype? Worden in het onderzoeksgebied archeologische vindplaatsen verwacht? Wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?
1
SIKB 2006a.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
5 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
1.3
Ligging en huidige situatie plangebied Het plangebied is circa 2,5 ha groot en ligt aan de rivier de Dommel ten noordwesten van Valkenswaard (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het westen begrensd door de straat Schrijnerwei, in het noorden en zuiden door weiland- en bouwlandpercelen en in het oosten door een zandpad. Momenteel is de onderzoekslocatie in gebruik als weiland met bosstroken De rivier de Dommel loopt in het midden door het plangebied. De hoogte van het maaiveld varieert van circa 21,4 tot 21,9 meter + NAP (Normaal Amsterdams Peil).2
Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000 aangegeven met het rode kader (Bron: TOP25raster 1998. Topografische Dienst Nederland, Emmen).
2
Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
6 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
2
Bureauonderzoek
2.1
Inleiding Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Dit betreffen met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied. Deze zijn aangevuld met historisch en fysisch-geografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.
2.2
Landschapsgenese Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn gegevens over de landschapsgenese verzameld: •
Geologische Kaart, schaal 1:600.000
•
Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000
•
Bodemkaart, schaal 1:50.000
•
Luchtfoto uit 2005
•
Relevante achtergrondliteratuur
Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de lithostratigrafische indeling van de ondiepe ondergrond.3 Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1. Geologie en geomorfologie Valkenswaard ligt in het zuidelijk zandgebied. Het is een relatief vlak gebied, dat nooit door het landijs bedekt is geweest.4 De ondergrond van dit zandgebied wordt doorsneden door een aantal zuidoost-noordwest georiënteerde breuken, die de Roerdalslenk en het Peel Blok begrenzen. De Feldbiss, een breukzone met een breedte van enkele kilometers, die de zuidwestelijke begrenzing van het dalingsgebied de Roerdalslenk vormt, loopt ten westen van Valkenswaard. Het plangebied ligt dus in de Roerdalslenk. In de diepe ondergrond liggen grindhoudende zanden van de Formatie van Sterksel. Het riviersediment is aangevoerd door de Rijn, met de Maas als zijrivier. Een groot deel van de formatie is in een vlechtend riviersysteem afgezet tijdens koude periodes gedurende het Pleistoceen. De afzetting van deze eenheid begint in het laatste deel van het Vroeg-Pleistoceen (vanaf circa 1,2 miljoen jaar geleden) en zet zich voort tot in het Midden-Pleistoceen (tot circa 475.000 jaar geleden).5 Deze afzettingen zijn afgedekt met de Formatie van Boxtel, die hier uit fluvioperiglaciale afzettingen en dekzand (het Laagpakket van Wierden) bestaat.6 De totale dikte van de Formatie van Boxtel in de centrale slenk bedraagt minimaal 15 meter. In het Weichselien (circa 115.000 – 10.000 C14-jaren geleden) breidde het landijs zich sterk uit, maar bereikte Nederland niet. Het klimaat werd steeds kouder en droger naarmate de zeespiegel daalde.7 Gedurende de koudste perioden van het Pleniglaciaal (circa 73.000 – 13.000 C14-jaren
3
De Mulder e.a. 2003 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de ondiepe ondergrond.
4
Berendsen 2005, 29
5
De Mulder 2003, 327
6
www.dinoloket.nl
7
Berendsen 2004, 183
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
7 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
geleden) was de bodem permanent bevroren. Het regen- en smeltwater werd afgevoerd door een systeem van vlechtende geulen en beken, waarvan de Dommel er één is. Hierbij werden dalen gevormd en fluvioperiglaciale afzettingen afgezet. Deze bestaan uit zand met leemlagen ertussen.8 In het Holoceen (vanaf circa 11.755 jaar geleden tot heden) is het klimaat warmer en vochtiger geworden en is het landschap door geologische processen weinig veranderd. Het dekzand is door de toenemende vegetatie vastgelegd en de beken hebben zich ingesneden, waarbij beekdalen, zoals het dal van de Dommel zijn ontstaan. De Dommel heeft zich in de ondergrond ingesneden en beekafzettingen afgezet. De beekafzettingen bestaan uit matig fijn tot zeer grof, soms grindhoudend zand en zwak zandige leem en klei en worden tot het Laagpakket van Singraven gerekend, dat onderdeel is van de Formatie van Boxtel.9 Ook heeft in het dal van de Dommel veenvorming plaatsgevonden. Het veen dat hierbij is ontstaan, wordt eveneens tot het Laagpakket van Singraven gerekend.
Legenda 2R4
: beekdalbodem met veen
2R5
: beekdalbodem zonder veen
2R6
: beekdalbodem zonder veen, relatief hoog gelegen
3L5
: golvende dekzandvlakte
4H11
: glooiing van beekdalzijde
3K14
: dekzandrug
B
: bebouwing
Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: www.archis2.archis.nl).
8
Stiboka 1985, 14
9
De Mulder e.a. 2003, 350.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
8 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
Op de Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50.000 staat aangegeven dat het plangebied grotendeels op een laaggelegen beekdalbodem zonder veen ligt.10 Dit is de bodem van het beekdal van de Dommel. In het oostelijke deel van het plangebied gaat de beekdalbodem via een glooiing van beekdalzijde (code 4H11) over naar een dekzandrug (code 3K14). Op de hoogtekaart van het plangebied en omgeving is het dal van de Dommel duidelijk herkenbaar als laag gelegen gebied (aangegeven met de blauwe kleuren). Het kaartbeeld op de hoogtekaart komt overeen met de geomorfologische kaart. Het maaiveld in het oostelijk deel van het plangebied loopt geleidelijk aan op richting de dekzandrug in het oosten. Ook het kleine zijdalletje ten noorden van het plangebied is op het AHN herkenbaar. Op de hoogtekaart zijn in het beekdal van de Dommel geen oude beeklopen te zien. Ook op de luchtfoto van het plangebied en omgeving (afbeelding 2.3) is dit het geval. Vermoedelijk zijn de oude beeklopen, die waarschijnlijk wel aanwezig zijn, versluierd door het aanwezige pakket opgebrachte materiaal (zie pagina 11).
LEGENDA Blauw
: lager dan 23,0 m +NAP
Groen : 23,0 – 24,5 m +NAP Geel
: 24,5 – 25,5 m +NAP
Oranje : 25,5 – 30,0 m +NAP Rood
: hoger dan 30,0 m +NAP
Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl).
10
www.archis2.archis.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
9 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
Bodem Op de bodemkaart van Nederland 1:50.000 (afbeelding 3) is aangegeven dat binnen het plangebied lage enkeerdgronden voorkomen, die zijn gevormd in lemig fijn zand (code EZg23w).11 Deze gronden hebben een humushoudende bovengrond, die gemiddeld 70 tot 80 centimeter dik is en waarvan de bovenste 40 tot 50 centimeter opgebracht is. Tussen 25 en 50 centimeter beneden maaiveld komen grijze vlekken voor, die zijn ontstaan als gevolg van reducerende omstandigheden bij hoge grondwaterstanden. Vanaf 40 à 50 centimeter diepte begint de A-horizont van het oorspronkelijke bodemprofiel, die binnen het plangebied bestaat uit moerig materiaal (veraard veen).
Legenda Hn21
: veldpodzolgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand
Hd21
: haarpodzolgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand
EZg23 : lage enkeerdgronden in lemig fijn zand zEZ21
: hoge zwarte enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand
vWz
: moerige eerdgronden met een moerige bovengrond op zand
…g
: grof zand en/of grind beginnend tussen 40 en 120 cm beneden maaiveld
…w
: 15 à 40 cm moerig materiaal beginnend tussen 40 en 80 cm beneden maaiveld
Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: www.archis2.archis.nl). De enkeerdgronden zijn ontstaan, doordat vanaf de late middeleeuwen op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast.12 Plaggen werden met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop der tijd is hierdoor een plaggendek op de
11
www.archis2.achis.nl
12
Spek 2004.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
10 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
oorspronkelijke bodem ontstaan. Het plaggendek van de lage enkeerdgronden is waarschijnlijk pas in de nieuwe tijd ontstaan. In eerste instantie werden namelijk de meest geschikte, hoger gelegen gronden ontgonnen en in gebruik genomen als landbouwgrond. Later zijn ook de minder gunstige lager gelegen gronden, zoals de oude Maasgeul en het land ten oosten en zuiden daarvan, ontgonnen. Vermoedelijk zijn deze gronden niet opgehoogd met potstalmest, maar met huisvuil.13 Binnen het plangebied geldt grondwatertrap III. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand op minder dan 40 cm beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 80 en 120 cm beneden maaiveld ligt.
13
Stiboka 1975, 89.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
11 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
2.3
Archeologische waarden in en rondom het plangebied In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd: •
Centraal Archeologisch Archief (CAA)
•
Centraal Monumenten Archief (CMA)
•
Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)
Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd: •
Cultuurhistorische Waardekaart van de provincie Noord-Brabant (versie 2010)
•
Heemkundekring Weerderheem
Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt een middelhoge archeologische trefkans (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie NoordBrabant heeft het plangebied een hoge archeologische waarde, vanwege de aanwezigheid van enkeerdgronden. Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten. Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat in het onderzoeksgebied twee archeologische onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de directe omgeving (binnen een straal van 200 m) zijn twee waarnemingen en twee onderzoeksmeldingen bekend.
Onderzoeksmeldingen binnen het plangebied: Onderzoeksmeldingen 43.351 en 43.357 In het meest oostelijke en het meest westelijke deel van het plangebied is in oktober 2010 door Econsultancy een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met rioleringswerkzaamheden. Gezien de recente aard van het uitgevoerde onderzoek zijn de resultaten hiervan (nog) niet opgenomen in Archis.
Waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 200 m van het plangebied: Waarnemingsnummer 200.088 Op circa 140 m ten noordoosten van het plangebied is halverwege de jaren ’90 van de 20e eeuw met behulp van een metaaldetector een koperen stempel met scharnierend cachet gevonden. Het randschrift *MODO RATE*H*D*C staat voor Hubertus De Clusis (of Hubrecht van der Clusen), Heer van Waalre en Valkenswaard en van Aalst. Waarschijnlijk behoorde het stempel toe aan Hubrecht II van der Clusen (1584 - 1613). Waarnemingsnummer 416.908 en onderzoeksmeldingen 24.541 en 36.246 Direct ten oosten van het plangebied is in 2007 een booronderzoek uitgevoerd door BILAN. De bodem is in het grootste deel van het gebied nog intact. In het zuidelijke deel werden verschillende aardewerkfragmenten aangetroffen
(waarnemingsnummer
416.908,
onderzoeksmelding
24.541).
Bij
het
uitgevoerde
proefsleuvenonderzoek dat is uitgevoerd werden vier vindplaatsen aangetroffen: een vuursteenvindplaats uit het mesolithicum (vindplaats 1), een vindplaats met nederzettingssporen uit de ijzertijd (vindplaats 2) en twee
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
12 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
vindplaatsen uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd (vindplaats 3 en 4), één die is ontstaan bij de landinrichting en één die is ontstaan door grondstofwinning. Vindplaats 1 bestaat uit een verstoorde vindplaats uit het (vroeg) mesolithicum. Gezien de lage fysieke en inhoudelijke kwaliteit wordt deze vindplaats niet behoudenswaardig geacht. Vindplaats 2 bestaat uit nederzettingssporen uit de ijzertijd waarbinnen drie sporenclusters aanwezig waren, waarin ten minste twee structuren werden herkend. In de omgeving van het plangebied zijn weinig gegevens bekend over de bewoning in de ijzertijd, wel zijn er op verschillende plaatsen urnenvelden uit de periode tussen de late bronstijd en ijzertijd bekend. Gezien de hoge inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats wordt deze behoudenswaardig gewaardeerd. Vindplaats 3 wordt, gezien de lage inhoudelijke kwaliteit, als niet behoudenswaardig gewaardeerd. Vindplaats 4 bestaat uit turfwinningskuilen. Deze sporen geven informatie over het gebruik van de natte beekdalgronden langs de Dommel. De datering is niet bekend, maar op het minuutplan wordt dit gebied ‘De Brand’ genoemd, een naam die mogelijk verwijst naar stukken grond waar brandstof (brand) gehaald kon worden. Waarschijnlijk werd dit gebied in het begin van de negentiende eeuw en mogelijk al eerder gebruikt voor het winnen van turf. Gezien de hoge inhoudelijke kwaliteit wordt deze vindplaats behoudenswaardig gewaardeerd. Gezien de planontwikkelingen in het plangebied Weegbree blijkt behoud in situ mogelijk. Eventuele bodemingrepen moeten wel uitgevoerd op een manier dat de archeologische waarden niet bedreigd worden.
De Heemkundekring Weerderheem is via email benaderd met de vraag of bij hen nog informatie uit het plangebied bekend is (die niet bij de RCE is gemeld). Er is nog geen reactie hierop ontvangen.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
13 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
2.4
Historische ontwikkeling Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven. De huidige dorpskern van Valkenswaard is ontstaan uit een aantal kleinere agrarische ontginningen uit de vroege en latere middeleeuwen, zoals Cromstraet, Geenhoven, Zeelberg en Venbergen. Deze ontginningen groeiden snel uit tot gehuchten en in de twee daarop volgende eeuwen ontstonden ook randontginningen zoals Delishurk, De Brand, De Hagen en Zandberg.14 De eerste schriftelijke vermelding van Valkenswaard stamt uit het jaar 1191, toen in een van oorsprong 8eeeuwse schenkingsakte melding wordt gemaakt van een schenking door de Frankische landheer Aengibaldus aan Willibrord van de nederzetting Waderlo (Waalre) de rivier Dutmala (Dommel).15 Het vermoeden bestaat dat Valkenswaard in deze periode tot de nederzetting Waalre behoorde. In de 13e eeuw werden Valkenswaard (‘Wederde’)16 en Waalre samengevoegd tot één heerlijkheid, behorend tot het kwartier Kempenland van de Meierij van ‘s-Hertogenbosch. De dorpen Valkenswaard en het westelijker gelegen Dommelen hebben zich in de loop van de 13e en 14e eeuw verplaatst naar de randen van het Dommeldal en de hogere gronden. Hier ontstonden de grote akkercomplexen. In Dommelen en Valkenswaard bleef de kerk achter op de oorspronkelijke plek van het dorp. De wijk ‘Kerkakkers’ in Dommelen herinnert nog aan deze dorpsverplaatsing, waarbij de kerk als (vaak enige) stenen gebouw te midden van de ‘nieuwe’ akkergronden bleef staan.17 Waar mogelijk werden de beekdalen ontgonnen. Aanvankelijk waren de gronden langs de beek gemeenschappelijk bezit, maar al in de middeleeuwen zijn veel beekdalen verdeeld en in percelen (beemden) opgedeeld. De boeren legden sloten als perceelscheiding aan om het water af te voeren; langs de slootkanten groeiden elzensingels. Door de kleine strookvormige percelen en de vele elzensingels waren de beekdalen kleinschalig en besloten. Op de natste plekken werden percelen hakhout aangelegd.18 Het plangebied bevindt zich aan weerszijde van de Dommel, ten noordwesten van de bebouwde kom van Valkenswaard en ten (noord)oosten van Dommelen. Op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw (afbeelding 2.4)19 is te zien dat het plangebied niet bebouwd is. Uit de gegevens van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT)20 behorende bij het minuutplan blijkt dat de percelen in gebruik zijn als weiland en de percelen die direct aan de Dommel grenzen werden gebruikt als hooiland. De huidige percelering kan deels nog dateren uit de periode 1250-1500.21
14
www.weerderheemvalkenswaard.nl
15
Van Uytven e.a. 2005, 33.
16
Van Berkel en Samplonius 2006, 457.
17
De Bont 1993, 78-80.
18
www.atlas.brabant.nl
19
www.watwaswaar.nl Gemeente Dommelen, sectie A, blad 1 en Gemeente Valkenswaard, sectie A, blad 1. Minuutplans zijn de oorspronkelijke kadastrale kaarten die zijn vervaardigd vanaf 1811 en 1812 in navolging van de Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte. Het zijn grondbeschrijvingen (kadasters) van de gemeenten met hierop aangegeven de percelen, perceelnummers en gebouwen.
20
OAT = Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Dit is een register uit 1832 waarin diverse gegevens in vermeld staan die betrekking hebben op de betreffende percelen, zoals de eigenaar, beroep en woonplaats, alsmede het grondgebruik en de oppervlakte.
21
www.atlas.brabant.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
14 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
Op de kaart uit circa 1901 (afbeelding 2.5) is een nagenoeg gelijke situatie zichtbaar. De loop van de Dommel is nog hetzelfde en het plangebied is nog geheel in gebruik als weiland of als hooiland. Alleen het uiterste noordoostelijke deel van het plangebied ligt in een bouwlandperceel. Door het westelijke deel van het plangebied loopt een bosstrook die grotendeels hetzelfde is gesitueerd als in de huidige situatie (afbeelding 1.1). De loop van de Dommel is sinds 1901 niet veranderd.
Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw, aangegeven met het rode kader. (Bron: www.watwaswaar.nl).
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
15 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1901, aangegeven met het rode kader (Bron: Uitgeverij Nieuwland 2005, Noord-Brabant, blad 707).
Bodemverstoring Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan.22 Binnen het plangebied heeft geen ontgronding plaatsgevonden.23
22
www.bodemloket.nl
23
Ontgrondingenkaart provincie Noord-Brabant
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
16 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1. Volgens de IKAW geldt een middelhoge archeologische trefkans (bijlage 2). Op de CHW van Noord-Brabant heeft het plangebied een hoge archeologische waarde vanwege de aanwezigheid van enkeerdgronden. Als woon- en verblijfplaats kozen de jager-verzamelaars uit het paleolithicum en mesolithicum vaak voor de overgang van hoger naar lager liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van water. In de omgeving van water bestond een grote biodiversiteit op het gebied van fauna (jacht) en flora (verzamelen). Dat de overgang van de dekzandwelvingen en -ruggen naar het beekdal vormt een gunstige locatie voor bewoning. Dit is in het verleden bevestigd door vuursteenmateriaal uit het laat-paleolithicum en mesolithicum dat werd aangetroffen op de flanken van dekzandruggen nabij beekdalen. Ook vormden doorwaadbare plaatsen binnen de smalle delen van waterlopen aantrekkelijke doorgaande routes. Het laaggelegen beekdal zelf met een zeer nat milieu geldt als een ongeschikte plaats voor bewoning. Voor het beekdal geldt een hoge verwachting voor off site sporen van vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum, sporen die toebehoren aan de bewoners op de dekzandwelvingen en -ruggen. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van vuursteenfragmenten en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Off site sporen bestaan uit onder andere visfuiken, dumps en andere voorwerpen die te relateren zijn aan jachtactiviteiten. Deze resten worden onder de eerdlaag verwacht in het dal. Voor het relatief hoger gelegen dekzandrug binnen het uiterste oostelijke deel van het plangebied en de aangrenzende glooiing van beekdalzijde geldt een hoge verwachting om nederzettingssporen uit het laat paleolithicum en mesolithicum aan te treffen. Vanaf het neolithicum schakelde de prehistorische mens geleidelijk over van jagen/verzamelen naar landbouw en veeteelt en ontstaan (semi-)permanente nederzettingen. Nog steeds verkoos men hogere, droge gebieden nabij water. Daarom is de verwachting voor nederzettingsresten uit deze periode hoog ter plaatse van de dekzandrug en de glooiing van het beekdal in het oostelijke deel van het plangebied. In het beekdal zelf zijn geen vondsten bekend. Maar wanneer op de hoger gelegen gronden langs de beekdalen bewoning heeft plaatsgevonden, kunnen ook op de hoger gelegen delen in het beekdal sporen aanwezig zijn. Er zijn nederzettingsresten uit onder meer de ijzertijd aangetroffen op de dekzandrug (zie paragraaf 2.3). Beken en rivieren hebben de mens omwille van de waterbevoorrading altijd aangetrokken. Vindplaatsen worden niet uitgesloten. Dergelijke archeologische resten kunnen zich als puntlocaties manifesteren, zoals houten of stenen constructies, dumps (stortzones), rituele deposities (stenen of metalen voorwerpen, aardewerk, botmateriaal), voorden en bruggen. Ook kunnen archeologische resten als lijnelementen en vlaklocaties worden aangetroffen. Te denken valt aan perceleringssystemen, beweidingsarealen, knuppelpaden, wegen en dammen, gegraven waterlopen of winningszones van grondstoffen of stortzones.24 Depositiepraktijken van artefacten in waterlopen en de natte zones hierlangs, kennen een geschiedenis van het neolithicum tot in de middeleeuwen.25 De archeologische verwachting voor off site vindplaatsen vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen is hoog. Resten worden onder de eerdlaag verwacht in het dal. In de late middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. De bestaande nederzettingen verplaatsen zich van de hogere, droge gronden naar de hellingen van beekdalen en kruisingen van wegen. In de omgeving van het plangebied geldt dit voor zowel Valkenswaard als voor Dommelen. De beekdalen zelf worden niet in gebruik genomen als nederzettingsterrein, maar worden wel ontgonnen ten behoeve van hooiland. Het beekdal van
24
Rensink 2008, 3-4.
25
Gerritsen en Rensink 2004.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
17 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
de Dommel wordt verkaveld, er worden afwateringsgreppels en sloten gegraven en (hak)houtwallen aangelegd. Om deze reden wordt er een lage verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd toegekend aan het plangebied. Eventuele sporen uit deze perioden zullen bestaan uit (ontginnings)sporen, greppels en eventueel losse vondsten. Periode
Landschap
Verwachting hoog
Verwachte kenmerken
Diepteligging
vindplaats
sporen
Bewoningssporen,
onder de eerdlaag
laat-
Dekzandrug
paleolithicum
en glooiing
tijdelijke kampementen:
– mesolithicum
van
vuursteen artefacten, haardkuilen
beekdalzijde beekdal
hoog
Off site sporen: losse vuursteen artefacten, visfuiken, dumps, andere voorwerpen te relateren aan jachtactiviteiten Nederzetting: cultuurlaag,
onder de
en glooiing
fragmenten aardewerk,
eerdlaag
van
natuursteen,
neolithicum –
Dekzandrug
vroege middeleeuwen
hoog
gebruiksvoorwerpen
beekdalzijde beekdal
hoog
Off site sporen: visfuiken, dumps, bruggen, voorden, etc.
late
hele
middeleeuwen
plangebied
laag
– nieuwe tijd
Sporen van agrarische
vanaf maaiveld
activiteit, greppels, losse vondsten
Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
18 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
3
Conclusies en aanbevelingen
3.1
Inleiding Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting
voor
het
vuursteenvindplaatsen
en
plangebied. off
site
Voor
het
plangebied
sporen
uit
het
geldt
een
laat-paleolithicum
en
hoge
verwachting
mesolithicum
en
voor voor
nederzettingsresten en off site sporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en een lage verwachting voor nederzettingsresten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.
3.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen
•
Wat is de opbouw van de ondergrond en het verwachte bodemtype? In de ondergrond van het plangebied liggen afzettingen (Formatie van Sterksel), die zijn afgedekt met fluvioperiglaciale afzettingen en dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). Het westelijke en centrale deel van het plangebied ligt in een beekdal die in het oosten overgaat in een glooiing van beekdalzijde. Het uiterste oostelijke deel van het plangebied ligt op een dekzandrug. Als bodemtype worden lage enkeerdgronden verwacht.
•
Worden archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied verwacht? Er worden resten verwacht uit de periode laat-paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen.
•
Wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Ter plaatse van de dekzandrug en de glooiing van beekdalzijde worden vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum en nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen verwacht. Ter plaatse van het beekdal worden off site sporen verwacht, zoals visfuiken, dumps, andere voorwerpen te relateren aan jachtactiviteiten (laat-paleolithicum – mesolithicum) of visfuiken, dumps, bruggen, voorden, rituele deposities, e.d. (neolithicum – vroege middeleeuwen). Vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars (laat-paleolithicum-mesolithicum) of off site sporen kunnen
enkele
vierkante
meters
tot
enkele
duizenden
vierkante
meters
groot
zijn.
Nederzettingsterreinen (neolithicum- vroege middeleeuwen) kunnen in grootte variëren van enkele honderden vierkante meters tot meer dan een hectare. Resten worden verwacht onder de eerdlaag.
•
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? Aangezien de verstoringsdiepte bij de aanleg van de bergbezinkbakken met aansluitende riolering de bodem maximaal 2,5 – 3,0 m beneden maaiveld zal bedragen, worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen graafwerkzaamheden.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
19 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
3.3
Aanbevelingen Op grond van de resultaten van het onderzoek en de aanwezigheid van een ophogingslaag en/of plaggendek wordt voor het plangebied een verkennend booronderzoek geadviseerd om de bodemopbouw in kaart te brengen en daarmee het verwachtingsmodel te toetsen. De volgende onderzoeksvragen zullen door middel van het veldonderzoek, indien mogelijk, worden beantwoord:
•
Wat is de bodemopbouw van het beekdal en wat kan gezegd worden over de positie en ouderdom van beeklopen en –meanders in vroegere tijd?
•
Zijn er aanwijzingen dat de bodem is verstoord als gevolg van ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen en landinrichting?
• • •
In hoeverre is er een pleistoceen reliëf aanwezig in de ondergrond? In hoeverre is sprake van een (recente) ophogingslaag en/of een plaggendek? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?
Op basis van het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek en aan de hand van de richtlijnen van de provincie Noord-Brabant26, wordt de volgende methode van onderzoek aanbevolen. Er is gekozen voor een verkennend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 6 boringen per hectare. Hiermee is het onderzoek verkennend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit de steentijd als voor nederzettingsresten uit de latere perioden. Omdat het plangebied een langgerekte vorm heeft (breedte maximaal 60-70 meter), zullen de boringen in een raai, haaks op de Dommel worden gezet. Geadviseerd wordt om elke 40 meter een boring te zetten. Aangezien de totale lengte van het plangebied circa 420 meter bedraagt, zullen in totaal 12 boringen worden gezet. Er wordt geadviseerd te boren met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm, eventueel aangevuld met guts van 3 cm doorsnede. De boringen worden uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment zal worden verbrokkeld en versneden en geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. De boringen worden lithologisch beschreven conform de NEN 510427 en bodemkundig28 geïnterpreteerd. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Valkenswaard), die vervolgens een selectiebesluit neemt. De gemeente heeft bij de toetsing aangegeven dat uit de boorprofielen zal blijken dat de bodem intact is, gezien de omgeving en het gebruik van het plangebied. De gemeente adviseert derhalve dat de voorgenomen werkzaamheden onder archeologische begeleiding uitgevoerd dienen te worden.29 Voor deze archeologische begeleiding dient een Programma van Eisen (PvE) opgesteld te worden, dat door de bevoegde overheid getoetst zal worden.
26
provincie Noord-Brabant 2007, betreffende de aanwezigheid van enkeerdgronden.
27
Nederlands Normalisatie-instituut 1989.
28
De Bakker en Schelling 1989.
29
A. de Vries namens gemeente Valkenswaard (email 12-01-2011)
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
20 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
4
Samenvatting
4.1
Inleiding Synthegra heeft in opdracht van Milon een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een terrein tussen de Schrijnerwei en de Weegbree in Valkenswaard (afbeelding 1.1). De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de geplande aanleg van twee bergbezinkbakken met aansluitende riolering aan weerzijden van de rivier de Dommel. De maximaal bij de aanleg te verstoren diepte zal circa 2,5 – 3,0 m beneden maaiveld bedragen.
4.2
Specifieke archeologische verwachting In de ondergrond van het plangebied liggen afzettingen (Formatie van Sterksel), die zijn afgedekt met fluvioperiglaciale afzettingen en dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). Het westelijke en centrale deel van het plangebied ligt in een beekdal die in het oosten overgaat in een glooiing van beekdalzijde. Het uiterste oostelijke deel van het plangebied ligt op een dekzandrug. Als bodemtype worden lage enkeerdgronden verwacht. Voor het plangebied geldt een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen en off site sporen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum en voor nederzettingsresten en off site sporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en een lage verwachting voor nederzettingsresten uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. In de onderstaande tabel is de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied weergegeven. Periode
Landschap
Verwachting hoog
Verwachte kenmerken
Diepteligging
vindplaats
sporen
Bewoningssporen,
onder de eerdlaag
laat-
Dekzandrug
paleolithicum
en glooiing
tijdelijke kampementen:
– mesolithicum
van
vuursteen artefacten, haardkuilen
beekdalzijde beekdal
hoog
Off site sporen: losse vuursteen artefacten, visfuiken, dumps, andere voorwerpen te relateren aan jachtactiviteiten Nederzetting: cultuurlaag,
onder de
en glooiing
fragmenten aardewerk,
eerdlaag
van
natuursteen,
neolithicum –
Dekzandrug
vroege middeleeuwen
hoog
gebruiksvoorwerpen
beekdalzijde beekdal
hoog
Off site sporen: visfuiken, dumps, bruggen, voorden, etc.
late
hele
middeleeuwen
plangebied
laag
– nieuwe tijd
Sporen van agrarische
vanaf maaiveld
activiteit, greppels, losse vondsten
Tabel 4.1: Archeologische verwachting per periode.
4.3
Aanbeveling Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt er voor het plangebied een verkennend booronderzoek geadviseerd om de bodemopbouw in kaart te brengen en daarmee het verwachtingsmodel te toetsen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Valkenswaard), die
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
21 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
vervolgens een selectiebesluit neemt. De gemeente heeft bij de beoordeling aangegeven dat uit de boorprofielen zal blijken dat de bodem intact is, gezien de omgeving en het gebruik van het plangebied. De gemeente adviseert dat de voorgenomen werkzaamheden onder archeologische begeleiding uitgevoerd dienen te worden.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
22 van 23
Project
: Bureauonderzoek , Schrijerwei en Weegbree te Valkenswaard
Projectnummer
: S100335
Literatuur en kaarten Literatuur Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus. Staring Centrum, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Bont, C. de, 1993: ‘…al het merkwaardige in bonte afwisseling…’. Een historische geografie van Midden- en Oost-Brabant, Waalre (Stichting Brabants Heem). Gerritsen, F.A., en E. Rensink, 2004: Beekdallandschappen in archeologisch perspectief. Een kwestie van onderzoek en monumentenzorg, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten). Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten Nederlands
Normalisatie-instituut, 1989:
NEN
5104:
Geotechniek
- Classificatie van
onverharde
grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Rensink, E., 2008: KNA Leidraad Beekdalen in Pleistoceen Nederland, deel I en II, Amersfoort. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer , 2006a: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, Gouda. Uytven, R. van, C. Bruneel, A.M. Koldeweij, A.W.F.M. van de Sande en J.A.F.M. van Oudheusden (red.), 2004: Geschiedenis van Brabant. Van het hertogdom tot heden, Zwolle. Kaarten Provincie Noord-Brabant: Ontgrondingenkaart. TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl) Uitgeverij Nieuwland, 2005, Grote Historische Atlas van Noord-Brabant, ca. 1905, schaal 1:25.000. Tilburg. Internet (geraadpleegd december 2010) www.archis2.archis.nl www.ahn.nl www.atlas.brabant.nl www.bodemloket.nl www.dinoloket.nl www.watwaswaar.nl www.weerderheemvalkenswaard.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
23 van 23
Bijlagen:
Bijlage 1:
Overzicht van relevante geologische en archeologische tijdvakken
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
75.000
VroegWeichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien 2.600.000
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr. 1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
0
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Vb1 Va
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 815
2650
IVb Subboreaal koeler droger
2000
3755
IVa
5000
4900
5300
7020
8240
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
9000
8800 11.755
Atlanticum warm vochtig
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
35.000
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 2:
Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen
±
15293
Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen Schrijnerwei/Weegbree te Valkenswaard
27046
34546
33522
:
49183
10642
1492 416908
36246
::
: :
375000
:
19763
409124
::
33917
53486
:
200088
24541
35932 34485 34286
24487
0
250
Legenda
: :: : :
Vondsten per periode Paleolithicum Mesolithicum Neolithicum Bronstijd IJzertijd Vroege Middeleeuwen Middeleeuwen Late Middeleeuwen Datering onbekend
: : : :
S100335_IKAW_Combi_20122010_SK_1.0
Meter 500
:
374000
36247
158000
32497
archeologische verwachting trefkans hoog (water)
middelhoog (water) laag (water) water
hoog middelhoog laag zeer laag niet gekarteerd onbekend
onderzoeksmeldingen
159000
Archeologisch monument + monumentnummer Terrein van archeologische betekenis Terrein van archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd plangebied